BULLETIN BULLETIN VAN DE WERKGROEP HERKENNING
■ 24e
JAARGANG No. 2 ■ JUNI 2009
Oorlogsslachtoffers: “verwennen” of niet? KINDEREN VAN NSB’ERS Dit is de titel van de scriptie die Lenie Bolle schreef ter afsluiting van haar studie Cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en waarmee ze haar Master-of-Arts-titel behaalde. De ondertitel van haar werkstuk geeft duidelijk weer waar ze haar aandacht op gericht heeft: De opkomst en problematiek van een slachtoffergroep geplaatst binnen het algemene denken over de psychische gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. Het ging haar er niet om de problematiek te beschrijven, maar te bekijken hoe het naar buiten treden van NSB-kinderen, individueel door het schrijven van een autobiografie, en meer collectief door de oprichting van Werkgroep Herkenning, te plaatsen is in het grotere geheel van het verwerken van de oorlog.
Donatie 2009 Heeft u ook al uw donatie voor 2009 overgemaakt? Of moeten ook wij rekening houden met de kredietcrisis?
Graag zien wij uw donatie voorzien van uw naam gestort op rek. nr. 5285797 t.n.v. de Zij schetst in het eerste deel van haar werkstuk in grote lijnen penningmeester de fasering in het denken over de oorlog en de aandacht die de van Werkgroep psychische gevolgen hiervan in de loop der jaren gekregen heeft. Herkenning Wat mij daarbij opviel is, dat er tot ongeveer 1950 toch wel veel over de oorlog en de gevolgen gesproken is en dat pas daarna, MAILADRESSEN tot ongeveer 1970, het ‘collectieve zwijgen’ begon. Het bestuur wil ok over kinderen en oorlogs- oorlogskinderen was die situatie afwegraag zoveel moleed is in die eerste periode zig. De Leeuw had er ook oog voor dat veel geschreven; Lenie Bolle kinderen van NSB’ers in conflict met gelijk verzenden via noemt 4 artikelen die tussen maart 1946 hun omgeving kwamen als zij hun ou- e-mail. Zowel het en februari 1949 in het Maandblad ders als hun basis bleven zien. Bulletin als andere Geestelijke volksgezondheid verscheWerd vlak na de oorlog als goed be- berichten !!! nen. Met name kinderpsychiater meleid gezien oorlogsslachtoffers niet in vrouw A.J. de Leeuw-Aalbers onderhun lijden te staven, niet te ‘ver- Laat u ons a.u.b uw kende hoe belangrijk het voor een harwennen’, in de zeventiger jaren kwam e-mailadres en uw monische persoonlijkheidsuitgroei was er erkenning, niet via een maatschappe- voorkeur hierin wedat kinderen opgroeiden in een gezin lijke discussie en verwerking van de waarin normale gehechtheid en geten!
O
voelsrelaties mogelijk waren. Voor veel
(Lees door op pagina 3)
Informatie over de Werkgroep Herkenning
Inhoudsopgave voor dit Bulletin Oorlogsslachtoffers, verwennen of niet? ............................. 1/3/4
Secretariaat:
Informatie over de Werkgroep Herkenning ............................... 2
Bachrode 11 2717 AL Zoetermeer 079-8886264 E-mail:
[email protected] www.werkgroepherkenning.nl Adreswijzigingen a.u.b. melden aan het secretariaat
Mededelingen ......................................................................... 3 Vanuit het Bestuur.................................................................. 4/5 Van de redactie....................................................................... 5 Interview met Mieke de Groot ............................................... 6/7 Oproep ‘Bewarings- en verblijfskamp Amersfoort...................... 7 Presentatie van ‘Besmette jeugd’ .......................................... 7/8
Landelijke Hulptelefoon:
Eerste impressie van het boek van Ismee Tames . 9/10/11/12/13
030 6701979
Veel belangstelling voor het Open Archief ............................. 13 Verslagen
Bestuur:
Tineke Wibaut-Guilonard-lezing 13 maart 2009 .... 14/15/16/17
Cuny Holthuis-Buve (voorzitter) Ton Scheffel (penningmeester) Tanja van der Woud-Wolterbeek (secretaris) Jeanne Diele-Staal (lid) Ab van Aldijk (lid)
Donateursdag 6 maart 2009.......................................... 18/19 Schreeuwen aan het graf, Fred Vaassen............................. 19 Waarom heb je mijn schouder niet gezocht? 3 maart 2009............................................................................... 19/20 Final Account - Third Reich Testimonies ............................... 20 In de media
Regiocoördinatoren:
Coming out en loyaliteit ............................................ 21/22/23 Impressie van een aprilmaand ........................................... 24
Friesland Roelie Ansingh 0512 303174 Groningen Jurriën Oortwijn 050 3110955 Drenthe Pieter Kempers 0591 659904 Flevoland Pragit Koot-Brouwers 0320 412116 Brabant Hans van Hoof 0413 475838 Limburg Margreet Vorstenbosch 046 4373822 Zuid Holland Dirk Mostert 010 2622645 of b.g.g. het secretariaat Salland & Twente Arjen en Mieke de Groot 053 4344801
Boekbespreking Een bijzondere verjaardag: ‘Oorzaak en gevolg’............ 24/25 Annegret Lamey: ‘Kind unbekannter Herkunft’ ................ 25/26 Internationaal Conferentie Papenburg.................................................. 26/27 Conferentie “fout” geworden of “fout” gemaakt? ........... 27/28 Kinderen van collaborateurs in Frankrijk .................... 28/29/30 Mogelijkheid tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief............................................................................... 31/32
Partners van…:
Colofon .................................................................................. 32
Joke Snijders
033 4617673
Contactgroep Kinderen van Duitse Militairen: Ab van Aldijk
DONATEUR WORDEN VAN HERKENNING ?
023 5240898 06 53382670
U kunt donateur worden van de Stichting Werkgroep Herkenning. U ontvangt dan ons informatiebulletin dat eens per kwartaal verschijnt. Ook kunt u deelnemen aan de activiteiten die onze stichting organiseert. De stichting vraagt van de donateurs een jaarlijkse bijdrage van €20,00.
Redactie Bulletin: Cuny Holthuis-Buve Gonda Scheffel-Baars (hoofdredacteur)
[email protected] Gerard van der Woud (eindredacteur en vormgeving)
Een hogere bijdrage is uiteraard welkom. De hoogte van de standaardbijdrage mag echter geen belemmering zijn om u te laten inschrijven. Kunt u dat bedrag niet missen dan is een lagere bijdrage eveneens welkom. Wij willen u verzoeken om uw bijdrage te storten op ons rekeningnummer 5285797, ten name van de penningmeester Stichting Werkgroep Herkenning, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht, onder duidelijke vermelding van uw naam en adres.
Webmaster: Tosh Koot Voor het laatste nieuws over activiteiten van de Werkgroep Herkenning en over andere gebeurtenissen die voor de doelgroep van Herkenning van betekenis kunnen zijn is de website van de werkgroep een niet-temissen bron van informatie. Dus op naar: www.werkgroepherkenning.nl!
Mocht u vragen hebben omtrent deze procedure schrijf , mail of bel dan naar: Secretariaat Stichting Werkgroep Herkenning Bachrode 11, 2717 AL Zoetermeer E-mail:
[email protected] Telefoon 079-8886264
www.werkgroepherkenning.nl 2
Mededelingen
(Vervolg van pagina 1)
oorlog, maar via de medicalisering van het oorlogsleed. Daarop volgde, volgens Ido de Haan de periode van ‘concurrentie’, die Jolande Withuis de fase van de ‘miskenning’ noemt. Zij wil daarmee zeggen, dat toen het oorlogsleed van Joden en verzetsdeelnemers eindelijk erkend was, er steeds meer groepen kwamen die erkenning van hun oorlogsleed wilden, en wel in de geest van: ‘zij ook? Dan wij ook!’; een streven naar erkenning vanuit het gevoel achtergesteld te zijn.
Inzendingen voor het Bulletin Criteria voor plaatsing van berichten en artikelen in het Bulletin Het Bulletin is er voor onze achterban, maar er gelden - zoals bij ieder blad - wel duidelijke regels. Uitgangspunt is dat de inhoud van de berichten en artikelen niet strijdig mogen zijn met de doelstellingen van Herkenning.
Lenie Bolle becommentarieert die zienswijze met: ‘Weinig tot geen aandacht en compassie is er in deze visie voor de psychische problematiek die daadwerkelijk bij deze slachtoffers heerste en de rol die de langdurige afwezigheid van erkenning in dit leed speelde.’(blz.26) Zowel De Haan als Withuis noemden in hun studies de groep van NSB-kinderen maar heel kort. Bolle wilde in haar studie juist deze groep uitgebreid bekijken en nagaan of dit gevoel van achtergesteld zijn bij NSB-kinderen aanwezig was, of het een rol speelde met het naar buiten treden en wat hulpverleners, maar ook mensen die van de doelgroep deel uit maken, daar zelf over te berde brengen.
Verder bekijkt de redactie de binnengekomen stukken op: - goede leesbaarheid, - geen dubbelzinnigheid wat de inhoud betreft, - i.v.m. de beperkte ruimte: zo beknopt mogelijk. Als een stuk van iemand wordt opgenomen, geldt dat de redactie voor de inhoud van dat stuk geen verantwoordelijkheid draagt. Zie voor verdere informatie het colofon op de laatste pagina van het Bulletin. ■
In het tweede deel van haar scriptie gaat zij in op de speciale situatie van de doelgroep. Zij opent met citaten uit een pamflet dat dominee Kr. Strijd in augustus 1945 schreef over de behandeling van NSB’ers in de kampen en de bejegening van hun kinderen. Hij vond ‘dat we ons als nederlanders moeten schámen.’ Zij beschrijft hoe de internering van de ouders de gezinnen deed uiteen vallen, en besteedt veel aandacht aan de opvang door pleeggezinnen of in kindertehuizen, de vaak moeilijke gezinshereniging en het moeizame zoeken naar huisvesting en werk.
BEELDBANKWO2 Alle oorlogsfoto’s van de oorlogs- en verzetsmusea, herinneringscentra en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) zijn nu online beschikbaar: www.beeldbankwo2.nl
Donaties voor de Stichting Vrienden van Werkgroep Herkenning
Zij beschrijft hoe de werkgroep Herkenning tot stand kwam en waarom het in 1981 mogelijk was het taboe te doorbreken, iets dat Dick Woudenberg al in 1970 geprobeerd had, maar dat toen niet lukte. Voor de verklaring ervan wijst zij op de democratiseringstendens in de tachtiger jaren, de acceptatie van het fenomeen zelfhulpgroep, maar ook op de constatering van therapeuten als Montessori dat er grote overeenkomst is in de problematiek bij kinderen van de oorlog van diverse categorieën.
.
De Stichting Vrienden van Werkgroep Herkenning werd opgericht om, met de nalatenschap van de oudvoorzitter van de Stichting Werkgroep Herkenning Hans Donkersloot als basis, de activiteiten van de Werkgroep Herkenning te kunnen continueren in de periode dat er geen subsidiegelden meer beschikbaar zouden zijn. Een aparte Stichting Vrienden was destijds noodzakelijk om de overheidssubsidie te kunnen blijven ontvangen. Nu de subsidies van het ministerie van VWS al enige jaren gestopt zijn en de verplichtingen van de Stichting Werkgroep Herkenning die voortvloeiden uit deze periode niet langer aanwerzig zijn, is een scheiding van de twee stichtingen geen nood-
Zij ziet de totstandkoming van de werkgroep en de activiteiten die ontplooid werden als emancipatie, het inlopen van een achterstand of achterstelling, echter niet ingegeven door gevoelens van miskenning of concurrentie. In de doelstellingen werd vanaf het begin duidelijk dat de werkgroep lotgenoten de helpende hand wilde bieden, de hulpverlening voorlichting wilde geven en wilde proberen een mentaliteitsverandering in de maatschappij tot stand te brengen, waardoor het stigmatiseren van NSB-kinderen zou stoppen.
zaak meer.
Wij vragen u dan ook om donaties en eventuele legaten rechtstreeks over te maken aan de Stichting Werkgroep Herkenning, zoals aangegeven op bladzijde 2 van dit Bulletin. ■
Weliswaar maakte Herkenning zich sterk voor de erkenning van de doelgroep als slachtoffergroep naast andere erkende slachtoffergroepen, maar, zo stelt Le3
VANUIT HET BESTUUR
nie Bolle, niet met de bedoeling om het slachtofferschap te gaan koesteren. Herkenning was duidelijk bedoeld als ‘doorgangshuis’: na een poosje hadden veel lotgenoten zoveel steun en erkenning gekregen dat ze weer zelfstandig verder konden. En velen ontdekten dat na de verwerking van het verleden in de nieuw verworven rust nog een heleboel te genieten viel en lieten Herkenning inderdaad achter zich.
D
e donateursdag op 6 maart stond dit jaar in het teken van oud worden met een oorlogsverleden. Onder begeleiding van twee medewerkers van Cogis konden we met dit onderwerp bezig zijn. Iedereen had zo zijn eigen ervaringen met ouders en familie, het kwam allemaal aan bod. Er blijft veel behoefte aan het uitwisselen van ervaringen! Voor dit Bulletin is er door een van de deelnemers een verslag geschreven, zodat ook niet-aanwezigen kunnen meedelen.
Lenie Bolle zegt in de afronding van het tweede deel: ‘Als ik anno 2009 naar de geschiedenis van Werkgroep Herkenning kijk, valt de professionele en integere wijze waarop de werkgroep zichzelf organiseerde en haar doelstellingen formuleerde op. Daarnaast frappeert het invoelingsvermogen, waarmee zij andere oorlogsslachtoffers tegemoet trad, waar dit omgekeerd in eerste instantie niet altijd het geval was.’
De medewerkers van Cogis hebben ook geleerd van de bijeenkomst: voortaan zal in de bijscholing van personeel van verzorgings- en verpleeghuizen expliciet aandacht besteed worden aan de problematiek en achtergrond van ouderen met een “fout” verleden. Als u nog ervaringen heeft daarmee, laat het ons weten zodat wij het door kunnen geven.
In het derde deel bespreekt en analyseert zij 6 boeken die door NSB-kinderen geschreven zijn: ‘Foute boel’ van Jac. Van Gool, ‘Niet de schuld, wel de straf’ en ‘Op zoek naar erkenning’ van Rinnes Rijke, ‘De Tweede Generatie’ van P.Berserk, ‘Niemandsland’ van Duke Blaauwendraad-Doorduyn en ‘Het verleden voorbij’ van Hanna Visser. De eerste vier auteurs waren voor de oorlog geboren en hadden duidelijke herinneringen, de laatste, in de oorlog geborene, niet. Frappant is dat alle vijf de auteurs na Dolle Dinsdag naar Duitsland zijn gevlucht en dat deze gebeurtenis een heel belangrijke rol heeft gespeeld in hun leven. De eerste twee auteurs geven een verslag van wat er in hun jeugd is gebeurd, gezien door de ogen van het kind dat zij toen waren, terwijl de andere drie meer vanuit het heden naar het verleden kijken. Bij de laatste twee gaat het ook over de manier waarop problemen verwerkt zijn, o.a. in het kader van Herkenning, terwijl Berserk heeft geschreven vanuit één overheersende emotie: woede.
Als bestuur willen we graag dat het thema van de volgende donateursdag aansluit bij uw wensen. Dus als u ideeën heeft, horen wij dat graag. De gespreksgroep voor de derde generatie trok dit jaar op de donateursdag zo’n 10 deelnemers, die op 17 mei met elkaar hebben gebrainstormd over hun wensen en behoeften. Herkenning zal hen als dat nodig is terzijde staan. Hulpverlening: een stapje verder? Op 13 maart was het bestuur vertegenwoordigd bij de jaarlijkse Tineke Wibaut-Guilonard-lezing van de stichting KOMBI. Na een interessante lezing van de historicus Chris van der Heijden over “de oorlog na de oorlog”, was er een voordracht van Mevrouw Dashorst, psychiater van het Centrum ’45 over hulp aan de naoorlogse generatie. Deze gaf aanleiding tot veel vragen over het – nog steeds – onthouden van hulp aan kinderen van “foute” ouders in het Centrum.
Alle boeken verschenen in de tachtiger jaren, vóór die tijd was er nog nooit een egodocument door een NSBkind geschreven. Dat bevestigt Bolle’s indruk dat voor 1980 de tijd er nog niet rijp voor was.
Als vervolg hierop heeft Mevrouw Dashorst een paar weken nadien per brief aan KOMBI laten weten dat zij bij het Centrum zal voorstellen dat er behandelmogelijkheid – ook als er een opname nodig is komt voor kinderen van “foute” ouders (KFO). Ambulante hulp is al wel mogelijk.
De boeken bevestigen ook het beeld dat uit de literatuur over oorlogsproblematiek naar voren komt, n.l. dat traumatisering meestal twee componenten heeft: de feitelijke traumatiserende gebeurtenissen en daarna het ontbreken van erkenning en steun. Het specifieke van de groep NSBkinderen is dat de ingrijpende gebeurtenissen vooral na de oorlog hebben plaatsgevonden (scheiding van de ouders door hun internering, pleeggezin, kindertehuis, pesterijen en uitsluiting) én dat zij zolang gestigmatiseerd zijn gebleven: gestraft zonder schuldig te zijn. Lenie Bolle vermoedt dat eerdere erkenning van de schuldeloosheid van de kinderen, bijvoorbeeld in de vijftiger jaren, een boel problemen had kunnen voorkomen. Aan de ervaringen die zij tijdens de oorlog opgedaan hadden zouden zij dan alle aandacht hebben kunnen besteden en sommigen, die veel hebben meegemaakt, zouden alleen daaraan al hun handen vol hebben gehad. Een boeiende, mooie en vlot geschreven scriptie!■ Gonda Scheffel-Baars
Voor veel KFO blijkt hulpverlening nog steeds noodzakelijk en daarom willen we graag van u weten wat uw – goede en slechte - ervaringen zijn met de hulpverlening. Op 16 april was het bestuur natuurlijk aanwezig bij de presentatie van het boek van Ismee Tames over de kinderen van NSB’ers na de oorlog: “Besmette jeugd”. Het boek heeft al veel reacties opgeroepen en wij willen ook graag uw mening horen. Het bestuur heeft ook een bijeenkomst georganiseerd met historici om te kijken wat we aan dit boek hebben en wat we erin missen. Het laatste woord over 4
ren, maar ook omdat hij zijn boek aan familie en vrienden kon presenteren.
de kinderen van “foute” ouders is nog lang niet gezegd! Over het idee van een Kenniscentrum van ervaringsdeskundigheid is op 15 mei bij COGIS gesproken met een aantal andere organisaties van kinderen van de oorlog.
Martijn Lindt schreef een betoog over ‘coming out’ van KFO en loyaliteitsconflicten, mede naar aanleiding van een interview met Tessel Pollmann in de Utrechtse bijlage van het AD.
Een belangrijk onderdeel daarvan zou een website met representatieve levensverhalen moeten worden, waar volgende generaties de situatie van hun ouders en grootouders in kunnen herkennen. De aanwezige organisaties gaan nu weer terug naar hun achterban om dit plan te bespreken en begin oktober komen we weer bij elkaar. Wordt vervolgd.
Van Pierre Rigoulot ontving ik een tekst over de collaborateurskinderen in Frankrijk. Ik heb er een samenvattende vertaling van gemaakt. Hij onderstreept het belang van de verhalen van de kinderen van… omdat zij de samenleving dwingen op een nieuwe manier naar het thema ‘goed en fout’ te kijken.
