Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-2011
Bruggen bouwen tussen de school en gezinnen zonder wettig verblijf.
Een onderzoek naar de betekenis van de veranderende opdrachtinvulling van brugfiguren in de context van een toenemende irreguliere migratie
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad Master in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek
Tine Notredame - 20042436 Promotor: Prof. Dr. Paulus Smeyers Begeleider: Dhr. Elias Hemelsoet
2
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-2011
Bruggen bouwen tussen de school en gezinnen zonder wettig verblijf.
Een onderzoek naar de betekenis van de veranderende opdrachtinvulling van brugfiguren in de context van een toenemende irreguliere migratie
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad Master in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek
Tine Notredame - 20042436 Promotor: Prof. Dr. Paulus Smeyers Begeleider: Dhr. Elias Hemelsoet 3
4
Voorwoord Graag zou ik hier even de tijd nemen om een aantal mensen te bedanken. Zonder de ondersteuning en begeleiding van mijn promotor Prof Dr. Paulus Smeyers en masterproefbegeleider Dhr. Elias Hemelsoet, zou ik nooit tot dit resultaat gekomen zijn. Ik kon steeds bij hen terecht met mijn vragen. Graag wil ik de brugfiguren bedanken voor de tijd die ze vrijmaakten om deel te nemen aan dit onderzoek. Daarnaast wil ik ook nog de coördinator van de brugfiguren van het Vrije net en de coach van de brugfiguren van het Stedelijk net bedanken voor hun inspanningen om brugfiguren te informeren over mijn onderzoek en mij de contactgegevens door te geven van de brugfiguren die aan dit onderzoek wilden deelnemen. De coördinator en coach waren ook bereid om deel te nemen. Ze konden de ervaringen van de brugfiguren met kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf vanuit een ander perspectief aanvullen. Bij de opstelling van de bibliografie werd gebruik gemaakt van de APA-normen (American Psychological Association, 2009).
5
Inhoudsopgave 1
Literatuurstudie ..........................................................................................................................8 1.1
Een veranderende maatschappelijke context.......................................................................8
1.1.1
Migratiecontext in België .............................................................................................8
1.1.2
Huidige migratiecontext in Oost-Vlaanderen en Gent ..................................................9
1.2
Mensen zonder wettig verblijf in België ............................................................................. 11
1.2.1 1.3
Het Belgisch Vreemdelingenbeleid .................................................................................... 13
1.4
Levensomstandigheden van gezinnen zonder wettig verblijf .............................................. 14
1.5
Kinderen zonder wettig verblijf in het Belgisch onderwijs .................................................. 18
1.5.1
Bindende rechtsnormen ............................................................................................ 18
1.5.2
Etnisch-culturele minderheidsgroepen in het Vlaamse onderwijs ............................... 20
1.5.3
Enkele initiatieven van Vlaanderen voor kansengroepen ............................................ 20
1.6
3
Het brugfigurenproject ...................................................................................................... 23
1.6.1
Ontstaansgeschiedenis .............................................................................................. 23
1.6.2
Het brugfigurenproject nu ......................................................................................... 24
1.6.3
Takenprofiel brugfiguur ............................................................................................. 24
1.6.4
Beroepshoudingen en kerncompetenties ................................................................... 26
1.6.5
Verandering rol doorheen de tijd en naar de toekomst toe ........................................ 28
1.7 2
Begripsomschrijving ................................................................................................... 11
Samenwerking van de brugfiguur met heel wat actoren binnen en buiten de school ......... 28
Onderzoek ................................................................................................................................ 32 2.1
Probleemstelling................................................................................................................ 32
2.2
Methodologie .................................................................................................................... 33
2.2.1
Onderzoeksstappen ................................................................................................... 33
2.2.2
Opstellen vragenlijst .................................................................................................. 34
2.2.3
Interviews met brugfiguren, coördinator en coach ..................................................... 35
2.2.4
Verloop en verwerking interviews .............................................................................. 40
Resultaten................................................................................................................................. 41 3.1
Acties van brugfiguren voor kinderen zonder wettig verblijf .............................................. 42
3.2
Acties van brugfiguren voor ouders zonder wettig verblijf ................................................. 49
3.3
Psychosociaal welzijn van kinderen zonder wettig verblijf.................................................. 59
3.4
Rechten van kinderen zonder wettig verblijf ...................................................................... 63
3.5
Succeservaringen met gezinnen zonder wettig verblijf ....................................................... 66
3.6
Moeilijkheden die brugfiguren ervaren met gezinnen zonder wettig verblijf ...................... 69 6
3.7 Samenwerken met actoren binnen de school om gezinnen zonder wettig verblijf te ondersteunen ............................................................................................................................... 74 3.8 Samenwerken met actoren buiten de school om gezinnen zonder wettig verblijf te ondersteunen ............................................................................................................................... 79 3.9 4
Ondersteuning van gezinnen zonder wettig verblijf in de toekomst ................................... 87
Bij wijze van besluit ................................................................................................................... 93 4.1
Bevindingen....................................................................................................................... 93
4.2
Acties van brugfiguren in de toekomst naar kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf. 100
4.3 Wat is de betekenis van het toenemend aantal kinderen zonder wettig verblijf voor het invullen van de taken als brugfiguur? .......................................................................................... 102 4.4
Persoonlijke reflectie ....................................................................................................... 106
5
Bijlage ..................................................................................................................................... 108
6
Bibliografie.............................................................................................................................. 111
7
1
Literatuurstudie
1.1 1.1.1
Een veranderende maatschappelijke context Migratiecontext in België
Al eeuwenlang vluchten mensen om diverse redenen over de landsgrenzen heen. We denken hierbij onder andere aan politieke, religieuze, ecologische, economische en demografische redenen. (Kinderrechtencommissariaat, 2007) De laatste jaren ziet men dit fenomeen in omvang toenemen en krijgen we een grotere toestroom van immigranten in Europa en over de hele wereld. Mogelijke verklaringen voor deze toestroom zijn zeer verscheiden. De toenemende mobiliteit van migranten, globalisering en het vervagen van de landsgrenzen binnen Europa spelen hierin een rol. In tegenstelling tot wat men zou vermoeden, stellen Engbersen e. a. (in Van Meeteren, Van San en Engbersen, 2007, p1) dat het ‘Europese vreemdelingenbeleid restrictiever is geworden en er is sprake van etnische stratificatie op basis van verschillende verblijfsstatussen.’ We zien dit fenomeen ook in België en Vlaanderen. Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Oost-Vlaams Diversiteitscentrum (ODICE) en Intercultureel Netwerk Gent (ING) (2010) stellen dat de toestroom van immigranten enerzijds wordt beïnvloed door gebeurtenissen in Europa en op internationaal niveau vb. internationale conflicten bepalen de instroom van asielzoekers in Vlaanderen. Anderzijds hebben we te maken met een ander fenomeen door het verder openstellen van de Europese Unie nl. arbeidsmigratie binnen Europa. Polen, Roemenen en Bulgaren komen naar Vlaanderen om in de zware industrie en in knelpuntberoepen te werken. Ook Oost-Europese Roma vinden met het uitbreiden van de Europese Unie hun weg richting Vlaanderen. Migratie is een fenomeen van alle tijden, maar de laatste 15 jaar stelt men een duidelijke evolutie waar te nemen. Meija, Pizurki en Royston (1979) stellen dat de externe motivatie van mensen om weg te trekken uit hun land kan beschreven worden aan de hand van de interactie tussen push- en pull factoren. Omgevingsfactoren in het land van herkomst die mensen motiveren om weg te trekken worden pushfactoren genoemd. Pullfactoren situeren zich in het land van herkomst en beschrijven hetgeen mensen aantrekt om ergens anders weg te trekken. Beide factoren spelen een rol in het migratieproces. Men zou kunnen stellen dat de vroegere migratie vooral bepaald werd door pullfactoren. Gastarbeiders werden aangetrokken door de werkgelegenheid in ons land. De motivatie van immigranten wordt vandaag vooral bepaald door pushfactoren. Mensen nemen zelf initiatief en vluchten weg uit hun thuisland op zoek naar betere leefomstandigheden. Provinciebestuur OostVlaanderen e. a. (2010) beschrijft dat deze mensen afkomstig zijn uit een grotere verscheidenheid aan landen en verschillende migratiemotieven hebben. Niet alleen hun statuut verschilt, maar ook hun verwachtingen, hun profiel, hun mogelijkheden en hun arbeidsmarktpositie. Devillé (2008)
beschrijft dat sommige mensen die illegaal in ons land verblijven naar hier komen omwille van armoede, dreigende hongersnood en werkloosheid in hun eigen land; omdat ze vrezen voor vervolging, of in hun land te maken hebben met etnische conflicten of burgeroorlog; enz. Sommigen onder hen kiezen bewust voor een verblijf in de illegaliteit, anderen komen er noodgedwongen in terecht. Sommigen slagen er via zwartwerk in te overleven, anderen hebben geen inkomen of worden uitgebuit en misbruikt door hun werkgever. 1.1.2
Huidige migratiecontext in Oost-Vlaanderen en Gent
In een van de volgende hoofdstukken gaan we in op een typisch Gents project nl. het brugfigurenproject. Om die reden is het relevant om hier de huidige migratiecontext van Gent te vermelden. Provinciebestuur Oost-Vlaanderen e. a. (2010) stelt dat ongeveer de helft van de Etnisch-Culturele minderheidsgroepen in Oost-Vlaanderen, in Gent wonen. In deze provincie is migratie een stedelijk fenomeen. Het eenvoudiger contact kunnen zoeken met landgenoten, aanwezigheid van meer maatschappelijke voorzieningen en het kunnen verdwijnen in de stedelijke anonimiteit zijn mogelijke verklaringen. Gent kende in de jaren ’90 van de vorige eeuw een aanzienlijke instroom van asielzoekers. Slechts een deel van hen doorliepen de asielprocedure met succes, maar een deel van hen bleef in Gent wonen. Stad Gent voerde in 2007 een omgevingsanalyse uit. Een aantal relevante gegevens voor dit onderzoek worden hieronder beschreven. Stad Gent wordt alsmaar multicultureler door de instroom van buitenlandse migranten met een erg verscheiden herkomst. Op 1 januari 2007 telde het bevolkingsregister 150 nationaliteiten, met 18.982 personen met een vreemde nationaliteit (8% van de bevolking). Een kwart komt uit Turkije. Men stelt vast dat het aandeel van Europese instromers stijgt sterk: van 23% in 1990 tot 44% in 2006. Het bevolkingsregister biedt echter geen volledig beeld. De groep van etnisch-culturele minderheden is ruimer en vormt 15% van de Gentse bevolking. Dit cijfer bevat immers ook de allochtonen, vluchtelingen, woonwagenbewoners en mensen zonder papieren. In totaal gaat het om 33.243 personen waarvan de helft de Belgische nationaliteit verwierf. Het aantal asielzoekers is sterk gedaald. Het aantal geregistreerde vluchtelingen bedraagt 4.356 personen. Vluchtelingen en allochtonen vindt men vooral in de 19de-eeuwse gordel en in NieuwGent, maar hun aantal groeit ook in de perifere stadsgebieden. Het aantal mensen zonder papieren wordt ruw geschat op 3.000 personen die vooral in de wijken Brugse Poort, Rabot, Sluizeken-TolhuisHam en Dampoort wonen.
9
Provinciebestuur Oost-Vlaanderen e. a. (2010) geeft nog enkele recentere cijfers. In 2009 was ongeveer 40% van de nieuwkomers in Gent van Bulgaarse afkomst. Er wonen momenteel 152 verschillende nationaliteiten in Gent.
10
1.2
Mensen zonder wettig verblijf in België
Van Meeteren e. a. (2008) geven aan dat irreguliere migranten een hot item zijn de laatste tijd in de media. Ze vermelde de kerkbezettingen, bezettingen van campussen van universiteiten, hongerstakingen, … allemaal met eenzelfde doel nl. geregulariseerd worden. Ook vanuit gemeentes, steden en organisaties kwamen er reacties. Allerhande initiatieven werden georganiseerd en de vaak on(over)leefbare tewerkstellings- en huisvestingspositie van irreguliere immigranten werden aangekaart zoals arbeidsongevallen bij illegalen, huisjesmelkerij, … . 1.2.1 1.2.1.1
Begripsomschrijving Definitie
In de literatuur bestaat er geen eenduidigheid rond het gebruik van de term die de groep mensen beschrijft die niet in het bezit zijn van de nodige documenten om in ons land te verblijven. Verschillende termen zoals ‘sans papiers’, ‘illegale vreemdelingen’, ‘irreguliere migranten’ en ‘ongedocumenteerde vreemdelingen’ worden vaak door elkaar gebruikt. Mensen zonder wettig verblijf vormen een specifieke groep onder de migranten. Een duidelijke definitie vonden we bij Devillé (2008) “Mensen zonder wettig verblijf zijn alle vreemdelingen die in strijd met de geldende verblijfsreglementering op het grondgebied verblijven.” (p. 75) Er werd voor deze definitie gekozen omdat de term ‘Mensen zonder wettig verblijf’ juridisch de meest correcte term is. Daarnaast is de definitie ook vrij van emotionele connotaties. Deze definitie van Devillé (2008) lijkt op het eerste zicht een homogene groep van mensen te definiëren. Er zijn echter heel wat verschillende wegen die leiden tot het bekomen van deze status. Het Vlaams Minderhedencentrum (2009a) beschrijft vier verschillende manieren om de status van ‘persoon zonder wettig verblijf’ te verwerven. De ‘uitgeprocedeerden’ vormen de eerste groep. Deze mensen
doorliepen
een
verblijfsprocedure
en
hadden
tijdens
die
periode
geldige
verblijfsdocumenten. Ze verloren hun tijdelijk verblijfsrecht nadat hun verblijfsaanvraag definitief geweigerd werd, maar bleven wel in België. De ‘overstayers’ vormen de tweede groep. Zij kwamen als toerist België binnen, of kregen als student of arbeidsmigrant een tijdelijk verblijfsstatuut. Nadat hun visum of tijdelijk verblijfsdocument verviel, verblijven zij hier nu onwettig. ‘Pendelmigranten’ wisselen wettig verblijf en onwettig verblijf af en vormen onze 3e groep. Vaak zijn het burgers van de Europese Unie die zich als toerist officieel hebben aangemeld in een Belgische gemeente en daardoor drie maanden legaal verblijven. Daarna verlaten ze het land voor een tijdje en komen dan terug. ‘Clandestiene migranten’ zijn de laatste groep. Deze mensen steken de grens over en starten nooit een verblijfsprocedure en hebben dus altijd onwettig verblijven in ons land. Deze groep mensen zonder wettig verblijf wordt gekenmerkt door diversiteit en heterogeniteit: mannen, 11
vrouwen, gezinnen met een eigen achtergrond, eigen motieven en toekomstprojecten. Sommige mensen zonder wettig verblijf beschouwen hun (illegaal) verblijf in België als een tijdelijk project of zijn hier enkel op doorreis. Anderen hopen hun toekomst hier uit te bouwen. Sommigen hebben geen inkomen, anderen slagen erin om via informeel werk te overleven. Hoe divers en heterogeen deze groep ook is, toch hebben ze allemaal één iets met elkaar gemeen. Devillé (2008) stelt dat al deze mensen in het geheim leven. Ze zijn als het ware onzichtbaar aanwezig in onze samenleving. Devillé beschrijft dat mensen vaak met een valse naam door het leven gaan in België om zo de kans te verkleinen om ontdekt en uitgewezen te worden. 1.2.1.2
Kinderen zonder wettig verblijf
Volwassenen die migreren doen dit niet steeds alleen. Vaak vertrekken deze mensen samen hun kinderen vanuit hun land van herkomst. Het Kinderrechtencommissariaat (2007) stelt dat net zoals bij de groep volwassenen zonder wettig verblijf, men ziet dat de groep kinderen zonder wettig verblijf ook zeer heterogeen is. Kinderen van asielzoekers wiens procedure loopt, kinderen van ouders die een regularisatieaanvraag hebben ingediend, uitgeprocedeerde asielzoekers, slachtoffers van mensenhandel, kinderen van clandestiene migranten of niet-begeleide minderjarigen die tot hun meerderjarigheid slechts een tijdelijk verblijfsrecht hebben. Minderjarige kinderen kunnen onder 2 verschillende statuten in België verblijven. Het Kinderrechtencommissariaat (2007) beschrijft enerzijds de groep kinderen die in België zijn samen met hun ouders. Deze groep kinderen zijn als aparte doelgroep weinig zichtbaar in het vreemdelingenbeleid omdat ze bijna automatisch hetzelfde administratief verblijfsstatuut van hun ouders hebben. Anderzijds heb je de groep kinderen die hier aankomen zonder hun ouders. Deze kinderen vallen onder de groep niet-begeleide minderjarigen. De niet-begeleide minderjarigen daarentegen vormen een aparte doelgroep binnen het vreemdelingenbeleid en hebben andere rechten en een ander wettelijk statuut. Deze groep heeft wel een aantal mogelijkheden om een verblijfsrecht te verwerven. Binnen dit onderzoek ligt de focus op begeleide minderjarigen in het basisonderwijs omdat de groep niet-begeleide minderjarigen komen bijna nooit voorkomt.
12
1.3
Het Belgisch Vreemdelingenbeleid
België baseert zich volgens Van Meeteren e. a. (2007) op nationale en internationale wetgeving om te bepalen wie de geschikte documenten heeft om ons land binnen te mogen en wie niet. Het Kinderrechtencommissariaat (2007) stelt dat België een restrictief beleid uitvoert. Enerzijds voert ze strengere maatregelen uit in het toelatings- en het uitwijzingsbeleid. Anderzijds bewaakt ze de toegang tot de Belgische sociale verzorgingsstaat. In België hebben de verschillende overheden verschillende taken met betrekking tot het vreemdelingenbeleid. De Federale overheid heeft bevoegdheid inzake toelatingsbeleid, de verblijfsrechtelijke positie en het uitzetten van vreemdelingen. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) (2011) kijkt erop toe dat vreemdelingen de regels betreffende immigratie en verblijf respecteren. Wanneer men de nodige documenten kan voorleggen, verschaft de DVZ hen een visum of verblijfsvergunning. Wanneer men niet in het bezit is van de nodige documenten wordt men uit het land gezet. Indien nodig kan dit op een gedwongen wijze uitgevoerd worden. De DVZ (2009) stelt dat de Belgische overheid steeds wenst prioriteit te geven aan de vrijwillige terugkeer van illegale vreemdelingen. Provinciebestuur Oost-Vlaanderen e. a.(2010) stelt vast dat de overheid geen actief aanhoudingbeleid voert. Mensen zonder wettig verblijf kunnen wel opgepakt worden tijdens algemene controleacties. De politiediensten richten zich vooral op de handhaving van de sociale wetgeving en de politionele acties zijn meer gericht op wegcontrole, acties tegen huisjesmelkerij of controle op het openbaar vervoer. Als men wordt opgepakt en men geen paspoort kan voorleggen, wordt de DVZ door de politie verwittigd. Ongeveer 10% wordt dan binnen enkele dagen naar het land van herkomst teruggestuurd en 10% wordt in een opvangcentrum opgevangen in afwachting van repatriëring. De Vlaamse regering heeft vooral zeggenschap over onthaal en integratie.
13
1.4
Levensomstandigheden van gezinnen zonder wettig verblijf
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van enkele thema’s ingegaan op de wijze waarop mensen zonder wettig verblijf (over)leven in ons land. Omdat deze mensen ook vaak kinderen hebben, wordt ook beschreven hoe deze kinderen zich al dan niet staande houden in deze leefsituatie. 1.4.1.1
Hoe ziet het leven van deze gezinnen er uit?
Huisvesting Provinciebestuur Oost-Vlaanderen e. a.(2010) geeft aan dat wonen een belangrijke graadmeter is om te zien hoe het gaat met de nieuwkomers. Voor heel wat etnisch-culturele minderheden is het vinden van degelijke huisvesting een moeilijke opdracht. De private huurmarkt is terughoudend om een huis of appartement te verhuren aan personen met een vreemde herkomst. Herhaaldelijk wijzen praktijktests uit dat eigenaars en makelaars systematisch discrimineren op basis van etniciteit. Het wettelijk kader om de discriminatie aan te pakken ontbreekt jammer genoeg tot op vandaag. Volgens Rooze (Protestants Sociaal Centrum te Antwerpen) (in Heyse & Van Nieuwenhuyse, 2008) is het hebben van een adres nochtans een eerste prioriteit voor mensen zonder wettig verblijf is. Men ziet dat mensen zonder wettig verblijf daarna over een perspectief beginnen na te denken. Eerst verblijven ze vaak bij kennissen, familie of landgenoten. Daarna begint met uit te kijken naar een huis voor zichzelf dat al dan niet gedeeld wordt met anderen . Geets e. a. (2006) vonden dat de huisvesting van vele mensen zonder wettig verblijf een aantal gemeenschappelijke kenmerken heeft. Ze wonen vaak in armere wijken en worden omringd door andere etnische minderheden. In hun verblijfplaats is er een minimum aan comfort en de meubels zijn oud en versleten. Er is ook een voortdurend komen en gaan van mensen. Gezondheidszorg Vlaams Minderhedencentrum (2009b) beschrijft dat de gezondheidszorg voor mensen zonder wettig verblijf wordt geregeld via de procedure ‘dringende medische hulp’. Dringende medische hulp omvat de medische hulp die opgenomen is in de RIZIV-nomenclatuur. In deze lijst zijn geneeskundige prestaties opgenomen die het ziekenfonds al dan niet volledig terugbetaald. Het POD Maatschappelijke Integratie baseert zich ook op deze lijst om geneeskundige prestaties aan het OCMW terug te betalen voor mensen zonder wettig verblijf. Hieronder kunnen vb. pampers en contactlenzen verstaan worden. Tandimplantaten bijvoorbeeld staan niet op die lijst. Onder dringende medische hulp vallen ook curatieve en preventieve hulp vb. medicatie, operatie en een medisch onderzoek. Men moet aan drie voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor dringende medische hulp: de patiënt is behoeftig, verblijft onwettig in België en heeft een attest van 14
de arts voor het OCMW die bepaalt dat de patiënt nood heeft aan dringende medische hulp. Het OCMW onderzoekt de eerste twee voorwaarden in een sociaal onderzoek en beslist dan of het de medische kosten voor zijn rekening neemt. Sommige OCMW’s werken met een medische kaart voor mensen zonder wettig verblijf. De medische kaart garandeert zorgverstrekkers dat het OCMW de medische kosten voor de patiënt zonder wettig verblijf zal betalen. Het attest ‘dringende medische hulp’ blijft wel noodzakelijk. Heyse & Van Nieuwenhuyze (2008) beschrijven dat niet alle mensen zonder wettig verblijf van deze maatregel gebruik. Velen kennen hun rechten niet. Anderen zijn bang om geregistreerd te worden en zo sneller uitgewezen te worden. Mensen wachten o.a. door deze redenen te lang om op consultatie te gaan of vrouwen kiezen ervoor om thuis te bevallen. Hierdoor worden ziektes vaak in een vergevorderd stadium ontdenkt en duurt de behandeling langer en kost ze meer (Paspalanova, 2006; Geurts, 2005). Goossens (2006) beschrijft dat artsen de procedure van ‘dringende medische hulp’ vaak niet gebruiken omdat het te complex is en teveel administratie vraagt. Artsen geven dan een gratis consult of vragen alleen het remgeld. Monsters van medicatie worden dan gebruikt of men kan via de SIS-kaart van iemand anders medicatie verkrijgen.
Sociale hulp Vlaams Minderhedencentrum (2009b) stelt dat twee categorieën van mensen zonder wettig verblijf recht hebben op sociale hulp. De eerste groep bestaat uit asielzoekers met een beroepsprocedure bij de Raad van State. Deze mensen behouden hun recht op opvang en hebben recht op huisvesting, voeding medische hulp (uitgebreider dan dringende medische hulp) en sociale bijstand. De tweede groep zijn gezinnen met minderjarige kinderen. Deze gezinnen kunnen contact opnemen met het OCMW als ze er niet in slagen om de levensomstandigheden te creëren die nodig zijn voor een goede ontwikkeling van hun kinderen en in naam van het kind OCMW hulp aanvragen. Het OCMW kan ervoor kiezen om de gezinnen financieel of materieel te steunen, de aanvraag te weigeren of kan een opvangcentrum toewijzen. Arbeid Heyse en Van Nieuwenhuyze (2008) stellen dat veel migranten hun land verlieten om ergens anders werk te vinden. Voor mensen zonder wettig verblijf is werken hun enige bron van inkomsten en dus noodzakelijk om te kunnen overleven. Het feit dat mensen zonder wettig verblijf niet mogen werken in ons land, zorgt ervoor dat zij in een heel kwetsbare positie komen te staan. Heyse & Van Nieuwenhuyze (2008) geven aan dat mensen zonder wettig verblijf hun sociaal netwerk aanspreken om aan werk te geraken. Soenen (2003) stelde vast dat door gebrek aan geldige papieren zijn de
15
mensen zonder wettig verblijf kwetsbaarder voor uitbuiting door de werkgevers. Doordat ze hun diploma’s die ze behaalden in hun thuisland niet gelijk kunnen stellen, komen deze mensen vaak in laaggeschoolde jobs terecht en aanvaarden ze voor hun werk lagere lonen omdat ze niets hebben om op terug te vallen. Deze mensen aanvaarden vaak om het even welke jobs omdat ze het geld nodig hebben. Soenen (2007) stelde vast dat eens mensen werk gevonden hebben, men ziet dat ze vaak meerdere jobs combineren. Geets e. a. (2006) stelden vast dat mensen in precaire arbeidsomstandigheden terecht komen en deeltijds, slecht betaald of zonder werkzekerheid aan de slag gaan. Onderwijs Pannecoucke (2008) schets de situatie met betrekking tot het schoolopen voor kinderen zonder wettig verblijf. Ze stelt dat in België alle minderjarigen recht hebben op onderwijs. Artikel 29 van het IVRK telt dat het onderwijs zich moet richten op de volledige ontplooiing van de persoonlijkheid, de talenten en vaardigheden van het kind. De scholen worden door dit artikel verplicht om dit aan alle kinderen aan te bieden, ook kinderen zonder wettig verblijf. Ouders kunnen hun kinderen inschrijven op de scholen zonder angstig te moeten zijn voor uitwijzing want scholen hebben geen meldingsplicht. Eens het kind is ingeschreven wordt, heeft het dezelfde rechten en plichten als de andere kinderen. Het Vlaams minderhedencentrum (2009b) beschrijft dat scholen ook voor kinderen zonder wettig verblijf een subsidie ontvangen wanneer de kinderen zijn ingeschreven en regelmatig naar school komen. De schoolverzekering is ook van toepassing voor leerlingen zonder wettig verblijf. Wanneer ouders moeite hebben met het betalen van bijkomende schoolkosten, kunnen zij naar het OCMW stappen voor ondersteuning. Het Interdepartementale Commissie Etnisch-Culturele Minderheden (ICEM) (2005:215) stelt dat de inschrijving in een school geen garantie biedt voor de asielprocedure of het verblijfsrecht van de leerling, maar dat de DVZ er wel voor kan kiezen om een gezin pas het land uit te (laten) zetten op het einde van het schooljaar wanneer er schoolgaande minderjarige kinderen in dat gezin zijn. Het verwezenlijken van het recht op onderwijs wordt voor deze kinderen door heel wat obstakels bemoeilijkt waardoor de kloof tussen de school- en thuissituatie soms onoverbrugbaar lijkt. Communicatieproblemen, taalproblemen, het niet kunnen betalen van facturen, het ontbreken van een rustige plaats om huiswerk te maken, zich niet kunnen wassen, geen lunch bijhebben, … . Wanneer bij deze kinderen enkel het recht op onderwijs wordt verwezenlijkt en niet de andere rechten die hun basisnoden veilig moeten stelen, dan is het soms dweilen met de kraan open. Er moet ook aan de andere basisbehoeften voldaan worden opdat deze kinderen ten volle kunnen ‘genieten’ van hun recht op onderwijs.
16
1.4.1.2
Psychosociaal welzijn van mensen zonder wettig verblijf
In België wordt weinig specifiek onderzoek gedaan naar de mentale gezondheid van mensen zonder wettig verblijf. Verhoeven, Anthierens, Neudt & Martens (2003) stelden toch enkele algemene kenmerken van hun mentale gezondheid vast. Ze stelden vast dat mensen zonder wettig verblijf vaak geen toekomstperspectief hebben en dit leidt vaak tot het ontwikkelen van ernstige psychische en psychosomatische klachten. Tegelijkertijd stelden ze vast dat deze groep mensen moeilijk de weg naar de gezondheidszorg vindt. Onderzoek in Nederland door Burgers & ten Dam (1999) blijkt dat het merendeel van de aandoeningen bij mensen zonder wettig verblijf een psychosociale oorzaak heeft. Depressiviteit en stress zijn de belangrijkste oorzaken. Daarnaast hebben deze mensen ook vaak last van migraine, maagklachten en hoge bloeddruk. Deze symptomen worden o.a. veroorzaakt door de levensomstandigheden van deze mensen. We denken hierbij o.a. aan slechte woonomstandigheden, negatieve emoties en stress, isolement, onrust en slapeloosheid. Derluyn, Wille, De Smet & Broeckaert (2005) kwamen tot de conclusie dat mensen zonder wettig verblijf in aanraking komen met multiple stressoren. Sommigen dragen diepe wonden mee uit hun thuisland, werden geconfronteerd met traumatische ervaringen tijdens hun vlucht, velen kunnen niet voldoen aan de verwachtingen die aan hen gesteld worden door de ‘thuisblijver’, hebben hun oude sociale netwerk niet meer om op terug te vallen en voelen zich losgerukt van hun omgeving. Mensen zonder wettig verblijf hebben ook vaak kinderen bij zich. Het kinderrechtencommissariaat (2007) stelt dat deze kinderen het vaak niet zo gemakkelijk hebben. Ze worden al op jonge leeftijd blootgesteld aan heel wat uitdagingen. Onzekerheid, gebrek aan toekomst of bestaanszekerheid en traumatische ervaringen staan centraal in hun verhalen. Deze kinderen leven met een fundamenteel gebrek aan stabiliteit en zekerheid. Leven in deze omstandigheden brengt heel wat stress met zich mee. Derluyn en Broekaert (2007) schreven over het psychologisch/pedagogisch perspectief van kinderen die uit hun land (moesten) wegvluchtten. Ze stellen vast dat deze kinderen vaak veel thuis hebben moeten achterlaten: familie, vrienden, school, culturele achtergrond, taal, materiële bezittingen, sociale status, toekomstperspectieven,… . Het gevoel de controle te verliezen staat hier centraal. Eens aangekomen in het gastland blijven ze afhankelijk van allerhande instanties, diensten, voorzieningen en mensen in alles wat ze (in de toekomst willen) ondernemen. Kalverboer en Zijlstra (2006) beschrijven de schade die kinderen met precair verblijf kunnen oplopen. Ze komen tot de conclusie dat voortdurende bestaansonzekerheid vrijwel bij elk kind tot ontwikkelingsschade leidt. De ernst van de schade hangt af van verschillende factoren zoals: de eigen ervaringen of die van de ouders in het land van oorsprong, de opvoedingssituatie en de langdurige asielprocedure. Men vond ook dat psychiatrische stoornissen bij asielzoekerskinderen direct gerelateerd zijn aan die bestaansonzekerheid. Ouders van asielzoekerskinderen zijn vaak wanhopig 17
en worden door hun eigen problemen in beslag genomen. Ze hebben het moeilijk om de nodige randvoorwaarden voor een veilige gezinscontext aan hun kinderen aan te bieden en hoe langer de onzekerheid duurt hoe ernstiger de situatie wordt. Derluyn & Broeckaert (2007) beschrijven mogelijke aan hun problematiek gerelateerde problemen die deze kinderen ervaren. “Slaapproblemen, paniekaanvallen, isolement, lusteloosheid, nachtmerries, ontwikkelingsproblemen, hoofdpijn, hyperactief gedrag, depressie, passiviteit, concentratiestoornissen, angstsymptomen, eenzaamheid, scheidingsangsten, lage zelfwaarde, eetproblemen, scheidingsangsten, lage zelfwaarde, eetproblemen, agressief gedrag en drug- en alcoholmisbruik zijn een van de mogelijke problemen waar het kind of de jongere mee te maken kan krijgen” (p. 41) Het Kinderrechtencommissariaat (2007) stellen als aanvulling op wat reeds vermeld werd, dat kinderen zonder wettig verblijf buiten de gezinscontext vaak worden geconfronteerd met vormen van discriminatie en uitsluiting waardoor het moeilijk wordt om vriendschappen en sociale banden aan te gaan en te behouden. Ze hebben het gevoel onvoldoende aan de samenleving te kunnen participeren. Deze kinderen gaan vaak onder hun niveau presteren In aanleg gezonde kinderen raken beschadigd door de jarenlange periode van bestaansonzekerheid.
