BULLETIN BULLETIN VAN DE WERKGROEP HERKENNING
■ 26e
JAARGANG No. 3
■
SEPTEMBER 2011
Zondebokgedrag Bovendien zijn kinderen die geklierd en getreiterd worden op latere leeftijd vaak nog steeds het pispaaltje. 'Slachtoffers van pesten
LITTEKENS VAN EEN VERPESTE JEUGD Otje van der Lelij in de NCRV-gids van 11 juni 2011 Uitgelachen worden om je sproeten, in je eentje op het toilet je boterhammetjes opeten en nooit op verjaardagsfeestjes worden uitgenodigd. Het overkomt jaarlijks zo'n 400.000 kinderen in Nederland. Kinderen die gepest worden zijn vaak angstig, eenzaam en somber, en hebben een negatief zelfbeeld. Hoe is dat op latere leeftijd? Kun je de gevolgen van pesten ontgroeien of blijven de littekens altijd zichtbaar? Volgens psycholoog en oprichter van pesten.net Bob van der Meer is hier gek genoeg heel weinig onderzoek naar gedaan. 'Wetenschappers weten er eigenlijk nog niet zoveel van. Maar uit stapels verhalen van therapeuten en mensen die vroeger gepest zijn, blijkt hoeveel impact pesten op iemands latere leven kan hebben. Zo blijkt uit een onderzoek van een grote therapiepraktijk dat ongeveer een kwart van de volwassen mensen die momenteel in psychische behandeling is, op jongere leeftijd is gepest.'
reageren doorgaans op twee manieren. Ze worden passief, dus ze durven andere kinderen niet meer aan te kijken en gaan huilen als ze worden aangevallen. Of ze reageren provocerend en agressief. Notoire pesters hebben een zesde zintuig voor dit zondebokgedrag, en zien direct: daar zit er weer eentje waar je alles mee kunt uitvreten. De houding die slachtoffers zichzelf hebben aangeleerd om zich te beschermen, zorgt er dus telkens opnieuw voor dat ze worden gepest of buitengesloten, ook als ze eenmaal volwassen zijn.'
Diepgeworteld Mensen hebben van nature een zeer sterke behoefte om ergens bij te horen. Onze verre voorouders hadden geen enkele kans op overleving als ze uit de groep werden geweerd. Alleen al door de dreiging verstoten te worden, wordt hetzelfde alarmsysteem in onze hersenen geactiveerd als bij lichamelijke pijn. Pesten doet dus echt fysiek pijn. Van der Meer: 'Dit is zo'n diepgeworteld mechanisme dat het niet gek is dat je die wonden als volwassene nog steeds voelt.’
Stress-stoornis Hoe langer mensen zijn getreiterd, hoe groter de kans is op psychische problemen. Zo haalt Van der Meer een grootschalig onderzoek aan van de Zweedse psycholoog en psychiater Heinz Leymann, waaruit blijkt dat mensen die langer dan zes maanden gepest zijn op het werk een relatief grote kans lopen op het ontwikkelen van een posttraumatische stressstoornis, dus last hebben van angsten, nachtmerries en woede-uitbarstingen. Van der Meer trekt hieruit de schrijnende conclusie dat gepest worden dezelfde gevolgen heeft als het 1
Informatie over de Werkgroep Herkenning
Donateur worden van Herkenning?
Secretariaat:
U kunt donateur worden van de Stichting Werkgroep Herkenning. U ontvangt dan ons informatiebulletin dat eens per kwartaal verschijnt. Ook kunt u deelnemen aan de activiteiten die onze Stichting organiseert. De Stichting vraagt van de donateurs een jaarlijkse bijdrage van € 20,00. Een hogere bijdrage is uiteraard welkom. Kunt u een bedrag van € 20,00 niet missen, dan mag dat echter geen belemmering zijn om u te laten inschrijven, elke andere lagere bijdrage is welkom. U kunt uw bijdrage storten op rekeningnummer 5285797, ten name van Stichting Werkgroep Herkenning, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht, onder duidelijke vermelding van uw naam en adres (zeker bij telebankieren is dit heel belangrijk!)
Nieuwsteeg 12 4196 AM Tricht 06-37134847 email:
[email protected] Adreswijziging s.v.p. aan het secretariaat
Landelijke hulptelefoon: 030 33057003 Bestuur: Cuny Holthuis-Buve, voorzitter Ton Scheffel, secr.-penningmeester Jeanne Diele-Staal, lid Ab van Aldijk, lid Johan Wagenaar, lid
Regiocoördinatoren:
Mocht u vragen hebben omtrent deze procedure, neem dan contact op met het secretariaat: 06-37134847, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht
[email protected]
Friesland Roelie Ansingh 0512 303174 Groningen Jurriën Oortwijn 050 3110955 Drenthe Pieter Kempers 0591 659904 Flevoland Pragit Koot 0320 412116 Brabant Hans van Hoof 0413 475838 Limburg Margreet Vorstenbosch 046 4373822 Zuid-Holland Dirk Mostert * 010 2622645 Salland & Twente Arjen & Mieke de Groot 053 4344801
Bijdragen inzenden voor het Bulletin: De redactie bekijkt binnengekomen stukken op:
* b.g.g. het secretariaat -goede leesbaarheid -eenduidigheid wat de inhoud betreft -lengte van de tekst in verhouding tot de beschikbare ruimte
Contactpersoon partners van: Joke Snijders
033 4617673
Contact Kinderen van Duitse Militairen:
Indien nodig wordt met de schrijver van de tekst overleg gepleegd.
Ab van Aldijk 023 5240898 of 06 533382670
Redactie Bulletin:
De inhoud van de stukken mogen niet strijdig zijn met de doelstellingen van Herkenning.
Cuny Holthuis-Buve Gonda Scheffel-Baars, hoofdredacteur
[email protected] Webmaster: Johan Wagenaar
Als een bijdrage van iemand wordt opgenomen, geldt dat de redactie voor de inhoud ervan geen verantwoordelijkheid draagt. Verdere informatie in het colofon op de laatste pagina van dit Bulletin
Voor het laatste nieuws over activiteiten van de Werkgroep Herkenning en over andere zaken die voor de doelgroep van Herkenning van belang kunnen zijn, raadpleeg de website: www.werkgroepherkenning.nl
2
weggelaten. Een vrij nieuwe methode om met traumatische ervaringen in het reine te komen vindt u in het artikel 'Stenen en bloemen'.
meemaken van een oorlog, verkrachting of gijzeling. Onverwerkte pijn Alsof dat allemaal nog niet erg genoeg is, hebben talloze pestslachtoffers als volwassene een eetstoornis of verslaving ontwikkeld, zijn niet gelukkig in de liefde, hebben zelfmoordpogingen gedaan of zijn in een zware depressie beland, vertelt Van der Meer.[…]
De directeur van Herinneringscentrum Westerbork, de heer Dirk Mulder, gaat in zijn artikel in op de noodzaak alle aspecten van de oorlog te belichten en op het gastsprekersteam dat vanuit het centrum wordt gecoördineerd. De historicus Dienke Hondius deed onderzoek naar tendensen in de herinneringscultuur en richtte haar aandacht vooral op de gastsprekers die op scholen hun herinneringen aan de oorlog vertellen.
Als de langetermijngevolgen van pesten zo verwoestend zijn, waarom wordt er dan zo weinig onderzoek naar gedaan? En waarom praten mensen er niet over? Volgens Van der Meer is er veel schaamte: 'Mensen vinden het moeilijk om hun kwetsbaarheid te tonen, en te laten zien dat ze nog steeds gebukt gaan onder wat er op de basis- of middelbare school is gebeurd.' Vanuit biologisch perspectief is dat overigens goed te verklaren. Een wolf die een zwak konijn ziet, eet het op. Dieren verbergen het daarom als ze zich ziek of zwak voelen. Mensen doen dat ook. Ze houden zich sterk, met het gevolg dat ze hun problemen vaak parkeren maar niet oplossen. Van der Meer pleit daarom voor meer openheid over de gevolgen van pesten op lange termijn. En ook voor wetenschappelijk onderzoek, zodat nog duidelijker wordt hoe belangrijk het is om pesten op scholen keihard aan te pakken.
Op onze vraag aan u om uw herinneringen aan Herkenning op te schrijven in verband met ons 30-jarig bestaan en die met ons te delen, ontvingen we drie reacties. We zijn blij met deze bijdragen! Van mijn hand vindt u een korte terugblik. Over de donateursdag in november, die in het teken zal staan van het jubileum, vindt u in dit nummer alvast informatie. Jurrien Oortwijn en Pieter Kempers namen afscheid als leden van het telefoonteam. Ton Scheffel brengt verslag uit over het etentje dat het bestuur hen als dank voor hun jarenlange inzet aanbood. Naast enkele kortere mededelingen – over een interviewproject van Chris van der Heijden, het nieuwe telefoonnummer en de naam van het Verhalenarchief - plaatsen we een oproep van een donateur waarvan de naam bij het bestuur bekend is. Tenslotte staan er veel boekbesprekingen in dit bulletin: over het derde boek van Henk Eefting, een boek over de Nazi Karl-Otto Saur, over de deserterende soldaat Chris Meijer en een boek dat een goed beeld geeft van de problemen van de dertiger jaren.
Van de redactie
Wij hopen dat u in de artikelen in dit bulletin iets van uw gading zult vinden.
Het thema van dit nummer is 'verwerking'. Er is een artikel over de gevolgen van pesten, een ander over de effecten van het opgroeien in een probleemgezin, en dan speciaal over echte en valse schuldgevoelens. Dit artikel verscheen in een christelijk blad; enkele passages die voor dat lezerspubliek relevant waren heb ik hier
Namens de redactie, Gonda Scheffel-Baars
3
nog moeten wennen aan dit type onderlinge communicatie. Toch zullen we als bestuur de website een belangrijkere rol moeten gaan geven, want communicatie via internet is snel, goedkoop en kan ook direct gearchiveerd worden. Om die reden zal ook een update van de website komen, zodat onze nieuwe webbeheerder efficiënter kan werken. Op onze jubileumviering zal ook de vernieuwde website worden gepresenteerd.
Vanuit het bestuur
30 jaar Herkenning 25 november zullen we ons Jubileum vieren in het Nationaal Archief (NA) in Den Haag. Het NA heeft nu zowel onze eigen verhalen als de dossiers van onze ouders onder haar hoede, nu zijn wij er zelf te gast. Het programma vindt u in dit Bulletin en u krijgt ook nog een uitnodiging. Houdt u vrijdag 25 november dus vrij!
Wij hopen u allemaal op 25 november te zien! Hartelijke groeten, Het bestuur
Attentie! Nieuw telefoonnummer hulptelefoon.
Enquête over het CABR
Het nieuwe nummer van de hulptelefoon van Herkenning is vanaf heden: 06 –3305 7003
Het bestuur is in overleg met het Nationaal Archief over de uitkomsten van de enquête die we in mei hebben gehouden. Men is zich ervan bewust dat het archief bijzondere rechtspleging extra aandacht behoeft. Wij houden u op de hoogte van de voortgang. Onze verhalen als basis voor onderzoek
Donatie 2011
Het bestuur is bezig een project op te zetten om de verhalen die nu in het Verhalenarchief zijn opgeslagen te analyseren. Dit onderzoek zou een goede aanvulling kunnen vormen op de studies die in het recente verleden gedaan zijn over kinderen van “foute” ouders zoals van Ismee Tames en Bas Kromhout. Wordt vervolgd.
De website wordt vernieuwd!
Gelukkig heeft al een vrij groot aantal donateurs de moeite genomen hun bijdrage voor het jaar 2011 aan ons over te maken. Net als voorgaande jaren zullen we die dit nog niet gedaan hebben in de maand november een herinnering sturen, waarin wij vragen alsnog een donatie over te maken. Dit brengt voor ons kosten met zich mee. Om er voor te zorgen dat die zo laag mogelijk zijn, willen we u vragen na te gaan of u al iets hebt gedoneerd en indien dat niet het geval is, dat dan nu te doen. U kunt uw bijdrage storten op girorekening 5285797 ten name van Stichting Werkgroep Herkenning, onder vermelding van: donatie. Wij willen u danken voor de moeite die u wilt nemen en voor uw bijdrage.
In het voorjaar is er een forum van start gegaan op onze website en het blijkt dat veel mensen
Namens het Bestuur, Ton Scheffel, penningmeester.