Als u geïnteresseerd bent in het gehele secretariële jaarverslag van Herkenning, dan kunt u dat vinden op onze website. Als u geen toegang heeft tot internet wordt u - op aanvraag - een exemplaar toegezonden.
Dineke Swart stuurde een tekst waarin zij beschrijft wat haar in de aprilmaand van dit jaar bezig heeft gehouden. Lenie Bolle schreef een afstudeerscriptie over kinderen van NSB’ers en behaalde daarmee haar MA-titel aan de Radbouduniversiteit van Nijmegen. Ik heb haar werkstuk met veel belangstelling en instemming gelezen.
Het bestuur wenst u een zonnige en ontspannen zomer! ■ Cuny Holthuis
VAN DE REDACTIE
Van Monika Diederichs ontving de redactie een verslag van de bijeenkomst op het NIOD op 16 april waar het boek van Ismee Tames werd gepresenteerd.
N
aast de gebruikelijke rubrieken in het Bulletin – Vanuit het bestuur, Over het Open Archief, oproepen en de pagina’s over het bezoeken van Nationaal Archief - vindt u in dit nummer ook weer verslagen van bijeenkomsten die donateurs van Herkenning hebben bijgewoond.
Aan dit boek willen we veel aandacht geven in het septembernummer van het Bulletin. Het zou erg prettig zijn als u als lezers uw bevindingen op papier zou willen zetten, zodat we een scala aan impressies en meningen kunnen presenteren.
Loes Schneiders nam eind februari, begin maart deel aan een conferentie in Papenburg, Noord-Duitsland. Zij werd daar in het kader van het programma, samen met Fanny Heymann, geïnterviewd. Loes schreef een impressie over hoe ze deze bijeenkomst heeft ervaren. Van Gerrit Bothof ontvingen we over deze conferentie eveneens een verslag. Hij belicht heel andere kanten ervan; boeiend.
In dit nummer maak ik enkele persoonlijke kanttekeningen bij het boek. Ik had er graag een juichend verhaal over geschreven, maar alleen al de inleiding riep zoveel vragen op, dat dat er jammer genoeg niet in zat. Namens de redactie wens ik u goede momenten toe met dit nummer van het Bulletin.■ Gonda Scheffel-Baars
Op 4 maart werd de jaarlijkse donateursdag gehouden. Marjolein van Dierendonck was bereid haar indrukken van deze dag op papier te zetten. Op 13 maart organiseerde onze zusterorganisatie Kombi de Tineke Wibaut-Guilonard-lezingenmiddag. De voordrachten van mevrouw Patricia Dashorst over het doorwerken van de oorlog in de naoorlogse generatie en van Chris van der Heijden over de veranderde kijk op de oorlogsgeschiedenis waren zo boeiend dat het me goed leek om er uitgebreid verslag van te doen. Op 3 april bezocht ik in Kerk-Avezaath de solovoorstelling ‘Waarom heb je mijn schouder niet gezocht’ van Martin Reuser en Margreet Vorstenbosch zag op 4 mei in Venlo het stuk ‘Schreeuwen aan het graf’ van Fred Vaassen. De beide voorstellingen maakten veel indruk en bewijzen dat solotoneel een unieke vorm kan zijn om het bijna onzegbare tot uitdrukking te brengen.
Lenie Bolle (de bespreking van haar afstudeerscriptie vormt het onderwerp van het artikel op de voorpagina) is betrokken bij de Stichting Urk in oorlogstijd
Voor Jan Giesekam was 19 april een bijzondere dag, niet alleen omdat hij zijn tachtigste verjaardag kon vie5
INTERVIEW MET MIEKE DE GROOT Mieke de Groot zal in september afscheid nemen van het telefoonteam. In verband daarmee heb ik (Gonda Scheffel-Baars) een vraaggesprek met haar gehad over haar ervaringen met Herkenning en over haar inzet voor de organisatie. Mieke en haar man Arjen kregen eind jaren tachtig van een psychologe het adres van de Werkgroep, omdat Arjen een lange geschiedenis had die met de oorlog had te maken en steun van een zelfhulpgroep een goede manier leek om met het verleden aan de slag te gaan. Ze meldden zich aan en schreven in voor een dagbijeenkomst in Arnhem. Mieke ging mee om Arjen te vergezellen, had niet het idee dat ze zelf ook aan bod zou komen en wat ze aan die bijeenkomst zou hebben. Maar dat pakte anders uit. Want in het rondje waarin iedereen zich voorstelde en Mieke iets vertelde over de gebeurtenis die haar diep had geraakt, het moment dat haar vader werd opgepakt, brak ze in tranen uit. Ze was daar heel verbaasd over, ze was zich helemaal niet bewust dat er nog zoveel pijn en verdriet in haar school.
M
ieke vertelde me dat de eerste keer in een groep je levensverhaal vertellen moeilijk is, maar dat het later wat makkelijker wordt. Tot het moment komt dat je niet meer hoeft te huilen of geëmotioneerd raakt over zaken die je in het begin nauwelijks onder woorden durfde of kon brengen. De herkenning in elkaars verhaal geeft je het besef dat anderen met dezelfde dingen hebben geworsteld, en daardoor komt er een eind aan je isolement. Heel belangrijk!
Een jaar of 6, 7 geleden werd Mieke gevraagd of ze deel wilde gaan uitmaken van het telefoonteam en daar heeft ze positief op geantwoord. Op mijn vraag wat je als lid van het telefoonteam goed moet kunnen, vertelde Mieke mij, dat het belangrijk is om goed te luisteren naar wat de beller je vertelt. Om je in zijn of haar verhaal in te leven en vanuit die betrokkenheid de juiste vraag te stellen. Of een paar woorden te zeggen die de ander stimuleren om met het verhaal verder te gaan, ook als het over moeilijke en emotionele zaken gaat. Of om even te zwijgen en de ander de kans te geven op adem te komen of moed te verzamelen. Als het je lukt om iemand die blokkeert over het dode punt heen te helpen, zodat datgene wat eigenlijk te moeilijk of te angstaanjagend is om te vertellen toch onder woorden gebracht kan worden, dan is dat belangrijk voor allebei.
Nadat ze verscheidene bijeenkomsten van Herkenning bezocht hadden, werd aan Mieke gevraagd, waarschijnlijk door iemand van het bestuur, maar dat herinnert ze zich niet zo precies, of ze contactpersoon wilde worden. Ze volgde in die tijd de opleiding voor psychologisch sociaal werk en in de trainingen die daar een onderdeel van waren, heeft ze veel over zichzelf ontdekt. Wat ze daar leerde vormde een goede basis om zelf een praatgroep te gaan leiden. Na enige tijd is Arjen haar gaan assisteren en vormden ze een koppel. Dat heeft altijd goed gewerkt, ze kregen tevreden reacties van mensen die in een groep hadden meegedraaid.
Telefoonteam: goed luisteren, inleven, de juiste vraag stellen
Ik vroeg haar of het niet af en toe emotioneel erg zwaar is om telefoondienst te hebben en of ze niet een keertje emotioneel onderuit gegaan is. Dat is haar gelukkig nooit overkomen. Als er in enkele dagen veel telefoontjes kwamen, bijvoorbeeld na een bepaalde tv-uitzending, dan werd het haar wel eens bijna te veel. Dan ging ze even er tussenuit, een rondje wandelen of zo, zodat ze daarna weer in staat was om zich te concentreren op wat de bellers haar vertelden. Veel telefoontjes in korte tijd krijgen is ook fysiek vermoeiend.
Het heeft Mieke veel voldoening gegeven en ze is er dankbaar voor, dat ze eraan heeft mogen meewerken dat mensen een stapje verder kwamen met de verwerking van hun problemen.Wat mensen in de groep vertelden raakte haarzelf ook, ze is immers een lotgenote. De gelijkwaardigheid van begeleid(st)er en leden van de groep heeft ze altijd erg belangrijk gevonden, de wederkerigheid die er was. Want wat besproken werd, vooral de dingen die haar erg raakten, lieten haar zien wat er nog bij haarzelf aan onverwerkte zaken zat en waar ze aan verder kon werken.
Door de supervisie die de leden van het telefoonteam regelmatig hebben leren ze om emotioneel op hun post te kunnen blijven. Ze hebben veel steun aan elkaar, ze wisselen ervaringen uit en bespreken eventuele moeilijke situaties. De supervisie wordt door iemand gedaan van buiten Herkenning. In het begin voelde deze zich, 6
als niet-lotgenote, een beetje buitengesloten, maar dat is intussen wel veranderd. Iemand die niet onze achtergrond heeft kan een frisse kijk op zaken houden, dat kan verruimend werken.
PRESENTATIE VAN “BESMETTE JEUGD”
O
p 16 april 2009 vond in het Nederlands Instituut van Oorlogsdocumentatie (NIOD) de presentatie plaats van het eerste wetenschappelijke onderzoek naar kinderen van NSB’ers in Nederland.
De laatste jaren kwamen er niet zoveel telefoontjes meer binnen, het werk werd minder. Daardoor is het voor Mieke minder moeilijk om het team te verlaten en ze heeft gelukkig een opvolgster! Ze blijft nog regiocontactpersoon, hoewel ook het werk in die functie de laatste jaren minder geworden is. Maar op die manier blijft er toch een verbinding met Herkenning en dat contact zou ze nog niet graag willen missen. Bij Herkenning voelt ze zich thuis.
In slechts twee jaar schreef de historica en politicologe Ismee Tames verbonden aan het NIOD haar boek ‘Besmette jeugd’. Hierin wordt uiteengezet hoe in het naoorlogse Nederland werd omgegaan met NSBkinderen en met schuld en boete. Ook komen aan de orde de rol die de overheid, de maatschappelijke organisaties en individuen in de heropvoeding van deze kinderen hadden.
Ik wil Mieke heel hartelijk danken voor dit interview en vooral ook voor haar inzet voor Herkenning, zoveel jaren achtereen. ■
De presentatie werd geopend door de directeur van het NIOD, Marjan Schwegman. Zij noemde het onderzoek van Ismee Tames een bijzondere prestatie omdat het thema collaboratie op een geheel nieuwe manier op de kaart is gezet. Voor de eerste keer wordt de tweede generatie collectief bekeken.
Gonda Scheffel-Baars
Peter Romijn, hoofd onderzoek van het NIOD, benadrukte dat het onderzoek van Ismee Tames een gunstige invloed kan hebben op het hedendaagse debat over integratie. Het wetenschappelijk belang van het onderzoek kan volgens Romijn bijdragen aan de kennis over de Tweede Wereldoorlog.
Oproep 'Bewarings- en verblijfskamp Laan 1914, Amersfoort' Kort na de bevrijding werd het Duitse doorgangskamp in Amersfoort ingericht als interneringskamp voor NSB'ers en anderen die werden verdacht van samenwerking met de bezetter.
Ook gaf hij aan dat het boek het eerste tastbare resultaat van het NIOD-project “Erfenissen van Collaboratie” is. In het kader van dit nog vier jaar durende onderzoeksproject volgen nog een drietal publicaties. Een boek met als thema ‘integratie en uitsluiting van
Het Bewarings- en verblijfskamp Laan 1914 heeft ruim een jaar bestaan. Naar de geschiedenis van het naoorlogse kamp is niet of nauwelijks onderzoek gedaan. Als historicus/journalist probeer ik deze leemte op te vullen. Het (archief)onderzoek is een eind gevorderd, maar om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het leven in het kamp zou ik graag in contact komen met oud-gevangenen, kinderen van oudgevangenen en kamppersoneel.
Heropvoeding van kinderen van NSB’ers werd als een overheidstaak gezien...
Herinneringen, verhalen, foto's, brieven, dagboeken etc. kunnen bijdragen aan een gedegen geschiedschrijving over Laan 1914.
Het feit dat tussen 1944 en 1949 de heropvoeding van kinderen van NSB’ers gezien werd als een overheidstaak, noemt Ismee Tames de belangrijkste bevinding van haar boek. De voornaamste doelstelling van de kindertehuizen en instellingen die hierbij betrokken waren, was het verleden van de betrokken kinderen onzichtbaar te maken. Zij moesten afstand nemen van het verleden en een nieuw mens worden. Om dit te bewerkstelligen moesten de kinderen geconfronteerd worden met wat er werkelijk gebeurde in de Tweede Wereldoorlog. Het vertonen van foto’s van concentratiekampen was hier een onderdeel van. Dit was voor
voormalige ’foute’ milieus in de jaren vijftig en zestig’. Daarnaast een publicatie over het leven in interneringskampen voor politieke delinquenten. En een derde boek over ’kinderen van ‘foute’ ouders’ als slachtoffergroep.
Mijn contact gegevens zijn: Richard Hoving Postbus 43 3800 AA Amersfoort Tel: 0615825472 7
De laatste presentatie was van Machteld de Metsenaere, hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Brussel en lid van de wetenschappelijke begeleidingscommissie van het project ‘Erfenissen van Collaboratie’.
de kinderen niet zelden een schokkende ervaring. Ook gaf Tames aan dat de integratie die de overheid voorstond niet per definitie voortkwam uit grootmoedigheid, maar vooral bedoeld was om herhaling te voorkomen.
Nadat zij haar bewondering had uitgesproken voor het onderzoek van Ismee Tames, wees de Metsenaere erop dat er na de Tweede Wereldoorlog in Vlaanderen geen overheidsbemoeienis met voormalige collaborateurs was. De situatie in Wallonië lijkt meer op die in Nederland. Dit had enerzijds tot gevolg dat de groep collaborateurs minder geïsoleerd en gedemoniseerd werd, anderzijds ontstonden er zodoende in het Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog makkelijker ’Zwarte’ netwerken met sterk nationaal- socialistische sentimenten en tendensen. ■
Door het heropvoedingbeleid van de Nederlandse overheid en tegenstrijdige signalen die er vanuit sommige NSB-gezinnen gegeven werden liepen de kinderen van NSB’ers zowel binnenshuis als buitenshuis tegen problemen aan. Vooral in samenhang met andere sociale problemen zoals werkloosheid, echtscheiding en ziekten kwamen zij zodoende in de knel. Zij hadden het gevoel er niet te mogen zijn en voelden zich miskend en genegeerd door de Nederlandse samenleving. De gevolgen van dit aspect zullen in het vervolgonderzoek van het NIOD aan de orde komen.
Monika Diederichs
Na de presentatie van Ismee Tames werd het eerste exemplaar van het boek overhandigd aan Puck Huitsing, directeur Eenheid Oorlogsgetroffenen en Herinneringen Wereldoorlog II van het ministerie van VWS. Zij noemde het boek van Ismee een grote stap vooruit in het onderzoek naar dit onderwerp: `Wij staan steeds verder af van de Tweede Wereldoorlog, daarom is het erg belangrijk dat het totale verhaal geschreven wordt. Helden, slachtoffers, toeschouwers en daders: alle aspecten moeten belicht worden, ´aldus Huitsing. Zij vindt dat met name de nasleep van de oorlog in een breder daglicht gesteld moet worden. De volgende spreker, Bernard Kruithof docent aan de Universiteit van Amsterdam, begon zijn betoog met de vraag ´Heb ik voor de oorlog gekozen?´. Niemand kiest bewust voor oorlog, dus is het moeilijk een antwoord te geven op de vraag waarom sommigen voor het ’goede’ en anderen voor het ‘foute’ kiezen. Na de Tweede Wereldoorlog vroegen veel soorten kinderen de aandacht. Ook kinderen van NSB’ers. Zij zagen zichzelf als slachtoffer van de oorlog. Na Dolle Dinsdag in 1944 moesten zij vluchten, werden in kampen ondergebracht en kregen te maken met gebrekkige medische zorg. Door de naoorlogse maatschappij werd dat in 1945 niet erkend. Die maatschappij oordeelde ten onrechte dat zij, net als hun ouders, fout waren geweest, de kant van de Duitsers hadden gekozen en hiervoor moesten boeten. Volgens Kruithof werd er na de Tweede Wereldoorlog in Nederland massaal gezwegen over de gebeurtenissen van de oorlog. Het grote zwijgen is een symbool voor het onvermogen om te gaan met oorlog. 8
EERSTE IMPRESSIE VAN HET BOEK VAN ISMEE TAMES. ‘“Politiek besmette jeugd”. Zo werden ze genoemd de kinderen van NSB’ers en andere Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan Duitse kant stonden.’ Zo staat het op de achterkant van het boek. In de titel van het boek mis ik de aanhalingstekens die op de achterzijde terecht wél gebruikt worden. Want die jeugd wás niet besmet, men beschóuwde ze als besmet; en dat is heel wat anders. Aanhalingstekens worden o.a. gebruikt om aan te geven dat men niet de letterlijke, maar een figuurlijke betekenis bedoelt. Zoals we ‘foute’ ouders schrijven om aan te duiden dat deze mensen niet als ouders fout waren, maar dat zij een verkeerde politieke keuze maakten. De foto op de kaft vind ik ongelukkig gekozen. Als het boek gaat over kinderen van NSB’ers ná de oorlog, gebruik dan een foto genomen in een van de kindertehuizen, maar niet een foto van een ontvangst die tíjdens de oorlog plaats vond. Dit is verwarrend. Verwarring is ook wat ik ervaar als ik de inleiding van het boek lees. Er zijn passages, zinswendingen en woorden die bij mij blijven haken, waar ik een dialoog mee ga voeren, waardoor ik van de hoofdlijn van het betoog wordt weggetrokken. Ik wil daar een paar voorbeelden van geven. In ‘Grijs verleden’ van Van der Heijden (2) vraagt de auteur aandacht voor een periode vlak na de oorlog, waarin samenwerking met de vijand helemaal niet zo laakbaar werd gevonden. (Zie ook het verslag in dit bulletin van de Tineke Wibaut-Guilonard-lezing, waarin een samenvatting van Van der Heijden’s voordracht gegeven wordt). Met andere woorden, de afkeer van collaboratie vanwege de ‘foute’ geesteshouding, geldt zeker niet ongenuanceerd voor de gehele periode tussen 1945 en heden en zéker niet voor de periode die mevrouw Tames bestudeerd heeft, van 1945 tot de zestiger jaren.