1.5
Kinderen zonder wettig verblijf in het Belgisch onderwijs
Zoals reeds vermeld in het vorige hoofdstuk hebben kinderen zonder wettig verblijf recht op onderwijs in ons land. In dit hoofdstuk gaan we hier wat dieper op in. Daarnaast wordt ook ingegaan op moeilijkheden die kinderen van andere origine ondervinden in ons onderwijs. 1.5.1 1.5.1.1
Bindende rechtsnormen Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
In Artikel 26 van de Universele Verklaring van de Rechten (UVRM) van de mens vinden we informatie terug over het recht op onderwijs (United Nations Department of Public Information, n.d.). Artikel 26 stelt dat iedereen recht heeft op onderwijs en dat dit onderwijs kosteloos zal zijn in het basisonderwijs. In het basisonderwijs is verplicht. Het onderwijs is gericht op de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid. 1.5.1.2
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) (n.d.) maakt een onderscheid tussen bepalingen die gelden voor alle kinderen en bepalingen voor kinderen en jongeren die extra bescherming verdienen. Het recht op onderwijs, inspraak, gezondheidszorg, respect voor het gezinsleven, verbod op discriminatie en bescherming van de integriteit zijn bepalingen die gelden voor alle kinderen. 18
Artikel 22 van het IVRK voorziet extra bescherming voor minderjarige asielzoekers. Dit artikel stelt dat de overheid moet zorgen voor extra bijstand en bescherming voor zowel begeleide als nietbegeleide minderjarige vluchtelingen en moeten het nodige doen om de familieleden van de minderjarige vluchteling op te sporen. Indien dit niet lukt, geniet het kind van extra bescherming die het IVRK voorziet voor kinderen die van hun gezin gescheiden zijn. 1.5.1.3
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
Artikel 2 van het Eerste Toegevoegde Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) stelt dat “niemand het recht op onderwijs ontzegd mag worden. De staat dient hierbij het recht van ouders om de opvoeding en onderwijs in overeenstemming met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen, te eerbiedigen.” (p. 16) In het Vierde Protocol wordt in artikel 4 beschreven dat “collectieve uitzetting van vreemdelingen is verboden” (p. 18) Daarnaast stelt het Kaderverdrag betreffende de bescherming van nationale minderheden (Raad van de Europese Unie, 1995) dat “De partijen er zich toe verplichten gelijke kansen te bevorderen voor de toegang tot onderwijs op alle niveaus voor personen die tot nationale minderheden behoren.” 1.5.1.4
Belgische grondwet
In de Belgische grondwet (1994) vinden we ook het recht op onderwijs terug. Artikel 24 stelt dat “Het onderwijs is vrij. De gemeenschap richt neutraal onderwijs in. De neutraliteit houdt onder meer in, de eerbied voor de filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen. Ieder heeft recht op onderwijs, met eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden. De toegang tot het onderwijs is kosteloos tot het einde van de leerplicht.” Meer informatie vinden we in de wet betreffende de leerplicht van 29/06/1983 (Onderwijs Vlaanderen, 1983). “Artikel 1 stelt dat voor de minderjarige de leerplicht geldt gedurende de periode van twaalf jaren die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van zes jaar bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.” Artikel 7 geeft ons nog wat meer informatie. “Voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, gelden de bepalingen van dit artikel vanaf de zestigste dag na die waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- (, het wacht)of in het bevolkingsregister van de gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval.” Daarnaast is er nog de omzendbrief van 24 februari 20031 die het recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf beschrijft. Alhoewel het karakter van een omzendbrief niet bindend is, toch is het een
1
Omzendbrief van 24 februari 2003 betreffende het recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijfsstatus, Belgisch Staatsblad, 24 februari 2003.
19
belangrijke bron waarop mensen in de praktijk kunnen terugvallen. Het stelt dat een school de inschrijving van een kind niet mag weigeren zelfs als dit kind onwettig in ons land verblijft. De grondwet garandeert dat zo’n minderjarige leerrecht heeft vanaf zijn eerste dag op Belgisch grondgebied. Dit betekent dat ouders het recht hebben om hun kind in te schrijven in het jaar dat het 6 wordt. Ondanks dat al deze artikels het recht op onderwijs onderstrepen, vallen de jongste kinderen uit de boot en hebben ouders het recht niet om deze kinderen in te schrijven. Nochtans is iedereen het erover eens dat het zeer belangrijk is om kinderen naar de kleuterklas te sturen. Als deze kinderen zonder wettig verblijf pas mogen starten wanneer ze 6 jaar zijn, starten ze vaak met een achterstand. Er is ook weinig opvolging voor de inschrijving. 1.5.2
Etnisch-culturele minderheidsgroepen in het Vlaamse onderwijs
Het onderwijs in Vlaanderen behoort tot de top van Europa, maar toch is de kloof tussen sterke en zwakke leerlingen nergens groter dan in Vlaanderen. Enerzijds ziet men dat kinderen van allochtone afkomst het vaak moeilijk hebben in ons onderwijs. Hun afkomst en de sociaal economische status van hun gezin zijn vaak beïnvloedende factoren op hun schoolloopbaan. Anderzijds wordt een mogelijke verklaring gezocht in ons onderwijssysteem zelf. Hirrt, Nicaise en De Zutter (2007) stellen dat scholen de ongelijkheden naar sociale en etnische afkomst in stand houden. Het onderwijs richt zich vooral op een middenklassenpubliek en sluit zo onvoldoende aan bij de leefwereld van kinderen die uit een andere gezinssituatie komen. 1.5.3
Enkele initiatieven van Vlaanderen voor kansengroepen
Vlaanderen neemt initiatief opdat kansengroepen zoveel mogelijk aansluiting zouden kunnen vinden in ons onderwijs. Hieronder beperkt ik mij tot het beschrijven van enkele grote wettelijk vastgelegde initiatieven. 1.5.3.1
Onthaalonderwijs voor anderstalige minderjarige nieuwkomers (OKAN)
Onderwijs Vlaanderen (1995) beschrijft dat OKAN zich richt op kinderen die recent vanuit het buitenland komen en die de Nederlandse taal niet machtig zijn. De scholen krijgen extra ondersteuning om deze kinderen extra Nederlandse lessen te geven opdat ze zo snel mogelijk naar een reguliere klas in het basisonderwijs zouden kunnen doorstromen. Men stelt de laatste jaren vast dat een groot aantal van de anderstalige nieuwkomers vluchtelingen en asielzoekers zijn. 1.5.3.2
Gelijke OnderwijsKansen
Het gelijke kansenonderwijs-decreet (Onderwijs Vlaanderen, 2002), afgekort het GOK-decreet, kwam er in het schooljaar 2001-2002. Dit Vlaams decreet heeft tot doel de leer-en ontwikkelingskansen van 20
alle leerlingen te verbeteren, uitsluiting te vermijden, segregatie en discriminatie te vermijden en sociale cohesie te bevorderen. Het GOK-decreet bestaat uit 3 belangrijke krachtlijnen. In de eerste plaats beschrijft het decreet het recht op inschrijving van een kind in een school naar keuze. Ten tweede handelt het over rechtsbescherming. Lokale OverlegPlatforms (LOP’s) worden opgericht om het gelijkekansenbeleid ter plaatse mee uit te voeren en een Commissie inzake leerlingenrechten waakt over de rechten van de leerlingen. Als laatste regelt het een geïntegreerd ondersteuningsaanbod dat de scholen toelaat een zorgbrede werking te ontwikkelen voor alle kinderen, maar in het bijzonder kansarme kinderen en jongeren. De LOP’s (Lokaal OverlegPlatform, 2003) werken per gemeente of per regio en zijn er zowel voor het basisonderwijs als voor het secundair onderwijs. Het LOP Gent Basisonderwijs is bevoegd voor alle basisscholen die behoren tot grondgebied Gent. In het LOP zijn heel wat partijen vertegenwoordigd o.a. alle directies van de scholen, ouderverenigingen, organisaties van Etnisch-Culturele minderheden, verengingen waar armen het woord nemen, integratiediensten en onthaalbureaus. De taken van de LOP’s zijn vooral het onderzoeken van en het adviseren over de realisatie van het GOK-beleid. Daarnaast heeft het LOP ook nog een bemiddelende functie wanneer een school een kind wil weigeren. In artikel III.4 van het GOK-decreet (Onderwijs Vlaanderen, 2002) vinden we een omschrijving van de GOK-criteria. Deze criteria worden gebruik om na te gaan of leerlingen bedreigd zijn in hun onderwijskansen. Scholen in het Nederlands taalgebied, in het gewoon basisonderwijs en in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs, kunnen voorrang verlenen aan leerlingen die beantwoorden aan een of meer van volgende indicatoren : 1) het gezin ontving in het schooljaar, voorafgaand aan het schooljaar waarop de inschrijving van het kind betrekking heeft, minstens één schooltoelage. 2) de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst. 3) de ouders behoren tot de trekkende bevolking. 4) de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs. 5) de taal die de leerling in het gezin spreekt, dit is de taal die de leerling spreekt met moeder, vader, broers of zussen, is niet het Nederlands.
21
1.5.3.3
Kleuterparticipatie
De omzendbrief van 22 juni 2007 (Onderwijs Vlaanderen, 2007) met betrekking tot maatregelen ter stimulering van de participatie van kleuters aan het onderwijs, stelt dat vanaf 2007 gerichte acties zullen ondernomen worden om ouders te motiveren om hun kleuters regelmatig naar school te brengen. Men merkt op dat het vaak om kansarme en/of allochtone kleuters gaat die niet naar school komen en men merkt op dat kinderen die niet (regelmatig) naar het kleuteronderwijs kwamen, vaak met een achterstand starten in het 1e leerjaar. Aangezien de leerplicht pas op 6 jaar begint, kunnen ouders vrij kiezen of ze hun kind al dan niet naar school brengen. Omdat men aangeeft dat extra ondersteuning vooral bij de sociaal zwakkere groepen belangrijk is, probeert men nu via deze omzendbrief de scholen aan te zetten om ouders te stimuleren om hun kleuters naar school te brengen. Om na te gaan over welke kinderen het gaat, maakt men gebruik van het rijksregister en de lijsten van ingeschreven kinderen. Maar wat met kinderen die geen wettige verblijfsdocumenten hebben en dus ook niet opgenomen zijn in het rijksregister? Worden deze kinderen bereikt door de scholen? Naast de stimulering om kleuters zo regelmatig mogelijk school te laten lopen, is sinds 1 september 2010 ook een nieuwe maatregel van kracht (Onderwijs Vlaanderen, 2010). Zesjarige leerlingen kunnen pas starten in het lager onderwijs als ze het schooljaar voordien voldoende aanwezig waren in het Nederlandstalig kleuteronderwijs. Voor de leerlingen die onvoldoende aanwezig waren, werd een taalproef opgesteld om na te gaan of de leerling voldoende Nederlands kan om naar het 1 e leerjaar te gaan.
22
1.6
Het brugfigurenproject2
Naast alle inspanningen die gedaan worden door Vlaanderen voor kansengroepen, krijgen 39 Gentse schoolteams de versterking van een brugfiguur. Een brugfiguur zet zich op de scholen in voor het kind, de ouders en de buurt. Met het brugfigurenproject wou men investeren in de verbetering van de relatie tussen de school en de gezinnen. Op Den Kamp, Van Gyes en Desmedt (2007) maakten een beroepsprofiel in opdracht van de Pedagogische Begeleidingsdienst Stad Gent op initiatief van de Stuurgroep Stedenfonds Onderwijs Gent. Brugfiguren zijn een typisch Gents project en bevindt zich op stedelijk niveau. De functie van brugfiguur werd nog niet erkend als functie op Vlaams of federaal niveau en brugfiguren kunnen voor hun taakomschrijving dus niet terugvallen op een functieomschrijving. Dit document werd opgesteld om een beschrijving te hebben van de jobinhoud van brugfiguur. In dit hoofdstuk bespreken we eerst de ontstaansgeschiedenis van het brugfigurenproject. Daarna komt het takenpakket, houdingen en competenties van de brugfiguur aan bod. Om dit hoofdstuk af te ronden, kijken we even vooruit naar de invulling van dit project in de toekomst. 1.6.1
Ontstaansgeschiedenis
Om de huidige invulling van het brugfigurenproject te begrijpen, beginnen we bij het ontstaan van het project. Eind de jaren ’90 ondervond men dat het schoolopbouwwerk er onvoldoende in slaagde de kloof tussen de school en het thuismilieu te verkleinen. Tegelijkertijd stelde men vast dat een aantal kinderen in de Gentse scholen zowel op leer- als op persoonlijk vlak niet zo goed deden. Een doorgedreven communicatie en afstemming tussen beide kon een noodzakelijke drong zich op. Zo ontstond het concept ‘brugfiguur’. De brugfiguur kreeg de expliciete taak om het contact tussen school en ouders, en in het bijzonder kansarme ouders, te faciliteren. Men werd gedreven door de visie op gelijke-kansen en had als doel een tijdelijk project te zijn. Tien jaar later is echter het tegenovergestelde waar. Het brugfigurenproject kreeg vorm doordat het stedelijk, het katholiek, het gemeenschaps- en het niet-netgebonden onderwijs de handen in elkaar hebben geslaan. Het project werd aanvankelijk gefinancierd door het Sociaal Impulsfonds. De Tien kans-armoedeindicatoren3 werden gehanteerd om de brugfiguren aan de school toe te wijzen. De taken van de
2
Voor het beschrijven van dit stuk heb ik mij gebaseerd op ‘Het beroepsprofiel Brugfiguur in het Basisonderwijs’ geschreven door Op Den Kamp, Van Gyes en Desmedt in 2007. 3 Aanwezigheid van migranten, aantal bestaansminimumtrekkers, aantal kinderen van 0 tem 19 jaar die wonen bijeen alleenstaande ouder, aantal jongeren in de Bijzondere Jeugdbijstand, aantal WIGW’s, aantal uitkeringsgerechtigde volledige werklozen (langdurige werklozen en werkloze jongeren) aantal kinderen geboren in een kansarm gezin, aantal woningen zonder klein comfort en aantal sociale huurappartementen
23
brugfiguur werden weergegeven aan de hand van 3 categorieën: het ondersteunen van de ouders, het sensibiliseren van het team van leerkrachten en directie en het onderouden van contacten met de kinderen. Uniek was dat de brugfiguren deze taak konden uitoefenen van op de school zelf. 1.6.2
Het brugfigurenproject nu
Sinds 1997 onderging het project verschillende veranderingen. Het project wordt vb. op dit moment gefinancierd vanuit het Stedenfonds. Niet de Tien kans-armoedeindicatoren, maar de GOK-criteria (zie vorig hoofdstuk) worden nu gebruikt om de brugfiguren toe te wijzen aan de scholen. De Pedagogische Begeleidingsdienst (PBD) Gent (2011) stelt dat scholen in aanmerking kunnen komen voor een voltijds of halftijds brugfiguur. Om in aanmerking te komen moet de school in Gent zijn gevestigd en een hoog aantal leerlingen hebben die bedreigd zijn in hun onderwijskansen (GOK > 50%). Tot een schoolpopulatie van 150 leerlingen krijg je een halftijds brugfiguur toegewezen, vanaf meer dan 150 leerlingen kom je in aanmerking vaan een voltijds brugfiguur.
Voor het schooljaar
2009-2010 zijn er, netoverschrijdend, 39 vestigingsplaatsen waaraan een brugfiguur verbonden is. Het opleidingsniveau van de brugfiguur situeert zich op het niveau hoger onderwijs. De PBD Gent (2011) stelt vast dat op dit ogenblik brugfiguren geïntegreerd zijn in het schoolteam. De brugfiguren focussen zich vooral op het ondersteunen van de school bij alle initiatieven die de school onderneemt om de kloof tussen de school en thuiscultuur te dichten. Ieder jaar werken zij, in samenspraak met het schoolteam, een actieplan uit waarin zij rond specifieke doelstellingen concrete acties plannen. Hierin worden ook evaluatiecriteria vooropgesteld. Deze acties worden jaarlijks in een werkingsverslag geëvalueerd. 1.6.3
Takenprofiel brugfiguur
De brugfiguur zal in zijn interacties met leerkrachten, ouders en kinderen steeds proberen iedereen op een positieve manier te betrekken bij het schoolgebeuren. Deze interventies hebben als grote doel de leerprestaties, sociaal-emotionele ontwikkeling en het welbevinden van kansarme en/of allochtone kinderen te laten stroken met zijn of haar persoonlijke capaciteiten en persoonlijkheid.
De taken van de brugfiguren naar de doelgroep toe kunnen we onderverdelen in 4 handelingen nl. contacten leggen met de leerlingen, ondersteunen van ouders met bijzondere aandacht voor kansengroepen, sensibiliseren van het team van leerkrachten en de samenwerking met de buurt. De taken van de brugfiguur zijn zeer verscheiden en in zijn werk moet de brugfiguur zich constant bewust zijn van de context waarin deze mensen leven.
24
1.6.3.1
Uitvoerende taken
Naar ouders toe De brugfiguur probeert de communicatie tussen ouders op te starten en te onderhouden. Hiermee poogt hij/zij de ouderbetrokkenheid te verhogen aan de hand van (eerste) contactlegging met ouders, ondersteuning van informatie en communicatie naar ouders, begeleiding en ondersteuning van ouders, het bevorderen van contact en ontmoeting tussen ouders en leerkrachten en het stimuleren van ouderparticipatie. Naar het team toe Om duidelijk te kunnen communiceren naar de ouders toe, is het voor de brugfiguur zeer belangrijk om een constructieve band te hebben met de leerkracht. Het is de bedoeling dat de leerkracht en de brugfiguur elkaar proberen te begrijpen. Er moet zowel voor de leerkracht als voor de brugfiguur ruimte zijn om zijn/haar belangen duidelijk te maken. In deze relatie is het belangrijk dat er ruimte is om expertise uit te wisselen. De leerkracht kan van de brugfiguur leren hoe om te gaan met kansarme/allochtone/… ouders en de brugfiguur kan dingen leren van de leerkracht. Het is belangrijk dat de brugfiguur een volwaardige positie kan verwerven binnen het team en de mentaliteit en houding van leerkrachten tegenover kansarme ouders positief kan beïnvloeden. Naar de leerling toe De brugfiguur fungeert als een vertrouwenspersoon naar de leerling toe. De brugfiguur maakt kennis met de leerlingen. Daarnaast begeleidt en ondersteunt hij/zij de leerlingen. 1.6.3.2
Voorbereidende taken
Deze taken bestaan vooral uit het zich inwerken in de job en zijn/haar taken aan de buitenwereld kenbaar maken. Enerzijds wint de brugfiguur informatie in over de uitgangssituatie van de werkcontext. De brugfiguur doet dit door kennis te maken met de werking van de school. Hij/zij probeert dit te doen door zicht te krijgen op de structuur, de visie en het beleid van de school. De brugfiguur informeert zich over de leerlingen, leerkrachten, directie, ouders en de buurt. De brugfiguur kan dit doen door in- en formele gesprekken te voeren met de mensen waarmee hij/zij in contact komt en door de omgeving te observeren. Anderzijds blijft hij/zij zich kenbaar maken als brugfiguur vb. op info- en overlegmomenten. De brugfiguur is aanwezig op de school en probeert zo goed mogelijk aansluiting te vinden bij de leefwereld van zowel de leerkracht, directie als de leefwereld van de kinderen en ouders. Om dit te bewerkstelligen kan de brugfiguur o.a. activiteiten ontwikkelen om zo de werkcontext en de mensen in die context beter te leren kennen. 25
1.6.3.3
Ondersteunende taken
Dit zijn voornamelijk administratieve taken. De brugfiguur maakt afspraken bij externe organisaties of partners. Indien nodig gaat de brugfiguur ook zelf naar die organisaties om beter zicht te krijgen op hun werking. De brugfiguur rapporteert zijn/haar vooruitgang met betrekking tot de taken die hij/zij op zich neemt tegenover de mensen waarmee men samenwerkt. Daarnaast onderneemt de brugfiguur ook activiteiten die zijn/haar kwalificaties op peil houden door enerzijds kritisch te staan tegenover de eigen handelingen en op de hoogte te blijven van ontwikkelingen op school, in de buurt, maatschappelijke veranderingen,… . De brugfiguur kan dit ook doen door het bijwonen van bij- en/of nascholingen. 1.6.3.4
Organiserende taken
Om de taak als brugfiguur goed te kunnen uitvoeren, moet de brugfiguur zijn werk goed kunnen coördineren. De brugfiguur werkt met veel mensen en organisaties samen. Het is dus belangrijk om die samenwerking te bevorderen en te blijven onderhouden. De brugfiguur voert overleg en stemt zijn/haar werk af op het werk van anderen binnen en buiten de school. Binnen de school doet hij/zij dit door het bijwonen van overlegmomenten rond zorg voor kansengroepen en actief te participeren in overleg. Daarnaast rapporteert de brugfiguur aan het team over activiteiten binnen en buiten de school. Hij/zij overlegt met anderen over de beste manier op kind X/gezin Y te ondersteunen en helpt met het opstellen van het plan om het kind/gezin te helpen. De brugfiguur heeft ook als taak mee vorm te geven aan het beleid binnen de school in het kader van gelijke kansenbeleid en ouderparticipatie. Om zijn/haar eigen werking te versterken, gaat de brugfiguur op zoek naar deskundigheid in externe organisaties en probeert contact te leggen en te onderhouden met relevante partners. Vaak wordt ook samengewerkt met Brede School-activiteiten in de buurt en helpt de brugfiguur met het organiseren van een aantal activiteiten in de buurt. 1.6.4 1.6.4.1
Beroepshoudingen en kerncompetenties Beroepshoudingen
In het onderzoek van het HIVA geven brugfiguren aan 7 houdingen als onmisbaar te zien bij het uitvoeren van hun taak. In eerste instantie moet de brugfiguur in staat zijn zich discreet op te stellen en om te gaan met vertrouwelijke informatie en private gegevens uit de levenssfeer van de hulpvragers. De brugfiguur is bereid om contact te leggen en te onderhouden met de hulpvragers, dit ook wanneer de samenwerking niet verloopt zoals gehoopt. De brugfiguur moet in staat zijn om zich in te leven in de situatie waarin mensen zich bevinden en kan hiervoor begrip opbrengen. De brugfiguur moet zich dus met andere woorden empathisch kunnen opstellen. Daarnaast moet de 26
brugfiguur open staan voor de mogelijkheden van de hulpvrager(s) om hun eigen leven in handen te nemen en zich bereid tonen om samen aan een project te werken. De brugfiguur moet zich ten allen tijde flexibel kunnen opstellen en is in zijn/haar dienstverlening actief en pro-actief gericht op het verlenen van diensten of zorg. 1.6.4.2
Kerncompetenties
Naast deze 7 onmisbare houdingen moet de brugfiguur ook enkele kerncompetenties bezitten. In eerste instantie moeten brugfiguren weten op welke manier ze contact kunnen leggen met anderen. Om dit goed te kunnen doen, moet de brugfiguur respect hebben voor de visie, behoeften, wensen en gevoelens van anderen. De brugfiguur moet zich zowel verbaal als non-verbaal goed kunnen uitdrukken en een congruentie tussen beiden is zeer wenselijk. De brugfiguur gaat steeds aftoetsen of zijn/haar indrukken correct zijn en stelt die bij indien nodig. De brugfiguur probeert zoveel mogelijk zelf initiatief te nemen en creatief te zijn in de manier waarop hij/zij contact legt met mensen. Daarnaast is het ook zeer belangrijk dat de brugfiguur duidelijk de grenzen van zijn/haar opdracht aangeeft. De brugfiguur moet kunnen terugvallen op zijn of haar communicatieve vaardigheden. Hij/zij wikt en weegt zijn woorden en denkt goed na over hoe hij/zij een boodschap zal overbrengen. De brugfiguur moet goede vragen kunnen stellen, boodschappen goed kunnen verwoorden en overbrengen, contacten leggen door mensen aan te spreken en actief kunnen luisteren. De brugfiguur wordt in zijn/haar werk geconfronteerd met verschillende mensen die vanuit een ander perspectief met school bezig zijn. Het is zijn/haar bedoeling om al deze actoren dichter bij elkaar te brengen door te bemiddelen. De brugfiguur moet hier vooral meerzijdig partijdig kunnen zijn. Hij/zij moet zich in de situatie van alle actoren kunnen inleven om zo gemeenschappelijkheden tussen de actoren te vinden en na te gaan hoe men deze partijen dichter bij elkaar kan brengen De brugfiguur werkt samen met heel wat actoren binnen en buiten de school. Samenwerken om mensen te ondersteunen staat hier centraal. De brugfiguur geeft enerzijds relevante informatie en expertise door naar het schoolteam en gaat anderzijds op zoek naar relevante partners buiten de school om mee samen te werken. De brugfiguur kijkt steeds hoe hij/zij een sociaal netwerk kan opbouwen en nog kan uitbreiden. De brugfiguur moet zich hiervoor constructief kunnen opstellen tijdens overlegmomenten en ervoor zorgen dat de samenwerking vlot verloopt. De brugfiguur neemt initiatief op verschillende vlakken. Hij/zij gaat actief op zoek naar relevante informatie, maakt de werking van brugfiguur bekend, neemt zelf initiatief om naar mensen toe te gaan en een praatje te slaan of op huisbezoek te gaan. Hij/zij kaart problematische gezinssituaties of positieve ontwikkelingen binnen gezinnen aan naar het schoolteam toe, blijft actief op zoek gaan 27
naar ontwikkelingen in zijn/haar vakgebied en neemt zelfstandig contact op met externe partners met als doel (kansarme) ouders te ondersteunen. De brugfiguur heeft ook een signaalfunctie naar het schoolteam toe wanneer hij/zij merkt dat er onvoldoende rekening houden wordt met de leefwereld van kansarme ouders. Het is de taak van de brugfiguur om op de hoogte te zijn van de thuissituaties van de gezinnen en dit, indien relevant, door te geven aan het schoolteam. De brugfiguur gaat ook na of de acties die op school worden ondernomen voldoende aansluiten bij de leefwereld van de ouders. De brugfiguur moet in staat zijn om mensen op een creatieve manier te motiveren en te overtuigen om bepaalde stappen te zetten wanneer het hen zelf aan durf en/of zelfvertrouwen ontbreekt. De brugfiguur zelf is zichtbaar op de school en in de wijk. Hij/zij is enthousiast en benadrukt de sterke kanten van de ouders, het schoolteam en de leerlingen. De brugfiguur moet ook in staat zijn om strategisch te denken en te handelen. Hij/zij is op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen binnen de school, neemt de tijd om anderen beter te leren kennen en voelt goed aan wanneer men klaar is voor verandering en ondersteunt hen in het zetten van de nodige stappen. 1.6.5
Verandering rol doorheen de tijd en naar de toekomst toe
De omgeving waarin brugfiguren werken is doorheen de jaren al veel veranderd. Dit zal in de toekomst niet anders zijn. Zoals de naam brugfigurenproject doet vermoeden, gaat het hier om een tijdelijk initiatief dat nog gefinancierd wordt tot 2013. Om de 6 jaar moet het project terug goedgekeurd worden. Op dit moment is men aan het twijfelen om het project opnieuw in te dienen bij het Stedenfonds. Graag zou men de functie van brugfiguur erkend zien op Vlaams en/of federaal niveau om zo de werkzekerheid van de werknemers veiliger te kunnen stellen. Men verwacht dat de doelgroep waarmee brugfiguren in aanraking zullen komen, zal wijzigen van samenstelling en dat brugfiguren meer aan de slag zullen gaan met Belgische kansarmen, vluchtelingen, uitgeprocedeerden, illegalen, trekkende bevolking, … . Dit zou voor een accentverschuiving in hun taakverdeling als gevolg kunnen hebben.
1.7
Samenwerking van de brugfiguur met heel wat actoren binnen en buiten de school
Steeds meer en meer mensen werken in en rond de school om tegemoet te komen aan de noden van de kinderen, de leerkrachten en de ouders. Het is belangrijk voor de brugfiguur om zich te positioneren tussen al deze zorgverlenenden. Hiervoor is het noodzakelijk goed zicht te hebben op de eigen taken, maar evenzeer is het belangrijk om de taken van anderen goed te kennen. Het
28
duidelijk stellen van ieders taken is bevorderend voor de samenwerking met andere actoren. In dit hoofdstuk worden kort enkele actoren besproken waar alle brugfiguren mee in contact komen.
De brugfiguur werkt samen met de directie van de school. Die staat aan het hoofd van de school en is de manager van het team van leerkrachten en zorgpersoneel op de school. Hij/zij vertegenwoordigt de school en leidt alles in goede banen en werkt nauw samen met leerkrachten en alle andere medewerkers van de school. De brugfiguur komt dagelijks in contact met de leerkrachten op de school. Het is in de eerste plaats de taak van de leerkracht om kennis over te brengen en de kinderen zaken aan te leren en is daar het grootste deel van de dag mee bezig. Daarnaast is het ook de taak van de leerkracht om kinderen te ondersteunen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling en hen te stimuleren op persoonlijk vlak. De leerkracht heeft aandacht voor de vooruitgang die een kind al dan niet boekt en werkt samen met andere actoren binnen de school om dit (leer)proces zo goed mogelijk te laten verlopen. De brugfiguur werkt samen met de zorgcoördinator om kinderen op school te ondersteunen. In Klasse (2008) beschreef men de taak van zorgcoördinator als volgt. De zorgcoördinator helpt leerkrachten om leerproblemen bij leerlingen op te sporen, stippelt trajecten uit om die leerlingen te begeleiden, bewaakt en stuurt het zorgbeleid op school. De zorgcoördinator werkt nauw samen met het CLB, de leerkrachten, kinderen en ouders. Hij/zij waakt over de noden van het kind en gaat na hoe en door wie aan die noden tegemoet kan worden gekomen. Ze brengt hun mogelijkheden in kaart aan de hand van testen en gaat na welke hulp en/of ondersteuning best passend is. Om kinderen de gepaste zorg te kunnen aanbieden werkt de school ook samen het CLB. In het CLBprofiel (VCLB, 2009) staat het CLB zich richt tot kinderen en jongeren die in hun ontwikkeling belemmerd worden, die minder kansen hebben dan anderen. Daarnaast is het CLB ook bezig met het uitbouwen van preventieve activiteiten die ondersteunend zijn bij een gezonde ontwikkeling van alle jongeren: lichamelijk, psychisch, sociaal, ... . De CLB-medewerker participeert in de structuren van leerlingenbegeleiding op school en werkt samen met leerkrachten. Zij ondersteunt de leerlingenbegeleiders van de school om de dagelijkse leerlingenproblematieken op te vangen en indien mogelijk te voorkomen. Problematieken die meer deskundigheid vereisen worden opgenomen door het CLB of via het CLB doorverwezen naar gespecialiseerde hulpverlening. De CLBmedewerker werkt actief samen met andere diensten en profileert zich binnen netwerken (welzijn, gezondheidsvoorzieningen, schoolbegeleiding, kansarmoedebestrijding, ...) Daarnaast werkt de brugfiguur ook samen met de GOK-leerkracht. De taken van de GOK-leerkracht werden ook in Klasse (2005) besproken. De GOK-leerkracht vangt de kinderen op die taalachterstand hebben. Hij/zij bereidt samen met hen de lessen voor die in de klas aan bod komen of zorgt voor 29
extra oefeningen en ondersteuning thuis. Soms worden stukjes van de leerstof in kleine groepjes of individueel herhaald. De GOK-leerkracht kan ook ouders uitnodigen om te tonen hoe ze thuis huiswerk kunnen begeleiden. De brugfiguur staat er gelukkig niet alleen voor. Naast de vele samenwerkingspartners binnen de school,
is
het
voor
de
brugfiguur
noodzakelijk
om
ook
op
zoek
te
gaan
naar
hulpverleningsorganisaties die zich in de buurt of de omgeving van de kinderen bevinden. De brugfiguur kan deze partners zelf contacteren om dingen op school of in de wijk te organiseren voor de kinderen. De brugfiguur verwijst kinderen en ouders door naar verscheidene organisaties wanneer zij zelf geen antwoord kunnen geven op de vragen van de ouders en gebruikt externe organisaties om zijn/haar eigen werk te versterken. Hij/zij kan ouders doorverwijzen naar vormingsmomenten, acties, … van deze organisaties. Het zou ons te ver brengen om alle organisaties te bespreken waar brugfiguren mee samenwerken. Hieronder worden 2 externe partners besproken waar alle brugfiguren mee samenwerken. De eerste is vzw Intercultureel Netwerk Gent (ING). ING ontwikkelde een sociale gids voor mensen zonder wettig verblijf (2010). In die gids vindt men allerhande organisaties terug die iets kunnen betekenen
voor
deze
doelgroep.
Je
vindt
er
zowel
hulpverleningsorganisaties
als
vrijwilligersorganisaties uit het Gentse in terug. Rond volgende aspecten kunnen mensen zonder wettig verblijf terecht in een Gentse hulp- of vrijwilligersorganisatie: arbeid, educatie, huisvesting, gezondheid (wijkgezondheidscentra – Kind&Gezin), noodopvang (crisishulpverlening – nachtopvang), ontmoeting, sociaal/juridisch (Bureau Juridische Bijstand Gent - Bureau Vreemdelingen Dienst Burgerzaken, CAW – CGG – voedselbanken – OCMW – straathoekwerk – vzw De Tinten – vzw SIVI ‘t Vindcentje), sociaal eethuis (Poverello), sport, vrije tijd (vzw Jong – Victoria Deluxe), vrijwillige terugkeer en 2e handszaken (De Kringwinkels). De tweede partner waar brugfiguren vaak mee samenwerken en ook vermeld wordt in het beroepsprofiel, is Brede School. In het Vlaams regeerakkoord 2009-2014 van de Vlaamse Regering (2009) wordt Brede school gedefinieerd als ‘een actief netwerk van organisaties uit verschillende sectoren rondom een of meer scholen die een bondgenootschap vormen voor een gemeenschappelijk doel: de brede ontwikkeling van kinderen en jongeren, op school en in de vrije tijd.’(p 24). Joos & Ernalsteen (2010) beschrijven dat Brede School een klimaat tracht te creëren waarin alle kinderen maximale kansen krijgen om zich te ontwikkelen. Brede school kan als hefboom gezien worden om dit te realiseren. Om dit te verwezenlijken werkt Brede School rond een aantal kernaspecten. Ze werkt rond gezondheid, beweging en wil via sportactiviteiten kinderen in beweging zetten. Brede School werkt ook aan taalontwikkeling en plezier. Ze tracht het leren zo ontspannen en leuk mogelijk te laten verlopen. Via activiteiten buiten de school probeert Brede school ook de 30
participatiegraad van ouders te verhogen. Hiervoor werkt men samen met andere partners in de wijk/omgeving en met de scholen.
