Brussel, 6 februari 2008 080206_Advies_REG_investeringen
Advies Premies voor REG-investeringen in woningen voor niet-of-onvoldoende-belastingbetalers
Advies REG investeringen
Inhoud Krachtlijnen van het advies .................................................................................................. 3 Advies .................................................................................................................................... 4 1.
Situering van de adviesvraag ..................................................................................... 4
2.
Bijkomende gerichte REG-maatregelen voor lage inkomensgroepen zijn nodig .... 6
3. Modaliteiten van het voorstel zijn onvoldoende afgestemd op lage inkomens ....... 7 3.1. De regeling kan lage inkomensgroepen onvoldoende bereiken ..................................... 7 3.2. Het probleem van prefinanciering blijft bestaan ............................................................. 8 4. Het voorstel is als REG-maatregel wellicht niet het meest effectief en efficiënt ..... 8 4.1. Uitstel van premies voor ketels en beglazing roept vragen op ....................................... 8 4.2. De administratieve lasten zullen aanzienlijk zijn ............................................................ 9 5.
Het voorstel zorgt niet volledig voor gelijkschakeling met de belastingbetalers .. 10
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6.
De voorgestelde regeling zal veel implementatieproblemen veroorzaken ............ 12 De selectie van de begunstigden is moeilijk toepasbaar .............................................. 12 De administratieve afhandeling door de netbeheerders roept vragen op ..................... 14 De handhaving van regeling is problematisch ............................................................. 16 De regeling is moeilijk communiceerbaar .................................................................... 17 Het financieel plaatje is een vraagteken ...................................................................... 17 Een retro-actieve inwerkingtreding is geen goede zaak ............................................... 18
7.
De voorgestelde regeling dreigt bestaande problemen te verergeren ................... 18
8. Alternatieven moeten uitgewerkt worden ................................................................ 19 8.1. Met de federale overheid moet overlegd worden over een belastingkrediet ................. 19 8.2. Ook andere slimme financieringsopties moeten bekeken worden ................................ 19 9.
Een totaalvisie op energiepremies is nodig ............................................................ 20
Referenties ........................................................................................................................... 21
2
Advies REG investeringen
Krachtlijnen van het advies De raad vindt het een goede zaak om bijkomende energiebesparende maatregelen te voorzien voor lage inkomensgroepen. Die kunnen vaak niet of onvoldoende genieten van een belangrijk deel van het energie-ondersteuningsbeleid. Met name komen mensen die geen of onvoldoende belastingen betalen, niet of niet volledig in aanmerking voor de federale belastingsvermindering voor energiebesparende uitgaven. De raad waardeert dan ook dat de Vlaamse regering probeert om een probleem inherent aan deze federale maatregel op te lossen. Toch heeft de raad heel wat bedenkingen bij het voorliggend ontwerpbesluit dat aan deze ‘niet-of-onvoldoende-belastingbetalers’ compenserende premies voor energiebesparende investeringen in woningen wil toekennen. Zo zal de regeling niet volledig in zijn opzet slagen om de niet-of-onvoldoende-belastingbetalers een premie te geven die vergelijkbaar is met de belastingkorting. Bovendien zijn de modaliteiten van de regeling onvoldoende afgestemd op de lage inkomensgroepen om sociale overwegingen te staven. Ook zijn er twijfels bij de effectiviteit en de efficiëntie van de premieregeling. Vooral door de omschrijving van de begunstigden van de premie zijn de administratieve lasten aanzienlijk en lijkt de regeling moeilijk toepasbaar en nauwelijks handhaafbaar. Er worden verder implementatieproblemen verwacht bij de uitbesteding van de administratieve afhandeling van de premies aan de netbeheerders, de communicatie over de regeling en de financiering. Tot slot maakt de voorgestelde regeling het energiesubsidiebeleid nog ingewikkelder. Ervan uitgaande dat inderdaad gerichte REG-maatregelen voor lage inkomensgroepen nodig zijn en gezien de bedenkingen bij de voorgestelde regeling, vraagt de raad dat nu alternatieven gericht op de lage inkomensgroepen uitgewerkt worden. Vooreerst is overleg met de federale overheid nodig over een belastingkrediet en over de belastingsvermindering voor energiebesparende investeringen. Verder moet er spoedig werk worden gemaakt van slimme financieringsconstructies om de prefinancieringsproblemen van lage inkomensgroepen op te lossen. Tot slot vraagt de raad om totaalvisie op het gebruik van energiepremies. Terzake kondigt de raad verdere initiatieven aan.
3
Advies REG investeringen
Advies 1. Situering van de adviesvraag De SERV ontving op 18 december 2007 een adviesvraag van Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van premies voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen in woningen. De adviestermijn bedroeg 30 werkdagen. De regeling wil ervoor zorgen dat personen die niet kunnen genieten van de federale belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven omdat ze geen of onvoldoende belastingen betalen, toch een gelijkaardig voordeel ontvangen. De Vlaamse regering maakt daarom gebruik van de mogelijkheid voorzien in het CO2/REG-decreet om aan deze doelgroep een afzonderlijke premie toe te kennen. De premies kunnen toegekend worden voor investeringen in dakisolatie, beglazing met hoge isolerende eigenschappen of een nieuwe stookketel met hoog rendement. De hoogte van de premies zou vergelijkbaar zijn met de belastingkorting die belastingbetalers momenteel genieten en kan eventueel gemoduleerd worden (bijv. in functie van het isolerend vermogend van de materialen). Voor beschermde klanten worden de premiebedragen verhoogd met 20%. Het besluit voorziet dat de minister de aanvraag- en toekenningsprocedures bepaalt en voor de administratieve afhandeling van de dossiers een beroep kan doen op derden. De kosten van de regeling zijn ten laste van het Energiefonds. Het initiatief kadert in de uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020, dat aangekondigd was in het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012. De SERV werd niet om advies gevraagd over het Energierenovatieprogramma 2020. De historiek van het dossier wordt kort weergegeven in onderstaand kader.
4
Advies REG investeringen
Kader : Historiek van het dossier
Op 5 juli 2006 werd in het Vlaams parlement een verzoekschrift ingediend over de tussenkomst van de Vlaamse overheid in energiebesparende renovatiewerkzaamheden. De indiener van het verzoekschrift stelt vast dat veel energiepremies uitgekeerd worden in de vorm van (federale) belastingverminderingen. Mensen met een zeer laag inkomen, betalen weinig of geen belastingen. De verzoeker vraagt om een parlementair initiatief waardoor mensen die geen federale belastingen betalen, toch recht zouden krijgen op een compenserende energiepremie. Op de vergadering van dinsdag 12 december 2006 nam de commissie akte van het standpunt van de minister: “…. Het is om grondwettelijke redenen voor het Vlaamse Gewest niet gemakkelijk om een specifieke ondersteuning te creëren die enkel van toepassing is op personen die, gelet op hun lage inkomen, geen belasting betalen. Noch is het praktisch haalbaar om voor iedere federale fiscale maatregel op gewestelijk niveau een vangnet te voorzien voor groepen die om een of andere reden niet ten volle kunnen genieten van deze maatregel. Dit brengt immers een grote administratieve last met zich mee en maakt het Vlaams beleid volledig afhankelijk van het federaal beleid. De Vlaamse overheid tracht bij de uitwerking van nieuwe ondersteuningsinitiatieven op het vlak van energiebesparende maatregelen echter steeds rekening te houden met de sociale dimensie van dergelijke steun. Zo valt te onderzoeken of voor een beperkt aantal zeer kostenefficiënte maatregelen, bijvoorbeeld dakisolatie, bijkomende steun kan worden voorzien voor groepen die elders uit de boot vallen.”