‘Goed’ en ‘fout’ als geesteshouding
O
p blz. 16 en 17 wijdt de auteur enkele alinea’s aan dit thema. Zij maakt duidelijk dat tegenover de idee van de Nederlandse vrijheidsgeest, kenmerkend voor het Nederlandse volkskarakter, de idee stond van de collaboratie, het verloochenen van deze geesteshouding. Bij een ‘geesteshouding’ gaat het niet over daden, zo stelt zij, maar over een houding, die zich tevens meedeelt aan de omgeving van degene die die houding heeft, dus ook aan kinderen en aanverwanten. Het onderscheid tussen ‘goed’ en ‘fout’ werd een van de pijlers van de wederAlleen al op grond opbouw, stelt zij. Het zorg- ...een foute visie, omdat het menvan deze twee boeken, de overigens ook wel voor sen als geheel tot fout verklaart die beide op haar literainstabiliteit, omdat die ontuurlijst voorkomen, had en niet alleen hun daden... betrouwbare landgenoten er de schrijfster enige nuannog steeds waren, terwijl cering in dit thema moebovendien de zaak nog complexer werd door het uitten aanbrengen. breken van de Koude Oorlog. Het is daarnaast deze visie die zelfs 50, 60 jaar na de Dat de auteur het thema ‘ “fout” als geesteshouding’ oorlog nog mensen benadeelt: mensen waarvan bekend niet inhoudelijk kritiseert of nuanceert, maar er alleen wordt dat ze ooit lid geweest zijn van de NSB, worden globaal de impact van beschrijft, bevreemdt me. nog als ‘fout’ bestempeld, zelfs als zij vele jaren voor Een van de belangrijke conclusies van het boek ‘De de oorlog lid waren en ook hun lidmaatschap al voor de collaborateur’ van Hofman (1) is dat de NSB’ers oorlog hebben opgezegd. Deze visie heeft ook het le(‘zware’ gevallen) die door Hofman voor zijn studie ven van de nakomelingen van collaborateurs vaak diep onderzocht zijn, niet een bepaald karakter hadden of beïnvloed. een bepaalde psychische aanleg, maar dat het vooral Het is een foute visie, omdat het mensen als geheel omstandigheden waren (werkloosheid, geringe opleitot fout verklaart en niet alleen hun daden en hun dus ding, opgroeien in gebroken gezinnen) die deze mende menselijke eigenschap ontzegt om tot inzicht en versen in de armen van het Nazi systeem hadden gedreandering te komen, hun (een deel van) hun menselijkven. Voor ‘”fout” als geesteshouding’ zijn in Hofman’s heid ontneemt. (zie hierover het stuk van Martijn Lindt boek geen doorslaggevende argumenten te vinden. 9
In de beginjaren van Kombi is er in diverse publicaties kritiek geuit op het ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’. In één daarvan, een bespreking van het boek ‘Kinderen van de oorlog’ (5) - in voetnoot 20 vermeld - van de hand van Jolande Withuis (NRC 5 mei 1990) lees ik: ‘Die zelf-definitie kan wel eens een boemerang blijken als individuele levensgeschiedenissen erdoor raken ondergesneeuwd.’ Hetzelfde woordgebruik, toeval?
elders in dit nummer). “Fout” als geesteshouding’ is een kernthema en verdient meer aandacht en nuance dan het nu van de auteur gekregen heeft. In de hoofdstukken waarin ze ingaat op de verzorging in de kindertehuizen en de uitgangspunten die
“Fout als geesteshouding … verdient meer aandacht en nuance...
Dat Jolande Withuis een voorbarige uitspraak deed over de effecten van het ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’ – Kombi bestond pas drie jaar – is tot daar aan toe. Ismee Tames had bij het schrijven van haar boek de beschikking over veel meer informatie, ook over internationale, ‘gemengde’, organisaties, en had dus haar bewering kúnnen en móeten nuanceren.
daarvoor werden gehanteerd en met name voor de ‘heropvoeding’, nuanceert de auteur wél. Ze onderstreept enkele malen dat die ideeën in die tijd gangbaar waren. Ze zet ze heel duidelijk in de context van de tijd, met de bedoeling dat je de mensen die toen beleid maakten niet afrekenen mag op grond van de nieuwe denkbeelden die zich op het gebied van opvoeding en begeleiding van jongeren in de loop van de voorbije 60 jaren hebben ontwikkeld.
Vanuit mijn betrokkenheid bij Kombi en deze internationale organisaties kan ik de bewering van Withuis en Tames niet onweersproken laten, temeer daar de ervaringen van de deelnemers aan ‘gemengde’ gespreksgroepen de uitspraken van beide onderzoeksters op losse schroeven zetten.
Het uitblijven van nuancering in een inleiding is op zich acceptabel, mits de auteur deze bij alle onderwerpen die hij in de inleiding aan de orde stelt achterwege laat. Ismee Tames doet dat echter niet en becommentarieert thema’s als ‘kinderen van de oorlog’ en ‘schrijven vanuit het perspectief van het onschuldige kind’ wel, onderwerpen die in het kader van dit boek van veel minder groot belang zijn.
In de bijeenkomsten staat het vertellen van het persoonlijke verhaal centraal, individueler en specifieker kan het niet. Ieders verhaal is uniek, niet alleen vergeleken met de verhalen van mensen uit een andere categorie, maar ook met die uit de eigen achtergrondgroep.
Al snel blijkt echter dat uiteenlopende feitelijke situaties tot dezelfde soort problematiek hebben geleid. Op blz. 21 merkt de auteur op n.a.v. de ‘integrerende Dat is de ervaring bij Kombi, maar ook bij de internatislogan: ‘Wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’, dat onale organisaties TRT (To Reflect and Trust), One by One en Austrian Enals alle ervaringen binnen de context Uiteenlopende feitelijke situcounter, drie organisavan het ‘onschuldige kind’ begrepen ties waar nakomelingen gaan worden, ‘de feitelijke ervaringen aties hebben geleid tot devan Joodse overlevenvan de diverse categorieën kinderen zelfde soort problematiek den en nakomelingen ondergesneeuwd raken. Met als nadevan Nazi’s de dialoog lig gevolg dat juist de individuele ermet elkaar aangaan. Dat blijkt ook tijdens internationavaringen en de specificiteit daarvan in het gedrang komen, ervaringen die niet in de mal van het ‘onschuldige le conferenties over kinderen van de oorlog. kind’ passen kunnen niet verteld worden of worden Een voorbeeld ter verduidelijking: niet gehoord. Dit doet niet alleen onrecht aan diegenen Gescheiden worden van je ouders is een traumatisewier verhaal niet in die ene ideaaltypische mal past, rende ervaring. Voor de kinderen is het niet belangrijk maar belemmert ook het zicht op de precieze naoorlogwat de reden was dat zij van hun ouders gescheiden se positie van bijvoorbeeld de kinderen van Nederlandwerden (ouders werden opgepakt in een razzia, ouders se nationaalsocialisten.’ stuurden hun kinderen naar het buitenland om ze buiten Als je stélt dat de feitelijke ervaringen onderge- het oorlogsgeweld te houden, ouders werden naar een sneeuwd raken – en niet de bezorgdheid uit, dat dit het interneringskamp gebracht etc.). ‘In de steek gelaten geval zou kúnnen zijn – dan moet die bewering wel worden door je ouders’ zoals die scheiding door kindegoed onderbouwd zijn. ren vaak gevoeld werd, greep diep in in hun ontwikkeDe in voetnoot 20 genoemde boeken die bij deze ling. paragraaf horen dateren, voor wat betreft de NederDie overeenkomst in problematiek merkten ook psylandse situatie, van tien tot twintig jaar geleden. Publi- chotherapeuten als bijvoorbeeld M. Montessori (6) en caties van Kombi, de Nederlandse organisatie waar J.N. Schreuder (7) in hun praktijk op en zij publiceerkinderen van de oorlog uit alle categorieën welkom den hun bevindingen – en in hun voetspoor vele andezijn, uit 2001 en 2007 (3 en 4) worden niet genoemd. ren. Ismee Tames refereert hieraan in deze paragraaf.
Kinderen van de oorlog
10
Bij de ontmoetingen van kinderen van de oorlog blijft het niet bij het zich koesteren in de gezamenlijkheid van ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’.
als het kind van toen, kan de auteur de grotere politieke en historische context van zijn verhaal op de achtergrond laten en zo ontsnappen aan de last zelf ondervraagd te worden als ‘fout’.
Een belangrijk element in het programma is dat de deelnemers de confrontatie aangaan met hun eigen angsten, wantrouwen en vooroordelen en met die van de anderen; emoties die ontstaan zijn in de verschillende situaties waarin zij de oorlog hebben meegemaakt of die het gevolg zijn van de nasleep ervan in de omgeving waarin ze opgroeiden. Dat is hard werken! De overeenkomsten in problematiek leggen de basis voor vertrouwen en solidariteit. Dit vertrouwen en het besef dat allen kinderen waren tijdens de oorlog en dus niet schuldig zijn aan of verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor wat de ouders deden of voor wat hen is overkomen, maken het mogelijk om de vooroordelen onder ogen te zien en af te bouwen.
En ook: ‘Wanneer de kinderen van collaborateurs hun verhalen vooral als kinderen vertellen, wordt de impuls van de lezer om kanttekeningen te zetten bij de daden en ideeën van de ouders afgewend.’ ‘Zware’ zinnen, vooral als je weet dat er maar twee auteurs zijn geweest met onze achtergrond die vanuit het kindperspectief hebben geschreven, t.w. Jac. Van Gool en Rinnes Rijke. Of deze auteurs zo bewust dit perspectief gekozen hebben om daardoor de zaken af te wenden die Ismee Tames beschrijft, betwijfel ik; zeker voor wat Rinnes Rijke met zijn laag opleidingsniveau betreft. Jona Oberski, kernfusicus, die in 1978 zijn boek ‘Kinderjaren’ (8) dat handelt over zijn tijd in het KZ, zei in een interview in 1984 dat zijn keus om vanuit het kindperspectief te schrijven absoluut niet bewust, maar intuïtief was.
Ik vraag me af welke oorlogskinderen Ismee Tames bedoelt als ze het heeft over mensen die een verhaal hebben dat niet zou passen in de ‘mal van het onschuldige kind’ en die daardoor buiten de boot van ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’ zouden kunnen vallen.
Ik vraag me bovendien af, wat Oberski en bijvoorbeeld ook Betty Roos, die in ‘Kan-niet is dood’ over haar kinderjaren in het Jappenkamp vanuit het kindperspectief geschreven heeft, hebben moeten afwenden, waaraan zij onbewust hebben willen ontsnappen.
Blijft voor mij de vraag waarom mensen die kind waren tijdens de oorlog, komend vanuit de werelden van het verschil, en hulpverleners bij wie zij aankloppen, geen moeite hebben met het onder één noemer brengen van de problematiek en wetenschappers als bijvoorbeeld Withuis en Tames wel.
In de conclusie van het boek komt de schrijfster op blz .232 nog een keer op dit thema terug. Daar schrijft ze dat niet alle Nederlanders van wie de ouders ‘fout’ waren geweest zich als slachtoffer gepresenteerd hebMisschien wijst de uitspraak ben. Zij van Withuis in bovengenoemd schrijft dat ‘Wanneer de kinderen van collaborateurs artikel in een richting: ‘Ook dezen hebover de verschillen tussen man- hun verhalen vooral als kinderen vertellen, ben ondernen en vrouwen zou ik wel eens wordt de impuls van de lezer om kantteke- zocht wie of wat willen vernemen’. De menningen te zetten bij de daden en ideeën wat hun ousen die zich bij therapeuten of ders waren van de ouders afgewend.’ zelfhulporganisaties melden zijn en over hun vastgelopen in hun relaties of keuze hebwerk en willen hulp om weer greep te krijgen op hun ben gereflecteerd. Zij hebben geen angst (meer) voor leven. Het gaat bij hen niet om sociologisch interessan- maatschappelijke uitsluiting of het gevoel door de sate kwesties als verschillen tussen ervaringen van man- menleving aangevallen te worden op hun veronderstelnen en vrouwen, zij willen van hun stoorzenders ver- de ‘fout’ zijn, zo stelt zij – (hoeveel jaren van verwerking hen dat gekost heeft om zover te komen blijft builost worden! ten beschouwing!) Kortom: ‘Niet alle kinderen van Het heeft misschien ook te maken met wat Ismee in ‘foute’ ouders zien zichzelf dus als precies dat: haar dankwoord schrijft over de mensen die zij voor ‘kinderen van “foute” ouders’. Zij zijn geen haar onderzoek gesproken heeft: ‘Dit was voor hen niet ‘onschuldige kinderen’ maar volwassenen die terugkijalleen een tijdrovende aangelegenheid, maar vaak ook ken op hun jeugd.’ een emotionele. Voor mij was het mijn werk, maar Zou het kunnen dat mensen zoals Rinnes Rijke en voor hen ging het over hun leven…’ Berserk die al vroeg in de tachtiger jaren de moed hadSchrijven vanuit het kindperspectief den om hun verhaal te publiceren eenvoudig het instruOp blz. 22 vind ik deze zin:‘Door zich te presenteren mentarium niet tot hun beschikking hadden om tot onderzoek te komen zoals latere boekschrijvers dat ken11
nelijk wel hadden? Rinnes Rijke had maar enkele jaren lagere school – toen hij zijn kinderen liet zien dat hij voor het pseudoniem Rinus Rijke had gekozen, moesten zij hem erop wijzen dat de juiste spelling Rinus en niet Rinnes was. Dat Sytze van der Zee, Duke Blaauwendraad-Doorduyn, Mieke de Bree en ook ikzelf, om er maar een paar te noemen, ons verhaal wél in een groter kader hebben gezet, en dat wij wél over wat gebeurd is hebben gereflecteerd, kan dat ook met opleidingsniveau en sociale klasse te maken hebben gehad? En met het feit dat wij bijna of meer dan tien jaar later dan de ‘pioniers’ ons boek hebben geschreven?
dit Bulletin) het ‘diffuus worden’ positief: de kinderen portretteren hun ouders als mensen, tasten het beeld van de ‘slechte landverrader’ aan en stellen daarmee de stereotypering aan de kaak, dwingen de maatschappij om ‘goed’ en ‘fout’ nog eens opnieuw te doordenken en het aloude rigide model dat ter bezwering van eigen onlustgevoelens gekoesterd wordt te verlaten. Of zoals Martijn Lindt elders in dit blad schrijft: de nuances die de kinderen aanbrengen in het beeld van hun ouders, wordt door de buitenwacht als vergoelijking, als Verharmlosung geduid, terwijl deze kinderen niets anders doen dan hun ouders als mensen beschrijven en hen het respect geven dat zij als mens verdienen. Ook en juist als zij hun verkeerde keuze afwijzen.
Veronderstellen dat ‘kinderen van “foute” ouders’ zich kinderen blijven voelen en niet als volwassenen, als zij vanuit het kindperspectief schrijven is wel wat kort door de bocht. Dat zou dan ook van toepassing moeten zijn op auteurs als Jona Oberski en Betty Roos (9).
De toon en de teneur van het betoog Ismee Tames had kunnen en mijns inziens móeten volstaan met te vermelden, dat het grote publiek meer bereidheid ging tonen zich in de verhalen van NSBkinderen te verdiepen toen de onschuld van kinderen in de oorlog een thema werd in de maatschappelijke discussie, o.a. door het verschijnen van autobiografieën geschreven vanuit het kindperspectief door kinderen van de oorlog uit diverse achtergrondgroepen. En dat dit de integratie van de NSB-kinderen bevorderde.
Bovendien, ook degenen die uit een ander, een meer ‘volwassen’ perspectief over hun leven als nakomeling van een collaborateur geschreven hebben, waren in hun kindertijd onschuldige kinderen! Daar komt nog bij: de klacht van veel kinderen van collaborateurs is nu juist, dat zij vaak niet zijn beoordeeld op hun eigen mérites als volwassenen, maar door hun omgeving werden vastgepind op het feit dat ze een ‘kind van “foute” ouders’ waren.
Door echter kanttekeningen in déze ‘zware‘ bewoordingen te plaatsen, raakt het integrerende effect dat hiervan uitging in haar betoog ondergesneeuwd.
Kinderen van de oorlog is een internationaal gebruikte term waarbij het ieder die deze term gebruikt duidelijk is dat het over volwassenen gaat die in de
Op dezelfde manier had ze kunnen volstaan met het vermelden van de acceptatie van de NSB-kinderen door andere kinderen van de oorlog, wat Ook degenen die uit een ander, een eveneens hun integratie bevorderde. Door een niet onderbouwde kritiek op ‘wij zijn meer ‘volwassen’ perspectief over hun allemaal kinderen van de oorlog’ wordt leven als nakomeling van een collabo- ook hier de aandacht afgeleid van iets dat voor het emotionele welzijn van NSBrateur geschreven hebben, waren in hun kinderen erg belangrijk is geweest.
kindertijd onschuldige kinderen!
De onderzoekster gebruikt regelmatig bewoordingen die me niet lekker zitten. Bijvoorbeeld: ‘De voorstelling van het ‘onschuldige kind’ dat het niet verdiende te worden gestraft voor de daden van de ouders werd dus door deze hulpverleners uit de jaren veertig [bedoeld worden o.a. de dames Kamphuis en De Boer] al gehanteerd en had in de toenmalige context al een zeker succes’.(blz.88/89)
oorlog kind waren en toen traumatiserende ervaringen hebben opgedaan waaraan de psychische en sociale problemen in hun latere leven toegeschreven kunnen worden. ‘Volwassenen’ en ‘onschuldige kinderen’ zijn in dit verband geen tegenstellingen.
Ik vind ze ook niet passen in het door Ismee Tames in hoofdstuk 2 opgeroepen beeld van deze vrouwen. Het gaat toch niet over een PR-methode! Deze vrouwen ‘hanteerden’ niet een ‘voorstelling’, ze benadrukten tegenover degenen die hen bekritiseerden, dat het over onschuldige kinderen ging; zonder aanhalingstekens! En ze boekten daarmee geen ‘succes’, ze wisten anderen ervan te overtuigen dat deze kinderen onschuldig waren, en dus hulp verdienden.
De ouders en de kinderen Op blz.20/21 merkt de auteur op dat in de autobiografieën van kinderen van collaborateurs de scheidslijnen tussen begrippen als ‘slachtoffer’, ‘dader’ en ‘toeschouwer’ en derhalve ook de scheiding tussen ‘goed’ en ‘fout’ diffuus worden. Het is (mij) niet duidelijk of de schrijfster hier een algemene of (ook) een persoonlijke mening uit en hoe men/zij dat vervagen van de grenzen beoordeelt.
Het woord ‘slogan’ verbinden aan ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’ gaat totaal voorbij aan de emo-
In zijn lezing waardeert Pierre Rigoulot (zie elders in 12
ties die de mensen ervaren hebben de eerste keer dat zij kinderen van de oorlog uit andere achtergrondgroepen ontmoetten. Het ervaren van zoveel overeenkomst in de problematiek was een eyeopener, gaf ontroering, euforie, de wil om solidair met elkaar te zijn. Op een videofilm van One by One is te zien hoe Alan, die zojuist gehoord heeft dat Helga de dochter is van de Gestapochef die het grootste deel van zijn familie heeft laten vermoorden, in de kring opstaat en naar Helga toeloopt en zegt: ‘Als ik naar jou kijk, zie ik een slachtoffer van de oorlog, je bent mijn zuster’ en haar dan in zijn armen sluit. Dát is wat ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’ betekent.
Veel belangstelling voor het Open Archief In het Bulletin van afgelopen maart kon u al lezen dat het goed gaat met het Open Archief, de website met (jeugd)herinneringen en verhalen van ‘kinderen van ‘foute’ ouders’. In de traditionele oorlogsmaand mei is ook weer vanuit de media volop belangstelling geweest voor de website. Momenteel (halverwege mei) staan er ongeveer 150 verhalen op het Open Archief en ook het aantal reacties op verhalen neemt behoorlijk toe.
O
p 2 mei jl. stond in het kader van het Open Archief in De Telegraaf een uitgebreid interview met Herkenninglotgenoot Carla van de Kruijt-Iwema. Haar persoonlijke maar dramatische verhaal over haar leven als dochter van een NSB’er kunt u via het Open Archief lezen. Het interview leidde tot veel hartverwarmende reacties voor Van der Kruijt en voor grote belangstelling voor het Open Archief. Over alle reacties die ze kreeg schreef ze een ontroerend stukje voor het Open Archief. Naast De Telegraaf stond ook in veel lokale huis-aan-huis bladen een artikel over het Open Archief en hadden ook twee lokale radiostations belangstelling voor dit bijzondere project.
