Brussel, 6 februari 2008 080205_Advies_afwijkingen EPB
Advies Besluit afwijkingen en vrijstellingen energieprestatieregelgeving
Advies vrijstellingen en afwijkingen EPBeisen
Inhoud Krachtlijnen van het advies .................................................................................................. 3 Advies .................................................................................................................................... 4 1.
Situering van de adviesvraag ..................................................................................... 4
2.
Algemene beoordeling ................................................................................................ 4
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9.
Aanbevelingen............................................................................................................. 5 Motiveer de keuzes tussen de uitzonderingsregimes..................................................... 5 Beperk de gevallen waar vrijstelling of afwijking afhankelijk is van een beoordeling ...... 8 Verstevig de rechtszekerheid voor gevallen waar beoordeling nodig is ......................... 9 Leg de afwijkings- en vrijstellingsprocedures nu vast .................................................... 9 Plan de voorbereiding van de inwerkingtreding van de koudebruggenberekening ....... 10 Voorzie een rapportage ............................................................................................... 11 Verduidelijk het besluit ................................................................................................ 11 Onderzoek alternatieve pistes voor enkele gevallen .................................................... 12 Werk aan meer coherentie met ruimtelijke ordening .................................................... 12
Referentielijst....................................................................................................................... 14
2
Advies vrijstellingen en afwijkingen EPBeisen
Krachtlijnen van het advies De SERV beaamt dat vrijstellingen en afwijkingen van de EPB-eisen voor bepaalde gebouwen nodig zijn. Het is dan ook een goede zaak dat voorliggend besluit gebruikt maakt van de mogelijkheden om vrijstellingen en afwijkingen toe te staan. Niettemin heeft de raad enkele bedenkingen bij de wijze waarop het ontwerpbesluit de toekenning van deze vrijstellingen en afwijkingen regelt. Zo vraagt de raad te motiveren waarom het ontwerpbesluit bepaalde types gebouwen onder bepaalde uitzonderingsregimes onderbrengt. Het ontwerpbesluit maakt namelijk zonder nadere onderbouwing een onderscheid tussen gehele vrijstelling van EPB-eisen, gedeeltelijke vrijstelling, afwijking, mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling en mogelijkheid tot afwijking. Het aantal gevallen waar de toekenning van vrijstellingen en afwijkingen afhankelijk is van een beoordeling moet zoveel mogelijk beperkt worden, o.a. door zoveel mogelijk per categorie gebouwen of werken te oordelen over afwijkingen en vrijstellingen en door vervolgens de beslissingen over deze categorieën in de regelgeving vast te leggen. Voor de gevallen waar toch een beoordeling nodig blijft, moet het besluit garanties voorzien voor de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid. Ook moeten de afwijkings- en vrijstellingsprocedures zo snel mogelijk vastgelegd worden, opdat betrokkenen ook effectief van de vrijstellingen en afwijkingen kunnen genieten. Verder moet het ontwerpbesluit op diverse punten verduidelijkt worden. Op termijn verwacht de raad dat voor bepaalde gevallen alternatieve pisten worden onderzocht om energieprestaties te verbeteren en dat de coherentie tussen de EPB-regelgeving en de regelgeving inzake ruimtelijke ordening verbetert.
3
Advies vrijstellingen en afwijkingen EPBeisen
Advies 1. Situering van de adviesvraag Op 18 december 2007 ontving de SERV van de minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur een adviesvraag over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2007 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen. De adviestermijn bedroeg 30 werkdagen. Het voorliggend ontwerpbesluit wijzigt een uitvoeringsbesluit op het zogenaamde EPB-decreet (energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen). Meer bepaald wil het voorliggend besluit in uitvoering van art. 7 van het EPB-decreet een aantal bijkomende vrijstellingen of afwijkingen van bepaalde EPB-eisen toestaan aan bepaalde types gebouwen. Het betreft meer bepaald gebouwen met een tijdelijke vergunning van maximaal twee jaar, alleenstaande gebouwen kleiner dan 50 m², gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundige erfgoed en gebouwen waarvoor het behalen van de EPB-eisen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is. Ook wordt de minister belast met het bepalen van de nadere regels voor het toestaan van afwijkingen. Tot slot voorziet het ontwerpbesluit dat de koudebruggen ook de komende twee jaar nog niet in rekening gebracht moeten worden bij de energieprestatieberekeningen van een gebouw: de voorziene uitstelperiode wordt dus verlengd. Op 12 april 2006 bracht de SERV reeds een advies uit over een voorontwerp EPB-decreet en een ontwerpversie van het besluit dat nu gewijzigd wordt. In het voorliggend advies formuleert de raad eerst een algemene beoordeling van het voorliggend dossier. Daarna volgen enkele aanbevelingen.