1
2
De commissie was het eens met de elementen van antwoord. In het Actieplan van het Energierenovatieprogramma 20201 voor het Vlaamse woningbestand van mei 2007 wordt een premie aangekondigd voor niet-of-onvoldoende-belastingbetalers vergelijkbaar met federale belastingvermindering. “Het alternatief voor deze aanpak is de invoering van een belastingskrediet of ‘korting op de factuur ... De haalbaarheid van de invoering van een belastingkrediet of korting op de factuur voor de uitvoering van energiebesparende investeringen dient nog te worden onderzocht.” Op 29 juli 2007 werd in de Werkgroep gebouwen van de Vlaamse klimaatconferentie de stand van zaken meegedeeld inzake premie voor niet-of-onvoldoende-belastingbetalers. Het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering zou klaar zijn; de haalbaarheid van het belastingkrediet moest nog worden onderzocht. Er werden vragen gesteld over alternatieve pistes en uitvoering. ‘De keuze van de piste zal mede afhankelijk zijn van het federaal regeerakkoord. Mogelijks wordt in het federaal regeerakkoord hierover niets opgenomen en zullen we werken via een Vlaamse premieregeling. Het Besluit van de Vlaamse Regering zal het kader vastleggen. Er zullen nog verder concrete uitvoeringsafspraken moeten worden gemaakt met de netbeheerders.’ Tijdens de Focusdag van de Vlaamse klimaatconferentie op 26 november 2007 werden aan de werkgroep gebouwen vragen gesteld inzake praktische implementatie van een premieregeling voor niet-of-onvoldoendebelastingbetalers2. Eind november 2007 werd de regeling tevens aangekondigd in de pers. Het ontwerpbesluit werd 7 december 2007 principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering.
http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/klimaatconferentie/vlaamseklimaatconferentie/werkgroepen1/gebouwen/energierenovatieprogramma-en-energieprestatiecertificaat-juni2007/actieplan_energierenovatieprogramma_2020.pdf: ‘Een premie voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen door een geregistreerd aannemer bij een niet-of-onvoldoende-belastingbetaler. Verslag staat nog niet op de website. Presentatie http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/klimaatconferentie/vlaamseklimaatconferentie/focusdag/presenta ties/presentaties%20sessie%20G2.pdf
5
Advies REG investeringen
2. Bijkomende gerichte REG-maatregelen voor lage inkomensgroepen zijn nodig De raad vindt het een goede zaak om bijkomende REG-beleidsmaatregelen te voorzien voor lage inkomensgroepen. Er is vooral bij gezinnen met lage inkomens, vaak bestaande uit lager geschoolden of ouderen, nog steeds een aanzienlijk CO2-emissiereductiepotentieel dat dringend aangeboord moet worden. Deze gezinnen wonen vaak in minder goed geïsoleerde huizen met verouderde verwarmingsinstallaties. Ook nemen de energiekosten een relatief grotere hap uit het gezinsinkomen van lage inkomensgroepen dan voor hogere inkomensgroepen. Energiebesparende investeringen kunnen samen met de sociale (energie)beleidsmaatregelen helpen om de energiefactuur voor deze doelgroep te verlichten en dus ‘fuel poverty’ aan te pakken. REG-beleidsmaatregelen zetten bewoners aan om energiebesparende investeringen te doen en hebben ook effect. Zo beïnvloeden ze de keuze van energiebesparende technologieën en vervroegen ze bepaalde vervangingsinvesteringen. Maar het REG-ondersteuningsbeleid komt vooral ten goede aan hogere inkomensgroepen, eigenaars en mensen die reeds begaan waren met het milieu. De lage inkomensgroepen worden niet goed bereikt: zij maken relatief minder gebruik van de subsidies die het REG-ondersteuningsbeleid voorziet (cf. infra)3. Hieruit volgt dat de eventuele bijkomende beleidsmaatregelen meer specifiek gericht en afgestemd moeten worden op de kenmerken van deze lagere inkomensdoelgroep. Eén van de redenen voor de beperkte participatie van lage inkomensgroepen aan het REGondersteuningsbeleid is dat gezinnen met lage inkomens vaak niet of niet volledig kunnen genieten van de federale belastingsvermindering voor energiebesparende uitgaven omdat zij geen of onvoldoende belastingen betalen. De financiële steun via de federale belastingsvermindering is ten opzichte van de andere steunmaatregelen in omvang het meest substantieel 4. De raad waardeert dan ook dat de Vlaamse regering probeert om een probleem inherent aan deze federale maatregel op te lossen.
www.energiesparen.be, deel statistieken. Fiscaal voordeel voor REG: Voor 2007 wordt het toegekende fiscale voordeel voor energiebesparende investeringen geschat op 200 tot 400 miljoen euro voor geheel België. Verondersteld dat hiervan eenzelfde aandeel naar Vlaamse belastingbetalers gaat als het voorgaande jaar, namelijk 67%, dan zou in 2007 voor 134 à 268 miljoen euro fiscaal voordeel toegekend zijn aan Vlaamse belastingbetalers. Bron: ENOVER/CONCERE (2007) REG-Premies van de netbeheerders: De Vlaamse netbeheerders spendeerden in 2007 25,37 miljoen euro aan de REG openbare dienstverplichtingen. Bron: CREG, persbericht 19 januari 2007. 3 4
6
Advies REG investeringen
3. Modaliteiten van het voorstel zijn onvoldoende afgestemd op lage inkomens De aanpak van energiearmoede is expliciet een doelstelling van de voorgestelde regeling5. Toch lijken de modaliteiten van het voorstel onvoldoende afgestemd op lage inkomensgroepen, om sociale overwegingen te staven.
3.1. De regeling kan lage inkomensgroepen onvoldoende bereiken Verschillende elementen in de voorgestelde premieregeling zorgen ervoor dat de regeling de lage inkomensgroepen onvoldoende zal bereiken.