Ik wil het bij deze voorbeelden die ik vooral aan de inleiding ontleend heb, laten, hoewel er uiteraard nog veel op te merken valt, ook over de rest van het boek. Een inleiding is een eerste kennismaking met een boek en die moet goed zijn. De inleiding op dit boek beantwoordt voor mij niet aan wat een inleiding moet doen: de grote lijnen uitzetten, eenduidigheid en een goede onderbouwing. In het Bulletin van september zal er volop ruimte zijn voor de opmerkingen van ieder die het boek gelezen heeft en graag zijn of haar bevindingen met de andere lezers wil delen.■
Deze media-aandacht zorgde ook voor een grote groep belangstellenden voor de gratis schrijfworkshop die Cogis organiseerde op dinsdag 12 mei jl. Tijdens deze workshop kregen de deelnemers handvatten aangereikt om hun herinneringen te ordenen en onder woorden te brengen. Omdat de vraag het aanbod flink oversteeg is besloten om op donderdagmiddag 11 juni deze workshop nog een keer aan te bieden. Bovendien is Cogis van plan om bij voldoende belangstelling een workshopcyclus van ongeveer drie dagdelen te organiseren. Deze cyclus zal dan na de zomer plaatsvinden in Utrecht.
Gonda Scheffel-Baars Noten:
1. J.Hofman,
De collaborateur. Een sociaalpsychologisch onderzoek naar misdadig gedrag in dienst van de Duitse bezetter. Boom, Meppel 1981
Ook bestaat er veel belangstelling – zoals ook in het vorige Bulletin al gemeld – voor het geven van een interview in het kader van het Open Archief. Momenteel kunt u al negen verhalen op het Open Archief lezen van mensen die een interview gaven en staan er evenzoveel interviews gepland voor de komende tijd. Ook u kunt op deze manier uw verhaal vertellen!
2. Chris van der Heijden, Grijs verleden, Olympus, 2003
3. Niet vanzelfsprekend; een dialoog tussen kinderen van de oorlog, Stichting Kombi 2001
In het Bulletin van maart werd al geschreven dat op het Open Archief regelmatig nieuwe oproepen worden geplaatst door bezoekers, die op zoek zijn naar bepaalde, vaak specifieke informatie. Graag vestig ik nogmaals de aandacht op deze rubriek, wellicht kunt u de oproepplaatsers helpen in hun zoektocht!
4. H.J.Scheffel-Baars, Dialoog als handreiking; Rapport over de ervaringsdeskundigheid van Kombi, Stichting Kombi, 2007
5. Marius Flothuis (ed), Kinderen van de oorlog.Getuigenissen uit de emotionele nalatenschap van ’40 –’45. SUN, Nijmegen, 1990
Ook zijn we als redactie van het Open Archief op zoek naar historische informatie over kindertehuizen waar na de bevrijding ‘NSB-kinderen’ werden opgevangen. Het is de bedoeling een lijst samen te stellen van deze tehuizen, met daarbij specifieke informatie per tehuis. Als u iets kunt vertellen over een bepaald kindertehuis, neem dan contact met ons op via onderstaande contactgegevens!
M.M.Montessori, NSB-kinderen: tweede generatie. In: Kinderen van de oorlog, Uitgave n RIAGG Amsterdam i.s..m de Stichting ICODO, Utrecht/Amsterdam, 1987/1988
7. J.N.Schreuder, De conspiracy of silence en de kin-
Tot slot wil ik kinderen van Duitse militairen nadrukkelijk ook uitnodigen hun verhaal te vertellen op het Open Archief!
deren van de oorlog. In:Icodo-info, december 1990, 7e jrg., nr.3/4
8. Jona
Oberski,
Kinderjaren,
BZZToH,
Meer informatie en contact Voor meer informatie over het Open Archief en de mogelijkheid om een interview te geven: neem contact op met mevr. Ceciel Huitema MA, projectsecretaris Open Archief. Telefoon: 030-297 80 30 of email:
[email protected]
Den
Haag1978 9. Betty Roos, Kan-niet is dood.Kinderjaren in een Jappenkamp. Amsterdam SUA, 1989
13
Ve r s l a g e n Tineke Wibaut-Guilonard-lezing 13 maart 2009
Al jaren ijverde oud-verzetsvrouw Tineke WibautGuilonard voor de acceptatie van de kinderen van politiek foute ouders (KFO) door de Nederlandse maatschappij. Zij was ook intens betrokken bij de oprichting van Kombi als stichting. Daarom is in 2003 besloten om eens in de anderhalf, twee jaar een lezingenmiddag te organiseren die haar naam draagt.
Voorzitster Marja Vinjé verwees in haar openingswoord naar het liedje van Harry Belafonte waarin gezongen wordt over een kind dat aan zijn vader’s hand het eiland bekijkt. Het roept een vredig beeld op: een kind dat door zijn vader begeleid wordt bij het verkennen van de wereld. Hoe anders is dat in families waarvan de ouders door de oorlog getraumatiseerd zijn. Daar heerst spanning en het kind leert de wereld kennen vanuit die sfeer.
Deze middag was de vierde in de reeks. Dit jaar stond de naoorlogse generatie (NOG) in de schijnwerper. Allereerst in de voordracht van mevrouw Patricia Dashorst, werkzaam bij Centrum ‘45. Als kinderen van dementerende ouders in Villa Kamphorst kwamen zij ook aan bod in de film ‘Oorlogsrust’ die de middag afsloot. Daar tussenin schetste de historicus Chris van der Heijden aan de hand van voorbeelden hoe de beeldvorming over de oorlog in de 65 jaar die inmiddels verstreken zijn, zich wijzigde.
Getraumatiseerde ouders proberen meestal om het verleden voor het kind af te schermen, een kind merkt de spanning echter toch. Zoals een hond in de bus aan de toenemende spanning in de benen van de baas merkt – de baas is zich dat helemaal niet bewust! – dat ze bijna bij de halte zijn waar ze zullen uitstappen. Zo registreert het kind de signalen van de ouders, ook als zij denken die niet af te geven.
Mevrouw Dashorst stelde dat de oorlogstrauma’s van de ouders altijd invloed hebben op het kind. Of het psychische problemen ontwikkelt hangt mede af van aanleg en temperament van het kind. Samenhang met de problematiek van de ouders is niet altijd duidelijk aan te wijzen en lang niet alle kinderen van getraumatiseerde ouders reageren op dezelfde manier. Het maakt ook verschil of de ouders voor de oorlog een gelukkige jeugd hebben gehad, of dat ze juist aandacht en begeleiding tekort gekomen zijn. De basis waarop hun oorlogservaringen vielen maakt al veel verschil voor de verdere ontwikkeling van trauma’s.
E
en kind bouwt zijn eerste wereldbeeld op aan de hand van de ervaringen thuis: zó is de wereld, zó hoort die te zijn. Als het leven verder gaat en er komen goede tijden, waarin de spanningen naar de achtergrond raken, of als het kind een eigen tehuis opbouwt, kan het ineens denken: dit klopt niet; de wereld is toch in spanning, nu het zo rustig is, nu is er toch eigenlijk iets mis! Dat besef kan heel verwarrend zijn. Het kinderlijke wereldbeeld botst met het actuele wereldbeeld.
Mevrouw Dashorst noemde een aantal gezinssituaties die tot nu toe uit het onderzoek dat door Centrum ’45 wordt gedaan, naar voren zijn gekomen.
Voor kinderen van de oorlog ligt over het leven vaak a. In een bepaald gezin geldt het motto: niet zwak zijn, een grauwsluier. Ze hebben een bepaalde afwachtende, altijd waakzaam zijn. Dit gezin doet aan overleven. niet-vertrouwende en wat pessimistische houding, waar Tijdens de oorlog was deze houding noodzakelijk, later soms geen echte oorzaak voor aan te wijzen is, waar- niet meer, maar de ouders kunnen die houding niet van je niet weet wanneer die begon en wanneer die zal meer loslaten. Ze kunnen niet meer spontaan zijn, zich ontspannen, ergens van eindigen. Dat geldt ook voor De naoorlogse generatie: niet door de genieten. Er staat als het de naoorlogse generatie: ze ware – en soms ook zijn niet door de oorlog ge- oorlog getroffen, maar er wel door geraakt daadwerkelijk – altijd troffen, maar ze zijn er wel door geraakt. De vaderlijke hand die je vasthoudt bij een koffer klaar om te vluchten. Alle deuren zitten op het verkennen van het leven ontbreekt. Maar soms is er slot en worden ook gecontroleerd, zodat je binnen veilig bent. Het gezin kent saamhorigheid en veiligheid als deze mensen groter worden een helpende hand. binnen het eigen kleine groepje, maar schermt zich af Kombi kan zo’n helpende hand uitsteken. Daar helvan de ‘boze buitenwereld’. pen door de oorlog getroffenen en door de oorlog geraakten elkaar verder door naar elkaar te luisteren en b. In een ander gezin is woede het centrale thema. De elkaar te ondersteunen. Onmogelijk, is en wordt er woede die de ouders tijdens de oorlog niet konden vaak gezegd: kinderen van slachtoffers en kinderen van uiten, uit zich nu vaak tegen de kinderen. Kinderen mensen die de daders steunden of zelf daders waren die worden vaak voorbereid op een volgende oorlog. elkaar ontmoeten: onmogelijk! Maar Kombi bewijst c. Een ander gezin wordt bepaald door het thema tevanaf 1988 dat het wel kan! En dat het vrede bewerkt. leurstelling. De ouders hebben door het intermezzo van 14
Ve r s l a g e n de oorlog niet kunnen bereiken wat ze van plan waren geweest en nu moeten hun kinderen als het ware plaatsvervangend voor de ouders succes hebben in het leven. De ouders hebben hooggespannen verwachtingen en de kinderen kunnen er niet aan beantwoorden en slagen niet.
bare manier? Veel NOG’ers hebben identiteitsproblemen: wie ben ik nu eigenlijk zelf? En (daardoor) ook vaak problemen in relaties: want wie is de ik die een relatie aangaat? Er is een scala van klachten op vele terreinen van het leven, vaak terug te voeren op persoonlijkheidsproblematiek. Er is niet één specifieke vorm en de diverse groepen hebben veel overeenkomsten in problematiek, omdat de gezinsdynamiek in al die verschillende gezinnen gelijksoortig is.
d. In veel gezinnen gaat alle aandacht uit naar wat de ouders hebben doorgemaakt. De kinderen moeten bijvoorbeeld stil zijn omdat hun ouders geen lawaai kunnen verdragen. Wat de kinderen meemaken is altijd minder dan waar de ouders doorheen hebben moeten gaan.
Er is op dit moment in Centrum ’45 een speciaal programma voor de NOG. Het gaat uit van een contextuele benadering. Vanuit de herkenning van elkaars problematiek wordt een gevoel van veiligheid en vertrouwen geboren en op basis hiervan wordt de behandeling, het zoeken naar een oplossing van het probleem, gestart.
e. In andere gezinnen overheerst teleurstelling van een andere soort dan genoemd bij c. De verzetsouders zien hoe hun hoge idealen de mist ingegaan zijn na de oorlog, de mensen uit Indië moesten terug naar Nederland en houden heimwee, Joden die overleefden zien hoe weinig hulp er geboden is, hoevelen hun ogen hebben gesloten voor de vervolging en zien zich voor de onmogelijke taak gesteld om het voor al die doden ‘goed te maken’.
Hierna kreeg Chris van der Heijden het woord. Hij sprak over ‘de oorlog na de oorlog’, eigenlijk ‘een gebed zonder eind’.
f. In veel gezinnen wordt over de oorlog gezwegen. Kinderen voelen echter aan dat er een onderwerp is dat het leven bepaalt, maar waar je geen vragen over stellen mag. Het familiegeheim drukt op het gezin.
In Israel stond de Shoah niet op de agenda: de overlevenden werden gezien als slappelingen
g. In andere gezinnen wordt de oorlog er altijd bij gehaald, wat er in het gezin ook gebeurt. Zo leren de kinderen de wereld zien in het teken van het verleden en leren ze niet om de huidige wereld met ‘onbevooroordeelde’ ogen te zien.
De laatste 25 jaren is het perspectief van waaruit de Tweede Wereldoorlog bekeken wordt, het slachtofferperspectief. Heel lang heeft men de oorlog echter vanuit heel andere gezichtshoeken bekeken.
Kinderen zijn zich natuurlijk niet bewust, dat de speciale sfeer in hun ouderlijk huis bijzonder is. Voor hen is die heel normaal, ze kennen immers geen andere!
Raoul Hilberg beschreef in zijn boek ‘The Destruction of the European Jews’(1961) consciëntieus het stappenplan van de Nazi’s dat begon met Joden af te zonderen en dat eindigde in hun vermoording. Zijn promotor raadde hem af om de geschiedenis vanuit het daderperspectief te schrijven, omdat hij veel kritiek zou krijgen. Dat gebeurde inderdaad, maar later werd de waarde van zijn boek erkend. Hilberg sprak niet over zichzelf of over zijn familie, in feite waren de slachtoffers in zijn verhaal afwezig.
Soms treffen hulpverleners bij NOG’ers PTSSsoortige symptomen aan, terwijl deze mensen toch niet zelf getraumatiseerd zijn! Dit kan veroorzaakt worden door de chronische stress waarin zij thuis leven en die stress is dan de traumatiserende factor. Het kan ook zijn dat een kind zich zo met de ouder identificeert, dat hij diens symptomen overneemt. De kinderen nemen vaak de zorgrol van de ouders over (parentificatie), gaan hun getraumatiseerde ouders idealiseren en bouwen een (veel te) sterke band met hen op. Vaak hebben ze het gevoel dat zij geen recht op hulp hebben bij hun problemen, omdat hun ouders toch veel meer leed ervaren hebben. Zelfstandig worden is een geweldig zwaar proces.
In landen als Groot-Brittannië en de VS werd de oorlog vanuit het ‘daders’- perspectief beschreven, maar dan van degenen die de ‘goede’ daden hadden verricht: de mensen uit het verzet en de militairen van de Geallieerden. Films en boeken belichtten die aspecten, ze gingen over de ‘good war’. Het 800 bladzijden dikke boek van Allard Bullock over Hitler bevat maar 3 bladzijden over de Shoah! In 1958 constateerde een Auschwitzoverlevende dat de doorsnee Engelsman niks over de Jodenvervolging wist. Ook in Israël stond de Shoah niet op de agenda: de overlevenden werden gezien als slappelingen die zich als slachtvee naar de slachtbank
De idealisering slaat soms om in verguizing (na de losmaking van de ouders). Veel NOG’ers hebben problemen met hun agressieregulatie. Hoe kun je agressie uiten op een controleer15
Ve r s l a g e n hadden laten leiden. De enige overlevenden die in de belangstelling stonden waren degenen die in opstand waren gekomen, zoals bijvoorbeeld in het getto van Warschau.
de oorlog hadden ‘weggekeken’ was ook bekend, alleen durfde niemand dat hardop te zeggen. Presser verwoordde wat iedereen wel wist. Er was in de jaren vijftig ook een perspectief waarvan we ons nu nauwelijks kunnen voorstellen dat dat er was en dat het door velen werd gedeeld. Vlak voor het einde van de oorlog schreef de Haagse advocaat Leonardus Gerardus Kortenhorst, na de oorlog lange tijd voorzitter van de Tweede Kamer, een boekje met als titel ‘Was samenwerking met den vijand geoorloofd?’ Hij betoogt dat op grond van de Rijksrichtlijnen die in 1937 voor ambtenaren waren uitgegeven samenwerking niet alleen geoorloofd, maar zelfs geboden was. Ambtenaren moesten op hun post blijven in geval van nood, omdat anders het hele bestel zou instorten. Kortenhorst, die in 1935 al door Hitler veroordeeld was en Duitsland ook niet meer in mocht, vond dat wat de Rijksrichtlijn adviseerde, ook voor de niet-ambtenaren gold.
In Nederland lag de zaak anders. Al heel snel na de oorlog werd het Rijks Instituut voor Oorlogs Documentatie opgericht en schreef Abel Herzberg over de verschrikkingen van de Jodenvervolging. Toch stonden ook in ons land degenen die wat deden, en dan aan de ‘goede’ kant, vrijwel als enigen in de schijnwerper. Dominee Jan Buskes vertelde dat hij iemand bij het bombardement van Rotterdam had horen zeggen: ‘Ik neem dit niet’, wat voor hem de aanleiding werd om in het verzet te gaan. Ook koningin Wilhelmina zei in haar radiopraatjes: ‘We nemen het niet, we gaan ons verzetten.’ De man van de Geuzenberichten, IJzerdraad schreef: ‘De strijd gaat door ondanks alles wat er gebeurd is.’ Het standbeeld de Dokwerker symboliseert deze houding: Nederland staat zijn mannetje. Over slachtoffers werd niet geEen andere politicus, Jan de schreven, die kwamen niet in Quay, die zelfs ministerbeeld in films of documentai- ‘Samenwerking met den vijand niet president geweest is, was tijdens res. Chris van der Heijden alleen geoorloofd, maar zelfs de oorlog lid van de Nederlande memoreert dat er in de 9 afse Unie, een van de drie grote geboden’ levering van de serie De Bevoormannen van de organisatie, zetting van Lou de Jong een en door de historici De Jong en Rogier werd hij later oorlogsgetroffene aanwezig was, maar het gezicht eigenlijk als collaborateur afgeschilderd. Dat hij toch kwam niet in beeld en de vrouw las een gedicht voor. gewoon premier kon zijn, laat zien dat de samenleving Maar liefst twee lagen werden er geschoven tussen het als geheel niet de kritische houding van deze twee hisslachtoffer en de kijker! torici aannam. Uiteraard komt de Shoah in het dagboek van Anne Hoe moet je dit nu zien? Het perspectief van De Frank niet voor, hoewel zijzelf het symbool geworden Jong was het perspectief van het verzet en van de regeis voor de Holocaust. In de film zegt haar vader bij ring in ballingschap in Londen, een klein percentage haar arrestatie: ‘Gedurende twee jaar hebben we in van de gehele Nederlandse bevolking. De meerderheid angst geleefd, vanaf nu leven wij in hoop.’ Slachtofferhad gekozen voor ‘voortmodderen’ en nam dat mensen schap is taboe in die film! die dat hadden gedaan niet kwalijk. Het typische is nu In de jaren zestig komt er verandering van perspec- dat het minderheidsstandpunt zich opgedrongen heeft tief. Dan komen de misdadigers in beeld. Het gerucht- aan de meerderheid en na verloop van jaren het domimakende toneelstuk van Rudolf Hochhuth ‘Der nante perspectief werd. Stellvertreter’ speelt daarin een belangrijke rol. De In 1968 verscheen van Arthur D.Morse een serie ‘oorlogspaus’ wordt door de auteur aangeklaagd: hij is artikelen onder de titel ‘While 6 million died’. Het is medeschuldig omdat hij gezwegen heeft, geen protest het verhaal van de Geallieerden, door de doorsnee Netegen Hitler’s praktijken (tegen gehandicapten en Joderlander als de bevrijders bejubeld. Maar voor 1940 den) heeft laten horen. Zo’n paus is een misdadiger als waren de VS absoluut niet geïnteresseerd in Europa en hij niet wil zien wat hij kan en wat hij moet zien. zeker niet in de kwestie van de Joden. Een betere titel In Nederland zorgt het boek ‘Ondergang’ van Jac- zou geweest zijn stelde Presser in zijn begeleidend ques Presser in 1965 voor een schok. Hij klaagt – waar- woord van de Nederlandse editie: waardoor werden die schijnlijk gedreven door zijn eigen onbewuste gevoel 6 miljoen vermoord? Hitler kon zijn gang gaan omdat schuldig te zijn omdat hij heeft overleefd – de omstan- de Joden voor de Geallieerden absoluut geen prioriteit ders aan, al degenen die zich niet tegen de maatregelen hadden. van de Duitsers tegen de Joden hebben verzet. Het is Het perspectief werd toen: niet alleen de Nazi’s, niet niet zo, dat de mensen niets van de Shoah wisten, er alleen de omstanders, maar ook de Geallieerden zijn was genoeg van bekend. Dat de meeste mensen tijdens schuldig. De jongere generatie gebruikte dit soort argu16
Ve r s l a g e n menten in hun strijd tegen de oudere generatie, sloot zich bij de aanklacht aan, maar waarschijnlijk meer vanwege hun eigen motieven dan uit werkelijke betrokkenheid met wat er in de Shoah was gebeurd.
beulen worden?’ Na een korte theepauze werd de film ‘Oorlogsrust’ vertoond. Deze brengt de problematiek van dementerende oorlogsgetroffenen in beeld – aan welke oorlog zij lijden maakt in feite niet uit. Ze leven niet in een mist, het verleden is integendeel veel te duidelijk aanwezig. Het samenzijn in het tehuis wordt door allen gezien in het perspectief van hun oorlog.