2. Algemene beoordeling De SERV beaamt dat vrijstellingen en afwijkingen van de EPB-eisen voor bepaalde gebouwen nodig zijn. De naleving van de EPB-eisen zou immers in bepaalde gevallen leiden tot zinloze investeringen, overbodige administratieve lasten, uitvoeringsmoeilijkheden, afstemmingsperikelen, handhavingsproblemen, e.d. De raad vindt het dan ook een goede zaak dat Vlaanderen gebruik maakt van de mogelijkheden zoals voorzien in de Europese EPB-richtlijn en in het EPB-decreet om vrijstellingen en afwijkingen toe te staan.
4
Advies vrijstellingen en afwijkingen EPBeisen
Niettemin heeft de raad enkele bedenkingen bij de bepalingen in het ontwerpbesluit en bij het voorliggend dossier.
Het is het onduidelijk waarom in bepaalde gevallen wordt gekozen voor afwijkingen, dan wel voor vrijstellingen, en waarom nu eens voor een verzekerde vrijstelling en/of afwijking, dan wel een vrijstelling en/of afwijking na een beoordeling.
De concrete vrijstellings- en afwijkingsprocedures zijn nog niet vastgelegd, terwijl ze nodig zijn om de regeling in werking te laten treden.
Het dossier motiveert weliswaar waarom de integratie van de koudebruggenberekening in de EPB-berekeningen uitgesteld moet worden, maar geeft niet aan waarom dit uitstel twee jaar moet bedragen.
Het ontwerpbesluit verdient op enkele punten verduidelijking.
3. Aanbevelingen 3.1. Motiveer de keuzes tussen de uitzonderingsregimes De raad vraagt om te motiveren waarom het ontwerpbesluit bepaalde types gebouwen onder bepaalde uitzonderingsregimes onderbrengt. Het ontwerpbesluit maakt namelijk zonder nadere onderbouwing een onderscheid tussen gehele vrijstelling van EPB-eisen, gedeeltelijke vrijstelling, afwijking, mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling en mogelijkheid tot afwijking (zie onderstaande tabel). Zo is het bijvoorbeeld onduidelijk waarom er wel een beoordeling nodig is voor gebouwen voor erediensten en niet voor beschermde gebouwen, terwijl in dat laatste geval specifieke afwegingen tussen erfgoedbescherming en energieprestaties eveneens belangrijk lijken1. Ook is het onduidelijk waarom in sommige gevallen enkel gehele of gedeeltelijke vrijstellingen kunnen worden verleend en geen afwijkingen (bv. gebouwen voor erediensten). Indien een beoordeling per dossier gebeurt, lijkt het voor de raad logisch dat naast gehele of gedeeltelijke vrijstellingen, ook afwijkingen van de EPB-eisen tot de mogelijkheden moeten behoren. Tot slot vraagt de raad naar bijkomende informatie over het aantal en de types gebouwen die onder de diverse categorieën kunnen ressorteren. De RIA bevat terzake weinig informatie2 waardoor draagwijdte van de regeling nog niet volledig gekend lijkt.