De regeling is verbonden met de federale belastingvermindering en de administratieve afhandeling ervan zou aansluiten bij de premies van de netbeheerders. Cijfers tonen echter aan dat beide regelingen relatief weinig bekend zijn en gebruikt worden, in het bijzonder door huurders en laagst geschoolden, vaak ook de lage inkomensgroepen. “Er treedt als het ware een Mattheüseffect op in verband met de bestaande overheidsmaatregelen. Eigenaars die behoren tot de hoogste sociale groep, zijn het best geïnformeerd over de bestaande maatregelen en alhoewel ze al een meer kwaliteitsvolle woning hebben, doen zij meer energiebesparende investeringen. … Eigenaars die behoren tot de laagste sociale groep, betrekken een woning die qua energiezuinigheid lager scoort, zijn minder goed op de hoogte van de bestaande overheidsmaatregelen en doen minder energiebesparende investeringen”6. 55% van de Vlamingen kent bijv. de premies van netbeheerders, één op drie Vlamingen kent de fiscale aftrek. Bij huurders en laagst geschoolden ligt deze bekendheid een factor 2 tot 6 lager7. Het voorliggende dossier bevat geen elementen die aangeven dat de voorgestelde premie de lage inkomensgroepen beter zal bereiken dan de premies van de netbeheerders op dit moment doen.
Het eerst komt, eerst maalt- principe, dat samengaat met het ‘eindig’ budget, kan ervoor zorgen dat zij die te laat hun aanvraag indienden, niet meer in aanmerking komen voor de premie. Dit principe kan mensen in financiële problemen brengen die rekenden op deze premie.
De regeling gaat gepaard met administratieve verplichtingen (zie ook deel over administratieve lasten) en het zijn vooral lage inkomensgroepen die hierdoor afgeschrikt worden om een premie aan te vragen. Lage inkomensgroepen wonen daarenboven relatief vaker in appartementsgebouwen, waarvoor de administratie voor het verkrijgen van premies doorgaans ingewikkelder is dan voor individuele gebouwen.
De RIA stelt ‘‘… en anderzijds voor minder fuel poverty in uitvoering van het aan de Europese Commissie voorgestelde actieplan energie-efficiëntie.’ 6 Resultaten enquête in opdracht van VEA. www.energiesparen.be. 7 Resultaten enquête in opdracht van VEA. www.energiesparen.be: 2005 5
7
Advies REG investeringen
3.2. Het probleem van prefinanciering blijft bestaan De belangrijkste verklaring voor de beperkte participatie van lagere inkomensgroepen aan het REG-ondersteuningsbeleid is het probleem van prefinanciering. De hoogte van de initiële investering is namelijk een sterke rem op de investeringsbereidheid van lagere inkomensgroepen; zij hebben vaak onvoldoende middelen om de initiële REG-investering te doen, ook al verdient de investering zich door de premies en de gerealiseerde energiebesparingen vaak op korte termijn terug. Dat prefinancieringsprobleem wordt door de voorgestelde regeling niet aangepakt. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het financiële voordeel van de voorgestelde premieregeling de begunstigden veel sneller zal bereiken dan bij de belastingsvermindering, al blijft er een periode van vermoedelijk enkele maanden8 vooraleer het dossier behandeld is en de premie gestort wordt.
4. Het voorstel is als REG-maatregel wellicht niet het meest effectief en efficiënt Met de premieregeling wil de Vlaamse regering bijkomende klimaatmaatregelen implementeren die bijdragen ‘tot de verbetering van de energieprestatie van het Vlaamse woningbestand en het verbeteren van de kansen voor een betere leefkwaliteit’ en dit kostenefficiënte wijze. De voorgestelde subsidieerbare investeringen zijn vanuit het oogpunt van de investeerders ongetwijfeld allemaal zeer effectief en kostenefficiënt, maar dat betekent niet automatisch dat de voorgestelde premieregeling en zijn modaliteiten dat ook vanuit het oogpunt van de overheid zijn.
4.1. Uitstel van premies voor ketels en beglazing roept vragen op De compenserende premies kunnen worden toegekend voor investeringen in dakisolatie, beglazing met hoge isolerende eigenschappen of een nieuwe stookketel met hoog rendement. Maar de nota aan de Vlaamse regering en de bijgevoegde RIA geven aan dat deze premies wellicht niet tegelijkertijd in werking zullen worden gesteld: in 2008 zou vermoedelijk prioriteit verleend worden aan dakisolatie, vanaf 2009 ook aan beglazing en ketels. De raad heeft enkele vragen bij de keuze om prioriteit te geven aan dakisolatie ten nadele van beglazing en ketels:
8
Dit is afhankelijk van de termijnen voor dossierafhandeling, maar die zijn nog niet vastgelegd.
8
Advies REG investeringen
Investeringen in dakisolatie zijn minder populair dan investeringen in ketels en beglazing, zeker bij 65-plussers. ‘Naar de toekomst toe hebben vooral eigenaars van woningen zonder dubbele beglazing en eigenaars die niet beschikken over een energiezuinige verwarmingsketel de grootste intentie om te investeren’. Dit is te verklaren doordat investeringen in dakisolatie bij bestaande woningen over het algemeen moeilijker te realiseren zijn dan het vervangen van de ketel of de beglazing. Dit weerspiegelt zich in de concrete plannen van de Vlamingen9, maar ook in de aangevraagde premies bij de netbeheerders10 en in het gebruik van de fiscale aftrek11.
Onderzoek toont aan dat subsidies vooral effect hebben bij vervangingsinvesteringen (de keuze voor een bepaald apparaat of materiaal) en minder effect hebben bij aanpassingsinvesteringen (b.v. wel of geen na-isolatie). Dakisolatiepremies zullen bovendien vooral effect hebben op het soort isolatiemateriaal dat gekozen wordt, maar veel minder op de keuze om tot isolatie over te gaan. Cijfers over verspreiding van dakisolatie over de jaren tonen trouwens geen noemenswaardig effect van fiscale belastingvermindering aan. Voor dakisolatie spelen blijkbaar andere factoren (aangrijpingspunt zoals verbouwing, bouw, aankoop, …). Fiscale aftrek lijkt daarentegen wel effect te hebben op het gebruik van betere beglazing12.
Het attentie-effect van de regeling – dit effect wijst op de rol die een regeling speelt bij het richten van de aandacht op bepaalde maatregelen - is wellicht beperkt, aangezien dakisolatie een zeer evidente technologie betreft, waarvan de toepassing overigens in vele gevallen verplicht is.
Onderzoek toont aan dat vooral bij dakisolatie de waargenomen besparingen sterk afwijken van de theoretische besparingen. Zo zou de waargenomen besparing 5 keer kleiner zijn dan theoretisch berekend, wellicht door onvolledig of onjuiste toepassing in de praktijk13.