31
2 2.1
Onderzoek Probleemstelling
Kinderen zonder wettig verblijf hebben het op school niet altijd gemakkelijk. De verscheidene problemen waarmee ze in de thuissfeer worden geconfronteerd, nemen ze vaak met zich mee naar de school en daar brengen ze heel wat tijd door. We kunnen stellen dat op de scholen heel wat zorg wordt besteed aan het ondersteunen van kinderen. De brugfiguur is hier één van de personen die hiervoor instaat en verantwoordelijk is voor het dichterbij brengen van de school en de gezinnen. Hierbij werkt hij/zij nauw samen met actoren binnen de school, maar ook met organisaties buiten de school en is naast de leerkracht vaak het eerste aanspreekpunt van ouders. Ouders kunnen, in vele gevallen, bij de brugfiguur terecht met hun vragen en problemen. Daar de school voor ouders vaak toegankelijker is dan professionele hulpverleningsorganisaties, is zij een ideale plek om ouders te ontvangen, te helpen en indien nodig door te verwijzen naar gespecialiseerde organisaties. De school kan in die zin een speciaal karakter en kan heel wat betekenen voor kinderen en ouders. Door de toenemende (irreguliere) immigratie, komen brugfiguren steeds meer in contact met kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf. Vanuit deze insteek wordt de onderzoeksvraag geformuleerd: “Wat is de betekenis van het toenemend aantal kinderen zonder wettig verblijf voor het invullen van de taken als brugfiguur?” Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt de onderzoeksvraag opgedeeld in vier deelonderzoeksvragen: 1) Welke acties onderneemt de brugfiguur naar kinderen zonder wettig verblijf toe? 2) Hoe positioneren de brugfiguren zich tegenover andere actoren binnen de school? 3) Hoe positioneren de brugfiguren zich tegenover andere actoren buiten de school? 4) Hoe kijken brugfiguren naar de manier waarop we zouden kunnen omgaan met kinderen zonder wettig verblijf?
32
2.2
Methodologie
De literatuur rond deze thema’s werd geraadpleegd voor het schetsen van de maatschappelijke context, de leefwereld van mensen zonder wettig verblijf en de taakomschrijving van de brugfiguren alsook voor het omschrijven van de beroepsprofielen van andere instanties en/of personen waar de brugfiguur mee samenwerkt. Via kwalitatief onderzoek wordt geprobeerd om zicht te krijgen op de praktijk van de brugfiguren. Op deze wijze werd gezocht naar de betekenisgeving van brugfiguren naar de doelgroep mensen zonder wettig verblijf. Er werd geopteerd voor een meervoudige gevalsstudie. Zes semi-gestructureerde interviews werden afgenomen om een aantal specifieke thema’s te bevragen. Tegelijkertijd was er ruimte voor de respondenten om hun persoonlijke visie en ervaringen rond deze en verwante thema’s aan bod te laten komen. 2.2.1
Onderzoeksstappen
Het brugfigurenproject is een uniek project in Gent. Mijn zoektocht naar respondenten begon bij de website van de PBD stad Gent. Zo kwam ik in de loop van oktober 2010 in contact op met de coach van het Stedelijke Net. Via deze persoon kreeg ik te horen dat de coördinatie van de brugfiguren netgebonden was. Zij verwees mij door naar de coördinator van het Vrije net. Ik maakte een afspraak met de coördinator en coach en ging bij hen langs om mijn onderzoeksopzet uit te leggen. Ik vroeg hen of het mogelijk was om dit door te geven aan al hun brugfiguren en dit zouden ze doen tijdens een vergadering waar alle brugfiguren samenkwamen. Ik kreeg van de coördinator het Vrije net ook een lijst met alle brugfiguren en hun contactgegevens. Bij deze lijst gaf de coördinator ook wat uitleg over het aantal kinderen zonder wettig verblijf in de verschillende scholen. Binnen het Vrije net zijn er 19 brugfiguren. Vijf van hen kwamen frequent in contact met kinderen en ouders zonder wettig verblijf. Zes brugfiguren kwamen af en toe met deze doelgroep in aanraking. Er zijn dus maar een klein aantal brugfiguren die met de doelgroep werken. Daardoor had ik een slechts een aantal potentiële respondenten. De coördinator en coach kozen er zelf voor om mijn onderzoeksopzet tijdens een algemene vergadering, waar alle brugfiguren op aanwezig zijn, voor te stellen. Op uitdrukkelijke vraag van de coach van het Stedelijke Net, contacteerde ik in de eerste plaats de brugfiguren niet zelf. De coach vertelde me dat de brugfiguren overbevraagd zijn en dat ze liefst eerst zelf contact met hen opnam om mijn onderzoeksopzet uit te leggen en zelf te vragen of ze geïnteresseerd waren en tijd hadden voor een interview. Enkele weken later kreeg ik van de coach van het Stedelijke Net de contactgegevens van 2 brugfiguren die tijd voor mij wilden vrijmaken. De brugfiguren van B.S. Victor Carpentier en B.S. De 33
Toverberg toonden zich bereid. Ik nam via e-mail contact op met hen en legde een afspraak vast. Dit verliep zeer vlot. Ik stelde telkens voor om zelf naar de scholen te gaan om zo de sfeer van de school op te kunnen snuiven. Van de coördinator van het Vrije net kreeg ik eveneens de contactgegevens van 2 brugfiguren door. De brugfiguur van ’t Klimrek was meteen enthousiast en ik maakte een afspraak met haar. De brugfiguur van De Mozaïek was wel geïnteresseerd, maar kreeg geen toestemming van de directie om tijd vrij te maken voor het interview wegens tijdsgebrek. Via de door de coördinator voorgestelde weg, vond ik dus 3 brugfiguren die tijd wilden/konden/mochten vrijmaken voor een interview. Elias stelde enerzijds voor om ook te vragen aan de coördinatoren of zij geïnteresseerd waren om deel te nemen aan het onderzoek. Zij komen dagelijks in contact met de brugfiguren die werken met kinderen en ouders zonder wettig verblijf. Anderzijds gaf hij mij de tip om na te gaan bij de coördinatoren of het toch niet mogelijk was om de brugfiguren zelf te contacteren. De coach van het Stedelijke net gaf mij hiervoor geen toestemming. De coördinator van het Vrije net wel. Ze gaf me de namen van brugfiguren waarvan ze wist dat zij vaak in contact kwamen met kinderen en ouders zonder wettig verblijf op hun school en mogelijks zouden willen deelnemen aan het onderzoek. Ik schreef nog 5 brugfiguren aan. Van 3 brugfiguren kreeg ik geen antwoord. De brugfiguur van De Kleine Icarus (Gemeenschapsonderwijs) was wel geïnteresseerd, maar had geen kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf op haar school. Van de brugfiguur van Onze Lieve Vrouw College kreeg ik wel een positieve respons. Uiteindelijk interviewde ik 4 brugfiguren van een basisschool in Gent. De brugfiguren van de Stedelijke Basisschool Victor Carpentier, de Vrije Basisschool ’t Klimrek, de Stedelijke Basisschool De Toverberg en de Vrije Basisschool Onze Lieve Vrouw College. 2.2.2
Opstellen vragenlijst
De vragenlijst (zie bijlage) is gebaseerd op de 4 thema’s die bevraagd worden aan de hand van de 4 deelonderzoeksvragen. - Welke acties onderneemt de brugfiguur naar kinderen zonder wettig verblijf toe? Deze vraag peilt naar het dagelijkse contact van de brugfiguren met kinderen en ouders zonder wettig verblijf. Wat doen ze op en buiten de school voor deze kinderen? Zijn er specifieke zaken die ze voor deze kinderen doen? - Hoe positioneren de brugfiguren zich tegenover andere actoren binnen de school? Brugfiguren werken veel samen met allerlei actoren binnen de school. Deze vragen peilen naar het 34
ontstaan, het verloop, inhoud en de frequentie van deze contacten. - Hoe positioneren de brugfiguren zich tegenover andere actoren buiten de school? Brugfiguren werken ook nauw samen met instanties en organisaties buiten de school. Met deze vragen wordt geprobeerd om de verschillende organisaties waarmee brugfiguren mee samenwerken in kaart te brengen. De focus ligt vooral op de manier waarop deze contacten tot stand kwamen, hoe de samenwerking verloopt en hoe frequent brugfiguren met hen samenwerken. - Hoe kijken brugfiguren naar de manier waarop we zouden kunnen omgaan met kinderen zonder wettig verblijf? Met deze vraag wordt aan de brugfiguren hun mening gevraagd over irreguliere migratie en hun ervaringen met deze kinderen en ouders zonder wettig verblijf. Daarnaast wordt ook hun mening gevraagd over het beleid dat momenteel wordt gevoerd, hun toekomstige jobinvulling en wat scholen kinderen en ouders zonder wettig verblijf in de toekomst zouden moeten kunnen bieden. 2.2.3
Interviews met brugfiguren, coördinator en coach
Voor de aanvang van het interview werd de brugfiguren, coördinator en coach gevraagd om een ‘informed consent’ te ondertekenen. Hierbij verklaarden de respondenten voldoende informatie te hebben gekregen omtrent het doel van het interview, al hun vragen omtrent het onderzoek te hebben gesteld en vrijwillig deelgenomen te hebben aan dit onderzoek. Alle respondenten gingen ook akkoord met de audio-opname van het interview. Via e-mail werd hun toestemming verkregen om hun functie en de naam van de school in dit onderzoek te vermelden vb. brugfiguur De Toverberg. Bij aanvang van het interview werd gevraagd om de school voor te stellen. Aan de coördinator en de coach werd gevraagd om hun jobinvulling voor te stellen. Daarnaast werd ook gevraagd hoe men in deze job terecht gekomen was. Om de context waarin de brugfiguren werken te schetsen, wordt eerst een beschrijving gegeven van de scholen en een taakomschrijving van de coördinator van brugfiguren van het Vrije net en de coach van de brugfiguren van het Stedelijke net. De cijfergegevens van de scholen dateren van novemberdecember 2010. De jobinvulling van de brugfiguur wordt vorm gegeven in samenwerking met het schoolteam en de aanwezige organisaties in de wijk/buurt. De coördinator en de coach hebben een functie op een hoger niveau binnen het brugfigurenproject en zien de praktijk van de brugfiguren vanuit een ander perspectief. Het contact met de brugfiguren, coördinator en coach verliepen zeer vlot. Ik werd steeds hartelijk onthaald. De brugfiguren die geïnteresseerd waren om deel te nemen aan mijn onderzoek, waren
35
één voor één vriendelijke en spontane mensen. De interviews verliepen zeer vlot en duurden vaak langer dan verwacht. 2.2.3.1
De scholen
De eerste school die ik bezocht, was de basisschool Victor Carpentier. Deze school bevindt zich in de sector Meulestede van de wijk Muide-Meulestede-Afrikalaan, een wijk in Gent. De brugfiguur schat dat 98 à 99% van de kinderen op school in de wijk zelf wonen. Deze schoolt telt op het moment van het interview 305 kinderen. De school heeft 7 kleuterklassen. Drie 1e kleuterklassen, twee 2e kleuterklassen en twee 3e kleuterklassen. De school heeft daarnaast 8 klassen in het lager. Twee 1 e leerjaren, twee 2e leerjaren, één 3e leerjaar, één 4e leerjaar, één 5e leerjaar en één 6e leerjaar. Deze school heeft een GOK-percentage van 98 en telt om en bij de 20 verschillende nationaliteiten. De klassen tellen hier maximum 25 kinderen. Andere kinderen die zich in de school willen inschrijven worden momenteel op een wachtlijst gezet. Wijkonderzoek door de stad Gent, Dienst Stedenbeleid (a), beschrijft deze wijk als volgt. De wijk kent een bevolkingsdichtheid van 3794 inwoners/km2 (bevolkingsdichtheid Gent = 1519 inwoners/km2). 18,73% van de inwoners van deze wijk zijn niet-Belgen. In deze wijk leven rond de 141 asielzoekers (24,6%) die in het wachtregister opgenomen zijn. Deze wijk heeft een hoger aandeel van Etnisch Culturele Minderheden dan in de stad in zijn geheel aanwezig zijn. In deze wijk leven meer kinderen en 30- tot 39-jarigen dan in de stad in zijn geheel. Deze wijk heeft een negatief migratiesaldo en kent het op 3 na hoogste verloop voor de periode 1999-2006. 24% is samenwonend/gehuwd met kinderen en 10,6% zijn eenoudergezinnen. In deze wijk meer woningen aan met een klein en zonder comfort aan dan gemiddeld in Gent. Het autobezit in deze wijk is laag. 39,3% van de gezinnen heeft geen auto. 12,5% van de actieve bevolking in deze wijk is werkloos en bijna de helft van de werklozen is langdurig (meer dan 1 jaar) werkloos. 39,6 per 1000 inwoners van deze wijk krijgt steun van het OCMW. Ongeveer 20% van de inwoners van deze wijk heeft last van één of meerdere chronische aandoeningen. 27% van de opvangplaatsen houdt rekening met de inkomsten van de gezinnen voor de ouderbijdrage voor opvang van 0-2 jarigen.
De tweede school die ik bezocht, was de afdeling Reinaertstraat van de Vrije Basisschool ’t Klimrek te Gent. De school bevindt zich in de sector Brugse Poort van de wijk Brugse Poort-Rooigem. De Brugse Poort is een kansarme buurt die wordt getypeerd door een heel hoge concentratie aan nieuwe EUburgers en een grote groep Turkse en Marokaanse mensen. In deze buurt heeft een groot aanbod van sociale organisaties. De school heeft in totaal 204 leerlingen waarvan 60 kleuters en 144 lagere school kinderen. In totaal telt deze school 12 klassen. Drie kleuterklassen en negen klassen in het lager onderwijs. Van die negen klassen zijn er 2 niveaugroepen en 2 groepen anderstalige 36
nieuwkomers. De brugfiguur geeft aan dat de school een groot verloop kent van leerlingen. Deze school heeft een GOK-percentage van 99.Men heeft er 20 verschillende nationaliteiten waarbij we 3 grote groepen kunnen onderscheiden nl. de Bulgaren, de Slowaken en de Tsjechen. 170 kinderen en ouders op deze school spreken een andere thuistaal dan het Nederlands. Deze school heeft een fulltime brugfiguur ter beschikking. De wijk wordt beschreven in de wijkanalyse van de Dienst Stedenbeleid (b) en
kent een
bevolkingsdichtheid van 6583 inwoners/km2. Deze wijk telt 16,22% niet-Belgen en 277 asielzoekers in die in het wachtregister zijn opgenomen. 28,5% van de mensen die in deze wijk leven, behoren tot de groep Etnisch Culturele Minderheden. In vergelijking met groot Gent (10%) is dit aantal zeer groot. De Brugse Poort heeft een jonge bevolking. 13,5% van de mensen in deze buurt zijn kinderen van 3 tot 9 jaar. 10% van de mensen in deze buurt zijn tussen de 10 en 19 jaar. De Brugse Poort-Rooigem kent een negatief migratiesaldo. De wijk kent een relatief hoog verloop. Van alle mensen die in deze wijk wonen is 21,6% is samenwonend/gehuwd met kinderen en 10,4% zijn eenoudergezinnen. Het grootste aantal woningen in deze buurt heeft weinig tot geen comfort en doet het daarmee slechter dan de staat van de woningen in groot Gent. 40% van de huishoudens is niet in het bezit van een auto. 11% van de actieve bevolking in deze wijk is werkloos en bijna de helft is langdurig werkloos. 38.3 inwoners op 1000 krijgt steun van het OCMW. In de Brugse Poort heeft 20,9% van de inwoners last van één of meerdere chronische aandoeningen. 24% van de opvangplaatsen houdt rekening met de inkomsten van de gezinnen voor de ouderbijdrage voor opvang van 0-2 jarigen.
De derde school die ik bezocht, was de Stedelijke Basisschool De Toverberg te Sint-Amandsberg. De school bevindt zich in de sector Sint-Baafskouter in Sint-Amandsberg. Deze sector ligt vlakbij de Dampoort. De brugfiguur vermoedt dat er een 80 à 90% van de schoolpopulatie in kansarmoede leeft. De school telt een 220-tal kinderen. De school heeft 5 kleuterklassen. Twee 1e kleuterklassen, één 2e kleuterklas, één 3e kleuterklas en een brugklas tussen het 3e kleuter en het 1e leerjaar. De school heeft 8 klassen in het lager. Twee 1e leerjaren, twee 2e leerjaren, één 3e leerjaar, één 4e leerjaar, één 5e leerjaar en één 6e leerjaar. De school heeft een GOK-percentage van 80 à 82. De schoolpopulatie bestaat uit 16 verschillende nationaliteiten waarbij kinderen van Bulgaarse en Turkse afkomt de 2 groepen zijn die het meest vertegenwoordigd zijn. De school beschikt over een fulltime brugfiguur en 3 halftijdse GOK-leerkrachten. Sint-Amandsberg
kent,
volgens
de
cijfergegevens
van
Dienst
Stedenbeleid
(c),
een
bevolkingsdichtheid van 2736 inwoners/km2 en is hiermee dichter bevolkt dan de stad. SintAmandsberg telt 5.57 % niet-Belgen en 42 asielzoekers in die in het wachtregister zijn opgenomen. 9.5% van de mensen die in Sint-Amandsberg leven, behoren tot de groep Etnisch Culturele 37
Minderheden (ECM). Hiermee heeft Sint-Amandsberg minder niet-Belgen en mensen die behoren tot de groep ECM dan in stad Gent. De leeftijdspiramide voor Sint-Amandsberg is ongeveer dezelfde als die van Gent. Men stelt wel een ondervertegenwoordiging vast voor de leeftijdsgroep van 20-tot 34jarigen in vergelijking met Gent. Sint-Amandsberg kent het 3e hoogste positieve migratiesaldo van alle Gentse wijken. Van alle mensen die in Ledeberg wonen is 28.2% is samenwonend/gehuwd met kinderen en 8.4% eenoudergezinnen. In Sint-Amandsberg is het aandeel woningen met groot comfort iets groter dan in Gent. Het aandeel middelmatig comfort ligt iets lager dan Gent. Het aandeel woningen met weinig of geen comfort is ongeveer gelijk in vergelijking met Gent. 24.4% van de huishoudens is niet in het bezit van een auto. 5.7% van de actieve bevolking in Sint-Amandsberg is werkloos en 43% is langdurig werkloos. 8.4 inwoners op 1000 krijgt steun van het OCMW. In SintBaafskouter, de sector waar de school gelegen is, heeft gemiddeld 19,1% van de inwoners last van één of meerdere chronische aandoeningen. 13% van de opvangplaatsen houdt rekening met de inkomsten van de gezinnen voor de ouderbijdrage voor opvang van 0-2 jarigen. De laatste school die ik bezocht, was de Vrije Basisschool Onze Lieve Vrouw College te Ledeberg. De meeste leerlingen komen uit Ledeberg en Gentbrugge. De school telt een 500-tal leerlingen. De school telt 10 kleuterklassen. Eén peuterklas, drie 1e kleuterklassen, drie 2e kleuterklassen, drie 3e kleuterklassen en 1 schakelklas. In het lager telt de school 13 klassen. Drie 1e leerjaren, twee 2e leerjaren, twee 3e leerjaren, twee 4e leerjaren, twee 5e leerjaren en twee 6e leerjaren. De school heeft een GOK-percentage van ongeveer 86.
De GOK-uren zijn gelijkmatig verdeeld over de
kleuter- en lagere school. In de kleuterschool wordt elke leeftijdsgroep ondersteund door een (GOK)zorgleerkracht.
In
de
lagere
school
wordt
elke
graad
ondersteund
door
een
(GOK)zorgleerkracht. De school heeft een 25-tal verschillende nationaliteiten. De meeste leerlingen hebben de Belgische nationaliteit, maar zijn van Turkse afkomst en de laatste jaren ziet men een toename van Slowaken en Bulgaren op deze school. De school bevindt zich in de sector Ledeberg Centrum en volgens cijfers van Dienst Stedenbeleid (d) kent Ledeberg een bevolkingsdichtheid van 5988 inwoners/km2. Ledeberg telt 16,30 % niet-Belgen en 119 asielzoekers in die in het wachtregister zijn opgenomen. 25,3% van de mensen die in Ledeberg leven, behoren tot de groep Etnisch Culturele Minderheden. In vergelijking met groot Gent (10%) is dit aantal zeer groot. Het aantal kinderen, jongeren (tot 14j) en het aandeel 20- tot 34jarigen zijn in Ledeberg iets groter dan in Gent. Ledeberg kent een positief migratiesaldo. Van alle mensen die in Ledeberg wonen is 22,1% is samenwonend/gehuwd met kinderen en 9,6% zijn eenoudergezinnen. In Ledeberg zijn er weinig woningen met een groot comfort, maar slechts een klein aantal woningen hebben weinig of geen comfort. 38% van de huishoudens is niet in het bezit van een auto. 8.9% van de actieve bevolking in Ledeberg is werkloos en bijna de helft is langdurig 38
werkloos. 28.5 inwoners op 1000 krijgt steun van het OCMW. In Ledeberg Centrum heeft gemiddeld 19,99% van de inwoners last van één of meerdere chronische aandoeningen. 16% van de opvangplaatsen houdt rekening met de inkomsten van de gezinnen voor de ouderbijdrage voor opvang van 0-2 jarigen. 2.2.3.2
Coördinator en coach
Coördinator Vrije net De coördinator van de brugfiguren van het Vrije net werkt op het Pedagogisch DIcactisch Centrum (PEDIC) van vzw VicOG (Vicariaat Onderwijs Gent). Ze geeft aan veel tijd te spenderen aan (neteigen) vergaderingen waarin ze het project vertegenwoordigd. De coördinator zet zelf ook vaak samenwerkingsverbanden op met diensten uit de stad Gent. Met hogescholen en universiteiten wordt ook nauw samengewerkt vb. huiswerkbegeleidingsproject
‘Voorlezen aan huis.’ De
coördinator neemt ook deel aan projectwerking en scholen kunnen haar ook contacteren om samen met de brugfiguur een project uit te werken. Ze probeert ook één keer per jaar per school op een evenement voor ouders aanwezig te zijn.Daarnaast probeert ze ook samenwerkingsverbanden op te zetten vb. met ING, het Rode Kruis,… . De coördinator gaat ook soms op bezoek bij een dienst rond een thema waarvan ze merkt dat heel wat brugfiguren daar rond bezig zijn. Ze stuurt ook vaak informatie door naar haar brugfiguren en is een klankbord voor hen. Twee maal per jaar zijn er individuele gesprekken met de brugfiguur. Ze kunnen bij haar ook een bijkomend individueel gesprek aanvragen. De coördinator is aanwezig op directievergaderingen met alle directies van de scholen met een brugfiguur. Soms vergaderen directies en brugfiguren samen. Op deze vergaderingen worden een aantal thema’s besproken. De coördinator neemt ook deel aan overlegorganen waarbij zij de signalen die ze opvangt bij de brugfiguren doorgeeft . Ze is ook aanwezig op de intervisiemomenten o.a. voor beginnende brugfiguren die netoverstijgend worden georganiseerd. Daarnaast organiseert de coördinator ook vormingen voor de brugfiguren. Maandelijks komt men met de brugteams samen. Dit gaat neteigen door. Dit jaar komt men 3 keer netoverstijgend samen. Op het einde van het jaar zit de coördinator ook samen met de directie van de school en de brugfiguur om het brugfigurenproject te bespreken. Tijdens dit gesprek krijgen directie en de brugfiguur de ruimte om het schooljaar te evalueren en aandachtspunten naar volgend schooljaar te formuleren. Coach De coach van de brugfiguren van het Stedelijke net is tewerkgesteld in de Pedagogische Begeleidingsdienst van stad Gent. Daar werkt ze samen met de coördinator van de brugfiguren rond 39
het brugfigurenproject. Stad Gent (2011) omschrijft de kerntaak van de Pedagogische Begeleidingsdienst
als
het
optimaliseren
van
de
pedagogische
kwaliteit
van
alle
kinderopvanginitiatieven en scholen. Bijzondere aandacht gaat naar het bestrijden van vooroordelen en discriminatie, het verhogen van welbevinden en betrokkenheid, en het opzetten van krachtige en zorgbrede leerprocessen en -omgevingen. Centraal staat ook het participatief en verbindend werken met kinderen, ouders en buurt. De Pedagogische Begeleidingsdienst is in de eerste plaats een adviserende dienst en zijn kernopdracht waar door middel van drie kernactiviteiten: advieswerk op departementsniveau, advieswerk op instellingsniveau (vorming, collegiale ondersteuning, coaching, praktijk- en projectbegeleiding) en informatieverspreiding en kennisdeling. De coach probeert de brugfiguren inhoudelijk te ondersteunen. Dit kan enerzijds gaan over heel individuele dingen die bij hen op school gebeuren. De coach ondersteunt hen door o.a. gesprekken met hen te voeren, bij hen op bezoek te gaan of soms ook dingen samen op de school te doen. De scholen en brugfiguren kunnen ook op haar beroep doen rond thema’s die op de scholen leven. Anderzijds kan het ook gaan rond sommige thema’s in groep aan bod komen vb. tijdens de teamvergaderingen. Als de coach merkt dat er een aantal mensen rond hetzelfde thema bezig zijn, probeert ze die mensen samen te brengen. De coach probeert na te gaan wat er bij de brugfiguren leeft. Een studiedag of een vorming organiseren rond bepaalde thema’s waar brugfiguren mee geconfronteerd worden vb. rond het elektronisch inschrijvingsbeleid, kan een mogelijke actie zijn die de coach onderneemt. De coach houdt de brugfiguren ook op de hoogte van studiedagen die georganiseerd worden. De coach werkt ook soms samen met andere organisaties of met de coördinator van het Vrije net. Samen zetten ze o.a. samenwerkingsverbanden op tussen verschillende organisaties vb. met het DIGI-kriebel project deden ze dit en werkten ze samen met basiseducatie & het IT-huis. De coach werkt ook samen met Brede School en is deel van ANBO (Anderstalige Nieuwkomers in het BasisOnderwijs) dat deel uitmaakt van het LOP (Lokaal Overleg Platform). 2.2.4
Verloop en verwerking interviews
De afname van de interviews duurde gemiddeld anderhalf uur. Elk interview werd digitaal opgenomen en achteraf uitgeschreven. De analyse van de interviews gebeurde thematisch (aan de hand van de onderzoeksvragen). Per thema werden de antwoorden van de respondenten gebundeld. De brugfiguren werden na de analyse nogmaals gecontacteerd om mogelijke bedenkingen en/of opmerkingen toe te voegen.
40
3
Resultaten
De antwoorden die via de interviews verkregen werden, werden per thema gebundeld. In eerste instantie werden de antwoorden geordend volgens de thema’s die in de vragen van het interview aan bod kwamen. Bij de 1e deelonderzoeksvraag werden 6 thema’s bevraagd nl. aanpak van brugfiguren ten opzichte van kinderen zonder wettig verblijf, ondersteuning voor kinderen en ouders zonder wettig verblijf, psychosociaal welzijn, rechten van kinderen zonder wettig verblijf, successen en moeilijkheden die brugfiguren ondervinden in de begeleiding van mensen zonder wettig verblijf. De 3 volgende deelonderzoeksvragen bespreken de 3 resterende thema’s nl. positionering van brugfiguren tegenover actoren binnen de school, positionering van brugfiguren tegenover actoren buiten de school en hoe brugfiguren in de toekomst zullen omgaan met kinderen zonder wettig verblijf. Tijdens de analyse viel het op dat bepaalde informatie moeilijk te ordenen was volgens de vooropgestelde thema’s. De eerste 2 thema’s werden opnieuw geordend. Acties die brugfiguren ondernemen naar de kinderen zonder wettig verblijf toe vormde het nieuwe 1e thema . Daarnaast probeerde ik zicht te krijgen op de acties van brugfiguren naar ouders zonder wettig verblijf toe. Zo kwam men tot 9 thema’s nl. werken met kinderen zonder wettig verblijf, ondersteuning van kinderen en ouders zonder wettig verblijf, sociaal emotioneel welzijn van kinderen zonder wettig verblijf, rechten van kinderen zonder wettig verblijf, successen met kinderen zonder wettig verblijf, moeilijkheden in de begeleiding van kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf, positionering van de brugfiguur tegenover actoren binnen de school, positionering van de brugfiguur tegenover actoren buiten de school, hoe omgaan met kinderen zonder wettig verblijf in de toekomst. Bepaalde gegevens kunnen onder verschillende thema’s ondergebracht worden. Er werd een keuze te maken en de gegevens werden bij één bepaald thema geplaatst. Er werd gekozen om de antwoorden van de verschillende respondenten afzonderlijk weer te geven omdat de manier waarop men werkt gerelateerd is aan de buurt waar de school is gelegen, de mate waarop de wijkwerking is uitgebouwd, organisaties die in de buurt aanwezig zijn, … . De informatie die verkregen werd via de coördinator van de brugfiguren van het Vrije net en de coach van de brugfiguren van het Stedelijke net, vormen een aanvulling op de reeds verkregen informatie van de brugfiguren. Zij kijken vanuit een ander perspectief naar deze doelgroep en kunnen ook toelichten hoe andere brugfiguren met deze doelgroep aan de slag gaan. Bij het beschrijven van de resultaten wordt in het begin van het thema een overzicht gegeven van de antwoorden die bij alle brugfiguren voorkwamen. Wat letterlijk uit de interviews werd overgenomen
41
wordt schuin gedrukt en ingebed weergegeven. Er werd gekozen om de citaten weer te geven in de spreektaal van de brugfiguur om zo het lokale karakter te bewaren.
3.1
Acties van brugfiguren voor kinderen zonder wettig verblijf
Brugfiguren komen bijna dagdagelijks in contact met kinderen zonder wettig verblijf op de school. Hoe gaan zij met die kinderen om? Op welke manier proberen ze deze kinderen te ondersteunen? De meeste brugfiguren geven aan geen duidelijk zicht te hebben op het aantal kinderen zonder wettig verblijf op hun school. Ze geven aan geen onderscheid te maken tussen kinderen zonder en kinderen met wettig verblijf. Ze geven aan zich voor elk kind evenveel in te zetten. De brugfiguren merken op dat de ondersteuning die ze op schools vlak bieden aan kinderen zonder wettig verblijf in grote lijnen gelijklopend is met de hulp die ze bieden aan kinderen van allochtone afkomst en/of kinderen uit een kansarm milieu. Ze stellen vast dat veel van deze kinderen ondersteuning nodig hebben. Waar nodig wordt de hulp aangepast aan de noden van het kind. “Das omdat we eigenlijk bijna allemaal allochtone kinderen hebben al dan niet met papieren en eigenlijk hebben ze allemaal wel schools gezien dezelfde ondersteuning nodig.” (Brugfiguur Victor Carpentier) Daarnaast geven brugfiguren aan aandacht te hebben voor de buurtwerking en vrijetijdsactiviteiten. ‘De buurtwerking is ook zeer belangrijk hier op school. Ik zie dit op dit moment als een van mijn grote taken.’ (Brugfiguur Victor Carpentier) De brugfiguren vertelden ook over de huiswerkbegeleiding die ze mee helpen organiseren voor kinderen uit kwetsbare gezinssituaties. Daarnaast zijn alle brugfiguren ook bezig met het opvolgen van de afwezigheden en geven aan dat ze kinderen zoveel mogelijk naar de school proberen te krijgen. Zowel de brugfiguren van ’t Klimrek en de Toverberg als de coördinator en de coach geven aan dat brugfiguren op school vaak proberen te regelen dat kinderen zonder wettig verblijf steeds eten hebben op school. De brugfiguur van ’t Klimrek vertelt boterhammen te smeren en de brugfiguur van de Toverberg gaat na of er geen warme maaltijden in 2 gedeeld kunnen worden. De brugfiguur geeft aan dat dit niet probleemloos verloopt omdat het hier niet om één kind gaat die geen eten meeheeft wat het moeilijker maakt om porties te delen. Brugfiguur Victor Carpentier De brugfiguur van Victor Carpentier geeft aan vooral in de wijk te werken. Samen met partners in de wijk organiseert ze een aantal activiteiten vb. Halloweentocht, Spokentocht, Sintfeest, buurtsportdag,… . Ze geeft aan te proberen kinderen zoveel mogelijk naar school te laten komen. Ze 42
vind dat in de kleuterklas en in het lager onderwijs een basis gelegd kan worden voor hun verdere scholing en hun toekomst. Wanneer kinderen zonder wettig verblijf op school zijn,wil ze hen een beetje vakantie bieden, een plaats waar deze kinderen zich normaal kunnen voelen, even weg van de financiële problemen, papierproblemen, … . Wanneer de kinderen een middelbare schoolleeftijd hebben, geeft de brugfiguur aan te trachten deze kinderen naar de Toren van Babel door te sturen voor taalbadklassen. Op school geeft de brugfiguur aan er zoveel mogelijk voor de kinderen te willen zijn. Ze geeft aan dit te doen door te luisteren, te praten en de kinderen wat rust te geven op school. De brugfiguur geeft aan dat wanneer men ziet dat dit onvoldoende is om kinderen gerust te stellen (over een lange periode gezien) en zich men zich wat zorgen maakt over de gemoedstoestand van de kinderen, men doorverwijst naar CGG of de huisarts (wegen te lange wachtlijsten in het CGG). Brugfiguur ’t Klimrek De brugfiguur geeft aan samen met de directie de opvolging van inschrijvingen te doen. De brugfiguur brengt aan dat kinderen steeds bij haar terecht kunnen met allerlei problemen en dat ze soms onderhandelt tussen ouders en kinderen. De brugfiguur brengt aan dat kinderen hier in de winter in de warmte kunnen zitten en indien nodig op school kunnen douchen. De brugfiguur geeft aan te proberen de kinderen zonder wettig verblijf een aantal dingen te geven. Ze zegt dat ze probeert ervoor te zorgen dat kinderen niet met de vinger gewezen worden of uitgelachen worden door anderen omdat ze vb. kapotte schoenen aanhebben. Deze brugfiguur geeft aan hen schoenen, kleren, lunch, douche, … te geven wanneer ze ziet dat deze kinderen het nodig hebben. Ze vertelt dat ze dit in discretie probeert te doen. De brugfiguur vindt dat wanneer de kinderen op school zijn, ze op zijn minst degelijk moeten opgevangen worden. “Ik stel alles in het werk opdat kinderen naar school komen en zich hier goed zouden voelen. In de winter zitten ze dan toch overdag in de warmte. Ze kunne hier douche.” De brugfiguur geeft aan ook financiële tussenkomst voor de kinderen te regelen. Ze vraagt geld aan bij het steunfonds en kan per leerling €100 krijgen voor recuperatie voor de school voor al de kinderen die niet kunnen betalen. De brugfiguur vertelt voor de kinderen die vrijetijdsactiviteiten willen doen te proberen de 80-20 participatieregel te verkrijgen. Ze gaat ook soms mee met de kinderen om hen in te schrijven voor activiteiten tijdens de Kerstvakantie. De brugfiguur vertelt dat in de klassen er met niveaugroepen wordt gewerkt. Ze geeft aan af en toe ook eens in de klassen te ondersteunen. De brugfiguur brengt aan dat wanneer kinderen zonder wettig verblijf net aankomen op de school, ze eerst Nederlandse les krijgen. Daarna wordt gekeken in
43
welke groep ze qua mogelijkheden best kunnen aansluiten. De brugfiguur geeft aan dat men kijkt om deze kinderen zo snel mogelijk in het gewone systeem te laten instromen. “Als ze voldoende Nederlands kunnen, worden ze doorgeschoven. Ja want ge hebt kinderen die ook in under land naar school geweest zijn en ge voelt van die kinderen zijn niet dom. Ze kunnen rekenen, maar het is vooral de taal.” De GOK-leerkracht ondersteunt deze kinderen hierbij. De brugfiguur vertelt dat wanneer men het gevoel heeft dat een kind wat extra tijd nodig heeft om de leerstof te verwerken, maar wel de capaciteiten heeft om het waar te maken, GOK-uren worden geïnvesteerd om dit kind extra te ondersteunen. De brugfiguur geeft aan dat wanneer men twijfels heeft over de mogelijkheden van een kind men een IQ-test afneemt, maar dit wordt zo lang mogelijk uitgesteld om het kind eerst alle kansen te geven. De brugfiguur geeft aan dat de school tracht om kinderen zo goed mogelijk te begeleiden om de stap te zetten naar het secundair onderwijs. Anderstaligen die instromen op leeftijd van 2de of 3de leerjaar, tracht men zo goed mogelijk bij te werken om een niveau te halen om naar 1 B te gaan. “Realiteit is toch wel merken dat we vooral B of soms kinderen naar het BUSO gestuurd worden.” De brugfiguur vertelt dat ze de uitnodigingen maakt voor de oudercontacten en een schema maakt van wie wanneer kan komen en regelt indien nodig een tolk voor die gesprekken. In het schooloverleg specifiek rond Roma geeft de brugfiguren aan een aantal moeilijkheden te kunnen signaleren. Dit doet ze ook in de buurtgerichte overleggroep rond anderstalige nieuwkomers vanuit het LOP. De brugfiguur geeft aan ook aanwezig te zijn op vergaderingen van de integratiedienst rond specifieke Roma gezinnen. Brugfiguur De Toverberg Als brugfiguur geeft ze aan er zoveel mogelijk te zijn voor de kinderen. De brugfiguur geeft aan samen te werken met Brede school om de kinderen buitenschoolse activiteiten aan te kunnen bieden en in te gaan op de vele activiteiten die vanuit stad Gent georganiseerd worden. “Via Brede school worden vb. danslessen georganiseerd. Ik stuur ook vaak kinderen door naar de activiteiten van vzw Roeland (taalkamp Nederlands voor anderstalige nieuwkomers). Daar doen ze ook spelletjes, leren ze de bib kennen, gaan ze ne keer op bezoek bij de brandweer of doen ze een stadswandeling of gaan ze naar het Gravensteen.”