1
2
Omwille van erfgoedbescherming kan het bijv. zinvol zijn dat ook gevels die niet zichtbaar zijn van op de openbare weg beschermd worden en van afwijkingen kunnen genieten, zeker indien een gebouw weinig verwarmd of gebruikt wordt. Er wordt voor tijdelijke gebouwen bijv. enkel verwezen naar kantoorcontainers en gebouwtjes waar tickets worden verkocht bij een voetbalstadion, terwijl mogelijk ook tal van andere gebouwen onder deze categorie vallen.
5
Brussel, 6 februari 2008 080205_Advies_afwijkingen EPB
Tabel : Analyse van de voorgestelde wijzigingen (aangeduid in het geel) DECREET Vlaamse Regering kan vrijstellingen of afwijkingen toestaan (art. 7)
BESTAAND BESLUIT Minister bepaalt vrijstellingen in art. 22 en 22 en nadere regels voor 23 (art. 24)
als voor het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning de tussenkomst van een architect niet vereist is (art. 7 3°)
Volledige vrijstelling: voor gebouwen met beschermd volume kleiner dan 3000 m³ wanneer bij het indienen van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning de tussenkomst van een architect niet vereist is (art. 19)
voor tijdelijke constructies (art. 7 6°) voor alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m2 (art. 7 7°) voor beschermde monumenten of gebouwen die deel uitmaken van een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht of gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundige erfgoed, opgesteld met toepassing van artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 1 juni 1972 tot oprichting van een Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg bij het ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur (art. 7 1°)
NA WIJZIGING DOOR ONTWERPBESLUIT Minister kan na advies van het VEA vrijstellingen bepalen (art. 21 en 22) nadere regels voor het toestaan van afwijkingen (23 en 23 bis) VOLLEDIGE VRIJSTELLING Volledige vrijstelling: voor gebouwen met beschermd volume kleiner dan 3000 m³ wanneer bij het indienen van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning de tussenkomst van een architect niet vereist is (art. 19)
Volledige vrijstelling voor gebouwen waarvoor een tijdelijke vergunning verleend wordt en voor zover de totale duur van deze tijdelijke vergunning twee jaar niet overschrijdt. (art. 19 bis) Volledige vrijstelling voor alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare oppervlakte van minder dan 50 m² (art. 19 ter) GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING en GEDEELTELIJKE AFWIJKING Gedeeltelijke vrijstelling: Voor beschermde Gedeeltelijke vrijstelling: Voor beschermde monumenten en bestaande gebouwen die monumenten en bestaande gebouwen die deel deel uitmaken van een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht: enkel EPB bij uitmaken van een beschermd landschap, herbouw en uitbreiding van toepassing (art. 20) stads- of dorpsgezicht: enkel EPB bij herbouw Gedeeltelijke vrijstelling: Gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het en uitbreiding (art. 20) bouwkundige erfgoed of delen ervan: vrijstelling van warmtedoorgangscoëfficiënt of minimale warmteweerstand voor de van op de openbare weg zichtbare gevelonderdelen (art. 20 bis) Afwijking van een deel van de eisen: bij functiewijziging van gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundige erfgoed: afwijking van art. 18: voorwaarden voor de warmtedoorgangsgcoefficiënt of minimale warmteweerstand voor niet van op de openbare weg zichtbare gevelonderdelen, voorwaarden voor luchttoevoereisen in woon, kantoor en schoolgebouwen en gebouwen met een andere specifieke bescherming waar ramen die niet zichtbaar zijn van op de weg worden vervangen (art. 20 ter)
6
Advies vrijstellingen en afwijkingen EPBeisen
DECREET voor gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten; (art. 7 2°)
als het behalen van de EPB-eisen bij bestaande gebouwen en bij nieuwe gebouwen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is (art. 7 4°)
voor industriële gebouwen waarin industriële processen plaatsvinden die zelf warmte produceren en waarvoor om die reden in koeling of een geforceerde ventilatie moet worden voorzien ten behoeve van een aanvaardbaar binnenklimaat (art. 7 5°)