4.2. De administratieve lasten zullen aanzienlijk zijn Volgens de raad zijn de administratieve kosten van de voorgestelde regeling aanzienlijk, vooral door de moeilijk hanteerbare afbakening van de doelgroep als de ‘niet-of-onvoldoendebelastingbetalers’. Deze administratieve kosten bedreigen de kosten/batenverhouding en dus de efficiëntie van de regeling. De omvang van de administratieve kosten kan weliswaar nog niet precies worden ingeschat omdat de modaliteiten voor de regeling, de eventuele vereiste documenten, verklaringen en In 2005 plande 9% in de komende 5 jaar investeringen in dakisolatie, 10% in beglazing en 17% in ketels. (Significant 2005). De cijfers van 2007 zijn afkomstig van een andere bron en wellicht niet vergelijkbaar: 36% dakisolatie, 46% beglazing, 30% ketels (Dimarso 2007), waarvan bij 65 plussers 17% voor dakisolatie en 22% voor beglazing. 10 In 2006 kenden de netbeheerders ongeveer 5000 premies toe voor dakisolatie (aannemers, inclusief doe het zelf), 16000 premies voor ketels en 10000 premies voor beglazing. 11 Volgens de energieenquête 2005 maakte 14% die de fiscale aftrek kende gebruik van de regeling voor dakisolatie, 15% voor de vervanging van stookolieketels (niet ter vervanging van gasketels), 17% voor HR-glas. Enquête energiegebruik in huishoudens in Vlaanderen in opdracht VEA: http://www.energiesparen.be/energiegegevens/statistieken.php#enquete 12 Enquête energiegebruik in huishoudens in Vlaanderen en onderzoek energierenovatieprogramma (oktober 2007), in opdracht VEA: http://www.energiesparen.be/energiegegevens/statistieken.php#enquete 13 http://elib.uni-stuttgart.de/opus/volltexte/2000/726/pdf/IER_FB_71_Episode.pdf. 9
9
Advies REG investeringen
vereisten, de controlemodaliteiten, enz. nog niet volledig vastliggen. Niettemin meent de raad dat de RIA de administratieve lasten voor de aanvragers ernstig onderschat en onterecht geen rekening houdt met de administratieve lasten langs de kant van de overheid en de netbeheerders indien deze belast zouden worden met de administratieve afhandeling.
Aanvrager: Administratieve lasten voor de aanvragers worden in de RIA ernstig onderschat door te veronderstellen dat dit slechts 5 minuten per dossier zal vergen. Geïnteresseerden zullen de modaliteiten van de regeling moeten opzoeken, de wens om voor de premie in aanmerking te komen op de formulieren van de netbeheerder moeten aankruisen, (eventueel) moeten zorgen voor de nodige vermeldingen op de factuur, het aanslagbiljet14 moeten opzoeken en bestuderen of een bewijs moeten opvragen dat geen belastingen worden betaald, eventueel een bewijs van beschermde klant moeten opvragen, kopies van de bewijsstukken moeten maken en versturen, eventueel na twee jaar opnieuw een aanslagbiljet of bewijs opzoeken en versturen om aan te tonen dat men effectief geen gebruik maakte van de fiscale aftrek, enz. Zeker voor de doelgroep van deze regeling zal het uitvoeren van deze taken en het eventueel beroep doen op derden hiervoor, aanzienlijk meer tijd in beslag nemen dan de RIA voorziet.
Netbeheerder: De netbeheerders zullen bijkomend ten opzichte van hun gebruikelijke dossierafhandeling vragen moeten beantwoorden, de aanslagbiljetten moeten bekijken, de compenserende premies moeten berekenen en uitbetalen, etc. Bovenop de administratieve lasten voor de afhandeling van de ‘toegekende’ premies dreigen bovendien onbedoeld bijkomende administratieve lasten voor de netbeheerder te ontstaan. Immers, wellicht zullen zeer veel aanvragers voor een premie van de netbeheerder aangeven dat zij voor de voorliggende premie in aanmerking willen komen, ook al toont hun aangifte misschien aan dat ze hiervoor niet in aanmerking komen. Ook al deze aanvragen zullen bekeken en afgehandeld moeten worden. Daarbij rijst de vraag of ook deze laatste kosten zullen worden vergoed door het Energiefonds.
Overheid: Het is onduidelijk hoe de overheid de netbeheerders zal controleren en welke administratieve lasten hiermee gepaard zullen gaan. In ieder zal heel wat informatieuitwisseling tussen de netbeheerders en VEA nodig zijn opdat de uitvoering door de netbeheerders gecontroleerd kan worden en opdat VEA de nodige informatie zou krijgen om de regeling op te volgen en waar nodig bij te sturen. Eventueel moet ook een klachtenprocedure worden voorzien.
5. Het voorstel zorgt niet volledig voor gelijkschakeling met de belastingbetalers De RIA stelt dat een doel van de subsidiemaatregel is ‘om een hiaat in de bestaande subsidieregelgeving te dichten en uitvoering te geven aan het op het verzoekschrift door het Vlaamse Gewest verstrekte antwoord …‘ Het bedoelde antwoord op het verzoekschrift stelde: ’Zo valt te onderzoeken of voor een beperkt aantal zeer kostenefficiënte maatregelen, bijvoorbeeld dakisolatie, bijkomende steun kan worden voorzien voor groepen die elders uit de boot vallen.’ 14
De RIA vermeldt het bijvoegen van een kopie van de belastingsaangifte in plaats van het aanslagbiljet.
10
Advies REG investeringen
Over de stand van zaken van een aangekondigde haalbaarheidsstudie voor alternatieven voor een compenserende premie wordt nergens bericht. Volgens de nota aan de Vlaamse regering wil de regeling meer concreet de niet-ofonvoldoende-belastingbetaler een premie geven ‘die vergelijkbaar is met de belastingkorting’. Het is echter duidelijk dat een gelijkschakeling niet volledig wordt gerealiseerd. Ten eerste komen niet alle energiebesparende uitgaven die in aanmerking komen voor belastingvermindering ook in aanmerking voor de premie.
Enkel dakisolatie, condensatieketels en hoogrendementsbeglazing komen in aanmerking voor de premie. Zonneboilers, fotovoltaïsche zonnepanelen, geothermische warmtepompen, thermostatische kranen op radiatoren of kamerthermostaten met tijdsinschakeling en energieaudits komen in aanmerking voor belastingvermindering, maar niet voor de premie.
Voor hoogrendementsbeglazing zou de premie enkel toegekend worden voor vervanging van beglazing, de belastingvermindering geldt ook plaatsing van hoogrendementsbeglazing voor woningen in aanbouw.
Ten tweede zal de hoogte van de energiepremies vermoedelijk niet steeds volledig vergelijkbaar zijn met de belastingkorting. De energiepremies zouden gebaseerd zijn op de forfaitair bedrag in €/ m² of per installatie, terwijl de belastingvermindering berekend wordt als een percentage op de investeringskosten. Om het forfaitair maximumbedrag te bepalen, werden daarom berekeningen gemaakt op basis van standaardkosten van investeringen. Bij deze werkwijze kunnen kanttekeningen worden geplaatst:
Bij de berekeningen van de hoogtes van de energiepremies werd geen rekening gehouden met het feit dat er bij de fiscale aftrekregeling door de belastingvermindering ook minder gemeentebelasting betaald dient te worden. Om een gelijkaardige tegemoetkoming te bekomen als uit de belastingsvoordelen voor belastingbetalers zouden de premies dus verhoogd moeten worden. De berekende premies worden in het ontwerpbesluit gemarkeerd als maximumbedragen: de minister kan dus lagere premies voorzien. De premie bij de vervanging van enkelglas door hoogrendementsglas is wellicht beperkter dan de belastingvermindering, aangezien de prijs voor glas en raamvervanging waarmee gerekend wordt eerder aan de lage kant is. Anderzijds is de premie voor dubbelglas vervanging indien geen raamvervanging nodig is, veel hoger dan de fiscale aftrek.
