BRUGGE 2002
Eindverslag van de voorbereidingsfase 3 februari ’99
Brugge 2002 vzw Vlamingstraat 35 8000 Brugge
tel : 050/44.80.08 e-mail:
[email protected]
2
BRUGGE?
Colofon Auteur
Bart Caron
Redactionele ondersteuning
Isabel Caerels, Otmar Delanote, Lieve Jaspaert, Elsie Roose, Koen Victoor (projectsecretariaat Brugge 2002) Rik Vanmolkot
Reflectiegroep
Els Baeten (Vlaams Theater Instituut), Brigitte Beernaert (dienst monumentenzorg), Léonce Bekemans (professor Europacollege), Toon Berckmoes (Toerisme Vlaanderen), Bart De Baere (S.M.A.K. Gent), Sonia Debal (cultuurfunctionaris directeur), Andie Deburchgraeve (Jeugdhuis Den Dwarskop), Jan Declercq (Ciné Lumière), Joris De Voogt (docent RITS), Marijke Deweerdt (grafisch ontwerper), Patrick Keersebilck (Cactus), Hilde Lobelle-Caluwé (stedelijke musea), Frank Loosveldt (Il Fondamento), Ellen Vandenbulcke (Open Monumentendag), Tinne Vandensande (Koning Boudewijnstichting), André Vandewalle (hoofdarchivaris), Eric Van Hove (journalist), Greet Verleye (perschef Brugge)
Opdrachtgever
stadsbestuur Brugge
Omslag en grafisch ontwerp
Folio
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
3
4
Druk
Stadsdrukkerij (binnenwerk) en De Windroos (omslag)
Emotionele ondersteuning
Griet, Mira, Stan, Floor, Arne en Bieke.
BRUGGE?
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
5
Inhoudstafel Brugge? Deel I: Voorgeschiedenis en situering 1. De kandidatuur ‘Europese Culturele Hoofdstad’ 1.1. Europese Culturele Hoofdstad 1.2. De kandidatuur van Brugge 2. De opdracht van de informateur 3. De status van dit document & bronnen
Deel II. Een cultureel project op lange termijn 1. Ons toekomstscenario: een levende en levendige cultuurstad 2.1. Scenario 1: Brugge, een toeristisch-commercieel project 2.2. Scenario 2: Stad voor de Bruggelingen 2.3. Ons toekomstscenario: een levende en levendige cultuurstad 2. Doelstellingen 2.1. Brugge, een kosmopolitische stad 2.2. Werken op de kwalitatieve plekken van Brugge 2.3. Eigentijds omgaan met mythes en tradities 2.4. Brugge, stad van creatie 2.5. Een leefbare en levende stad 2.6. Een nieuw imago voor Brugge 3. Cultuur en communicatie 3.1. Overleg en communicatie als basis van een cultuurbeleid 3.2. De communicatie met het publiek 4. Culturele sectoren 4.1. De bebouwde omgeving 4.2. Kerkelijk erfgoed 4.3. Roerend cultureel erfgoed 4.4. Actuele beeldende kunst 4.5. Muziek 4.6. Podiumkunsten 4.7. Audiovisuele kunsten en nieuwe media 4.8. Verenigingsleven – Jeugdwerk - Volksontwikkeling 4.9. Letteren en boeken 4.10. Wetenschapscultuur 4.11. Culinair Brugge 4.12. Stoeten, processies, evocaties, evenementen 4.13. Cultuur en onderwijs - kunstonderwijs 4.14. Kunstambacht 5. Prioriteiten, middelen en randvoorwaarden 5.1. Prioriteiten ‘cultuur en communicatie’ 5.2. Prioriteiten per culturele sector 5.3. Prioriteiten over sectoren heen 6. Financiële middelen van de stad Brugge 6.1. Analyse van de financiële middelen 6.2. De financiële mogelijkheden van Brugge
Deel III: Naar een duurzaam cultuurtoerisme
6
BRUGGE?
9 11 11 11 11 13 14
17 17 18 19 20 22 24 27 29 30 32 34 35 35 36 38 39 45 47 52 55 59 60 63 65 67 67 69 70 70 72 72 72 74 77 77 81
85
1. Theoretische beschouwing 2. Het geval Brugge 3. Toerisme en leefbaarheid 4. Een cultuurtoeristische ontwikkeling van Brugge 4.1. Een gedefinieerde doelgroep: cultuurtoeristen 4.2. Het imago 4.3. Effecten 4.4. Aandachtspunten 5. Prioriteiten, middelen en randvoorwaarden
85 89 92 94 94 94 95 96 99
DEEL IV: Krijtlijnen Brugge 2002
103
1. Uitgangspunten 1.1. Stedelijke cultuur 1.2. Schaalbewustzijn als maatstaf, een eigen rol op maat van ‘Brugge’ 1.3. Stevige artistieke criteria 1.4. Een sterk maatschappelijk draagvlak 1.5. Brugge als fond van het project 2002 1.6. Brugge 2002: een inktdruppel met vele spatten 1.7. Een centrale plaats voor de nieuwe media 1.8. Blijvende effecten 2. Methodische aspecten 2.1. Een open en grondige voorbereiding 2.2. In dialoog: de Bruggeling als toetssteen 2.3. Eén globaal cultureel project 2.4. Met veel ‘uitbesteed’ werk en samen met de actoren op het terrein 2.5. Een programma van 1999 tot 2003 2.6. Eén of meer thema’s? 2.7. Vzw-structuur en organisatie 2.8. De aanspreekbare Bruggeling 2.7. Fondsenwerving: publieke fondsen en sponsoring 2.8. Huisvesting Brugge 2002: Ter Beurze 2.9. Verder verloop voorbereidingen (stappenplan)
Deel V. Absolute prioriteiten 1. Voor de lange termijn 2. Voor Brugge 2002 3. Aanzetten en acties
104 104 105 106 106 109 109 110 110 112 112 112 112 113 114 114 115 117 119 120 120
122 122 123 123
Deel VI. Enkele economische aspecten. Een oproep
127
Inhoudstafel bijlagen
132
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
7
8
BRUGGE?
“Ik herinner me wel dat ik sindsdien een zwak heb voor Brugge. En ik weet ook dat niet iedereen daar kan inkomen. In deze postmoderne tijden, waar gezelligheid minder populair is dan een vieze ziekte, word ik met de verschrikkelijkste clichés om de oren geslagen telkens ik mijn liefde voor Brugge beken of zelfs maar durf vermelden, dat ik af en toe overwogen heb er te komen wonen. ‘Het Bokrijk van het Noorden’ of ‘Het Venetië van de Middenstanders’ zijn nog de minst onvriendelijke spotnamen die dan gelanceerd worden. Ik haal de schouders op en kijk uit naar de volgende keer dat ik op een winteravond, vooraleer ik het door gidsen en sterrenverdelers totaal onderschatte restaurant ‘Chez Olivier’ binnenstap, door de lege - en liefst met sneeuw bedekte straten en steegjes van Brugge loop.” Fragment uit “Brugge by day” van Marc Didden.1
“De cultuurpolitieke discussie is in Brugge – meer dan elders – een discussie over de waarde van de geschiedenis, over traditie en verandering, oude en nieuwe vormen. Deze discussie wordt op het scherp van de snee gevoerd. Daarbij tekenen zich twee partijen af. Voor de vertegenwoordigers van de toeristische industrie schuilt de kracht van het heden in het verleden. (…) De bloei van de stad, zo luidt de redenering, hangt immers samen met het behoud van haar ‘romantische karakter’. Het is dat karakter dat de consument aantrekt, het is die onveranderlijkheid die hem charmeert. Wie het verleden beschadigt, treft uiteindelijk het heden: cultuur als conservatie. Jonge kunstenaars en festivalorganisatoren zetten zich daartegen af. Gedreven door een nieuwe flinskheid, willen zij ‘het cliché van de dode stad doorbreken’. (…) De nieuwe garde is uit op ‘stijlbreuken’, die niet mogen worden weggemoffeld, maar ‘vooral zichtbaar’ moeten zijn. Visuele en mentale schokken: cultuur als confrontatie.” Fragment uit “Rousseau en Khnopff. Notities over het verleden in Brugge” van Jo Tollebeek.
Brugge? Wie had gedacht dat Brugge dat kon worden ? Een ingedommeld West-Vlaams stadje, waarvan allerminst kan verwacht worden dat het een bijdrage zou leveren aan een culturele (r)evolutie. Een ‘commercanten’stadje, een toeristenstadje. Zo werd toch gedacht in ‘betere’ culturele kringen. Brugge, meedeinend op de golven van de tijd, met een onmiskenbaar heimwee naar de late Middeleeuwen, bloeiperiode van een kosmopolitische stad, die politiek, commercieel en cultureel toonaangevend was. Het heimwee is er versteend in het straatbeeld, vereeuwigd in musea en archieven. Het wordt haastig geconsumeerd door miljoenen toeristen, reizigers op zoek naar nostalgie, bezoekers op zoek naar hun cultuurhistorische wortels, oosterlingen en zuiderlingen, passanten tijdens hun trip “to Europe”. Toen de stad in 1995 haar kandidatuur stelde om Culturele Hoofdstad van Europa te worden, fronsten menigeen hun wenkbrauwen. Brugge ? Er waren nochtans positieve en krachtige signalen. Maar ze kwamen niet door of werden verkeerd gedecodeerd. Er kwamen signalen uit Brugge, krachtige statements. De culturele actoren, zowel het particulier initiatief als de stedelijke instellingen, werden talrijker en vooral krachtiger, inventiever, creatiever. Heel wat initiatieven zijn de laatste jaren tot wasdom gekomen. Ze kunnen moeiteloos de voet zetten naast die van hun andere Vlaamse of zelfs buitenlandse collega’s. Kunstenaars vinden er emplooi. Het stedelijk bestuur speelt in op deze kentering, gedreven door cultuurmakers, kunstenaars, idealisten, cultureel geïnteresseerde politici, enz. 1
Alle citaten zijn fragmenten die deel uitmaken van bijdragen die opgenomen zijn in het boek “Omtrent Brugge, indrukken en gedachten”, februari 1999.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
9
Deze evolutie speelt op vele niveaus en terreinen, in een wisselwerking tussen vele mensen en (cultuur)huizen. En het publiek ? Dat groeit en groeit. Brugge heeft een groot en breed publiek, uit de eigen regio en uit de vier windstreken. In zulk klimaat wordt een culturele hoofdstad geboren. In een ambitieuze stad: een permanent groeiende wereldhaven, met doorgedreven zorg voor monumenten (getuigen van een roemrijk verleden maar ook bouwstenen voor een toekomstproject), voor heraanleg van pleinen en straten, met nieuwe culturele infrastructuren, voetbalstad ook en Euro 2000–gaststad, museumstad, fietsstad, groene stad … Brugge bevindt zich op de snede van vele eeuwen, maar vooral op de drempel van de volgende eeuw. Misschien niet direct voor een onbesuisde sprong voorwaarts, maar vastbesloten om stap voor stap vooruit te gaan. Zo is hun aard: doordacht, degelijk, trots, fier, … Bij de kandidaatstelling als Culturele Hoofdstad heeft Brugge voor een keer haar spreekwoordelijke voorzichtigheid laten varen en een groot risico genomen. Men besefte dat zich hier een uitgelezen kans voordeed om van Brugge een stad van de 21ste eeuw te maken. In deze laatste zinsnede zit een verborgen gedachte: Brugge is vandaag nog niet de stad van de toekomst, maar wil dat worden. Het culturele jaar 2002 moet mede een springplank zijn om die ambities te realiseren, een hefboom voor een krachtige ontwikkeling. 2002 kan en mag geen eindpunt zijn. Het is een mijlpaal in de tijd, maar dan wel één die als ankerpunt kan dienen voor vele evoluties. Laten we eerlijk blijven: Brugge is niet dé cultuur- of kunststad van de wereld. Wel geroemd en geprezen omwille van het prachtige en gave erfgoed, maar misprezen omwille van het gebrek aan hedendaagse culturele kwaliteiten. En dat laatste is deels terecht. Het hedendaagse wordt echter versluierd door haastig kiekjesmakende Japanners, rikketikkende paardenhoeven, busladingen Britse bezoekers, aanschuivende bootjes op de reitjes, drommen koopgrage winkeltoeristen en gevelkijkende wandelaars. Dat is de prijs voor de kwaliteiten van het verleden, maar zet meteen ook een scherm voor het eigentijdse en levende Brugge. In dat spanningsveld wordt 2002 geschreven. Er is in dit rapport gepoogd een toekomstproject te ontwikkelen, niet een plat compromis te vinden. Daarom is het zo belangrijk het jaar 2002 in te bedden in een langetermijnvisie. 2002 mag niet losstaan van de jaren voor en na. De visie is opgebouwd vanuit een centraal uitgangspunt: Brugge kiest voor een eigentijdse ontwikkeling, bewust van haar schaal, maar ambitieus en internationaal. Brugge wil een kosmopolitische stad zijn die eigentijds omgaat met haar verleden én heden. Brugge wil een stad zijn waar het goed is te leven, te wonen, te werken én waar talrijke bezoekers de culturele kwaliteiten van de stad kunnen beleven. De basis van deze ontwikkeling ligt bij de kunst en de cultuur.
10
BRUGGE?