De Vlaamse Regering legt de berekeningsmethode van de energieprestatie van een gebouw vast op basis van het algemene kader in de bijlage van de Europese Richtlijn 2002/91/EG betreffende de energieprestaties van gebouwen. De Vlaamse Regering kan daarbij bepalen dat gebouwen die gebruikmaken van innovatieve bouwconcepten of technologieën een alternatieve berekeningsmethode mogen toepassen. (art. 8°)
BESTAAND BESLUIT
NA WIJZIGING DOOR ONTWERPBESLUIT MOGELIJKHEID TOT GEHELE OF GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING EN TOT AFWIJKING Mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke Mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling: Gebouwen die gebruikt worden vrijstelling: Gebouwen die gebruikt worden voor erediensten en religieuze activiteiten (en geen beschermde monumenten, en geen voor erediensten en religieuze activiteiten (en deel uitmaken van landschap, stads- of dorpsgezicht) (art. 21) geen beschermde monumenten, en geen deel uitmaken van landschap, stads- of dorpsgezicht) (art. 21) Mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke Mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling voor bestaande gebouwen en vrijstelling voor industriële gebouwen met nieuwe gebouwen waarvoor het behalen van de EPB-eisen technisch, functioneel of een beschermd volume groter dan 3000 m³ economisch niet haalbaar is (art. 22 §1) waarvoor het behalen van de EPB-eisen tech- Mogelijkheid tot afwijking voor bestaande en nieuwe gebouwen waarvoor het behalen nisch, functioneel of economisch niet haalbaar van de EPB-eisen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is, voor zover kan aangetoond worden dat de prestatieniveaus van de rest van het gebouw minstens geis (art. 22 §1) lijkwaardig zijn (art. 23 bis §1) Mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke Mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling voor industriële gebouwen waar vrijstelling industriële gebouwen waar indu- industriële processen plaatsvinden die zelf warmte produceren en waarvoor om die striële processen plaatsvinden die zelf warmte reden koeling of een geforceerde ventilatie moet worden voorzien ten behoeve van een produceren en waarvoor om die reden koeling aanvaardbaar binnenklimaat (art. 22 §2) of een geforceerde ventilatie moet worden Mogelijkheid tot afwijking voor industriële processen plaatsvinden die zelf warmte voorzien ten behoeve van een aanvaardbaar produceren en waarvoor om die reden koeling of een geforceerde ventilatie moet worden voorzien ten behoeve van een aanvaardbaar binnenklimaat voor zover kan aangetoond binnenklimaat (art. 22 §2) worden dat de prestatieniveaus van de rest van het gebouw minstens gelijkwaardig zijn (art. 23 bis §2) Mogelijkheid tot afwijking van de bereke- Mogelijkheid tot afwijking van de berekeningswijze (alternatieve berekeningswijze ningswijze (alternatieve berekeningswijze die die aantoont dat gelijkwaardige energieprestaties): Voor gebouwen die gebruik maken aantoont dat gelijkwaardige energieprestaties): van innovatieve bouwconcepten of technologieën waarop de berekeningswijzen niet Voor gebouwen die gebruik maken van inno- kunnen worden toegepast (art. 23) vatieve bouwconcepten of technologieën waarop de berekeningswijzen niet kunnen worden toegepast (art. 23)
7
Brussel, 30 januari 2008 080130_Advies_vrijstellingen EPB
3.2. Beperk de gevallen waar vrijstelling of afwijking afhankelijk is van een beoordeling De uitzonderingsregimes die het ontwerpbesluit voorziet, kunnen gegroepeerd worden in twee groepen.
Voor een eerste groep uitzonderingsregimes voorziet het ontwerpbesluit zekerheid over de toegekende vrijstellingen en/of afwijkingen (‘worden vrijgesteld’).
Voor een tweede groep voorziet het besluit een mogelijkheid tot vrijstelling of afwijking (‘kan een afwijking aangevraagd worden’, ‘kunnen vrijgesteld worden’), maar is het nog onduidelijk op basis van welke criteria en procedures de vrijstellingen of afwijkingen verkregen kunnen worden3. Hier zal dus wellicht een beoordeling moeten gebeuren.