Nog steeds behoefte aan een gespreksgroep De landelijke gespreksgroep die dit voorjaar is opgestart, gaat in november weer door o.l.v. Jeanne Diele en Hans van Hoof. Zij hebben ook gesprekken met lotgenoten die om welke reden dan ook niet in een groep mee kunnen doen.
4
ECHTE SCHULD OF VALSE SCHULD e
Drs. Ylfva Troll in: Profetisch perspectief, nr.1, 2 kwartaal 1995 In de laatste jaren is er met name in de Amerikaanse literatuur veel geschreven over het begrip shame. De term laat zich niet gemakkelijk vertalen, daar het woord 'schaamte' de betekenis van het begrip niet volledig dekt. Met shame wordt bedoeld, het gevoel te kort te schieten, beschaamd te staan, anders te zijn, geen waarde te hebben, niet goed genoeg te zijn. Dit gevoel nooit helemaal te voldoen – valse schuld – is in tegenstelling tot echte schuldgevoelens niet ontstaan na een begane fout, maar het resultaat van negatieve boodschappen ontvangen in de kinderjaren. Echte schuldgevoelens treden normaal gesproken op na verkeerd gedrag, zijn specifiek en overtuigen de persoon ervan iets slechts gedaan te hebben, maar niet slecht te 'zijn'. Shame brengt vage schuldgevoelens met zich mee, die het gevolg zijn van het niet hebben kunnen voldoen aan de arbitraire of willekeurige regels en irreële verwachtingen van ouders en andere belangrijke mensen in iemands leven. Echte schuld ontstaat als resultaat van het overtreden van regels.
ouders om wat voor reden dan ook de problemen niet onder ogen zien en als gevolg daarvan oplossingen zoeken die de waarheid bedekken, en de wankele balans in het gezin waarborgen. Een goed functionerend gezin is niet een probleemloos gezin, maar een systeem waarbinnen problemen erkend en oplossingen gezocht worden. Een ander kenmerk van een gezond gezin is, dat falen toegestaan is. Het lijkt erop dat in probleemgezinnen alle energie gaat naar het in stand houden van het zieke systeem, in plaats van het voorzien in de basisbehoeften van het kind, wat één van de belangrijkste functies van het gezin is. Wat zijn nu de basisbehoeften van een mens? 1. fysieke behoeften: aanraking, voedsel, warmte, vastgehouden worden 2. mentale behoeften: stimulatie, uitdaging, grenzen, spel 3. sociale behoeften: structuur, grenzen, consequentie, consistentie, leiding, voorbeeld, identificatie met belangrijke ouder 4. emotionele behoeften: bevestiging van gevoelens, ingaan op gevoelens, prijs, affectie, bevestiging van het unieke van het kind, gewild zijn, aanvaard zijn voor wie je bent en niet voor wat je doet 5. spirituele behoeften: genade, vergeving, redding, bekering, heiliging,[..]
De arbitraire regels die het gevoel van shame doen ontstaan, zijn onduidelijk en niet expliciet, het zijn de ongeschreven, verwarrende en tegenstrijdige verwachtingen waar het kind slechts aan kan voldoen als het het echte in zichzelf verloochent, als hij vervreemdt van wat hij voelt, ziet en denkt. Het stellen van grenzen is noodzakelijk en voor het bestwil van het kind. Waar we het hier echter over hebben zijn de regels en verwachtingen die in het leven zijn geroepen om het wankele evenwicht in het gezin te bewaren, om de problemen te bedekken en het beeld dat de ouders van zichzelf hebben op te vijzelen. Deze motivatie van de ouders is ontstaan uit angst, onvermogen en soms onwil de problemen onder ogen te zien en op te lossen. Sandra Wilson zegt in haar boek Released from Shame dat de gezondheid van een gezin wordt bepaald door de mate waarin de waarheid onder ogen gezien, erkend wordt.
Als we gaan kijken naar de regels en verwachtingen in probleemgezinnen, dan zullen we ontdekken dat die diametraal staan tegenover de basisbehoeften. Hoe zien die regels en verwachtingen in probleemgezinnen eruit?
Valse schuldgevoelens ontstaan dus daar waar 5
A. Er wordt hier niet gepraat. Eerder merkten we op dat de regels in het leven geroepen zijn om de moeiten in het gezin te bedekken. Een manier om dat te doen is er niet over te praten, om er over te zwijgen. Met name opmerkingen van kinderen die direct te maken hebben met de problemen in het gezin worden ontmoedigd of bestraft. Andere onderwerpen worden gemeden omdat ze bedreigend zijn, te confronterend zijn (als opa NSB'er was, wordt het onderwerp 'oorlog' in zijn geheel gemeden). Bij incest of andere vormen van mishandeling is de druk op een kind om niet te praten nog veel groter. De niet-praten-regel geldt zowel voor binnen als voor buiten het huis. Omdat een kind zich niet kan voorstellen dat ouders kunnen falen – ouders zijn goden – zal het niet bespreekbaar zijn van de echtelijke ruzies, de overspannenheid van moeder, het drankmisbruik van vader, of de afwezigheid van vader, een gevoel van schuld teweeg brengen. Het denken van een kind gaat ongeveer als volgt: “Als papa mij steeds afsnauwt als ik hem iets vraag, is er zeker wat mis met mij. Als moeder nooit naar mij luistert als ik haar wat vertel, dan ben ik zeker niet erg belangrijk. Als papa mij slaat, moet ik wel slecht zijn.” Kortom, het kind ontvangt het falen van de ouders in de opvoeding als een negatieve boodschap omtrent zijn eigen persoon.
gaat het een rol aannemen die moet bijdragen aan de instandhouding van de ongezonde situatie in het gezin. Hiermee wordt de identiteit van een kind geofferd op het altaar van de “lieve vrede”[..] Als het kind blijft steken in die rol, zal het steeds minder spontaan reageren en geremd raken in relaties, daar het altijd bezig is met het inschatten van wat die ander van hem verwacht. In situaties waar de ouders niet ingaan op de gevoelens van de kinderen, zoals het niet troosten als het kind verdriet heeft, het niet toelaten van boosheid, het niet steunen van het kind als het bang is, maar het forceren, voelt het kind zich niet alleen afgewezen, maar gaat het zich ook schuldig voelen over het feit dat hij deze emotionele behoeften überhaupt heeft. C. We zien hier niets: Deze regel leert het kind zijn ogen te sluiten voor dingen die niet in orde zijn in het gezin en te doen of hij niets gezien heeft. D. We vertrouwen hier niemand. Het kind leert niet alleen dat hij wat er in het gezin gebeurt niet aan derden mag vertellen omdat anderen niet te vertrouwen zouden zijn, maar hij leert ook dat hij zijn eigen ouders niet kan vertrouwen, omdat zij niet ingaan op hetgeen hij nodig heeft. Hoe zien de irreële verwachtingen eruit? Het onterechte van deze verwachtingen zit hem in het feit dat de ouders – zij het vaak onbewust – van hun kinderen verwachten dat zij zich zo gedragen dat hun problemen minder zichtbaar worden en dat hun zelfbeeld en het beeld dat de buitenwereld van het gezin heeft, acceptabel zullen zijn.
B. Er wordt hier niet gevoeld: Als de ouders niet in contact zijn met hun gevoelens, omdat die gevoelens te bedreigend voor hen zijn, zullen ze geneigd zijn die gevoelens bij hun kinderen ook niet te accepteren. Daarbij komt dat gevoelens als angst, woede of verdriet, voor de ouders althans, gezien worden als signaal dat er iets in het gezin niet goed is en dat dient nu juist ontkend te worden. Als het kind ervaart dat zijn gevoelens niet geaccepteerd worden, zal het uit angst voor verlating zijn gevoelens gaan onderdrukken en ontkennen en zich gaan vormen naar wat hij denkt dat de ouder van hem verwacht. Daarmee vervreemdt het kind van zichzelf en
De kinderen moeten dus voorzien in de behoeften van de ouders, in plaats van andersom. Als de schoolprestaties van een kind heel belangrijk zijn voor een vader omdat hij het zelf niet gemaakt heeft, dan voorziet het kind in zijn vaders onvervulde behoeften van acceptatie en bewondering. Als een kind altijd maar probeert de ruzies te sussen, zijn moeder te steunen, de spanning te breken, meegaand en vriendelijk te zijn, of 6
geweldig te presteren, neemt hij een rol op zich die niet alleen onecht is, maar niet in overeenstemming is met zijn leeftijd, met zijn ontwikkelingsfase. De volwassene die geen kind heeft mogen zijn, is nooit echt opgegroeid. De onvervulde behoeften zijn er nog steeds en de valse schuldgevoelens ook! Wat een mens ook probeert, de oplossing ligt niet in het zo goed mogelijk proberen te zijn, in het steeds beter presteren. Overspannenheid en workaholism zijn eerder het resultaat van deze pogingen af te rekenen met valse schuldgevoelens. [..]
Het zal belangrijk zijn voor de persoon in contact te komen met zijn gevoelens en te kunnen rouwen over wat er niet was en over wat er verkeerd was. [..] Het vergeven van diegenen die tekort geschoten zijn is nodig, maar als daar mee begonnen wordt, is de kans dat daarmee alles weer bedekt wordt niet denkbeeldig.[..] Naamswijziging binnen het Verhalenarchief Sinds de overdracht van het Open Archief aan het Verhalenarchief in februari 2011, heeft het Nationaal Archief een aantal klachten ontvangen over de naamgeving van het nieuwe thema binnen het Verhalenarchief. De naam Kinderen over 'foute' ouders wordt door sommigen als misleidend en zelfs beledigend ervaren. De klachtencommissie van het Nationaal Archief heeft de klachten uiteraard serieus behandeld en na zorgvuldig beraad met betrokkenen en instanties besloten de titel van het thema te wijzigen naar Kinderen van 'foute' ouders.
De Amerikaanse psychiater Scott Peck zegt in zijn boek People of the Lie dat het erkennen, het onder ogen zien van het “kwaad”in iemands ouders, een van de moeilijkste opgaven is waar een kind voor gesteld kan worden. Ten eerste omdat er een grenzeloze loyaliteit is, die is ontstaan uit de angst om verlaten te worden. Ten tweede omdat de rol die het kind op zich genomen heeft er zo op gericht was de ouders te ontzien en zijn identiteit zo
Sinds maandag 18 juli jl. zijn alle uitingen op het Verhalenarchief aangepast aan de nieuwe titel. Bezoekers die de oude URL intikken worden automatisch naar de nieuwe URL doorgelinkt. Afscheid Tosh Koot Sinds een jaar of zes was Tosh Koot onze webmaster. Hij zorgde voor een vernieuwing van onze website en deed dat geheel op zijn eigen wijze. Zo in stilte werkte hij op de achtergrond binnen onze organisatie. Hij maakte geen deel uit van het bestuur, waardoor de communicatie tussen het bestuur en hem af en toe wat stroef verliep. Wij, als bestuur, vergaten wel eens aan te geven wat er wel of niet op de site kon worden gezet. Al enige tijd geleden gaf hij aan er mee te willen stoppen. We vonden in Johan Wagenaar een waardige opvolger. Namens het bestuur ben ik naar Tosh toegegaan om hem te bedanken voor zijn werkzaamheden. Zoals hij in stilte wilde werken, zo wilde hij ook dat er afscheid van hem genomen werd. Onder het drinken van een glaasje fris heb ik hem en zijn vrouw Pragit een bos bloemen en een vvv-bon gegeven.
verstrengeld is met de verwachtingen van zijn ouders, dat het onder ogen zien van de motivatie achter de verwachtingen zijn bestaansgrond zal doen wankelen. Het is belangrijk op te merken dat het er niet om gaat de ouders te veroordelen. Zij hebben vaak naar beste weten gehandeld en hebben op deze manier – zij het niet de juiste – getracht met het gezin te overleven. Bovendien kan een mens slechts geven wat hij ontvangen heeft. Dat neemt niet weg dat er fouten zijn gemaakt en het is belangrijk die onder ogen te zien. Het is het erkennen van het kind dat zijn ouders geen goden zijn. Het ontrafelen van de mythen en geheimen is geen makkelijke taak en het is bovendien een proces wat tijd neemt. Omdat wat iemand heeft meegemaakt voor hem vaak “normaal”is, kan het nodig zijn een ander te betrekken in dit proces.