Deel I: Voorgeschiedenis en situering 1. De kandidatuur ‘Europese Culturele Hoofdstad’2 _________ “Si c’était à refaire, je commencerais par la culture” Jean Monnet
1.1. Europese Culturele Hoofdstad De idee om in Europa elk jaar een Culturele Hoofdstad aan te duiden vindt zijn oorsprong in de eerste bijeenkomst die de ministers van cultuur van de toenmalige Europese Gemeenschap (nu Europese Unie) hielden in 1983. De Griekse Minister van Cultuur Melina Mercouri lanceerde dit voorstel, sterk geruggensteund door de Franse Minister Jacques Lang. Het initiatief, voor het eerst gerealiseerd in Athene in 1985, wordt ondertussen nog steeds voortgezet, financieel ondersteund door de Europese Commissie. Het concept werd opgestart met de intentie de Europese Gemeenschap een aantrekkelijker imago te geven en de communicatie tussen artiesten en intelligentsia van Europa te bevorderen. Of, zoals Melina Mercouri het motiveerde: “Het wordt tijd dat onze (ministers van cultuur) stem even goed wordt gehoord als deze van de technocraten. Cultuur, kunst en creativiteit zijn niet minder belangrijk dan technologie, handel en economie”. Aanvankelijk zou elk jaar een lidstaat (in alfabetische volgorde) de titel van Culturele Hoofdstad dragen. Dit leek in de praktijk niet haalbaar vermits sommige landen deze organisatie wilden combineren met andere festiviteiten (zoals Frankrijk met de viering van 200 jaar Franse Revolutie). Ook niet alle steden bleken vragende partij. Daardoor besliste de Ministerraad de steden zelf te nomineren en wel als volgt: 1985: Athene; 1986: Firenze; 1987: Amsterdam; 1988: Berlijn; 1989: Parijs; 1990: Glasgow; 1991: Dublin; 1992: Madrid; 1993: Antwerpen; 1994: Lissabon; 1995: Luxemburg; 1996: Kopenhagen. Oorspronkelijk was het de bedoeling enkel hoofdsteden tot de selectie toe te laten. De keuze van Glasgow (1990) bracht hierin een belangrijk keerpunt waardoor het concept werd uitgebreid naar niet-hoofdstedelijke maar goed uitgebouwde culturele centra. Hierdoor kreeg Antwerpen eveneens de kans naar de titel mee te dingen. Daarna werd beslist de nominatie open te stellen voor andere Europese landen en werd de originele vorm van nominatie vervangen door een competitieve selectie. Zo werd in 1992 beslist de titel toe te wijzen aan: 1997: Thessaloniki; 1998: Stockholm; 1999: Weimar. Voor het symbooljaar 2000 week de Commissie af van de gebruikelijke procedure en werden er negen steden tegelijk aangeduid: Avignon, Bergen, Bologna, Brussel, Helsinki, Krakow, Praag, Reykjavik en Santiago de Compostela.
1.2. De kandidatuur van Brugge Op initiatief van de Brugse burgemeester Patrick Moenaert stelde Brugge zich in oktober 1995 kandidaat voor Europese Culturele Hoofdstad in 2002. Zowel Vlaams minister-president Van den Brande als minister van Cultuur Martens steunden de kandidatuur. Een stuurgroep 2002 3 werd 2
Samenvatting ‘European Cities of Culture and Cultural Months’ – John Myerscough Stuurgroep 2002: Frank Baert, adjunct-kabinetschef minister Luc Martens Stan Bartholomeeussen, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Leonce Bekemans, professor Europacollege 3
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
11
opgericht om het kluwen van de Europese beslissingsprocedure mee te helpen ontwarren en te lobbyen op de verschillende beleidsniveaus. In april 1997 schaarden na de Vlaamse regering ook de Duitse en Franse Gemeenschap in België zich achter de Brugse kandidatuur. Op Europees vlak was er minder eensgezindheid. De Europese ministers van Cultuur konden geen duidelijkheid verschaffen over twee fundamentele vragen. - Keert Europa terug tot één Europese Culturele Hoofdstad per jaar, na de versnippering met negen steden in 2000, of opteert men ook na 2000 voor een netwerk van Europese Culturele Hoofdsteden? - Het bleef ook een open vraag in hoeverre het Europees parlement in deze discussie zou betrokken worden. Tot nog toe had de Europese raad van ministers van Cultuur in deze materie telkens het laatste woord, maar het Europees Parlement wilde ook een stem in het kapittel krijgen. Eind juni 1997 verwachtte men onder het Nederlandse voorzitterschap meer klaarheid over de criteria van de uitverkiezing van de Europese Culturele Hoofdsteden na 2000. De raad bracht echter geen soelaas: de beslissing werd uitgesteld tot de volgende bijeenkomst van de ministerraad op 24 november ’97. Om het dossier van de Brugse kandidatuur in een stroomversnelling te krijgen stelde het Brugse stadsbestuur in augustus 1997 ACE Europe aan. Dit adviesbureau kreeg de opdracht om een publieks- en lobbycampagne te ontwikkelen en zo de kandidatuur zowel bij de Brugse, de Vlaamse, Belgische als Europese burger meer bekendheid te geven en de decisionmakers in positieve zin te beïnvloeden. Op 18 september ’97 werd in het stadhuis van Brugge het officiële startschot gegeven van de publiekscampagne. Om de kandidatuur van Brugge te ondersteunen werden 30.000 postkaarten gedrukt met het Brugse logo: twaalf vingerafdrukken, symbool voor het thema van ‘intimiteit’ waarmee Brugge zich ten opzichte van andere, soms veel grotere Europese steden wou profileren. Op elke postkaart ontbrak één vingerafdruk. Mensen die de kandidatuur van Brugge wilden ondersteunen konden symbolisch duimen voor Brugge. Hiertoe trokken jongeren met promostands en postkaarten naar diverse activiteiten in en rond Brugge én in Vlaanderen. Een viertalig presentatieboek werd verspreid bij de belangrijke decisionmakers. Op 13 november ’97 werden de publiekscampagne en de Europese lobbycampagne afgesloten met een slotmanifestatie op de Markt. Deze ging letterlijk en figuurlijk wat de mist in, vooral toen bleek dat de Europese ministers van Cultuur opnieuw geen beslissing konden nemen, noch over de Europese Culturele Hoofdsteden na 2000, noch over de procedure en de selectiecriteria waarmee de kandidaten zouden worden beoordeeld. De beslissing werd verschoven naar een volgende ontmoeting van de ministers. Niet alleen Brugge, maar ook de andere kandidaatsteden, drongen aan op een snelle beslissing. Het Brugse stadsbestuur bleef echter niet stilzitten en besliste om na de vormelijke campagne een ‘informateur’ aan te trekken. Hij of zij diende de kandidatuur inhoudelijk meer te stofferen en een cultureel project op de lange termijn uit te tekenen, waarbij 2002 als scharnierjaar zou fungeren. Bart Caron, stafmedewerker cultuur bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, startte op 1 maart ’98 in Brugge.
Toon Berckmoes, Toerisme Vlaanderen Etienne Boumans, adjunct-directeur voorlichting en PR Europees parlement, Bureau voor België Frank Ingelaere, Vlaams gemeenschapsattaché bij de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie Herman Lefever, kabinetschef burgemeester Patrick Moenaert, burgemeester van Brugge Kris Rogiers, adjunct-kabinetschef minister-president Luc Van den Brande Yves Roose, schepen voor cultuur van Brugge André Vandewalle, hoofdarchivaris Brugge Eric Van Hove, journalist Bertil van Outryve d'Ydewalle, voorzitter plaatselijk comité Europacollege Greet Verleye, perschef stad Brugge Paul Willems, adviseur Europese aangelegenheden kabinet minister-president Luc Van den Brande Bart Caron, cultureel informateur (vanaf 1/3/98) Otmar Delanote, projectsecretariaat 2002.
12
DEEL I: VOORGESCHIEDENIS EN SITUERING
De verwachtingen in Brugge waren hooggespannen toen de ministerraad op donderdag 28 mei 1998 opnieuw bijeenkwam om een beslissing te nemen. Kort na de middag kwam een verlossend telefoontje toe bij de Brugse burgemeester : Brugge was tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2002 verkozen. Onder het Britse voorzitterschap was de knoop definitief doorgehakt: voor 2001 werden Rotterdam en Porto, voor 2002 Brugge en Salamanca, voor 2003 Graz en voor 2004 het Franse Rijsel en het Italiaanse Genua aangeduid.
2. De opdracht van de informateur ______________________ Het inhoudelijk werk rond 'Brugge, Culturele Hoofdstad van Europa in 2002' kreeg op 1 maart ’98 vorm met de aanstelling van cultureel informateur Bart Caron. De taakomschrijving van de informateur (23 januari ’98) en het aanstellen van Bart Caron (1 maart ’98) situeren zich in de periode toen Brugge nog kandidaat Europese Culturele Hoofdstad was en Brugge nog geen zekerheid had of het al dan niet verkozen zou worden en indien ja, in welk jaar. De opdracht van de informateur wordt hieronder beschreven. Van 1 maart tot 15 oktober ’98 werd inhoudelijk gewerkt aan een tussentijds verslag van de voorbereidingsfase. Het tussentijds verslag werd tussen 15 oktober ’98 en 15 februari ’99 op verscheidene fora besproken en kritisch herbekeken en resulteerde in het eindverslag van de informatieronde. Dit rapport sluit de voorbereidingsfase af en is het eindwerk van de informateur. Het bevat verscheidene bouwmaterialen waar de intendant met zijn of haar ploeg verder kan op werken. De opdracht van de informateur: a. Functie - invulling De culturele informateur bereidt het sollicitatiedossier voor waarbij Brugge zich kandidaat stelt als Europese cultuurstad in 2002. Hij krijgt als mandaat een breed cultureel project voor Brugge te ontwikkelen op lange termijn en vanuit deze brede visie tot een definiëring te komen van het culturele draagvlak van Brugge en de regio en van het evenement Brugge 2002 als motor en scharniermoment daarvan. Hij krijgt een mandaat van zes maand om deze opdracht af te werken. Hij neemt de noodzakelijke initiatieven en legt onder meer contacten met plaatselijke culturele actoren, werkgroepen, adviesraden. Hij omringt zich met een kleine stuurgroep van experten die hem permanent inspireren en adviseren. Hij exploreert ook mogelijke samenwerkingsverbanden met andere Europese cultuursteden. De culturele informateur werkt aan een culturele inventaris die in een eindrapport wordt uitgeschreven en waarin de plus- en minpunten worden weergegeven evenals concrete suggesties rond infrastructurele en programmatorische noden. (…) Hij coördineert alle activiteiten van de Cel Brugge 2002 met inbegrip van de sponsoringstrategie waarin hij zich laat bijstaan door specifieke verantwoordelijken. b. Modaliteiten Observaties. De culturele informateur bevraagt een aantal figuren uit alle geledingen van de samenleving om (nieuwe) ideeën te ontwikkelen voor een breed cultureel project voor Brugge in de vorm van een korte synthese waarin ze Brugge “observeren” en Brugge “dromen”. Sectorale inventarissen. We hebben per cultuursector een stand van zaken opgemaakt: een inventaris van wat er bestaat aan initiatieven, aangevuld met een analyse van de meest actuele problemen en met toekomstgerichte voorstellen. De hiernavolgende sectoren worden bevraagd. Er dient echter onderstreept dat deze lijst niet limitatief is: architectuur en cultureel patrimonium; musea; archief; klassieke muziek; niet-klassieke en hedendaagse muziek; film, video, media; podiumkunsten, ballet, dans; plastische kunsten; culinaire cultuur.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
13
c. Inhoudelijke werkgroepen In kleine werkgroepen brengt de culturele informateur figuren uit het werkveld bijeen rond de twaalf thema’s die werden weerhouden en opgenomen in het presentatieboek Brugge 2002. Op die manier streeft hij ernaar beleid en programma te situeren rond de weerhouden thema’s en van daaruit ook de voorstellen te formuleren. d. Actievoorstellen Via kleine technische werkgroepen formuleert hij voorstellen rond uit te werken acties. Enkele voorbeelden: de organisatiestructuur, de concretisering van de programma’s, de culturele infrastructuur, de sponsoring. e. De toetsingsronde Zie ‘3. De status van dit document en bronnen’.