Aangezien een beoordeling meer administratieve verplichtingen met zich mee brengt, meer tijd kost, meer risico’s inhoudt op ongelijke behandeling en de rechtsonzekerheid potentieel verhoogt, moet ervoor gezorgd worden dat op termijn zo weinig mogelijk gebouwen onder deze tweede groep ressorteren. Anders gesteld heeft een beoordelingsfase enkel zin als de meerwaarde van de beoordeling opweegt tegen de kosten ervan. Het voorliggend dossier verantwoordt niet waarom het ontwerpbesluit bepaalde types gebouwen opneemt onder deze tweede categorie. Zo betwijfelt de raad of de beoordeling zinvol is voor industriële gebouwen waarin industriële processen plaatsvinden die zelf warmte produceren en waarvoor om die reden in koeling of een geforceerde ventilatie moet worden voorzien ten behoeve van een aanvaardbaar binnenklimaat (art. 7, 5°). Het lijkt de raad wel logisch dat een beoordelingsfase wordt voorzien voor de categorie ‘gebouwen waar het behalen van de EPB-eisen bij bestaande gebouwen en bij nieuwe gebouwen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is’ (art. 7, 4°) aangezien dan natuurlijk beoordeeld moet worden of aan de onhaalbaarheidsvoorwaarde is voldaan. Concreet meent de raad dat het aantal gebouwen dat onder de beoordelingsprocedure valt gereduceerd kan worden door zoveel mogelijk per subcategorie gebouwen of werken te oordelen over eventuele afwijkingen en vrijstellingen en door vervolgens de beslissingen over deze subcategorieën in de regelgeving vast te leggen. Dit zorgt er immers voor dat alle gebouwen in deze subcategorie automatisch van de afwijkingen en vrijstellingen kunnen profiteren en er dus niet telkens opnieuw een beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, indien aangetoond wordt dat aan de voorwaarden van de categorie is voldaan. Momenteel laat het ontwerpbesluit nog in het midden of afwijkingen en vrijstellingen ‘individueel’ worden toegekend,
3
De terminologie wordt in het voorliggend dossier niet altijd consequent aangehouden: zo stelt de RIA in deel 5.2.1. dat gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundige erfgoed ’kunnen vrijgesteld worden’ terwijl het betreffende artikel affirmatief stelt dat deze vrijgesteld worden (art. 20 bis).
8
Advies afwijkingen en vrijstellingen EPB
dan wel voor een ‘categorie’ van gebouwen of werken, al blijkt uit de nota aan de regering dat het wellicht niet de bedoeling is om uitzonderingen voor individuele gevallen te voorzien.
3.3. Verstevig de rechtszekerheid voor gevallen waar beoordeling nodig is De raad vraagt om in het besluit een aantal garanties te voorzien voor de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid in de gevallen waar een beoordeling nodig is om uit te maken of vrijstellingen en afwijkingen kunnen worden toegestaan:
Doe de beoordeling expliciet en ex ante: Indien er een beoordeling moet gebeuren, moet deze expliciet en ex ante gebeuren. Er moet meer bepaald vóór de uitvoering van de werken vastgesteld worden of afwijkingen en vrijstellingen toegestaan worden, zodat betrokkenen van tevoren weten welke eisen nageleefd moeten worden. Het kan niet de bedoeling zijn om deze beoordeling enkel ex post te doen bij de eventuele controle of bij de vaststelling van de administratieve geldboete. Bovendien is het van belang dat uitdrukkelijk geregeld wordt dat de voorwaarden die van toepassing zijn bij de start van de werken ook gebruikt worden bij een eventuele evaluatie ex post. Indien bijvoorbeeld de voorwaarden met betrekking tot het al dan niet vereist zijn van een architect wijzigen in de looptijd van de uitvoering van het project, waardoor bepaalde activiteiten ineens niet meer zouden kunnen genieten van een vrijstelling van de EPB-eisen, mag dit niet aanleiding geven tot het opleggen van een boete voor het niet respecteren van de EPB-eisen.