In Frankrijk zorgde Le Chagrin et la Pitié van Ophüls voor sensatie. Ook daarin staat de verregaande aanpassing van de Fransen aan de bezetter centraal. Men zat met de complicerende factor van het Vichyregime en nog lang was Lavalle, een van de kopstukken daarvan, een ‘groot’ man in zijn vaderland.
Er is duidelijk strijd om de hoogste positie op de ladder van het slachtofferschap. En die strijd tussen vooral mevrouw Boom en mevrouw Cohen uit zich in bijvoorbeeld de ‘wedren’ tussen die twee, gezeten in een rolstoel, voortgereden door hun respectievelijke zoons, op weg naar de fontein in het park of het rosarium. Ze willen allebei de eerste zijn! Het is pijnlijker als mevrouw Boom beweert dat de Duitsers mensen waren vergeleken met de Japanners, want die martelden. Als mevrouw Cohen opmerkt dat de Duitsers de mensen vergasten, heeft mevrouw Boom haar antwoord direct klaar: ‘Vergassen is minder erg dan martelen’.
Er wordt vaak gesproken over de breuk die de Tweede Wereldoorlog heeft veroorzaakt. Het is de vraag of dat wel zo is. Er is waarschijnlijk veel meer continuïteit dan we denken. Henk Hofland schreef in 1974 ‘Vastberaden, maar soepel en met mate’. Nederland is het land van Jan de Quay, een land van ‘aanmodderaars’, waarin belangstelling voor de slachtoffers pas eind jaren ’60 kwam. Het was de tijd van democratisering. Eerst was het perspectief van de top naar beneden: de nadruk lag op de historicus, niet op de gewone mensen, op de therapeut en zijn methoden, niet op de cliënt. Nu kwam de basis aan het woord en daarmee werd de groep slachtoffers pas goed zichtbaar.
De discriminerende opmerkingen vliegen ongecensureerd door de lucht, vooral de Surinaamse directrice en het allochtone personeel krijgen ervan langs: ‘Ga je kamelen verzorgen’. Het veelal jonge personeel snapt eigenlijk niet goed waarom de bewoners altijd zo haatdragend zijn naar elkaar en over welke oorlog het nu eigenlijk gaat. Ze reageren afwijkend. Als Mevrouw Boom ineens iets over het kamp vertelt, stelt de jonge verzorger rustig voor om een potje te gaan dominoën!
Er was in ons land al vlak na de oorlog over de Jodenvervolging geschreven: Abel Herzberg, Philippus Mechanicus, E.de Wind, A.J.W. Kaas, eind jaren ’70 schreef Eli Cohen over de treinen die naar Sobibor reden en half de jaren ‘80 verschenen de boeken van Durlacher. Daarna was de stroom van getuigenisliteratuur van de slachtoffers nauwelijks meer te stuiten, hoewel er zich nu een kentering afspeelt. En dat is op zich een goede tendens.
De film gaat ook over de kinderen van de oorlogsgetroffenen. Vooral Peter Boom en de zoon van mevrouw Cohen komen in beeld. Beiden tonen hun zorg, maar de moeders waarderen die niet. ‘Jullie hebben het altijd goed gehad’ en ‘Ik heb het beste met je voor gehad’, zeggen de moeders, maar de oorlogsonrust die ze aan hun kinderen hebben overgedragen merken ze niet op. Het gedrag van de beide zoons is een voorbeeld van parentificatie: de kinderen verzorgen de ouders. Peter’s huwelijk is er door op de klippen gegaan, de verhuizing van Mevrouw Boom naar het tehuis kon de zaak niet meer redden.
Er zijn maar weinig helden en heiligen, de rest moddert maar wat aan Want teveel hebben in ons land mensen pas door het slachtofferschap erkenning gekregen, waardoor men slachtofferschap als een verdienste ging zien. Dat zorgde er ook voor dat sommige mensen, in een verlangen bij een groep te behoren die in de belangstelling stond, zich als slachtoffer voordeden en meeliftten op het effect.
Miscommunicatie, mensen die elkaar niet verstaan en niet kunnen bereiken, terwijl ze juist zo’n behoefte hebben aan contact, aan steun: de film geeft een heel indringende tekening hiervan, die gelukkig afgewisseld wordt door zoveel hilarische momenten dat je als kijker toch niet onder de last bezwijkt.
Het is ook goed in de zin van: slachtoffers hebben naast zich daders en omstanders – het stuk grijs tussen het zwart en wit van daderschap en slachtofferschap is immens groot. Er zijn maar weinig helden en heiligen, de rest moddert maar wat aan.
Het was een prima programma, een beetje veel, maar zeer leerzaam.■
Iemand vroeg eens aan Abel Herzberg: ‘Hoe kun je voorkomen dat je kinderen slachtoffers worden?’, waarop hij antwoordde: ‘Hoe kun je voorkomen dat ze
Gonda Scheffel-Baars
17
Ve r s l a g e n Donateursdag
als kinderen het daar onderling niet over eens zijn (groep 4).
Op 6 maart 2009 werd de jaarlijkse donateursdag gehouden in Maarn, in het Cultureel centrum ”De Twee Marken”. Onze voorzitster Cuny Holthuis kon 50 lotgenoten verwelkomen.
Na een theepauze werd afgesloten met het plenair samenvatten van wat aan de orde was gekomen tijdens de groepsbesprekingen. Groep1: De groep sprak over de problemen van loyaliteit en je eigen grenzen: een protesterend lijf, jezelf wegcijferen en het afsluiten van ongewenst gedrag en ongewenste woorden. Verder ging het over de verschillende trappen van verwerking.
De dag stond in het teken van oud worden met een oorlogsachtergrond. Het bestuur had twee medewerksters van Cogis uitgenodigd een speciaal programma voor de deelnemers te ontwikkelen. Cogis is een kennisinstituut voor de sociale en psychische gevolgen van oorlog, vervolging en geweld. De medewerkers geven voorlichting aan zowel oorlogsslachtoffers als personeel in thuiszorg en bejaarden/verpleeghuizen. Evelyn Houtman en Renate van den Bronk van Cogis leidden de dag.
Groep2: Gemiste kansen was daarbij een vaak genoemd item van de deelnemers aan deze groep. In mijn groep spraken 6 deelnemers uit, dat zij van zichzelf konden getuigen, dat zij ondanks of misschien wel dank zij de belemmeringen uiteindelijk sterkere mensen waren geworden. Een deelnemer zonder oorlogsachtergrond merkte op, dat dat wellicht belangrijker is geweest voor de persoonlijke ontwikkeling, dan een glad verloop van carrière wensen. Het is maar de vraag of een gewenste carrière ook de gewenste satisfactie zou hebben gegeven.
M
et ondersteuning van een powerpoint presentatie werden wij voorgelicht over: wat is trauma; de directe reacties na een trauma en de gevolgen, ontkenning bijvoorbeeld ( als bescherming). Verder: oud worden met de oorlog, met name de lange termijngevolgen daarvan voor de kinderen van “foute” ouders; het traumatiserende proces van dementie met name in het kader van oorlog en dementie; de symptomen van depressie; het verband tussen vroegere trauma’s en oorlog. Uitvoerig kregen wij ook tips wat, als omgeving, te doen in de omgang met dementerenden. Ook werd een literatuurlijst uitgedeeld met literatuur over het onderwerp van deze dag.
In de derde-generatie-groep werden verhalen verteld en belemmeringen geïnventariseerd. Er blijken veel overeenkomsten met de tweede generatie: angst en het niet durven vertellen van de voorgeschiedenis van ouders/grootouders. De groep kwam tot een datum voor een afspraak voor een vervolgcontact. Groep 4: De vraag werd besproken of er met de kennis van nu een andere keuze zou zijn gemaakt.
Tijdens de bespreking van de presentatie kwam er al veel aan het licht over wat velen in het kader van deze dag bezig hield. Belangrijke opmerking: cognitieve achteruitgang door dementie geeft verlies; een verlies dat verdubbeld wordt bij mensen die in de oorlog ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt.
Het wel of niet vertellen hangt van veel verschillende factoren af. Er kan ook voor gekozen worden het alleen aan de directie te vertellen, waarbij deze dan in gevallen van misverstaan van het gedrag van de dementerende aan het betreffende personeel informatie kan geven, waardoor er beter met de patiënt kan worden omgegaan.
Na een goed verzorgde lunch kwamen we weer bijeen om ons te verdelen in vier groepen.
Tot slot: Het was opvallend, dat er toch nog weer vrij veel mensen waren, die pas redelijk recent van Herkenning hadden gehoord. Er was dan ook een verzoek om weer gespreksgroepen te organiseren. De (destijds voor mij) heilzame weekenden kunnen helaas door het wegvallen van de subsidie niet meer worden georganiseerd.
Algemeen thema naar aanleiding van de ochtendsessie: wat kan ieder van ons leren van dat wat we in de ochtend hebben besproken. Eén groep sprak over: hoe om te gaan met ouders, die nog immer trots zijn op hun houding tijdens en na de oorlog. Deelnemers kunnen het bijvoorbeeld niet meer opbrengen om met aandacht en liefde te reageren (groep 1).
Tot een voor allen geldende richtlijn wat te doen kunnen we niet komen.
De groep die sprak over persoonlijke gevoelens in relatie tot het ouder worden was zo groot, dat deze in tweeën werd gesplitst ( groep 2).
Gemeenschappelijk hebben we, dat we geleden hebben, respectievelijk nog lijden onder de gevolgen van de oorlog. Per individu is er echter een grote verscheidenheid in het omgaan met en het verwerken van het trauma. De herinnering/ervaring, waarop het trauma dat is opgelopen stoelt, verschilt enorm van individu tot individu. Daardoor kunnen broers en zusters, die precies hetzelfde lijken te hebben meegemaakt heel erg
Apart was er een gespreksgroep voor de derde generatie ( groep 3). Eén groep besprak een casus, die betrekking had op het wel of niet vertellen van de achtergrond van de dementerende ouder in het tehuis van opname, met name 18
Ve r s l a g e n Het verhaal van de joodse man weeft hij door zijn eigen verhaal heen, waardoor je heel goed de overeenkomsten ziet in de problemen, waar deze twee mannen mee worstelen. Het grote verschil is voor mij, dat hij de joodse man, die hij toch als een echte vriend beschouwde, nooit verteld heeft wat zijn verleden is en waarom hij naar Auschwitz gaat. Weer dat vreselijke zwijgen!
verschillen in hun huidige levenshouding. Het was echter weer zeer heilzaam in een veilige omgeving gedachten te kunnen uiten en opnieuw bezig te zijn met de persoonlijke verwerking. ■ Marjolijn van Dierendonck.
Schreeuwen aan het graf, verteltheater-solo van en door Fred Vaassen
Het stuk is het waard om door velen gezien en gehoord te worden, omdat het stof tot nadenken en tot discussie geeft. Ik kan het iedereen van harte aanbevelen.■ Margreet Vorstenbosch-Diemel
In het aangrijpende “Schreeuwen aan het graf” neemt meesterverteller Fred Vaassen het publiek mee op een emotionele reis naar Polen en maakt hij u deelgenoot van twee bewogen levens, getraumatiseerd door de oorlog.
‘Waarom heb je mijn schouder niet gezocht?’, impressie van een voorstelling
Een man heeft zojuist zijn beste vriend begraven, die hij tien jaar eerder ontmoette in de trein naar Polen om Auschwitz te bezoeken. Ieder had zijn eigen reden om daar naar toe te gaan. De één als zoon van een NSBvader, de ander als de enige overlevende uit een joodse familie. Ze hebben gemeen dat ze alles hebben weggestopt. Beiden voelen zich slachtoffer. In de trein vertelt de joodse man zijn verhaal. Er ontstaat een band. Ze bezoeken een week lang het concentratiekamp en vanaf dat moment maken ze elk jaar deze reis naar Auschwitz.
Vrijdagavond, 3 april, een klein zaaltje in een dorpshuis in Kerk-Avezaath, een veertigtal toeschouwers, onder wie zes mensen van Herkenning en een aantal familieleden van de man die episoden uit zijn levensverhaal gaat vertolken: Martin Reuser, een kleine, wat schriele man, onopvallend totdat hij in de huid kruipt van de mensen die een rol in zijn leven speelden. Dan is hij één brok energie en dynamiek. Hij speelt zijn vader Theo, die nooit dronk, maar die éne keer wel en toen zijn geweer richtte op een naar hij aannam lege Duitse tank, en omkwam in het salvo dat de tank als antwoord stuurde. Hij speelt zijn moeder, die als een van de weinigen die toestemming kregen om in het geëvacueerde Tiel achter te blijven, zich tooide met de kleding en sieraden van de rijke dames die tijdelijk elders vertoefden.
Terwijl de man dit allemaal na de begrafenis overdenkt, komt zijn jeugd weer helemaal terug. Zijn eenzaamheid, zijn vernederingen, zijn zoektocht in het dossier van zijn vader en uiteindelijk zijn breuk met hem.
Hij speelt de verzorger in het tehuis waar hij als kind van ‘foute’ ouders na de oorlog geplaatst werd en die hem met tergend veel plezier drie dagen lang de snijbonen voorzette, waar Martin bijna in gestikt was. Hij speelt ook zichzelf, als het jongetje in het tehuis of bij zijn pleegouders op de boerderij waar hij zich welkom en thuis voelde. Maar ook in de totale ontreddering toen het kleine broertje waar hij zo aan gehecht was door een stom ongeluk stierf.
Dit is wat er in de folder staat over het toneelstuk. Op 4 mei heb ik het stuk gezien in De Garage in Venlo en ik was diep onder de indruk. De acteur wist het publiek anderhalf uur lang zo te boeien, dat je bijna een speld kon horen vallen. Het applaus kwam maar aarzelend op gang, alsof men het jammer vond deze stilte te doorbreken. Na afloop kon je met Fred Vaassen napraten over het stuk.
Zijn acteerspel wordt onderbroken door liedjes, gezongen door Yvonne Frijters, begeleid door Theo Wouters, die ook de muziek schreef. Hun muzikale intermezzo’s laten je even op adem komen. Want het thema van het stuk grijpt je aan. Ook de jongeren, opvallend veel vér na de oorlog geborenen, schamen zich niet voor hun emoties.
Wat hij vertelde als zoon van een NSB-vader was erg herkenbaar voor mij. Het zwijgen over het verleden wanneer de oorlog ter sprake komt, bijvoorbeeld op school, de eenzaamheid omdat je ouders nergens meer lid van waren en dus weinig contacten hadden en vooral zorgen dat je geen dingen deed, waar anderen aanstoot aan konden nemen.
Aan het eind krijgt Rita, Martin’s oudste zus, een prachtige bos bloemen. Wat goed dat ze erbij is, wat moeilijk voor Martin om voor haar en de andere familieleden te spelen. Voor ‘vreemd’ is het al moeilijk genoeg… 19
Ve r s l a g e n We spreken nog even met Martin en complimenteren hem met zijn spel, en zeggen hem ook hoeveel herkenbaars er voor ons in zijn stuk was. Hij is er verguld mee dat een paar van ons van zo ver gekomen (Twente en de Randstad) zijn om deze voorstelling mee te maken.
Final Account - Third Reich Testimonies – een project van Luke Holland. Luke Holland is Amerikaan, van joodse afkomst, woont nu in Engeland en houdt zich sinds een aantal jaren bezig met het vastleggen op film van interviews met de daders uit WOII. Op 28 april hield hij op uitnodiging van het NIOD een presentatie over zijn project en de film die hij gemaakt heeft in München. Holland is een geestige en goed vertellende man, die echt geïnteresseerd is in wat de daders bewogen heeft en hoe zij met hun verleden omgaan. Het verleden is niet zwart-wit, maar in grijstinten is zijn stelling. En het onderzoek naar de daders is nu hot news, zoals ook bij het NIOD blijkt.
We spreken met Jan Smeets, de regisseur en schrijver van het stuk, die ons weet te vertellen dat ze het zullen gaan spelen in kamp Vught en in Etten-Leur. Ze hopen dat er ook elders belangstelling zal zijn en we suggereren Aalten, Westerbork of Venlo. Ik praat nog even met Yvonne en Theo over hun muzikale bijdragen, want als je zelf in een koor zingt, dan geniet je er extra van als iemand zo helder en expressief zingt.
Overal in Duitsland heeft Luke Holland gesprekken gevoerd met daders, soms ging dat heel moeizaam. Maar het gaat volgens hem om de juiste vragen te stellen en zijn ervaring is dat er uiteindelijk bijna altijd wel een antwoord komt. Of dat het juiste antwoord is? Misschien!
Wat we gezien en gehoord hebben blijft ons nog lang bij.■ Gonda Scheffel-Baars Een van de liedjes uit de voorstelling:
Peter Romijn van het NIOD vroeg hem: wat betekent zo’n gesprek voor die mensen, krijgen ze er ook iets voor terug? En hoe laat je hen achter? Holland vertelde dat mensen hem vaak terugvragen, geheel onverwacht, om toch over wat hij noemde “het onzegbare” te praten. Hij wil in Nederland ook gesprekken opnemen, wilde daarom ook contact met Herkenning, om te kijken of er nog ouderen zijn die hierover willen praten.
Wat je graag wilt vergeten blijft spoken in je hoofd. Het kan zijn, dat voor even de drank het wat verdooft, zodat je ’t los kunt laten met lachen of een zucht, maar het komt met de kater weer even hard terug.
Het tweede deel van de middag ging over de film Good morning Mr. Hitler! Wat een titel! Wat we zagen was een knap gemaakte film, waarin weer een film was gemonteerd. Deze laatste was door een amateur gemaakt van een grote historische parade in 1939 in München, met als hoogtepunt de komst van Hitler en zijn kompanen. En die werd 60 jaar later bekeken door een groep mensen, onder wie de zonen van de amateurfilmer. Zij zagen zichzelf lopend in die optocht en in adoratie voor de Führer. Een van die mensen was een goede vriendin van Hitler, maar zij vond het niet prettig dat hij zo vaak misbruik van haar gastvrijheid maakte. Als protest begroette zijn hem ’s ochtends niet met “Heil mein Führer” maar met Good morning Mr. Hitler! Het werd als een belediging opgevat, maar ze kwam er kennelijk mee weg.
Het komt terug wanneer je denkt: het kan niet meer stuk, komt juist wanneer je even mocht ruiken aan ’t geluk. En juist door zachte handen wordt jouw rust weer verscheurd, veel krachtiger, veel wreder dan toen het is gebeurd. Het komt terug wanneer je niet op je hoede bent. Als je jezelf wijs maakt: het slijt wel af, het went… Je denkt: de stille nacht maakt mijn moeie hoofd wel schoon, maar in die diepe stilte gilt weer de smaad, de hoon.
