Brussel, 10 september 2008 100908 Advies besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen
Advies Besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen
Advies besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen
Inhoud 1.
Situering ...................................................................................................................... 3
2.
Algemene beoordeling ................................................................................................ 3
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6.
Advies .......................................................................................................................... 3 Zorg voor een betere onderbouwing en motivering ........................................................ 3 Regel de beoogde demonstratie- en leereffecten .......................................................... 4 Heroverweeg de selectieprocedure ............................................................................... 5 Respecteer het voorziene toepassingsgebied ............................................................... 5 Stem de voorwaarden voor warmtepompen af op de praktijk ......................................... 6 Verbeter de legistieke redactie van het ontwerpbesluit .................................................. 6
2
Advies besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen
1. Situering De SERV werd op 23 juli 2008 door de Vlaamse minister van openbare werken, energie, leefmilieu en natuur om advies gevraagd over een voorontwerp van besluit houdende de toekenning van een subsidie voor de plaatsing van micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen door niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen. Het voorstel omvat de toekenning van een investeringssubsidie van 20% voor de plaatsing van een micro-WKK-systeem of warmtepomp door publiekrechtelijke rechtspersonen en nietcommerciële instellingen in gebouwen die volledig op het grondgebied van het Vlaamse gewest liggen. Micro-WKK-installaties kunnen onafhankelijk van de sector waar ze worden geplaatst genieten van de ondersteuning toegekend via de warmtekrachtcertificaten. Voor de plaatsing van microWKK en warmtepompen kunnen bedrijven - die meestal grootschaliger WKK-installaties kunnen plaatsen – in aanmerking komen voor ecologiesteun (20% voor KMO’s) en verhoogde fiscale aftrek (13,5%). Particulieren krijgen voor de plaatsing van micro-WKK en voor warmtepompen een fiscaal voordeel gelijk aan 40% van het investeringsbedrag met een maximum van 2.600 euro per aanslagjaar. Niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen echter niet genieten van deze ondersteuning bovenop de warmtekrachtcertificaten. Daarom werd de voorliggende regeling uitgewerkt.
2. Algemene beoordeling De raad vindt het een goede zaak om micro-WKK’s en warmtepompen extra te ondersteunen. Deze technologieën vertegenwoordigen immers een behoorlijk emissiereductiepotentieel. De voorliggende subsidieregeling ter waarde van 200.000 euro per jaar is in dat kader slechts een beperkt initiatief. Maar op voorwaarde dat de demonstratie- en leereffecten van de geselecteerde projecten ook daadwerkelijk worden gerealiseerd, kan de impact van de voorgestelde regeling wellicht aanzienlijk stijgen.
3. Advies 3.1. Zorg voor een betere onderbouwing en motivering Het ontwerpbesluit heeft als doelstelling om, via het financieel ondersteunen van de plaatsing door niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen van microwarmtekrachtinstallaties en warmtepompen, bij te dragen aan de verspreiding van deze energiebesparende technieken. Het ontwerpbesluit voegt daarmee een nieuwe subsidieregeling
3
Advies besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen
toe aan de talrijke, reeds bestaande energiesubsidies en tegemoetkomingen, met name voor niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die niet kunnen genieten van ecologiesteun of fiscale voordelen voor energiebesparende investeringen. Toch is het niet bij voorbaat zo dat het subsidiëren van de plaatsing door niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen van micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen een goede maatregel is. De maatregel vergt – zoals elke maatregel – onderbouwing, afweging en zorgvuldige vormgeving. In dat verband is de RIA naast de kwestie. De RIA vergelijkt namelijk geen inhoudelijke opties, maar juridische: gebruiken we het REG-decreet of het KB van 10/02/1983 als rechtsgrond voor de voorgestelde regeling? Als men de moeite doet om een RIA te maken, dan had die moeten gaan over inhoudelijke alternatieven voor of binnen de voorgestelde regeling zelf. Met andere woorden over vragen zoals: is het bevorderen van de toepassing van micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen de beste besteding van 200.000 euro per jaar uit het energiefonds? Of: via welke beleidsinstrumenten en bij welke doelgroepen kunnen we de verspreiding van microwarmtekrachtinstallaties en warmtepompen het best bevorderen? Of nog: wat zijn de aangewezen subsidiepercentages en -modaliteiten? Hoe vermijden dat de subsidie leidt tot uitstel van energiebesparende investeringen (een reëel gevaar aangezien men met een wachtlijst zou werken) in plaats van extra investeringen)?... Dergelijke vragen beantwoorden, vergt een heldere probleemanalyse en doelformulering en een goede afweging van opties. Dat is in deze RIA niet gebeurd. Daardoor blijven belangrijke vragen over de effectiviteit en efficiëntie van de voorgestelde regeling onbeantwoord.