3. De status van dit document & bronnen_________________ Deze nota heeft de status van een voorstel: het brengt grote opties naar voor, zonder ze concreet uit te werken. Die opties moeten verder onderzocht worden, enerzijds door de verantwoordelijken (de actoren) en door iedereen die zich bij de culturele wereld betrokken voelt, anderzijds door de politici en door besturen van particuliere culturele instanties. ‘Open’ materiaal dus. Grondstoffen of ingrediënten voor een menu dat nog moet worden samengesteld. Deze nota is geen cultuurbeleidsnota, maar bevat wel algemene prioriteiten. De krijtlijnen voor 2002 zijn ontwikkeld via verschillende invalshoeken en zijn gebaseerd op de diverse bronnen.4 We hebben ze hieronder beknopt weergegeven. a. Delphi-onderzoek Het cultureel profiel van Brugge werd onderzocht via de Delphi-methode 5. Uit het Delphi-onderzoek naar het cultureel profiel in Brugge worden de doelstellingen met de hoogste scores overgenomen; dit onderzoek benadert de culturele sector op een sectorale wijze. De strategische doelstellingen en de subdoelen zijn er gerangschikt volgens culturele sectoren (podiumkunsten, volksontwikkeling, monumentenzorg, enz.). Via de scores wordt duidelijk welke doelen er binnen elke sector belangrijkst zijn. Maar het bepalen van prioriteiten over de sectoren heen is niet mogelijk. Daarvoor dringt zich een andere werkwijze op. b. Thematische vergaderingen Thematische vergaderingen zijn belangrijke informatiebronnen. Op deze vergaderingen werd onder meer de sterkte-zwakteanalyse verricht. Daarbij werd aandacht besteed aan de kansen en bedreigingen voor de verdere culturele ontwikkeling van Brugge6. 4
In bijlage vindt u een overzicht van alle betrokken mensen tijdens de rit. Wat is het Delphi-onderzoek? Aan 173 deskundigen die betrokken zijn bij het culturele leven in Brugge - in de brede zin van het woord werd op 14 mei ’98 een vragenlijst met doelstellingen en uitspraken rond het cultureel profiel opgestuurd. Er werd hen gevraagd die lijst anoniem in te vullen en terug te sturen. 98 leden van het Delphi-panel hebben hun vragenlijst teruggestuurd. Een wetenschappelijke stuurgroep begeleidde het opstellen van de Delphi-vragenlijst en het kwalitatief en kwantitatief verwerken van de binnengekomen vragenlijsten. Op basis van deze resultaten werd de vragenlijst herschreven, aangevuld en op 18 juni ’98 opnieuw naar alle leden van het Delphi-panel gestuurd. 82 panelleden hebben de tweede herwerkte vragenlijst ingevuld en teruggestuurd. Deze informatie werd op dezelfde manier kwalitatief en kwantitatief verwerkt en het eindresultaat is als bijlage opgenomen in het rapport. 6 De professionele actoren uit het Brugse culturele veld kwamen aan het woord tijdens zes thematische vergaderingen: podiumkunsten en muziek (6 juli ‘98), audiovisuele kunsten, beeldende kunst en toegepaste kunst (7 juli ‘98), letteren en wetenschap (7 juli ‘98), geschiedenis en conservering (8 juli ‘98), stadsbeeld, cultureel erfgoed, archeologie en architectuur (8 juli ‘98) en roerend erfgoed (9 juli ‘98). Op deze vergaderingen waren in totaal 74 mensen aanwezig; het onderwerp was de bespreking van een sterkte – zwakteanalyse van Brugge en een algemeen debat over 2002. 5
14
DEEL I: VOORGESCHIEDENIS EN SITUERING
c. Reflectiegroep De vergaderingen van de Reflectiegroep leverden heel wat bruikbare ideeën op. Het interessantste aspect hier is de aanwezigheid van zowel Brugse als niet-Brugse deskundigen. Hierdoor komen de Brugse potenties in een bredere (Vlaamse) context terecht7. d. Omtrent Brugge, indrukken en gedachten Het ondersteunend initiatief “Omtrent Brugge, indrukken en gedachten” – de werktitel was ‘Reflecteren en flaneren’ - stimuleerde de inhoudelijke discussie rond Brugge én 2002. Kunstenaars in de ruime zin van het woord hebben een eigen(zinnige) kijk op een stad en op een project als culturele hoofdstad 2002. Tijdens de zomermaanden van 1998 werden een veertigtal literatoren, cultuursociologen, filosofen, beeldende kunstenaars, musici, publicisten, wetenschappers, e.d. naar Brugge uitgenodigd met de vraag om hun hoogstindividuele bedenkingen over Brugge (in het licht van) op papier te zetten in de vorm van een essay, een impressie, een dagboeknotitie, een gedicht,… 29 kunstenaars gingen in op het aanbod. Hun eigen(zinnige) en kritische kijk op Brugge leidde tot verrassende ideeën, tot onverwachte stellingen, tot een verdieping van het rapport 8. Samen met dit rapport verschijnt een boek waarin alle teksten integraal worden gepubliceerd. Er zijn verschillende citaten in dit rapport opgenomen. e. Feitelijke toestand Een inzicht in de feitelijke toestand op het terrein – de culturele realiteit van Brugge – is essentieel. We verzamelden gegevens over publieksbereik (omvang en herkomst), over de aard, het volume en de kwaliteit van activiteiten, de onderlinge samenwerkingsverbanden, enz. f. Interviews en gesprekken Interviews en gesprekken met sleutelfiguren uit de culturele wereld zijn nuttig om de kruisverbanden tussen verschillende culturele inspanningen en activiteiten te detecteren. Ook de gesprekken met de jongeren en de culturele raad dienen in dit kader gezien te worden 9. g. Toetsingsronde Het was de uitdrukkelijke bedoeling om de visie die in het tussentijds verslag van de voorbereidingsfase (15 okt. ’98) werd ontwikkeld te toetsen bij alle betrokkenen en de Brugse bevolking. Dit gebeurde in de periode van 15 oktober tot 15 januari ’99. Op basis van deze reacties werd het rapport bijgewerkt tot dit definitief verslag van de voorbereidingsfase. De toetsingsronde bestond uit verschillende onderdelen. Het vertrekpunt voor de toetsingsronde was het tussentijds rapport. - Er werden 929 rapporten verdeeld (opgevraagd – verstuurd – meegenomen op de hoorzittingen). Dit alles was (is) ook ruim consulteerbaar op de website www.brugge2002.com. - De essentie uit het rapport werd voorgesteld op Focus-TV 10 en in de geschreven pers. 7
Het werk van de informateur werd regelmatig getoetst aan een reflectiegroep. Dit is een denktank met een aantal Bruggelingen en nietBruggelingen die inhoudelijk reflecteren over de stappen van de informateur: krijtlijnen 2002 (3 juni en 17 juni ‘98), organisatiestructuur (29 juni ‘98), inhoud rapport (11 augustus ‘98), op zoek naar kwalitatieve plaatsen (28 augustus ‘98), krijtlijnen en lange termijn (9, 11 en 14 september ‘98), definitieve versie rapport …. De inbreng van de reflectiegroep vormt een steunpilaar voor de ontwikkeling van het rapport. 8 De teksten werden neergeschreven na een kort verblijf (2 nachten) in het Brugs hotel Navarra. Zo kon men de Brugse lucht opsnuiven, een of meer musea binnenlopen, op zoek gaan naar een leuke of lelijke plek, … Het project werd in samenwerking met Moritoen georganiseerd. Moritoen is sinds 1968 een vormingsinstelling in Brugge. Ze profileert zich vooral op het domein van kunst, filosofie en literatuur. 9 De amateurkunsten en de culturele verenigingen werden in samenspraak met de culturele raad begin september ’98 uitgenodigd: ballet en dans – plastische kunst – toneel en theater – muziekverenigingen, cultuurfondsen – humanistische verenigingen – service-clubs – sociaal-cultureel vormingswerk, foto-, dia- en filmverenigingen – taal- en letterkunde – toeristische instellingen – volksdans en folklore – volkskunde en geschiedenis. De vrouwenbewegingen, land- en tuinbouwverenigingen en de natuurverenigingen konden vrij een datum kiezen. Het onderwerp van deze vergaderingen was de herwerkte sterkte – zwakteanalyse en 2002 in het algemeen. 87 mensen woonden deze vergaderingen bij. Een andere bron waren de contacten met de jongeren: in de Gentpoort met de jongeren van Open Monumentendag, Jeugdhuis Den Dwarskop, en twee openbare jongerenvergaderingen in het Schuttershof. In totaal waren 64 geïnteresseerde jongeren aanwezig. 10 Dit gebeurde in een reeks van 5 korte programma’s die 5 dagen na elkaar op Focus-TV werden uitgezonden, waarbij telkens Brugge en Salamanca aan bod kwamen (december ’98).
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
15
- Verschillende organisaties en structuren gingen in dialoog met de informateur over Brugge 2002. - Het rapport werd voorgelegd aan een tiental topfiguren uit de culturele wereld van Vlaanderen. - In Groot-Brugge werden 4 openbare hoorzittingen georganiseerd 11. Na de toelichting van het rapport door de cultureel informateur intervenieerden telkens 5 personen uit diverse sectoren (o.a. uit de professionele culturele sector, uit het sociaal verenigingsleven, uit de stedelijke instellingen maar eveneens een niet-Bruggeling als lid van de reflectiegroep en de schepen voor Cultuur. Na de pauze was er tijd voor vragen en opmerkingen uit het publiek. In bijlage is een synthese van de vier hoorzittingen opgenomen. - Verder reageerden 70 mensen schriftelijk op het rapport. Relevante bedenkingen werden opgenomen in deze versie van het rapport. In de bijlagen vindt u een gedetailleerd overzicht. h. Besluit Het weven van een rode draad in alle verzamelde materiaal is de verantwoordelijkheid van de culturele informateur. Al werden deze keuzes zo goed mogelijk voorbereid en zo wetenschappelijk mogelijk onderbouwd, toch is dit stuk het resultaat van persoonlijke interpretatie en inkleuring.
11
Op 18 november ’98 in het Gemeenschapshuis van Zeebrugge (Zeebrugge, Zwankendamme, Dudzele en Lissewege). Voor SintAndries en Sint-Michiels op 21 november ’98 in de Gemeentelijke Basisschool van Sint Andries. Op 3 december ’98 in de Orgelzaal van het Conservatorium voor de binnenstad Sint-Pieters, Sint-Jozef, Kristus-Koning en Koolkerke. Op 21 december ’98 in het gemeenschapshuis van Sint-Kruis (Sint-Kruis en Assebroek).
16
DEEL I: VOORGESCHIEDENIS EN SITUERING
Deel II. Een cultureel project op lange termijn “In ieder geval heb ik Brugge anders beleefd en is van de stad genieten me beter gelukt dan tien jaar geleden. Ik had niet (meer) het gevoel door een voor de bezoeker georkestreerd, opgepoetst Brugge te lopen, met de voorspelbare voor- en nadelen van een stad-met-twee-miljoen-toeristen-per-jaar, een stad die zelf een wig drijft tussen ‘autochtonen’ en ‘toeristen’. Ik wandelde door een stad waar onvolkomenheden en geruststellende alledaagsheid het stedelijke leven kruiden; waar vooral de tijd niet stil was blijven staan. Ondanks hoogseizoen en weekend was de drukte van een heel verteerbaar gehalte. Ze was niet die van een bezette stad met busladingen ‘It’s Tuesday So It Must Be Belgium’toeristen, die binnen een strikt uurschema de kans krijgen om bezienswaardigheden te ‘doen’. Ze weerspiegelde daarentegen een naturelle mengeling van bezoekers en bewoners – deze laatsten wegens marktdag te herkennen aan prei en wortelen in de boodschappentas.” Fragment uit “Een stad is vele steden” van Herman Stijnen
“Sven est de plus en plus mal à l’aise à St-Andries. Il rêve parfois qu’avec Lieve ils auraient économisé suffisamment d’argent pour ouvrir une boutique de souvenirs: elle dans le magasin, lui à l’approvisionnement. Ils vendraient des cartes postales, des dentelles et des bières belges. Peu importe aux Japonais si les dentelles sont faites en Asie ou si la bière de Leffe ou d’Orval a fait 230 km pour arriver à Bruges. Pour eux ces “souvenirs” sont liés au rêve romantique, d’une Europe imaginaire figée au moyen âge. Ce rêve, dont Bruges est le plus beau décor, permet à des dizaines de milliers de Brugeois de vivre. En l’absence d’un nouveau Charles le Bon qui viendrait résoudre la crise industrielle, c’est à travers ce rêve qu’ils se procurent du travail et de la dignité.” Fragment uit “de ‘Ten Briele’ à la Grand-Place” van Anne Morelli.
“Natuurlijk is het een provinciestadje. Iets van niets. Nep, bekrompen en een beetje bescheten, zoals het provinciestadjes past. Ooit heeft iemand het gewaagd om dit nest te vergelijken met Venetië. Kom zeg, het is toch niet omdat er toevallig een paar pisbeken door je dorp stromen, dat je pretentie moet krijgen en jezelf naast de groten op deze aarde moet zetten. Brugge moet zich nergens zetten, het ligt en ligt er goed, pronkend tussen andere wonderen als Beernem, Oedelem, Damme, Varsenare en Pierlaponthoek. Eigenlijk zou het daar perfect kunnen indommelen, ware het niet dat een of andere grappenmaker fabuleerde dat Brugge voor het internationale toeristendom een must is, een noodgedwongen halte tijdens een tjip tjoe Joerop.” Fragment uit “Brugge” van Herwig De Weerdt.
1. Ons toekomstscenario: een levende en levendige cultuurstad _________________________________________ Er zijn verschillende benaderingen van Brugges toekomst mogelijk. Zelfs als we vertrekken vanuit cultureel perspectief blijven er vele opties. In dit hoofdstuk is gekozen voor één ontwikkeling, vanuit een coherente visie. Maar, de eerlijkheid gebiedt ons ook andere mogelijke ontwikkelingen te schetsen. Dat doen we aan de hand van drie scenario’s. Ze zijn hypothetisch. Omdat ze geen
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
17
wetenschappelijke toetsing doorstaan hebben, moet de lezer ze relativeren. Naast de drie geschetste scenario’s zijn er uiteraard nog andere scenario’s mogelijk. Cultuur is het vertrekpunt voor elk scenario, maar staat uiteraard niet los van de andere maatschappelijke aspecten. De eerste twee scenario’s schetsen telkens beknopt een vrij extreem toekomstperspectief. Door ze in hun ultieme consequenties door te trekken, lijken ze onrealistisch en soms karikaturaal, maar zijn ze wel klaar en duidelijk. Ze dienen dan ook enkel als middel om de keuzes in dit rapport te motiveren.
2.1. Scenario 1: Brugge, een toeristisch-commercieel project Brugge gaat voor een doorgedreven toeristische ontwikkeling, waarin de zakelijke effecten de meeste aandacht krijgen. Daar is een grond voor: er is een sterk toeristisch product dat nu reeds vele bezoekers aantrekt. Die toeristen komen in hoofdzaak voor de mooie gevels (het romantische decor), de gezelligheid, het winkelen en pakken nu en dan een museumbezoek mee. Daarom moeten kunst en cultuur vooral in functie van het toerisme worden gesteld. Dit betekent dat alle stedelijke culturele instellingen hun werking vooral in dienst van de consument organiseren, en vooral in functie van het aantal bezoekers / deelnemers. Er moet dan ook een evenwicht worden gebracht in het culturele aanbod: zowel ‘hoge’ als ‘lage’ cultuur. Kwaliteit is belangrijk, maar toch ondergeschikt aan aantal. Dit geldt voor de programmering en werking van het cultuurcentrum, de concertzaal, de musea, het archief enz. Een goede samenwerking met de commerciële culturele sector moet kunnen, wat leidt tot meer musicals, meer populaire muziek, enz. Een goed gerund zakelijk beleid van de culturele infrastructuur dringt zich op: o.a. veel meer zalenverhuur en veel minder zelf programmeren. Wetenschappelijk werk in de archieven en de musea, het conserveren van het erfgoed, de archeologische opgravingen, het verenigingsleven e.d. mogen blijvend ondersteund worden door de stad, maar een groei is minder nodig, evenmin op het vlak van personeel. Er kan geïnvesteerd worden in populaire en breed toegankelijke cultuur: steekspelen en riddertoernooien, openluchtoptredens van bekende artiesten. Er kan ook geïnvesteerd worden in topsportinfrastructuur en –evenementen. Er worden minder prioriteiten gelegd op de ‘nieuwe’ cultuur (de hedendaagse beeldende kunst en de hedendaagse architectuur), want daarvoor komt de toerist niet naar Brugge. De inspanningen van de stedelijke overheid gaan naar de toeristische sector. We denken hierbij aan het voeren van een imago- en promotiecampagne in binnen- en buitenland waarbij het romantische, oude en gezellige Brugge in de kijker wordt geplaatst, samen met de boodschap dat het er goed is om te winkelen, te eten en dat er lekkere streekproducten worden gemaakt (chocolade, bieren,…). Tevens zal Brugge dan grote publieksevenementen aantrekken van (semi) commerciële aard. De commerciële sector die leeft van het toerisme kan sterk groeien: meer hotels (en hotelkamers) in diverse prijsklassen; bij bouwprojecten steeds winkels en horeca op de gelijkvloerse verdiepingen voorzien; de eisen, in het kader van verbouwingen, enigszins versoepelen ten gerieve van horecazaken en winkels. Ook de parkeerfaciliteiten voor bezoekers moeten verruimd worden. Als dit scenario extreem wordt doorgetrokken kunnen over 20 jaar volgende effecten waargenomen worden. Er komen van de helft tot dubbel zoveel toeristen naar Brugge. Het toerisme wordt een belangrijkere economische sector: de hotelovernachtingen zullen stijgen, er ontstaan meer middenstandszaken en kleine bedrijfjes in de rand van het toerisme, de werkgelegenheid in het toerisme zal groeien. Het publiek zal vooral bestaan uit dagjestoeristen en toeristen die via citytrips worden aangetrokken. De binnenstad zal het aantal inwoners tegen dan zien dalen (nu 20.000). Een
18
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
kapitaalkrachtig publiek zal in toenemende mate een tweede verblijf in Brugge kopen (ook buitenlanders). Het aantal beschikbare woningen voor de eigen bevolking die in de binnenstad wil blijven wonen zal dalen. Brugge zal meer hotels, restaurants en winkels hebben, meer koetsen en meer bootjes. De wijken die nu buiten de zgn. driehoek liggen zullen zich toeristisch ontplooien: op Sint-Anna bijvoorbeeld komen er handelszaken, want de toename van het aantal toeristen zal het uitzwermen van de bezoekers over de stad in de hand werken. Op die wijze krijgen ook de kerken en musea in die wijken méér bezoekers. Toch zal de participatie aan culturele activiteiten globaal status quo blijven. De keuze voor het toerisme zal wellicht weinig direct effect hebben op de grootindustrie. De industrie hanteert eigen wetmatigheden die weinig of niet door deze keuze worden beïnvloed. Deze toeristische ontwikkeling is evenmin een basis waarop bedrijven kunnen steunen om uit te breiden of een nieuwe zetel te bouwen.