Ton Scheffel 7
STENEN EN BLOEMEN IN JE LEVENSLIJN In het blad Cogiscope van april 2011 beschreef Eli ten Lohuis in een gesprek met psychiater Ruud Jongedijk een therapiemodel dat met succes bij vluchtelingen in de Soedan is toegepast, de Narratieve Exposure-therapie (NET). Een probleem bij behandeling van trauma en de gevolgen ervan is het dilemma of je bij een cliënt al kan beginnen aan de behandeling van het trauma door hen het opnieuw te laten beleven voordat de situatie waarin de cliënt zich bevindt, fysiek en psychisch, zich heeft gestabiliseerd, of dat eerst stabilisatie bereikt moet zijn voordat eraan exposure begonnen kan worden. (Exposure houdt in dat de traumatische ervaring steeds opnieuw wordt doorgewerkt totdat die geen pijn of angst meer oproept). De NET lijkt een methode die toegepast kan worden ook als die stabiliteit nog niet (geheel) bereikt is. Jongedijk liet zich erover voorlichten en gebruikt hem al een jaar of drie in het Centrum '45. Jongedijk als tweede belangrijke aspect dat de traumatische gebeurtenissen in hun context worden geplaatst.
'Centraal in de methodologie van NET staat het visualiseren, of verbeelden, door de cliënt, van de 'routekaart' van zijn leven. Aan het begin van de behandeling krijgt hij een touw dat zijn levensweg tot nu toe symboliseert. Dan legt hij stenen, traumatische of andere moeilijke gebeurtenissen voorstellend, en kunstbloemen, die goede of vrolijke momenten verbeelden, langs het touw om zo de verschillende positieve en negatieve mijlpalen op zijn levenspad te markeren. Wanneer hij dit heeft gedaan, maakt de therapeut een foto van de levenslijn. In de vervolgbijeenkomsten zal dit de leidraad zijn aan de hand waarvan de cliënt zijn levensverhaal doorloopt en de traumatische gebeurtenissen leert verwerken door middel van exposure. Het visuele aspect dat aan deze therapie ten grondslag ligt, is van groot belang, benadrukt Jongedijk. Niet alleen spreekt het concreet verbeelden van gebeurtenissen veel mensen aan, maar ook helpt het hen, terwijl zij hun levensverhaal met tastbare middelen reconstrueren,
De cliënt wordt nadrukkelijk gevraagd ook de context waarin de gebeurtenis zich afspeelde te beschrijven, bijvoorbeeld wie er nog meer aanwezig waren, in welke omgeving de gebeurtenis plaatsvond, wat er aan voorafging, wat voor weer het was, welke emoties de situatie bij de cliënt opriep, etc. Die details vullen het beeld aan, allerlei 'vergeten' aspecten worden aan het beeld toegevoegd, zodat de gebeurtenis in een breder kader geplaatst wordt en waardoor mogelijk de eigen rol in de situatie vanuit een andere hoek bekeken kan worden. Jongedijk wijst op twee aspecten die een cruciale rol spelen bij traumaverwerking. 'Schuld en schaamte,' zegt hij, 'zijn altijd belangrijke thema's bij mensen die getraumatiseerd zijn. Wat mensen hebben nagelaten te doen, of juist wel hebben gedaan ten tijde van de traumatiserende gebeurtenis, is iets waarover zij niet durven of kunnen spreken – en dit kan natuurlijk ook cultureel bepaald zijn.
weer bijna letterlijk zicht te krijgen op wat zich in hun leven heeft afgespeeld. En zo komt bij veel cliënten het overzicht over hun leven als geheel terug: een overzicht dat velen van hen kwijt zijn: 'Zij zijn hypergeconcentreerd op hun traumatische ervaringen en hebben daarbij andere, vooral positieve ervaringen of momenten, buiten beeld geplaatst. Daarmee zijn ze het totaalplaatje, en de rode draad die daardoorheen loopt, uit het oog verloren.'
Maar zolang er niet over gesproken kan worden, blijven de bijkomende gevoelens van schuld en schaamte de verwerking van het trauma in de weg staan.' Door het bredere kader waarin de traumatische gebeurtenis plaatsvond kan de cliënt andere aspecten aan zijn gedrag gaan ontdekken, belastende gevoelens kunnen nader bepaald
Bij de reconstructie van de levenslijn, noemt 8
worden, de last ervan kan verminderd worden en ze kunnen tenslotte ingepast worden in het gehele levensverhaal. De cliënt 'draait' als het ware aan de hand van de levenslijn met bloemen en stenen de film van de belangrijkste momenten van zijn leven af, de therapeut fungeert daarbij als de regisseur. Hij moet het uitgezette tijdpad in de gaten houden, moet ervoor zorgen dat er niet met een boog om de stenen heengegaan wordt omdat praten over de pijnlijke momenten liever vermeden wordt. De therapeut voelt zich soms een 'dader' als hij zijn cliënt onder druk zet om door de pijn en angst van het trauma heen te gaan. Toch is er geen andere weg om er van af te komen.
het beste uit verscheidene therapiemodellen combineert. Naschrift: Wat mij in deze methode aanspreekt is het uitbeelden van je levenspad door middel van een lijn waarop bloemen en stenen respectievelijk de hoogte- en de dieptepunten op die route weergeven. Ook als je niet in therapie bent, zou je kunnen overwegen een keer zo'n levenslijn uit te beelden. Op die manier leer je de nare gebeurtenissen die je leven (voor een groot deel) beïnvloed hebben te zien in de context van je hele leven én naast de momenten die een positieve wending aan je leven gaven. Daarmee bagatelliseer je niet de 'stenen', maar je relativeert ze wel, doordat je oog krijgt voor de bloemen die ook af en toe langs je levensweg bloeiden. Stenen én bloemen vertegenwoordigen de realiteit van je leven, door ze beiden te bezien en te accepteren doe je jezelf en het door jou geleefde leven recht.
NET is geen geheel nieuwe therapievorm, het combineert aspecten die ook in andere therapiemodellen aan de orde komen: vertellen – het narratieve element – en doorleven – het exposure-element . Een positief resultaat van NET is dat het het narratieve, autobiografische geheugen dat bij getraumatiseerde mensen vaak verstoord is, helpt herstellen. Door de traumatiserende gebeurtenis in de context te zien en die context te benoemen wordt een vorm van stabiliteit gecreëerd waardoor het mogelijk wordt door het trauma heen te werken d.m.v. exposure. De bedoeling is niet om het trauma uit het geheugen te wissen, zoals bij de methode EMDR (Eye Movement Desensitisation and Reprocessing) de intentie is, maar:
GSB
'Doel van NET is de herinnering aan het trauma door exposure én plaatsing in haar context te ontdoen van haar pijnlijke associaties en er de angel uit te halen. EMDR wordt van origine veel gebruikt voor enkelvoudig trauma, terwijl de doelgroep van getraumatiseerde vluchtelingen die hier centraal staat, last heeft van meervoudige traumatisering en dáár is NET nu juist voor ontwikkeld. Inmiddels wordt NET overigens ook toegepast bij andere doelgroepen met complexe traumaklachten.' Het succes dat Jongedijk met NET boekt in Centrum '45 lijkt er op te wijzen dat deze kortlopende therapie (tussen de 6 en 12 bijeenkomsten) een effectieve methode is die
Liever vertellen dan schrijven? Wilt u wel uw verhaal kwijt maar bent u niet in staat om het zelf te schrijven? In de maanden sept-nov. 2011 wordt door een groep Utrechtste studenten onder leiding van Chris van der Heijden opnieuw een interviewproject rond de nasleep van de Tweede Wereldoorlog opgezet. Wilt u daaraan meedoen, meldt u dan aan via
[email protected] 9
verzwaring van onze taak. Maar aangezien wij als psycho-analytici in het bijzonder betrokken waren bij de problematiek, waren wij bereid om op dat voorstel in te gaan. Wel dienden daarbij ook de kinderen van de collaborateurs te worden betrokken, immers ook zij waren kinderen van de oorlog. Een wetenschappelijke studie over de doorwerking van het oorlogsgebeuren op de volgende generatie mocht geen uitzonderingen maken. De begeleidingscommissie was het daar niet mee eens. Dat was politiek niet haalbaar. Ik maakte hen erop attent dat wij deze opdracht niet als politici maar als deskundigen hadden aanvaard. We konden het natuurlijk laten bij de eerste generatie, maar dat wilde de commissie niet.
ZO BEGON HET In het jubileumboek dat werd uitgegeven bij het 20-jarig bestaan van Herkenning staat er over het begin: 'Het is nu, twintig jaar later, onmogelijk precies aan te geven wie het idee opperde de mogelijkheid alsmede de noodzaak te onderzoeken van een zelfhulpgroep voor kinderen van ouders die tijdens de oorlog de kant van de bezetter hadden gekozen. Vast staat dat bij het begin vier mannen betrokken waren, te weten de psycholoog drs. M.M.Montessori, radiopastor ds. A. Klamer, de psychiater dr. J. Hofman en de journalist W. Scheer.' En enkele alinea's later: 'Hoe deze vier personen elkaar kenden weet ik niet. Het is waarschijnlijk ook niet van essentieel belang.'
Ik was niet bereid daar verder over te discussiëren. Indien men daaraan vasthield, zou ik als voorzitter aftreden en uit de werkgroep stappen, maar niet voordat ik mijn motieven in een persconferentie had kenbaar gemaakt. De commissie zou zich daar nader over beraden. Een week later kregen wij uit Den Haag toestemming om een hoofdstuk van ons eindverslag aan deze speciale doelgroep te wijden. Hiermee deden de kinderen van NSB'ers hun entree als gelijkwaardige proefpersonen bij de studie van de psychische gevolgen van de oorlog op de volgende generatie.
Bij het opruimen van een kast vond ik een tekst van Mario Montessori, die opheldering geeft over dit eerste begin! Niet essentieel, maar wel aardig om door te geven. Hieronder een uitgebreid citaat: 'In de jaren zeventig verscheen een rapport van de Wetenschappelijke Adviescommissie van de regering betreffende de nieuwe wettelijke regelingen voor oorlogsslachtoffers. Daarin werden o.a. de bestaande therapeutische instituten in Nederland aangespoord een onderzoek in te stellen naar hun bevindingen met patiënten behorende tot die categorie. Het Psychoanalytisch Instituut was een van de eerste om daaraan gehoor te geven. In overleg met een begeleidingscommissie, samengesteld uit vertegenwoordigers van de subsidiërende instanties en van de doelgroep, werd een researchproject opgesteld, dat binnen twee jaar voltooid moest worden. Ik werd tot voorzitter van de werkgroep benoemd. Halverwege het onderzoek stelde de begeleidingscommissie voor om ook de tweede generatie erbij te betrekken i.v.m. vragen uit de Kamer over deze doelgroep. Dat betekende een aanzienlijke
Kort na het verschijnen van ons rapport werd ik opgebeld door de free-lance journalist Willem Scheer. Hij maakte mij attent op het werk van ds. Klamer van het radiopastoraat, tot wie een aantal van de kinderen van NSB'ers zich om hulp had gewend. Hij was van plan om een kleine gespreksgroep te vormen, samengesteld uit NSB-kinderen en enkele deskundige niet-lotgenoten. Willem Scheer vroeg me of ik bereid was in deze laatste hoedanigheid mee te doen. Dat was ik. 'Ja maar,' vroeg hij, 'hoort u tot degenen die dat 10
alleen anoniem wensen te doen of bent u bereid om uw naam eraan te verbinden, als daaruit een of ander plan zou ontstaan dat bekendheid naar buiten zou krijgen?' Ik vond dat een vreemde vraag, maar zei dat ik daar uiteraard geen bezwaar tegen zou hebben.'
hij in de hal een collega die hem vroeg of hij ook naar de-die-of-dat-bijeenkomst kwam zoals hij. De gast antwoordde dat hij ons symposium ging bijwonen – en voelde op dat moment dat het zelfs voor hem als niet-lotgenoot even een moment van aarzeling en schroom betekende. En hij besefte dat het voor KFO nog veel moeilijker moest zijn om openlijk voor zijn of haar achtergrond uit te komen. Hoeveel temeer heeft dit gegolden voor de mensen die naar die eerste bijeenkomst kwamen!