3.2. Regel de beoogde demonstratie- en leereffecten De klemtoon in de subsidieregeling ligt volgens de nota aan de Vlaamse regering op de demonstratie- en leereffecten. Dat moet leiden tot een grotere bekendheid van microwarmtekrachtinstallaties en warmtepompen, toelaten om een markt op te bouwen en concrete cijfers opleveren inzake rendabiliteit en energiebesparing: “Een eerste marktintroductieprogramma met de focus op publiekrechtelijke rechtspersonen en niet-commerciële instellingen kan (…) een aantal knelpunten wegwerken die voor de huishoudelijke toepassingen zouden spelen, waardoor negatieve publiciteit bij consumenten wordt vermeden. De voorwaarden voor aansluiting op het distributienet, de effecten van de aansluiting van micro-WKK op het distributienet, ervaring bij leveranciers, installateurs en producenten, meer betrouwbare cijfers over
4
Advies besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen
investeringskosten, rendementen, gebruiks- en onderhoudsaspecten etc. kunnen in deze fase uitgebouwd worden.” De Raad merkt op dat in het ontwerpbesluit zelf niets is voorzien om die leereffecten ook daadwerkelijk te realiseren. Het VEA zal enkel de toekenningsvoorwaarden en de correcte uitvoering controleren op basis van het aanvraagdossier en de voorgelegde facturen. Er is bijvoorbeeld geen rapportage voorzien door de aanvrager van de subsidie over de ervaringen, de rendementen en andere gebruiks- en onderhoudsaspecten.
3.3. Heroverweeg de selectieprocedure Voor de toekenning van de subsidies, zal het Vlaams Energieagentschap (VEA) de aanvragen rangschikken in volgorde van indiening. De eerstgerangschikte projecten worden gesubsidieerd tot het maximale steunbedrag van 200.000 euro voor het betreffende kalenderjaar bereikt is. De resterende aanvragen worden doorgeschoven naar de volgende indieningsronde en daar opnieuw gerangschikt samen met de nieuwe aanvragen. De SERV is hier echter geen voorstander van het principe dat de subsidies zouden worden verstrekt in volgorde van indiening van de aanvragen. De doelstelling zou moeten zijn om met het beschikbare maximale bedrag van 200.000 euro per jaar een maximaal rendement te behalen. Als het de bedoeling is van de subsidieregeling om te demonstreren en leereffecten op te doen, dan kan een “maximaal rendement” niet wordt bereikt door het verstrekken van de subsidies in volgorde van indiening van de aanvragen. Dan moeten andere criteria een rol spelen zoals een goede geografische spreiding / spreiding over verschillende distributienetten, een spreiding over verschillende types en groottes WKK’s en warmtepompen, en een spreiding over verschillende soorten toepassingen. Als het de bedoeling is om met het beschikbare budget zoveel mogelijk energie te besparen, dan moet de kosteneffectiviteit van de projecten een rol spelen in de selectie.
3.4. Respecteer het voorziene toepassingsgebied De subsidieregeling van het ontwerpbesluit is gericht op alle publiekrechtelijke rechtspersonen en niet-commerciële instellingen1. De nota aan de Vlaamse regering wekt evenwel sterk de 1
Volgens het REG-decreet zijn niet-commerciële instellingen: scholen, universiteiten, verzorgingsinstellingen en andere gemeenschapsdiensten, verenigingen zonder winstoogmerk en feitelijke verenigingen die een filantropisch, wetenschappelijk, technisch of pedagogisch doel nastreven op het gebied van energie, milieubescherming of bestrijding van sociale uitsluiting.
5
Advies besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen
indruk dat men vooral mikt op gemeenten: men gaat er voor de berekening van de budgettaire impact vanuit dat “jaarlijks een 10-tal gemeenten intekenen op deze regeling”, en voorziet bij de start van de regeling een begeleidende sensibiliserings- en informatiecampagne “via de geëigende kanalen (gemeentebesturen, milieu-ambtenaren, VVSG, samenwerkingsovereenkomst lokale besturen-milieu, nieuwsbrief milieuvriendelijke energieproductie…)”. Gezien het bredere toepassingsgebied kan dit uiteraard niet, zeker niet wanneer men tegelijk stelt dat de subsidies zouden worden verstrekt in volgorde van indiening van de aanvragen.
3.5. Stem de voorwaarden voor warmtepompen af op de praktijk Volgens het ontwerpbesluit komt de plaatsing van warmtepompen alleen in aanmerking voor een subsidie als de warmtepomp niet gebruikt kan worden voor koeling. De raad begrijpt dat men actieve koeling niet wenst te promoten, maar merkt op dat de meeste warmtepompen omkeerbaar zijn en zowel voor verwarming als voor koeling kunnen worden gebruikt. Dat gebruik voor koeling in de zomer kan in bepaalde gevallen zinvol en wenselijk zijn. De raad vraagt daarom om de voorwaarden in het besluit te versoepelen, zodat alle warmtepompen die gedimensioneerd werden op de warmtevraag voor de regeling in aanmerking kunnen komen.
3.6. Verbeter de legistieke redactie van het ontwerpbesluit De legistieke redactie van het ontwerpbesluit lijkt onzorgvuldig en moet nog op meerdere punten aangepast worden.
Zo wordt in art. 1 gesproken over “een subsidie van 20% van de subsidieerbare kosten”. Welke kosten subsidieerbaar zijn en welke niet, is echter niet bepaald.
In art. 2 wordt gesproken van de “Coëfficience of Performance” van warmtepompen. Dit moet de Coëfficiënt Of Performance zijn, de verhouding tussen de hoeveelheid (hulp)energie die de warmtepomp nodig heeft voor het verdampings- en condensatieproces en de hoeveelheid warmte die de warmtepomp afgeeft (of de hoeveelheid warmte die de warmtepomp afgeeft, gedeeld door de hoeveelheid elektriciteit die de warmtepomp gebruikt, beide teruggerekend naar dezelfde eenheden).
In art. 4 worden verschillende zaken achter mekaar geplaatst die weinig met mekaar te maken hebben, in een onlogische volgorde.
6