2.2. Scenario 2: Stad voor de Bruggelingen Het algemene beleid, en zeker het cultuur- en het toerismebeleid staan ten dienste van de inwoners van stad en regio. Het cultuuraanbod wordt op de Bruggeling gericht en eventueel op een toeristisch publiek. Het wordt wel goed verzorgd, verscheiden en kwaliteitsvol, maar niet te ambitieus. Het wijk- en buurtleven staan centraal: infrastructuur, gedecentraliseerde diensten,… Het toerisme wordt onder controle gehouden zodat er minder potentiële overdruk is op de bevolking die in de stad woont en werkt. Het toerisme wordt kwalitatief versterkt en richt zich op een welstellend publiek. Dagjestoeristen worden ontmoedigd. De toeristische promotie wordt teruggeschroefd. De inspanningen van de stedelijke overheid moeten zich richten op wonen en werken in de binnenstad. Het cultuuraanbod volstaat; meer middelen worden niet vrijgemaakt. Ze worden echter gericht naar de lokale bevolking. De programmering van het Cultuurcentrum oriënteert zich op de Brugse bevolking, de musea doen geen grote tijdelijke tentoonstellingen meer, er wordt wijkgerichte culturele infrastructuur gebouwd in elke deelgemeente en buurt. Er gaat meer geld naar jeugdverenigingen en de jeugd op zich. De monumentenzorg blijft een belangrijk aandachtspunt, maar omdat er reeds goed werk is geleverd, is een status quo prima. Animatieactiviteiten in de binnenstad worden verminderd. Er worden projecten opgestart om het wonen in de binnenstad te stimuleren (wonen boven winkels, sociale woningbouw, stedelijke verbouwingspremies,…) en om meer eenpersoons- en kleine bedrijven in de binnenstad te genereren (groenten- en kruidenierswinkels, zelfstandige boekhouders, vrije beroepen, softwareontwikkelaars,…), de parken worden uitgebreid,… Er blijft een stop op de uitbreiding van het aantal hotelkamers. De parkeerfaciliteiten voor de eigen inwoners worden versoepeld, voor de bezoekers verstrengd (parkeren buiten de stad, hogere tarieven,…). Als dit scenario extreem wordt doorgetrokken kunnen over 20 jaar volgende effecten waargenomen worden. Het aantal inwoners in de binnenstad stijgt in de volgende twintig jaar met zowat 10 procent. Het aantal toeristen daalt met een kwart tot een derde maar het aantal hotelovernachtingen blijft ongewijzigd omdat er een kapitaalkrachtig publiek komt. Er ontstaan nieuwe bedrijfjes en diensten in de binnenstad, die niet op het toerisme geënt zijn. De industrie ondervindt weinig invloed van deze ontwikkelingen. Als dit scenario mede ondersteund wordt door economische impulsen (nieuwe bedrijventerreinen, actief prospectiebeleid, e.d.) is het wellicht mogelijk nieuwe bedrijven aan te trekken (vooral KMO’s) die voor nieuwe werkgelegenheid kunnen zorgen.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
19
Het aantal beschikbare woongelegenheden voor de eigen bevolking, die in de binnenstad wil wonen, neemt in beperkte mate toe. De participatie aan culturele activiteiten en evenementen daalt in beperkte mate.Het internationale imago van Brugge blijft ongeschonden.
2.3. Ons toekomstscenario: een levende en levendige cultuurstad Brugge gaat voor een eigentijdse ontwikkeling, bewust van haar schaal (een kleine Europese stad), maar ambitieus en internationaal. Brugge is immers een kosmopolitische stad die eigentijds kan omgaan met haar verleden én heden. Brugge heeft gelijktijdig en evenveel aandacht voor de eigen bevolking als voor het toerisme. Brugge moet een leefbare stad zijn. De basis voor beide sporen van ontwikkeling ligt bij ‘cultuur’. Het betekent dat het cultureel perspectief bij elke beslissing aanwezig is. Het toerisme steunt voor 90% op ‘kunst en cultuur’: de promotie vertrekt en eindigt bij de internationale culturele kwaliteiten van Brugge die reeds aanwezig zijn, en die zullen worden opgebouwd in enkele sectoren waar Brugge nog achterna hinkt op andere kunststeden. Toerisme zal subtiel en respectvol omgaan met de kunstschatten, het erfgoed en de talrijke manifestaties en activiteiten die plaatsvinden. De musea groeien verder uit: prioritaire aandacht voor publiekswerking en presentatie, maar ook voor wetenschappelijk werk, conservering. Er ontstaat een klimaat ten gunste van kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur. Het Cultuurcentrum en de concertzaal brengen mooie producties voor het regionaal en internationaal publiek. De bibliotheek ontsluit intens literatuur en informatie. Er wordt geïnvesteerd in actuele beeldende kunst. De nieuwe media krijgen een prioritaire aandacht. Er is een breed muziekaanbod voor eigen en gastorkesten in alle mogelijke genres: klassieke muziek, jazz, rock, wereldmuziek,… Er worden regelmatig curatoren, regisseurs, dirigenten e.d. aangetrokken van internationale allure. Tegelijkertijd worden de lokale culturele actoren versterkt. We gaan op zoek naar kwalitatieve en minder bekende plekken en kwaliteiten van stad en rand. De monumentenzorg legt de nadruk op ontsluiting en toegankelijkheid, maar blijft aandacht besteden aan conservering en restauratie. Over het kerkelijk erfgoed wordt nagedacht: nieuwe functies, herbestemming? Ook moeilijkere of minder populaire genres krijgen meer aandacht. Het gemeenschapsleven (jeugd en volwassenen) wordt gestimuleerd via directe en indirecte vormen van ondersteuning: infrastructuur (wijkinfrastructuur, jongerencentrum), logistieke ondersteuning enz. De inspanningen van het stadsbestuur richten zich op het brede terrein van kunst en cultuur. In het licht van 2002 en de continuïteit van de effecten, investeert de overheid in mensen, gebouwen en werkingsmiddelen. De eigen stadsdiensten en -voorzieningen worden versterkt, maar ook de particuliere culturele sector krijgt een deel van de koek. Het gaat hierbij om de concertzaal, de nood aan permanent beschikbare ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen, professionele repetitieplateaus, inrichting van de musea, een rockzaal, infrastructuur voor jeugdcultuur, lokalen voor het verenigingsleven … Het toerismebeleid krijgt mede een injectie. Het concentratiemodel – de belangrijkste toeristische aantrekkingspolen en daarmee samenhangende handelszaken worden geconcentreerd in de zgn. driehoek – wordt behouden, maar de kwalitatieve plekken in de wijken buiten de driehoek worden beter ontsloten. Naast de dienst Toerisme komt er een bezoekerscentrum, dat een mooie en geschakeerde ‘presentatie’ van Brugge koppelt aan een gastvrij en klantvriendelijk onthaal. De modernste technologische middelen worden ingezet voor dispatching van hotelreservaties, tickets voor voorstellingen, enz. De promotie wordt sterk gefundeerd op de ‘culturele’ kwaliteiten en doelgerichter gevoerd, naar een internationaal publiek van cultuurliefhebbers. Het huidige imago van Brugge moet worden bijgesteld.
20
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
De effecten zijn onmiskenbaar. In de twee volgende decennia zal het aantal toeristen per jaar licht stijgen, met zowat 10 procent, de hotelovernachtingen kennen een stijging van 15 à 20%, omdat er meer buitenlandse bezoekers komen, omdat er een verschuiving plaatsvindt van dagjestoerisme naar verblijfstoerisme en een betere spreiding is over het jaar. De toeristische groei belast de binnenstad minder dan nu, omdat de spreiding over de stad wordt gestimuleerd, maar ook door een evenwichtige kalenderspreiding van manifestaties. Brugge krijgt een nog sterker ‘kunststad-imago’, dat zowel in de diepte als in de breedte is bijgesteld. Als parallel met dit geheel van inspanningen ook nagedacht en gewerkt wordt aan een geïntegreerde economische ontwikkeling (bedrijventerreinen, themaparken voor KMO’s, initiatieven voor jonge starters, enz), dan zit de kans er dik in dat er nieuwe bedrijven komen en bestaande uitbreiden; de werkgelegenheid neemt toe. Het algemeen welvaartspeil stijgt. Jongeren vinden sneller hun gading. Minder jongeren verlaten de stad omdat ze ook kans zien in Groot-Brugge te wonen en te werken. Het aantal inwoners van de binnenstad stijgt lichtjes, omdat Brugge een aantrekkelijke stad is om te wonen en te werken vanwege de ruime keuze uit woonmilieu en de culturele en recreatieve voorzieningen. Het participatieniveau aan culturele activiteiten stijgt. Dit rapport tekent voor het derde scenario. De keuze voor het derde scenario betekent niet dat we geen elementen uit het eerste of tweede scenario kunnen overnemen. Het waarom wordt uitgelegd in de volgende pagina’s. Daar zullen we het scenario concreter uitwerken en beschrijven.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
21
2. Doelstellingen _____________________________________ “Op de Grote Markt staat, tussen twee regenvlagen in, de dichter Marc Braet, met Spanje en de wereld in zijn hart. Breydel en de Coninck, hun stenen blik gericht op de Halletoren, zien hem niet eens staan. Braet, dat is het Brugge van volkshogescholen en culturele centra als Moritoen, Cactus, de Volkshogeschool en De Werf, de sociale strijd van de Brugeoise en Siemens, de voortzetting van het middeleeuwse volksverzet met postmoderne middelen. Een stad in de overgang naar het volgende millennium, dat wel, maar met een bijna ondraaglijke erfenis uit het rijke verleden. (…) Met het reële gevaar dat de kern van Brugge één groot museum wordt van “has been glory” en een aanzienlijk percentage van de inwoners in museumwachters worden getransformeerd, iets waar een mens genetische aanleg voor moet hebben of hij wordt er melancholisch van. Het zijn sterke schouders die zo’n verleden kunnen dragen.” Fragment uit “Brugge en Wegen, Een halve eeuw of zo’n driekwart leven” van Ludo Abicht.
De krijtlijnen voor Brugge 2002 zijn een onderdeel van en schrijven zich in in een langetermijnvisie op cultureel Brugge. Deze langetermijnvisie maakt dan ook integraal deel uit van dit rapport. Het is een open visie die aan een permanente evaluatie en bijsturing onderhevig moet zijn. 2002 zal een verheviging betekenen voor het Brugse cultuurbeleid, maar moet hoe dan ook worden beschouwd als een (belangrijke) stap in een blijvende groei. Continuïteit is de sleutel. Het project 2002 engageert zich uitdrukkelijk voor deze samenhang. Brugge 2002 is een verhaal dat niet losstaat van de jaren voor en de jaren na 2002. Op 1 januari 2003 kan Brugge niet doen alsof het de dag ervoor 31 december 2001 was. Met andere woorden: de inspanningen voor het jaar 2002 moeten deel uitmaken van een cultureel project dat vandaag is begonnen en nog lang na 2002 verder zal gaan. Wij werken aan het verleden van onze toekomst! 2002 wordt misschien voor Brugge 3002 wat 1302 betekende voor Vlaanderen 2002. De sterkte-zwakteanalyse (cf. het aparte boekdeel met de bijlagen) zegt het volgende over Brugge. Sterktes: - een vrij uitgebreid cultureel aanbod; - een groot potentieel publiek (Brugge, regio, Vlaanderen, toeristen, …); - een sterk onderbouwd sociaal-cultureel verenigingsleven (incl. amateur-kunsten); - een stad met een fabelachtig geheel aan monumenten en een uitgebreid roerend erfgoed; - een vrij uitgebreid netwerk van professionele culturele actoren (vnl. overheidsdiensten); - een centrumfunctie van Brugge ten opzichte van de regio, (de noordelijke helft van WestVlaanderen). Er zijn relatief weinig concurrenten in de regio in vergelijking met andere steden; - de taalvaardigheid; - een veilige stad; - het Europacollege met internationale uitstraling. Zwaktes: - een te eenzijdig imago van ‘oude stad’ (niet het feit dat Brugge een oude stad is) - een historische rijkdom is een kracht; maar wordt een zwakte als die gedegradeerd wordt tot een consumerend ‘plaatjeskijken’; - Brugge zit op een kritisch punt qua toeristische druk; - een zwakke publieksgerichtheid van de sector roerend en onroerend erfgoed; - onvoldoende promotie van Brugge als veelzijdige cultuurstad (verleden en heden); - de zwakke economische positie van Brugge; - geen hoger kunstonderwijs, enkel kunstonderwijs op middelbaar niveau; - geen universiteit;
22
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
-
het Europacollege heeft een internationale bekendheid maar geeft weinig terug aan Brugge; de afwezigheid van media van betekenis; beperkt openbaar vervoer in West-Vlaanderen; onvoldoende infrastructuur voor cultuur; weinig contacten met het Zuiden van de Provincie en met andere steden in de omgeving; weinig regelmatig terugkerende evenementen die grensoverschrijdend werken (met een Europese -, werelddimensie); braindrain van artistiek en cultureel talent uit Brugge; een beperkt netwerk van particuliere professionele culturele actoren; beperkte aandacht voor creatie en vernieuwing; geen professionele communicatie over cultuur zowel extern als intern; de afwezigheid van een cultuurbeleidsplan.