In mei 1981 verscheen in de Haagsche Courant een serie van vier artikelen, door Willem Scheer geschreven, over de problematiek van kinderen waarvan de ouders op de een of andere wijze de bezetter hadden gesteund. Reacties konden gestuurd worden naar het radiopastoraat en er werd op grote schaal gereageerd. Er werden plannen gemaakt om een oriënterende bijeenkomst te houden en mensen die tot de doelgroep behoorden, Dick Woudenberg, Duke Doorduyn en ik, werd gevraagd om in de voorbereidingscommissie zitting te nemen.
Gré vertelt op een van de volgende bladzijden over haar indrukken van die eerste bijeenkomst. Ik herinner me die ook nog heel goed. We zouden ons voorstellen, maar dat eerste rondje duurde meer dan twee uur! Sommige aanwezigen durfden amper wat te zeggen, anderen waren niet meer te stuiten toen ze eenmaal aan hun verhaal begonnen waren. Bij sommigen liepen de emoties hoog op en ze konden de spanning nauwelijks de baas. Voor anderen betekende het luisteren naar het verhaal van anderen vooral een opluchting: er was in al die verhalen zoveel herkenbaars! Ineens werd duidelijk dat er veel KFO met problemen kampten, dat die problemen veel minder met de eigen persoon te maken hadden dan met de historische context waarin KFO geboren waren en geleefd hadden.
Op 12 december 1981 vond die eerste bijeenkomst plaats in het Stiltecentrum op
De tachtiger jaren waren de jaren waarin vele zelfhulpgroepen werden opgericht. Het concept kwam tegemoet aan de behoefte van mensen om lotgenoten te ontmoeten en met elkaar problemen te bespreken en samen te verwerken. Marij vertelt in haar stukje verderop in dit Bulletin wat de praatgroep van Herkenning voor haar persoonlijk heeft betekend. Het Bulletin speelde in de beginjaren een bescheiden rol; pas later werd het méér dan alleen een mededelingenblad. Pam schrijft in haar bijdrage over haar waardering voor het blad.
Hoog Catharijne in Utrecht. Het was afwachten hoeveel mensen er zouden komen, er was wel veel bekendheid gegeven via de media, maar het effect daarvan viel niet in te schatten. Op het bord dat buiten het Stiltecentrum werd neergezet kon natuurlijk niet staan: bijeenkomst van NSB-kinderen – dan zou vrijwel niemand naar binnen hebben durven gaan. Toen werd de naam Herkenning op het bord geschreven in de hoop dat dat woord voor de KFO die aan de bijeenkomst wilden deelnemen voldoende duidelijk zou zijn. Hoeveel mensen hebben eerst staan kijken of er niet per ongeluk iemand voorbij kwam die hij/zij kende uit eigen woonplaats of van het werk? Hoeveel mensen vonden de moed niet om naar binnen te gaan en zijn weer naar huis gegaan? We weten het niet. Toen iemand vorig jaar als gast bij ons symposium in Maarn aanwezig was, ontmoette
Tot slot van dit stukje geschiedenis de woorden van onze eerste voorzitter Dick Woudenberg in het jubileumboek van 10 jaar geleden: 'Eigenlijk wisten we niet, waar we aan begonnen, wij, leden van dat allereerste bestuur. We wisten in elk geval niet, dat het werk zó omvangrijk, zó langdurend en zó 11
diepgaand zou worden. We waren idealistisch, vastberaden en gemotiveerd, maar voelden ons toch ook als reizigers, die zonder kaart en zonder duidelijke oriëntatiepunten een nieuw land betreden. Weliswaar voelden we ons in de rug gesteund door enkele voortreffelijke mensen uit de omgeving van dominee Klamer, en vooral door Klamer zelf, die reus van een mens, prachtig voorbeeld voor velen. Maar toch…..[..]
ons 30-jarig bestaan zouden vieren hadden we toen nooit gedacht. De Werkgroep presenteerde zich zeer bewust niet als een vereniging, omdat de buitenwacht onze activiteiten met argusogen volgde. Al heel snel formuleerden we ook onze uitgangspunten, waaronder de duidelijke uitspraak dat de Werkgroep niet verbonden is aan enige politieke of levensbeschouwelijke stroming of kerkelijk genootschap en zich nadrukkelijk distantieert van elke vorm van of sympathie voor (neo-) fascisme en (neo-)nazisme.
Van structuur was weinig sprake in die eerste tijd. Toch was het zeker niet chaotisch of vormeloos. Er diende zich veel werk aan, iedere dag weer iets meer dan we verwacht hadden, maar omdat ieder van ons bestuur datgene deed wat hem of haar voor de voeten kwam en ook nog datgene deed waarvoor hij of zij zich het meest geschikt achtte, ontstond er een natuurlijke taakverdeling. Wij moesten roeien met de riemen die we hadden en werkten met elkaar zoals we op elkaars pad gebracht waren, zonder dat we elkaar hadden uitgezocht.
Al vanaf het begin hebben we in het bestuur over terminologie gesproken. NSB-kinderen klopte niet, omdat het ging om kinderen van NSB'ers en omdat tot de doelgroep ook kinderen van SS'ers behoorden of kinderen van ouders die bij een andere nationaalsocialistische groepering actief waren geweest. Er had ook economische collaboratie bestaan, dus hoe moesten we onze doelgroep omschrijven? In die tijd was het gebruik van 'fout' nog erg aanwezig in de maatschappij. Dus kozen we tenslotte, als minst slechte van alle varianten, voor de term 'kinderen van “foute” ouders’. 'Foute' tussen aanhalingstekens, om aan te geven dat die ouders niet als ouders fout waren maar dat hun politieke keuze als fout werd aangemerkt. Op deze omschrijving komt nog steeds commentaar. Nakomelingen zou een betere term zijn, ook de kleinkinderen omvattend. Maar dat is ook weer zo'n mond vol. Dus gaan we nog maar even op de oude voet voort. Hoelang nog?
Lotgenoten bij elkaar brengen, taboe doorbreken, leed bespreekbaar maken, angst benoemen, elkaar helpen om tot broodnodige openheid te komen om dan de schade, pijn, verwaarlozing, schaamte en minderwaardigheidsgevoelens een naam te durven geven en om teleurstelling om verloren kansen, ja levens, uit te durven spreken. En dat alles dan ook nog in kaart te brengen, opdat de problematiek bekend kon worden buiten onze kring, allereerst aan hen die de moed hadden om te luisteren, later aan hen, die de macht hadden om een mentaliteitsverandering te bewerkstelligen.
GSB
Dat was 't, wat we wilden gaan doen. Een gigantische taak, bleek later. Maar ik zei 't al, we wisten eigenlijk niet waaraan we begonnen.' Ik herinner me de vele, vele keren dat Dick ons voorhield dat de Werkgroep opgeheven zou worden als we onze doelen hadden verwezenlijkt, en dat hij daar altijd aan toevoegde dat het zijns inziens over een niet al te groot aantal jaren mogelijk zou zijn. Dat we 12
DE EERSTE BIJEENKOMST Toen Joke, mijn zus, mij belde om te vragen of ik mee wilde naar een bijeenkomst van kinderen van 'foute' ouders, heb ik direct ingestemd met haar verzoek en ik ben blij dat ik op haar uitnodiging ben ingegaan. De bijeenkomst werd gehouden in het Stiltecentrum te Utrecht op Hoog Catharijne. Deze bijeenkomst werd geleid door de heren ds. Klamer, Mario Montessori en Dick Woudenberg. Mijn terugblik
Het eerste dat ons opviel, was dat wij naast een mijnheer kwamen te zitten die vertelde dat hij van Joodse afkomst was en dat hij, net als wij, kinderen van 'foute' ouders, had geleden na de terugkomst uit de onderduiktijd. Ten tweede dat mensen vertelden, zoals een zoon van een burgemeester, over de kwellingen op school. Ten derde dat er een mijnheer was die graag bij de politie wilde en solliciteerde, maar die afgewezen werd omdat een – of beide – ouder(s) bij de NSB was/waren geweest. Tenslotte een echtpaar, gescheiden, die niet van elkaar wisten dat van beiden een of beide ouders lid geweest waren van de NSB, waardoor ernstige psychische problemen in hun huwelijk waren ontstaan.
Lieve mensen, In de eerste plaats hartelijk gefeliciteerd met uw 30-jarig bestaan. Daarna wil ik de mensen bedanken die al die jaren gevochten hebben voor herkenning van 'foute' generaties. U hebt veel bereikt: dit had ik niet durven dromen dat ik nog eens zover ben gekomen dat ik openlijk over het verleden van mijn ouders en kinderen (ikzelf) durf te praten. Pas na de overgang ging ik door een diep dal. Daardoor kwam ik in contact met U. Na die tijd durfde ik meer over het verleden te vertellen. Nu ben ik niet bang meer, en ben ik verlost van schuldgevoelens; mede door u allen is mij dit gelukt. e Ik hoop dat nog vele mensen behorend tot de 2 generatie dit mogen ondervinden, er lopen nog veel rond die er niet over willen praten. Kort geleden heb ik nog iemand ontmoet die er verder niet over wilde praten. Misschien komt dit nog. Kort geleden ben ik verkeerd gereden. Ik wilde naar kamp Westerbork, maar ik kwam in het dorp zelf terecht. Met een taxi terug kostte mij dit 25 euro, dit geld had ik niet. De directeur van het grote hotel-restaurant hoorde hiervan en bracht mij met zijn auto weg. Onderweg hoorde ik dat hij Joods was. Twee mensen samen met een achtergrond. Ik moest er van huilen en spontaan gaven we elkaar een zoen. Fantastisch wat hier gebeurde. Nog veel sterkte met uw werk en nog vele malen dank.
Deze verhalen hebben ons sterk aangegrepen, ik heb er nog vaak aan moeten denken. Gre Dijkhuizen-van Krimpen
Marij 13
halfbroers had die ook ineens verdwenen waren. Hoe lang mijn ouders weg zijn geweest weet ik niet, ik denk mijn moeder ca. een half jaar en mijn vader meer dan een jaar. Zij waren er opeens weer terwijl ik er net aan gewend was dat ze dood waren en niet meer terug zouden komen. Zij kwamen beiden inwonen bij oom en tante omdat ons huis met inboedel geconfisqueerd was. Zoals gebruikelijk werd er nergens over gesproken en werd de draad weer opgepakt toen we eenmaal na maanden of jaren weer een huis hadden waar ook ineens mijn broers weer aanwezig waren. Na een jarenlange therapeutische zoektocht ben ik tot de conclusie gekomen dat de verlating en doodsangst en daarnaast het geheim (dat ik 45 jaar met mij meegedragen heb) en het taboe een traumatisch effect op mij hebben gehad.
HET BULLETIN Reeds vele malen was ik van plan te reageren op de inhoud en kwaliteit van het Bulletin. Nu u expliciet verzoekt om in het kader van het jubileum een reactie in te sturen maak ik van deze gelegenheid gebruik. Ik heb zeer veel waardering voor de informatieve en kwalitatieve inhoud van het Bulletin, temeer daar dit door vrijwilligers wordt gedragen. Met name uw [van de hoofdredacteur] bijdragen met kennis van zaken weet ik zeer te waarderen. Ik heb veel gehad aan het Bulletin en lees het altijd onmiddellijk in een adem uit. Ik zal hieronder meer over mezelf vertellen omdat ik ook graag van de gelegenheid gebruik maak te reageren op het wel of niet vrijgeven van de dossiers CABR.
Ik heb nooit behoefte gehad om in de dossiers van mijn ouders te kijken. Maar ik ben daar toch mee geconfronteerd op de volgende wijze. Het geconfisqueerde huis van mijn ouders is toegewezen aan een Engelandvaarder die in hetzelfde dorp woonde als mijn ouders. Hij kwam uit Engeland terug met een Engelse waaruit na de oorlog een dochter is geboren, het huis dus waar ik ook ben geboren. Deze vrouw heeft bij het opgroeien zoveel in haar familie gehoord over mijn familie (zij sliep in mijn bed en zat aan de tafel en stoelen van mijn ouders) dat zij [..] van plan was een programma te maken (met mij!!) bij het radioprogramma OVT en ging dus met OVT naar het CABR om in de dossiers van mijn ouders te kijken. Dat is ook gebeurd. Zij heeft een brief persoonlijk (niet via de post) in mijn brievenbus gestopt om contact over haar plannen op te nemen. Zij vermeldde daarin allerlei details uit de informatie die zij van haar vader had over mijn ouders. U begrijpt dat een en ander ZONDER MIJN INSTEMMING heeft plaats gevonden. Ik vind het dus schandelijk dat vreemden zonder medeweten en instemming van betrokkenen bij het CABR worden binnen gelaten.