Boeiend vond ik hoe mensen op zo’n beladen periode terugkijken: enkelen waren er verlegen mee, maar de meesten vertelden hoe bijzonder het was om in zo’n parade te lopen en Hitler toe te juichen en wezen elkaar op leuke details. Luke Holland noemde dat in zijn toelichting de verleiding van fascisme: door een mooie verpakking worden mensen verleid mee te doen. De film was daar een sprekend bewijs van.■
Wat je graag wilt vergeten blijft spoken in je hoofd. Het kan zijn, dat voor even de drank het wat verdooft, zodat je ’t los kunt laten met lachen of een zucht, maar het komt met de kater weer even hard terug.
Cuny Holthuis
20
In de media
COMING OUT EN LOYALITEIT Wat is het toch moeilijk onderscheid te maken tussen mensen en hun ideeën. Het is wel heel erg nodig dat we dat doen. Als we het onderscheid niet maken is de wereld een hel. Respect Journaliste Tessel Pollmann vertelt in een interview dat haar vader hielp met resocialiseren van NSBers die vrijkwamen uit de interneringskampen. Zij zegt dat zij als levensles aan het project van haar vader heeft overgehouden dat je iemands opvattingen ten diepste kunt veroordelen, maar hem toch als mens met respect moet behandelen. (1) Mooi! Maar wat is het móéilijk. Hoe gauw vereenzelvig je iemand niet met zijn/ haar opvattingen, hoe gauw wijs je iemand niet vollédig af. De mooie levensles kan bij lippendienst blijven. Als je onderscheid maakt tussen mensen en hun ideeën kun je ook verzachtende omstandigheden voor hun keuze aanvoeren en toch die keuze zelf afwijzen. Dat is moeilijk werk. Het kan zijn dat je er bij tijden niet uitkomt en dan zit je in een conflict. opvattingen van de ouders. Daardoorheen speelden ook karakterverschillen en generatieverschillen die tóch al in heel veel gezinnen optreden. Bij een aantal ‘kinderen van’ is het gekomen tot een totale breuk met hun ouders. Dat is een oplossing van het loyaliteitsconflict waarbij de loyaliteit aan de ouders als ouders ondergronds gaat, onzichtbaar wordt in termen van de gezinstherapeut Nagy (2). In de goedfout-ideologie is een dergelijke breuk de enige acceptabele opstelling van een ‘kind van’. Zo’n breuk heeft ingrijpende, langdurige en pijnlijke gevolgen. Maar daar heeft de GFI verder geen boodschap aan. De ‘kinderen van’ die níét totaal met hun ouders hebben gebroken vormen voor de GFI een steen des aanstoots.
Goed fout
I
n de goed-fout-ideologie is geen plaats voor zo’n conflict, want daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen mensen en hun ideeën. Deze ideologie heeft veel vat op ons Nederlanders, ook op mij. De goed-fout- ideologie (GFI) wordt bijvoorbeeld geactiveerd als iemand onthult kind of kleinkind te zijn van iemand die in de Tweede Wereldoorlog de kant van de bezetter heeft gekozen. Ik zal nu in de huid kruipen van de gesprekspartner van dat ‘(klein)kind van’ op het moment dat het GFI-gif gaat werken. Ik zal beschrijven hoe het verder gaat. De eerste reactie is: schrik. Een beladen probleem is opeens dichtbij. NSB-ers zijn in deze ideologie als mens even verwerpelijk als hun opvattingen. Ze waren Conflict uitgestoten uit de maatschappij en onzichtbaar geworIn strijd met de goed-fout-ideologie gedragen somden, nu zijn ze door de ‘coming out’ van een nakomemige nakomelingen die te voorschijn komen zich weerling opeens weer dichtbij. Om de zaak hanteerbaar te barstig. houden is het nu ten eerste belangrijk te vragen wat de Er zijn er die laten zien dat ze in een conflict verkeouder gedáán heeft. ren. Als de misdaden zijn uitgesproken kan vervolgens Er zijn er die onderscheid maweer de veroordeling uitgesproken tussen de beminnenswaardige ken. Daarbij is belangrijk dat de Er zijn er die zeggen dat kinderen vrijkanten van hun ouders en hun nakomeling die veroordeling gesteld zijn van het oordeel over vroeopvattingen van destijds. ook uitspreekt. Hij of zij moet gere daden van hun ouders daarmee bewijzen ook de goedEr zijn er die aanvoeren dat ze fout-ideologie aan te hangen, verschil maken tussen wat vroedie de ouder zowel wat opvattingen betreft als als mens ger gebeurd is en wat bestraft is en wat de ouders daarvolledig afwijst. Dan is het gevaar voorbij, er is verze- na aan goeds gedaan hebben. kerd dat de verderfelijke opvattingen zich niet hebben Er zijn er die verzachtende omstandigheden aanvoekunnen voortplanten, het beeld van de volledige ver- ren voor de keuze van destijds. werping is bevestigd. Het gevaar van de ‘coming out’ Er zijn er die zeggen dat goed en kwaad door elk is bezworen. mens heenloopt. De met loyaliteitsconflict belaste verhouding van Er zijn er die zeggen dat kinderen vrijgesteld zijn ‘kinderen van’ met hun ouders heeft geleid tot vele van het oordeel over vroegere daden van hun ouders. wrijvingen en perioden van verwijdering (2). Daarbij Wácht! Zegt nu iemand die in de greep is van het GFIspeelden het verantwoording vragen over de oorlogsperiode, wrok over het verzwijgen, conflicten over de gif. Dit kan niet! Dit draait uit op vergoelijking, op 21
In de media ‘Verharmlosung’. Er moeten geen nuances gemaakt. van NSB-ouders. Dat die zich slachtoffer voelen van Het beeld moet blijven bestaan van de onherhaalbare, beeldvorming en aanvoeren dat hun ouders idealisten unieke misdadigers, alleen zo kan de angst bezworen waren. Zij noemt dat bagatellisering, ’Verharmlosung’. dat het ooit nòg eens gebeurt. Het beeld moet blijven In deze bewering onderken ik denkfouten. bestaan van volledig verwerpelijke (n)on-mensen, anDat ‘kinderen van’ aanvoeren dat hun ouders idealisders komt het veel te dichtbij. Als het gewone mensen ten waren is een onterechte generalisatie. Maar er zíjn waren zoals wij zelf… Nee! Houden jullie weer je er die dat aanvoeren. Het is een enorme fout dat bagamond zoals jullie altijd je mond hebben gehouden. tellisering/’Verharmlosung’ te vinden. Het is de verZwijg! Veroordeel of zwijg! warring van persoon en idee. Men kan idealist zijn – Já, zeggen veel broers en zusters, nu nog, in 2009, van een volkomen verkeerd ideaal. Men kan dat ideaal zwijg, bescherm je gezin tegen de schaamte, breng ons afwijzen, zoals Herkenning voortdurend deed en doet niet in verlegenheid. Zwijg!, zeggen ouders die nog en voor de mens toch tot op bepaalde hoogte begrip en leven, in het bejaardenhuis waar de oorlog voortwoedt, in elk geval menselijk basisrespect opbrengen. Daden en ideeën kunnen verschrikkelijk zijn, maar de mens waar het niet bekend mag worden. ‘Kinderen van’ die een dubbele loyaliteit handhaven blijft een mens die ook goede dingen kan (proberen te) komen zo in een twééde conflict, nóg een loyaliteits- doen, een mens die verblind kan zijn, maar een mens conflict. Aan de ene kant vraagt de maatschappij én die ook tot inkeer kan komen. De mens recht doen is hun familie dat ze zwijgen, dat ze niet hun achtergrond geen bagatelliseren van de ideologie en alle gevolgen met alles wat er aan vast zit onthullen. Aan de andere ervan. kant is er ook de trouw aan henzelf, aan hun lotgenoDit onderscheid is op dit moment te moeilijk voor Tessel Pollmann. De ideologie deugt niet, dan kunnen ten, aan rechtvaardigheid, aan groeikansen. Zaterdag 28 maart was ik op een prachtig congres ook de mensen voor geen centimeter deugen. Dus de ‘kinderen van’ moeten daar niet mee komen, dat vervan de Stichting Verwantschapsstoort het juiste beeld tot en met dat v r a g e n o v e r ‘ v e r z w e g e n De ‘kinderen van’ moeten van de kopstukken als Mussert. Dat schaamte’. Een van de inleiders eigenlijk zwijgen: hun spreis ook nog een wonderlijke sprong vertelde dat het belangrijk was van Tessel Pollmann. Ze zegt ‘het ken verstoort het beeld van om iemand die altijd gezwegen voetvolk’ buiten beschouwing te lahad te prijzen dat deze daarmee de goed-fout-ideologie ten. Weinig ‘kinderen van’ hebben anderen beschermde. In de discussie kwam ook naar voren hoe degenen geprezen iets over een ‘kopstuk’ gezegd. konden worden die het zwijgen doorbroken hadden. De ‘kinderen van’ moeten dus eigenlijk zwijgen. Mooie dingen werden er gezegd: het zwijgen doorbre- Hun spreken verstoort het beeld van de GFI dat geken geeft groeikansen aan de familieleden, je hebt iets handhaafd moet. Zij moeten niet in beeld zijn. Tessel gedaan voor het nageslacht, je hebt schaamte aange- Pollmann illustreert het zelf: ‘kinderen van’ zijn inderdaad slachtoffer van beeldvorming: de beeldvorming pakt die vaak ver terug gaat in de familiegeschiedenis. ‘Coming out’ is moeilijk. Je kunt stuiten op: ontken- dwingt hen het zwijgen voort te zetten. Maar ten onning dat er een probleem zou zijn: zit je daar nou nòg rechte zegt Tessel Pollmann dat ‘kinderen van’ zich slachtoffer vóélen van de beeldvorming. Alles overmee? ziende wat tot dusver onderzocht is, stel ik vast dat de Dat het je individuele probleem is waarmee je maar werking van de beeldvorming juist nog maar pas langnaar een hulpverlener moet gaan. zaam tot hen begint door te dringen. Het verwijt dat je anderen in de problemen brengt. Dat doen zowel de familie als degenen die er op wijzen In de ban dat oorlogsslachtoffers gekwetst kunnen worden. In de GFI zijn nazi’s en hun handlangers geen mensen, het zijn duivels, demonen, vergeving is niet mogeDat je geen recht van spreken hebt omdat je door je lijk, ze moeten voor eeuwig uitgestoten zijn. Het beachtergrond gekleurd wordt, dat je je niet als slachtofwuste geloof aan duivels en hel is verdwenen, maar fer moet voordoen, hooguit van je ouders. onbewust werkt het door, in de beelden die gebruikt Een interview worden voor mensen die voorwerp zijn van de hevigste Een recent voorbeeld met een nieuw verwijt geeft emoties. Rond de moord van Fortuyn werd het goed Tessel Pollmann, dezelfde van wie ik aan het begin van duidelijk. Toen ontstond een brede discussie of men dit artikel een mooie uitspraak aanhaalde. Zij is bezig Fortuyn had gedemoniseerd door hem met een nazi te met een onderzoek naar Mussert. In het interview (1) vergelijken. Dus: met een nazi vergelijken is demonisezegt zij dat er een verkeerd beeld van Mussert is ont- ren, een nazi is een demon. staan onder andere door de ‘coming out’ van kinderen 22
In de media Zwart- wit. Nog steeds is Nederland in de ban van goed en fout, zegt Prof. Blom bij zijn afscheidsrede (3). De discussie zit nog steeds op slot zegt Prof.Romijn in het kader van de tentoonstelling in Aalten (4). Voor ‘kinderen van’ heeft dat scherpe gevolgen. Als je onderscheid moet maken tussen mensen en ideeën en van het principe uit wil gaan dat mensen respect verdienen, wat pijnlijk is het dan voor de kìnderen van die mensen als hun het recht om hun ouders te respecteren ontzegd wordt. Dan worden ook de nakomelingen niet gerespecteerd. Door te vragen naar daden van de ouders, door te vragen of je die veroordeelt, door dit bewijs van betrouwbaarheid te vragen discrimineer je al, kijk je kinderen aan op hun ouders, maak je je al schuldig aan datgene wat je vraagt te veroordelen! Toch geeft Tessel Pollmann aan dat de mensen die aan de kant van de bezetter stonden niet goed, ‘ónfatsoenlijk’, zijn behandeld en dat zij zelfs moeite heeft met de doodstraf voor Mussert. Dit is een voorbeeld van ambivalentie, van er niet uit zijn, van een loyalitéítsconflict! Een conflict tussen beeld en ware menselijkheid. Een loyaliteitsconflict tussen de menselijke waarden die in het geding zijn en loyaliteit aan het beeld van duivels dat nodig is om de confrontatie met mensen ver weg te houden.
dat ze er last van heeft dat de publieke opinie beïnvloed zou zijn door de coming out van ‘kinderen van’. Als Chris van der Heijden dat bereikt heeft, geweldig!
Verzet Fel was het verzet. Met het gemeenste argument: een ‘kind van’ kan daar niet over schrijven. Zwijg! ‘Een kind van’ zou subjectief schrijven. Alsof dat ooit verweten wordt aan bijvoorbeeld een vrouw als zij over vrouwenzaken schrijft! Maar het lukte niet om Chris van der Heijden eronder te schoffelen. Hij weerde zich moedig in de schijnwerpers, ondanks de zwijgkrachten vanuit familie en maatschappij, de anti-coming-outkrachten. Het taboe werd doorbroken, de Nederlandse goed-fout-ideologie wankelt. Negeren kon niet meer. De tegenaanvallen begonnen averechts te werken, ze betekenden publiciteit.
Door te vragen of je de daden van je ouders veroordeelt, discrimineert iemand al, kijkt die iemand kinderen aan op hun ouders Zelf schrijft Chris van der Heijden in het Open archief: “Naar het zich laat aanzien bestaat er pas sinds het begin van de 21e eeuw een min of meer open visie op de problematiek … De publicatie van Grijs verleden speelde daarin een symbolische rol…. En dit Open archief vormt daarvan het definitieve bewijs: er is een andere tijd aangebroken.” (5) Zijn moed en die van Corry van Dijk in 1988 en die van vele anderen van ‘Herkenning’ en de steun van velen die meeleefden, de moed van mensen als Tineke Wibaut, hebben bereikt dat eindelijk, eindelijk, zoal geen volledige omslag is bereikt, dan toch een grote bres is geslagen in de muur van Nederland. Hopelijk draagt ook de recente publicatie van het NIOD van Ismee Tames daaraan bij. ■ Martijn Lindt
Hoe ermee om te gaan? Ik zou willen dat mensen van wie een ouder in de oorlog aan de kant van de bezetter heeft gestaan steeds aanvoeren, nee, niet in hoeverre schuldig ze waren, ook niet hun handelwijze vergoelijken, maar één ding duidelijk maken: het zijn mensen, ménsen, en ze hebben recht op waar mensen minimaal recht op hebben, n.l. niet gedemoniseerd te worden. Hoe kan het beeld van de GFI ooit doorbroken worden? Door het gemeengoed worden van nieuwe geschiedschrijving die mensen als mensen behandelt. In vakkringen van historici heeft die verandering zich al voltrokken, in de publieke opinie nog niet (4). Verandering van beeldvorming: het àllermoeilijkste. Initiatieven die tegen de stroom ingingen, het werk van KOMBI, de toekenning van enkele subsidies, een veranderende opstelling van COGIS, de toespraak van Beatrix hadden de publieke opinie nog niet diepgaand beïnvloed, ze konden worden genegeerd. Maar Chris van der Heijden, historicus en journalist, heeft een poging gedaan met het monumentale boek ‘Grijs verleden’. Daarvoor heeft hij de weg gekozen om de gekleurde geschiedschrijving over de oorlog te herschrijven en de geschiedenis recht te doen. Fel was het verzet tegen zijn poging, veel opiniemakers deden hun best het oude vertrouwde en geruststellende beeld te handhaven. Tessel Pollmann schaart zich onder hen als zij zegt
1. Interview AD 20-2-2009 2. Als je wortels taboe zijn, Martijn Lindt, 1993 3. ‘In de ban van goed en fout’ 2007 4. Tentoonstelling ‘Getekend geboren’ Aalten 2006 5. www.openarchief.nl, ‘Studie en Beeldvorming’ van Chris van der Heijden.
23
In de media eenkomt, vertelde ik over het boek ‘Besmette Jeugd’, dat de volgende dag gepresenteerd zou worden. Ze vroegen naar wat deze jeugd voor mij betekend heeft. Een vrouw die nog niet wist van mijn achtergrond, ging ook (verbouwereerd?) vragen stellen. Zij is mij niet vertrouwd als de anderen. Door haar vragen voel ik mij bedreigd, onveilig. Ik was zo bang dat ze niets van me kon begrijpen. Ik heb me achteraf gerealiseerd dat ik zulke gesprekssituaties met een relatief vreemde, goed moet organiseren. Want nu heb ik haar - door mijn angst en wantrouwen - onrecht gedaan.
Impressie van een aprilmaand
D
e aprilmaand is altijd wat zwaar. Ik heb dit jaar bijgehouden wat me bezig hield.
Allereerst haalde ik het boek van Peter Romijn: ‘Burgemeesters in oorlogstijd’ nog eens in huis. Ik had van een vorige lezing de vage herinnering dat NSB-burgemeesters hun werk niet zo veel anders deden dan de gewone. Ik heb er nu weer wat in gegrasduind. Vooral in de gedeeltes die over NSBburgemeesters gaan. En dat zijn heel wat bladzijden. Maar de aanpak in dit boek, n.l. heel veel details en zo beschrijvend, ligt mij niet zo. Dus ik houd van het grasduinen alleen wat globale indrukken over. Hoe ze - de NSB-burgemeesters - wilden laten zien wat voor nieuwe orde het nationaal-socialisme zou brengen op het gebied van onderwijs, sociale zorg en contact met de bevolking. En wat voor een chaotische tijd het toen toch is geweest, o.a. bestuurlijk. Wat zou het toch mooi zijn als er ooit een geschiedenis van bijvoorbeeld deze burgemeesters geschreven kan worden, van binnen uit. Zonder enige noodzaak hun reilen en zeilen in een wat negatief daglicht te plaatsen.
En dan wachtte ik vol spanning op de komende presentatie van het boek van Ismee Tames, ‘Besmette Jeugd; Kinderen van NSB´ers na de oorlog’. Komt het op het nieuws, besteedt een actualiteitenrubriek er aandacht aan, voor mij is dit boek het enige nieuws dat telt. Vrijdagavond van 7 - 8 uur ben ik gekluisterd aan radio 5, waar iemand de schrijfster over haar boek interviewt. Eén zin van haar springt er uit. De maatschappij zei tegen de kinderen, NEEM ONS VERHAAL OVER, dan mag je meedoen. En dat was moeilijk voor de kinderen, zegt Ismee, want HOE DOE JE DAT.?
En dan heb ik een boekje uit de kast gepakt, dat er al enige tijd staat. Van Victor Klemperer: ‘LTI, Notizbuch eines Philologen’. Dit boekje is in 1946 door hem samengesteld, op grond van dagboekaantekeningen. Hij is Jood, getrouwd met een Arische vrouw, en heeft zijn belevenissen en observaties gedurende die moeilijke jaren vastgelegd. LTI ( Lingua Tertii Imperii) gaat over het jargon dat in de jaren 1933-1945 tijdens het naziregime gangbaar werd. Voor mij is de opluchting bij het lezen dat ik ervan mag vinden wat ik wil. Ik voel de Beoordelaar niet meer meelezen, die zegt wat ik moet voelen, wat ik erg moet vinden. Het is een geestig geschreven boekje. Door een zeer ontwikkeld mens, die prachtig Duits schrijft. En wat ik ook zo prettig vind, is het zicht op het dagelijkse leven in die barre tijden dat hij mij geeft. Geen ideologie, geen schande, schande roepen, maar een toch lichtvoetige beschrijving van hoe het er praktisch toeging. Ik lees het tot mijn verrassing met veel plezier.