Kansen: - Brugge - Brugge - Brugge luik; - Brugge - Brugge - Brugge
2002 kan een hefboom zijn voor structurele ontwikkelingen; kan verbanden opbouwen met andere steden in Vlaanderen en Europa; kan een gezicht geven aan Europa via het culturele luik, eerder dan het economisch kan de troef van de haven sterker uitspelen; kan hedendaags en vernieuwend omgaan met verleden; kan zich positioneren tussen de Vlaamse kunststeden Antwerpen, Gent, Brugge.
Bedreigingen: - De toename van de aanzuigfunctie van de Gouden Ruit (Gent – Antwerpen – Leuven – Brussel)12. - Het toerisme kan bedreigend werken, voornamelijk het oppervlakkig toerisme dat Brugge een ‘Disney-imago’ bezorgt. Ook de grote druk van het massatoerisme is vaak bedreigend. Waar gaat Brugge voor? Kiest Brugge naar aanleiding van 2002 voor een toeristisch project, of voor een project waarbij city-marketing centraal staat, of voor een project dat de onderbouw moet leveren voor een bepaalde economische ontwikkeling? Nee. Ons inziens kiest Brugge beter voor het profiel van een levendige en leefbare cultuurstad. 2002 is de start, de aanzet voor de groei naar dit profiel. We kunnen deze optie realiseren door een antwoord te geven op de volgende centrale vragen. 1. Kan Brugge actief en eigentijds omgaan met het verleden? 2. Kunnen we hier een hedendaags en toekomstgericht luik aan toevoegen? &. Welke verbindingen zijn er tussen beiden? Deze vragen zijn de essentiële vragen die we als een permanent gedachtekader hanteren bij het nadenken over de (culturele) toekomst van Brugge. We willen dus geen cliché-discussie voeren over ‘historisch’ versus ‘hedendaags’. Deze tegenstelling is vals. Het is evident dat in Brugge én historische én hedendaagse cultuur aan bod komt. Naast elkaar, elkaar versterkend of confronterend. Een stad als Brugge is het resultaat van vele inspanningen van vele mensen, vroeger, nu en straks. Deze discussie in tegenstellingen voeren is oneigenlijk en contraproductief. Brugge wil af van het imago van een wakker verleden en een slapend heden. We moeten het verleden niet krampachtig willen doen inslapen, maar er eigentijds mee omgaan. 12
In concurrentie treden met Gouden Ruit wordt moeilijk wegens het ontbreken van economische en industriële belangen in de regio Brugge. De troef van Brugge is nu eenmaal geschiedenis en toerisme. Belangrijk is wel dat de media-aandacht voor Brugge dient te groeien. Brugge heeft het voordeel dat het zelf kan groeien (in Vlaanderen is er geen stad met zoveel aantrekkingskracht als Parijs in Frankrijk, waar alle steden in de schaduw staan van die ene wereldstad). Misschien moet Brugge samen met Oostende en Knokke, Kortrijk en Roeselare een tegengewicht vormen tegen de Gouden Ruit (De Ruit krijgt nu meer voordelen door Structuurplan Vlaanderen, media-aandacht, meer financies, een sterke politieke lobby).
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
23
De wezenlijke bijdrage van Brugge tot de Europese geschiedenis is allicht voornamelijk in de 14de –15 de eeuw te vinden, zeg maar bij de Vlaamse Primitieven. Daar hoeven we nu niet vals beschaamd over te zijn. Integendeel, een jaar als 2002 kan een gelegenheid zijn om ons historisch erfgoed in al zijn vormen beter aan de buitenwereld te tonen - ook na 2002 - of beter, om er zélf ook met meer respect mee om te gaan. Brugge moet zijn historisch erfgoed koesteren zowel uit een ver als uit een nabij verleden- door er op een eigentijdse wijze mee om te gaan. Bovendien blijven wij er hier van overtuigd dat niets zo hedendaags is als de oude structuur van onze stad (cf. kaart van Marcus Gerards, 1562). Daar willen wij voorzichtig mee omspringen: niet alleen uit een gevoel van nostalgie, zeker niet in een bij voorbaat verloren gevecht om de tijd vast te zetten, maar gewoon omdat deze oude, versteende structuur nu borg staat voor een kwaliteit van leven die men anders niet zo vaak aantreft. Op voorwaarde dat wij, bewoners, hier niét de bewakers worden van het openluchtmuseum. Precies om die reden wil Brugge ook van sfeernaar cultuurstad kunnen evolueren en zal het daar de nodige culturele infrastructuur voor bouwen of voorzien. Brugge zit daarvoor zelfs in een bevoorrechte positie: het is immers onmiskenbaar dat er een positief en versterkend verband bestaat tussen de levendigheid van de cultuur (vandaag dus) en de aanwezigheid van een historische binnenstad. Brugge kan voor enkele goed uitgekozen materies (zoals monumentenzorg, archieven en museale zorg) nationaal en zelfs internationaal een voorbeeldfunctie vervullen, zeker als het daarbij het ‘verleden’, onder meer het erfgoed, eigentijds benadert. Brugge heeft dus wel veel culturele kwaliteiten, maar de (levende) kern ervan is deels verschrompeld. Het is een kern die verwijst naar een glorierijk verleden, maar onvoldoende gevoed is door nieuwe ontwikkelingen en actuele en toekomstgerichte activiteiten. Brugge is al te lang ‘bevrozen’, geconsolideerd. Brugge is niet meteen een toonaangevend voorbeeld van nieuwe actuele (culturele) ontwikkelingen. De drie centrale vragen kunnen helpen om deze consolidatie te doorbreken, om de kern opnieuw te versterken, om van Brugge een levenskrachtig en toekomstgericht project te maken. Want Brugge heeft ook nood aan hedendaagse en toekomstgerichte toevoegingen. Een levende stad evolueert, verandert steeds maar weer. Kunst en cultuur fungeren soms als motor voor deze veranderingsprocessen, maar vooral als toetssteen. Kunst en kunstenaars bevragen de samenleving. Daarom moeten actuele uitingen van diverse disciplines manifest aanwezig zijn in het 2002-programma. Het is mooi drie vraagjes te stellen, maar we kunnen ze niet beantwoorden zonder doelstellingen te poneren: daar besteden we hieronder ruime aandacht aan. De doelstellingen zijn afgedrukt in een vet letterbeeld.
2.1. Brugge, een kosmopolitische stad “Misschien wordt de stad dan wel een laboratorium, waarin niet alleen verschillende generaties, culturen en levensbeschouwingen, maar ook tijdperken vredig en vruchtbaar met elkaar kunnen samenleven. In dat geval zullen de wegen ons als vanzelf naar Brugge voeren, heen en terug, terug en heen. Al was het maar uit zuivere nieuwsgierigheid.” Fragment uit “Brugge en Wegen, Een halve eeuw of zo’n driekwart leven” van Ludo Abicht
In de Middeleeuwen was Brugge een Europees handelscentrum. Brugge lag op het kruispunt van de handel met Zuid-Europa (Spanje, Italië, …) en het noorden (Brugge was een verkoopskantoor van de Hanze). Dat heeft vele sporen nagelaten in de ontwikkeling van de stad, in de architectuur, de schilderkunst, enz.
24
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Maar ook vandaag is de ‘wereld’ in Brugge aanwezig, weliswaar op andere wijzen. Brugge is een ‘wereldstad’ voor culturele uitingen: Cinema Novo (Drie Continentenfilmfestival), Festival van Vlaanderen, Brugges Festival (Wereldmuziek), Cactus, Reismarkt, Wegwijzer, de happening van het Stedelijk Derde Wereldcentrum, de jazz-programmering in De Werf, talrijke voorstellingen in het Cultuurcentrum, Oxfam-Wereldwinkel, Greenpeace, enz. Daarnaast is Brugge een stad met een wereldhaven en een internationale sportstad (profvoetbalclubs, het Europees voetbalkampioenschap Euro 2000, de Ronde van Vlaanderen enz.) Het zijn op de wereld gerichte sporen die nog een sterke expansie kunnen doormaken. Daarenboven bezoeken miljoenen toeristen van over de hele wereld Brugge. Zij dragen bij tot het kosmopolitische karakter. De langetermijndoelstelling is hier duidelijk: op basis van de potenties kan Brugge opnieuw een kosmopolitische stad worden, een ‘open’ stad, gericht op Europa en de wereld.
2.1.1. Brugge, een open stad Een typisch kenmerk voor Brugge is de dualiteit open-gesloten. De geschiedenis van Brugge laat een stad zien die open staat voor internationale invloeden, een Europese handelsstad en een kuststad, maar een stad die zich tegelijk omwalde en vocht voor zelfbeschikkingsrecht. De huidige tijd toont een stad die druk bezocht wordt door buitenlandse toeristen en congresgangers, een stad die het centrum is van internationale (haven)activiteiten. Dit veroorzaakt bij de bevolking een ambigue houding: het is verrijkend, maar ook bedreigend. Het is een constante strijd, een constant gesprek maar ook een mogelijke bron van ideeën. Het is een tweestrijd tussen intimiteit en wereldsheid. Brugge is opnieuw een kosmopolitische stad aan het worden, open voor de wereld, zonder haar eigenheid te verliezen. Een omwalde stad hoeft immers geen omwalde ideeën te koesteren. Brugge kan inspelen op de bijzondere positie die het inneemt als stad die een plaats van multicultureel treffen is. Brugge is een stad waar volkeren elkaar treffen. Al kent Brugge onder haar inwoners weinig verschil in nationaliteit en ras, toch krijgt de stad tijdens het toeristisch seizoen letterlijk kleur. Die meerwaarde kan nog veel prominenter worden uitgespeeld. Brugge is ook de plek waar asielzoekers, op zoek naar een beter bestaan, wachten op een repatriëring naar hun land van herkomst. 80 mensen wonen in de Refuge, geïsoleerd van de lokale bevolking. Ze willen bij ons blijven en zich integreren, maar krijgen daar de kans niet toe. Is dit gegeven geen interessant aanknopingspunt voor een Culturele Hoofdstad van Europa: hoe gaan wij om met die mensen en hun cultuur? Zijn we niet verplicht hier ook onze bijdrage te leveren?
2.1.2. Brugge, een Europese stad Brugge kan en wil zich op Europa richten. a. Europese sporen in de geschiedenis van Brugge. Die zijn in ruime mate aanwezig. Enkele voorbeelden: - Brygghia, de échte geschiedenis van de Noormannen; - De (deze kant en de andere kant van de) Kruistochten; - De Brugse Metten, rechten en vrijheden; - De Gulden Sporen: historische realiteit en ‘the making of the history’; - De eerste Engelse drukken (Caxton), de toekomst van het geschreven woord, de kalligrafie; - De ‘Vlaamse’ Primitieven; - Van de Beurze tot de Euro; - Het humanisme in Brugge: More, Vivès, Erasmus, de kracht van de utopie; - De ‘Brugse Zotten’: stadspoorten sluiten, zie Karel V;
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
25
- Marguerite Yourcenar, L’oeuvre au noir; - ‘Bruges-la-morte’ en het symbolisme: Khnopff; - Brugge en de zee: Stübben; - Brugge voetbalstad (de Engelse kolonie). Deze voorbeelden zijn aanknopingspunten voor activiteiten in 2002, maar ook ver daarna. b. Brugge Hanzestad Tijdens de bloeiperiode van de Hanzesteden (13 de – 15de eeuw), telde dit handelsverbond tussen grote historische en / of economische steden tot 200 leden. Het strekte zich uit tussen de Zuiderzee, de Finse Golf, de Baltische Zee en Thüringen, gebieden dus die nu tot Nederland, Polen, Duitsland, Zweden, Finland, Estland, Letland en Litouwen behoren. Buiten het Hanzegebied waren er vier grote “steunpunten” met belangrijke Hanzekantoren, waar de kooplui van de Hanze de handelaars uit een uitgebreid hinterland ontmoetten, o.a. Brugge. Brugge was het belangrijkste “kantoorgebied”. In de late Middeleeuwen was Brugge de ontmoetingsplaats voor internationale handel en cultuurwisseling van handelaars, bankiers en intellectuelen uit Zuid- en Noord-Europa. In 1980 sloot men opnieuw aan bij de Hanzetraditie. Deze Hanzedagen van de Nieuwe Tijd zijn een vierdaagse organisatie die de hele culturele, toeristische en economische sector van de organiserende stad mobiliseert. Brugge participeert sedert 1996. Brugge organiseert in 2002 de Hanzedagen. c. Brugge en Salamanca Beide steden zijn in 2002 samen culturele hoofdstad van Europa. Daarenboven zijn er historisch veel banden tussen Vlaanderen (o.a. Brugge) en Spanje (o.a. Salamanca). Van de 13 de tot de 16de eeuw waren kooplieden uit Catalonië, Aragon, Castilië en andere Spaanse landstreken en steden prominent in Brugge - toenmalig trefpunt van de Europese handel - aanwezig. Onder keizer Karel V en zijn 16de-- en 17 de-eeuwse opvolgers waren Vlaanderen en Spanje in het Spaanse wereldrijk verenigd, weliswaar niet steeds op harmonieuze wijze. De wederzijdse beïnvloeding van kunstenaars en geleerden is medebepalend geweest voor de bloei van onze cultuur. Het spreekt voor zich dat er in 2002 een aantal gezamenlijke activiteiten worden opgezet. d. De Euro en de beurs In 2002 viert Brugge zeven eeuwen geschiedenis van de "beurs". In Brugge werden namelijk de grondvesten gelegd van de Europese papieren-geldeconomie. De herbergiersfamilie van der Beurse heeft er - op het einde van de dertiende eeuw - voor gezorgd dat het woord 'beurs' een internationaal begrip werd in het financiewezen. De term 'beurs' is inmiddels gemeengoed geworden in Europa en in bijna alle West-Europese talen, van 'bourse' over 'borsa' en 'bolsa' tot 'borze'. Het belang van Brugge voor de Europese financiële geschiedenis ligt dan ook in de 'Europeanisering' - sedert het begin van de 14de eeuw - van het financiewezen. Via Brugge werden de financiële technieken van de Italiaanse bankiers in Noord-Europa geïntroduceerd. Dankzij hun wisselbrieven konden, in de belangrijkste commerciële centra van Europa, netwerken van vennootschappen en filialen tot stand komen. Brugge was op dat ogenblik het Europese scharnierpunt tussen Noord en Zuid, waar onder meer de Engelse wol, de Florentijnse kooplieden-bankiers en de grote Hanze-gezanten elkaar vonden. Doorheen de geschiedenis is dit proces steeds verder gegroeid en in 2002 staan we voor een uniek feit in de Europese geschiedenis: de invoering van de EURO. In Europa betaalt men vanaf 2002 met één munt.