Toen ik in de krant las dat Herkenning was opgericht heb ik mezelf in alle eerlijkheid afgevraagd of dat iets voor mij zou kunnen zijn. Mijn ouders zijn allebei lid geweest van de NSB. De confrontatie met het idee contact te zoeken met Herkenning bracht mij tot de conclusie dat ik dit niets voor mij zou zijn want ik heb mijn ouders nooit iets kwalijk genomen. Zij waren fijne, eerlijke mensen en er was dus geen aanleiding tot schaamte of iets dergelijks. Maar de gevolgen van dit lidmaatschap hebben mij mijn leven lang parten gespeeld. Mijn ouders zijn na de oorlog allebei afgevoerd naar een kamp. Ik heb mijn vader weg gehaald zien worden (ik was 5 jaar), mijn moeder niet. Ik was ineens alleen bij een tante ondergebracht. Hoe ik daar gekomen ben weet ik niet, ik werd wakker bij een op zich wel vertrouwde oom en tante, zonder kinderen. Als ik vroeg waar mijn ouders waren werd uit het raam gekeken en kreeg daar nooit antwoord op. Als kind ga je dan zelf een antwoord zoeken en dat was voor mij dat ze allebei dood waren. Tegelijkertijd moest ik naar de lagere school waar ik ook moest overblijven omdat de afstand te ver was. Ik vond dat allemaal heel erg eng. Daar kwam bij dat ik twee oudere 14
Ik heb het betreffende radioprogramma beluisterd en ik kan u zeggen dat het dossier van mijn vader integraal is voorgelezen. Zijn naam (en dus ook mijn naam) is 8 tot 10 keer expliciet uitgesproken. Ook werd door deze vrouw opgemerkt dat ik niet aan dit programma wilde meewerken. Niet onvermeld mag blijven dat ook in het dossier was genoteerd dat mijn vader zelfs mensen had gewaarschuwd een veilig heenkomen te zoeken. Tenslotte werd in de radio uitzending de conclusie getrokken dat mijn vader wel erg zwaar was gestraft voor een louter
lidmaatschap. Het zal u duidelijk zijn wat mijn mening is over openstelling van het CABR en de vrije toegang tot de dossiers zonder toestemming van de nabestaanden. Ik wil daar nog aan toevoegen dat ik zeer selectief ben in aan wie ik over mijn verleden vertel. Ik heb dat louter uit therapeutische overwegingen gedaan aan een paar mensen. Mijn ervaring is dat je er nog steeds op wordt aangekeken. Ook diegenen die ik het vertel kijken altijd geschrokken. Pam Meeuwisse
Jubileumviering Herkenning Zoals al aangekondigd vieren we op vrijdag 25 november in het Nationaal Archief in Den Haag ons 30 jarig bestaan. Deze dag zal in het teken staan van ons verleden, maar ook onze toekomst. De rode draad is onze eigen geschiedenis èn die van onze ouders, zoals die nu bij elkaar liggen in het Nationaal Archief. En natuurlijk is er de gelegenheid om uitgebreid met elkaar bij te praten. Wij hopen dat het een boeiende, maar ook gezellige dag zal worden! Het programma omvat de volgende onderdelen ñ een terugblik door onze eerste voorzitter Dick Woudenberg ñ een blik op de toekomst door de huidige voorzitter ñ het hoofd van het CABR (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) over dit archief ñ rondgang in groepen door het CABR Archief ñ het Verhalenarchief belicht ñ receptie waarbij u uitgebreid de gelegenheid heeft om elkaar te spreken De dag start om 10.30 – vanaf 10.00 bent u welkom- en eindigt om 16.30 U krijgt half oktober een brief met het definitieve programma en informatie hoe u zich kunt opgeven. Het bestuur
15
DIENKE HONDIUS: OORLOGSLESSEN. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Amsterdam, Bert Bakker, 2010 Op een bijeenkomst op 20 november 2010 waarop gediscussieerd werd over de wijze waarop de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend gehouden kan worden, hield Dienke Hondius, universitair docent geschiedenis aan de VU, een lezing die in verkorte vorm gepubliceerd werd in Cogiscope van april 2011. Hieronder geef ik een samenvatting van dit artikel met enkele uitgebreide citaten. In haar boek 'Oorlogslessen' heeft Dienke Hondius een overzicht gegeven van de manieren waarop in diverse perioden sinds 1945 aan de jeugd les gegeven is over de oorlog; het is een boek over wat zij noemt de educatieve herinneringscultuur. In haar onderzoek lag de nadruk vooral op het contact tussen de oorlogsgetroffenen en de jeugd.
In de tweede periode, van 1962 tot 1977 staat de jongerencultuur centraler en komt er aandacht voor de Jodenvervolging. In de herinneringscultuur bestaan twee stromingen naast elkaar, de een nationalistisch, de ander kritisch. Dit is mede bepaald door de tegenstelling in de maatschappij tussen militarisme en anti-militarisme. Er worden in die periode veel tentoonstellingen ingericht voor de jeugd waar oud-verzetslieden rondleidingen geven en waar hun eigen ervaringen in de gesprekken tevoorschijn komen.
Ze heeft de tijd tussen 1945 en heden in vijf tijdvakken ingedeeld, hoewel ze bij de eerste periode ook de oorlogsjaren betrekt. Het onderwijs dat toen gegeven werd, ondanks moeilijke omstandigheden en gaandeweg steeds minder, had als belangrijke functie het bemoedigen van de jeugd. Die functie heeft het vertellen van het oorlogsverhaal vandaag de dag nog, zowel voor de leerlingen die luisteren als voor de verteller zelf.
Emotioneler en individueler In de periode 1977 – 1985 komt het vertellen over eigen ervaringen centraal te staan. De jongeren die erkend gewetensbezwaarden zijn leggen een brug tussen de oorlogsgeneratie die met pensioen is gegaan en de schooljeugd door bij scholen gastsprekers te introduceren. In de loop der jaren verschijnen voor die 'oorlogslessen' regels en richtlijnen die aan veranderingen onderhevig zijn. Daar zijn een paar trends bij aan te wijzen.
Nationale trots 'De eerste periode na de bevrijding is met name een zoektocht naar trots. Trots op het verzet, al was dat beperkt; trots op de koningin – al was die gevlucht; trots op prins Bernhard – al was het een Duitser. Die trots vind je in de schoolboeken ook nadrukkelijk terug. Voor de terugkerende politieke gevangenen en Joodse overlevenden was daarentegen weinig begrip. Over militairen en veteranen gaat het nog niet in de schoolboeken, maar zij organiseren zichzelf. In 1961 zijn zij prominent vertegenwoordigd bij de Nationale Herdenking op De Dam. Met dit succes van de veteranen en de meer nationalistische kant van het verzet op De Dam eindigt deze eerste periode van 'nationale eenheid'. Die roept dan onder een deel van de jeugd toenemende ergernis op en dat is de aanleiding voor een alternatieve herinneringscultuur.'
De eerste trend is de aanvankelijke huiver voor emoties, terwijl de huidige periode getypeerd wordt door een teveel aan emoties. Emoties zijn prima maar er zijn wel risico's aan verbonden, aldus Hondius Een tweede trend is individualisering. In het begin ging de oorlogsles over de hele Tweede Wereldoorlog, lokaal, nationaal en internationaal. In de loop der jaren is het verhaal persoonlijker geworden, is de internationale context wat buiten het zicht geraakt, waardoor het nationale weer meer benadrukt wordt. Een derde trend tekent zich af halverwege de 16
negentiger jaren af als Nederland betrokken raakt bij oorlogssituaties elders: Bosnië, Afghanistan. De nieuwe conflicten krijgen langzamerhand ook een plaatsje in de geschiedenisboeken, maar een te snelle en simpele vergelijking met de Tweede Wereldoorlog dreigt waardoor er zaken door elkaar gaan lopen. Een vierde trend is de zelfwerkzaamheid in het onderwijs. Leerlingen kunnen zelf veel materiaal opzoeken op het internet, maar hierin schuilt ook een gevaar. Materiaal selecteren is een kunst op zich! Een vijfde trend zijn de computergames, ook over de Tweede Wereldoorlog. Tijd om daar eens kritisch naar te kijken!
andere collaborateurs, de 'foute sector', uit de jeugdvoorlichting geweerd terwijl er wel veel over gepubliceerd wordt. De vraag is welke gevolgen dat zal hebben voor het onderwijs. Hierover verwacht ik de komende jaren meer confrontaties onder historici en onder makers van educatieve materialen.'(cursivering door GSB) Geen monologen: in gesprek gaan Dienke Hondius pleit voor het blijven inbouwen van ontmoetingen met oorlogsgetuigen in het onderwijs. Er komen bijzondere ontmoetingen uit voort, maar er gaat ook wel van alles mis. Ze neemt uit internationaal onderzoek de aanbeveling over om de gastsprekers liever in gesprek te laten gaan met de jeugd dan dat ze zelf een lang verhaal houden waar de leerlingen alleen maar naar kunnen luisteren. Zij geeft ook het advies om maar één oorlogsgetuige tegelijk uit te nodigen, omdat oudere oorlogsgetuigen er soms moeite mee hebben als er nog een ander is, omdat er in eigen kring nogal eens rivaliteit en wantrouwen heerst. Ook de begeleiders van de oudere oorlogsgetuigen, die niet meer alleen kunnen komen, leveren soms problemen op, omdat ook zij soms gaan vertellen en dat geeft verwarring. De verwachtingen van de scholen zijn vaak te hoog gespannen wat betreft de oorlogslessen of het bezoek aan een herinneringscentrum. Goede voorbereiding is noodzakelijk. Dienke Hondius ziet haar boek als een aanzet tot discussie en als basis voor verder onderzoek over oorlogslessen.
Schaamte en trots (Intussen ontbreekt in het verslag de duidelijke periodisering die Dienke Hondius in haar onderzoek heeft gehanteerd en ik volg nu maar de rest van de tekst). 'Het nationale Nederlandse zelfbeeld van klein maar dapper land is vanaf de jaren zestig steeds meer aangetast door alles wat bekend werd over de Jodenvervolging. Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat de trots verdwijnt en de schaamte verschijnt. Er is besef van tekort geschoten te zijn in hulp aan vervolgden, in alertheid en solidariteit. In het onderwijs komen in die periode thema's als onrecht en uitsluiting aan bod. Na de aanslagen van 11/9 groeit onzekerheid en angst en is er behoefte aan trots en zelfvertrouwen.
GSB
De labiele periode die toen begonnen is, is nog niet afgelopen en wat de centrale trend zal worden is nog onduidelijk’. Er is wel een nieuw dilemma ontstaan door de grote nadruk die op het individuele verhaal is komen te liggen. 'Empathie en identificatie zijn belangrijke begrippen in de educatieve wereld. Waar het inlevingsvermogen met oorlogsslachtoffers en overlevenden betreft, is dat inmiddels begrijpelijk en bekend. Moeilijker ligt dat met de daders en de omstanders. Welke plaats krijgen die in de geschiedenisles? Tot nu toe zijn NSB'ers en 17
Als de tentoonstelling 'Interneringskamp Westerbork, 1945-1948' iets heeft geleerd, dan wel hoezeer 'de oorlog' nu nog in het individuele bestaan maar evenzeer in het collectieve geheugen aanwezig is. Het maakte in alle hevigheid duidelijk hoeveel emoties deze tijd nog steeds oproept. En met hoeveel gevoelens 'Westerbork' wordt omgeven. Juist ook door de vele reacties die er zijn gekomen ben ik bevestigd in mijn opvatting dat er bij velen nog een taboe rust om over dit onderwerp te praten. Om die reden hebben wij ook besloten om nieuwe activiteiten te organiseren, met als bedoeling om het gesprek op gang te brengen,
WESTERBORK en de nasleep van de oorlog In 2008 organiseerde het Herinneringscentrum Kamp Westerbork een tentoonstelling over de periode dat kamp Westerbork interneringskamp was voor NSB'ers en SS'ers, 1945-1948. Bij deze tentoonstelling verscheen ook een boek over diezelfde tijd en werden er tal van bijeenkomsten zoals symposia e.d. georganiseerd. Ik had vooraf zeker rekening gehouden met de nodige protesten maar de intensiteit van de reacties was aanmerkelijk sterker dan ik had verwacht. Nog nooit in de 25 jaar dat ik nu bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork werk, heb ik zoveel
om een bijdrage te leveren aan het doorbreken van het stilzwijgen. Zo organiseren we in deze winter een tweetal thema-avonden onder de titel 'De oorlog na 65 jaar'. Om de drempel zo laag mogelijk te houden doen we dat op plekken die als neutraal worden ervaren. Een andere wijze is dat we de mogelijkheid van duo-gastlessen onder de aandacht van scholen blijven brengen, eventueel in combinatie met het educatieve project 'Beladen verleden'. Hiermee is het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WOII-Heden tijdens die expositie begonnen en de ervaringen ermee zijn zeer positief. Bij een duo-gastles vertellen een kind van 'foute' ouders en bijvoorbeeld een Joods onderduikkind of een kind van verzetsdeelnemers hun persoonlijke verhalen in de klas. Het gaat er daarbij niet om de leerlingen te laten horen dat het ene verhaal 'erger' is dan het andere maar wat een oorlog met een mens, met een kind doet, tot op de dag van vandaag.