De volgende dag sta ik om half tien voor de boekhandel, om het boek te kopen. Wachtend op de presentatie, en het radioprogramma OBA live, vraag ik mij af wat ik hoop te krijgen van dit boek. ERKENNING. Maar erkenning van wat? Ik kan dat niet precies onderkennen in mezelf. Dat er geen veilig thuis meer was, toen ik als 8-jarige in l945 terug was in Nederland. Verlangen naar een soort begrip, van iemand die naast je staat, hoe erg en zwaar het allemaal was. Maar precies kan ik het niet zeggen, de VERLATENHEID. Nu ik het boek in huis heb, merk ik hoe ik er tegen op zie er in te gaan lezen. Ik ben beducht voor de herinneringen van het meisje, de puber die ik was. Maar ik sta er wel voor open. Ik wil hen bij me. ■ Groningen, l9 april 2009. Dineke Swart
Ik heb gekeken naar een documentaire uit 2005 over Willem Sassen, nazi-journalist en interviewer van oorlogsmisdadiger Eichmann. Ik vermoed - misschien ten onrechte - dat de maker van mij verwacht dat ik deze Willem slecht vind. En weer de opluchting die ik eerder ook al meldde. Ik voel me vrij, ik ben niet verplicht de man te veroordelen omdat hij aan het Oostfront als Waffen-SS journalist de oorlog versloeg, omdat hij contact had met Eichmann, omdat hij bevriend was met Pinochet.
Boekbespreking
EEN BIJZONDERE VERJAARDAG
J
e tachtigste verjaardag kunnen vieren in een redelijke gezondheid, met familie, vrienden en bekenden is op zich al heel bijzonder. Maar als je dan ook nog het door jou geschreven boek presenteert en aan allen die je zijn komen feliciteren als herinnering aan deze dag meegeeft, dan krijgt zo’n verjaardag een
In mijn oude-vrouwen-groepje dat maandelijks bij24
Boekbespreking Dolle Dinsdag. Ze keren op aanraden van de commandant van de Engelse bezettingszone pas in 1946 naar Nederland terug. De oudste zoon is omgekomen, en moeder komt eigenlijk nooit over dit verlies heen; vader en tweede zoon komen in 1947 uit het interneringskamp. Jan heeft zijn opleiding door de oorlog niet kunnen afmaken, maar weet via avondlessen toch de nodige diploma’s te behalen. Het verleden speelt af en toe een negatieve rol bij sollicitaties en de ervaringen die hij tijdens de oorlog heeft opgedaan bemoeilijken ook zijn persoonlijke leven. Tot hij door alle spanningen en problemen ‘op’ is. Dan komt hij via een vriendin in contact met ICODO waar men hem attent maakt op de werkgroep Herkenning.
gouden randje. Op 19 april werd Jan Giesekam 80 jaar en deze dag heeft hij aangegrepen om het boek dat hij over zijn leven geschreven heeft en in eigen beheer heeft uitgegeven naar buiten te brengen. Veel vrienden hoorden op deze dag pas voor het eerst dat de ouders van Jan indertijd voor de NSB hadden gekozen. Maar, zoals Jan in zijn speech verwoordde, voor vrienden maakt dat in feite niet uit en dat werd later door vriend Auke ook beaamd. Jannie, die door haar computerdeskundigheid Jan met raad en daad heeft bijgestaan, werd ook in het zonnetje gezet en de kleinkinderen mochten hun grootvader natuurlijk op gepaste wijze toezingen!
De contacten met lotgenoten zijn voor zijn verwerking heel belangrijk geweest. Later werd hij ook actief in Kombi waar de gesprekken met andere kinderen van de oorlog hem verder hebben geholpen de ervaringen uit de oorlog een plaats te geven.
De titel ‘Oorzaak & Gevolg’ geeft al aan, dat het niet een autobiografie in de gebruikelijke zin is geworden die Jan heeft geschreven. Het boek plaatst de ‘kleine’ geschiedenis van zijn familie in het kader van de’ grote’ wereldgeschiedenis. Hij begint met de Frans-Duitse oorlog (1870/71), waarin Frankrijk vernederd werd door de Duitse overmacht, maar vooral door de kroning van de Pruisische koning tot keizer van Duitsland in het paleis van Versailles. Deze vernedering is een van de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog, die voor Duitsland in de vrede van Versailles(!!) rampzalig eindigde. De hoge, o.a. financiële, eisen die aan Duitsland werden gesteld, werden door de Duitsers als een vernedering gezien en Hitler heeft deze gevoelens kunnen rekruteren om aan de macht te komen. Zo loopt er een lijn van 1870/71 naar 1933/39.
In een bijlage geeft Jan fragmenten uit de geschriften van Colijn, De Geer, Macchiavelli, Jung, Plato en de brochure die zijn oom N.Giesekam heeft geschreven. (Het was deze oom die Jan’s ouders ervan kon overtuigen dat ze lid moesten worden van de NSB). Het doel van zijn boek formuleert Jan op verschillende plaatsen in zijn boek. Hij eindigt zijn nawoord met: ‘Ik hoop dat ik met mijn verhaal, mijn overwegingen en conclusies een zeker inzicht heb gegeven aan de lezer, hoe omstandigheden, in moeilijke tijden, mensen kunnen misleiden. Hoe politici met foute beslissingen en twijfelmoedigheid schade aan het denken van hun medeburgers hebben toegebracht.’ Het boek is bij Jan te bestellen door 17,95 euro over te maken op zijn postgiro, rekeningnummer 0644384, t.n.v. J. Giesekam te Doorn. Dit is inclusief de portokosten.■ Gonda Scheffel-Baars
In de ondertitel van Jan’s boek, ‘het levensverhaal van een crisiskind’, komt een ander belangrijk aspect naar voren dat in het boek ruime aandacht krijgt, n.l. de armoede die het gevolg was van de economische crisis van de dertiger jaren.
ANNEGRET LAMEY: KIND UNBEKANNTER HERKUNFT
Die Geschichte des Lebensbornkindes Hannes Dollinger, Wißner-Verlag, Augsburg 2008, ISBN 9783-89639-644-0
De rode draad die door het boek loopt is: waar liggen de oorzaken van wat er gebeurd is, hoe kun je de gebeurtenissen verklaren, in welk kader passen ze? Jan is in geschiedenisboeken gedoken om zijn kennis op te halen en te vergroten. Hij geeft uitgebreide beschrijvingen van diverse politici, o.a. Colijn, de Geer en Gerbrandy en van kopstukken in de NSB, o.a. Mussert, Seyffardt en Feldmeyer.
H
oeveel tegenslag kan iemand in zijn leven verduren zonder er aan ten onder te gaan? Dat was mijn eerste indruk van dit boek, dat de ingewikkelde levensgeschiedenis vertelt van een van de vele kinderen die in een Lebensborntehuis geboren werden. Het boek maakt duidelijk hoe de ‘grote’ geschiedenis van de politiek onontkoombaar de ‘kleine’ geschiedenis van individuele mensen beïnvloedt en bepaalt. Het laat ook zien hoe schadelijk het is om met een geheim op te moeten groeien en hoe ook de volgende generatie daar nog de gevolgen van ondervindt.
In de oorlog valt het gezin uiteen, als de oudste zoon naar het oosten trekt en ook vader en de tweede zoon naar Duitsland gaan. De rest van het gezin volgt hen na 25
Boekbespreking
Internationaal
Hannes hoort pas op zijn veertiende, vlak voor hij weer naar kostschool zal vertrekken, dat hij een vondeling is en door zijn ‘ouders’ destijds is geadopteerd. Ze laten hem de kleertjes zien waarin hij gevonden is en het naamkaartje dat hij om zijn nek had – en dat is dat. Eindelijk hebben ze het verteld en nu moet Hannes maar zien hoe hij de informatie verwerkt. Een emotionele band heeft nagenoeg ontbroken tussen zijn pleegouders en hem, druk als de ouders zijn met de slagerij en het gastverblijf. De meeste aanhankelijkheid en zorg heeft hij ontvangen van de kokkin Emma, die haar werkgevers bezworen heeft nooit aan Hannes te onthullen wat ze over zijn afkomst weet. Pas vlak voor haar dood in 1992 brengt ze de moed op om haar belofte te breken. Hannes heeft na ontzettend veel tegenslagen, waarbij zijn vrouw Edith een grote steun voor hem geweest is - ernstige ziekten en ongevallen van hemzelf, zijn pleegouders en zijn schoonouders, problemen met de twee dochters, een keuze voor een nieuw beroep – zijn leven eindelijk een beetje op orde, als het op zijn kop gezet wordt door Emma’s mededeling. Maar hij kan de nieuwe verwarring aan, omdat onderzoek naar zijn wortels hem zal verlossen van het ‘zwarte gat’ en de ‘diepe leegte’ die hij zijn leven lang heeft gevoeld.
CONFERENTIE PAPENBURG
V
an 27 februari – 1 maart 2009 werd in Papenburg Duitsland een conferentie gehouden in samenwerking met Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Stichting Over en Weer uit Emmen en Dokumentations- und Informationszentrum (DIZ) Emslandlager, Papenburg. Vanuit Westerbork werd ik gevraagd om deelnemer aan deze conferentie te zijn en tevens mijn steentje daaraan bij te dragen middels een interview. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik de vrijdag en zaterdagmorgen minder interessant vond, omdat er nogal wat wetenschappelijke feiten en verhalen omtrent personen uit het verleden aan de orde kwamen en omtrent het ontstaan en het verloop van de NSB. Toen het ging over liederen die men zong in de NSB en het hele leven van Anton Mussert heb ik mij enkele malen afgevraagd: Wat doe ik hier eigenlijk en zit ik op dit soort verhalen wel te wachten? Geschiedkundig en wetenschappelijk gezien was het allemaal waarheid en ook werd het integer gebracht, maar voor mij hoefde dit niet zo, hoewel ik natuurlijk wel begreep dat dit voor de meeste aanwezigen een stuk Nederlandse geschiedenis is, die men nauwelijks kende.
Gesterkt door het lezen van de autobiografie van Turid Ormseth, ook een Lebensbornkind die haar zoektocht naar haar biologische ouders met een positief resultaat kon afsluiten en geholpen door de expert op het gebied van Lebensborn, dr. Georg Lilienthal, vindt hij uiteindelijk zowel de familie van zijn Noorse moeder als die van zijn Duitse vader. Hij wordt in beide families hartelijk ontvangen. En dat gun je hem van harte na zoveel narigheid in zijn leven.
Zaterdagmiddag kwam het deel ‘Kinderen van de oorlog’ aan bod. Dat was het deel van de conferentie waar Fanny Heymann en ik voor gevraagd waren. Het was vooraf ook zeer spannend. Ik kende Fanny niet en zij zou slechts voor de zaterdagmiddag aanwezig zijn.
Interview met Loes Schneider en Fanny Heymann: ooggetuigen met een heel verschillende achtergrond
De Duitse bureaucratie maakt hem dan nog meer dan twee jaar het leven zuur, hij dreigt zelfs zijn nationaliteit te verliezen, maar tenslotte mag hij die behouden als hij zijn ‘echte’ voornaam, Otto, aanneemt. Hij benadert Annegret Lamey om zijn verhaal op te schrijven en samen een uitgever te zoeken, zodat andere Lebensbornkinderen bemoedigd kunnen worden door zijn verhaal. Enkele maanden voordat het boek gedrukt werd is hij gestorven.
Onze ontmoeting vooraf aan het interview was wonderlijk. We hadden meteen een click en vertrouwden elkaar onmiddellijk. Ook zeer bijzonder was de ontdekking dat onze levens zoveel overeenkomsten hadden, ook nu nog. Dus het was ondanks de grote verschillen herkenning alom.
Het boek is vlot geschreven, maar is wat stijl betreft niet indrukwekkend, raakt wat verstikt door de vele details en gebeurtenissen die de revue passeren. Het is meer een verslag dan een verhaal, bijna zakelijk van toon terwijl het toch gaat om gebeurtenissen die hevige emoties oproepen. Maar misschien is het daardoor echter juist precies goed van toon, want praten over emoties was in huize Dollinger nooit aan de orde en Lebensborn was en is in Duitsland voor velen nog een thema waar je eigenlijk niet over spreekt.■
Nadat we onze geschiedenis en ervaringen samen uitgewisseld hadden kwam Jose Martin van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Zij zou ons bevragen en het interview afnemen. In het programma was ons onderdeel als volgt aangekondigd: ‘Kinderen van de oorlog’ Loes Schneider en Fanny Heymann: Ooggetuigen met een heel verschillende achtergrond, maar toch bindt hen iets: beiden kinderen van de oor-
Gonda Scheffel-Baars 26
Internationaal
Conferentie “Fout” geworden of “fout” gemaakt? (De Nationaal-Socialistische Beweging
log; beiden kinderen met een Duitse achtergrond. Loes Schneider werd in 1942 in Breda geboren als dochter van een Duitse militair, Fanny Heymann werd in 1942 in Amsterdam geboren als dochter van gevluchte Duitse Joden. Wat een oorlog voor een kind tot op de dag van vandaag in een mensenleven kan betekenen, en de omgang met de Duitse achtergrond in het naoorlogse Nederland, zijn de onderwerpen van het interview met Loes Schneider en Fanny Heymann.
(NSB) in Nederland en het trauma van de tweede generatie) Papenburg 27 februari tot 1 maart 2009 in Papenburg, georganiseerd door de Stichting Over en weer/Hin und zurück (www.overenweer-hinundzurück.nl)
O
p vrijdagavond de eerste lezing van Gerard Groeneveld met plaatjes over “Zo zong de NSB”; objectief, met enkele geluidsfragmenten, gevonden bij Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum.
Het interview met Jose verliep geweldig. Zowel Fanny als ik vonden het een schitterend gesprek. We waren beiden zeer onder de indruk dat dit duo-gesprek helemaal echt ging over de essentie. Het ging dieper en was voor ons beiden emotioneler dan de gastlessen die we geven.
Zaterdag eerst een lezing van Harald Fühner, een Duitse wetenschapper, die een proefschrift schreef over de Bijzondere Rechtspleging. Objectieve waarneming, geen bijzondere standpunten gehoord, behalve dat gevangen Duitse oorlogsoorlogsmisdadigers met de interventies van de Duitse overheid en kerkelijke instanties meer aandacht krijgen dan in Nederlandse publicaties. (www.uni-muenster.de/HausDerNiederlande/Zentrum/ Forschung/dissfuehner). Verder:
[email protected].
Het was heel fijn en goed om dit samen te kunnen doen. Het ging gewoon vanzelf. Iedereen was zeer aandachtig en de toehoorders dachten dat wij dit zo al vaak samen gedaan hadden. Wonderlijk, want we kenden elkaar pas sinds een paar uur. Ook wij hadden beiden het gevoel dat we elkaar al jaren kenden en het voelde voor ons beiden als een goede en diepe vriendschap.
Tweede lezing was van Oebele Vries over de NSBburgemeester Gerben Feitsma uit Kollumerland (NOFriesland). Gerben Feitsma was een grote boer, oorspronkelijk liberaal raadslid, die behoorde tot de regionale elite, maar geen prominent partijlid was. Was broer van de procureur-generaal Feitsma bij het Gerechtshof van Amsterdam tijdens WOII. Werd relatief kort gestraft (1 jaar en 4 maanden) en keerde terug op zijn boerderij. Was als bestuurder verstandig en gematigd. Voor de oorlog vrijmetselaar. Oebele Vries, een frisist, schreef er in 2008 boek over. Noemde ook het boek van F.J. Harterink met titel: Verslag van mijn internering Bergum-Wolvega-Ameland-Farnsum van 15 april 1945 tot 17 januari 1947. Kwam in 1997 uit. Boektitel: Boer Gerben Feitsma, Portret van een Friese NSB-burgemeester, uitgever Bornmeer, Gorredijk, 208 blz.
Fanny en ik zijn nog lang niet uitgepraat en al onze gevoelens onder woorden brengen vergt mogelijk nog wat meer tijd. We hebben elkaar al gemaild en we willen elkaar weer snel ontmoeten. Ja, het was voor ons beiden en ook voor Jose een bijzonder waardevolle ervaring. Ook zondag waren er nog een paar goede bijeenkomsten: Bas Kortholt gaf een lezing over Kamp Westerbork als Het Interneringskamp Westerbork van 1945-1948. Journalist Jack Kooistra vertelde over zijn speurtochten naar Nederlandse nazi’s. Tijdens de evaluatie aan het einde van de conferentie gaven velen aan dat ze het interview met Fanny en mij de meest indrukwekkende en de meest waardevolle bijeenkomst van deze dagen gevonden hadden.
‘s Middags was er een interview met twee vrouwen, allebei in 1942 geboren, allebei zonder herinnering aan WOII die op zoek gingen naar de lotgevallen van hun ouders. De een kind van Duitse vader en moeder, de andere van Joodse immigranten. Ontroerend voor alle 35 deelnemers. Afsluiting met een spontane omhelzing van de twee dames. Hadden nooit eerder samen opgetreden.
Al met al was het een zeer interessante conferentie op een prachtige locatie en met een prima verzorging. Verder was het prima voor mij om 3 dagen alles in het Duits te horen en uitsluitend Duits te spreken. Ik had gedacht dat ik dat moeilijker zou vinden, maar het is mij reuze meegevallen.
’s Avonds werd een kort bezoek gebracht aan een tentoonstelling van in Moskou gevonden fotomateriaal van SS-officier Koch die vanaf begin jaren 30 commandant van verschillende concentratiekampen is geweest. Is door of namens Himmler aan het eind van de
Ik pik het heel snel weer op en dus heb ik ook op dat gebied weer veel geleerd.■ Loes Schneider.
27
Internationaal
KINDEREN VAN COLLABORATEURS IN FRANKRIJK: schuld, rechtvaardiging, getuigenissen
oorlog ter dood veroordeeld omdat hij doden in de kampen op zijn geweten had. In het gebouw van deze tentoonstelling is ook een fotoreportage van de ca. 14 Emslandlager voor politieke gevangenen, arbeiders en krijgsgevangenen uit WOII.
I
n 1992 verscheen bij uitgeverij PLON in Frankrijk het boek ‘Les enfants de l’épuration’ (Kinderen van de zuivering), geschreven door de sociaalhistoricus Pierre Rigoulot. Hij had gedurende enkele jaren vraaggesprekken gevoerd met kinderen van (voornamelijk) vaders die op de ene of de andere manier tijdens de oorlog met de Duitsers hadden samengewerkt. Enkelen van hen waren ‘grote vissen’, waren minister of hoge ambtenaar in de ‘vrije’ Franse regering in Vichy, een regering die onder leiding van oudgeneraal Pétain de touwtjes in handen had in het zuidoosten van Frankrijk (terwijl het noorden en westen rechtstreeks onder Duits gezag viel). Anderen behoorden tot de ‘kleine vissen’, die soms niet meer op hun geweten hadden dan het lidmaatschap van een fascistische of nationaalsocialistische organisatie. Hem is wel eens verweten dat hij al die vaders onder die ene noemer van collaborateur had gebracht, maar zijn verweer was altijd: zó zijn zij door hun omgeving genoemd, als collaborateur zijn ze door het verzet tijdens de oorlog of op bijltjesdag na de bevrijding omgebracht of voor de rechtbank veroordeeld. Dat de leider van de militia, Paul Touvier, een collaborateur was, staat buiten kijf; maar Jacques Le Roy Ladurie, die minister was in de Vichy-regering, zich daar van distantieerde en bij het verzet ging, moet je die een collaborateur noemen?