Tot slot verschillen ook de voorwaarden van beide regelingen:
De selectie van de begunstigden gebeurt bij de belastingsvermindering op basis van gegevens in het jaar van de uitgaven en voor de voorliggende premie wellicht op basis van de situatie twee jaren voor de uitgaven. Dit zorgt voor ongelijkheden in de gevallen waar de situatie (gezinssituatie, inkomen, andere aftrekposten, …) in die tussentijd is gewijzigd.
11
Advies REG investeringen
Art. 8 van het ontwerpbesluit lijkt een beperking te leggen op de cumulatie van de voorgestelde premie met andere premies15, terwijl de belastingvermindering onbeperkt cumuleerbaar is met premies van het gewest, de netbeheerders, provincies, gemeenten. Wellicht is art. 8 terzake te strikt geformuleerd en werd het volgende bedoeld: ‘het gecumuleerde premiebedrag dat per kalenderjaar in uitvoering van dit besluit wordt toegekend, mag niet meer bedragen dan …’. De spreidbaarheid van uitgaven over verschillende jaren zoals mogelijk bij de belastingvermindering, is wellicht niet zo eenvoudig te realiseren via een koppeling aan de premies van de netbeheerders.
6. De voorgestelde regeling zal veel implementatieproblemen veroorzaken Het voorliggend dossier inzake de premie voor energiebesparende uitgaven van niet-ofonvoldoende-belastingbetalers blijft onduidelijk over een aantal aspecten inzake de implementatie van de regeling:
Hoe zal de regeling precies werken? Het ontwerpbesluit is erg summier. Het geeft de minister een ruime bevoegdheid om nadere voorwaarden te bepalen. Ook met de informatie opgenomen in de RIA (reguleringsimpactanalyse), in de nota aan de Vlaamse regering en in andere documenten (Energierenovatieprogramma, verslagen klimaatconferentie, e.d.) blijven een aantal aspecten van de regeling onduidelijk. Hierdoor is het moeilijk om louter op basis van het ontwerpbesluit een inschatting te maken van de concrete werking van de voorgestelde regeling. Nochtans is de effectiviteit en efficiëntie van de regeling in belangrijke mate afhankelijk van de praktisch uitwerking.
Wat zijn de verwachte effecten van de regeling? De effecten van voorgestelde regeling zijn in de RIA slechts zeer beknopt en onvolledig in kaart gebracht. Er gebeurde geen of onvoldoende ex ante evaluatie.
Op basis van de verstrekte informatie is het niettemin duidelijk dat de voorgestelde regeling heel wat implementatieproblemen zal veroorzaken.
6.1. De selectie van de begunstigden is moeilijk toepasbaar De premie gaat naar ‘natuurlijke personen die niet of maar gedeeltelijk in aanmerking komen voor de fiscale aftrekregeling, vermeld in artikel 145/24, eerste lid, 5°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (art. 2)’. Reeds in deel werd aangegeven dat door de omschrijving van de mogelijke begunstigden van de premie de administratieve lasten van de regeling
15
Het gecumuleerde premiebedrag dat per kalenderjaar aan een begunstigde wordt toegekend, mag niet meer bedragen dan het maximale bedrag dat voor de fiscale aftrekregeling, voor dat kalenderjaar van toepassing is.
12
Advies REG investeringen
aanzienlijk zijn. Daarnaast heeft de formulering bijkomende nadelen, o.a. voor de toepasbaarheid en hanteerbaarheid van de regeling. Ten eerste is het voor de overheid zeer moeilijk in te schatten wie onder de regeling zal vallen en wat bijgevolg de mogelijke budgettaire impact van de regeling is (cf. deel ). Ten tweede zal deze formulering problemen veroorzaken bij de doelgroep.
Volgens de raad is het namelijk niet eenvoudig te weten of iemand voor deze premieregeling in aanmerking komt. Kandidaten zullen hun aanslagbiljet moeten opzoeken en moeten nagaan welke bedragen in bepaalde posten vermeld staan. De afbakening van de doelgroep niet-of-onvoldoende-belastingbetalers sluit ook niet aan bij bestaande definiëringen16 en vormt een nieuwe catalogering van een sociale doelgroep.
De afbakening van doelgroep is niet stabiel, aangezien deze afhankelijk werd gemaakt van de federale regels inzake belastingsvermindering. Als de federale regels wijzigen, dan wijzigt ook de doelgroep.
Ingeval belastingen worden betaald, maar onvoldoende om volledig van de belastingsvermindering te kunnen genieten, zal de betrokkene zelf moeten uitmaken of het voordeliger is gebruik te maken van de compenserende premie, dan wel van de federale aftrekregeling. Ook dat is niet zo gemakkelijk.
Overigens lijkt de formulering voor de afbakening van de doelgroep in het ontwerpbesluit te summier, hetgeen voor rechtsonzekerheid zorgt. Zo bepaalt het ontwerpbesluit niet expliciet op welk moment zal worden afgetoetst of men al dan niet in aanmerking komt voor de fiscale aftrekregeling. Volgens het dossier lijkt het de bedoeling dat men kijkt naar de belastingsafrekening en dus naar de situatie twee jaar voor de investering. De formulering in het ontwerpbe16
Zoals • •
• • •
•
netto belastbaar inkomen drie jaar voor de aanvraagdatum niet meer dan:- 35.000 euro voor een alleenstaande; 50.000 euro voor een alleenstaande met een persoon ten laste. 50.000 euro voor samenwonenden, te verhogen met 2800 euro per persoon. (renovatiepremie) beschermde afnemers: Beschermde afnemers zijn de afnemers die kunnen bewijzen dat zij of elke andere persoon die onder hetzelfde dak leeft, behoort tot een van de volgende categorieën: Iedereen die van de sociale maximumprijs voor elektriciteit en aardgas kan genieten (Attest van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid ), Personen met een verhoogde tegemoetkoming van het ziekenfonds (Attest van het ziekenfonds), Personen in collectieve schuldenregeling (Attest van de beslagrechter of van de aangestelde schuldbemiddelaar), Personen in budgetbegeleiding bij het OCMW (Attest van het OCMW) (bepaalde sociale ODV), mensen met beperkte inkomens, alsook voor alle mensen die schulden hebben (stookoliefonds), mensen die moeilijkheden ervaren om hun gas en elektriciteitsrekening te betalen », en « mensen wiens schuldenlast zodanig is dat ze ondanks hun inspanningen, onmogelijk hun elektriciteit- en gasrekening nog kunnen betalen ». (Sociaal energiefonds) De bewoner is de particulier die de door hem verbeterde woning op de aanvraagdatum bewoont op grond van een zakelijk recht, of op grond van een huurovereenkomst met betrekking tot een hoofdverblijfplaats waarvan de duur meer dan drie jaar bedraagt; De verhuurder is de natuurlijke persoon die eigenaar-verhuurder is van de woning waarvoor de aanvraag wordt ingediend, en die een huurovereenkomst heeft afgesloten met een sociaal verhuurkantoor voor de duur van minstens negen jaar. (verbeteringspremie) …
13
Advies REG investeringen
sluit sluit echter niet uit dat ook het aanslagbiljet van het jaar van de investeringen achteraf zal worden gecontroleerd op het al dan niet betalen van belastingen17. Dit laatste kan volgens de raad evenwel niet de bedoeling zijn. Het moet immers steeds ex ante duidelijk zijn of de betrokkene al dan niet in aanmerking komt voor een premie. Eveneens is het ontwerpbesluit onduidelijk over de behandeling van een aantal bijzondere gevallen: wat er gebeurt bijvoorbeeld als de betrokkene twee jaar voor de aanvraag (nog) geen aangifte heeft gedaan, als de investeringen betrekking hebben op appartementsgebouwen, als door verhuizing het adres op de aangifte niet overeenstemt met het adres waar de investeringen plaatsvonden, of als de gezinssituatie of het inkomen ondertussen substantieel zijn gewijzigd, … Tot slot merkt de raad op dat de doelgroep van de regeling onbedoeld te ruim geformuleerd lijkt. Iedereen ‘die niet of maar gedeeltelijk in aanmerking komt voor de fiscale aftrekregeling’ kan een premie krijgen. De redenen voor het niet – of slechts gedeeltelijk - in aanmerking komen voor de fiscale aftrekregeling kunnen echter zeer divers zijn: bijv. omdat de uitgevoerde werken niet in overeenstemming waren met het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, omdat de aannemer de gelijkvormigheid van de werken niet heeft gewaarborgd, omdat de factuur niet de vereiste vermelding bevatte, omdat slechts een gedeelte van de kosten in aanmerking kon worden genomen, omdat bij een gemeenschappelijke aanslag slechts een aandeel van de kosten in aanmerking wordt genomen, omdat de werken niet in een woning werden uitgevoerd, … Volgens art. 2 kan de minister enkel nadere eisen bepalen waaraan de werkzaamheden, materialen en toestellen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de premie, maar niet ten aanzien van de aanvragers (bijv. woonachtig in het Vlaams gewest).