Leg de beoordelingscriteria vast: Voor de gevallen waarin er een beoordeling moet gebeuren, moeten de beoordelingscriteria die gebruikt worden om te bepalen of vrijstellingen en afwijkingen toegestaan worden, in de regelgeving geëxpliciteerd worden. Terzake moet op zijn minst het principe van de ‘economische haalbaarheid’ gedefinieerd worden en moet aangegeven worden hoe dit zal worden gemeten en getoetst. Ook de ‘functionele haalbaarheid’ moet verduidelijkt worden: slaat dit inderdaad op de juridische haalbaarheid zoals de RIA suggereert?
Zorg voor een evenwichtige beoordeling: In geval de beoordeling over al dan niet toekenning van vrijstellingen en afwijkingen, afwegingen inhoudt tussen energiebesparingen en andere belangen (zoals bescherming van erfgoed, ruimtelijke ordening, gezondheid, e.d.), moeten deze verschillende invalshoeken ook vertegenwoordigd zijn bij de beslissingsnemers. Dit betekent dat in bepaalde gevallen de minister, niet alleen bijgestaan zal moeten worden door VEA, maar ook door anderen.
3.4. Leg de afwijkings- en vrijstellingsprocedures nu vast Volgens de raad moeten zo snel mogelijk per uitzonderingsregime de afwijkings- en vrijstellingsprocedures worden vastgelegd, opdat betrokkenen ook effectief van de vrijstellingen en afwijkingen kunnen genieten. De procedures zijn nu nog niet vastgelegd in het ontwerpbesluit en het ontwerpbesluit voorziet ook niet expliciet dat deze procedures zullen worden vastgelegd en stelt enkel dat de minister de ‘vrijstellingen’ na advies van het VEA ‘kan bepalen’
9
Advies afwijkingen en vrijstellingen EPB
evenals ‘de nadere regels voor het toestaan van afwijkingen’. Nochtans lijkt de regeling niet te kunnen functioneren zonder nadere procedurele bepalingen:
Voor de gevallen waarvoor de afwijkingen en vrijstellingen ‘zeker’ zijn (‘worden vrijgesteld’), moet een besluit o.a. aangeven wanneer en hoe de betrokkene moet bewijzen dat de voorwaarden voor vrijstelling of afwijking voldaan zijn en wanneer en hoe de betrokkene de bevestiging zal krijgen dat inderdaad aan de voorwaarden van de (sub)categorie is voldaan. Het is voor de raad van belang dat de bevestiging terzake vóór de start van de werken aan de betrokkene expliciet wordt overgemaakt (cf. ook de vraag naar een ex ante beoordeling in deel )
Voor de gevallen waarbij er een mogelijkheid is tot het verkrijgen van afwijkingen en vrijstellingen (‘kunnen worden vrijgesteld’), moeten de aanvraag- en beoordelingsprocedures worden vastgelegd.
Bij het vastleggen van de afwijkings- en vrijstellingsprocedures vraagt de raad rekening te houden met volgende aandachtspunten:
De procedures moet eenvoudig zijn en rechtszekerheid garanderen (cf. supra).
De afwijkings- en vrijstellingsprocedures moeten geïntegreerd worden binnen de bestaande bouwprocedures en mogen dus niet leiden tot een verlenging van de termijnen.
De beslissing over het toekennen van afwijkingen en vrijstellingen moet steeds gemotiveerd worden.
De administratieve lasten voor het verkrijgen van afwijkingen en vrijstellingen moeten zoveel mogelijk beperkt worden. De administratieve lasten verbonden met de afwijkings- en vrijstellingsprocedures zijn overigens nog niet in de RIA in kaart gebracht omdat deze procedures nog niet vastliggen. In dat opzicht werd de administratieve lastenvermindering door deze regeling (1.814.000 euro) wellicht overschat.