heftigheid over me heen gekregen. Die reacties waren niet eenduidig maar juist scherp tegengesteld. Aan de ene kant ondersteuning voor deze stap, aan de andere kant felle kritiek omdat men deze tentoonstelling in het Herinneringscentrum ervoer als bezoedeling van een heilige plek; een plek die symbool staat voor de moord op meer dan 100.000 Joden uit ons land. Ondanks de verwachte weerstand heb ik gemeend dit onderwerp, en dan in het bijzonder aandacht te vragen voor het lot van kinderen van 'foute' ouders, te moeten programmeren. Ik meende, en ben daarvan nog steeds ten volle overtuigd, dat een instelling als het Herinneringscentrum ook tot taak heeft om het lot van andere geschonden groepen onder de aandacht te brengen. Niet overigens om te vergelijken, want hun lot valt niet te vergelijken met dat wat de Joden is aangedaan. En die geschiedenis van kamp Westerbork blijft ook basis en wezenlijk aandachtpunt van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Desondanks heeft het kamp een langere geschiedenis, en de verschillende bewoningsperioden moeten dan ook hun plek in het werk krijgen.
Ik ben didactisch en pedagogisch geschoold en ik heb jarenlang lesgegeven. In de praktijk heb ik ook de theorie ervaren dat in de overdracht van geschiedenisles om verschillende redenen het persoonlijke verhaal wezenlijk is, ook om te voorkomen dat voor leerlingen geschiedenis een aaneenschakeling van feiten en abstracties is maar dat het juist een verhaal van mensen is. Natuurlijk betekent dit niet dat de geschiedenisles alleen maar bestaat uit individuele geschiedenissen. Je moet ook 18
verbanden leren zien, ook weten hoe groepen en gemeenschappen kunnen handelen enz. maar de essentie van het verleden – waarom hebben mensen gehandeld zoals ze hebben gehandeld – dat kan je alleen duidelijk worden door ook aandacht te hebben voor het individu. En wat is dan beter dan zo'n individu in levende lijve te horen en te zien? Het is die directe ontmoeting tussen ooggetuige van het verleden en de leerling van nu die in staat is om de voor de kinderen grote kloof tussen hun leven en 'vroeger' enigszins te overbruggen. Tegen de zeggingskracht van het persoonlijke verhaal kan geen boek of film op! Dit betekent natuurlijk niet dat je iedere ooggetuige zo maar voor de klas kunt zetten. Niet ieder is als gastspreker geschikt. Je moet een aantal didactische vaardigheden onder de knie hebben en ook in staat zijn om het eigen verhaal op een evenwichtige wijze tussen emotie en afstandelijkheid aan de kinderen te kunnen vertellen. Het is om die reden ook dat mensen eerst een cursus moeten volgen en ook voortdurend feedback krijgen. Wezenlijk daarin is dat ooggetuigen beseffen dat ze geen geschiedenisles moeten geven – daarvoor is er de docent – maar hun persoonlijke verhaal vertellen. Zij kleuren als het ware de geschiedenis in die de leerkracht of het schoolboek de kinderen eerst hebben bijgebracht. En daarbij gaat het niet om de feiten maar is het essentieel duidelijk te maken wat een oorlog met een mens doet, niet alleen in die tijd maar ook in het latere leven, tot op de dag van vandaag. Dit is de insteek bij gastsprekers en om die reden heeft het begrip 'onbetrouwbaar' een andere duiding dan wetenschappers eraan geven. Ik ben zelf ook historicus en heb geleerd dat één bron onvoldoende is, maar daarvan is hier geen sprake omdat een gastles niet op zichzelf staat maar ingebed is in de geschiedenislessen. Scholing en begeleiding zijn dus wezenlijke elementen in het gastsprekersproject. Maar dat geldt evenzeer de voorbereiding op een gastles, ook van de scholen. Om leerkrachten daarin te ondersteunen zijn er handleidingen opgesteld en is er educatief materiaal. Zo hebben we
bijvoorbeeld een animatiefilm van ca. 6 minuten laten maken over de bezettingstijd in ons land. Mocht een klas onvoorbereid zijn, dan kan de gastspreker eerst met de animatie beginnen en kunnen de leerlingen diens verhaal in het grotere geheel plaatsen. Wat ook altijd plaatsvindt is een evaluatie van iedere gastles. Dat doet zowel de school als de gastspreker, en de daarvoor ontwikkelde formulieren gaan naar de medewerkers van het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WOII-Heden. Bovendien bezoeken zij in de regel minstens een keer per jaar een les van iedere gastspreker. Op deze wijze manier worden de ervaringen niet alleen gebruikt voor advies of ondersteuning aan gastspreker of docent, maar ook om structureel het beleid te toetsen en waar nodig bij te stellen. Ik wil Herkenning niet alleen feliciteren met het 30-jarig bestaan, en daarmee met hetgeen ze aan belangrijk werk heeft gedaan, maar ook benadrukken dat het nog geen tijd is om tot opheffing over te gaan.. Er is nog veel werk te doen. In de wetenschappelijke wereld mag wellicht de gedachte heersen dat, dankzij de vele publicaties die er de laatste jaren zijn verschenen, er langzamerhand voldoende is onderzocht, de kennis en inzichten ook te 'implementeren' in de 'gewone' maatschappij is nog een heel ander verhaal. Zoals wij hebben gemerkt met de tentoonstelling over het Interneringskamp Westerbork is er in de samenleving nog veel aan educatie te doen. Dirk Mulder, directeur
19
J. DE ROOS en T. DE ROOS-VAN ROODEN: MOED EN OVERMOED. Een biografie van burgemeester Dirk Frans Pont Uitg. Verloren, Hilversum 2010, ISBN 9789087041847
Afscheid Pieter Kempers en Jurrien Oortwijn Op 17 juni jl. hebben wij afscheid genomen van onze vrijwilligers Pieter Kempers en Jurrien Oortwijn. Vele jaren hebben zij meegedraaid in het telefoonteam. In het begin hebben zij net als de anderen, die af en toe een maand dienst deden voor de hulptelefoon, veel mensen te woord gestaan en kunnen helpen met hun vragen. Daardoor zijn voor veel 'Kinderen van' vragen beantwoord en vermoedens en stukjes van hun levenspuzzel op hun plaats terecht gekomen. In de loop der jaren werd het aantal telefoontjes steeds minder en concentreerden ze zich voornamelijk rond 4 en 5 mei. Het gevolg was dat de leden van het telefoonteam soms, wanneer ze een maand 'dienst' deden, geen enkel telefoontje kregen, maar wel bereikbaar moesten zijn. Vier keer per jaar kwam het team bijeen bij Mw. Anneloes Hamelink, die hen op voortreffelijke wijze begeleidde. Die bijeenkomsten waren zonder meer steeds leerzaam. Edoch, zowel Pieter als Jurrien gaven te kennen er mee te willen stoppen. Wij, het bestuur, konden niets anders dan hun wens respecteren. Natuurlijk hebben we nog wel geprobeerd hen over te halen om door te gaan, maar dat lukte ons niet. Daarom zijn we op 17 juni naar Hoogeveen afgereisd om daar samen met Anneloes Hamelink afscheid van hen te nemen. Na samen lekker gegeten en ondertussen veel gepraat te hebben, hebben wij hen een bos bloemen en een cadeaubon gegeven als dank voor het vele werk dat zij voor onze Stichting hebben gedaan. Ook hier willen wij nog een keer zeggen: Pieter en Jurrien bedankt.
Dirk Frans Pont (1893-1963) was afkomstig uit een aanzienlijke houtkopers- en bestuurdersfamilie uit Edam. In 1925 werd hij burgemeester van Uithoorn en drie jaar later van Hillegom. Na een onderhoud met Anton Mussert meldde hij zich in 1937 aan als lid van de NSB en werd hij door de nationaalsocialisten kandidaat gesteld voor de Eerste Kamer. Als gevolg daarvan werd hij als burgemeester van Hillegom ontslagen. Na aan het oostfront tegen de Russen te hebben gestreden, werd hij in 1942 benoemd tot burgemeester van Apeldoorn, welk ambt hij tot het einde van de oorlog vervulde. Hij was niet antisemitisch en leverde vaak kritiek op de Duitse maatregelen. Hij kon echter niet voorkomen dat tijdens zijn burgemeesterschap bijna zeshonderd joden uit Apeldoorn werden weggevoerd. Na de oorlog werd Pont, die in deze biografie wordt getypeerd als 'moedig maar ook overmoedig', drie jaar geïnterneerd. (overgenomen uit Genealogie, juni 2011)
FRANS WESTENBRINK: BARTELD LUNING Ezn & ROELOF LUNING Ezn. Rustende boeren, roerende verhalen, roerige tijden. Smilde 2010 Barteld en Roelof Luning zijn de zonen van een boer die in de crisisjaren actief lid was van Landbouw en Maatschappij. Via die organisatie kwam de familie terecht in NSB-vaarwater. Barteld, de oudste broer, kwam als dwangarbeider in Hamburg terecht. Vader werd boerenleider in Ruinen en werkte samen met de bezetter. Deze keuze leidde tot familietrauma's. 'Barteld en Roelof willen dat hun kinderen, kleinkinderen, familie en vrienden de leemtes in hun kennis van de familiegeschiedenis kunnen opvullen', aldus de auteur. In dit boek met de levensbeschrijvingen van de twee boerenzonen, is oud zeer inspiratiebron voor een openhartig boek. (overgenomen uit Waardeel 2-2011)
Ton Scheffel
20
redelijk recente operaties van het Amerikaanse leger. Dat was in WOII niet anders. Zo ontstonden namen als Liberation (Bevrijding) die vooral bedoeld waren voor de eigen achterban (die moest het geld geven voor de kapitalen verslindende militaire acties) en voor het bereiken van een militair doel: Duitsland van weleer de das om te doen. Als ze de neutrale term herovering van Europa hadden gebruikt, had dat een heel andere indruk gemaakt. Eefting noemt ook het woord nazi's dat meteen een negatieve lading meekreeg en in Nederland de term politiek delinquent voor wat in andere situaties gewoon een politiek gevangene is. De naam delinquent maakt het voor de betrokkene en de toeschouwer bewust erger. Als gevolg van gedachten in Eefting's tweede boek ontstond de Werkgroep Erkenning Onrecht Bijzondere Rechtspleging (WEOBR). Over wat die gedaan heeft en hun bevindingen rapporteert de auteur uitvoerig. De conclusie is dat voor de politiek en de juridische wetenschap de tijd voor erkenning van onrecht aan ons en de groep van onze ouders nog zeker niet rijp is. Veronderstelde schending van mensenrechten door Nederlanders heel ver van ons bed doet het goed (Srebenica, Rawagede) maar aan mensenrechtenschendingen op grote schaal op het eigen erf moet je gewoon niets doen… Toch maar eens proberen om 40.000 handtekeningen bijeen te krijgen voor behandeling in de Tweede Kamer?
Collaboratie, landverraad en heldendaden, kanttekeningen bij 'goed' en 'fout' in de Tweede Wereldoorlog. Derde boek geschreven door Henk Eefting. Uitgave van Aspekt, Soesterberg, 2011, 200 blz., ISBN 978 94 6153 0455; met literatuurlijst, verklaring afkortingen en personenregister. Prijs € 18,95.