6.2. De administratieve afhandeling door de netbeheerders roept vragen op Volgens de RIA is het de bedoeling om, in uitvoering van art. 9 van het ontwerpbesluit, de netbeheerders te belasten met de administratieve afhandeling van de dossiers (optie 3). De manier waarop de netbeheerders met de administratieve afhandeling van de premieregeling belast worden, roept vragen op:
17
Hoe worden de netbeheerders precies belast met deze opdracht? • Via een vrijwillige overeenkomst of convenant met de netbeheerders? Hoe wordt gegarandeerd dat alle netbeheerders meestappen en blijven meestappen in een ‘vrijwilllige’ piste? • Gebeurt dit via de REG-openbare dienstverplichtingen, bijv. als actieverplichting? Het besluit introduceert de administratieve afhandeling niet als actieverplichting.
en dus niet alleen op het al dan niet gebruik van de fiscale aftrekregeling
14
Advies REG investeringen
•
Of als uitbesteding van een overheidsopdracht via de wet op de overheidsopdrachten, waarbij de markt bevraagd wordt? Deze optie zou impliceren dat ook andere actoren, naast de netbeheerders, deze taak op zich zouden kunnen nemen. Dit lijkt niet de bedoeling.
Hoe wordt gezorgd dat de subsidieerbare REG-investeringen voor niet-of-onvoldoendebelastingbetalers gelijk zijn aan de REG-investeringen die de netbeheerders subsidiëren? Het zou de bedoeling zijn dat de niet-of-onvoldoende-belastingbetalers ‘door een eenvoudige aankruising op de aanvraagformulieren van de netbeheerders’ de wens kunnen uitdrukken om ook te kunnen genieten van de bijkomende premies van de Vlaamse overheid18. Dit veronderstelt dat niet-of-onvoldoende-belastingbetalers voor dezelfde investeringen premies zouden krijgen als de investeringen waarvoor de netbeheerders premies verschaffen (ofwel dat de netbeheerders gevraagd worden om ook voor dossiers waarvoor ze zelf geen premies toekennen de voorgestelde premie af te handelen, maar dat lijkt volgens de nota aan de regering en de RIA niet de bedoeling.) De vereiste overeenkomsten tussen beide premiestelsels zijn echter niet evident. Het is immers aan de netbeheerder om te kiezen hoe de REG-resultaatsverplichtingen worden gehaald. Momenteel hebben de netbeheerders wel via een (vrijwillige) overeenkomst met VEA ingestemd met gelijke premievoorwaarden voor verschillende types investeringen. Deze overeenkomst lijkt echter enkel te impliceren dat indien netbeheerder een premie voor een bepaald type investeringen voorzien, zij de afgesproken premievoorwaarden hanteren. Het zou de netbeheerders niet verplichten om voor bepaalde types investeringen een premie te voorzien. Concreet voorzien AGEM en INFRAX voor 2008 bijvoorbeeld geen premie voor hoogrendementsbeglazing ter vervanging van dubbele beglazing en voorzien EANDIS en INFRAX geen premie voor een condenserende stookolieketel bij een bestaande woning19. De vraag is dus hoe ervoor gezorgd wordt dat de netbeheerders effectief premies en de bijhorende communicatie voorzien voor dezelfde REG-investeringen als waarvoor de voorliggende regeling premies voorziet. • Via actieverplichtingen inzake de premies van de netbeheerders in het kader van de REG-openbare dienstverplichtingen? • Door actieverplichtingen op te leggen kan de overheid evenwel bijkomende voorwaarden opleggen en in de praktijk gebeurde dit de laatste jaren steeds meer. Er is echter geen actieverplichting inzake het verplicht voorzien van een premie voor dakisolatie, hoogrendementsbeglazing en een hoogrendementsketel. Overigens kaartte de SERV in het verleden reeds aan dat het opleggen van bijkomende actieverplichtingen de efficiëntie van de REG-ODV kan bedreigen. • Via een vrijwillige overeenkomst? Hoe wordt gegarandeerd dat alle netbeheerders (blijven) meestappen in een dergelijke piste? Hoe wordt de transparantie over de regeling gegarandeerd?
18 19
Hoe wordt de privacy van de aanvragers beschermd? Het criterium om al dan niet in aanmerking te komen voor de premieregeling vereist dat netbeheerders inzage krijgen in de belastingaangifte van de betrokkene. Gegevens inzake de belastingaangifte zijn vertrouwelijk en kunnen volgens de raad echter niet zonder meer aan iedereen worden doorgegeven.
Citaat uit de RIA www.energiesparen.be
15
Advies REG investeringen
Hoe worden de netbeheerders vergoed voor deze administratieve afhandeling? Wat zijn de kosten? Welke kosten komen in aanmerking? Hoe worden deze berekend? Hoe worden deze vergoed? …
Hoe worden de netbeheerders gecontroleerd op de administratieve afhandeling? Welke controles worden uitgevoerd? Of basis van welke informatiebronnen wordt gecontroleerd? Wat zijn eventuele sancties? …
6.3. De handhaving van regeling is problematisch Om misbruik en fraude te vermijden, is een goede handhaving van belang. De handhaving van de voorgestelde regeling is volgens de raad slecht realiseerbaar:
De controle voorafgaand aan de premietoekenning zou wellicht gebeuren door de netbeheerder op basis van de aangifte van twee jaar ervoor, maar hiervoor moeten problemen inzake de bescherming van de privacy opgelost worden (cf. supra).