Op zondag, tijdens kort intermezzo, sprak dhr. Vlaanderen (Stichting Terebinth) over grafstenen met Germaanse symbolen uit de NSB-tijd en liet hiervan foto’s circuleren. Bas Kortholt van het Herinneringscentrum Westerbork las vrij snel zijn voordracht voor. Hij had het over 90 doden die t/m augustus 1945 in Westerbork bezweken. Evenals ik kent hij een bron die over 320 doden het eerste halfjaar spreekt, maar noemde die niet. Hij benadrukte de chaos die aanvankelijk in kamp Westerbork heerste. Kampcommandant Buijvoets met twee secondanten was in eerste instantie door het Militair Gezag aangesteld voor het Joodse kamp. Er waren 200 bewakers in interneringskamp voor max. 8000 mensen. Er waren in anderhalf jaar tijd 2000 vrouwen geïnterneerd. Eind 2009 komt er een wetenschappelijke uitgave van hem, voorjaar 2010 volgt een populair boek van hem uit met DVD. Beide boeken gaan over interneringskamp Westerbork. Daarna werd Jack Kooistra, bijgenaamd de Nederlandse Wiesenthal, geïnterviewd door een zeer jonge medewerkster van Herinneringscentrum Westerbork. Zijn “hele” familie, behalve zijn moeder, had bij Duitsers gevangen gezeten in verband met het helpen van onderduikers en geallieerde piloten. Naar zijn motivatie voor zijn speurwerk gevraagd zei hij dat die wraak was. Hij herhaalde dat nog enkele malen. Eén van de deelnemers vroeg hem of hij niet gerechtigd bedoelde. Dat ontkende hij. Op de aanwezigen en vooral bij de organisatoren maakte hij met de wraakgedachte een onprettige indruk.
Wat de kinderen van al deze verschillende vaders met hun verschillende verantwoordelijkheden gemeen hebben is het feit, dat hun vaders geacht werden een smet op de natie geworpen te hebben, een smet die verwijderd moest worden. Vandaar de titel van Rigoulot’s boek ‘Kinderen van de zuivering’.
Na deze reeks voordrachten vond een korte evaluatie plaats die meer een instemming met het gebrachte thema was dan een antwoord op de naam van de conferentie: “Fout” geworden? of “fout” gemaakt? De organiserende stichting is ca. 4 jaar geleden opgericht door enkele leraren van het Hondsrugcollege in Emmen die contact zochten aan de andere kant van de grens omdat er nog geen contacten over historische onderwerpen waren. Op 31 oktober a.s. is er in een kerk in Emmen een bijeenkomst over de houding van de kerken in Nederland en Duitsland tijdens WOII.■
Zij deelden in de schande die hun vaders door hun gedrag of politieke keuze over het vaderland hadden gebracht en zij droegen met hen de gevolgen hiervan. Maar niet alleen de kinderen ondervonden er hinder van dat ze in relatie stonden met de collaborateurs, ook het handjevol historici dat de moed had om het verschijnsel collaboratie te bestuderen, stuitte op grote weerstand van hun omgeving. Het werd alom een schande gevonden als historici probeerden dit thema objectief te bestuderen.
Gerrit Bothof
Daarom heeft het ook zo lang geduurd voordat de 28
Internationaal verhalen van de kinderen van collaborateurs als authentieke historische bronnen werden gezien. Te vaak werd verondersteld dat hun verhalen te subjectief zouden zijn, alsof niet alle verhalen die in het kader van ‘oral history’ projecten verteld worden per definitie subjectief zijn! Het is aan de historici om met hun vakmanschap deze bronnen kritisch te beoordelen en geen enkel persoonlijk verhaal mag bij voorbaat verdacht en als bron onbetrouwbaar geacht worden. Waarom de verhalen van de kinderen van collaborateurs dan wel?
Rode Leger kon van minder glorieuze kanttekeningen worden voorzien toen men wereldkundig durfde te maken dat de Russen op grote schaal Duitse vrouwen hadden verkracht. De verzwegen massamoord op de Poolse legerofficieren in Katyn werd uit de doofpot gehaald en het aantal doden van slachtoffers bij bombardementen zoals op Dresden werd nader bekeken en naar beneden toe bijgesteld. Onderwerpen als antisemitisme en genocide stonden sinds de zeventiger jaren op de agenda van de historici.
Het zou kunnen zijn dat historici onbewust bang waren dat het vertrouwde beeld van de collaborateur als medeplichtige aan een duivels regime in positieve zin gewijzigd zou kunnen worden door de wetenschap dat deze mensen thuis door hun kinderen als vader werden gewaardeerd. Zij wilden waarschijnlijk ook liever het risico niet lopen het verwijt te krijgen, dat begrip hebben voor de persoon van de collaborateur verdacht veel zou gaan lijken op goedkeuring van diens politieke keuze.
De verhalen van de kinderen van collaborateurs maken duidelijk dat de oorlog zich niet afspeelde tussen ‘engelen en duivels’, maar tussen mensen van vlees en bloed, allen met hun hebbelijkheden en onhebbelijkheden, hun positieve en negatieve kanten, hun complexiteit. En deze constatering brengt het hebben van een gezonde afkeer van elk totalitair systeem of ethische inzichten niet in gevaar. De realiteit is dat de wereld van de oorlog er een is van grijstinten, maar ook die in vele variaties.
Ter verontschuldiging van de historici kan worden aangevoerd, dat het ‘echte’ historische handwerk zich tot enkele decennia geleden vooral richtte op het analyseren van structuren en mechanismen in geschiedenis en maatschappij, in het bestuderen van sociale en economische ontwikkelingen, het in kaart brengen van denkbeelden en hun invloed, maar nauwelijks aandacht schonk aan het persoonlijke verhaal van mensen en aan psychologische overwegingen om het handelen van mensen te begrijpen in hun historische context.
De kinderen van de collaborateurs hebben, vaak gedreven door kinderlijke gevoelens van liefde voor hun vaders, ertegen geprotesteerd dat de schuld van de collaboratie of de aanpassing aan de bezetters alleen op de schouders van hun vaders werd gelegd. Bernanos gaf ze in zoverre gelijk, doordat hij in zijn boek ‘Francais, si vous saviez’ schreef, dat je de totale instorting van Frankrijk na de nederlaag tegen de Duitsers in mei 1940 toch moeilijk kan wijten aan een handjevol ‘slampampers en idioten’. Met andere woorden: je moet de voorgeschiedenis erbij betrekken om een helder beeld te krijgen en dan zie je een immens verdeeld Frankrijk (dat daardoor een makkelijke prooi van de Duitsers kon worden). Ook de historicus Marc Bloch, de verzetsman, van onverdachte huize dus, heeft al tijdens de oorlog het beeld genuanceerd. Maar de goegemeente wil over het algemeen geen nuanceringen en daardoor verdwijnen ze uit het collectieve geheugen.
De verhalen van de kinderen van de collaborateurs zijn een bron van informatie over hun vaders, over hun beweegredenen om de weg te gaan die ze gegaan zijn, over hun ambities, hun normen en waarden, hun gedrag, hun woordgebruik. In dit opzicht zijn ze ongelooflijk belangrijk, omdat de oorlog pas echt begrepen kan worden als je kennis bezit over de mensen die ervoor kozen de bezetter te steunen.
De verhalen van de kinderen van de collaborateurs dwingen ons het verschijnsel collaboratie in al zijn facetten te bestuderen en recht te doen aan degenen die er een rol in speelden. De hardnekkige weigering van de meeste kinderen om in hun vaders de monsters te zien zoals de publieke opinie ze afschildert, draagt bij aan de noodzaak te bekijken wie en wat ze dan wél waren!
Die verhalen hebben er zeker toe bijgedragen dat historici de bekende beeldvorming over de oorlog zijn gaan bijstellen. Vlak na de oorlog was de geschiedschrijving sterk nationalistisch getint, het was het verhaal van de helden van het verzet tegenover de slampampers (en erger) van de collaboratie. Er was geen plaats voor nuanceringen. Pas decennia later konden die worden aangebracht en konden de mythes over het verzet als mythes gezien worden. Toen werd ook duidelijk dat hét verzet niet bestaan had, maar dat ook daar een veelkleurigheid aan ideeën en acties te ontdekken viel. Er waren meer thema’s die een heroverweging kregen. De periode 1939 –1941, vaak in de geschiedschrijving over de oorlog over het hoofd gezien, kwam opnieuw in de belangstelling. Er mochten vraagtekens gezet worden bij het hoge aantal (75.000) slachtoffers bij het communistische verzet. De glorieuze rol van het
Als je de verhalen van de kinderen onder de loep legt, dan zie je duidelijk een tweeslachtigheid in de meeste ervan. De kinderen weten welke keuze hun vaders gemaakt hebben, wat zij daadwerkelijk hebben gedaan, maar blijven toch van hem houden. Ze erkennen de foute keuze van hun vaders, hun dwalingen, hun schuld, maar dragen vaak ook verklaringen of verzachtende omstandigheden aan. Soms lijken deze over te gaan in ont-schuldiging. 29
Internationaal Vader maakte de verkeerde keuze maar op het moment dat hij tot de partij toetrad was nog niet bekend wat het Naziregime echt inhield. Vader werkte samen met de bezetters, maar had het overleven van Frankrijk op het oog. Vader had misschien geen deel uit moeten maken van de Vichy-regering, maar had je de regering dan in handen van de Nazi’s moeten geven? Vader was er van overtuigd dat in het Nazi regime ook het socialisme een belangrijke pijler was en hij switchte van zijn vooroorlogse lidmaatschap van de socialistische partij naar dat van de nationaalsocialistische zonder het verschil te zien. Vader heeft zich vergist, vader is bedrogen. De meesten maken een duidelijk onderscheid tussen hun vader in de buitenwereld, de man met een verkeerde politieke keuze, en de vader in huis, wie hij was voor vrouw en kinderen, een uitstekende opvoeder en een prima echtgenoot. Zij zien beide kanten van hun vader en hebben een wankel evenwicht gevonden in hun beoordeling van hun vader, wankel omdat het niet gemakkelijk is om in de spanning tussen die twee geheel tegengestelde beelden staande te blijven.
hun eigen emoties en de eisen van de omgeving, worstelend met hun liefde voor hun vaders en met tegelijkertijd hun kritiek op hen. Kinderen werden door vriendjes buitengesloten of door vroegere kennissen na de oorlog gemeden, ze werden uitgescholden als ‘dochter van een verrader’, of ‘vuile Mof’, een verloving werd verbroken, enkelen werd een baan geweigerd vanwege de naam die ze droegen. Enkele kinderen zijn met hun ouders naar het buitenland gevlucht toen de bevrijding aanstaande was, sommigen werden net als de ouders gearresteerd, één werd er naar een weeshuis gestuurd. Het is opmerkelijk dat sommige kinderen in de voetstappen van hun vaders getreden zijn, doordat zij politiek actief geworden zijn (maar dan niet in een rechtse partij), zich erg met sociaal werk bezighouden zoals hun vaders indertijd, of juist ‘boete willen doen’ voor hun vaders gedrag en zich dienstbaar opstellen. Het valt op dat een aantal er dezelfde hobby’s op na houdt als hun vaders (paarden, aquarel schilderen) of dat zij een zelfde studie hebben gedaan of hetzelfde beroep hebben gekozen. Natuurlijk is dit een verschijnsel dat in veel families valt te constateren, maar Rigoulot trof het bij zijn gesprekspartners in opmerkelijk veel gevallen aan. Proberen zij op die manier, onbewust, toch dichtbij de vader te komen die ze om zijn politieke keuze op afstand moeten houden?
Sommigen hebben een gesprek met Rigoulot geweigerd. Het is gissen naar hun beweegredenen. Vertrouwden ze de ondervrager niet, wilden ze hun vaders niet afvallen, ...moreel natuurlijk onaanvaardwilden zij geen afstand doen Het ergste is dat de kinderen, die van de slachtofferrol waarin zij baar om kinderen schuldig te hou- zich vaak solidair toonden met hun zich als kinderen van belangrij- den aan de daden van hun ouders vaders die nagewezen werden, die ke en bekende collaborateurs hen niet als vader wilden laten vallen, koesterden omdat de buitenwereld toch niet zonder behandeld zijn alsof zijzelf schuldig waren. Het is movooroordeel wilde luisteren en begrijpen? reel natuurlijk onaanvaardbaar om kinderen schuldig te Er waren ook enkele gesprekspartners die in scherpe houden aan de daden van hun ouders. Bij wie dat toch bewoordingen hun vaders veroordeelden. Toch kreeg doet, veronderstelt Rigoulot, speelt op de achtergrond Rigoulot soms de indruk dat deze mensen eigenlijk erg wellicht onbewust mee de idee dat een fout ‘in het solidair waren met hun vaders in de zin van: ze zeggen bloed’ zit en zo ook doorgegeven kan worden. Mitdat je een afschuwelijk mens was, nu zal ik ook afschu- terand zei een keer in 1981 dat Giscard d’Estaing tot welijk zijn door te zeggen hoe welverdiend je terecht- ‘het ras van de collaborateurs’ behoorde. Maar collabostelling was! Ik zal nog afschuwelijker zijn, zodat jij in ratie is geen kwestie van genen of van bloed, maar van sociale en historische omstandigheden. Zolang dwaze elk geval de minst erge bent van ons twee. ideeën over ‘erfelijkheid’ van foute beslissingen een rol Eén gesprekspartner koos volledig partij voor zijn blijven spelen, zal de vervulling van de Bijbelse profeten onrechte veroordeelde vader, die er door een tie langer op zich laten wachten. De profeet Jeremia ‘vriend’ was bijgelapt. zei: ‘Men zal niet meer zeggen: de vaders hebben zure In de verhalen van de kinderen van collaborateurs druiven gegeten en de tanden van de kinderen zijn erspelen de persoonlijke elementen uiteraard een belang- door aangetast’. rijke rol, de invloed van de omgeving wordt echter ook Dit is een samenvattende vertaling van de voordracht zichtbaar. Veel kinderen zijn door mensen in hun om- die Pierre Rigoulot gehouden heeft op een colloquium geving op dezelfde wijze als hun vaders moreel veroor- in Caen op 22 en 23 november 2008, georganiseerd deeld, terwijl zij toch geen enkele keuze hadden kun- door de Frans-Duitse organisatie van kinderen van de nen maken. Sommigen zijn geprest om hun vaders te oorlog ‘Coeurs sans frontières/Herzen ohne Grenzen.’■ beschuldigen, te haten. Uit de verhalen wordt duidelijk hoe de kinderen heen en weer geslingerd werden tussen Gonda Scheffel-Baars 30
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief In het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging zijn de justitiële dossiers van de, van collaboratie met de Duitse bezetter verdachte, Nederlanders ondergebracht. De toegankelijkheid van de dossiers wordt bepaald door de Archiefwet van 1995. Bij het Nationaal Archief gelden nog steeds voorwaarden voor de inzage van de dossiers. Deze beperking geldt echter alleen voor betrokkenen in het archief die nog in leven zijn. Is deze eenmaal overleden dan is het archief in principe voor iedere burger toegankelijk. Het Nationaal Archief wijst die belangstellenden wel op de belangen van de kinderen en familie. Adres: Nationaal Archief Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag Openingstijden: dinsdag van 9.00 tot 21.00 uur woensdag t/m vrijdag 9.00 tot 17.00 uur zaterdag 9.00 tot 13.00 uur Familieleden van betrokkenen hebben recht op inzage als: de desbetreffende is overleden de desbetreffende toestemming geeft tot inzage. en er is de mogelijkheid dat informatie uit het dossier gegeven wordt door een ambtenaar van het Rijksarchief op grond van een verklaring van een psychiater of psychotherapeut waarin duidelijk gemaakt wordt dat het voor het geestelijk welzijn van de aanvrager onontbeerlijk is dat deze informatie gegeven wordt. Men kan dan dus niet zelf het dossier inzien maar krijgt antwoord op de vragen die men heeft. Voor informatie kan men bellen met het Nationaal Archief (voorheen Rijksarchief): Telefoon: Fax: email: website:
070 3315444 070 3315499
[email protected] www.nationaalarchief.nl
Het verzoek tot inzage van een dossier kan alleen schriftelijk. Dit moet toegestuurd worden aan: Het Nationaal Archief Secretariaat afd. Publiek Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag In dit verzoek dient voor te komen, respectievelijk bijgesloten te zijn: Naam, volledige voornamen, geboortejaar en plaats van degene waarnaar onderzoek wordt gedaan. Bewijs van overlijden (mag een kopie van een rouwkaart zijn, ofwel een uittreksel uit het overlijdensregister dat aan te vragen is bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waar de persoon is overleden). Een bewijs van overlijden is niet noodzakelijk als de persoon vóór 1909 is geboren. 31
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief
Colofon Het Bulletin is een uitgave van de Stichting Werkgroep Herkenning.
Indien de betrokken persoon niet is overleden dan is een vereiste: een door hem of haar getekende verklaring waarin hij/zij toestemming geeft voor inzage door een met name genoemde persoon; deze verklaring dient vergezeld te gaan van een kopie van een geldig legitimatiebewijs van degene die toestemming geeft.
Het doel van de werkgroep is: het bevorderen van hulpverlening aan hen die In persoonlijk en/of maatschappelijke levenmoeilijkheden ondervinden, doordat een of beide ouder(s) of grootouder(s) aan de kant van de bezetter stond(en), dan wel de bezetter waren.
De relatie tot de persoon. Korte motivering van de wens tot inzage Zoveel mogelijk gegevens over de betrokkene te vermelden: d.w.z. naam, evt. meisjesnaam, geboortedatum en geboorteplaats, eventueel de organisatie waarvan hij/zij tijdens de bezetting lid was, etcetera.
bekendheid geven aan de problematiek van deze groepering. De werkgroep is niet verbonden aan enige politieke partij, levensbeschouwelijke stroming of kerkelijk genootschap. De werkgroep distantieert zich nadrukkelijk van elke vorm van sympathie voor (neo) fascisme en (neo)nazisme.
Het Ministerie gaat dan kijken of er inderdaad over diegene een dossier is. Als dit niet zo is dan wordt u dat gemeld; als het wel zo is stuurt men u een briefje met het inzagerecht. Daarop staat het telefoonnummer waar u naar toe moet bellen om een afspraak te maken. Meestal duurt dit zo’n twee tot drie weken.
Het Bulletin verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer komt uit half september 2009. Kopij voor dit nummer moet uiterlijk 14 augustus 2009 in het bezit zijn van de redactie.
U kunt niets van de inhoud van het dossier meenemen. U kunt er ook niets van kopiëren. Wat u wel mag is gegevens overschrijven. Een en ander is bedoeld om niet alleen de privacy van de betrokkene maar ook van directe verwanten te beschermen.
Redactieadres Het Bulletin: Bulletin
We stellen het op prijs als u de kopij verstuurt via de email. U kunt uw kopij ook toesturen per diskette/CD en natuurlijk gewoon op papier.
Gonda Scheffel-Baars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht of mail naar
[email protected] Redactie Gonda Scheffel-Baars (hoofdredacteur) Cuny Holthuis-Buve Gerard van der Woud (eindredacteur)
SWH
Niets uit dit nummer mag worden overgenomen anders dan na toestemming van de redactie.
Jaargang 24, Nummer 2, juni 2009
32