26
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
2.2. Werken op de kwalitatieve plekken van Brugge “Potterie, Visscherie, Proverie, ’t is al Brugs, en ze hebben er dan nog graag een ‘–tje’ bij, iets koesterends en verkleinend. ‘’t Zee-tje’ zeggen ze ook, iets dat een vertrouwelijke omgang met mensen en dingen verraadt. Het heeft iets van binnen de stad, iets van de ‘hofjes’ die je nog overal ziet, waar mensen van gelijke doen of leeftijd samenwonen, nu onder auspiciën van het OCMW. Over het Hof Sebrechts heb ik alleen maar horen spreken; dat moet het mooiste zijn. Ik zat voor en na een uitgesteld concert van Radio 3 in de Ryelandtzaal, tussen oecumenische kapel en orthodoxe kerk (klein van afmeting, in zo’n hofje (voor bejaarden). Niet meer dan een verloren moment, zomaar op een bankje. Een volksvrouw las met mij mee op een tegel aan de muur: “Dit is een gezegend oponthoud, een rust- en pleisterplaats vol zaligheden.” Ik gaf de tegel gelijk en heb de hoofdletters (van de schepen, nu burgemeester) in het weergeven van de boodschap maar weggelaten, om de liefelijkheid ervan niet te verstoren.” Fragment uit “Brugge, flaneren en reflecteren” van Jan Wauters
In Brugge zijn er ook ontelbaar veel kwalitatieve plekken, vaak onverwacht en minder gekend: naast de reien ook oude pakhuizen in de voorhaven, merkwaardige huizen en interieurs, binnentuinen, kleine doodlopende straatjes, kasteeldomeinen in de rand, oude fabrieksgebouwen, enz. Brugge heeft authentieke plekken. Het is aangewezen ze actief in te zetten.
2.2.1. Kwalitatieve plekken Zoals in ‘Bruges-la-morte’ de stad zélf personage was van de roman, zo moet ook de stad (daar heb je het cliché) een uitdaging zijn voor programma’s. Dus niet alleen de klassiekers, maar ook ‘spelen’ met minder vanzelfsprekende of onverwachte plekken, bijv. de reien (het water, kenmerkend voor zovele Europese steden én voor Brugge), de pakhuizen van de Gistfabriek en de Handelskom, de elektriciteitscentrale van de Brugeoise, merkwaardige huizen en binnentuinen van Brugge, kleine doodlopende straatjes, de kelders van het huis de Zeven Torentjes, de Majoor Weylerkazerne-Verversdijk, de Fourage, de vesten, Nieuwe Molens, enz. Daarbij moet speciale aandacht gaan naar: - plekken waar ook na 2002 culturele infrastructuur zou kunnen blijven: 2002 als moment om oude dossiers te realiseren of knopen door te hakken (bijv. Verversdijk, Sint-Walburgakerk, Onze-Lieve-Vrouwekerk, oude ziekenzalen Sint-Jan, Grootseminarie, stationsomgeving); - plekken die nu in Brugge verwaarloosd zijn en waar we iets van kunnen maken (vb. het oude havengebied van Brugge); - plekken in de rand: vier op de vijf Bruggelingen woont in de rand, ook daar zou 2002 in elke deelgemeente symbolisch aanwezig moeten zijn: van de cité in Zeebrugge over de oude cokesfabriek in Zwankendamme tot het oude kasteeldomein van Klimop in Sint-Andries of Park de Rode Poort in Sint-Michiels. Als 2002 niet over de hoofden van de mensen heen mag, dan moet er ook in hun directe omgeving een minimale zichtbaarheid zijn. Deze kwalitatieve plekken zijn een bron om boeiende dingen mee te doen. We kunnen interessante mensen (o.a. kunstenaars) zoeken om met die plekken iets bijzonders te doen. Ze kunnen een extra prikkel geven aan (jonge) kunstenaars. Belangrijk hierbij is ook de lokale behoeften en vragen te detecteren en mee te nemen, vanuit overleg en gesprek met de bevolking.
2.2.2. Brugge, stad van water, groen en steen Water, groen en steen zijn drie structurerende elementen. Ze geven de stad vorm, bepalen de routes, geven betekenis aan de stad en haar omgeving. Kortom, ze bepalen het urbane weefsel. Het zijn ook creatieve bronnen, het zijn culturele thema’s.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
27
“You can be a lover of water! Canals in abundance, boat trips, a circular canal almost round the town, wind-mills, both working and still, locks, and romantic towers. Big boats chugging round the city, the canal from Ghent to Bruges which still works, and whose boats can now dock near the restored St. John’s hospital, the canal to Damme, dug when the city was having trouble with silt, water in reflection, water reflecting, ducks, swans, and the occasional gift of ice thick enough to slide on, when the Dijver becomes a rink and pink-nosed children fall down with immense regularity – a passionate love affair, this!” Fragment uit “Bruges 2002” van Patricia Carson
a. Het water van Brugge Water is in Brugge steeds aanwezig. Het water was er toen, is er nu en zal er straks zijn. Zowel toeristen, Bruggelingen als cultuurliefhebbers houden ervan. Water maakt verbindingen tussen oud en nieuw, hemel en aarde, huizen en musea, natuur en cultuur enz. Water verbindt Brugge met andere steden en vertrekt weer naar volgende, ja zelfs naar andere continenten. Water geeft zekerheid, charme, uitdaging, inspiratie, rust, beweging, enz. De reien vormen een neutrale bron tussen oud en nieuw, kunnen inspiratie zijn voor zowel oude als hedendaagse thema’s, geven mogelijkheid tot uitbreiding van de infrastructuur. En Brugge is een oude en hedendaagse havenstad (Zeebrugge). De haven als onuitputtelijke aanvoerplaats van goederen, als bron van culturele contacten, als oord van plezier en ontspanning, als verbinding met de wereld. Bepaalde punten in de stad en aan de rand zijn ideale plaatsen om een reeks boten aan te leggen, waar tijdelijke tentoonstellingen, voorstellingen, optredens, projecten kunnen plaatsvinden. De oude leegstaande gebouwen die zich in de buurt bevinden, kunnen mee betrokken worden. Dit levert een ruimer beeld van de stad en leert zowel de Bruggeling als de cultuurtoerist een ander, hedendaags Brugge kennen. Happenings op en rond het water overbruggen letterlijk en figuurlijk. In en rond de stad. b. Brugge, groene stad Tuinen en parken in de stad, een groene rurale omgeving, … zijn typische kenmerken voor Brugge. Brugge is een kruispunt van natuur en cultuur, een stad gebouwd door mensenhand en natuurkracht. Het biedt aanknopingspunten voor tentoonstellingen, publicaties, de ontsluiting van privé-tuinen, in historische tuinen en parken, aandacht voor hedendaagse tuinarchitectuur, enz. c. Brugge, stad van Steen Brugge heeft iets met steen. Het monumentale karakter van de Stad, de kasseien op wegen en pleinen, de torens en poorten als symbool van macht, kracht, eeuwigheid, onaantastbaarheid, enz. Steen als grondstof voor de structurering van het openbaar domein, maar ook als grondstof voor kunstobjecten en –uitingen. Steen in alle vormen en soorten: natuursteen of baksteen. Dat Brugge een mooie stad is, is ook te danken aan de mensen die met de handen werken. In Brugge staat ergens geschreven “De mens denkt omdat hij handen heeft”. Dit biedt talrijke aanknopingspunten: de restauratiewerken, de betrokkenheid van technische scholen, opleiding voor restauratietechnieken …
28
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
2.3. Eigentijds omgaan met mythes en tradities “Omgaan met het verleden in het algemeen en met de daaruit gegroeide traditie in het bijzonder vraagt een zekere behoedzaamheid. Centraal hierbij staat het inzicht dat beide belangrijke componenten in onze menselijk bestaan niet kunnen zonder een band met het heden. Zoals planten zonder water verdorren en slechts een schim worden van wat ze oorspronkelijk waren, zo ook heeft het verleden het heden nodig om ‘levend’ te blijven. En dit laatste is nodig wil de geschiedenis haar belangrijke rol als bron van menselijke ervaring en plaatsbepaling blijven spelen. Deze benadrukking van het heden voor de waarde van het verleden, negeert hoegenaamd de eigenheid van dat verleden niet. Integendeel. Men moet die relatie zien in termen van een dialoog tussen de drie tijdsdimensies. Verleden, heden en toekomst staan niet los van mekaar. Zoals blijkt uit de reeds eeuwenoude formulering van Augustinus ter zake, kan men niet anders dan spreken over het heden van het verleden, het heden van het heden en het heden van de toekomst. Of met andere woorden, alle drie kunnen ze niet anders dan bekeken worden vanuit de bril van het nu.” Fragment uit “Brugge, of een verstoorde omgang met het verleden: een uitdaging!” van Raoul Bauer.
De stad is een collectief, visueel en artistiek geheugen van de geschiedenis. Ze vertelt verhalen, toont cultuur en visualiseert processen, mythes, stereotypen, enz. die de Europese geschiedenis hebben gemaakt. Steden zijn in een voortdurend veranderende verhouding met hun bebouwde en niet-bebouwde omgeving. In die zin bieden zij ook de mogelijkheid voor het behoud en het doorgeven van het cultureel erfgoed (geheugen) in onze hoogtechnologische wereld. Dit vereist het kritisch bekijken, (her)schrijven, confronteren van historische verhalen, voorstellingen en beeldvorming uit de geschiedenis. Dit geldt zeker voor Brugge: e.g. 1302, de ‘geuzenopstand’, de Spaanse inquisitie, het hanzeatisch netwerk van steden, de rol van het Habsburgse keizerrijk, de internationale financiële markten in verleden (Ter Beurze) en toekomst (de euro), de godshuizen en de welvaartsstaat (rol van solidariteit13), enz. De historische stad op mensenmaat is een uniek vertrekpunt voor het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen identiteit en verandering. In onze poging om in de waarheid te leven, kan cultuur iets essentieels worden: een hedendaags tegengif tegen de schone schijn. Het doel is ons niet alleen te koesteren in dit schitterend decor, maar er ook nog wat mee doén. Brugge kan een uitgelezen platform zijn voor een zinvolle confrontatie tussen oud en nieuw: geen enkel natuurlijk milieu is zo goed voor de wetenschappelijke en artistieke avant-garde als een oude, op mensenmaat gebouwde historische stad. Bovendien is Brugge ook een stad van mythen: de mythe van de middeleeuwse stad, de mythe van ‘Bruges-la-morte’, de mythe van de Breydelstad. Enerzijds kan die mythe ontrafeld worden (1302 en 19 de- eeuwse neo-gotiek en ‘the making of the history’), anderzijds zijn mythes ook uitstekend geschikt om er poëtisch en kunstvol verder op door te gaan. Naar het geliefde zinnetje van Harry Mülisch of Mulisch: ‘Het beste is het raadsel te vergroten’. Brugge is de ideale stad om na te denken over een eigentijdse omgang met tradities (stoeten, processies, ambachten, enz.). Samen met de betrokken actoren, in het licht van dit Europees project, moeten we nadenken over de betekenis (toen en nu!) van de tradities. We moeten daarbij vermijden in oppervlakkige ‘vernieuwing om de vernieuwing’ terecht te komen.
13
We kunnen verwijzen naar Brugse inbreng in de sociale geschiedenis: de sociale zekerheid met A. Van Acker, de Godshuizen e.a.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
29
2.4. Brugge, stad van creatie Cultuur is creatie, geen recreatie. Punt. Fragment uit “Brugge ben je nooit (meer) alleen“ van Leo Dehaes
Brugge is Brugge omdat er in het verleden zoveel architectuur, kunst en toegepaste kunst is gecreëerd, en omdat er zoveel innovatief denkwerk is verricht. De bewondering voor en de verwondering over de creativiteit heeft plaatsgemaakt voor een 20ste - eeuwse zakelijkheid. De creativiteit is niet verdwenen - Brugge heeft dan nog wel veel schrijvers, kunstenaars, denkers, architecten - maar heeft een plek in de schaduw gekregen. Brugge dient de creatie opnieuw in het zonlicht te plaatsen. Er is talent en creativiteit die in deze stad met wereldfaam een ‘plaats kan vinden’. Niet alleen plaats voor kunstenaars, ambachtslui en denkers van eigen bodem, maar ook van elders, zelfs internationaal. Het kader van Brugge moet een vruchtbare voedingsbodem zijn om dit talent te laten ontluiken en bloeien. In de stad ontwikkelen zich trouwens interessante, soms eerder onverwachte uitingen. Ze sluiten goed aan bij de “maat van Brugge”. We denken hierbij aan kindertheater, poëzie, archivering, archeologie, jazz, kalligrafie en andere. Het zijn geen megamanifestaties, ze zijn eerder intiem. Het zijn persoonlijke uitingen van vakmanschap of van artisticiteit. Daarmee werken ze als tegengif tegen een te massaal en haastig consumptietoerisme. Het zijn kleine toevoegingen, verspreid over de stad: voor fijnproevers …
2.4.1. Een plek om kunst te maken Productie en creatie moeten worden gestimuleerd. Het aanbod in Brugge is op receptief vlak zeer ruim, maar Brugge schiet tekort op het vlak van de creatie. In het licht van 2002 dient hier een inhaalbeweging te gebeuren, met voorrang voor hedendaagse en vernieuwende kunstuitingen en nieuwe interpretatie van oude kunstvormen. De wereldfaam van Brugge biedt immers de mogelijkheid een ‘plaats te vinden‘. Wie in Brugge een internationaal ding opzet, wil dat men ‘weet waar dat is’ en dat men graag een bezoek brengt. 2002 wil dergelijke initiatieven in kaart brengen, stimuleren, voordelen geven en daarbij doen geloven dat Brugge een plek is om op lange termijn iets te ontwikkelen. En dat in alle mogelijke genres en vormen: muziek, theater, beeldende kunst, literatuur, enz. Er zijn heel wat mogelijkheden: opdrachten geven: composities, schrijfopdrachten, video … Bij voorkeur in samenwerking met de talrijke kunstinstellingen (toneel, muziek, beeldende kunst, poëzie,…) op het terrein. In een dergelijk klimaat kunnen ook jonge kunstenaars hun gading vinden. Ook de toegepaste kunst en het kunstambacht kunnen in het verlengde van deze evoluties een nieuw elan krijgen.