3.5. Plan de voorbereiding van de inwerkingtreding van de koudebruggenberekening De raad vraagt dat de Vlaamse regering in een gedetailleerd planningsdocument zou aangeven wanneer welke voorbereidende stappen zullen worden genomen om te zorgen dat de koudebruggenberekening geïntegreerd kan worden in de EPB-berekening en hoe lang deze stappen zullen duren. De RIA bij het voorliggend dossier motiveert weliswaar waarom de integratie van de koudebruggenberekening in de EPB-berekeningen uitgesteld moet worden, maar geeft niet aan waarom dit uitstel precies twee jaar moet bedragen. Het gevraagde stappenplan voor de komende twee jaar moet in ieder geval voorzien in opleidings- en informatiesessies voor bouwpartners inzake de code van goede praktijk inzake koudebruggen en in een proefproject voor de toepassing van de koudebruggenberekening.
10
Advies afwijkingen en vrijstellingen EPB
3.6. Voorzie een rapportage Volgens de SERV moet op regelmatige basis publiek gerapporteerd worden over de toegestane afwijkingen en vrijstellingen en de beslissingen die de minister terzake heeft genomen. De gevraagde rapporten moet op een geaggregeerde wijze vermelden voor welk type gebouwen of werkzaamheden afwijkingen of vrijstellingen werden verleend. Ook moeten de rapporten telkens aangegeven of en, zo ja, welke alternatieven voor de EPB-eisen werden overwogen. Dergelijke rapporten zijn zinvol omwille van de transparantie van het beleid, maar ook om eruit te leren. De rapporten moeten immers een basis vormen voor de evaluatie van het uitzonderingsbeleid en ook meer algemeen, van de globale EPB-regeling. Momenteel voorziet het ontwerpbesluit geen rapportage-, noch evaluatiebepaling.
3.7. Verduidelijk het besluit Omwille van de rechtszekerheid moet het besluit volgende elementen verduidelijken:
Het ontwerpbesluit stelt nogal rigide dat EPB-eisen niet van toepassing zijn voor gebouwen met een tijdelijke vergunning, ‘voor zover de totale duur van deze tijdelijke vergunning twee jaar niet overschrijdt’. Deze bepaling kan onbedoeld problemen veroorzaken bij projecten die net iets langer dan twee jaar duren en waarvoor de vergunning bijvoorbeeld verlengd moet worden. De Europese richtlijn gebruikte terzake de formulering ‘tijdelijke gebouwen die in principe niet langer dan twee jaar gebruikt worden4.
Art. 20 en art. 20 bis hanteren een verschillende doelgroepomschrijving. Art. 20 heeft het over ‘beschermde monumenten en bestaande gebouwen die deel uitmaken van een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht’. Art. 20 bis verwijst naar ‘gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundige erfgoed of delen ervan’. De raad vraagt waarom deze omschrijvingen verschillen.
Het is onduidelijk waarop de afwijkingen bedoeld in art. 23 bis kunnen slaan. Gaat dit om afwijking van een of meerdere EPB-eisen of afwijkingen op de berekeningswijze?
De formulering in art. 23 bis §1 is onduidelijk: ‘Voor bestaande gebouwen en nieuwe gebouwen waarvoor het behalen van de EPB-eisen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is, kan een afwijking aangevraagd worden voor bepaalde onderdelen van het gebouw voor zover kan aangetoond worden dat de prestatieniveaus van de rest van het ge-
4
Art. 4.3. van de richtlijn 2002/91/EG: De lidstaten kunnen beslissen om ten aanzien van de volgende categorieën gebouwen geen eisen als bedoeld in lid 1 vast te stellen of toe te passen: - gebouwen en monumenten die officieel beschermd zijn als onderdeel van een daartoe aangewezen omgeving, dan wel vanwege hun bijzondere architectonische of historische waarde, indien de toepassing van de eisen hun karakter of aanzicht op onaanvaardbare wijze zou veranderen; - gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten; - tijdelijke gebouwen die in principe niet langer dan twee jaar gebruikt worden, industriepanden, werkplaatsen en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven met een lage energiebehoefte en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven die in gebruik zijn bij een sector die onder een nationale sectorovereenkomst inzake energieprestatie valt; - woongebouwen die in principe minder dan vier maanden per jaar gebruikt worden; - alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m2.