44
De brugfiguur brengt aan dat ze merkt dat Brede school de activiteiten probeert te selecteren die financieel haalbaar zijn voor de ouders op deze school. De brugfiguur geeft aan dat op die manier kinderen de kans krijgen om heel wat dingen te ontdekken en bij te leren. “Binnen de schooluren willen de leerkrachtenhen met zoveel mogelijk kennis laten maken. Op onze school gaan de kinderen vaak op uitstap. Daarnaast ben ik als brugfiguur contactpersoon voor de Brede School. Via Brede school kunnen we de kinderen zowel binnen als buiten de schooluren een extra aanbod van activiteiten aanbieden, waar ze anders niet aan zouden kunnen meedoen.“ De brugfiguur vertelt dat ze merkt dat kinderen zonder wettig verblijf voldoende tijd moet krijgen om zich op school op zijn/haar gemak te voelen. Het eerste jaar is vaak het moeilijkste jaar, maar vanaf het 2e jaar ziet de brugfiguur vaak heel wat verandering. Ze geeft aan dat de meeste kinderen dan vooruitgang beginnen te maken en open bloeien. “ ’T eerste jaar dat de kinderen hier zitten, gaat da dikwijls ni, maar 2 e en 3e jaar zie je dat dat wel al een evolutie doorgemaakt heeft en dat dat soms wel al lukt.” De brugfiguur vertelt dat ze probeert voor de kinderen die het moeilijk hebben in de klas huistaakbegeleiding op te starten. De brugfiguur geeft aan dat ze ook werkt rond kleuterparticipatie. Voor de kinderen die hier toekomen kijkt de brugfiguur altijd of ze een buskaart hebben en regelt een aantal administratieve dingen. De brugfiguur merkt op dat bij de kinderen zonder wettig verblijf vaak onvoldoende geld is om financiële kosten van de school te betalen. De brugfiguur vraagt voor deze kinderen een nulfactuur aan. De brugfiguur geeft aan betrokken te zijn bij het organiseren van activiteiten vb. rond Sinterklaas. Op school voorziet men voor elk kind een cadeautje. Brugfiguur Onze Lieve Vrouwcollege De brugfiguur geeft aan dat men op deze school er in de eerste plaats probeert voor te zorgen dat kinderen zich hier goed kunnen voelen. Ze vertelt dit o.a. te doen door samen activiteiten met de kinderen te ondernemen. Ze vertelt dat één keer per maand de kleuters die die maand jarig waren in de bloemetjes worden gezet en dat de ouders op school worden uitgenodigd om dit samen met hen te vieren. De brugfiguur brengt aan dat op deze school men heel wat zorguren heeft om de kinderen te ondersteunen. Door die uren geeft ze aan ook de kinderen zonder wettig verblijf een goede ondersteuning te kunnen geven. De brugfiguur vertelt dat er elke week een zorgteam is waarop problemen en vooruitgang besproken kunnen worden. De brugfiguur vertelt dat als kinderen niet 45
meekunnen in de klas, er uren zijn om de leerstof achteraf nog eens uit te leggen aan deze kinderen. Daarnaast hebben ze ook een klasje Anderstalige Nieuwkomers. De kinderen zitten in een gewone klas en worden af en toe uit die klas gehaald om extra les te krijgen over Nederlands. De brugfiguur vertelt dat in die groepjes men de kinderen per niveau steekt en probeert om zoveel mogelijk activiteiten te doen met hen omdat men gemerkt heeft dat kinderen zich eerste goed moeten voelen vooraleer ze tot leren kunnen komen. De brugfiguur geeft aan zich ook te engageren voor ‘Boek op bezoek’ (voorlezen aan huis door vrijwilligers). Ze vindt dit een ideale activiteit om deze kinderen op een positieve manier aan het lezen te zetten. De brugfiguur geeft aan dat deze school heel wat ervaring heeft met het werken met allochtone kinderen en gezinnen en dat ze grotendeels terug kunnen vallen op deze vaardigheden om kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf zo goed mogelijk te ondersteunen. “Tuurlijk ja ons grootste percentage is allochtone bevolking. We hebben daar ook al veel ervaring mee.” Coördinator Vrije net De coördinator geeft aan dat het werken met kinderen zonder wettig verblijf wordt bemoeilijkt doordat deze kinderen komen en gaan in de school. “Een effect voor uw school kan zijn da ge veel kinderen hebt die plots verdwijnen omdat ze uit het land gezet worden of ook omdat ze in kraakpanden leven en die dan ontruimd worden. Dus ze verhuizen. Dan die kinderen verdwijnen.” Ze vertelt dat brugfiguren proberen te weten te komen of kinderen al dan niet wettig verblijven. Dat is van belang voor onze scholen als kinderen iets tegen komen op school dat dit door de verzekering gedekt kan worden (of niet). De coördinator vertelt dat de brugfiguur ook steeds bezig is met de kinderen zodat de kinderen hen ook leren kennen en als ze met iets zitten en dit niet tegen hun klasleerkracht kunnen/willen zeggen en ze hebben vertrouwen in de brugfiguur, dan is zij/hij de ideale persoon om de kinderen op te vangen. “Kdenk dat de winst voor de kinderen wel is dat ze daar door meer rust kunnen vinden.” De coördinator vertelt dat brugfiguren ook soms kinderen verzorgen die luizen hebben of de kleren wassen van de kindjes waarvan de ouders er de middelen niet voor hebben. De coördinator geeft aan dat de school samen met de brugfiguur een stuk structuur, stuk veiligheid en zekerheid kan bieden aan deze kinderen.
46
De coördinator vertelt dat brugfiguren kinderen zonder wettig verblijf ook ondersteunen door te zoeken naar sportactiviteiten en vrijetijdsbesteding. De coördinator geeft aan dat brugfiguren soms kijken in de buurt of ze niet iets gezamenlijks kunnen ondernemen met andere organisaties. Dit gebeurde vb. in de Brugse Poort. “We zitten hier allemaal met een aantal kinderen die een aantal basisbehoeften niet kunnen voldoen. Hoe gaan we dit hier oplossen in onze buurt en waar kunnen ze douchen? Vb. zijn er vb. zwembaden die hun douches gedurende bepaalde uren willen openstellen voor hen en zo is er een beetje een zoekproces geweest binnen de Brugse Poort om te zien hoe kunnen we die kinderen die in precaire omstandigheden leven met de buurt een stuk gaan opvangen want ja ge kunt allemaal als school een douche zetten, maar als er mogelijkheden zijn in de buurt dan is dat niet nodig he.” De coördinator geeft aan dat de brugfiguur contacten legt met vrijetijdsorganisatie en probeert een verminderde prijs te regelen. De coördinator vertelt dat niet-begeleide minderjarigen vooral in het secundair onderwijs voorkomen. Ze geeft aan dat brugfiguren hier niet vaak mee worden geconfronteerd. Coach Stedelijk net De coach geeft aan dat ze ziet dat brugfiguren een aantal dingen op de school organiseren voor kinderen zonder wettig verblijf o.a. kleding, behandeling voor luizen. De school koopt producten aan om de kinderen te behandelen of ze leren de kinderen de natkammethode aan. Voor de oudere kinderen kan er ook rond hygiëne worden gewerkt. Deze kinderen kunnen op school de kans krijgen om te douchen. De coach vertelt dat brugfiguren een medische kaart aanvragen of kinderen doorverwijzen naar een wijkgezondheidscentrum en dat gewone verzorgingen gebeuren met de huisapotheek van de school. De coach denkt ook dat brugfiguren ook een alertheid hebben voor structurele ingrepen op een school waardoor het welzijn van deze kinderen verbeterd kan worden. De coach merkt op dat doordat de brugfiguur geen klas heeft, kinderen die zich niet goed voelen als snel in het bureau van de brugfiguur terecht komen. Zij hebben meestal de tijd om zich even met de kinderen bezig te houden. “Dus meestal zijn kinderen iets losser naar jou toe, komen op uw schoot geklommen of hangen aan uw benen op de speelplaats.” De coach ziet dat brugfiguren met sommige kinderen ook wel een extra band opbouwen of proberen op te bouwen als ze weten dat het kind het zeer moeilijk heeft en er in de klas misschien minder terecht mee kan. De brugfiguur kan een vertrouwenspersoon zijn voor kinderen zonder wettig verblijf. Een persoon die hen op school ondersteunt en van wie ze weten dat zij ook hun thuissituatie 47
kent. De coach geeft aan dat doordat de brugfiguur geen klas heeft hij/zij ook als vertrouwenspersoon kan fungeren en gezien kan worden als een persoon waarbij het kind even op zijn positieven kan komen en wat kan rusten.
48
3.2
Acties van brugfiguren voor ouders zonder wettig verblijf
Het is de taak van de brugfiguren om de kloof tussen de school en de ouders kleiner te maken. Hoe pakken ze dit aan? Wat doen ze voor ouders zonder wettig verblijf? Brugfiguren geven aan in hun manier van aanpakken geen onderscheid te maken tussen gezinnen zonder en met wettig verblijf. Ze geven aan open te staan open alle ouders en alle gezinnen. Alle geïnterviewde brugfiguren haalden het contactmoment aan de schoolpoort aan. De burgfiguren vertellen elke dag aan de schoolpoort te staan om er voor de ouders te zijn mochten ze vragen hebben of eens willen praten en om ouders uit te nodigen voor allerlei activiteiten die op en rond de school doorgaan. “Ik probeer elke dag aan de schoolpoort te staan vanaf 7u15. Dan beginnen de ouders toe te komen. Ik grijp dit moment aan om ouders uit te nodigen voor een activiteit die op school wordt georganiseerd. Aan de schoolpoort spreken ouders mij ook vaak aan in verband met problemen.” (Brugfiguur Victor Carpentier) De brugfiguren geven aan indien nodig met tolken te werken om op die manier zoveel mogelijk misverstanden in communicatie te vermijden. De brugfiguren vertellen ook te werken met pictogrammen in hun briefwisseling om de boodschap zo simpel mogelijk over te brengen. Alle brugfiguren, behalve de brugfiguur van het Onze Lieve VrouwCollege, organiseren een koffiemoment. Alle brugfiguren brengen aan dat ze op huisbezoek gaan bij de gezinnen. Ze geven aan dat de frequentie afhangt van de focus die ze in hun werk leggen. “Huisbezoeken zijn tijdsrovend dus als ge een goed contact hebt met de ouders ga je daar het huis niet platlopen. Nu ge merkt als brugfiguur da als ge een huisbezoek doet dat dit zeker dat daar heel veel informatie krijgt he.” (Coach Stedelijke net) In de contacten die brugfiguren hebben met mensen binnen en organisaties buiten de school, geven brugfiguren aan dat ze telkens proberen de belangen van de gezinnen zonde wettig verblijf te vertegenwoordigen en op zoek te gaan naar een manier om hun welzijn te verhogen. Brugfiguur Victor Carpentier De brugfiguur merkt dat gezinnen zonder wettig verblijf meer naar haar toekomen. Ze hebben meer nood aan ondersteuning en hulp in vergelijking met de mensen met wettig verblijf. Ze ervaart dat deze ouders sneller komen met vragen over hun papieren, over dingen die ze kunnen genieten, over financiën, over huisvesting en ook vaak over vrije tijdsbesteding voor hun kinderen. Ze geeft aan dat
49
de vragen van deze mensen eerder gaan over de basisbehoeften. De brugfiguur geeft aan daarnaast ouders zoveel mogelijk de weg te wijzen naar andere organisaties. De brugfiguur geeft aan dat ze ook zeer praktische dingen onderneemt voor deze ouders vb. ze regelt dat deze gezinnen korting krijgen voor de opvang, minder moeten betalen voor activiteiten, bos/zee/ruiterklassen. Ze vertelt de ouders ook zoveel mogelijk door te verwijzen naar AZ Jan Palfijn omdat daar een goede sociale dienst is. Als ze weet dat er ouders dingen weggooien, probeert ze dit te recupereren voor de kinderen die niets hebben vb. zwempakken. “Ja de kleine praktische dinges dat we zo ja gelijk vb. als ‘k weet er zijn ouders die dingen weggooien dat dan proberen als het degelijk materiaal is recupereren voor kinderen die iets niet hebben vb. zwempakken zijn nu onnozele dinges. Maar dat de kinderen dat ze toch mee kunnen gaan zwemmen voor zich zo normaal mogelijk te doen voelen, ook al is het zeer moeilijk soms.” De brugfiguur organiseert elke maand een oudergroep voor alle ouders. Ze geeft aan dat alle ouders welkom zijn. Dit jaar zijn ze bezig met het maken van een verteltas voor de kleuterklas. Meestal zijn het thema’s waarmee ze op school bezig zijn. De brugfiguur geeft aan dat het grootste doel taalstimulering is. Dat de kinderen leren praten, leren vertellen, woordenschat uitbreiden, en dat ook thuis kunnen doen. De brugfiguur vertelt dat ze de ouders probeert te stimuleren om naar Nederlandstalige tv te kijken. “In plaats van in hun eigen taal naar TV te kijken, liefst naar Ketnet en die dinges omdat dat basis zeer simpele woordjes zijn.” De brugfiguur zegt ook de interesse van ouders in de school te willen wekken zodat ze wat meer met de kinderen bij de school betrokken zijn. De brugfiguur organiseert ook infomomenten. Hiermee zegt ze de ouders met elkaar in contact te willen brengen en sociaal netwerk kunnen uitbouwen. De brugfiguur organiseert op school ook kookactiviteiten voor de ouders. “Voor de ouders proberen we ook wel heel veel infomomenten en babbelmomenten eigenlijk te organiseren. Zodat ze ook eens buiten hun huis komen met andere mensen in contact komen, kunnen praten over hun problemen, een beetje sociaal netwerk opbouwen in de plaats van de ouders omdat we wel zien dat ouders en vooral mama’s zeer eenzaam leven.” De brugfiguur geeft aan veel tijd in de wijk rond te lopen om zo ouders gemakkelijker te kunnen bereiken en ouders meer bij het schoolgebeuren te betrekken. Ze ziet de buurtwerking op deze school als een zeer belangrijk instrument om deze ouders op een zo laagdrempelige manier te bereiken. Ze ziet dit op dit moment als een van haar grote taken. In de wijk wordt gewerkt rond
50
huiswerkbegeleiding in samenwerking met studenten van Hogeschool Gent. De brugfiguur vertelde ook dat er rond kleuterparticipatie informatie gegeven wordt aan de ouders. Brugfiguur ’t Klimrek De brugfiguur geeft aan zo goed mogelijk te proberen in te spelen op de diversiteit van deze ouders en hen het gevoel te geven dat ze altijd welkom zijn op de school. Ze geeft aan dat ze probeer een zo goed mogelijke communicatie op te bouwen in vertrouwen. Ze vertelt dat wanneer ze voelt dat mensen met haar willen praten, ze een tolk regelt. “Als mensen echt willen praten, ik ga alle inspanningen doen, gaak ik altijd met tolken werken. Ook op oudercontacten werk ik met tolken.” De brugfiguur ervaart dat taal een rol speelt in contacten met mensen en soms een belemmering vormt. De brugfiguur vertelt dat ze in haar contacten met kinderen en ouders veel met gebaren praat. De brugfiguur vertelde dat ze een poging aan het doen is om Romanesk te leren. “Dan zeggen ze van ‘X contract maken’. ‘K zeg ‘neen, neen, VDAB gaan, ga nu naar de VDAB en toon mij juf X breng mij het bewijs dat je geweest bent of ga naar de werkwinkel’. Dat klink misschien een beetje absurd, maar soms praat ik zo met ouders. Ik heb op den duur geen woordenschat meer, ik praat zo vre met gebaren kijk en dit en ja dat lukt wel.” De brugfiguur geeft aan ouders te stimuleren om hun kinderen zoveel mogelijk naar school te brengen. De brugfiguur vindt dat de school een plaats moet zijn voor ouders waar ze zich veilig kunnen voelen. De brugfiguur geeft aan vanuit het onderwijssysteem te denken en handelt van daaruit in het belang van het kind. De brugfiguur merkt op dat ze haar grenzen voldoende moet aangeven en bewaken. Ze geeft aan een stuk prioriteiten te moeten leggen in haar werk en waar mogelijk probeert ze ouders zoveel mogelijk zelf te laten doen. “Vele mensen komen terug bij mij terecht nadat ik ze heb doorverwezen omdat ze zeggen dat die mensen van die andere organisaties hen niet helpen en ik wel. Das ook dubbel werk voor mij. “ De brugfiguur geeft aan dat haar taak intensiever wordt door de gezinnen zonder wettig verblijf. Ze geeft aan dat deze mensen vaak in precaire situaties leven. De brugfiguur stelt vast dat de vragen van deze gezinnen vaak basic en ook seizoensgebonden zijn. “Nu in de winter verzamel ik matrassen, dekens en kleren voor de kinderen. Aan werkgroep vluchtelingen Gent vragen om langs te gaan met voedselpakketten.”
51
De brugfiguur geeft aan dat ze vooral eerlijk en rechtvaardig wil zijn naar deze ouders. Ze zegt ook veel respect te hebben voor de manier waarop sommige hun kinderen naar school brengen ondanks de precaire situaties waar ze in leven. De brugfiguur geeft aan vooral bezig te zijn met individuele contacten en weinig tijd te hebben voor projecten. Ze geeft aan dat ze de ouders in de eerste plaats zelfredzaam wil maken. Ze geeft aan hen vaak te helpen met papierwerk en te proberen hen zo goed mogelijk door te verwijzen. Ze brengt aan dat ze probeert ouders zoveel mogelijk in beweging te zetten en wanneer ze voelt dat ze het nog niet alleen kunnen, probeert ze hen zoveel mogelijk te ondersteunen opdat ze het op termijn toch zelfstandig zouden kunnen doen. De brugfiguur geeft aan dat ze soms meegaat of op voorhand contact opneemt met diensten. “Enerzijds probeer ik hen zoveel mogelijk zelf te laten doen. Anderzijds probeer ik dan ook een beetje netwerken uit te bouwen bij externe diensten om goed te kunnen doorverwijzen.” De brugfiguur geeft aan dat het koffiemoment op deze school een moment is waarop mensen gezellig kunnen babbelen en waar er een gezellige sfeer hangt. Iedereen is hier welkom en kan alles vragen. In oktober organiseerde de brugfiguur een collectief moment waarop ze ouders hielp bij het invullen van hun studietoelage. Brugfiguur De Toverberg De brugfiguur geeft aan dat ouders altijd welkom zijn bij haar. Ze ervaart dat ze als brugfiguur dikwijls heel veel tijd steekt in het opbouwen van een band met ouders en dit zeker bij de anderstalige nieuwkomers. Ze ervaart een kloof tussen school en ouders. Ze geeft aan dat er tegelijkertijd ook een gebrek is aan het uitwisselen van informatie, waardoor de communicatie vaak stroef loopt. Ze ervaart dat sommige van deze ouders vlot te bereiken zijn, anderen minder. Wanneer ouders zonder wettig verblijf naar haar toekomen, geeft ze aan indien mogelijk telkens voor een tolk te zorgen. Communicatiemoeilijkheden, wanneer er geen tolk beschikbaar is, typeren het contact met deze ouders al te vaak volgens de brugfiguur. De brugfiguur geeft aan dat het zeer uitzonderlijk is dat er een moment zich voordoet waarbij de ouders, een tolk en zijzelf aanwezig zijn. De brugfiguur geeft aan regelmatig de Babel tolkentelefoon te gebruiken, maar ervaart dat het niet steeds makkelijk is om een tolk te krijgen voor de gevraagde taal. De brugfiguur ervaart dat deze ouders vaak met vragen komen rond hun papieren, korting op school of rond een activiteit. Ze doet ook, indien nodig, een extra huisbezoek om ouders te motiveren of ouders eens extra aanspreken aan de schoolpoort of informatie meegeven. Als de brugfiguur deze mensen op school niet kan helpen dan verwijst ze ze vaak door naar ’t Vindcentje, Kom-Pas of andere organisaties. Deze brugfiguur ervaart vaak geconfronteerd te worden met problemen van ouders in verband met tewerkstelling. Velen hebben niet het juiste werkstatuur en komen hierdoor in de 52
problemen. Daarnaast zegt de brugfiguur ook vaak bezig te zijn rond huisvesting. Ze ervaart dat gezinnen soms in erbarmelijke omstandigheden of met meerdere gezinnen in 1 huis wonen. “Vaak wonen meerdere gezinnen in 1 huis omdat ze zo dan de huur kunnen betalen. Het is niet gemakkelijk voor mensen zonder papieren om in deze buurt een deftig en betaalbaar huis te vinden” De brugfiguur merkt op dat de ouders zonder wettig verblijf moeilijk te motiveren zijn om naar het koffiemoment te komen. De brugfiguur ervaart dat de contacten met deze ouders meestal individueel zijn. “En nu ook met mijn koffiemoment merk ik da zowel een groep ouders waardak veel activiteiten mee doe, maar da dan wel meer de ouders zijn die hier al een tijdje zijn. Meer een Turkse groep van ouders da ‘k daar heb en da ‘k onze Bulgaarse ouders en ouders van kinderen zonder wettig verblijf daar ni zo mee bereik. Ja en meestal zijn da toch daar mé die ouders nog de individuele contacten meer dan da zij naar die groep gaan.” De brugfiguur vertelde dat ze kinderen zoveel mogelijk probeert door te verwijzen naar vrijetijdsactiviteiten en probeert om voor die activiteiten dan ook een financiële tegemoetkoming te regelen. Ze vraagt kortingen aan, studietoelagen, zoekt oplossingen zodat kinderen meekunnen gaan op bosklassen, … . Ze geeft aan telkens te proberen om ouders hier zoveel mogelijk bij te betrekken. Op die manier ervaart ze dat er via iets leuks en positiefs contact gelegd kan worden met de ouders en er aan een vertrouwensband kan worden gewerkt. “Ge haalt er als hulpverlener ook meer voldoening uit om vanuit iets positiefs te kunnen werken met de kinderen en de ouders en ni altijd op da negatieve te gaan focussen.” De brugfiguur ervaart dat net als bij andere ouders, ouders zonder wettig verblijf soms wel en soms niet betrokken zijn op het schoolgebeuren van hun kinderen. Ze zegt dat sommige ouders alles zeer goed opvolgen, anderen dan weer niet. Wanneer ouders zonder wettig verblijf vertrouwen hebben in de brugfiguur en de school en betrokken zijn bij hun kind, dan gebeuren er heel mooie dingen ervaart de brugfiguur. Wanneer er een vertrouwensband is ervaart de brugfiguur dat deze ouders hun kinderen heel goed op volgen. Ze proberen hen structuur te bieden en zijn heel gemotiveerd om hun kinderen een betere toekomst te geven. De brugfiguur ervaart dat het contact met Roma gezinnen vaak moeilijk verloopt, maar eens de brugfiguur dat eerste positieve contact kon leggen, ervaarde ze dat de contacten vlotter verliepen.
53
“Dus allé ja tis heel veel persoonlijke contacten. Da is ‘t belangrijkste bij die mensen. Bij onze Roma gezinnen ook da ga ni gemakkelijk. Ze hebben altijd een excuus. Of ‘t is altijd iets. Soms voelde wel van ja ‘k heb da eerste positief contact gelegd en ze vinden de weg wel weer. Dus ja, mekaar persoonlijk leren kennen, is de beste manier om om ze te bereiken en om iets te bereiken bij de kinderen.” De brugfiguur geeft aan dat sommige ouders enkel beroep doen op de brugfiguur om een buskaartje te regelen of te kijken of ze een financiële tussenkomst van de school kunnen verkrijgen voor de schoolfactuur. In het verleden kwam de stad tussen in warme maaltijden en opvang. Sinds kort komen ze enkel nog tussen voor de opvang. De brugfiguur vertelt dat ze wel een financiële tussenkomst probeert te regelen voor bosklassen en dergelijke door o.a. het geld dat werd ingezameld tijdens het schoolfeest daarvoor te gebruiken. Samen met het ’t Vindcentje heeft de brugfiguur een infomapje gemaakt voor de nieuwe Slowaakse ouders in het Slowaaks en het Bulgaars. Ze geeft aan vooral op de voorafgaande vergaderingen aanwezig te zijn geweest om over het infomapje te reflecteren. De brugfiguur geeft aan ouders en leerkrachten zoveel mogelijk te informeren over elkaars verwachtingen en beide partijen dichter bij elkaar te brengen. Ze zegt te trachten hen beiden te ondersteunen bij het bijstellen van hun verwachtingen. “Ge moet daar wa tijd over laten gaan en we proberen da ook een beetje naar de leerkrachten toe te communiceren van ja ge moet daarom uw verwachtingen niet altijd lager leggen, maar probeer da zoveel mogelijk te halen en kijk wa da mogelijk is of ni. Wanneer leerkrachten aangeven dat ze zich zorgen maken, geeft de brugfiguur aan dat ze de ouders hierover probeert te contacteren. De brugfiguur zegt dat ze ouders probeert te bereiken op verschillende manieren vb. telefonisch, huisbezoek of aanspreken aan de schoolpoort. Ze geeft aan indien nodig telkens een tolk uit te nodigen. De brugfiguur ervaart dat men vanuit de school de ouders meestal contacteren als er zich problemen voordoen. Ze geeft aan zo veel mogelijk zo veel mogelijk te proberen om positieve contacten te leggen met ouders. De brugfiguur geeft aan dat op deze school nauw samengewerkt wordt met het CLB in verband met spijbelproblematiek of leerlingen die besproken worden op het zorgteam. Wanneer kleuters onregelmatig naar school komen, werkt de brugfiguur soms samen met De Sloep, het inloopteam van Kind & Gezin. “Tis hun sterker maken vanuit de krachten die ze hebben en proberen die te versterken”. De brugfiguur vertelde dat tijdens het koffiemoment dit jaar om de 2 weken een juf werd uitgenodigd. Ouders konden dan vragen stellen van hoe het er in de klas aan toe gaat.
54
“Ja tweewekelijks een andere juf zodat elke juf ne keer aan bod was gekomen. En de bedoeling was ook om zo een beetje instroom te krijgen van andere ouders, maar je ziet dat ze komen voor da koffiemoment van hun kind maar dan ni meer naar een volgend koffiemoment.” Tijdens het koffiemoment geeft de brugfiguur aan te proberen om af en toe actieve dingen te organiseren vb. door het spelen van het opvoedingsspel. De brugfiguur geeft aan te trachten in te spelen op de vragen die van de ouders komen om vb. eens een bezoek te brengen aan de bibliotheek, spel-o-theek, bejaardentehuis in de buurt, de kerk, de moskee, … . De brugfiguur houdt zich bezig met het organiseren van huistaakbegeleiding. Hiervoor werken ze samen met vzw Uilenspel. De brugfiguur is vertrouwenspersoon voor de vrijwilligers en gezinnen. Voor de opstart gaat de brugfiguur mee met de vrijwilliger op huisbezoek. Ze vertelt dit te doen om ouders te ondersteunen in het begeleiden van hun kind(eren) met hun huiswerk. “Met de huistaakbegeleiding kunnen we soms ne keer wa extra ondersteuning bieden of het meer te structureren voor ouders.” De brugfiguur zit in een werkgroep rond anderstalige nieuwkomers waar ook het LOP en Kom-Pas inzitten. De brugfiguur vertelde dat in deze werkgroepen signalen kunnen gegeven worden die doorgegeven worden aan het beleid. “Dan is er toch ergens een structureel overleg waar da ge over problemen kunt praten die dan ook wel doorgaan naar…” Ze vertelde ook van een werkgroep waar ook directies deel vanuit maken. Tijdens deze bijeenkomsten denkt men na hoe men anderstalige nieuwkomers-klassen zou kunnen organiseren. De brugfiguur geeft aan dat er hier een wisselwerking is tussen het werkveld en het beleid. Brugfiguur Onze Lieve Vrouwcollege De brugfiguur geeft aan voor elke ouder even open te staan en ervaart geen onderscheid te maken tussen ouders met of zonder wettig verblijf. De brugfiguur merkt dat de hulpvragen van ouders verschillen. “Da zijn inderdaad wel vaak andere hulpvragen, andere zorgen da we daarmee hebben. Da verschilt wel.” Bij deze gezinnen gaat meer over praktische zaken zoals waar kan ik naar de dokter, kan je me helpen bij het invullen van mijn papieren. De brugfiguur geeft aan vooral individueel met ouders aan de slag te gaan. Ze geeft aan meestal in contact te komen met ouders als er een probleem is. De brugfiguur ervaart dat op deze school veel gewerkt wordt met oudercontacten. Ze geeft aan dat ouders apart 55
op de school worden uitgenodigd als men zich zorgen maakt of men meer informatie van de ouders nodig acht vb. wanneer men merken dat een kind na een tijdje nog steeds niet tot leren komt. “Daarnaast heel wa oudercontacten. Da we ouders vaak eens apart uitnodigen als we ons zorgen maken of als ze meer informatie willen. Dan ben ik er ook wel meestal mee, dan regel ik da da die ouders kunnen komen.” Ze ervaart dat het contact met de ouders de ene keer al beter verloopt dan de andere keer. De brugfiguur geeft aan dat het niet steeds evident is omdat men een verschillende cultuur heeft en vaak een verschillende taal spreekt. Indien mogelijk en nodig worden tolken ingeschakeld. De brugfiguur ervaart het ‘schoolpoortmoment’ enkel te gebruiken om ouders te pakken te krijgen die ze anders niet kan bereiken. Aangezien er aan de school 2 poorten zijn, is de brugfiguur ’s morgens meestal te vinden in haar bureau. De ouders weten dat ze haar daar kunnen vinden. De brugfiguur zegt haar best te doen om ouders op een losse manier op de school te krijgen zodat ze de school beter leren kennen en meer vertrouwen in de school krijgen. “Vaak is da gewoon ook al da ze weten da ze op mij kunnen terugvallen vb. als er een oudercontact geweest is als ze iets ni goe begrepen hebben of als ze achteraf nog me vragen komen da ze weten da ze bij mij terecht kunnen, dak een neutraal persoon ben. Als ouders tegen mij vertellen en ze liever ni hebben da de leerkracht da weet dan hou ik daar rekening mee.” Door verschillende activiteiten te doen vb. ‘Boek op bezoek’ ervaart de brugfiguur op een positieve manier contacten te kunnen leggen met ouders. “Gelijk ook met ‘Boek op bezoek’ is een heel dankbaar project. Ge moet er wel uw tijd in steken. Nu dit schooljaar gaan er 13 vrijwilligers voor onze school. Dus das heel leuk. Die gezinnen ja dan moek 13 kijken van int 3e kleuter en da zijn dan gezinnen da je wel beter leert kennen.” Een koffiemoment zou deze brugfiguur niet organiseren omdat ze vindt dat je daar steeds dezelfde ouders mee bereikt. Ook organisatorisch ervaart ze dat dit moeilijk zou zijn aangezien men op deze school 350 gezinnen heeft. De brugfiguur geeft aan zich zowel in de rol van ouder als van leerkracht in te kunnen leven. Ze ervaart dat ze dan probeert zo goed als mogelijk aan beide partijen uit te leggen van waaruit de andere partij spreekt.