2.4.2. Innoverend en utopisch denken ‘City of knowledge’: Brugge kan fungeren als ontmoetingsplaats voor innoverend en geëngageerd actief denken en handelen. De stad schept een kader voor het huidig intellectueel en cultureel debat. Dit vereist een concrete, zichtbare en begrijpbare vertaling en een uitwerking naar de burger en de jongeren toe. De klemtoon moet daarbij liggen op de wisselwerking tussen cultuur en onderwijs op verschillende niveaus (e.g. informatie, opleiding, management, herbronning, enz.). Belangrijke aanknopingspunten: - Brugge als ontmoetingsplaats van het Europees humanisme (Erasmus, Vivès, More, enz.) en centrum van humanistisch onderwijs (Markus Laurin) en thuishaven van het Europacollege ‘Cité européenne’ (Brugmans), ‘Oxford of the continent’ (J. Delors).
30
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
- Salamanca als oude universiteitsstad (de ‘School van Salamanca’ in de post-Renaissance scholastiek legde de klemtoon op de soevereiniteit van het volk, de basisrechten van de indio’s, de morele problemen van de internationale financiële markten en op de sociale en politieke zelfstandigheid van de burger (democratisch humanisme)). Het Brugge van vandaag is overigens het resultaat van een ‘utopisch’ dubbelproject waarmee deze stad in een vorige eeuw uit ‘Bruges-la-morte’ wou herrijzen: Brugge-Zeehaven en BruggeNürnberg (toerisme). Brugge 2002 kan nu even goed een wervend project worden, een utopie met 2002 als scharniermoment. We kiezen voor de horizon als beeld voor de uitdaging, de wenkende einder die steeds verder trekt naarmate je dichterbij komt. En veel algemener - en fundamenteler - is er ook deze vaststelling, van François Furet, auteur van ‘Le passé d’une illusion’, in Vrij Nederland op 8 juni 1996: ‘Op het einde van de twintigste eeuw leven de mensen in een wereld waarin geen politieke ideologie of postkapitalistische horizon meer bestaat. Niemand heeft ook maar het flauwste benul van een maatschappij die anders zou kunnen zijn dan die waarin we nu leven. Of dat zal blijven duren? Ik ben er niet zeker van, en ben eerder geneigd om het tegendeel te denken. Ik heb er moeite mee om te geloven dat we in de toekomst zonder utopische horizon zouden gaan leven.’
2.4.3. Nieuwe architectuur Brugge is een stad met een heel waardevol gebouwenpatrimonium. De architectuur is van hoge kwaliteit geweest, vanaf de Middeleeuwen tot het begin van de 20 ste eeuw. Deze architectuur is helemaal niet eenduidig: niet in één stijl opgetrokken en niet uit één periode. Elke eeuw heeft een markante stempel gezet op Brugge. Daarenboven is deze architectuur sterk beïnvloed door buitenlandse bouwstijlen. Meestal werden de topwerken uit het verleden gerespecteerd, soms werd er ongenadig mee omgegaan omdat men ervan overtuigd was dat het nieuwe beter zou zijn dan het oudere. Merkwaardig genoeg heeft het Brugse stadsbeeld (beperkt tot de binnenstad) wel haar eenheid bewaard, mede door het feit dat er niet zoveel ingrepen gebeurden in het stratenpatroon, de reien, de vestingen, enz. Er loopt in Brugge trouwens een grote breuk tussen de 19de en de 20ste eeuw. De enige eeuw die haar stempel niet zo nadrukkelijk kon zetten, is de 20ste eeuw. De (her)ontdekking van de hoge kwaliteit van het onroerend erfgoed in de tweede helft van de 19de eeuw (de stadssubsidie werd ingesteld in 1877) en de 20 ste eeuw verlegde de aandacht naar de talrijke monumenten. Dit is terecht, maar het versluierde ook de aandacht voor en de creatie van “monumenten van de 20 ste eeuw” ! Er is een lacune ontstaan in de architectuur. Immers, een stad moet, om levendig en dynamisch te blijven, zichzelf steeds vernieuwen en verbeteren, zoniet wordt de stad als het ware in haar totaliteit ‘gemusealiseerd’ (als een versteend verleden). Brugge moet een sterke impuls geven aan de hedendaagse kwalitatieve architectuur, en zo het culturele erfgoed aanvullen met eigentijdse waardevolle monumenten, met architectuur van internationale allure.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
31
2.5. Een leefbare en levende stad “Brugge is een stad die je zonder nostalgie vanuit haar verste verleden moet verkennen en ontdekken. Zo leer je haar ervaren als een plek waar mythe en werkelijkheid elkaar voortdurend raken. Brugge kan zich niet van zijn verleden losmaken. Zoals bij de meeste oude steden kleeft het als een oester aan zijn schelp. Of dat altijd een weldaad is, valt nog te bezien. Overdreven aandacht voor het verzonkene werkt remmend op de creativiteit. De problemen van Brugge zijn die van alle historische steden die door massatoerisme worden overspoeld en ten prooi vallen aan de commercie. Brugge is nog maar in geringe mate de stad van de Bruggelingen. In de zomer hoort zij toe aan de toeristen en de commercanten. Alleen bij regenachtig weer, als de stad gehuld is in een grijze nevel van melancholie, lijken Brugge en de Bruggelingen elkaar te hervinden.” Fragment uit “Brugge en de Pelikaan” van Jozef Deleu
‘Brugge die Scone’ is een stad met een grote toeristische druk. In het stadscentrum (vnl. de gouden driehoek) is de woonfunctie verdrongen door functies gelieerd met het toerisme. In de binnenstad (binnen de ring) wonen nog slechts 20.000 mensen. Dat toerisme voor Brugge een uitermate belangrijke economische sector is, staat buiten kijf, maar het is ook een dreigende factor t.a.v. de leefbaarheid van de binnenstad. Kenmerkend voor Brugge is dat het toerisme gebaseerd is op culturele kwaliteiten – al moeten we dit relativeren en eerder spreken over ‘atmosfeer’. Een kernprobleem van Brugge is de spanning tussen het toerisme en de leefbaarheid van de binnenstad. Kan of mag Brugge evolueren naar een openluchtmuseum waarvan de toerist verwacht dat de inwoners een ‘rol’ spelen die past in het beeld van een middeleeuws Brugge, alsof ze deel uitmaken van een ‘toeristische scène’? Natuurlijk niet. Want los van de vraag of de stad daardoor nog meer toeristen zou aantrekken, zou tegelijk de authenticiteit van Brugge vernield worden. Een stad zonder bewoners is geen stad, maar een betekenisloze herinnering, een mythe die verwijst naar een geromantiseerd verleden. Een aantrekkelijke stad, is een stad waar geleefd wordt, een bruisende en levende stad. Immers, een stad kan maar een stad zijn als het in eerste instantie een plek is waar mensen leven, wonen, werken, slapen, eten, drinken, spelen en vrijen. Dat is essentieel om van ‘authenticiteit’ te kunnen spreken. Brugge krijgt door de aard van het toerisme onvoldoende kansen om zich aan te passen aan de dynamiek van het postmoderne tijdperk. Het oppervlakkig en vluchtig toerisme dreigt de toekomst op het achterplan te drukken, en de stad te reduceren tot een versteende en geromantiseerde herinnering aan het verleden. Dat is het echte gevaar voor Brugge: een schijnbare groei door een toename van de toeristen, maar parallel een neergang op vele andere terreinen. Brugge mag niet ‘Bruges-la-morte’ worden, al zal de betekenis er één zijn van een dode stad, ondanks het feit dat zij overvol is. In een afzonderlijk deel gaan we uitgebreid in op de problematiek van het toerisme. Wij stellen voor dit thema te integreren in het kernprogramma van Brugge 2002. Omdat het de kern van de leefbaarheid van de Brugse binnenstad raakt en omdat het nadenken over cultuur en toerisme in Brugge een leerrijke case kan worden voor vele Europese steden. “In de toeristische brochures van Sheffield wordt met veel ronkende woorden gezegd dat de stad bruist van activiteit, zowel economisch als cultureel. Maar je hebt geen drie dagen nodig om dat verhaaltje te doorprikken. Waarmee nog maar eens bewezen is dat cultuur in een stad moet leven. Er moet een piramide zijn met onderaan veel subcultuur en kleinere initiatieven, daarboven middelgrote initiatieven en aan de top zaken met (inter)nationale uitstraling.”14 Enerzijds heeft Brugge als kleinere stad veel meer culturele levendigheid, maar anderzijds moeten we beseffen dat 2002 aandacht moet besteden aan de ‘piramide’. Op elk niveau van de piramide
14
32
Fragment uit een brief van Joris De Voogt over Sheffield.
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
moeten verantwoorde keuzes worden gemaakt. Pas dan draagt cultuur bij tot de versterking van de leefbaarheid van Brugge. De leefbaarheid raakt uiteraard aan vele facetten van het beleid. Mobiliteit, de plaats van fietsers en voetgangers, ruimtelijke ordening, veiligheid, enz. Het zijn allemaal aspecten van deze thematiek. Erg belangrijk is het wonen in Brugge. Dit kan door het stimuleren van het wonen in de binnenstad, door meer aandacht te schenken aan de inplanting van de nodige voorzieningen (winkelen, basisbehoeften); via directe of indirecte subsidies, woonpremies, huurpremies, enz. Er moeten hoe dan ook grenzen worden gesteld aan de vrije markt. Via de opmaak van BPAplannen kan geanticipeerd worden op concrete problemen. Cultuur kan het leefklimaat bevorderen, de levendigheid vergroten, het veiligheidsgevoel versterken. Er is dus ook een wisselwerking tussen de leefbaarheid en het cultuurbeleid. Het doel is Brugge leefbaar houden en verlevendigen. Dat vereist dus een doordachte integrale benadering op vele terreinen: cultuurbeleid, stedenbouwkundig beleid, toerisme, lokale economie, woonbeleid, enz. a. een gastvrij en dus toegankelijk Brugge Een even ambigu kenmerk van Brugge en de Bruggeling is ‘gastvrijheid’. In het kader van de Culturele Hoofdstad is een denkoefening over ‘gastvrijheid’ aangewezen: gastvrijheid als de vrijheid van de gast om zijn / haar eigen programma te maken, hun eigen parcours te bepalen … zonder dat het voorgekauwd of opgelegd is. Gastvrijheid is een sleutelbegrip bij het nadenken over de presentatie in de musea, de beleving van het monumentaal cultureel erfgoed, de vernieuwing van het toerisme, … Het heeft dan ook zowel lokale als internationale aspecten. Gastheer of gastvrouw zijn betekent ook de eigen cultuur kennen en doorgeven. Gastvrijheid is niet enkel het vormelijke, technische, maar evenzeer het inhoudelijke, de levenshouding en geestesgesteldheid. Gastvrijheid15 moet een basishouding zijn van Brugge (2002). Het is een kapstok voor culturele uitwisseling, het bevordert de ontmoeting tussen mensen en culturen. Wij hebben daarenboven het voordeel van meerdere talen te verstaan en te spreken. Nauw gelinkt met gastvrijheid is toegankelijkheid. Brugge moet het label krijgen van meest toegankelijke stad. Brugge moet erover waken dat alle manifestaties toegankelijk zijn voor mensen met een beperking (rolstoelgebruikers, slechtzienden enz.). Drie kernwoorden zijn hierbij belangrijk: iedereen, gelijkwaardig en onafhankelijk. Een tweede soort toegankelijkheid heeft te maken met de inhoud van de manifestaties: toeleiding en begeleiding van de initiatieven zal essentieel zijn. (…) Een derde soort toegankelijkheid heeft te maken met financiële toegankelijkheid 16. b. Brugge als ‘va et vient’ Brugge kunnen we ook bekijken als een mogelijkheid om er naartoe te komen, om eruit weg te gaan, om een passant op lange termijn te zijn. Brugge als ‘va et vient’. Brugge als een pleisterplaats of een rustpunt voor min of meer lange tijd. Brugge is een cartografie van verbindingen, van water- en andere wegen. Brugge is niet inneembaar, ondanks alle internationale stromen. Het kader blijft eigendom van de bewoners. De zwanen zijn voor de schrijver.
15
Enkele concrete voorbeelden: Bruggelingen (gezinnen) kunnen gastgezinnen uitnodigen en hun stad en hun leefwijze aan hen introduceren. Scholen kunnen hun internaten inzetten om groepen jongeren goedkope logies te verstrekken, ze kunnen de gasten wegwijs maken in Brugge en ook de eigen scholieren en studenten hun eigen stad beter laten leren kennen. Deze contacten dragen bij tot het nadenken over hoe we omgaan met multiculturele samenlevingsmodellen of –ingrediënten. 16 Fragment uit een reactie van Jos Demarest.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
33
c. Het 22 uur-gevoel voor Bruggelingen en buitenlandse bezoekers Wat moet er om 22 uur ‘s avonds in Brugge te beleven zijn? Het thema kan worden aangewend als een wervend en verdiepend actiemiddel. Wat betekent het ‘22 uur-gevoel’ voor Bruggelingen en Japanners? Heeft Brugge het nodige kleinschalig maar hoogkwalitatief aanbod, van cafés tot podiumkunsten?
2.6. Een nieuw imago voor Brugge “Eén zaak wens ik Brugge na 2002 van harte toe: een aanzet tot een nieuwe cultuur die de ban van haar geschiedenis doorbreekt. Een cultuur die het Brugse verleden opnieuw leest, interpreteert en die meer voeling krijgt met wat er vandaag leeft in kunst en samenleving.” Fragment uit “Wat is dat toch met deze stad? van Jan Van Alsenoy
“In contacten met cultuurmakers allerhande, pers, publiek, beleidsmensen van buiten de regio, worden we bijna dagelijks geconfronteerd met het wijdverbreid cliché-imago van Brugge: Brugge als vorm van stedelijk Bokrijk, Bruges-la-morte … Dit draagt ertoe bij dat Brugge niet alleen geografisch maar ook in het denken van mensen zich erg ver van het centrum lijkt te bevinden. Dit vormt een ernstige handicap voor mensen en organisaties die nu al dagdagelijks bezig zijn met vorm geven aan Brugge als hedendaagse cultuurstad. Dit draagt ertoe bij dat die mensen en organisaties zich heel wat inspanningen moeten getroosten om publiek, politici, pers en cultuurmakers van buiten de regio warm te maken voor hun zaak in het ‘verre’ Brugge.17 Deze problematiek is uitdrukkelijk aan de orde en kunnen we benoemen als richtinggevend voor 2002: een ideaal aangrijpingspunt om te streven naar een nieuw en breder imago. Het huidige (oubollige?) imago hypothekeert momenteel in ernstige mate de verdere uitbouw van Brugge als hedendaagse cultuurstad.