11
Advies afwijkingen en vrijstellingen EPB
bouw minstens gelijkwaardig zijn aan de eisen, vermeld in dit besluit”. Bedoelt men dat een afwijking ‘toegestaan’ kan worden indien het nodige aangetoond wordt, of slaat de voorwaarde louter op het kunnen ‘aanvragen’ van een afwijking? Moeten de energieprestatieniveaus van de rest van het gebouw zodanig zijn dat de mindere prestaties van het ene deel gecompenseerd worden door het andere deel, zodat globaal eenzelfde resultaat bereikt wordt als vereist in de EPB-eisen of moeten de energieprestatieniveaus van de rest van het gebouw gewoon voldoen aan de geldende EPB-eisen?
Wat wordt bedoeld met ‘gebouwen met een specifieke andere bestemming” (art. 20 bis en ter)?
Waarom verwijst art. 19 van het bestaande besluit naar gebouwen met een beschermd volume kleiner dan 3000 m³? Is deze beperking op het volume nodig en relevant?
Hoe wordt beoordeeld of ramen ‘zichtbaar zijn van op de openbare weg’? (art. 20 bis) Impliceert dit dat in een bepaalde gevel er verschillende regels zouden kunnen voor de verschillende ramen? Wat gebeurt er als de omgeving kan of zal veranderen, waardoor het zicht wijzigt?
3.8. Onderzoek alternatieve pistes voor enkele gevallen De raad vraagt om voor de diverse categorieën gebouwen en werken alternatieve pistes te onderzoeken die ertoe kunnen leiden dat de energieprestaties van gebouwen kunnen verbeteren, zonder het opleggen van EPB-eisen. Zo lijkt het de raad aangewezen om met het federale (of Europese) niveau te overleggen over productnormen voor containerklassen of –burelen, aangezien het inderdaad niet zinvol is om dergelijke tijdelijke constructies te onderwerpen aan EPB-eisen en -procedures. Ook het afsluiten van een convenant met de leveranciers van deze containers om de energieprestaties ervan verbeteren, zou een optie kunnen zijn. Voor bepaalde gebouwen, zoals bijvoorbeeld alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m² zou overwogen kunnen worden om vereenvoudigde isolatie-eisen op te leggen. Ook premies gekoppeld aan minimumeisen kunnen in sommige gevallen effectiever zijn dan het opleggen van EPB-eisen. Dergelijke alternatieven kwamen in de RIA niet aan bod.
3.9. Werk aan meer coherentie met ruimtelijke ordening De raad heeft reeds eerder gepleit voor meer coherentie tussen de regelgeving inzake ruimtelijke ordening en de energieprestatieregelgeving. Deze regelgevingen bestaan grotendeels naast elkaar, waardoor synergieën tussen beide systemen gemist worden en afstemmingsproblemen kunnen opduiken. Enkele voorbeelden:
12
Advies afwijkingen en vrijstellingen EPB
Het lijkt geen goede zaak dat het criterium voor het al dan niet verplicht zijn van de tussenkomst van een architect in de ruimtelijke ordening voor bepaalde gebouwen op 30 m² blijft staan, terwijl het voorliggend besluit (in uitvoering van de richtlijn) de grens op 50 m² plaatst.
Er moet nagegaan worden of de omschrijving van de werken waarvoor de tussenkomst van een architect niet vereist is wel voldoende aangepast is aan de logica van de energieprestatie-regelgeving; zeker gezien deze vrijgesteld worden van EPB-eisen, indien hun beschermd volume kleiner is dan 3000 m².
…
De raad vraagt daarom dat inspanningen worden gedaan om de coherentie tussen de EPBregelgeving en de regelgeving inzake ruimtelijke ordening te verbeteren.
13
Advies afwijkingen en vrijstellingen EPB
Referentielijst SERV, 05.05.2004, Advies over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, Brussel : SERV SERV, 12.04.2006, Advies over energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen. Voorontwerp van decreet & ontwerp wijzigingsbesluit, Brussel: SERV.
14