Om de naleving van art. 2 (een premie wordt toegekend ‘voor zover de begunstigde verklaart geen gebruik te zullen maken van de fiscale aftrekregeling voor de betreffende werkzaamheden’) te kunnen controleren, moet het aanslagbiljet (afrekening na de aangifte) na de toekenning van de premie (dus twee jaar later) gecontroleerd worden. Dit lijkt niet evident. Eventueel zou terzake een samenwerkingsakkoord met de federale administratie voor financiën gesloten worden, hetgeen echter evenmin evident zal zijn.
De naleving van art. 8 is niet of zeer moeilijk controleerbaar en afdwingbaar. Dit artikel stelt dat het gecumuleerde premiebedrag dat per kalenderjaar aan een begunstigde wordt toegekend, niet meer mag bedragen dan het maximale bedrag dat voor de fiscale aftrekregeling, voor dat kalenderjaar van toepassing is. De handhaving van deze regeling zou één dossieropvolgingsysteem waartoe verschillende premieverstrekkers (federaal, Vlaams niveau, provincies, gemeenten, netbeheerders) toegang hebben. Zelfs indien dit artikel enkel zou slaan op de premies die worden toegekend in uitvoering van dit besluit (cf. supra) is een uniek dossieropvolgingssysteem nodig, om te vermijden dat personen die verhuizen van het ene distributienet naar het andere, tweemaal premies zouden aanvragen en dus meer zouden krijgen dan het maximale bedrag dat voor dat kalenderjaar van toepassing is. Op dit moment is er geen uniek dossieropvolgingsysteem operationeel.
De terugvordering van premies is de sanctie indien de voorwaarden in art. 2 (gebruik van fiscale aftrek bovenop de premie) en/of art. 8 (gecumuleerd premiebedrag is hoger dan de fiscale aftrekregeling) geschonden worden. Deze terugvordering is niet evident, zeker niet indien dit door de netbeheerders moet gebeuren.
De afstemming met het federale niveau kan voor problemen zorgen. De premies mogen het plafond van het personenbelastingvoordeel niet overschrijden, maar het kan zijn dat op het moment van de premie-aanvraag het plafond van het belastingvoordeel nog niet gekend is.
16
Advies REG investeringen
6.4. De regeling is moeilijk communiceerbaar Een goede communicatie is een basisvereiste om een premiesysteem te doen slagen. Het blijkt echter zeer moeilijk om de lage inkomensgroepen te bereiken. Zij zijn vaak lager geschoold en kunnen door andere bezorgdheden weinig aandacht hebben voor rationeel energiegebruik. Ook de praktijk wijst uit dat de gebruikelijke informatie- en sensibiliseringscampagnes er niet in slagen om deze doelgroep te bereiken; ondanks de verschillende campagnes blijft de bekendheid van de energiepremies relatief beperkt bij deze doelgroepen (cf supra). Volgens de raad is de voorliggende regeling extra moeilijk te communiceren. Dat komt door de afbakening van de doelgroep, het beperkte budget en het bijhorend ‘eerst komt, eerst maalt’principe, de onduidelijkheden indien men gedeeltelijk voor de belastingsvermindering in aanmerking komt20, het anticumulatiebeding, de mogelijke gevolgen op het kadastraal inkomen, etc.
6.5. Het financieel plaatje is een vraagteken De financieel plaatje van de voorgestelde regeling is volgens de raad nog onzeker.
De benodigde middelen zijn onbekend. Het is onduidelijk hoeveel middelen nodig zijn voor de premieregeling. Het is niet bekend welke premies gedurende welke jaren zullen worden toegekend. Ook is onbekend wie precies deel uitmaakt van de doelgroep van de premie. Het federaal ministerie van financiën kan blijkbaar geen inzicht verschaffen in het aantal personen dat voor deze regeling in aanmerking komt noch in het profiel van deze personen. Schattingen variëren van 5% tot 10% van de gezinnen. De inschatting over het aantal verwachte premieaanvragen is dan ook zeer ruw en het uiteindelijk benodigde budget zou wel eens sterk kunnen afwijken van de voorziene 5 mio euro.
De toekomstige financiering van de premieregeling is onzeker: De kosten voor de uitvoering van het besluit zijn ten laste van het Energiefonds (art. 10 van het ontwerpbesluit). Dat fonds wordt gespijsd door de boetes die de elektriciteitsleveranciers moeten betalen als ze niet genoeg groene stroomcertificaten en WKK-certificaten indienen. De opbrengst van de boetes is echter variabel en zal naar verwachting in de toekomst sterk dalen. Daarnaast kan het fonds worden aangevuld door een dotatie. Het energiefonds kreeg recent 7 mio euro voor het energierenovatieprogramma, waarvan 5 mio euro zou worden besteed aan de voorgestelde premieregeling. Er bestaat momenteel echter geen zekerheid over eventuele bijkomende dotaties aan het energiefonds voor deze regeling in de toekomst.
20
Indien toch belastingen worden betaald, maar onvoldoende om volledig van de belastingsvermindering te kunnen genieten, zal de betrokkene zelf moeten uitmaken of het voordeliger is gebruik te maken van de compenserende premie, dan wel van de federale aftrekregeling.
17
Advies REG investeringen
Zekerheid over de financiering voor de regeling is volgens de raad nochtans erg belangrijk:
De budgettaire onzekerheden bedreigen de effectiviteit. Onzekerheid over de financiering van de regeling kan een negatief effect hebben op investeringen en schaadt bovendien het vertrouwen in de overheid.
Het moet van tevoren – dus vóór de investeringen worden gedaan - duidelijk zijn of de aanvrager de premie toegekend zal krijgen. Dit impliceert dat beslist wordt over het verloop van de premieregeling ingeval het voorziene budget op zou zijn. Wordt de premieregeling dan al dan niet tijdelijk stopgezet? Kan dat midden in een jaar? Worden de premieaanvragen verschoven naar het volgende jaar? Krijgen bepaalde premie-aanvragen voorrang? Het niet toekennen van de premie kan mensen die erop rekenen in financiële problemen brengen. Het hanteren van het ‘eerst komt, eerst maalt’-principe is zeker voor de beoogde doelgroep volgens de raad bijgevolg geen optie.
Zekerheid over de financiering is ook van belang voor de netbeheerders aan wie de afhandeling van de premies zou worden uitbesteed. Zij moeten zekerheid krijgen over een volledige en tijdige vergoeding, zowel van de uitgekeerde premies als van de kosten voor de administratieve afhandeling van de premies (en de eventuele communicatiecampagne). Daarbij rijst bovendien de vraag of de netbeheerders de uitgekeerde premies moeten prefinancieren, dan wel of bepaalde budgetten hiervoor reeds van tevoren aan de netbeheerders worden overgemaakt.