56
“Soms is da moeilijk. Soms kunde zowel je in de rol van de leerkracht uw inleven, da je begrijpt, ma kunde dan ook in de rol van een ouder inleven. En vaak is da zo probeer da zo wa aan beide partijen duidelijk te maken, maar das ni altijd gemakkelijk. Natuurlijk ja soms beetje tegenstrijdige… .” De brugfiguur ervaart dat men op deze school in het heen en weer schriftje probeert zoveel mogelijk pictogrammen te gebruiken zodat ouders de informatie kunnen begrijpen. Men kozen 11 pictogrammen en gaven dit mee met de kleuters. De betekenis van de pictogrammen stond ernaast in 25 verschillende talen. Coördinator Vrije net De coördinator geeft aan dat brugfiguur moet kunnen werken vanuit vertrouwen met de ouders. Ze ervaart dat er de laatste jaren heel veel met samenwerkingsverbanden wordt gewerkt. “Als ge hebt over methodiek, dan denk ik qua methodiek dat het hetzelfde is. Als iemand met papieren in een even grote chaos of problematische situatie zou zitten als iemand zonder papieren dan zoude dat ook doen kdenk alleen dat er meer problemen zijn bij die mensen dus alsge veel van die mensen op uw school hebt dat uw werk als brugfiguur zeer basis wordt dan ga veel werkt rond die : vesting, eten, kleren uithuis gezet worden.” “Eigenlijk staade open voor alle mensen die komen. Ge gaat met die ouders in gesprek, ge bevraagt hen van kijk wa hebde van mij nodig, ge bekijkt waar kan ik in meegaan, wa kan ik doen en da doe de dan ook en ge koppelt dat terug en zo gade met mensen op weg.” De coördinator geeft aan dat het de taak van de brugfiguur is om ouders naar organisaties te krijgen waar ze met hun specifieke problemen terecht kunnen en desnoods meegaan als mensen teveel schrik hebben. “Doordat er een brugfiguur is, kunde meer doen voor de mensen en kunde u school een stuk opentrekken zodanig dat zij ook da gevoel van zorg voor die mensen willen opnemen eh. In school zonder brugfiguur kunde zoveel ni doen en kunde ook ni gaan sensibiliseren en me mensen zonder papieren werken of minder werken das in ieder geval een feit.” De coördinator ervaart dat brugfiguren zijn zeer basis bezig in hun hulpverlening naar mensen zonder wettig verblijf. Ze geeft aan dat brugfiguren veel tijd steken in deze gezinnen en de veelheid aan problematieken waar ze mee te maken hebben. Bijvoorbeeld in de Vrije Basisschool Het Klaverblad waren er zeer veel vragen van mensen zonder wettig verblijf. De brugfiguur daar gaf aan dat de druk te veel werd en ze ging met haar vragen rond deze doelgroep naar ING. Ze zaten samen om na te gaan om een traject uit te zetten zodat ze deze groep konden helpen. 57
“ING is gekomen en heeft met die mensen gekeken waar hebben jullie nood aan en daar zitten, hebben ze eigenlijk de gemeenschappelijkheden uitgehaald vb. huisvesting, tewerkstelling zeer belangrijk en hebben ze in die gezamenlijke momenten met al die mensen rond die punten gewerkt.” Coach Stedelijk net De coach geeft aan dat brugfiguren zijn flexibel in hun uren. Ze werken 38 uren per week en zijn dus zowel voor als na de schooluren ‘inzetbaar’. “Als brugfiguur ben je ook flexibel, kan je zeggen deze week ga k om 7uur bij de vooropvang staan om iets te doen of deze week blijf ik tot 18u werken. Of ik doe een avond vergadering dus binnen mijn uren.” De coach benadrukt het belang van goed zicht te hebben op de schoolcontext en de buurtwerking om gezinnen te begeleiden.
58
3.3
Psychosociaal welzijn van kinderen zonder wettig verblijf.
Kinderen zonder wettig verblijf hebben vaak al heel wat meegemaakt. Op welke manier merkt men op school dat dit hun leerproces beïnvloedt? De brugfiguren halen een aantal gezamenlijke kenmerken aan van het psychosociaal welzijn van deze kinderen op hun school. Alle brugfiguren ervaren dat deze kinderen, vaak in het begin dat ze op school aankomen, angstig zijn. Deze kinderen voelen zich vaak onveilig en moeten de tijd krijgen om zich aan te passen aan geheel nieuwe omgeving. De brugfiguren zijn het erover eens dat de kinderen zich veilig, geborgen en op hun gemak moeten kunnen voelen op hun school om zich verder te kunnen ontwikkelen. “Hoe meer da ze hun thuis voelen, hoe beter da ze hun voelen en hoe beter da zij meekunnen in de klas, hoe meer da ze op da schoolse kunnen richten, hoe meer da ze de dingen leren kennen, hoe meer invloeden van buiten da ze weer hebben en hun plaats vinden.” (Brugfiguur De Toverberg) De brugfiguren van Victor Carpentier en ’t Klimrek geven ook aan dat communicatieproblemen vaak voor misverstanden zorgt onder de kinderen zelf. Ze beginnen dan ruzie te maken en uiten hun agressie. De brugfiguur van Victor Carpentier De brugfiguur merkt op dat deze kinderen vaak hun gevoel niet kunnen uiten en zich niet begrepen voelen. Ze ziet dat kinderen het moeilijk hebben met het feit dat ze ver weg van hun thuis zijn en hebben het gevoel nergens te passen. De brugfiguur geeft aan dat deze kinderen vaak last hebben van ‘hoofdpijn’ of ‘buikpijn’. “We hebben er eentje gehad en die kwam ’s morgens toe en zei: ‘Ik denk dat ik straks buikpijn zal krijgen’ dan weet je 100% zeker van das gewoon een kind dat aandacht nodig heeft en dan zetten we die bij ons in de zetel, want dan zijn ze een beetje ziek en mogen ze een boekje lezen. Je zet je er eens bij en je vertelt over iets. Dat proberen we gewoon zo gerust te stellen.” De brugfiguur merkt dat wanneer deze kinderen ouder worden, ze beginnen te beseffen dat ze een andere taal spreken, dikwijls een andere godsdienst of manier van uiting hebben. De brugfiguur geeft aan dat ze zien dat hun achtergrond wel een rol begint te spelen. De brugfiguur ervaart dat veel van deze kinderen zeer klein leven. De brugfiguur hoort dat de kinderen heel vaak ingezet worden in het huishouden of worden buiten gestoken omdat het te druk is thuis en lopen daardoor rond op straat. 59
“Ja veel kinderen leven heel klein, dicht opeen. Huiswerk maken is zeer moeilijk, lessen leren, er lopen veel rond, kinderen worden ook heel vaak ingezet in het huishouden of worden buiten gestoken omdat het te druk is thuis en lopen rond op straat dus sowiezo ze gaan ook laat slapen.” De brugfiguur merkt dat de interesse of desinteresse van de ouders in de school een grote invloed heeft op het kind. De brugfiguur merkt dat de meeste kinderen zich goed voelen op school. De brugfiguur geeft aan inspanningen te doen om de kinderen en hun ouders een welkom gevoel te geven op hun school en het hen zo aangenaam mogelijk te maken. De brugfiguur merkt op dat ze dit ervaart in de kleine dingen die gebeuren. “Als ze toekomen ‘s morgens op school dat ze u vastpakken, als ze naar huis gaan dat ze een zoentje willen, dat de ouders gewoon vriendelijk goeie dag komen zeggen ook al moeten ze hier niet zijn. We hebben ouders die gewoon eens een babbeltje komen doen, maar niet echt iets te vertellen hebben en daaraan merk ik wel dat de ouders dit appreciëren en de kinderen ook.” De brugfiguur van ’t Klimrek De brugfiguur ervaart dat vele van deze kinderen op school al zoveel ontbering hebben gekend in hun levensjaren (honger, kou, ..) dat ze nu een ontwikkelingsachterstand hebben. Ze ziet dat deze kinderen vaak ongelukkig rondlopen, mede veroorzaakt door bepaalde ontberingen. “Ge voelt dat kinderen ja ge ziet soms kinderen die enorm bang zij,n die zich niet veilig voelen, ongelukkig lopen van ja ook van bepaalde ontberingen.” De brugfiguur geeft aan dat de ontbering die deze kinderen meemaakten, vaak jaren later nog zijn sporen nalaat vb. een kind van 8 jaar dat moet leren scheuren en knippen. De brugfiguur merkt op dat sommige kinderen zich apathisch gedragen. Anderen zijn zeer aanhankelijk, zoeken contact, vragen je aandacht en zoeken veiligheid op. De brugfiguur geeft aan dat zeer veel van deze kinderen al serieuze ‘wonden’ hebben. Ze vertelt dat velen van hen toch al het een en ander meemaakten, nu ook nog in België. “Da ze soms ni gaan weten waar gaan we slapen vannacht. Die dan buiten of in het station slapen. Voor die kinderen… wat er door dat hoofd gaat…” De brugfiguur merkt dat wanneer men op school eens iets extra doet, die kinderen enorm enthousiast zijn. De brugfiguur geeft aan dat naast de leerinhouden het sociaal emotioneel welzijn
60
van deze kinderen ook zeer belangrijk is. De brugfiguur vertelt dat de school de kinderen het gevoel wil geven dat ze bij hen zichzelf mogen zijn. De brugfiguur geeft aan dat ze ziet dat kinderen zich na een tijdje in grote groepen gaan begeven en zich ook al veilig voelen bij andere kinderen. Ze ervaart dat deze kinderen zich begrepen voelen, elkaar troosten en veel van elkaar opsteken. De brugfiguur van de Toverberg De brugfiguur merkt op dat veel van hun kinderen veel andere dingen aan hun hoofd hebben en het op zich zwaar hebben. Ze ervaart dat hun thuissituatie niet altijd gemakkelijk is. De brugfiguur merkt ook dat gezinssituaties niet altijd even duidelijk zijn. Ze merkt op dat de levensomstandigheden een invloed hebben op hun ontwikkeling. Op de school ervaart de brugfiguur dat veel van deze kinderen starten met een leerachterstand. zitten oudere kinderen vaak in de klas met jongere kinderen en dat brengt vaak wrevel met zich mee. “Dat we zo veel angsten nog wel ziet bij die kinderen of om zich aan te passen. En dan taal en rekenen. Der zijn allé ook wel achterstanden en goh zeker door de leefomstandigheden, door hoe minder ondersteuning, door de taal, door zich ni zo in de groep te voelen. Ja hebt dan ook nog ne keer leerachterstand. Ze zitten dan als oudere kinderen in een klas me jongere kinderen en zo da brengt weer wrijvingen mee of wrevel. Ja, maar op verschillende vlakken zie je wel da da hun ontwikkeling ni ten goede komt.” De brugfiguur hoopt dat de school hopelijk een thuis naast hun thuis is. Ze hoopt dat het een plaats is waar er structuur is, waar ze zichzelf kunnen zijn en waar ze aanvaard worden. We merken dat kinderen die regelmatig afwezig zijn niet zo goed in de groep worden opgenomen. Dit valt vooral op bij de kleuters. “Wa da we wel merken is kinderen die ni vaak komen, die regelmatig afwezig zijn, da die zo ni door de groep worden opgenomen. En ook, das bij zeker ook bij kleutertjes, die passen zich moeilijk aan en da zijn dan ook de kindjes waar da ze ook ni zoveel mee gaan spelen want ze zien die ni, ze kennen die ni goe en allé die lopen zo wel wa verloren.” De brugfiguur geeft aan dat ze merkt dat na een paar jaar de meeste kinderen grote evoluties maken, dat de kinderen open bloeien, dat de ouders meer betrokken raken op het schoolgebeuren. Ze ervaart ook dat de communicatie meestal ook vlotter verloopt. De brugfiguur van het Onze Lieve Vrouwcollege Deze brugfiguur merkt op dat veel van deze kinderen vaak niet op 1 september starten. De brugfiguur merkt op dat deze kinderen hierdoor plots instromen in een klas en ze vaak overdonderd 61
zijn over wat er allemaal gebeurd. De brugfiguur geeft aan dat de school ook groot is en dat dit het voor de kinderen zeker niet gemakkelijker op maakt. “Want die komen ook al vaak niet 1 september toe, maar ergens midden in het schooljaar terwijl alles al begonnen is, alles al bezig is dus. Das sowieso ni evident denk ik voor zo’n kind om hier plots in te vallen. ‘T is een grote school, 500 leerlingen, ‘k denk dat dat ook wel efkes overdonderend kan zijn.” De brugfiguur geeft aan dat deze kinderen vaak al heel wat meegemaakt hebben en nog niet klaar zijn om te leren. De brugfiguur merkt op dat deze kinderen soms heel wat aan hun hoofd hebben. “We hebben een meisje die totaal niet evolueert kwestie van taal enzo. Plots begint ze dan te vertellen van waar dat ze kwam in Afrika da ze dan plots vertelt tegen de juf van da ze haar zusje met een machette zo van die verhalen. Da je dan echt van schrikt van eigenlijk onze kinderen, wij staan daar niet bij stil, maar welke achtergrond da zij niet allemaal hebben en wat voor bagage da ze zij eigenlijk hier al op school toekomt” Op school merkt men dat deze leerlingen veel vlugger de leerkracht anderstalige nieuwkomers in vertrouwen nemen dan hun klasleerkracht. De coördinator van het Vrije net vertelde me dat ze wist dat heel wat vluchtelingen al heel wat trauma’s meegemaakt hebben als ze hier in België aankomen. Deze kinderen zijn ook een gans stuk gevoeliger. De coach van het Stedelijke net zei hier niets over.
62
3.4
Rechten van kinderen zonder wettig verblijf
Kinderen zonder wettig verblijf bezitten heel wat rechten, maar kunnen ze in de praktijk op die rechten terugvallen? De brugfiguur van Victor Carpentier De brugfiguur geeft aan dat deze kinderen van de meeste rechten effectief gebruik kunnen maken, zeker genoeg om goed te overleven. “De meeste rechten kunnen ze effectief ook wel gebruik van maken en eigenlijk zeker genoeg om goed te leven, niet gelijk dat wij leven, maar om te overleven wel.” De brugfiguur vind dat ze ouders zelf kan inlichten hierover of doorverwijst naar de dienst vluchtelingen. Ze geeft aan hier een goede wijkwerking te hebben en te ervaren dat ouders veel informatie aan elkaar doorgeven. Deze brugfiguur vindt dat mensen echt wel bij genoeg professionelen terecht kunnen. De brugfiguur van ’t Klimrek De brugfiguur vindt dat de kinderen zonder wettig verblijf over het algemeen niet terug kunnen vallen op die rechten vb. elk kind heeft recht op een dak boven zijn/haar hoofd. Ze ervaart dat dit niet bij alle kinderen hier op school het geval is. Ze geeft aan dat het realiseren van die basisrechten voor kinderen in de praktijk niet zo evident is. De brugfiguur geeft aan dat zijn als school enkel het recht op onderwijs kunnen invullen. Ze vindt dat dat het enige is dat we in België aan die kinderen aan recht kunnen aanbieden. “Ik vind dat een school dan minimaal toch dat ze overdag het recht op onderwijs hebben dat ze goed begeleid worden, dat ze in de warmte zitten, dat ze eten krijgen. Dat vind ik toch een minimum hoor want wat zijn al die schone zinnekes daar.’ Ze ervaart dat het minimum aan medische zorg niet verwezenlijkt kan worden als deze kinderen geen medische kaart hebben. Om die te verkrijgen moeten ze naar het OCMW. Deze kaart is ook maar 3 maanden geldig. “Op onze school zitten kinderen die al jaren pijnstillers nemen tegen de tandpijn omdat ze niet naar de tandarts kunnen.” De brugfiguur van de Toverberg De brugfiguur geeft aan dat op deze school het recht op onderwijs heel belangrijk is. Ze ondervindt dat kinderen zonder wettig verblijf in andere scholen vaak de deur gewezen worden. De directie van deze school is daar principieel in vertelt de brugfiguur. Elk kind heeft recht op onderwijs en elk kind is 63
hier welkom. De brugfiguur geeft aan dat wanneer ze geen plaats meer hebben, men contact opneemt met andere scholen waar wel nog plaats is of men neemt contact op met Kom-Pas die dan verder met het gezin op zoek gaat. Ze vindt dat onderwijs een fundamenteel recht is. Ze ervaart dat het de wereld kan openen voor die kinderen en het een poort naar hun toekomst is. “Ge leert allé ja waarda ze zoveel uren doorbrengen en da moet een thuis zijn voor die kinderen en da is wa da onderwijs hun moet bieden en dan goe onderwijs, da ze kunnen sterk staan in hun toekomst!” De brugfiguur geeft aan dat huisvesting voor deze kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf geen evidentie is. “Vorig jaar zat er hier een kindje die ook uit hun huis gezet was door de deurwaarden en dan op straat moet leven en van hier naar daar trekken op zoek naar een ander onderkomen.” De brugfiguur van het Onze Lieve Vrouwcollege had hier niet echt zicht op. De coördinator van het Vrije net De coördinator denkt dat brugfiguren niet steeds op de hoogte zijn van de specifieke rechten van deze kinderen. Ze zegt dat de brugfiguren er wel steeds van uitgaan dat elk kind recht heeft op onderwijs en dat elk kind recht heeft op een menswaardig bestaan. Ze geeft aan dat brugfiguren proberen de mensen waarmee ze samenwerken in de scholen te stimuleren om deze rechten waar te maken. De coördinator ervaart dat de ene school daar al wat meer voor wil doen dan de andere. Het is een recht dat ze niet kunnen afdwingen geeft ze aan. “Ze vechten voor die rechten met de middelen die ze hebben naar het team toe, ook het mobiliseren van diensten in de buurt. Mensen in contact brengen met die diensten die ze nodig hebben, is ook een stuk zorgen dat ze hun rechten kunnen uitoefenen. Ze zijn daar eigenlijk wel continu me bezig, zowel met die kinderen als met die ouders. Ze geven ze veel informatie.” De coördinator wist te vertellen dat kinderen zonder wettig verblijf recht hebben op een buspasje. Dit kan via de brugfiguur aangevraagd worden. Ze geeft aan dat het verkondigen van deze rechten een maatschappelijk draagvlak creëert waardoor mensen worden gestimuleerd om kinderen binnen de school dingen aan te bieden vb. de school zal aandacht hebben voor het psychosociaal welzijn van de kinderen. Dit zorgt er wel niet voor dat mensen niet meer op straat slapen.
64
“ ‘T feit da die rechten op papier gezet worden ja verkondigd worden zal er misschien wel voor zorgen dat het de maatschappij een stuk stimuleert om de kinderen binnen de school iets aan te bieden waar dat ze ook iets aan hebben.” De coach van het Stedelijke net De coach geeft aan dat brugfiguren echt gaan voor het recht op onderwijs. Ze denkt dat de brugfiguren waarschijnlijk, technisch gezien, niet genoeg zicht hebben op die rechten. Ze denkt dat brugfiguren die veel met kinderen zonder wettig verblijf werken, daar wel beter zich op hebben, weten bij welke diensten die gezinnen terecht kunnen. Ze denkt daarnaast dat wanneer brugfiguren zouden stuiten op een fout tegen die rechten, ze daar dan meer mee bezig zijn. “Een brugfiguur hoorde dat een bepaalde familie die nacht op straat doorgebracht had. Zij heeft die kinderen bij haar thuis voor ze naar de school ging binnengelaten, ontbijt gegeven en in de loop van de dag opvang voor hen gezocht.” Ze geeft aan dat brugfiguren en er zich bewust van moeten zijn dat zij geen structurele veranderingen kunnen maken.
65
3.5
Succeservaringen met gezinnen zonder wettig verblijf
Brugfiguren werken dag in dag uit met kinderen en ouders samen om de brug tussen thuis en school kleiner te maken. Wanneer bereiken brugfiguren voor zichzelf succes met deze gezinnen? Brugfiguur Victor Carpentier De brugfiguur geeft aan dat oudercontacten vlot verlopen op deze school. Ze ervaart dat ouders over het algemeen geïnteresseerd zijn in de school. “Oudercontacten wel, dat gaat zeer goed. Maar das ook omdat je met de kinderen werkt. Ze zijn wel geïnteresseerd in hun kind.” De brugfiguur geeft aan een succes bereikt te hebben wanneer deze kinderen naar het TSO of ASO kunnen gaan. Ze geeft aan dat de meeste kinderen van het 5e leerjaar naar het BSO gaan. De brugfiguur geeft aan dat wat zij als een succes ziet zeer individueel en wordt ook bepaald door de gezinssituatie. “Ik ben altijd blij als ze komen vertellen over wat ze in de klas doen, als ze gewoon ja spontaniteit over het school hebben en dat gaat dan niet over enkel de leervakken, maar ook de leuke dinges dat ze doen of een grapje dat gemaakt is in de klas of iets dat gebeurt is. Dat je echt voelt van ok ze zijn mee in het schoolgebeuren en ze voelen zich goed in het schoolgebeuren.” Brugfiguur ’t Klimrek Deze brugfiguur is zeer tevreden als deze kinderen regelmatig naar school komen. Ze wil dat de kinderen en de ouders echt bij het schoolgebeuren betrokken worden, dat ze mee zijn in het schoolsysteem. De brugfiguur wil dat de ouders het gevoel hebben geïntegreerd te zijn, mee te tellen. Ze ziet het als een succes wanneer ouders een stap vooruit maken in hun papierenmolen en terug dat tikkeltje hoop voelen. De brugfiguur geeft aan dat die kleine vooruitgangen bij deze ouders en vooral hun grote betrokkenheid en interesse belangrijk zijn. Voor deze brugfiguur zit het vooral in kleine dingen. “Ik wil hebben dat ze dat ze echt kunnen betrokken worden op de school. Weten wat het schoolsysteem is, hoe dat we hun kinderen, hoe verloopt een dag. Het feit dat ze al komen, dat kinderen aanwezig zijn en dat ik voel dat ouders een stap vooruit maken in hun papierenmolen of dat ze de stap voelen van er is een tikkeltje hoop. Dat zijn voor mij kleine dingen, maar dat geeft me wel een goed gevoel dat ik mensen op een menselijke manier een stukje kan helpen bijstaan.”
66
Als kinderen zich goed voelen op de school en graag naar school komen, dan is de brugfiguur heel tevreden. “Ik vind dat ze regelmatig komen, dat vind ik al zeer belangrijk want de omstandigheden… ik snap dat ook ge snapt gij da ook wel dat het niet altijd evident is om uw kinderen naar school te sturen in de wintertijd.” Brugfiguur De Toverberg Deze brugfiguur is zeer tevreden als deze kinderen regelmatig naar school komen. Daarnaast vindt ze het ook fantastisch als kinderen zich goed kunnen voelen op school. Het geeft haar voldoening te weten dat ze kinderen in contact kon brengen met andere dingen vb. een meisje die een schrijfwedstrijd won en als beloning de Toverpen kreeg. Brugfiguur Onze Lieve Vrouwcollege Een succeservaring voor deze brugfiguur bestaat o.a. uit het opbouwen van een goed contact met ouders. Ze vindt het heel belangrijk te kunnen verwezenlijken dat ouders en de school aan hetzelfde zeil trekken in het belang van het kind want pas dan kan je samen iets bereiken. “ ‘K denk ten eerste al een groot succes is als ge een goeie band hebt met de ouders. Da da al een grote eerste stap is van ge voelt da zowel de ouders als de school als een beetje eigenlijk aan hetzelfde zeil trekt, want dat dat eigenlijk de belangrijkste stap is, dan pas eigenlijk iets kunt bereiken. Terwijl als ge als school en ouders totaal andere verwachtingen hebben dan kunde ook ni veel bereiken eh.” Coördinator Vrije net De coördinator geeft aan dat brugfiguren vooral werken voor ouders. Hen een welkom gevoel kunnen geven op de school is voor de coördinator een succes, wanneer ouders op school komen voor leuke dingen en minder leuke dingen, wanneer ouders niet bang zijn om hun zorgen te komen delen met de brugfiguur op school die ze vertrouwen. De coördinator ziet het ook als een succes wanneer de brugfiguur ouders en leerkrachten samen kan doen werken met als inzet de schoolloopbaan van deze kinderen, wanneer de brugfiguur de ruimte krijgt om ouders te ondersteunen in hun taken om hun kind te ondersteunen. Dan heb je een succes bereikt. De coördinator geeft aan dat dit alles zijn geen zaken die van vandaag op morgen gebeuren. Ze brengt aan dat de brugfiguur daarom zeer tevreden moet zijn met elk stapje in de juiste richting. “Waarbij da ge eigenlijk met een samenwerking tussen met de leerkracht en de ouders afspraken kunt maken waardoor dat da loopbaan van da kind daar beter van wordt, die
67
ouders er beter van worden en via de omweg van de ouders ook de loopbaan van het kind als die ouders beter kunnen ondersteunen. Dan is da kind daar ook mee geholpen.” Coach Stedelijk net De coach geeft aan dat brugfiguren een succes bereiken wanneer ze een goed contact kunnen leggen met ouders, een goede band kunnen opbouwen met ouders en het gevoel hebben dat die mensen de brugfiguur en de school vertrouwen en dat je ze kan doorsturen naar de juiste diensten. Zien dat de kinderen blij zijn op school, er graag zijn en het als een soort vast iets in hun leven ervaren zijn volgens de coach successen die je met de kinderen kunt bereiken.
68
3.6
Moeilijkheden die brugfiguren ervaren met gezinnen zonder wettig verblijf
Naast de successen dat brugfiguren boeken met de gezinnen zonder wettig verblijf, worden ze in hun werk ook geconfronteerd met moeilijkheden. Brugfiguur Victor Carpentier Contact leggen met de ouders en hen bereiken, vindt de brugfiguur zeer moeilijk. Ze geeft aan dat het lukt om ouders te bereiken aan de hand van informele contacten, maar wanneer een bijeenkomst een formeel karakter heeft haken deze ouders af. De brugfiguur geeft aan dat het zeer hard werken is om ouders deel te doen nemen aan het schoolgebeuren. “Als de dokter dan op mijn koffie zou zitten dan zou dat misschien wel lukken. Maar om zo echt iets te brengen informatie dat gaat niet.” De brugfiguur ervaart dat het zeer moeilijk is om een afspraak te maken met deze ouders. De ene keer zeggen ze dat ze gaan komen, heb je een tolk geregeld, maar komen de ouders niet naar de afspraak. De andere keer staan ze aan je deur en heb je geen tol en/of geen tijd voor hen. Hiermee omgaan vindt de brugfiguur niet evident. Brugfiguur ’t Klimrek De brugfiguur vindt het frustrerend om om te gaan met de onduidelijkheid over het beleid naar mensen zonder wettig verblijf toe. Ze heeft het gevoel energie te blijven steken in deze doelgroep, maar eigenlijk niet te weten in welk kader dat ze dit doet. Zullen deze mensen mogen blijven of worden ze binnenkort het land uitgezet? De brugfiguur spreekt ook van de hopeloosheid. Ze geeft aan mensen soms weinig toekomstperspectief te kunnen geven. Tegelijkertijd haalt ze ook het omgaan met de hopeloosheid en de moedeloosheid van de mensen zelf aan die het hier niet meer zien zitten. De brugfiguur heeft het gevoel te ‘trekken en sleuren’ aan deze mensen, stimuleert hen en probeert wekelijks op huisbezoek te gaan in de hoopt dat het verandering zal teweegbrengen. “Trekken en sleuren en ik voel wel dat ik daar veel energie insteek, maar ik vind het de moeite waard want het werpt toch zijn vruchten af. Ik voel in gezinnen van goh ja elke week bijna op huisbezoek gaan en dat ik dan toch een verandering zie dan zeg ik toch van allé het heeft de moeite geloond.” Het taalaspect speelt de brugfiguur ook vaak parten. Ze werkt vaak met tolken, maar ze geeft aan dat dit geen waterdicht systeem is. Ze wordt geconfronteerd met ouders die niet komen opdagen en per jaar is er maar een contingent uren van stad Gent hiervoor beschikbaar,… . In België heb je ook voor alles een papiertje nodig…mensen zonder papieren voelen zich onzeker, hebben schrik en durven zich zo moeilijker voor iets engageren. 69
“België is papierland zeggen ze. ‘T is enorm, voor elk dingske is er een papierke nodig zelfs meer dan 1 papierke.” De brugfiguur heeft het ook moeilijk met het feit dat men niet weet hoelang deze kinderen in België zullen blijven en hoelang ze op haar school zullen zitten. Ze ervaart dat op het moment kinderen zich thuis beginnen te voelen op school en vooruitgaan, ze vaak moeten vertrekken. “Dat is dan zo een beetje een moeilijke situatie zo eh. Spijtig dat kinderen, ge investeert erin en ge voelt dat die juist net vooruit gaan en dat ze dan toch weer voor een maand weg zijn. En dan toch terugkomen gans dienen weg toch nog een keer proberen, want als het in België zo slecht gaat, merkte wel dat sommige toch opnieuw naar Slowakije gaan en zeggen van we gaan het daar nog ne keer proberen. Ja na 3 maanden staan ze hier terug.” Mensen die in een noodsituatie zitten niet kunnen helpen, vindt de brugfiguur een ontgoocheling. Ze vertelt in haar zoektocht naar oplossingen vaak geconfronteerd te worden met regeltjes en organisaties die haar niet kunnen helpen. Ze ervaart dat het erop lijkt dat deze gezinnen overal uit de boot vallen. Ze geeft aan dat de crisis- en nachtopvang veelal volzitten. “Als je echt met mensen in een noodsituatie zit, kunde als persoon weinig terecht. Allemaal regeltje van ja maar neen dat gezin mag niet in deze buurt want die moet een speciaal papiertje hebben van allé ge kunt bezig blijven en het gaat hier wel over noodsituaties he. Ik weet niet hoe het loopt, maar ze kunnen toch wel zoeken naar zaken ofwel moeten ze uitbreiden of naar menselijkheid. ‘K bedoel en als gij als dienst dan zegt van ‘neen, der is geen plaats meer. Sorry mevrouw ik kan niet helpen’ toek en telefoon toe, dan heb ik zoiets van eih.” Brugfiguur De Toverberg De brugfiguur ondervindt dat de kinderen naar school brengen één van de moeilijkste dingen voor de gezinnen is. Ze ervaart dat ook het financiële en huisvesting een grote rol spelen bij deze gezinnen. De brugfiguur geeft aan vaak met de handen in het haar te zitten of blok te staan omdat ze niets kan doen voor die gezinnen. “Als we dan bij bij da gezin aan huis gaan da hun kindje ni naar school komt, da ze zegt van ja maar ja kan ‘k ik de bus ni betalen om naar school te komen en kan ja… ze zoekt naar mensen die daar in de buurt wonen die da kind kunnen meenemen. Mama is zwanger, ge weet ni of da ze weet waar da ze terecht moet, ze heeft die begeleiding of ni als…”
70
Ze ervaart dat mensen vaak in erbarmelijke omstandigheden leven. De brugfiguur vindt het moeilijk om die afweging te maken van gaan we dit aanklagen of niet? Men wil goed doen, maar maakt men het soms niet nog moeilijker door bepaalde rechten op te eisen? De brugfiguur vertelt dat wanneer kinderen 30 halve dagen niet naar school komen dit gemeld moet worden aan het ministerie van onderwijs en dan wordt de politie normaal ingeschakeld. De brugfiguur geeft aan bij kinderen zonder wettig verblijf vaak af te wachten vooraleer die stap te zetten. De brugfiguur geeft aan dat bij de Roma op deze school een soort dreiging met de politie soms het enige is dat ze soms nog achter de hand hebben. De brugfiguur geeft aan dat ze het moeilijk vindt om die balans tussen deze ouders enerzijds helpen en anderzijds emanciperen in evenwicht te houden. Een individuele benadering werkte tot nu toe het best geeft de brugfiguur aan. Brugfiguur Onze Lieve Vrouwcollege De brugfiguur geeft aan dat afspraken maken zeer moeilijk verloopt. Ze ervaart dat ouders vaak niet op tijd komen, afspraken worden vergeten,… . Ze ervaart dat het vaak moeilijk is om de ouders te bereiken. De brugfiguur vertelt dat er gewerkt wordt met briefjes die meegegeven worden naar huis, maar ouders aan de schoolpoort aanspreken of op voorhand nog eens opbellen, werken nog steeds het best ervaart ze. “Da varieert van de ene ouder tot de andere, maar soms is dat iets moeilijkst of da ze ni altijd bij stilstaan dat dat bij ons op tijd komen belangrijk is.” Coördinator Vrije net De coördinator geeft aan dat het gevoel hebben van we geraken met dit gezin geen enkele kant uit zeer moeilijk is voor de brugfiguren. Ze geeft aan dat het voor de ouders misschien niet belangrijk is om contact te hebben met de school, maar voor de school die elke dag dit kind opvangt, is dit geen evidentie. “Voor die kinderen ist ni gedaan en voor de school die iedere dag dat kind moet ontvangen ist ni gedaan. Die zorgen zijn daar nog en alles alle gevolgen daaraan verbonden ‘K denk da da soms heel frustrerend is als ge het gevoel hebt van we kunnen ma we geraken met da gezin geen enkele kant uit.”