Dit boek is anders dan zijn eerste boek dat vooral over zijn eigen familie gaat, en het tweede dat een overzicht geeft van nationaalsocialistische organisaties en de catastrofale afrekening met de aanhangers daarvan na WOII. Die kennen we als Bijzondere Rechtspleging, een samenstel van wetsbesluiten, in Londen opgemaakt, zonder parlementaire controle. Zijn nieuwe publicatie heeft een caleidoscopisch, anekdotisch en ietwat encyclopedisch karakter en werpt een ander licht op zaken waarover verankerde visies bestaan. Het boek is ingedeeld in vijf delen: Vóór de oorlog, Ín de oorlog, Ná de oorlog, De achterkant van de bevrijding en De Bijzondere Rechtspleging 1944 – 1952.
De hoogleraar en politicus Pim Fortuyn ontdekte bij onderzoek dat de Noodwet Drees van 1947 die ons de AOW schonk, een
Ik doe een paar grepen uit het materiaal. Wijd verbreid is het verhaal dat voor de inval van het Duitse leger in mei 1940 pro-Duitse elementen lichtkogels als signalen zouden hebben afgeschoten, een vorm van verraad. Na onderzoek is gebleken dat de hoogste officier van het Nederlandse leger een geheime opdracht aan ondergeschikten heeft gegeven om die kogels af te schieten teneinde de paraatheid van militaire onderdelen te testen. Eefting beschrijft wat naar zijn mening de nevenbedoeling van de generaal was. Het gebruik van terminologie en die meteen een lading meegeven is in de politiek en in militaire kringen geen uitzondering. We hoeven maar te denken aan de namen van 21
bewerking is van een stuk dat de Tweede Vader des Vaderlands, bekwaam politicus Willem Drees, op zijn tafel had gevonden. Dat was afkomstig van de Duitse generaalcommissaris voor arbeidszaken in het bestuur van Rijkscommissaris Seys Inquart. Die was voordien een vooraanstaand vakbondsfunctionaris die overgelopen was naar de nationaal-socialisten. Drees had er volstrekt geen moeite mee dat tegenover Fortuyn te erkennen. Hij voegde eraan toe: meneer Fortuyn, u begrijpt toch wel dat ik dat in het politieke klimaat van vlak na de oorlog zo ronduit niet kon zeggen? Op blz. 113 heeft de schrijver het over het NIOD en over recente publicaties. Hij is van mening dat het NIOD blijkbaar nog steeds volgens het oude basisschema werkt: a) de keuze van de ouders was fout; b) de kinderen moeten instemmen met dit oordeel; c) dan beseffen zij dat ook zij besmet zijn geweest (en dus terecht zijn afgewezen of “gestraft”; d) en dan mogen ze weer meedoen. Gerrit Bothof
Enkele passages uit een bespreking door Nanda van der Zee van Henk Eeftings boek Collaboratie, Landverraad en Heldendaden in het Dagblad van het Noorden ….Geen historicus dus in wetenschappelijke zin, maar wel een zeer belezen geschiedvorser, die zich vanuit zijn beladen verleden nooit heeft willen losmaken van de andere kant van de historische waarheid over de naoorlogse jaren in Nederland. Daarin speelde de vraag of men 'goed' of 'fout' was geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog in het dagelijkse maatschappelijke leven een dominante rol. Als zoon van een NSB'er heeft de auteur dat persoonlijk meegemaakt en zijn verontwaardiging daarover, een 65 jaar nadien, trilt nog mee op iedere pagina.[..] Eefting wijst erop dat men, met name in de noordelijke provincies, waar men als boeren –of arbeidersgezin vaak aan de rand van de bedelstaf leefde als gevolg van de economische crisis na de Eerste Wereldoorlog, gevoelig werd voor het succesvolle Duitse nationaalsocialisme.[..] Het accent wordt echter gelegd op de door de regering in ballingschap voorbereide schade die de Bijzondere Rechtspleging heeft aangericht.[..] Hoe de 'goede' jongens van de Binnenlandse Strijdkrachten onder commando van prins Bernhard daar (in de interneringskampen GSB)in de fout gingen en zich bestiaal en mensonwaardig hebben gedragen. Daarover reppen de geschiedenisboekjes niet en dat is een doorn in het oog van Eefting. Hij noemt dat een misstand, een historische leugen over de achterkant van het Militair Gezag, de Binnenlandse Strijdkrachten en het verzet.[..] Gelukkig zijn er allang tegengeluiden te beluisteren zoals in de voorgaande boeken van Henk Eefting.[..] Die maken duidelijk dat de historische waarheid vaak te beschamend is om onder ogen te zien. Alsook dat agressie en sadisme evenredig, zowel in de 'goede' als in de 'foute' mens op de loer liggen.[..] Eefting zoekt erkenning voor de door louter Nederlanders beschadigde, onschuldige nakomelingen van NSB'ers.[..]
22
Kiew door verplegers van de Ambulance was geholpen. Mijn vader was daar destijds! Hopelijk willen er mensen op mijn oproep reageren die a. als personeelslid of gewonde met de Ambulance in Kiew of Cholm in aanraking kwamen, b. kort na de oorlog in Rimini of Tarente gevangen zaten en c. als partner, kind of vriend informatie van bovengenoemde 'ervaringsdeskundigen' kregen. Zeg niet te snel 'Had je vader dan ook uitputtend naar zijn belevenissen gevraagd!' In ons gezin was zeker geen sprake van 'het grote zwijgen'! Toen vond ik het genoeg, nu ik het verhaal aan mijn kinderen en kleinkinderen wil doorgeven, stuit ik op hiaten in mijn kennis. Wie is bereid informatie met me uit te wisselen? De houding van naaste familieleden maakt het me niet mogelijk hier mijn naam en mailadres te vermelden. Als u reageert richting het secretariaat van het Bulletin, komt uw informatie bij mij terecht. Dat geheimhouding gevraagd en gegarandeerd wordt, spreekt vanzelf.
OPROEP Geachte lezer, Mijn vader maakte deel uit van 'De Nederlandse Ambulance voor het oostfront'. Hij meldde zich daarvoor aan bij het Vrijwilligerslegioen en kwam op 1-11-1941 in Den Haag aan. Het is opvallend dat hij niet met het Vrijwilligerslegioen naar Noord Rusland (Leningrad) vertrok. Hij ging in maart 1942, in groepsverband, naar Gransee (60 km ten noorden van Berlijn), om van daaruit via Berlijn, op 6 juni per trein naar Kiew te gaan. Daar nam de Ambulance haar intrek in een vrouwenkliniek, even buiten Kiev. De groep bestond uit een vijftal chirurgen, een tweetal internisten, twee huid- en tandartsen,een KNOen een oogarts, enkele doktoren, een apotheker, 20 verpleegsters en een x-aantal verplegers. Samen met chauffeurs, ziekendragers, koks, enz. bestond de groep uit 240 personen. Deze mensen werden ingezet bij Wiking in de Oekraïne! Mijn vader was één van de verplegers. Toen in het najaar van 1943 de Russen Kiew bedreigden, volgde overplaatsing naar Cholm, het huidige Chelm, gelegen tussen Kowel en Lublin. In juli1944 viel de Nederlandse Ambulance uiteen. Vanuit Krakau werd men naar verschillende eenheden gestuurd. Waar mijn vader tijdens het tweede deel van 1944 verbleef, kon ik tot nu toe niet traceren. Zeker is dat hij aan het eind van dat jaar met Wiking naar Hongarije (omgeving Boedapest) ging. Op de terugtocht kwam hij in Oostenrijk terecht, waar hij op 8 mei 1945 krijgsgevangene werd gemaakt in Tamsweg (Steiermark) door Engelsen. Hij werd eerst enkele maanden gevangen gehouden in Italië (een tentenkamp in Rimini en Tarente). In oktober 1945 kwam hij in Limburg (Eisden) aan. Van daaruit ging hij in december naar Den Helder (Fort Erfprins), om na enige tijd in Vught terecht te komen. Begin 1947 kwam hij vrij.
JAN VAN WEEREN: STUK TERUG, de aftocht van sergeant Meijer Uitg.Aspekt, Soesterberg 2011, ISBN 978-9461 53-043-1 Het verhaal van Chris Meijer die als eerste en enige Nederlandse militair wegens desertie op 12 mei 1940 bij Doorn is veroordeeld en gefusilleerd leerde ik kennen toen een van mijn leerlingen op de avondschool voor volwassenen een werkstuk over hem schreef. Deze leerling was beroepsmilitair en in het gesprek over zijn scriptie hebben we het vooral gehad over de discussies die er gevoerd werden door hem en zijn collega's over de thema's die de 'kwestie Meijer' aan de orde stelt: moet een soldaat blindelings de orders van zijn meerderen opvolgen, is er ruimte voor eigen interpretatie en eigen initiatief, is er ruimte voor het volgen van geweten en intuïtie, hoe zorgvuldig moet afwijkend gedrag van een ondergeschikte door de meerderen beoordeeld worden etc. Dat deze thema's in het leger besproken werden en dat dit in grote openheid mogelijk was, sprak me erg aan.
Het verhaal over een KMA-officier (pag. 3544) in het jongste boek van Henk Eefting, bracht me er toe alsnog een oproep te plaatsen. Pas in 2009 overleed een KMA-officier, die in 23
KARL-OTTO & MICHAEL SAUR: ER STAND IN HITLERS TESTAMENT. Ein Deutsches Familienerbe Uitg. Econ, Berlin 2007, ISBN 978-3-430-20026-4 De zoon en kleinzoon van Karl-Otto Saur, jarenlang de rechterhand van Albert Speer, hebben samen een boek geschreven waarin zij zich rekenschap hebben gegeven van de rol die hun vader resp. grootvader in het Derde Rijk speelde en van de invloed van die keuze op het leven van de familie. Karl-Otto sr. werd in het 'testament' van Hitler genoemd als minister van bewapening. Het document werd op 29 april 1945 door Hitler opgesteld en ondertekend en mede ondertekend door o.a. Goebbels en Bormann. Het was het hoogtepunt van Saurs carrière, maar tevens het dieptepunt: het Derde Rijk hield enige dagen later op te bestaan. Hij kwam in Amerikaanse gevangenschap en sloot een 'deal' met de Amerikanen: hij zou de geschiedenis van de bewapening van Hitlers rijk op papier zetten in ruil voor bijv. strafvermindering of toestemming naar de V.S. te gaan, zoals Werner von Braun. De deal heeft redelijk goed gewerkt, omdat hij al in 1948 uit gevangenschap naar het burgerleven terugkeerde, terwijl Albert Speer een vonnis van 20 jaar gevangenisstraf kreeg en dat aantal jaren ook echt uitdiende. Na zijn vrijlating begon Karl-Otto sr. een technisch adviesbureau, dat later omgezet werd in een kleine uitgeverij, maar de zaken liepen niet best. Pas toen zijn zoon Klaus de zaken overnam, keerde het tij.
In het boekje van Jan van Weeren worden deze thema's nergens expliciet aan de orde gesteld en dat was ook niet de bedoeling. Het boekje wordt op de achterzijde geïntroduceerd als een roman, waarin de schrijver menselijk drama en historische feiten vervlecht over het leven en de dood van een Gelderse jongen die de Grebbelinie moest verdedigen. Ook door het kader waarin het verhaal wordt geplaatst – dat overigens niet in chronologische volgorde wordt verteld, de lezer moet zelf het een en ander reconstrueren – kun je dit boek een roman noemen. Dat kader is de ontmoeting met de voormalige verloofde van Chris op een avond waarop het echtpaar Van Weeren voor mensen in een verzorgingstehuis optreedt. Verwarrend vind ik dat er kennelijk een vrouw met haar praat – 'mijn man en ik' treden op – terwijl als schrijver Jan van Weeren genoemd wordt. Maar het is natuurlijk mogelijk dat Jan een vrouw is, een naam zegt niet alles. Dit kader verbindt het heden met het verleden. Boeiend is hoe de voormalige verloofde uitlegt hoe de werkelijkheid van wat er echt gebeurd is en die van wat er in de verhalen over verteld wordt niet samenvallen. Er blijven onduidelijkheden over de ware toedracht, hoewel zeer duidelijk is dat er in juridisch en menselijk opzicht heel veel rammelt aan de manier waarop de 'desertie' van sergeant Meijer is beoordeeld. Het is goed dat daar opnieuw aandacht voor gevraagd wordt. De schrijver verwijst in zijn epiloog naar het boek van Jan Boer dat in 1970 verscheen (De zaak van sergeant Meijer) en naar www.grebbeberg.nl. Op het internet is overigens nog meer informatie over deze kwestie te vinden. GSB
Karl-Otto jr. beschrijft hoe hij zijn vader na diens terugkeer in de familie heeft ervaren en hij probeert een beeld te krijgen van wie zijn vader als persoon eigenlijk was. Hij ziet hem als een man die wilde slagen in het leven, gewaardeerd wilde worden. Na de verwijten van zijn moeder en zusters dat hij het familiebedrijf dat zijn vader hun achterliet ten onder had doen gaan, (een onredelijk verwijt, 24
de economische crisis was de directe oorzaak) maakte het hem niet uit op welke manier hij zich tegenover hen zou revancheren. Een carrière in het Derde Rijk scheen de aangewezen weg. Een idealist was hij waarschijnlijk niet, maar hij was wel in de ban van Hitler die hij zonder mankeren trouw bleef. Tussen Albert Speer en hem bestond rivaliteit en zijn benoeming tot minister deed hem over Speer triomferen. Het was echter maar voor een paar dagen… Zijn zoon ziet hem als een man die sterk was als hij bevelen moest uitvoeren, maar zonder stuur en initiatief als hij zelf de route moest bepalen. Daarom lukte het hem niet om zijn adviesbureau en uitgeverij winstgevend te maken. Hij zag zichzelf als slachtoffer van de omstandigheden en had totaal geen oog voor wat hij in zijn positie anderen had aangedaan.