6.6. Een retro-actieve inwerkingtreding is geen goede zaak Er heerst momenteel onzekerheid over de datum van inwerkingtreding van de voorgestelde premieregeling. Die datum is in het ontwerpbesluit niet vastgelegd. De persberichten beweren dat de regeling vanaf 2008 in werking zou treden. Indien dat inderdaad het geval zou zijn, betekent dat een retro-actieve inwerkingtreding. Dit is volgens de raad in principe geen goede zaak. Tegelijkertijd is het onaanvaardbaar dat mensen die op basis van de te vroegtijdige persberichten overgingen tot investeringen, niet in aanmerking zouden komen voor de premie.
7. De voorgestelde regeling dreigt bestaande problemen te verergeren Het REG-premiepakket, maar ook het sociale premiepakket, zou met de introductie van de voorliggende premieregeling nog ingewikkelder worden. De compenserende energiepremie voor niet-of-onvoldoende-belastingbetalers is immers een bijkomende premie met wederom een andere doelgroepomschrijving en andere voorwaarden. Die diversiteit aan maatregelen op vlak van hun doelpubliek en hun aanpak creëert verwarring. Ook beperkt het gebrek aan afstemming de toegankelijkheid van de regelingen. Kansen op synergieën tussen de verschillende maatregelen worden gemist.
18
Advies REG investeringen
8. Alternatieven moeten uitgewerkt worden Ervan uitgaande dat er inderdaad gerichte REG-maatregelen voor lage inkomensgroepen nodig zijn en gezien de bedenkingen bij de voorgestelde regeling, vraagt de raad dat alternatieven gericht op de lage inkomensgroepen uitgewerkt worden.
8.1. Met de federale overheid moet overlegd worden over een belastingkrediet De raad pleit voor overleg met de federale overheid over een belastingskrediet of ‘korting op de factuur’ als alternatief voor de voorgestelde regeling. Een dergelijk belastingskrediet via korting op de factuur21 zou inhouden dat het fiscale voordeel onmiddellijk wordt verrekend bij de factuur. Gezinnen die nu geen belasting betalen zouden dan ook kunnen genieten van een dergelijk fiscaal krediet. In dat kader vraagt de raad zich af hoe het staat met de aangekondigde Vlaamse haalbaarheidsstudie naar een dergelijk belastingskrediet. Daarnaast is overleg met de federale overheid nodig over de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen. Deze regeling vertoont immers nog andere mankementen en ongewenste effecten. Vlaanderen kan die niet alleen verhelpen, ook niet met de voorgestelde regeling. Zo is deze federale belastingsvermindering weinig afgestemd met andere subsidies en met de EPB-regelgeving en blijkt dat vooral hogere inkomensgroepen er gebruik van maken. Bovendien is de belastingsvermindering berekend als percentage van de investeringskosten fraudegevoelig22. Het overleg met de federale overheid moet volgende raad tevens aansturen op een betere gegevensuitwisseling tussen het federale niveau en Vlaanderen. Op dit moment zijn er immers nauwelijks recente cijfers beschikbaar over de toepassing van de federale regeling in Vlaanderen.
8.2. Ook andere slimme financieringsopties moeten bekeken worden In overleg met de federale overheid moeten dringend ook andere slimme financieringsopties (verder) uitgewerkt worden, om het probleem van prefinanciering vooral bij lage inkomens21 22
Een dergelijke ‘korting op de factuur’ werd begin 2007 al door de federale regering beslist bij de aankoop van milieuvriendelijke voertuigen. Bijv. overfacturatie. In dat geval maakt de leverancier een te grote factuur, die wordt ingediend bij de premieaanvraag, maar waarna de leverancier aan de klant een creditnota bezorgt.
19
Advies REG investeringen
groepen aan te pakken. Momenteel komen deze slimme financieringsformules voor lage inkomensgroepen niet (goed) van de grond. Er is terzake overheidstussenkomst nodig. Naast het belastingkrediet zijn er nog andere slimme financieringsopties, die onderzocht en zo nodig uitgewerkt moeten worden: isolatiecheque, alternatieve kredietformules (zoals de aangekondigde voorschotregelingen, zachte leningen23, renteloze leningen24, energiekredieten, interestsubsidies, soepele kredietlijnen met betaalkaarten, prefinanciering gecombineerd met terugbetaling via energiefactuur, …), alternatieve uitvoeringsconstructies (zoals het in groep uitvoeren van energiebesparende investeringen, PPS-constructies), …
9. Een totaalvisie op energiepremies is nodig De raad meent dat een totaalvisie op het REG-beleid, het sociaal beleid en rol van energiepremies hierin dringend nodig is. Het huidige energiegerelateerde ondersteuningsbeleid is namelijk niet optimaal. De raad neemt zich voor om deze problematiek op korte termijn nader onder de loep te nemen. Vooruitlopend op dat initiatief geeft de raad wel al aandachtspunten terzake mee, die o.a. gebaseerd zijn op eerdere adviezen en aanbevelingen over dit thema.
Stem premies op elkaar af en bundel ze eventueel: Het gebrek aan coherentie tussen de diverse energiepremies werd reeds meerdere malen door de SERV aangekaart. Betere afstemming van premies en een eventuele bundeling ervan dringen zich op.
Werk een uniek loketregeling uit. Reeds eerder heeft de SERV gevraagd naar een uniek loketregeling voor de diverse premies inzake energiebesparende investeringen. Immers niet alleen de netbeheerders, maar ook sommige provincies en gemeenten geven premies voor energiebesparende investeringen.
Voorzie een rapportage- en evaluatiebepaling: De raad vraagt om een jaarlijkse publieke rapportage te voorzien over de uitvoering van de premieregelingen. Dit vereist dat de doelstellingen geoperationaliseerd worden en er aandacht gaat naar de wijze waarop de doelbereiking gemeten zal worden. Vastgelegde tussentijdse evaluaties zijn van belang voor de eventuele bijsturing van de regeling.
Overweeg een einddatum voor de premieregelingen vast te leggen. Reeds in het kader van de klimaatconferentie werd erop gewezen dat zo’n einddatum zinvol kan zijn om het stimulerend effect van de acties in een bepaald tijdsvenster te houden.
Hou de regeling eenvoudig, maar toch stimulerend. Diversificatie van REG-premies a rato van de bereikte besparingen is omwille van de noodzakelijke eenvoud van de regeling wellicht niet aangewezen. Een koppeling van de premie aan minimumeisen is wel een goede
23 24
Zoals bijvoorbeeld in Duitsland. Bv. naar analogie van fonds voor ambtenaren
20
Advies REG investeringen
zaak. Eventueel kunnen uitzonderingen toegestaan worden die betrekking hebben op de technische haalbaarheid (bijv. breedte van de sponning voor beglazing).
Referenties Significant, Marketing Research, GfK Group, Vlaamse Gemeenschap. Energiegebruik in huishoudens in Vlaanderen. Resultaten enquête 2005. December 2005. Op www.energiesparen.be Samenvatting Energieenquête 2005: Op www.energiesparen.be TNS Dimarso, Energierenovatieprogramma. Vlaams Energieagentschap. 11 oktober 2007. Grafisch rapport. Op www.energiesparen.be
21