71
De coördinator geeft aan dat het vertrouwen winnen van de ouders meestal ook niet meteen van een leien dakje loopt. De coördinator haalt aan dat wanneer je hen niet kan bereiken, je moeilijk toegang krijgt tot de informatie die je nodig hebt om hen en hun kind(eren) te ondersteunen. Brugfiguren kunnen in een aantal gevallen niet anders dan toezien hoe dat sommige gezinnen leven legt de coördinator uit. Ze merkt dat een aantal brugfiguren hebben hier last van. Ze ervaart dat ze het zo graag anders willen, maar het lukt hen niet om deze mensen uit moeilijke levensomstandigheden te halen. Coach Stedelijk net De coach geeft aan dat het als brugfiguur zeer moeilijk is om deze ouders, gezien hun precaire levenssituatie, bij de school te betrekken. Als men iets op de school organiseert, ervaart men dat deze doelgroep er vaak op wegblijft. De coach ervaart dat school bij vele van deze gezinnen geen vaste waarde is in hun cultuur. Ouders ervan overtuigen dat ze er goed aan doen hun kind(eren) naar school te brengen, kan een zware opdracht zijn voor de brugfiguren volgens de coach. Het gevoel geen aansluiting te vinden kan hierbij overheersen vertelt de coach. De coach geeft aan dat wanneer men met tolken moet werken omdat taal een probleem is, tijdens dit gesprek vaak heel wat informatie wordt gegeven en minder gefocust wordt op het creëren van een vertrouwensband. De coach geeft aan dat ouders overdonderd kunnen worden door al die informatie, dat ze de volgende keer minder snel op je uitnodiging zullen in gaan om naar de school te komen. “Als ge dan een tolk hebt dan steekte zoveel informatie in dat een moment. We moeten heel praktische dingen zeggen want er moeten afspraken zijn en dan ist vakantieperiode en dit en da en over eten gaat het zo en ze gaan zwemmen de kinderen en dit en da en dan ook nog ‘ t ga ni zo goed in de klas en… Eigenlijk ‘k vind te veel da ge moet steken in een bepaald moment. Da moment hebt ge dan eindelijk en de tolk en de ouders te pakken.” De coach geeft aan dat het vaak de taak van de brugfiguur is om bij de leerkrachten begrip op te wekken voor de situatie waarin deze mensen leven en dat dit een invloed heeft op de schoolloopbaan van hun kinderen. “Naar de school toe euh bij de leerkrachten daar probeert begrip voor op te op te wekken dat het voor deze mensen helemaal niet eenvoudig is om deze dingen op te volgen omda zij me heel heel zaken van heel andere orde daar wakker van liggen eh. Ik denk da ge mee met de school ook begaan zijt bij het feit dat deze kinderen ook een zeer moeilijke schoolloopbaan hebben.”
72
De coach geeft aan dat leerlingen zonder wettig verblijf vaak ook onvoldoende leerstof in hun rugzakje hebben om te kunnen instromen in ons onderwijs. Ze ervaart dat brugfiguren vaak moeten toezien dat deze kinderen in de klas zitten, maar weinig oppikken. De coach ervaart dat hoe minder brugfiguren geconfronteerd worden met gezinnen zonder wettig verblijf, hoe moeilijker ze het hebben om deze mensen op te vangen. Ze worden geconfronteerd met basisvragen van ouders naar huisvesting, voeding, brieven van advocaten, … . De coach geeft aan dat brugfiguren deze ouders niet steeds meteen kan helpen.
73
3.7
Samenwerken met actoren binnen de school om gezinnen zonder wettig verblijf te ondersteunen
Brugfiguren werken met heel wat mensen samen binnen de school. Met wie en hoe trachten ze kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf op de school te ondersteunen? De brugfiguren maken deel uit van het schoolteam en zijn steeds aanwezig op teamvergaderingen. Indien relevant geven ze informatie (verkregen van ouders via gesprekken of huisbezoeken) door die de leerkrachten en andere ondersteuners kunnen helpen in hun zorg voor deze kinderen. Brugfiguren worden regelmatig (afhankelijk van hoeveel kinderen zonder wettig verblijf er op de school zitten) door leerkrachten, zorgcoördinator, directie, … aangesproken met vragen in verband met kinderen zonder wettig verblijf. “Stuk informatie geven ook op teamvergadering om ja… en met sommige werkte heel nauw samen.” (Brugfiguur Toverberg) Wanneer leerkrachten dingen opmerken in verband met de kinderen zonder wettig verblijf in hun klas, spreken ze de brugfiguur hier over aan vb. meisje X heeft al de hele week geen jas mee (in de winter), kan je eens de ouders hierover aanspreken? of jongen Y is al 2 dagen afwezig, kan je eens op huisbezoek gaan? “Zij vragen ook regelmatig dat ze zien van dat kind daar is er iets mee. Kunde een keer thuis gaan horen of als ze zien van de afwezigheden zijn serieus erg, dat ik eens bel of langsga zo van die dinges.”(Brugfiguur Victor Carpentier) “Leerkrachten geven da wel aan ook via het zorgteam of zeggen tegen mij van: ‘N., zou je daar toch wel ne keer ni willen kijken of contact opnemen, want ‘k zie da da kind zonder jas naar school komt. Kunnen we daar iets aan doen?’ of ja de leerkrachten geven meestal wel aan als er iets is waar da ze ni ni verder mee kunnen.” (Brugfiguur Toverberg) Brugfiguren zijn ook vaak verantwoordelijk voor het opvolgen van (problematische) afwezigheden. De manier van denken van leerkrachten en brugfiguur zijn niet altijd te verzoenen. Brugfiguren blijven inspanningen leveren om leerkrachten zo dicht mogelijk bij de gezinnen zonder wettig verblijf te brengen. Ze proberen leerkrachten o.a. mee te nemen op huisbezoek om zo de leefsituatie van kinderen zonder wettig verblijf die in hun klas zitten beter te kunnen duiden. De brugfiguren hebben het gevoel dat naarmate men langer samenwerkt, men meer op elkaar afgestemd geraakt.
74
Brugfiguur Victor Carpentier Kinderen zonder wettig verblijf die moeilijkheden ondervinden op de school, worden op het zorgteam gebracht vertelt de brugfiguur. Ze ervaart dat men, indien nodig, ouders uitnodigt voor een gesprek. De brugfiguur geeft aan nauw samen te werken met de zorgcoördinator. Ze merkt op dat hun taken soms wat in elkaar overvloeien. “Ons job loopt ook zo een beetje in elkaar, ik werk zogezegd met de ouders, zij met de kinderen maar ja je kan niet met de kinderen werken zonder de ouders en niet met de ouders zonder de kinderen.” Kinderen zonder wettig verblijf krijgen vaak Nederlandse les merkt de brugfiguur op. Ze geeft aan ook vaak samen te werken met de leerkracht die die lessen geeft. Brugfiguur ’t Klimrek De brugfiguur geeft aan dat op deze school het team wordt aangevuld met 2 GOK-leerkrachten en dat er daarnaast nog uren zijn die door elke leerkracht worden opgenomen. De brugfiguur geeft aan dat de zorgcoördinator kijkt naar het niveau van de kinderen, testen doet en uitzoekt waar dit kind het meest nood aan heeft. “De zorgcoördinator kijkt naar niveaus, doet testen en maakt daar een beeld van van waar dat de kinderen het best zitten.” De brugfiguur geeft aan dat haar visie en de visie van de leerkrachten naar gezinnen zonder wettig niet altijd te verzoenen zijn. De brugfiguur hoopt door leerkrachten te informeren over de levenssituaties, dat de leerkrachten meer begrip zullen hebben voor die gezinnen en hun verwachtingen bij zullen stellen. Over de samenwerking met de leerkrachten zegt deze brugfiguur het volgende: “Ik probeer, ik blijf teruggaan, ik blijf praten en dan probeer ik die leerkracht juist mee te nemen op huisbezoek. Dan zeg ik komaan als ik het niet kan uitleggen, dan gaan we een keer gaan kijken” De brugfiguur geeft aan energie te blijven steken om de school dichter bij de gezinnen te brengen. Ze merkt dat haar aanpak vruchten afwerpt. De brugfiguur vertelt dat tijdens de personeelvergadering er ook soms gewerkt wordt in een werkgroep rond betrokkenheid en welbevinden van kinderen. De brugfiguur merkt op dat leerkrachten op dit moment dingen kunnen signaleren of ondernemen. De brugfiguur vertelde ook dat 3 jaar geleden er een aantal leerkrachten en een CLB-medewerker naar
75
Slowakije zijn geweest om te gaan kijken in welke omstandigheden de Roma daar leven. Soms wordt er ook eens een film getoond. De brugfiguur geeft aan dat dit georganiseerd wordt om de blik van de leerkrachten wat te verruimen en te tonen dat er problemen zijn in de landen van herkomst. “Ik heb ook een film gegeven vb. laatste of voorlaatste personeelsvergadering hebben we een film getoond over Roma in Slowakije. Dan konden ze keer een beeld hebben, want ze zeggen van waarom komen die mensen naar hier. Men stelt zich daar vragen over, maar als ge een beeld van zo gaat het daar aan toe. Ja ‘t is een probleem van de landen van herkomst, want da zijn belangrijke dingen om dienen blik soms van leerkracht die daar niet mee bezig zijn te verruimen.” De brugfiguur geeft ook aan dat het allemaal draait rond het creëren van een positieve sfeer en een omgeving waaruit kinderen en ouders moed kunnen putten om verder te blijven gaan. Brugfiguur De Toverberg De brugfiguur vertelt wekelijks aanwezig te zijn op het intern zorgteam en samen te werken met de GOK-leerkrachten en zorgcoördinator. Binnen deze teams geeft de brugfiguur aan te proberen het standpunt van ouders en kinderen (zonder wettig verblijf) te vertegenwoordigen. Tegelijkertijd vertelt ze te proberen om hierbij ook rekening te houden met het standpunt van leerkrachten. Ze geeft aan zo transparant mogelijk te zijn in wat ze doet en een goeie communicatie met de leerkrachten te onderhouden. Ze geeft aan dit te doen om zo goed mogelijk op elkaar afgestemd te zijn en op elkaar in te kunnen spelen. “Vooral binnen school is het zo goe mogelijk met de leerkrachten en ook me ons zorgteam, proberen we da zo wa transparantie tussen en da we allé ja een goed goeie communicatie hebben om zo goe mogelijk om mekaar afgestemd te zijn.” De brugfiguur geeft aan te trachten leerkrachten zo goed mogelijk te ondersteunen door o.a. te helpen bij het organiseren van een infomoment, openklas moment, Tuti-Fruti, … om op die manier ouders en leerkrachten dichter bij elkaar te brengen. Hierbij merkt de brugfiguur op dat ze ervoor alert moet zijn voldoende bereikbaar te zijn voor ouders wanneer ze veel tijd steekt in het organiseren van activiteiten. Brugfiguur Onze Lieve Vrouwcollege De brugfiguur vertelt dat er op deze school een aantal zorgleerkrachten zijn en de uren van zorgcoördinatie verdeeld worden onder die zorgleerkrachten. Ze merkt op dat er heel wat tijd vrijgemaakt wordt voor overleg en daardoor alle problemen wekelijks kunnen worden aangekaart.
76
“Door de zorgleerkrachten kunnen wij heel veel overleg plannen, is er veel tijd voor overleg vrijgemaakt en kunnen alle problemen in principe wekelijks aangekaart worden. Ze kunnen wekelijks verder opvolgen. En er is ook altijd overleg gepland tussen zorgleerkracht en leerkrachten.” De brugfiguur geeft aan dat contacten met leerkrachten meestal in de wandelgangen en in de pauzes verlopen. De brugfiguur geeft aan leerkrachten vooral bewust proberen te maken voor de leefwereld van die gezinnen. De brugfiguur geeft aan het meest samen te werken met de zorgleerkrachten en de directie tijdens overlegmomenten. Coördinator Vrije net De coördinator geeft aan dat de informatie die brugfiguren verzamelen over de kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf van cruciaal belang kan zijn en vaak wordt doorgegeven op overlegmomenten. Ze merkt op dat brugfiguren tijdens de pauzes bewust in de leraarszaal gaan zitten opdat leerkrachten, de zorgcoördinator, … hen dan kunnen aanspreken en om informatie door te geven. De coördinator geeft aan dat het voor brugfiguren steeds belangrijk is om het tempo van het team waar je mee werkt goed te kennen. “Ge kunt ook ni sneller lopen dan dat een team kan lopen eh. Ge gaat vooruit maar soms wilde sneller vooruit.” De coördinator merkt op dat ouders in de meeste gevallen niet kunnen voldoen aan de verwachtingen van de leerkrachten. Ze geeft aan dat de brugfiguur in eerste instantie probeert de verwachtingen van beide partijen in kaart te brengen en hiervoor wel wat tijd nodig heeft. De coördinator vertelt dat daarna de brugfiguur aan de ouders de verwachtingen van de leerkrachten probeert te duiden en aan de leerkrachten probeert de brugfiguur de leefsituatie van het gezin toe te lichten. De coördinator geeft aan dat de brugfiguur zo beide partijen dichter bij elkaar probeert te brengen. Ze geeft aan dat hoe meer beiden over elkaar weten, hoe realistischer de verwachtingen zullen zijn. De coördinator merkt op dat leerkrachten vaak verwachtingen hebben naar een middenklassepubliek, maar door hun levenssituatie kunnen ouders zonder wettig verblijf vaak niet aan die verwachtingen voldoen. “Ni alle ouders kunnen aan u verwachtingen voldoen, ze hebben zeer vaak verwachtingen naar een middenklasse publiek.” De coördinator geeft aan dat moeilijkheden die de brugfiguur schoolintern ondervindt met de directie besproken kunnen worden of op een overlegmoment aan bod kunnen komen. De coördinator van de brugfiguren geeft aan soms ook problemen aan te kaarten bij de directie waar de brugfiguur mee worstelt. 77
Coach Stedelijk net De coach geeft aan dat brugfiguren nauw samenwerken met een kern van het schoolteam. Daartoe behoren o.a. de zorgcoördinator, de GOK-leerkracht en de directie. “Ik denk nu met heel het schoolteam. Maar vaak is het zo dat een kern van het schoolteam, da je daar misschien meer overleg mee hebt en das dan de zorgcoördinator, de GOKleerkrachten, de directie en CLB is daar dan aan verwant.” De coach merkt op dat contacten met leerkrachten gaan vooral rond problemen waarmee ze in de klas geconfronteerd worden.
78
3.8
Samenwerken met actoren buiten de school om gezinnen zonder wettig verblijf te ondersteunen
Naast het samenwerken met mensen binnen de school, werken brugfiguren ook samen met mensen en organisaties buiten de school. Uit de interviews bleek dat alle brugfiguren met heel wat organisatie samenwerken om de brug te slaan tussen deze gezinnen en de school. Brugfiguren geven aan enerzijds actief op zoek te gaan naar partners in de buurt om mee samen te werken. Ze geven daarnaast ook aan dat wanneer ze als brugfiguur starten in een school, ze er goed aan doen om de organisaties in die in de buurt aanwezig zijn in kaart te brengen. De brugfiguren geven aan dat dit mogelijk is aan de hand van de samenwerkingsverbanden dat de voorgaande brugfiguur al opzette en door zelf in de wijk op zoek te gaan. “Tis belangrijk da ge uwen buurt kent zodanig da ge mensen kunt doorverwijzen naar die diensten. Ge ga soms mee me mensen dus dan leerde die diensten ook kennen of ge legt al op voorhand contacten en ge maakt afspraken. En soms komen ze mekaar ook tegen in grotere overleggen gelijk het welzijnsoverleg en daar zitten dan zeker alle diensten en daar leren brugfiguren soms ook mensen persoonlijk kennen uit diensten” (Coördinator Vrije net) Anderzijds geven brugfiguren aan zelf gecontacteerd te worden door organisaties of onderwijsinstellingen om een samenwerkingsverband aan te gaan. Eén keer per maand komen alle brugfiguren samen op het brugteam. Dit moment wordt gebruikt om informatie door te geven en uit te wisselen rond bepaalde thema’s. Dit overlegmoment kan neteigen of netoverschrijdend worden georganiseerd door de coördinatoren van het brugfigurenproject. Alle brugfiguren geven aan indien mogelijk aanwezig te zijn op het welzijnsoverleg in hun buurt. De brugfiguren stellen vast dat ze op die manier ook in contact komen met mensen van de organisaties in de buurt, signalen kunnen doorgeven aan andere diensten en bepaalde thema’s kunnen voorleggen om te bespreken. “Tis echt verschillend van wat dat er in uw buurt aanwezig is en wat de behoeften zijn van de groep die ge hebt.” (Coördinator Vrije net) Uit de interviews blijkt dat de partners waar brugfiguren mee samenwerken verschillend is van buurt tot buurt. Toch zijn er een aantal organisaties waar zo goed als alle brugfiguren mee samenwerken: Brede School, OCMW, Kind & Gezin, ’t Vindcentje, Jeugdwerk, ING, bibliotheek, CLB, Kom-Pas, Spelo-theek, wijkgezondheidscentrum, buurtcentrum, taalkampen van vzw Roeland… . De aard van de samenwerking en de frequentie hangen af van brugfiguur tot brugfiguur. 79
Brugfiguren geven aan dat de frequentie waarmee men met externe diensten samenwerkt, afhankelijk is van wat er te doen is. De samenwerking kan zeer intensief zijn wanneer er rond een project wordt gewerkt. De frequentie van de samenwerking hangt soms ook af van de vragen van ouders en de problemen die zich stellen. “In sommige gevallen is da zeer intensief met samen projecten doen en in andere gevallen is da informatie doorgeven van elkaars activiteiten” (Coach Stedelijk net) Brugfiguur Victor Carpentier Deze brugfiguur geeft aan veel samen te werken met vzw Jong, de Spel-o-theek, de kinderwerking van de buurt, OCMW, Sleepwijk gezondheidscentrum, Kind & Gezin, het buurtcentrum, het CLB, Hogeschool Gent, werkgroep Jeugd, werkgroep Welzijnszorg, stedenbouw en speelpleinwerking. Ze vertelt dat er in deze wijk geen Brede School-project is. De brugfiguur geeft aan dit zelf te doen en zelf heel veel in de wijk te werken. Ze geeft aan dat veel organisaties uit de buurt merken dat ze rond hetzelfde bezig zijn. Regelmatig worden vergaderingen gepland. De brugfiguur vertelt dat uit de samenwerking met werkgroep jeugd het Pimpampoen-project is ontstaan. Dit project ondersteunt ouders bij de huiswerkbegeleiding van hun kind. Met deze werkgroep komen ze iedere maand samen. “We hebben hier in de wijk Piempampoen, das een soort huiswerkbegeleiding. Das met verschillende partners van de wijk dat we dat hebben opgericht en ondertussen is dat al een gevestigde waarde in de wijk.” De brugfiguur geeft aan enkel de werking van de organisaties in de wijk en omgeving goed te kennen. De brugfiguur vertelt dat op het welzijnsoverleg ook altijd iemand van de dienst vluchtelingen en van het OCMW aanwezig is. Ze geeft aan dat zij meer gespecialiseerd zijn in de doelgroep mensen zonder wettig verblijf. De brugfiguur geeft aan vaak gezinnen zonder wettig verblijf naar hen door te verwijzen. De brugfiguur vertelt dat ze losse contacten hebben met ING wanneer er een vraag van de ouders komt. ING komt af en toe op de school hun projecten voorstellen. De brugfiguur merkt op dat de buurt omgeven door water is en mensen hier ook lijken te leven als op een eiland. “Het is hier een zeer gesloten wijk, zelfs fysiek, we zijn omgeven door water dus als je op de kaart kijkt is dat een beetje een eiland en de mensen leven hier ook op een eilandje dus ja.” De brugfiguur geeft aan dat in de wijk ook heel wat feestelijkheden en buurtfeesten worden georganiseerd vb. de Spokentocht en het Sintfeest. De brugfiguur vertelt dat vrijetijdsbesteding wordt opgenomen vanuit de vraag van de ouders. Ze werken binnenkort ook samen met Leerpunt 80
rond de reeks DIGI-kriebels. De brugfiguur geeft aan geen zicht te heen op de zaken waar andere brugfiguren mee bezig zijn. Brugfiguur ’t Klimrek De brugfiguur vertelde dat ze voor ze in deze job terecht kwam 17 jaar gewerkt had in het jeugdwerk in deze buurt. Ze geeft aan met de meeste organisaties te zijn vertrouwd die hier in deze buurt aanwezig zijn. Deze brugfiguur geeft aan samen te werken met het wijkgezondheidscentrum, Kind & Gezin, OCMW’s, Brede school, Buurtwerk en een ruim gamma aan vrijetijdsbesteding. De brugfiguur geeft aan kinderen die nood hebben aan medische verzorging door te verwijzen naar het wijkgezondheidscentrum. Ze vertelt gezinnen met baby’s en jonge kinderen soms door te verwijzen naar Kind & Gezin. “Als kinderen pijn hebben of vallen of met pijn naar ‘t school komen, ga ‘k ik meestal daar naar het wijkgezondheidscentrum ook zonder te betalen. Dat zijn allemaal samenwerkingen die je opbouwt. Kind & Gezin, mama’s met kleine kinderen die nog niet naar ‘t school komen, maar van waar da ‘k zie van oei oei dat moet dringend een keer verzorgd worden.” Wanneer de brugfiguur merkt dat mensen geen geld hebben om eten te kopen, verwijst ze hen door naar de voedselbank (werkgroep vluchtelingen). Mensen kunnen bij de werkgroep vluchtelingen ook terecht voor dienstverlening, administratie, voedselpakketten en materiaal. De brugfiguur geeft aan dat ze soms mensen doorstuurt naar ING, Kom-Pas en leerpunt voor cursussen. Ze geeft aan ook samen te werken met de bibliotheek o.a. voor ‘Boek op bezoek’. De brugfiguur geeft aan vaak samen te werken met Brede school om naschoolse activiteiten te laten doorgaan op de school. Ze vertelt met deze activiteiten de stimulering van de ontwikkeling van kinderen te na de schooluren te willen ondersteunen. “Ik doe ook veel naschoolse reeksen op school. Ik werk samen met Brede school en Brede school zorgt voor een ruimer aanbod naar de ontwikkeling van het kind ook buiten de school en dan kijkt zij van wat kan er aangeboden worden, liefst zo goedkoop mogelijk?” Dit kunnen sportactiviteiten zijn vb. karate, rope skipping,… . De brugfiguur geeft aan dat mensen zonder wettig verblijf moeilijk de weg vinden naar vrijetijdsactiviteiten. De brugfiguur merkt dat deze mensen zich vaak de vreemde eend in de bijt voelen. De brugfiguur geeft er de voorkeur aan activiteiten die op school doorgaan omdat ze merkt dat dit toegankelijker is voor ouders en dit de minste inspanning vraagt van de kinderen en de ouders. De brugfiguur merkt op dat de drempel op die manier zo laag mogelijk gehouden wordt. De brugfiguur geeft aan dat die via de samenwerking
81
met Brede school behoorlijk lukt. De brugfiguur merkt dat de coördinator van Brede school ook rekening houdt met het budget van onze ouders bij het organiseren van activiteiten op onze school. De brugfiguur geeft aan dat ze tracht de doorstroming naar de sportclubs ook te stimuleren en zoveel mogelijk kinderen op woensdag te laten deelnemen aan activiteiten van het SVS (School voor Sport). Wanneer er vakantie in het vooruitzicht is, vertelt de brugfiguur zoveel mogelijk kindjes naar allerhande kampen door te verwijzen. “Merk je dat mensen zonder papieren daar ook die weg vinden daarnaar toe? Neen, ik moet meegaan.” De brugfiguur vertelde ook eens over een pannenkoekenbak op school samen met een vzw Opre Roma van Roma mama’s. De netoverschrijdende brugteams worden door deze brugfiguur ten zeerste geapprecieerd. Ze vindt het leuk om de verhalen te horen van andere scholen, want op elke school kan het anders zijn zegt ze. De brugfiguur vermeldt ook dat ze samenwerkt met het CLB rond vaccinaties bij de kinderen (zonder wettig verblijf). “Kindjes krijgen hier ook vaccinaties. CLB die komt, dat is ook een ganse… ja we weten niet… vele kindjes zijn nog helemaal niet ingeënt, sommige kinderen wel.” De brugfiguur geeft aan zich vooral te focussen op individuele contacten met ouders. Ze geeft aan veel huisbezoeken te doen in functie van de school, de leerkrachten en de problemen die zich aandienen. Ze geeft aan dat door op die manier te werk te gaan ze ouders vaak doorverwijst naar organisaties in de buurt. Ze geeft aan in eerste instantie de problemen zoveel mogelijk zelf op te lossen. Haar ervaring leert dat sommige diensten niet altijd op dezelfde manier met de problemen omgaan. Ze geeft aan dat ze, bij die andere diensten, vaak niet hetzelfde enthousiasme voelt dan dat zij heeft bij het helpen van deze gezinnen. De brugfiguur geeft aan op het buurtwerk samen te zitten met sociale vrijetijdsorganisaties die vb. Sinterklaasfeest organiseren. De brugfiguur vertelt dat ze de activiteiten die door het buurtwerk georganiseerd worden bekend maakt op de school. Brugfiguur De Toverberg De brugfiguur vertelt dat ze al 4 jaar in deze buurt werkt en nu pas het gevoel heeft een goed netwerk te hebben opgebouwd van diensten waarnaar ze ouders met hun vragen kan doorverwijzen.
82
Voor de ondersteuning van o.a. kinderen zonder wettig verblijf op de school, werkt de school tweewekelijks samen het CLB. Dit overlegmoment wordt niet enkel voor deze kinderen georganiseerd, maar op dat moment is er tijd om de zorgdossiers te bespreken. De brugfiguur geeft aan dat dit CLB heel wat huisbezoeken op zich neemt. Ze geeft aan daarnaast samen te werken met straathoekwerk, Kom-Pas, Justitiehuis, ING, Spel-o-theek, de Sloep van Kind & Gezin, LOP (lokaal overleg platform), werkgroep anderstalige nieuwkomer, CLB, Visitatie (basisschool) en De Vlieger (basisschool), De Krekel (basisschool), De Wonderfluit (basisschool) en Sint-Bernadette (basisschool). De brugfiguur merkt op dat deze school heel veel samenwerkt met Brede school. De brugfiguur merkt dat er de laatste jaren door Brede school weer een beter positief contact is tussen de brugfiguren en de scholen in de wijk. Ze geeft aan dat door toedoen van Brede school ook een aantal overleggen ontstaan zijn binnen de buurt. De brugfiguur geeft aan dat er geen activiteiten specifiek georganiseerd worden voor kinderen zonder wettig verblijf. “Zij zijn een kind onder de andere kinderen en de vrijetijdsactiviteiten is voor ieder kind. Ze moeten zich hier ook opgenomen voelen in een andere groep en ergens vragen/willen ze ook die gelijke behandeling. (de vele contacten met organisaties) maar het helpt u wel da netwerk om ook voor de kinderen zonder papieren meer dingen te kunnen aanbieden en om naar de juiste dienst te kunnen verwijzen.” De brugfiguur geeft aan dat op de school zelf dan ook nog activiteiten worden georganiseerd vb. tegelbakken, week van de smaak, week van de klassieke muziek,… . Op het einde van de week was er dan een voorstelling en mochten ouders komen. Tegen het einde van de ‘week van de smaak’ had de brugfiguur ouders gevraagd om iets te maken. De brugfiguur merkte op dat vele mama’s hier meteen enthousiast rond waren.
Ze merkt op dat aan de hand van leuke activiteiten preventief
samengewerkt kan worden. “Das gewoon leuk om te doen en op zoveel verschillende vlakken kan dit interessant zijn.” Dit jaar werd samen gewerkt met ’t Vindcentje om de aanvragen voor studietoelagen in te vullen. Er wordt ook samengewerkt met het dagverblijf en de peutertuin. Deze school doet ook mee met ‘Boek op bezoek’ in samenwerking met de bibliotheek en vrijwilligers die aan huis gaan om voor te lezen. De brugfiguur geeft aan dat ze de vrijwilligers inzet bij de gezinnen die het het meest nodig hebben. Dit kunnen ook gezinnen zijn zonder wettig verblijf. De school werkt ook samen met Uilenspel in verband met huistaakbegeleiding. De brugfiguur van deze school neemt ook deel aan een uitwisselingsproject met stad Oostende. Brugfiguren van Oostende komen een bezoek brengen aan de school en lopen een dag met de brugfiguur mee om eens te kijken hoe wij het project hier invulling geven. 83
Brugfiguur Onze Lieve Vrouwcollege De brugfiguur zegt geen onderscheid te maken tussen samenwerking met diensten voor kinderen/gezinnen zonder wettig verblijf en de Vlaamse kinderen. Ze merkt op dat kinderen van Vlaamse gezinnen op deze school vaak kansarm zijn en dat de Vlaamse gezinnen ook vaak extra ondersteuning en extra hulp nodig hebben. “Eigenlijk maak ik daar niet echt een onderscheid in. Nu veel van onze Vlaamse ouders zijn ook kansarme ouders eh dus op zich ja. Tzijn ouders die ook vaak wel extra ondersteuning of extra hulp nodig hebben.” De brugfiguur merkt op dat het leggen van contact met externe organisaties vooral gebeurt vanuit problemen waarmee men op school mee geconfronteerd worden. De brugfiguur vertelt dat wanneer men zich vanuit de school zorgen maakt rond een bepaald gezin, men een overleg probeert te plannen met alle betrokken diensten. De brugfiguur geeft aan wekelijks samen te zitten met het CLB voor opvolging en ervaart dat deze contacten heel goed verlopen. De brugfiguur vertelt dat deze school ook nauwe contacten heeft met Brede school en er in de buurt sportkampen georganiseerd worden. De brugfiguur geeft aan dat met de ouders van de kindjes in de 1e kleuterklas men soms eens een bezoek brengt aan de Spel-o-theek. De brugfiguur geeft aan voor het 2e jaar op rij samen te werken met de bibliotheek rond ‘Boek op bezoek’. “Hier in Ledeberg hebben wij het groot geluk dat Brede school van start gegaan is en das een grote samenwerking eigenlijk op allerlei verschillende vlakken. Boek op bezoek gaat nu het 2 e jaar van start. Je kent dat project misschien. Dat zijn vrijwilligers die komen voorlezen bij een kindje thuis van de 3e kleuterklas.” Daarnaast vertelt de brugfiguur ook vaak samen te werken met de brugfiguur van De Kleurdoos (basisschool) en met het inloopteam van Reddy Teddy. Op vergaderingen wordt ook contact gelegd met andere organisaties vb. OCMW. Met straathoekwerk wordt ook af en toe samengewerkt. Coördinator Vrije net De coördinator geeft aan dat het CLB sowieso al op school komt. Ze merkt dat brugfiguren vaak samenwerken met het Comité Bijzondere Jeugdzorg, OCMW en vrijetijdsbesteding in de buurt. De coördinator geeft aan dat veel brugfiguren ook de werkgroep Jeugd zitten en de overlegmomenten van Brede school volgen. Ze merkt ook op dat brugfiguren soms ook samenwerken met
84
huistaakinitiatieven in de buurt. De coördinator geeft aan dat brugfiguren ook vaak doorverwijzen naar het wijkgezondheidscentrum en er soms ook samengewerkt wordt met de politie en/of wijkagent. De coördinator geeft ook aan dat brugfiguren soms ook rond de tafel zitten met diensten om afspraken te maken over de hulpverlening of over signalen die ze krijgen van ouders. “Diensten waar da ge vaak mee samenwerkt, daar zitte dan soms ne keer mee rond de tafel om afspraken te maken over de hulpverlening of over signalen die ge krijgt van ouders vb. als ge merkt van die ouders komen daar altijd maar van terug en die zijn niet tevreden wordt er soms contact opgenomen met die dienst met de vraag kunnen we eens rond de tafel gaan zitten, want we merken toch wel een aantal zaken als mensen terugkomen. Da willen we toch efkes signaleren om te zien of da we daar dingen aan kunnen veranderd. Hoe komt da? Hoe kan da voorkomen worden?” Coach Stedelijk net De coach vertelt dat brugfiguren veel samenwerken met de jeugddienst rond groene speelplaatsen, sport, sportdiensten en buurtsportnetwerken. De coach zelf werkt soms samen met ING. Ze vertelt dat ING ook soms een bezoek brengt aan scholen om ouders uit te nodigen om naar hun cursussen te komen. De coach vertelt dat scholen in Sint-Amandsberg naar manieren op zoek gaan om ‘onbereikbare ouders’ toch te bereiken. Ze merkt op dat scholen vb. samenwerken met ’t Vindcentje om de studietoelagen in te vullen. De coach geeft aan dat ’t Vindcentje een aantal ouders bereikt die de school niet kan bereiken. “Ik denk dat we als brugfiguur wel op zoek gaan. Eigenlijk zijn wij de eerste die in de school zijn aan de school zijn toegevoegd die ook niet een zuiver pedagogische achtergrond hebben van opleiding.Ik denk ik da wij toch wel meer vanuit emancipatorisch werkend denken. Ook meer denk ik samenwerkingsverbanden, da we daar in ons hebben omdat we natuurlijk ook wel andere werksituatie hebben meegemaakt, dat er samenwerking is en da je dus als ge voor een probleem staat da ge wel verder kijkt dan uw deur. Sinds het brugfigurenproject merkt de coach ook dat organisaties de brugfiguren als een soort ingangspoort zien voor de doelgroep die ze vanuit hun organisatie moeilijk kunnen bereiken. Ze geeft aan dat de samenwerking met organisaties soms prima en soms met obstructies verlopen. Ze geeft aan dat dit veel te maken heeft met wie met wat bezig is en in welke organisatie werkt. Ze merkt op dat bij een aantal organisaties er een groot verloop is van mensen. Ze merkt daarbij op dat het moeilijk is om met die organisatie samen te werken. 85
“Je kan alleen maar je eigen werking versterken door samenwerking te hebben met de buurt. Die kinderen leren niet enkel op de schoolbanken, die leren ook van 16 tot 20u bij manier van spreken alles en als je dan sterke partners hebt, des te beter dan hebben kinderen veel meer kansen dus ge gaat eigenlijk wel op zoek naar die zaken.”