Towers door de vliegtuigen op 11/9 instorten. Hij herinnert zich dat zijn grootvader plannen had om een vliegtuig te ontwerpen dat zonder tussenstop naar New York zou kunnen vliegen om daar bommen te laten vallen die de stad in puin zouden leggen… Boeiend is hoe hij zijn vader beziet, een man die het goed probeert te doen, zich zeer verantwoordelijk opstelt, zo anders dan zíjn vader, gebukt gaat onder een last die hij moeilijk dragen kan. Buiten Duitsland is die last minder: als hij Michael in de V.S. bezoekt kan hij ongedwongener zijn in de omgang met mensen. Michael blijft waarschijnlijk niet voor niets in de V.S., hoewel hij dat nergens uit. Wel maakt hij duidelijk zich niet over het verleden schuldig te voelen omdat hij niet verantwoordelijk is voor de daden van zijn grootvader. Hij heeft ook nooit narigheid ondervonden omdat hij een Duitser is, niemand heeft hem ooit gediscrimineerd of genegeerd vanwege zijn nationaliteit.
Karl-Otto jr. kijkt ook kritisch naar zichzelf, probeert na te gaan in hoeverre hij op zijn vader lijkt. Hij heeft geprobeerd het anders te doen dan zijn vader en dat lijkt goed gelukt te zijn. Zijn houding ten opzichte van zijn vrouw en kinderen is met name geheel anders dan de autoritaire houding die zijn vader had, die zijn frustraties op de middelste drie kinderen botvierde. Daarnaast had Karl-Otto sr. met zijn secretaresse een jarenlange relatie, zonder dat zijn vrouw dit ooit bemerkt heeft. Of, misschien moet je stellen dat ze het wel gemerkt heeft, maar gedaan heeft alsof die relatie niet bestond met de gedachte: als je er geen aandacht aan besteedt, dan 'bestaat' die ook niet. Dit was ook haar houding ten opzichte van het verleden, ze heeft zich nooit rekenschap gegeven van wat haar man in Hitlers rijk en in diens naam heeft uitgevoerd.
Het boek is vlot geschreven. Het laat zien hoe het verleden doorwerkt en hoe het verwerkt kan worden. Een moedig boek waar je nog dagen over na loopt te denken. GSB
De kleinzoon, Michael, bekijkt de familiegeschiedenis natuurlijk van een nog grotere afstand. Hij is uiteindelijk in de V.S. gaan studeren en is daar blijven wonen. Hij heeft er bij zijn vader op aangedrongen dat hij zijn ervaringen op schrift zou stellen. Een gezamenlijk project leek voor beide mannen werkzaam in de journalistiek en de uitgeverswereld de voor de hand liggende methode. Vroeger en heden reiken elkaar de hand als Michael van dichtbij meemaakt hoe de Twin 25
boven hen verheven te zijn omdat zij een ideaal hadden waarin zij geloofden en waaraan zij houvast hadden en de anderen niet. En in hun liefde voor poëzie en bijna filosofische bespiegelingen over het leven. Het werd me steeds duidelijker hoe zwaar het leven in de dertiger jaren voor jonge mensen geweest is en hoe moeilijk het voor hen moet zijn geweest om een goede koers in het leven te vinden. Juist omdat het bij Chris en Dien gaat om mensen met een geheel andere politieke kijk op de wereld heb ik de wereld van mijn ouders veel beter leren kennen. Omdat ik hun verhaal als het ware kon teruglezen in het verhaal van Chris en Dien, maar dan zonder bevooroordeelde ogen, zonder de 'jamaars' en de 'maartochs' die bij mij als kind van mijn ouders opkomen als ik hun eigen verhaal beschouw. Omdat hun keuzen mijn leven beïnvloed hebben en ik moeilijk om de gevolgen kan 'heenkijken'. Chris is na anderhalf jaar lijden aan de gevolgen van een infectie overleden. Als er toen al penicilline was geweest, had hij niet hoeven te sterven. En dan besef je: de wereld als geheel is er misschien niet veel beter op geworden in de laatste eeuw, desondanks zijn er deelgebieden waarop vooruitgang geboekt is en daar mogen we dankbaar voor zijn.
ALMA POST & JANNEKE BUURMAN: ZO ZIJN WIJ ELKAARS GESCHENK Een liefde in de jaren dertig Uitg.Balans, Amsterdam 2010 ISBN 9789460032127 Toen Alma Post de trouwring van haar moeder van de begrafenisondernemer ontving, zag zij in die ring niet de naam van haar vader staan, maar die van Chris, een naam die ze wel eens terloops had horen noemen, maar waar ze niet van wist bij welke persoon die hoorde. Enige tijd later vond ze brieven van Chris aan haar moeder geschreven in de tijd dat ze met elkaar verkering hadden en waar uit bleek wie hij was. Ze zocht contact met zijn familie en samen met zijn nichtje Janneke heeft ze de brieven van Chris, van Dien en van enkele vrienden uitgetypt. Deze brieven zijn integraal gepubliceerd en Alma en Janneke hebben in korte stukjes informatie gegeven over de context waarin deze briefwisseling plaats vond. Het knappe daaraan vind ik dat ze zelf op de achtergrond zijn gebleven en dat ze de brieven het verhaal laten doen. Het boeiende aan dit boek vind ik dat het zo'n goed beeld geeft van het leven van jonge mensen in de dertiger jaren en van de moeilijkheden waarmee zij zich geconfronteerd zagen: een lage sociale komaf waaraan zij zich door zelfstudie weten te ontworstelen, de gevolgen van de economische crisis en de werkloosheid, de omstandigheid niet te kunnen trouwen omdat de economische basis voor een huwelijk te smal is, de problemen met seksuele onthouding omdat zij niet voor het huwelijk uit aan hun seksuele behoeften willen voldoen en tenslotte de confrontatie met een ziekte die tot de dood voert. Chris en Dien vonden hun steun in de socialistische jeugdbeweging. Mijn ouders zijn enige tijd in christelijke jongerenverenigingen actief geweest en moesten niks van socialisme hebben. Pas later zocht mijn vader zijn heil bij de NSB. En toch zie ik heel veel overeenkomsten tussen hun verhaal en dat van Chris en Dien. Bijvoorbeeld in hun vooringenomenheid tegenover leeftijdgenoten die zich niet wilden ontwikkelen via studie en lezen en natuuronderzoek, een houding van
GSB
26
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief In het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging zijn de justitiële dossiers van de van collaboratie met de Duitse bezetter verdachte Nederlanders ondergebracht. De toegankelijkheid van de dossiers wordt bepaald door de Archiefwet van 1995. Bij het Nationaal Archief gelden beperkende voorwaarden voor de inzage van de dossiers. Deze beperking geldt echter alleen als de persoon waarover informatie gezocht wordt in het archief nog in leven is. Is deze echter overleden, dan is het archief in principe voor iedere burger toegankelijk. Het Nationaal Archief wijst geïnteresseerden echter wel op de belangen van de kinderen en familie van de persoon waarover informatie gezocht wordt. Adres: Nationaal Archief Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag Openingstijden: dinsdag woensdag t/m vrijdag zaterdag
9.00 – 21.00 uur 9.00 – 17.00 uur 9.00 – 13.00 uur
Familieleden van betrokkenen hebben recht op inzage als: - de desbetreffende is overleden - de desbetreffende toestemming geeft tot inzage Als de aanvrager een verklaring van een psychiater of psychotherapeut kan overleggen waarin de hulpverlener duidelijk maakt dat het voor het geestelijk welzijn van de aanvrager onontbeerlijk is dat de gezochte informatie verkregen wordt, kan er informatie gegeven worden door een ambtenaar van het Rijksarchief; de aanvrager kan dan echter niet zelf het dossier inzien. Voor informatie kan men contact opnemen met het Nationaal Archief (voorheen Rijksarchief): telefoon: 070 3315444 fax: 070 3315499
[email protected] email: www.nationaalarchief.nl website: Het verzoek tot inzage van een dossier moet schriftelijk worden ingediend bij het volgende adres: Nationaal Archief Secretariaat afd. Publiek Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag In dit verzoek dient voor te komen, moet respectievelijk bijgesloten worden: - Naam, volledige voornamen, geboortejaar en –plaats van degene naar wie onderzoek wordt gedaan. -Bewijs van overlijden van deze persoon (uittreksel uit het overlijdensregister, aan te vragen bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waar de persoon is overleden of een kopie van een rouwkaart). Voor een persoon geboren vóór 1909 is dit bewijs van overlijden niet noodzakelijk. Als de persoon in kwestie niet overleden is dan is een door hem of haar getekende verklaring waarin toestemming verleend wordt noodzakelijk. Deze verklaring dient vergezeld te gaan van een kopie van een geldig legitimatiebewijs van degene die toestemming geeft.
27
Bij het verzoek moet de relatie tussen aanvrager en de persoon in kwestie aangeduid worden, er moet een korte motivering gegeven worden van de wens tot inzage, en er moeten zoveel mogelijk relevante gegevens over de betrokkene vermeld worden, zoals naam, eventueel meisjesnaam, de organisatie waar hij/zij tijdens de bezetting lid van was.
COLOFON Het Bulletin is een uitgave van de Stichting Werkgroep Herkenning. Het doel van de Werkgroep is: - het bevorderen van hulpverlening aan hen die in hun persoonlijk en/of maatschappelijk leven moeilijkheden ondervinden, doordat een of beide (groot)ouder(s) aan de kant van de bezetter stond(en) dan wel tot de bezetter behoorde(n) - bekendheid geven aan de problematiek van deze groepering
Het Nationaal Archief bekijkt of er een dossier over de persoon in kwestie aanwezig is.
De Werkgroep is niet verbonden aan enige politieke partij, levensbeschouwelijke stroming of kerkelijk genootschap. De Werkgroep distantieert zich nadrukkelijk van elke vorm van of sympathie voor (neo)fascisme en (neo)nazisme. Het Bulletin verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer verschijnt half december 2011. Kopij hiervoor moet uiterlijk 12 november 2011 in het bezit zijn van de redactie:
[email protected] of Gonda ScheffelBaars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht.
Als dat niet zo is, wordt u dat gemeld. Als het wel aanwezig is, stuurt men u een brief met de regels van het inzagerecht. Daarop komt ook het telefoonnummer voor dat u bellen moet voor een afspraak. Meestal ontvangt u na twee tot drie weken antwoord.
We stellen het op prijs als u uw bijdragen digitaal aanlevert. Is dat niet mogelijk dan zijn geschreven of getypte bijdragen op papier uiteraard ook welkom.
Het is niet toegestaan documenten uit het dossier mee te nemen, er mag ook niets gekopieerd worden. U mag wel gegevens overschrijven. Een en ander is bedoeld om niet alleen de privacy van de betrokkene te beschermen maar ook die van de directe verwanten.
Niets uit dit nummer mag worden overgenomen anders dan na toestemming van de redactie. Redactie: Cuny Holthuis-Buve Gonda Scheffel-Baars Jaargang 26, nummer 3, september 2011
28