86
3.9
Ondersteuning van gezinnen zonder wettig verblijf in de toekomst
De brugfiguren zetten zich vandaag op verschillende vlakken in voor gezinnen zonder wettig verblijf. Hoe zien ze zelf hun inzet naar deze doelgroep in de toekomst? De brugfiguren van Victor Carpentier, ’t Klimrek en de Toverberg geven aan dat ze in de toekomst meer duidelijkheid willen rond het beleid naar de doelgroep mensen zonder wettig verblijf toe. Deze brugfiguren geven aan op die manier deze gezinnen beter te kunnen ondersteunen. Brugfiguur Victor Carpentier De brugfiguur zou in de toekomst vooral taalondersteuning willen aanbieden aan de kinderen. Ze ervaart dat wanneer kinderen de taal niet machtig genoeg zijn ze achterop geraken en problemen krijgen op schoolse vaardigheden. Ze vindt dat de extra uren Nederlands die ze nu hebben ontoereikend zijn. “Vooral taalondersteuning van de kinderen omdat we ook zien dat die kinderen vaak enorm achter geraken en niet meekunnen door hun taal en dat geeft dan ook problemen op alle schoolse vaardigheden. Dus zeker voor de kinderen dan taalstimulering en probleem is wij hebben een aantal uren dat we Nederlands kunnen geven, maar voor de rest zitten die kinderen te koekeloeren in de klas en das heel jammer.” Ze vindt dat kleinere klassen hier ook een oplossing zouden kunnen zijn zodat de leerkracht de tijd heeft om meer te luisteren naar de verhalen van de kinderen. De brugfiguur geeft aan dat ze de kinderen ook enthousiaster zou willen maken om naar school te komen. Voor de ouders wil de brugfiguur er vooral zijn in de toekomst en hun de weg tonen naar organisaties die hen kunnen ondersteunen in hun problematiek. De brugfiguur geeft aan in de toekomst beter opgeleid te willen zijn rond die materie van mensen zonder wettig verblijf. “Wat dat ik dan voor mezelf belangrijk vind dat wij ook beter moeten opgeleid worden of zelf het initiatief nemen om beter opgeleid te worden. Voor de verblijfsstatuten allemaal, de wettelijke regeling daar rond, want ben daar dus veel te weinig van op de hoogte van wat dat allemaal is.” De brugfiguur vertelt geen zicht te hebben op het feit of dat er in de toekomst meer mensen zonder wettig verblijf in Gent zullen zijn. Ze denkt wel dat er mensen naar hier zullen blijven komen, maar die zullen volgens haar vooral in die grijze zone zitten.
87
Brugfiguur ’t Klimrek Naar de kinderen toe geeft deze brugfiguur aan meer vrijetijdsactiviteiten te willen organiseren. Ze ervaart dat zowel kinderen als ouders een leuke tijd beleven telkens dit georganiseerd wordt op school. De brugfiguur geeft aan kinderen zoveel mogelijk de kans te geven om deze dingen te doen. De brugfiguur zou willen dat er in de toekomst een duidelijk beleid wordt gevoerd in verband met verblijfvergunningen zodat de mensen weten waar ze staan. Ze vindt dat mensen nu te vaak aan het lijntje worden gehouden. Deze brugfiguur geeft aan dat ze deze mensen ziet komen en gaan. Ze denkt dat de komende jaren er mensen zullen blijven komen naar Gent. De brugfiguur geeft aan dat het voor haar niet steeds duidelijk is. Ze heeft het gevoel dat heel wat mensen bereidwillig zijn en zich willen integreren, maar door gebrek aan een duidelijk beleid en de onzekerheid van hun bestaan, kunnen deze mensen niets beginnen opbouwen. Ze denkt dat het aanbieden van jobs waarvoor ze niemand anders vinden een oplossing zou kunnen zijn of hen iets laten doen waardoor dat deze mensen zich nuttig voelen. Volgens de brugfiguur hebben deze ouders ook nood aan vorming naar integratie toe. Ze vindt dat men beter moet opvolgen wie een inburgeringcursus volgde en wie niet. Dit zou volgens haar kunnen helpen. “Leg uit hoe het systeem werkt in België. Leg uit hoe dat er met afval omgegaan wordt. Leg uit… maar ge moet eerst aanvaarden dat ze hier zijn en er dan iets mee doen.” In de toekomst zou het volgens deze brugfiguur prachtig zijn mocht de drempel naar externe organisaties voor gezinnen zonder wettig verblijf verlaagd kunnen worden. Ze heeft het gevoel dat deze ouders vertrouwen hebben in de school, maar te angstig zijn om onderschept te worden wanneer ze naar andere diensten gaan. De brugfiguur geeft aan dat een mogelijke actie van het beleid zouden ‘trekbegeleiders’ kunnen zijn. De brugfiguur omschrijft deze ‘trekbegeleiders’ als hulpverleners die individueel met mensen zonder wettig verblijf op stap gaan om die papieren in orde te krijgen. “Ik denk dat het gemakkelijker zou gaan mochten er meer mensen individueel op stap gaan met die mensen; trekbegeleiders. Ik ben nu brugfiguur voor een ganse school, maar ge voelt ook dat ik overbevraagd word. Ik ga al soms ne ke mee met mensen om werken te regelen.” De brugfiguur hoopt dat in de toekomst ook acties ondernomen zullen worden zodat mensen in precaire noodsituaties beter opgevangen worden.
Gezinnen slapen op straat, … een meer
menswaardige behandeling is volgens haar hier dringend aan de orde.
88
“T staan hier kweet ni hoeveel gebouwen leeg. Er wordt zoveel verkwist en geld in en dat vind ik zo contradictorisch. Er zijn zoveel projecten en gebouwen en si en la, dat ik zeg van is het nodig? Is het geen geldverkwisting? Tterwijl een minimum aan lonen en een dak boven hun hoofd, dat de mensen een beetje in menswaardige omstandigheden kunnen opgevangen worden, vind ik wel een prioriteit.” De brugfiguur ervaart dat haar job zeker en vast een meerwaarde is voor de school en het schoolteam. De brugfiguur is ervan overtuigd dat deze job moet blijven bestaan. Hoe meer mensen zonder wettig verblijf er in de school zullen zitten, hoe meer energie en tijd ze daarin zal moeten steken vertelt ze. Om dit te kunnen blijven doen, geeft de brugfiguur aan op de hoogte te willen blijven van wetgeving rond mensen zonder wettig verblijf. De brugfiguur hoopt ook dat Europa oog zal hebben voor de levensomstandigheden van de landen van herkomst. Hoe zou Europa ervoor kunnen zorgen dat de situatie in die landen wat beter wordt, zodat mensen niet hoeven weg te vluchten uit hun land? Brugfiguur De Toverberg Deze brugfiguur vindt de grens tussen wie papieren heeft en wie niet, niet zo duidelijk meer. Ze vindt het moeilijk om een duidelijk zicht op het beleid te krijgen. De brugfiguur vindt ook dat mensen sneller een antwoord zouden moeten krijgen. Kunnen ze hier blijven of niet? Mensen zullen de komende jaren blijven komen, maar hoe zullen we daarmee omgaan? De brugfiguur hoopt structureler en inhoudelijker te kunnen werken met deze gezinnen. Ze hoopt ook dat kinderen zonder wettig verblijf steeds sneller de weg zullen vinden naar het onderwijs en dat er sneller een goede band met de ouders kan worden gelegd. Ze geeft aan dat men als school we een spilfiguur kunnen zijn. Ze wenst ook dat er meer plaatsen zouden zijn waar gezinnen zonder wettig verblijf terecht kunnen. Ze vindt dat diensten wat meer gecentraliseerd zouden moeten zijn en dat ze hun aanbod meer op elkaar moeten afstemmen. Ze geeft aan dat dienstverlening transparanter zou moeten zijn en mensen meer geïnformeerd moeten worden van hun dienstverlening. Tegelijkertijd voelt ze aan dat organisaties de grote toestroom van gezinnen zonder wettig verblijf niet echt aankunnen. De brugfiguur geeft aan dat mensen in hun land van herkomst ook meer geïnformeerd zouden moeten worden over de situatie waarin ze vb. in Gent terecht kunnen komen. Op dit vlak zou de brugfiguur graag wat preventie zien in de landen van herkomst. “ ‘T zijn veel mensen da ‘k al gehoord heb van allé ja als ze zo ne keer hun verhaal doen da ze zeiden van had ik da geweten ‘k was gewoon ni gekomen of ‘k had het anders aangepakt.”
89
Ze geeft aan graag wat meer tijd en meer middelen te willen hebben om persoonlijk met de gezinnen te werken en om ze sterker te maken om om te gaan met hun levenssituaties. Ze ervaart dat de taal hier wel een belemmerende factor is. Tegelijkertijd wil de brugfiguur ook preventief blijven werken vb. aan de hand van haar koffiemoment. “Ik wil hen op pedagogisch vlak sterk maken en hun in contact brengen met allerhande organisaties.” Dit zou ze in de toekomst willen kunnen uitbreiden en zich ook meer focussen op het bereiken van gezinnen zonder wettig verblijf en nieuwkomers. Ze wil ook meer vanuit het positieve gaan werken om deze groep te versterken. De brugfiguur hoopt in de toekomst meer spontane contacten te kunnen hebben met de ouders vooraleer er zich problemen voordoen. “Met de mensen van het koffiemoment vb. denk ik da ‘k wel preventief aan een aantal dingen aan het werken ben omda ge u sterker maakt als ouder of op pedagogisch vlak, binnen de maatschappij en da ge hun in contact brengt met… Daar kan ik ook meer kiezen naar invulling en ook vanuit vraag van de ouders. Daar heb ik wel ‘t gevoel van da wil ik wel kunnen uitbreiden en naar die nieuwkomers en mensen zonder papieren toe. Dat ni zo inspelen is op probleme, maar vanuit het positieve gaan werken en hun versterken…” De brugfiguur vindt dat Stad Gent op zich een open visie heeft en probeert een sociale stad te zijn. Ze hoopt ook dat het Stedenfonds het brugfigurenproject zal blijven subsidiëren. Ze vindt dat er heel wat leuke activiteiten van de stad zijn om met deze mensen te doen. De brugfiguur zou in de toekomst kinderen graag vlotter zien doorstromen naar vrijetijdsactiviteiten. Bij de start van volgend schooljaar wil de brugfiguur een infomoment organiseren en dit specifiek voor anderstalige nieuwkomers. “Want nu hebben we zo het doel om volgend jaar toch vanaf het begin van het schooljaar zeker bij ons anderstalige nieuwkomers waar dat er ook wel wa kinderen zonder wettig verblijf tussen zitten - echt een eerste gesprek te organiseren tussen de anderstalige nieuwkomers, leerkracht en die ouders. Brugfiguur Onze Lieve Vrouwcollege Deze brugfiguur zou willen dat haar school opener wordt. In de toekomst wil ze ouders meer bij de school betrekken. In de toekomst zou ze zeker voldoende aandacht willen hebben voor de kleutertjes en gezinnen zonder wettig verblijf omdat ze het gevoel heeft dat deze ouders het minst ervaring hebben met de school en de meeste vragen hebben.
90
Daarnaast zou ze met de oudere kinderen ook willen werken rond sociale vaardigheden. Ze ziet dat kinderen vaak rondlopen met frustraties of worden snel boos. De brugfiguur zou hen willen leren hier op een andere manier mee om te gaan. Later zou ze dit ook bij de jongere kinderen willen doen. “Denk ook wel dat we nog meer een beetje weg moeten ingaan van sociale vaardigheden bij kinderen. Dat er daar wel nog veel vraag naar is. Da we toch merken bij zeker bij de oudste leerlingen dat dat niet altijd evident is dat er…” Coördinator Vrije net De coördinator heeft het gevoel dat het aantal mensen zonder wettig verblijf aan het stijgen is. Om hen beter te kunnen helpen, vindt ze dat er één centraal aanspreek punt zou moeten zijn zodanig dat brugfiguren niet steeds informatie moeten gaan opzoeken. “Dat er in Gent 1 aanspreekpunt is zodanig dat de brugfiguur ook weet van als ik daar een vraag rond heb, dan bel ik naar die. Nu is ‘t zo heel vaak rondbellen en naar die en naar die.” Ze geeft aan dat brugfiguren niet gespecialiseerd zijn in die materie en dit aanspreekpunt zou een hulp kunnen zijn bij het zoeken naar de gepaste dienst. Ze ervaart dat mensen zonder wettig verblijf vaak uit de boot vallen omdat ze niet voldoen aan de doelgroep van organisaties. Ze geeft aan dat brugfiguren soms niet weten waar ze met deze gezinnen terecht kunnen. Duidelijkheid hier rond naar de toekomst is nodig zodat mensen in de mate van het mogelijke aan de basisbehoeften kunnen voldoen zegt de coördinator. De coördinator geeft aan dat ze in Gent moeite doen om te proberen samenwerkingsverbanden op te zetten die ons helpen om problematieken aan te pakken en op te lossen. De coördinator geeft aan dat signalen doorgeven aan het beleid, ook iets is dat in de toekomst moet blijven gebeuren. De coördinator heeft het gevoel dat wanneer heel veel mensen dezelfde signalen doorgeven, daar gehoor aan gegeven wordt. “ ‘K et gevoel ook veel signalen geven. Wie dat zegt dat kan soms een invloed hebben, maar ook als ge vanuit de basis veel signalen geeft heeft dat ook al een invloed. Ik ga ni zeggen da ze ni luisteren, maar der is ook ni altijd zo gemakkelijk iets aan te doen.” De coördinator geeft aan dat een oplossing bieden niet steeds evident is. Ze geeft aan dat Gent een grote stad is met een hoeveelheid aan diensten. Het is niet gemakkelijk om iedereen samen te krijgen en iets reëel tot stand te brengen, maar de coördinator heeft het gevoel dat stad Gent toch enorme inspanning probeert te doen. Om vanuit de scholen met gezinnen zonder wettig verblijf op weg te kunnen blijven gaan, is het noodzakelijk om een brugfiguur op de school te hebben vindt de coördinator. 91
“Elke school vind, dat waar een brugfiguur staat, hij ze niet meer kan missen en aangezien da we in scholen zitten met zeer veel GOK-leerlingen en zeer veel ouders in moeilijkere levensomstandigheden, denk ik da als ge gij geen extra mankracht hebt dan kunde ni doen wat er nu gebeurt.” Een uitbreiding van het aantal fulltime brugfiguren zit er volgens de coördinator niet in. Met het brugfigurenproject zou men willen dat de functie als brugfiguur een erkende functie zou worden op federaal of op Vlaams niveau. De coördinator geeft aan dat dit ervoor zou zorgen dat de brugfiguren meer werkzekerheid hebben en dat men gesubsidieerd zou worden vanuit het ministerie. Coach Stedelijk net De coach zou de kinderen zonder wettig verblijf in de toekomst meer willen opvangen op niveau en hen de kansen en tijd geven om zich te ontwikkelen. Ze heeft het gevoel dat deze kinderen al te snel in een keurslijf zitten. “Moesten we kunnen, zouden we kinderen meer moeten kunnen opvangen op niveau en kansen geven op niveau en tijd geven zonder aan leeftijden en leerjaren gebonden te zijn. ‘K denk dat de kinderen het beste kunnen leren als ge zo jong, maar nu zitten ze soms al gedoemd om bepaalde richting in te gaan of naar deeltijds onderwijs te gaan omda ze al die kansen al gemist hebben. Misschien moeten we ze gewoon langer kans geven om dat traject te doorlopen en niet met die met dat keurslijf te zitten.” Duidelijkheid over het beleid en hoe die papierenwinkel in elkaar zit, is volgens de coach nodig. Ze geeft aan dat brugfiguren in de toekomst geïnformeerd moeten blijven over dit thema. Mensen die vaak met deze doelgroep in contact komen samenbrengen, is ook iets dat in de toekomst ondernomen kan worden volgens de coach. Voldoende aanwezig blijven zijn op de scholen als brugfiguur is volgens de coach het geheim van het slagen van het project, ook in de toekomst.
92
4 4.1
Bij wijze van besluit Bevindingen
De brugfiguren weten niet van elk kind of het al dan niet wettig in België verblijft. Ze merken op, in hun manier van handelen, geen onderscheid te maken tussen kinderen en gezinnen zonder en met wettig verblijf. Alle ouders en alle kinderen kunnen op hun ondersteuning rekenen. Iedereen is welkom op de scholen en brugfiguren zullen gezin per gezin bekijken om te zien waar ze kunnen helpen. In eerste instantie kijken brugfiguren welke papieren ze voor die ouders in orde kunnen brengen. We denken hierbij aan een medische kaart (hiervoor wordt samengewerkt met het OCMW), een buspasje, nulfactuur op school of een korting voor opvang en/of maaltijden en 80-20 regel bij het inschrijven van kinderen in vrijetijdsactiviteiten. Soms gaat men zelfs mee om de kinderen in te schrijven. Op de scholen krijgen kinderen zonder wettig verblijf ook materiële ondersteuning. Ze krijgen indien nodig kledij, in sommige scholen kunnen ze een douche krijgen en worden hun kleren gewassen, in de winter worden dekens uitgedeeld, als ze geen lunch mee hebben van thuis wordt boterhammen gesmeerd of worden warme maaltijden onder 2 kinderen verdeeld, worden kinderen behandeld voor luizen en wordt de natkam-methode aan de kinderen en/of ouders aangeleerd. Het valt ook op dat op scholen waar kinderen zonder wettig verblijf zitten, vaak ook heel wat andere allochtone en/of kansarme kinderen zitten (cfr GOK-percentages). Een hoog GOK-percentage gaat hand in hand met het beschikken over extra ondersteuning in de scholen voor kinderen uit kansengroepen. Vaak wordt ook samengewerkt met Hogeschool Gent voor huistaakbegeleiding en met Brede school. In een school waar veel kinderen zonder wettig verblijf zitten, heeft men vaak te maken met een komen en gaan van kinderen. Dit maakt het extra moeilijk voor de leerkrachten en de brugfiguur om hulp te bieden aan deze kinderen en gezinnen. Op de scholen worden kinderen zonder wettig verblijf ondersteund vanuit verschillende hoeken. In sommige scholen werkt men met niveaugroepen, in een andere school is er een onthaalklas, op de andere school worden uren vrijgemaakt om kinderen uit de klas te halen en de leerstof met hen individueel te herhalen. Eén school gaat met anderstalige nieuwkomers af en toe een namiddag op uitstap. Brugfiguren organiseren heel wat op en vanuit de school om de kinderen met zoveel mogelijk verschillende dingen in contact te brengen. Er worden geen activiteiten speciaal voor kinderen 93
zonder wettig verblijf georganiseerd, maar er wordt voor gezorgd dat deze kinderen (indien haalbaar) aan alle georganiseerde activiteiten kunnen deelnemen. De brugfiguur ondersteunt de leerkrachten vaak bij het organiseren van vb. Sintfeest, kleuterverjaardagen of openklas dag. Brugfiguren engageren zich voor alle activiteiten die kinderen, ouders en leerkrachten dichter bij elkaar kunnen brengen. Op de ene school wordt er meer gefocust op het individuele kind. Op andere scholen werkt men vooral met activiteiten om kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling. Sport- en vrijetijdsactiviteiten worden meestal georganiseerd op school of in de buurt. Drie van de vier scholen werken samen met Brede school om activiteiten op maat te organiseren. Het opvolgen van (problematisch) afwezigheden nemen brugfiguren ook op zich. De brugfiguren proberen de kinderen te motiveren om naar school te komen. Indien nodig worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek op school of gaat de brugfiguur op huisbezoek. nodigen ze hiervoor de ouders uit voor een gesprek op school of gaat de brugfiguur op huisbezoek. Sommige scholen werken hierbij nauw samen met het CLB. Eén brugfiguur doet ook samen met de directie de inschrijvingen. Het ultieme doel van de vele acties die brugfiguren ondernemen samen met actoren binnen en buiten de scholen, is dat kinderen zich thuis kunnen voelen op de school. Men wil op de scholen een veilige en vertrouwde omgeving creëren zodat de kinderen zich verder kunnen ontwikkelen en ontplooien. De brugfiguren ervaren dat het belangrijk is om kinderen voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan een nieuwe omgeving. De brugfiguur kan hierbij een vertrouwenspersoon zijn voor kinderen zonder wettig verblijf en hen hierbij ondersteunen. De brugfiguren geven wel aan dat ouders zonder wettig verblijf vaker met vragen komen en dat deze vragen meestal gaan over het niet kunnen voldoen aan de basisvoorwaarden. Hun vragen gaan vooral over huisvesting, voeding, financiële tegemoetkomingen, regelen van hun papieren, … . Brugfiguren geven aan dat het werken met deze doelgroep hun taak zwaarder maakt. Brugfiguren proberen een zo goed mogelijk zicht op de sociale kaart van hun buurt op te maken zodat ze ouders naar de juiste diensten kunnen doorverwijzen. De brugfiguren gebruiken het moment waarop ouders hun kinderen aan de schoolpoort afzetten of komen ophalen om hen aan te spreken. Ouders kunnen op dit moment de brugfiguur vragen om hen te helpen met hun problemen. De brugfiguur van het Onze Lieve Vrouwcollege maakt van dit moment enkel gebruik als ze iemand echt wil spreken. ’s Morgens en ’s avonds is ze wel beschikbaar in haar bureau. De brugfiguren, behalve de brugfiguur van Onze Lieve Vrouwcollege, organiseren ook een koffiemoment. De invulling daarvan hangt van brugfiguur tot brugfiguur af. Men geeft wel aan op deze momenten vooral dezelfde ouders te bereiken. Ouders zonder wettig verblijf bereikt men 94
met dit moment zelden. De brugfiguur van het Onze Lieve Vrouwcollege organiseert dit niet omdat ze vindt dat men op zo’n moment steeds dezelfde ouders bereikt. Op de scholen waar men vooral individueel werkt en veel huisbezoeken doet, zou men meer projecten willen organiseren. Op de scholen waar men vooral met projecten werkt, zou men meer tijd willen hebben om individueel met ouders aan de slag te gaan. Alle brugfiguren maken ook gebruik van tolken om de communicatie zo vlot mogelijk te laten verlopen. Hierbij ervaren ze allen dezelfde moeilijkheden. Enerzijds komen ouders vaak niet naar de afspraak als er een tolk geregeld is. Anderzijds komen ouders vaak spontaan de brugfiguur opzoeken. Op die momenten is er meestal geen tolk beschikbaar en moet men zich redden met de middelen die men heeft. In de communicatie naar ouders toe wordt in alle scholen gewerkt met pictogrammen. Brugfiguren proberen via oudergroepen, (kook)activiteiten op school, uitstappen, infomomenten, … ouders bij het schoolgebeuren te betrekken en hun interesse voor de school te stimuleren. Twee brugfiguren organiseerden ook een collectief moment om de studietoelagen in te vullen. Op één school werd daarvoor de hulp van een vrijwilligersorganisatie ingeroepen om zoveel mogelijk ouders te kunnen bereiken. Brugfiguren geven aan vooral contact te hebben met ouders als er zich problemen voordoen. Wanneer men de ouders vooral op deze momenten ziet, is het moeilijk om een vertrouwensband op te bouwen. Eén brugfiguur geeft dan ook aan graag te werken met activiteiten omdat je op die momenten ouders op een heel andere manier leert kennen. Ouders kunnen gewoon zichzelf zijn en zonder angstgevoel naar de school komen voor een activiteit. De brugfiguren maken deel uit van het schoolteam. Ze zijn steeds aanwezig op overlegmomenten waarin er rond de zorg van kinderen samen wordt gezeten. Ze blijven op zoek gaan hoe ze het welzijn van deze kinderen en gezinnen kunnen verhogen. De brugfiguren treden op als belangen verdedigers van kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf. Dit doen ze binnen de school tegenover het school team. Brugfiguren proberen de leerkrachten, in de mate van het mogelijk, inzicht te geven in de leefomstandigheden van deze kinderen en gezinnen. Ze investeren hier heel wat tijd in. Brugfiguren worden zo goed als dagelijks in de wandelgangen en/of leraarszaal door leerkrachten, zorgcoördinator, directie, … aangesproken met vragen in verband met kinderen zonder wettig verblijf. Indien relevant geven ze informatie door die ze verkregen van de ouders via gesprekken of huisbezoeken. De meningen over de manier waarop met kinderen zonder wettig verblijf omgegaan wordt, komen niet steeds overeen. In eerste instantie probeert de brugfiguur de verwachtingen van zowel leerkrachten als ouders in kaart te brengen. Daarna tracht de brugfiguur de leerkrachten zo dicht mogelijk bij de gezinnen zonder wettig verblijf te brengen. Ze proberen leerkrachten o.a. mee 95
te nemen op huisbezoek om zo de leefsituatie van kinderen zonder wettig verblijf die in hun klas zitten beter te kunnen duiden. Brugfiguren proberen leerkrachten ook te ondersteunen bij het organiseren van activiteiten op school vb. openklas moment om op die manier ouders en leerkrachten dichter bij elkaar te brengen. Daarnaast probeert de brugfiguur het standpunt van de leerkracht ook te duiden naar de ouders toe. Wanneer kinderen zonder wettig verblijf op school aankomen, hebben ze vaak al heel wat meegemaakt. Brugfiguren merken op dat bepaald gedrag terugkeert deze kinderen zonder wettig verblijf. Ze ervaren allemaal dat veel kinderen angstig zijn. Ze voelen zich vaak onveilig en moeten de tijd krijgen om zich aan te passen aan een geheel nieuwe omgeving. Vaak werden en worden ze thuis met heel wat ontberingen geconfronteerd en zijn een heel stuk gevoeliger dan de andere kinderen. Door die ontberingen liepen heel wat kinderen een leer- en/of ontwikkelingsachterstand op. In het begin kunnen deze kinderen zich vaak onvoldoende uitdrukken om iets duidelijk te maken of om contact te maken met anderen. Het psychosociaal welzijn van kinderen zonder wettig verblijf is een belangrijk item voor de brugfiguren en ze zetten zich allemaal in om een positieve sfeer op school te creëren opdat deze kinderen zich er thuis zouden voelen. De brugfiguren zijn het erover eens dat de kinderen zich veilig, geborgen en op hun gemak moeten kunnen voelen op hun school om zich verder te kunnen ontwikkelen. Brugfiguren merken op dat kinderen zich na een jaar al wat beter gaat met hen. Behalve de brugfiguur van Victor Carpentier, geven brugfiguren aan dat kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf niet kunnen terugvallen op hun rechten. De brugfiguur van Victor Carpentier geeft aan dat de kinderen hun rechten effectief kunnen gebruiken en daarvoor bij verschillende diensten terecht kunnen. De andere brugfiguren zien dat enkel het recht op onderwijs verwezenlijkt. De coördinator en coach geven aan dat brugfiguren niet steeds op de hoogte zijn van de rechten waar kinderen recht op hebben. De coördinator denkt wel dat wanneer brugfiguren geconfronteerd worden met een inbreuk tegen bepaalde rechten, men actie zal ondernemen vb. slechte huisvesting. Het feit dat België IVRK ondertekent heeft, creëert wel een maatschappelijk draagvlak om die rechten op te eisen. Brugfiguren ervaren successen met kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf als de contacten met ouders vlot verlopen, als er een vertrouwensband opgebouwd kan worden, als kinderen kunnen doorstromen naar het ASO of TSO, als ze graag naar school komen, als ze leuke dingen uit de klas komen vertellen aan de brugfiguur, als kinderen regelmatig naar school komen, wanneer brugfiguren het gevoel hebben dat ouders zich bij het schoolgebeuren betrokken voelen, als ouders een stap vooruit zijn in hun ‘papierenwinkel’, als ouders terug hoop krijgen, wanneer de school kinderen met 96
nieuwe dingen in contact kan brengen en wanneer ouders en leerkrachten aan hetzelfde zeil trekken in functie van het welbevinden van hun kind. Brugfiguren zien succes in kleine dingen en moeten hun doelen stapje per stapje proberen te realiseren en tevreden zijn met elk klein stapje vooruit. Niet alles loopt natuurlijk van een leien dakje. Brugfiguren ondervinden de meeste moeilijkheden bij het contact leggen met ouders, het opbouwen van een vertrouwensband en het maken van afspraken. De onduidelijkheid van het beleid wordt ook als een moeilijkheid gezien. Brugfiguren weten soms niet of ze goed bezig zijn, moeten ze nog tijd investeren in die kinderen als ze elk moment uit het land gezet kunnen worden? De hopeloosheid van de situatie en de moedeloosheid van de mensen, speelt sommige brugfiguren ook parten. De communicatieproblemen spelen hier ook een grote rol in. Sommige brugfiguren zitten blokvast in het werken met deze mensen en moeten aanzien dat het hulpverleningsaanbod voor deze doelgroep ontoereikend is. Veelal hebben deze
mensen
doorverwijzingsbriefjes
nodig
om
hulp
te
kunnen
krijgen
van
hulpverleningsorganisaties. De brugfiguur van de Toverberg geeft aan dat het zeer moeilijk is om een evenwicht te vinden tussen het helpen van deze mensen en hen te emanciperen. Hoe meer brugfiguren in hun werking te maken hebben met kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf, hoe beter ze zicht hebben op de materie en de hulpverleningsorganisaties die zich specialiseren in deze problematiek. Op die manier kunnen brugfiguren gerichter doorverwijzen. Brugfiguren gaan buiten de muren van de school op zoek naar partners om hun werking te versterken. Behalve de brugfiguur van Victor Carpentier werken de andere drie brugfiguren heel nauw samen met Brede School. Er wordt samengewerkt met ING, de bibliotheek met ‘Boek op bezoek’, huiswerkbegeleidingsproject vanuit Hogeschool Gent, vrijetijdsorganisaties, OCMW’s, KomPas, ’t Vindcentje, gezondheidscentra, politie, … . De brugfiguur van Victor Carpentier werkt heel nauw samen met de buurt en organiseert met die partners heel wat activiteiten in de buurt. Brugfiguren geven aan dat het een tijdje duurt vooraleer men zijn weg gevonden heeft naar organisaties in de buurt en zicht heeft voor welke problemen men bij welke organisatie terecht kan. De frequentie waarmee men met andere organisaties samenwerkt hangt af van de activiteiten die georganiseerd worden en da vragen van de kinderen en ouders uit. De brugfiguren geven allen aan vrijetijdsactiviteiten zeer belangrijk te vinden. Ze proberen zoveel mogelijk activiteiten te organiseren waaraan kinderen kunnen deelnemen en proberen kinderen te laten doorstromen naar sportclubs. Brugfiguren verkiezen activiteiten die op school of in de wijk worden georganiseerd om de drempel zo laag mogelijk te houden. Sommige brugfiguren werken ook samen met andere scholen om activiteiten te doen. Brugfiguren geven aan door heel nauw samen te
97
werken met Brede school, te kunnen terugvallen op een partner bij en voor het organiseren van activiteiten. Alle brugfiguren proberen zoveel als mogelijk aanwezig zijn op het welzijnsoverleg in hun buurt. Op die manier komen ze ook in contact met mensen van de organisaties in de buurt, kunnen ze signalen doorgeven aan andere diensten en kunnen ze ook bepaalde thema’s voorleggen om te bespreken. Tijdens het analyseren van de interviews vielen mij een aantal zaken op. Brugfiguren hebben vaak geen zicht op het verblijfsstatuut van de kinderen op hun school. Vele kinderen zitten ook in de grijze zone vb. hadden een geldig verblijfsstatuut, maar dit is vervallen of om een of andere reden terug ongeldig geworden. De verblijfsstatus van een kind belet de brugfiguren niet om de noden van deze kinderen in kaart te brengen en hier een oplossing voor te vinden. De scholen waarvan ik de brugfiguur interviewde hadden een hoog GOK-percentage. Hun populatie bevat zeer veel kansarme en allochtone kinderen. Ze geven impliciet aan dat de noden van deze kinderen in grote lijnen gelijklopen met de noden van de kansarme en allochtone kinderen. De manier waarop brugfiguren hun taken invullen is zeer individueel. Sommige brugfiguren brengen meer tijd door in de wijk, dan op de school. Anderen hebben een voorkeur om eerder individueel met ouders aan de slag te gaan en kiezen eerder voor een klassiekere aanpak om de zorg te organiseren. Algemeen kan wel gesteld worden dat brugfiguren veel bezig zijn met het verkennen van de buurt en de organisaties die zich in die buurt bevinden. De noden van de ouders zijn ook gerelateerd aan de buurt waarin men woont. Ze doen inspanningen om op het welzijnsoverleg van hun buurt aanwezig te zijn om contacten te leggen. Wel valt me op dat de brugfiguren onderling weinig uitwisselen. Alle brugfiguren waren zeer nieuwsgierig naar wat anderen op de vragen van het interview zouden antwoorden. Men geeft aan dat er onderling weinig wordt samengewerkt. Tijdens brugteams ziet men elkaar wel, maar specifieke uitwisseling vb. van samenwerking met dienst X voor kinderen zonder wettig verblijf komt hier niet aan bod. De meeste brugfiguren zijn zeer actief bezig met kinderen naar vrije tijds- en sportactiviteiten door te verwijzen. Je zou eerder vermoeden dat brugfiguren de focus zouden leggen op huisvesting, papieren, … maar het organiseren van vrije tijds- en sportactiviteiten, kinderen tijdens de vakantie doorverwijzen naar allerhande kampen lijkt voor hen van even groot belang. Brugfiguren geven aan overbevraagd te zijn en soms niet goed te weten waar eerst te beginnen. Het ene moment zijn ze intensief bezig met projecten buiten de school en is er soms te weinig tijd voor de ouders. Andere momenten worden ze overstelpt met vragen van ouders, dat er bijna geen tijd meer is om zich in te zetten voor de kinderen en leerkrachten te ondersteunen in projecten op school. Een evenwicht vinden tussen de twee blijkt bijzonder moeilijk. 98
Het brugfiguren project werd in het leven geroepen om de ouders en de school dichter bij elkaar te brengen. De instroom van mensen zonder wettig verblijf, maar ook de aanwezigheid van vele allochtone en kansarme gezinnen op de scholen zorgt ervoor dat brugfiguren vaak bezig zijn om voor deze gezinnen zaken te regelen opdat ze zouden kunnen voldoen in hun basisnoden.
99
4.2
Acties van brugfiguren in de toekomst naar kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf
De brugfiguren, coördinator en coach hadden heel wat ideeën van wat men in de toekomst zou kunnen beteken voor deze kinderen en gezinnen. Brugfiguren willen in de toekomst meer duidelijkheid wat betreft het beleid naar mensen zonder wettig verblijf toe. Ze willen ook op de hoogte blijven van de materie om zo gezinnen beter te kunnen begeleiden. De drempel naar externe organisaties zou voor deze doelgroep verlaagd moeten worden en het aanbod van de hulpverlening moet beter op elkaar afgestemd worden. Zeker voor noodopvang kunnen extra inspanningen gedaan worden. Mensen zonder wettig verblijf kunnen in noodsituaties vaak nergens terecht. De brugfiguur van Victor Carpentier zou in de toekomst graag meer willen werken rond taalondersteuning en zou deze kinderen in kleinere klasjes steken. Ze wil deze kinderen enthousiaster maken om naar school te komen en ouders gerichter willen doorverwijzen naar organisaties. De brugfiguur van ’t Klimrek zou deze mensen willen doorverwijzen naar vormingsmomenten naar integratie toe. Ze geeft aan dat deze doelgroep baat zou hebben bij een ‘trekbegeleider’. Dit is een hulpverlener die samen met deze mensen op stap gaat naar verschillende organisaties om zo hulp voor hen te organiseren. De brugfiguur van De Toverberg wil in de toekomst spontaner contact willen leggen met deze ouders en hoop dat deze kinderen sneller de weg zullen vinden naar de school. In het begin van het schooljaar zou ze ook een infomoment willen organiseren met tolken om wat meer uitleg aan de ouders te geven. De brugfiguur van ’t Klimrek en De Toverberg geven aan dat er ook preventief kan gewerkt worden in de landen van herkomst. Europa moet actie ondernemen om de migratieproblematiek in kaart te brengen en na te gaan waarom mensen vluchten/wegtrekken uit hun landen van herkomst. Mensen zouden ook beter geïnformeerd moeten worden over de mogelijke verblijfsstatuten in België, hoe men die statuten kan verkrijgen, hoe men aan de juiste papieren kan geraken om te werken, … . De brugfiguur van het Onze Lieve Vrouwcollege wil de school meer openstellen voor ouders. Ze wil vooral aandacht besteden aan de ouders van de kleutertjes omdat ze merkt dat die het meeste vragen hebben. Daarnaast wil ze ook werken rond sociale vaardigheden om kinderen te leren om gaan met de moeilijkheden waarmee ze worden geconfronteerd in hun interactie met andere (kinderen).
100
De coördinator van het Vrije net geeft aan dat er nood is aan een centraal aanspreekpunt waar brugfiguren terecht kunnen met de vragen van mensen zonder wettig verblijf. Dit centraal aanspreekpunt zou brugfiguren dan doorverwijzen naar de organisatie die een antwoord kan bieden op hun vragen. Daarnaast moeten brugfiguren, directies, coördinatoren, coaches, … signalen blijven doorgeven aan het beleid. De coach zou in de toekomst kinderen meer op niveau willen kunnen opvangen en deze kinderen meer tijd willen geven om zich te ontwikkelen. In wat brugfiguren mij vertelden, voelde ik hun nood om rond bepaalde thema’s met collega’s eens samen te zitten en na te gaan hoe anderen met deze doelgroep omgaan. Alle brugfiguren gaven aan heel nieuwsgierig te zijn naar wat andere brugfiguren over dit thema te vertellen hadden en niet echt zicht te hebben op het werk van hun collega’s.
101
4.3
Wat is de betekenis van het toenemend aantal kinderen zonder wettig verblijf voor het invullen van de taken als brugfiguur?
Brugfiguren geven aan dat door het toenemend aantal kinderen zonder wettig verblijf, ze zich meer bezig houden met het realiseren van de basisbehoeften. Ze gaan mee met mensen naar vb. OCMW of VDAB. Wat ze doen voor deze mensen neemt heel wat tijd in beslag. Het is een moeilijke oefening voor de brugfiguur om haar werk zo te verdelen zodat ze tijd heeft om aan de noden van alle kinderen en ouders tegemoet te komen. Wanneer brugfiguren frequent met de problematieken van mensen zonder wettig verblijf in aanraking komen, merken ze gemakkelijker te kunnen inspelen op de noden omdat men meer zicht heeft op de problematiek en de externe organisaties die men hiervoor kan contacteren. - Welke acties onderneemt de brugfiguur naar kinderen (en gezinnen) zonder wettig verblijf toe? De brugfiguren geven aan zich niet anders op te stellen naar kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf. Men gaat steeds de noden in kaart brengen en gaat na op welke manier men aan die noden tegemoet kan komen. Doordat in de scholen waar veel kinderen zonder wettig verblijf zitten, men vaak een hoog GOK-percentage kent, is er op deze scholen heel wat extra ondersteuning aanwezig. De brugfiguur volgt ook de (problematische) afwezigheden op. Heel wat kinderen zonder wettig verblijf komen, door hun precaire leefomstandigheden, vaan onregelmatig naar school. Alle brugfiguren geven aan alles in het werk te stellen opdat deze kinderen zonder wettig verblijf zich thuis kunnen voelen op de school. Ze merken allemaal op dat kinderen tijd nodig hebben om zich aan te passen aan een nieuwe omgeving en ze proberen om die tijd ook te geven aan die kinderen. Brugfiguren merken op dat de vragen van kinderen en gezinnen zonder wettig verblijf vooral gaan over het proberen te voldoen aan de basisbehoeften en dat deze mensen ook vaker naar de brugfiguur toekomen met vragen rond papieren. Indien nodig wordt een tolk geregeld. De hulpverlening van de brugfiguur voor deze groep mensen focust zich op thema’s als huisvesting, voeding, kledij, materiële ondersteuning, arbeid, papieren, invullen studietoelage en financiële tegemoetkoming. De brugfiguren geven aan actief op zoek te gaan naar externe partners om deze groep mensen te ondersteunen en inspanningen te leveren om goed zicht te krijgen op de sociale kaart van de buurt waar de school gelegen is. Om deze ouders te bereiken, gebruiken bijna alle brugfiguren het ‘schoolpoortmoment’. Op dit moment kunnen ouders ook met hun vragen bij de brugfiguur terecht. De brugfiguren merken dat ouders die hier al een tijdje verblijven, gemakkelijker naar school zullen komen om hulp te vragen. Daarnaast organiseren alle brugfiguren behalve 1, een koffiemoment. Tijdens dit moment kunnen ouders gezellig met elkaar babbelen. Om boodschappen door te geven via de kinderen aan de ouders wordt in vele scholen gewerkt met pictogrammen om 102
op die manier de boodschap zo eenvoudig mogelijk over te brengen. De brugfiguren proberen ouders zonder wettig verblijf ook zoveel mogelijk te betrekken bij de vrijetijdsactiviteiten van hun kinderen om zo ouders in contact te brengen met andere mensen en organisaties. Oudergroepen, (kook)activiteiten op school, uitstappen, infomomenten, … worden georganiseerd om deze ouders meer bij het schoolgebeuren te betrekken. Sommige brugfiguren werken heel individueel met deze ouders, anderen leggen meer de focus op (vrijetijds)activiteiten. De brugfiguren merken ook op dat hun focus tijdens het schooljaar soms verandert en afhankelijk van wat er te doen is op school en in de buurt. Brugfiguren die meer individueel werken, geven aan meer activiteiten te willen organiseren. Brugfiguren die vooral activiteiten organiseren, geven aan meer tijd met de ouders individueel te willen doorbrengen. De brugfiguren geven aan vooral contact te hebben met deze ouders wanneer er zich problemen voordoen en geven aan het op die manier moeilijk is om een vertrouwensband op te bouwen. Ze merken op deze ouders (te) weinig te kunnen bereiken voor activiteiten die door de school en/of Brede school worden georganiseerd. Kinderen zonder wettig verblijf maakten meestal al heel wat mee en leven in België vaak nog steeds in precaire situaties. Veel van deze kinderen zijn angstig wanneer ze op school aankomen. De brugfiguren geven aan te trachten er zoveel mogelijk voor de kinderen te zijn en hun vooral de tijd te geven om zich aan te passen. Sommige kinderen maakten al heel wat ontberingen mee en liepen hierdoor leer- en ontwikkelingsstoornissen op. De kinderen kunnen ook bij de brugfiguur terecht wanneer ze zich niet goed voelen. Alle brugfiguren, behalve één, de coach en de coördinator geven aan dat kinderen weinig of niet kunnen terugvallen op hun rechten. Wanneer brugfiguren zien dat rechten van de kinderen geschonden worden vb. slechte huisvesting, proberen ze wel actie te ondernemen. Alle respondenten, behalve één, geven aan dat het recht op onderwijs het enig is dat men vanuit de school kan realiseren. Brugfiguren proberen in de eerste plaats een zo goed mogelijk contact te leggen met de kinderen en ouders en focussen zich op het opbouwen van een vertrouwensband. Brugfiguren putten vooral energie uit hun werk wanneer ze voelen dat kinderen zich goed voelen op de school, regelmatig komen en zich kunnen ontplooien. Brugfiguren zijn vooral tevreden als ze een goed contact hebben met deze ouders, ouders terug hoop krijgen en als de gedeelde zorg voor hun kind(eren) centraal staat. Brugfiguren geven aan met kleine dingen tevreden te zijn en stapje voor stapje met deze mensen op weg te gaan. Het ontbreken van deze zaken zorgt ervoor dat brugfiguren het gevoel hebben dat hun werk moeilijk verloopt. Ze geven aan de meeste moeilijkheden te ondervinden met het leggen van contact met de ouders, de moedeloosheid en communicatieproblemen. Ze 103
ondervinden ook dat het beleid naar deze groep mensen toe te onduidelijk is om efficiënt met hen te kunnen werken. Brugfiguren hebben ook het gevoel dat het hulpverleningsaanbod voor deze doelgroep ontoereikend is. Hierdoor zijn brugfiguren meer op zichzelf aangewezen om een creatieve oplossing te zoeken. - Hoe positioneren de brugfiguren zich tegenover andere actoren binnen de school? Brugfiguren maken deel uit van het schoolteam, zijn aanwezig op vergaderingen en hebben dagelijks contact met leerkrachten, zorgcoördinator, GOK-leerkracht en directie. Brugfiguren zien het als hun taak om binnen de school en het schoolteam de belangen van kinderen zonder wettig verblijf te verdedigen. Het gebeurt vaak dat leerkrachten een andere visie hebben dan de brugfiguur over hoe men het best met kinderen zonder wettig verblijf omgaat. Het is aan de brugfiguur om de nodige informatie van de (leef)situatie van de gezinnen aan het team mee te delen. De brugfiguur heeft hierbij respect voor de privésfeer van de gezinnen, maar weegt af welke informatie het schoolteam nodig heeft om de problemen te kaderen. Daarnaast probeert de brugfiguur de verwachtingen van de leerkrachten en van de ouders in kaart te brengen. Wanneer hij/zij daar goed zicht op heeft, probeert ze beide partijen dichter bij elkaar te brengen. De kloof tussen school en gezinnen zonder wettig verblijf is vaak zeer groot en het vergt vaak veel energie van de brugfiguur om die kloof zo klein mogelijk te maken. Brugfiguren nemen soms leerkrachten mee op huisbezoek om hen de leefomstandigheden van een gezin te tonen. Brugfiguren proberen ook om ouders (zonder wettig verblijf) zo veel mogelijk bij de school te betrekken.
- Hoe positioneren de brugfiguren zich tegenover andere actoren buiten de school? Brugfiguren werken veel samen met externe actoren en dit vooral in de wijk. Ze werken samen met externe diensten om hun eigen werking te versterken. Ze proberen mensen zonder wettig verblijf zo gericht mogelijk door te verwijzen naar diensten die meer gespecialiseerd zijn in die materie. Tegelijkertijd wordt met heel wat actoren samengewerkt om activiteiten op te zetten vb. ‘Boek op bezoek’, vrijetijdsactiviteiten in de wijk, sportactiviteiten op school, pannenkoekenbak, oudergroepen, … . Brugfiguren merken dat ze op die manier gemakkelijker contact kunnen leggen met ouders zonder wettig verblijf, vanwege het informele karakter van de activiteiten. Een aantal brugfiguren gaven aan die activiteiten liefst op school te laten doorgaan omdat dit voor ouders bekend terrein is. Ze ervaren op die activiteiten ouders gemakkelijker te bereiken. De frequentie waarmee men met externe organisaties samenwerkt, hangt af van de georganiseerde activiteiten en/of projecten. Brugfiguren worden enerzijds aangesproken door externe organisaties om samen te werken. Anderzijds gaan ze zelf actief op zoek naar organisaties om mee samen te werken of om naar door te verwijzen. 104
Alle brugfiguren proberen telkens aanwezig te zijn op het welzijnsoverleg van hun buurt en een aantal nemen deel aan overleggroepen om moeilijkheden aan te kaarten rond deze doelgroep om zo een signaal te geven aan het beleid. - Hoe kijken brugfiguren naar de manier waarop we zouden kunnen omgaan met kinderen zonder wettig verblijf? De brugfiguren, de coördinator en de coach deden heel wat voorstellen van wat in de toekomst verbeterd zou kunnen worden opdat hun werking met mensen zonder wettig verblijf vlotter zou verlopen. Alle respondenten geven aan duidelijkheid te willen rond het beleid naar mensen zonder wettig verblijf toe. Ze geven aan dat de drempel naar externe organisaties voor deze groep mensen verlaagd moet worden en dat de hulpverlening beter op elkaar afgestemd moet worden. Verder wordt gesproken over taalondersteuning voor kinderen en vormingsmomenten op maat voor ouders. De brugfiguur van ’t Klimrek zou aan elk gezin zonder wettig verblijf een ‘trekbegeleider’ willen toewijzen. Deze persoon zou met de mensen meegaan naar organisaties en hen daarin begeleiden en ondersteunen. De brugfiguur van ’t Klimrek en De Toverberg vinden dat er meer preventief gewerkt moet worden in de landen van herkomst. Enerzijds zou men actie moeten ondernemen m.b.t. de leefomstandigheden van die mensen in hun eigen land. Anderzijds moeten mensen die toch willen vertrekken beter voorbereid worden en informatie krijgen over de mogelijke verblijfsstatuten in België en hoe men die kan bekomen. De brugfiguur van het Onze Lieve Vrouwcollege zou in de toekomst willen werken rond sociale vaardigheden met de kinderen. Ze ervaart dat velen zich onvoldoende kunnen uitdrukken en ziet zo communicatieproblemen ontstaan tussen de kinderen. De coördinator van het Vrije net geeft aan dat brugfiguren nood hebben aan een centraal aanspreekpunt voor de problemen waarmee ze te maken krijgen van de mensen zonder wettig verblijf. De coach van het Stedelijke net geeft dan weer aan dat men in de toekomst deze kinderen meer op niveau zou moeten kunnen opvangen. Uit wat brugfiguren mij vertelden, kon ik ook opmaken dat velen van hen nood hadden om met collega brugfiguren rond bepaalde thema’s eens samen te zitten.
105
4.4
Persoonlijke reflectie
Ik vond het zeer interessant om rond deze doelgroep mijn masterproef te schrijven. Ik leerde zowel uit de literatuur als uit de gesprekken met de brugfiguren, coördinator en coach heel wat bij rond het leven van gezinnen zonder wettig verblijf en de inspanningen van brugfiguren voor deze doelgroep. In mijn ervaring is de groep kinderen zonder wettig verblijf eerder een onzichtbare groep in onze samenleving. Ik hoop met dit onderzoek deze groep iets zichtbaarder gemaakt te hebben of op zijn minst de interesse in de gezinnen zonder wettig verblijf opgewekt te hebben. Het kan tevens een aanzet zijn voor anderen om verder onderzoek hiernaar te doen. De unieke positie van de brugfiguur sprak mij enorm aan. Enerzijds ben je als brugfiguur nauw betrokken bij de kinderen zelf, hun ontwikkeling, hun interesses,… . Je probeert op de school een zo goed mogelijke (leer)omgeving voor hen te creëren. Je kan voor de kinderen het verschil maken. Anderzijds heb je ook de tijd om aan de slag te gaan met de ouders. Dit blijkt niet steeds even gemakkelijk te zijn, maar als je er als brugfiguur in slaagt om de ouders dichter bij de school te betrekken, denk ik dat dit je energie geeft om verder te gaan. Je komt ook met heel veel organisaties in contact en kan met hen bepaalde samenwerkingen op poten zetten. Dit helpt je als brugfiguur volgens mij om te brainstormen met anderen en in je werk steeds op zoek te blijven gaan naar passende manieren om met deze doelgroep om te gaan. De brugfiguren gaven aan moeilijk een evenwicht te vinden tussen ondersteunen en emanciperen. Enerzijds wil je allerlei zaken voor deze mensen doen, anderzijds is het ook je taak om hen sterker te maken en hen meer zelfredzaam te maken. Ouders overstelpen hen soms met allerhande problemen en verwachten van de brugfiguur een pasklaar antwoord. Alles in hun plaats doen is niet haalbaar en dus gaan brugfiguren op zoek naar alternatieven. Als brugfiguur kan je het nodige in hun plaats doen, maar je kan hen ook de weg wijzen naar een andere instantie die hen verder kan helpen. Sommigen werken heel nauw samen met externe organisaties in de wijk en verwijzen mensen zonder wettig verblijf door naar die organisaties. Andere brugfiguren brengen de organisaties de school binnen om zo de drempel zo laag mogelijk te houden. Een aantal brugfiguren gaven aan dat op de momenten waar men vooral a.d.h.v. projecten werkt, het gevoel te hebben de ouders te weinig te helpen. Brugfiguren die vooral individueel werken, geven dan weer aan dat ze meer met projecten bezig willen zijn. Je helpt mensen zonder wettig verblijf door activiteiten te organiseren en hen in een informele context bezig te zien, alleen zijn de ‘resultaten’ hiervan niet steeds meteen zichtbaar wat er voor kan zorgen dat brugfiguren het gevoel hebben dat ze meer individueel te werk moeten gaan.
Ik hoop dat dit werk door andere dan de geïnterviewde brugfiguren/respondenten gelezen zal 106
worden. Ik voelde bij de brugfiguren aan dat ze zeer geïnteresseerd waren in de manier waarop andere brugfiguren met deze doelgroep omgingen. Wat loopt bij hen goed, wat minder, hoe gaat zij daarmee om, met welke externe actoren werken ze samen,… ? Ik was aangenaam verrast door de vele initiatieven die door de brugfiguren, Brede School, ING, … genomen werken om kinderen en ouders zo goed mogelijk op te vangen en te ondersteunen. Ik vind dat er in de praktijk heel wat mooie dingen gebeuren en heb de indruk dat de functie als brugfiguur niet meer weg te denken is op scholen waar veel kinderen zonder wettig verblijf, kansarme en allochtone kinderen zitten. Na dit onderzoek ben ik nog steeds enthousiast over het project en zou het zelf boeiend vinden om de job als brugfiguur uit te oefenen. Ik hoop dat voor de brugfiguren die nu voor het project werken, dat men de nodige financiën zal vinden om de toekomst van dit project veilig te stellen.
107
5
Bijlage
Vragen interviews “Wat is de betekenis van het toenemend aantal kinderen zonder wettig verblijf voor het invullen van de taken als brugfiguur?” 1) Welke acties onderneemt de brugfiguur naar kinderen zonder wettig verblijf toe? 2) Hoe positioneren de BF’en zich tegenover andere actoren binnen de school? 3) Hoe positioneren de BF’en zich tegenover andere actoren buiten de school? 4) Hoe kijken BF’en naar de manier waarop we zouden kunnen omgaan met kinderen zonder wettig verblijf? Inleiding - Zou je de school even kunnen voorstellen? Hoeveel kinderen komen hier (met en zonder wettig verblijf)? In welke buurt is de school gelegen? Hoeveel leerkrachten werken hier? - Hoelang oefen jij deze job als brugfiguur uit? Waarom koos je voor deze job? Hoe ben je in deze job terecht gekomen? 1) Hoe ziet de praktijk van de brugfiguur m.b.t. kinderen zonder wettig verblijf eruit? - Hoe ziet een doordeweekse dag er voor jou uit? Kun je me dit even beschrijven? - Op welke manier verschilt of komt deze aanpak overeen met jouw aanpak naar kinderen die hier wettig verblijven? - Welke activiteiten onderneem jij op deze school naar kinderen zonder wettig verblijf?
- Hoe ondersteun je deze kinderen op school? - Hoe ondersteun je deze kinderen buiten de school? - Hoe verlopen de contacten met de ouders van deze kinderen? Op welke manier ondersteun je hen? - Op welke manier komt dit overeen of verschilt dit met de verwachtingen van de school naar jou toe? - Wat kan de school deze kinderen bieden?
- Hoe voelen deze kinderen zich op school? - Heb je zicht op het psychisch welzijn van deze kinderen? Hoe ondersteun je deze kinderen op dit vlak? - Hoe positioneren ze zich tegenover de kinderen op school die hier wel wettig verblijven? 108
- Op welke manier heeft hun leefsituatie een invloed op hun ontwikkeling? - Op welke manier beïnvloedt hun thuissituatie hun ervaringen op school? - Er bestaan heel wat rechten(vb. rechten van de mens, IVRK, internationale verdragen m.b.t. vluchtelingen, GOK-decreet, …) die deze kinderen beschermen. Hoe vertaal jij de verschillende rechten in de praktijk. Op welke manier kunnen ze het leven van deze kinderen ondersteunen en verbeteren en hoe gebruik jij deze rechten om hen hierbij te helpen? - Minister Vandenbroecke stelde het ‘Tienkamp voor gelijke onderwijskansen’ op. Nemen jij dit in je werk met deze kinderen mee? Of is dit eerder iets voor de zorgcoördinator. - Wanneer heb je volgens jou een succes bereikt met deze kinderen? Is dit bij alle kinderen hetzelfde of verschilt dit van kind tot kind? Op welke vlakken ervaar je successen te bereiken voor/met kinderen zonder wettig verblijf? - Op welke vlakken ondervind je de meeste moeilijkheden?
2) Hoe positioneren de brugfiguren zich tegenover andere actoren binnen de school? - Wat zijn jou specifieke taken en hoe verhouden ze zich tegenover actoren binnen de school? - Op welke manier werk je samen met andere mensen binnen de school m.b.t. kinderen zonder wettig verblijf? - Hoe verlopen deze contacten? - Hoe frequent werk je met deze hulpverleners samen? - Wie doet wat?
3) Hoe positioneren de brugfiguren zich tegenover andere actoren buiten de school? - Met wie werk je samen buiten de school? - Op welke manier werk je samen met hen samen m.b.t. kinderen zonder wettig verblijf? - Hoe ontstonden deze contacten? - Hoe verlopen deze contacten? - Hoe frequent werk je met deze hulpverleners samen?
109
4) Hoe kijken brugfiguren naar de manier waarop we zouden kunnen omgaan met kinderen zonder wettig verblijf? - Hoe kijk je naar het fenomeen van irreguliere migratie? - Mocht je één iets kunnen veranderen aan het werken met kinderen zonder wettig verblijf, wat zou dat dan zijn? - Mocht je beleidsmatig zaken kunnen veranderen m.b.t. kinderen zonder wettig verblijf, wat zou dit dan zijn? - Hoe denk je dat job van brugfiguren zal evolueren/veranderen in de toekomst naar kinderen zonder wettig verblijf toe? - Hoe zie je zelf de rol van de brugfiguur hierin? - Wat zou de school de kinderen moeten bieden? - Wat zou de school de kinderen kunnen bieden?
110
6
Bibliografie
Burgers, J. & ten Dam, J. (1999). Gezondheid en Zorg, in De ongekende Stad I. Illegale vreemdelingen in Rotterdam. Amsterdam: Boom. Belgische Grondwet (1994). Titel II. De Belgen en hun rechten. Geraadpleegd op 5 mei 2011, op: http://www.senate.be/doc/const_nl.html Devillé, A. (2008). Schuilen in de schaduw. Mensen zonder wettig verblijf in de Belgische samenleving. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium Derluyn, I., Wille, B., De Smet, T. & Broekaert, E. (2005). Op weg. Psychosociale en therapeutische begeleiding van niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Derluyn, I. & Broeckaert, E. (2007). Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen: onoplosbare paradoxen. Orde van de dag: Criminaliteit en Samenleving, 37, 10, 29-34. Dienst Stedenbeleid stad Gent(a). Fiche 10. Muide-Meulestede-Afrikalaan. Geraadpleegd op 18 mei 2011 op: http://www.gent.be/docs/Departement%20Stafdiensten/Dienst%20Stedenbeleid%20en%20Inter nationale%20Betrekkingen/Dataplanning%20en%20Monitoring/10_MuideMeuleAfrika.pdf Dienst Stedenbeleid stad Gent(b). Fiche 4. Brugse Poort-Rooigem. Geraadpleegd op 18 mei 2011 op: http://www.gent.be/docs/Departement%20Stafdiensten/Dienst%20Stedenbeleid%20en%20Inter nationale%20Betrekkingen/Dataplanning%20en%20Monitoring/04_BrugsePoortRooigem.pdf Dienst Stedenbeleid stad Gent(c). Fiche 14. Sint-Amandsberg. Geraadpleegd op 18 mei 2011 op: http://www.gent.be/docs/Departement%20Stafdiensten/Dienst%20Stedenbeleid%20en%20Inter nationale%20Betrekkingen/Dataplanning%20en%20Monitoring/14_SintAmandsberg.pdf Dienst Stedenbeleid stad Gent(d). Fiche 18. Ledeberg. Geraadpleegd op 18 mei 2011 op: http://www.gent.be/docs/Departement%20Stafdiensten/Dienst%20Stedenbeleid%20en%20Inter nationale%20Betrekkingen/Dataplanning%20en%20Monitoring/18_Ledeberg.pdf Dienst Vreemdelingenzaken, (2009). België stimuleert terugkeer van illegale vreemdelingen. Geraadpleegd op 5 april 2011, op: https://dofi.ibz.be/nl/asiel/Terugkeer_van_illegale_vreemdelingen_NL.pdf
111
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (2003). Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Geraadpleegd op 13 april 2011; op: http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/ 655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-99F4CB59863C/0/ Dutch N%C3%83%C2%A9erlandais.pdf Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Wat doen wij. Geraadpleegd op 25 april 2011, op: https://dofi.ibz.be/nl/1024/frame.htm Geets, J., Pauwels, F., Wets, J., Lamberts, M. & Timmerman, C. (2006). Nieuwe migranten en de arbeidsmarkt. Viona Stuurgroep Strategisch Arbeidsmarktonderzoek, HIVA K.U. Leuven – OASeS Universiteit Antwerpen. Geurts, K. (2005). Over-leven van Roma in Brussel. Eindverhandeling Departement Sociale en Culturele Antropologie, K.U. Leuven. Goossens, M. (2006). Een verkenning van de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor mensen zonder wettig verblijf. Eindwerk voor het behalen van de graad van arts. Brussel: Vrije Universiteit Brussel i.s.m. Artsen Zonder Grenzen en Wetenschapswinkel Brussel. Heyse, P. & Van Nieuwenhuyze, I. (2008). Leven zonder wettig verblijf. Eenheid en verscheidenheid aan strategieën en beleving. In C. Timmerman, I. Lodewyckx & Y. Bocklandt (Eds.), Grenzeloze solidariteit? Over migratie en mensen zonder papieren (pp. 281-322). Leuven/Voorburg: Acco. Hirrt, N., Nicaise, I. & De Zutter, D. (2007) De school van de ongelijkheid. Berchem-Antwerpen: EPO. ICEM (2005), Het Vlaams beleid naar etnisch-culturele minderheden. Jaarrapport 2004-2005, Brussel:ICEM. ING (2010). Sociale gids voor mensen zonder wettig verblijf. Geraadpleegd op 6 mei 2011, op: http://www.ingent.be/?inhoud=socialegids Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989). Geraadpleegd op 5 mei 2011 op: http://www.kinderrechten.nl/images/13/194.pdf Joos, A. & Ernalsteen, V. (2010). Wat is een Brede School? Een referentiekader. Geraadpleegd 25 april 2011 op: http://www.steunpuntdiversiteitenleren.be/files/publicaties/wat is een brede school.pdf
112
Kalverboer, M. E. & Zijlstra, A. E. (2006). De schade die kinderen oplopen als zij na langdurig verblijf in Nederland gedwongen worden uitgezet. Geraadpleegd op 10 mei 2011, op: http://www.ecpat.nl/p/21/365/mo89-mc190/mo8-cg|txt=*Kalverboer*/proefproces Kinderrechtencommissariaat (2007). Heen en retour. Kinderrechten op de vlucht. Geraadpleegd op 9 mei 2011, op http://www.kinderrechten.be/IUSR/documents/volwassenen/dossier_ heenretour/KRC07_doss_heen_screen.pdf Klasse (2005). Deze ploeg staat klaar. Klasse, 88, 4-5. Klasse (2008). Wat is een zorgcoördinator? Klasse voor ouders,116,8. Lokaal Overleg Platform, (2003). LOP. Geraadpleegd op 12 mei 2011, op: http://www.lop.be/LOP/default.asp Mejia, A., Pizurki, H., & Royston, E. (1979). Physician and nurse migration: Analysis and policy implications. Geneva, Switzerland:World Health Organization. Pannecoucke, I. (2008). Leren zonder (de juiste) papieren. Over de vertaling van het recht op onderwijs op papieren in de feiten. In C. Timmerman, I. Lodewyckx & Y. Bocklandt (Eds.), Grenzeloze solidariteit? Over migratie en mensen zonder papieren (pp. 185-213). Leuven/Voorburg: Acco. Paspalanova, M. (2006), Undocumented and Legal Eastern European immigrants in Brussels. Nieuwe reeks van doctoraten in de sociale wetenschappen. Leuven: K.U. Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen, VII, 486p. Pedagogische Begeleidingsdienst Gent. Brugfigurenproject Gent. Geraadpleegd op 6 mei 2011 op: http://www.pbdgent.be/node/97 Protocol (Nr. 1) bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (1952). Geraadpleegd op 20 mei 2011, op: http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/ 655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-99F4CB59863C/0/DutchN%C3%83%C2%A9erlandais.pdf Protocol (Nr. 4) bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (1952). Geraadpleegd op 20 mei 2011, op: http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/ 655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-99F4CB59863C/0/DutchN%C3%83%C2%A9erlandais.pdf
113
Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Oost-Vlaams Diversiteitscentrum en Intercultureel Netwerk Gent. (2010). Identiteit: Oost-Vlaming. Etnisch-culturele diversiteit in onze provincie. Oost-Vlaanderen: Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen. Onderwijs Vlaanderen (1983). Wet betreffende de leerplicht. Geraadpleegd op 5 mei 2011, op: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12344 Onderwijs Vlaanderen (1995). Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Geraadpleegd op 16 mei 2011, op: http://www.ond.vlaanderen.be/onthaalonderwijs/ Onderwijs Vlaanderen (2002). Decreet betreffende gelijke onderwijskansen. Geraadpleegd op 5 mei 2011, op: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12344 Onderwijs Vlaanderen (2007). Maatregelen ter stimulering van de participatie van kleuters aan het onderwijs. Geraadpleegd op 26 april 2011, op: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13874 Onderwijs Vlaanderen (2010). Kleuterparticipatie. Geraadpleegd op 26 april 2011, op: http://www.ond.vlaanderen.be/basisonderwijs/kleuterparticipatie Raad van de Europese Unie (1995), Framework Convention for the Protection of National Minorities. Geraadpleegd op 20 april 2011, op: http://www.oe.int/t/e/human_rights/minorities/2._framework_convention_(monitoring)/1._text s/FCNM%20in%20Dutch.pdf Op den Kamp, H., Van Gyes, G. & Desmedt, E. (2007). Beroepsprofiel Brugfiguur in het Basisonderwijs. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Soenen, H. (2007). Between Vulnerability and Creativity: the economic strategies of undocumented migrants in Brussels. Stad Gent (2007). Gent in cijfers 2007. Een omgevingsanalyse. Geraadpleegd op 18 mei 2011, op: http://www.gent.be/docs/Departement%20Stafdiensten/Dienst%20Voorlichting/Omgevingsanaly se_2007.pdf Stad Gent (2011). Visie van de Pedagogische Begeleidingsdienst. Geraadpleegd op 3 mei 2011 op: http://www.pbdgent.be/node/2
114
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948). Geraadpleegd op 5 mei 2011, op: http://www.ohchr.org/EN/UDHR/Documents/UDHR_Translations/dut.pdf Van Meeteren,M, van San, M. & Engbersen, G. (2007). Irreguliere immigranten in België. Inbedding, uitsluiting en criminaliteit. Rotterdam: RISBO. Verhoeven, H., Van Herrewegen, E. & Van Puyenbroeck, L., (2007), Het Vlaamse minderhedenbeleid gewikt en gewogen. Evaluatie van het Vlaams minderhedenbeleid (1996-2002). Leuven: K.U. Leuven. Vlaams Minderhedencentrum (2009a). Infodossier leerlingen zonder wettig verblijf. Een juridisch antwoord op de meest voorkomende vragen. Geraadpleegd op 3 april 2011, op: http://www.kruispuntmi.be/uploadedfiles/VMC/Publicaties/Publicaties/Infodossier_leerlingen_z onder_wettig_verblijf_-_september_2009.pdf Vlaams Minderhedencentrum (2009b). Infogids voor hulpverleners en begeleiders van mensen zonder wettig verblijf. Geraadpleegd op 3 april 2011 op: http://www.kruispuntmi.be/uploadedfiles/VMC/Thema/Verblijfsstatuut/Illegaal_verblijf/infogids _web.pdf Vlaamse Regering (2009). De Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving. Geraadpleegd op 18 mei 2011 op: http://publicaties.vlaanderen.be/docfolder/15043/Regeerakkoord_2009.pdf Vrij CLB Regio Gent (2009). CLB profiel. Leerlingenbegeleiding: een gedeelde zorg.
115