17
34
Fragment uit een brief van Patrick Keersebilck (Cactus).
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
3. Cultuur en communicatie ____________________________ 3.1. Overleg en communicatie als basis van een cultuurbeleid Ook deze paragraaf staat wat apart. Het gaat hier niet echt om een sector, maar om facetten van het culturele leven: de communicatie tussen de culturele wereld en de overheid, en het onderling overleg binnen de culturele sector. Situatieschets Een cultuurbeleid kan slechts slagen als een aantal basisvoorwaarden vervuld zijn: infrastructuur, logistieke en financiële ondersteuning, samenspraak en communicatie. Vooral de communicatie is cruciaal. Het is een aanduiding van het ‘klimaat’ dat heerst, van de mate van waardering die de overheid heeft voor de culturele actoren en vice versa. In Brugge verloopt de communicatie tussen de culturele sector en de overheid stroef en moeizaam. Zoals in elke stad verloopt ze formeel. De Culturele Raad, geregeld bij decreet, is een erkend adviesorgaan. Omdat het decreet dat voorschrijft moet het stadsbestuur voor elk aspect van het cultuurbeleid advies vragen aan de Culturele Raad. We hebben hier met goedbedoeld vrijwilligerswerk te maken. Niet verwonderlijk dus dat de kwaliteit van de adviezen meestal laag is. De Culturele Raad omvat alle culturele verenigingen; in principe dus ook de professionele culturele instellingen. Moet het nog gezegd dat de wereld van het verenigingsleven totaal anders is dan die van de professionele instellingen? De Culturele Raad beantwoordt niet aan de verwachtingen van de professionele actoren, die niet over een ander formeel communicatiekanaal met het beleid beschikken. Communicatie is echter niet enkel een kwestie van structuren. Structuren bevorderen de communicatie, maar beperken ze ook. Al snel verzanden nieuwe structuren in formele maar ‘lege’ overlegorganen. Een tweede facet is de onderlinge communicatie en het overleg binnen de culturele sector zelf, dat bijdraagt tot een beter cultureel werk. De Culturele Raad biedt wel een antwoord aan de verenigingen, maar niet aan de professionele actoren. Een laatste belangrijke bedenking: structuren helpen de communicatie slechts vooruit als er apriori bereidheid is tot overleg en communicatie bij alle partijen. Doelstellingen Æ Voor beide facetten moet dus worden gezocht naar een adequate oplossing. Deze problematiek is overigens niet specifiek voor Brugge, maar geldt voor alle steden. Het huidige decreet voor de Culturele Raden staat onder druk en is voorwerp van bespreking in commissies van het Vlaams Parlement. Middelen en randvoorwaarden Wellicht is de oplossing veeleer te vinden in pluriforme adviesraden. Concreet: - de Culturele Raad wordt ‘raad van de culturele verenigingen’: zijn rol wordt beperkt tot overleg tussen verenigingen en tot belangenbehartiger van het verenigingsleven; hij kan op eigen initiatief adviezen geven aan de overheid, maar de overheid moet geen advies meer vragen over alle culturele materies, zoals nu het geval is. De verplichting om een Culturele Raad te hebben, moet worden afgeschaft; - een gelijkaardige constructie is denkbaar voor de professionele actoren onder de vorm van een ‘Kunstenraad’, voor zover zij dat willen natuurlijk;
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
35
- de enige verplichting die aan de gemeente moet worden opgelegd is de oprichting van een ‘gemeentelijke raad voor cultuur’, bestaande uit een beperkt aantal deskundigen (bijv. 20) aangeduid door het gemeentebestuur, en niet uit vertegenwoordigers. Dit kan naar analogie met de Raad van Cultuur op Vlaams niveau. Binnen de raad kunnen twee afdelingen worden voorzien: volksontwikkeling en kunsten. De raad kan om de zes jaar opnieuw samengesteld worden. Aan deze raad moet het gemeentebestuur wél advies (!) vragen over alle culturele materies. Omdat het huidige decreet een dergelijke constructie niet toelaat, kan die slechts slagen als alle betrokkenen er zich uitdrukkelijk akkoord mee verklaren. Er zijn echter diverse tussenformules mogelijk. Prioriteiten op korte termijn - Bevorderen van de communicatie tussen het culturele veld en de overheid.
3.2. De communicatie met het publiek Situatieschets Hoe weet het publiek wat er op cultureel vlak in Brugge gebeurt? Brugge heeft een uitgebreide regionale pers, met regionale pagina’s in dagbladen, een weekbladpers, lokale radio en televisie (incl. teletekst), enz. Dit zijn zeer belangrijke kanalen, waar cultuur onderdeel is van een algemene berichtgeving. Er zijn wel enkele specifiek culturele bladen in Brugge. Het belangrijkste is Exit, een gratis maandblad dat verdeeld wordt via vele punten. Het bevat redactionele bijdragen, aankondigingen, een cultuuragenda … Er is een zusterblad dat Exit-light heet: een viertalige versie gericht op de toeristen die Brugge bezoeken. Beide bladen zijn uitermate belangrijk omdat ze de enige tijdschriften zijn die berichten over de totaliteit van het cultuurleven van vandaag, én gratis zijn. Verder kunnen we gespecialiseerdere tijdschriften vermelden (de lijst is in de bijlagen opgenomen: onder meer het Museumbulletin, ‘Brugge die Scone’, Archiefleven enz.). Er worden ook diverse tijdschriften uitgegeven die niet enkel betrekking hebben op Brugge, maar op de hele provincie, zoals bijv. In de steigers (monumentennieuws uit de hele provincie), Reiskrant, Biekorf en andere. Daarnaast geven vele culturele instellingen en verenigingen ook eigen blaadjes uit. Er bestaan slechts enkele websites met culturele informatie en berichtgeving (Bibliotheek, stad Brugge, Brugge 2002, …). Dit medium wordt onderbenut. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Æ Bewaken van het kwaliteitsniveau van deze tijdschriften, vooral van Exit en (versterken van) Exit-light. Æ Ontwikkeling van een net van gelinkte websites van culturele instellingen, niet alleen in functie van promotie, informatieverstrekking en ticketverkoop, maar ook van inhoudelijke verdieping. Hierin links maken met het onderwijsniveau, de toeristische sector, verwante culturele huizen in andere steden … Æ De oprichting van een onderzoeks-, informatie- en communicatiecentrum waar het publiek terecht kan voor cultuurinformatie in de breedste zin, waar de organisaties terecht kunnen voor verfijnde informatie en onderzoeksgegevens en het beleid voor toekomstgericht onderzoek en documentatie. De Provincie heeft de bedoeling een dergelijk centrum op te richten. Vooral de publiekskant draagt hier onze interesse weg. Er wordt immers een geautomatiseerd globaal en centraal ticketsysteem opgezet dat meer mensen kan bereiken dan elk cultuurhuis afzonderlijk dat kan. Zo wordt de stap tot deelname vergemakkelijkt. Dat gebeurt in een breed netwerk dat informatieverstrekking en directe ticketverkoop mogelijk maakt (cf. Prospecta Antwerpen).
36
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Middelen en randvoorwaarden - Gepaste ondersteuning door de overheid van Exit en Exit-light. - Ontwikkeling van een Digitale Stad of Regio als platform voor een actieve samenwerking tussen alle culturele actoren in functie van een actief communicatiebeleid. - Samenwerking bevorderen tussen culturele actoren in de provincie i.f.v. een Cultuurcommunicatiecentrum; huisvesting in Brugge centrum. Prioriteiten op korte termijn Æ Exit en Exit-light. Æ Oprichting van een onderzoeks-, informatie- en communicatiecentrum (Provincie), incl. een globaal en centraal informatie- en ticketsysteem.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
37
4. Culturele sectoren__________________________________ “Als ontwerpers van het structuurplan Brugge werden wij in 1972 geconfronteerd met een stervende stad, stinkende reien en 2000 lege gebouwen. Wij hebben toen doelstellingen ontwikkeld en gerealiseerd. Brugge werd opnieuw een sterke stad. De helft van de wereld komt ze bewonderen. Brugge is daardoor een sterk klankbord, ook voor allerlei expressies van moderniteit in de vorm van etalages, telefooncellen, artworks, Gezellejaar en Europese culturele aspiraties allerhande. Dat is goed. Alleen sterke steden kunnen dat aan, omdat zij een dubbele dimensie hebben. De lange termijn bepaalt de tijdloosheid en duurzaamheid van een stad. Haar straten-, pleinen- en reienpatronen met haar ankergebouwen en monumenten blijven 7,5 of 3 eeuwen standhouden. De tijdsgebonden elementen: kleine gebouwen, huizen en etalages veranderen om de 70, 50 of 10 jaar. Het ene bepaalt haar sterkte en eigenheid, het andere het leven en de vernieuwing. Beide zijn essentieel voor een stad. Alleen de tijd oordeelt wat tijdloos en wat tijdelijk is. Hij is het beste ontsmettingsmiddel.” Jan Tanghe in De Standaard van 9 januari 1999
Dit toekomstgericht project gaat zowel om met het erfgoed als met nieuwe disciplines en richtingen. In Brugge is het verleden prominent aanwezig. Het cultureel erfgoed, roerend en onroerend, beheerst ook vandaag het stadsbeeld en –leven. Het geeft voer aan zij die Brugge beschouwen als een totaalmuseum, een stedelijke versie van Bokrijk, met gebouwen, straten en pleinen om naar te kijken, niet om in te leven. De dreiging van een versteende stad – letterlijk en figuurlijk – kan slechts worden vermeden als Brugge eigentijds omgaat met haar verleden. Dit heeft repercussies op de omgang met monumenten (bestemming, ontsluiting, restauratie), de museale collecties, de tradities (stoeten en processies), de stadsinrichting, de archieven, de letteren, enz. Een eigentijdse omgang met het verleden brengt de waarde en de actuele betekenis van dat verleden tot uitdrukking, doet het verleden herleven maar geeft het een andere actuele betekenis en reikt actuele gebruiksmogelijkheden aan. Maar ook nieuwe disciplines en omgangsvormen zijn onontbeerlijk om van Brugge een toekomstgerichte en levende stad te maken. Ze zijn slechts met mondjesmaat aanwezig: actuele beeldende kunst, hedendaagse architectuur, podiumkunsten, muziek, interdisciplinaire projecten. Waar ze al zijn, zijn ze beperkt in omvang en impact. Het zal noodzakelijk zijn om op een aantal van deze terreinen in de komende jaren een ernstige inhaalbeweging te doen. Hieronder bespreken we de meeste culturele sectoren. De indeling sluit aan bij deze die werd gehanteerd bij de sterkte-zwakteanalyse en de verschillende bevragingen, én bij de situatie in Brugge. We kunnen verwijzen naar de bijlagen van dit rapport, die in een afzonderlijk boekdeel zijn opgenomen en onderzoeksresultaten, verslagen van vergaderingen, ingediende voorstellen enz. bevatten. De indeling is arbitrair: een aantal behoren niet tot de ‘culturele sectoren’ in de klassieke zin van het woord. Tijdens de bespreking doen we voorstellen van prioriteiten op korte termijn. Ze zijn op het eind van het hoofdstuk in een schema opgenomen Die prioriteiten zijn gebaseerd op de hierboven behandelde doelstellingen. Het feit dat we keuzes maken vertrekt vanuit de optiek dat Brugge eerder een kleine stad is (in een Europese context). In een stad van dergelijke omvang is het onmogelijk in alle culturele genres en uitingen uit te blinken, onmogelijk ook om overal in te investeren. Keuzes zijn onafwendbaar wil men echt ‘naam’ maken en kwaliteiten opbouwen.
38
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
4.1. De bebouwde omgeving Situatieschets Brugge heeft een groot patrimonium aan waardevolle gebouwen, een intact stratenpatroon en stadsbeeld (binnenstad), en een uitzonderlijk funerair patrimonium. Het historisch patrimonium (van de Middeleeuwen tot heden) is gevarieerd, maar vormt toch een samenhangend geheel. Op het vlak van bescherming en restauratie van monumenten heeft Brugge een voorbeeldfunctie (in Europa). Er zijn interessante archeologische vindplaatsen en vondsten. Er wordt vrij veel wetenschappelijk werk verricht over het cultureel erfgoed. Er zijn uitgebouwde diensten voor monumentenzorg en archeologie. De stad beschikt over middelen als stedelijke premies, adviescommissies e.d., … We kunnen stellen dat er in Brugge een begin aan ontsluiting van verschillende monumenten is. Toch kunnen we nog niet spreken van een systematische aanpak. We kunnen ook een aantal vragen stellen over de eigentijdse omgang met de monumenten, over de relatie tot hedendaagse architectuur, over hun rol in het versterken van een leefbaar stedelijk weefsel. Landschappelijk en geografisch ligt Brugge op een uniek kruispunt: de duinen en zee, de polderen de zandstreek. En er zijn veel groene longen in de stad en de onmiddellijke omgeving. Er zijn ook een aantal minpunten. Denk hierbij aan het gebrek aan kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur. De Brugse situatie bevat een aantal kansen. Denk aan de werkgelegenheidskansen voor laaggeschoolden en voor specialisten (restauratie, onderhoud, opgravingen, groenaanleg en -onderhoud). Monumentenzorg en archeologie hebben ook een economische waarde. Zowel de inspanningen als de return zijn groot. Ten slotte stellen we een toenemende interesse vast voor het Brugse landschap en de beleving ervan. De bedreigingen zijn tweeledig: enerzijds de overdruk door oppervlakkig toerisme (o.m. op de waardevolle panden) en anderzijds het feit dat het onderhoud (en de restauratie) van het zeer uitgebreid patrimonium zware inspanningen vergt.
4.1.1. Monumentenzorg Doelstellingen (op korte en lange termijn) We hebben het eerst over de bescherming van waardevolle gebouwen. Bescherming is geen absoluut gegeven maar moet gebeuren in een dynamische context, rekening houdend met de veranderende behoeften van de bebouwde ruimte. Bescherming als middel om het patrimonium te valoriseren is meestal nauw gelinkt met goede (her)bestemmingen. De doelstellingen zijn de volgende: Æ Afwerken van de inventarisatie van alle waardevolle panden (Vlaams Gewest m.m.v. stadsbestuur). Dit is een noodzakelijk basisinstrument om een goed monumentenbeleid te voeren. Æ Meer panden, landschappen en stadsgezichten laten beschermen. Er zijn nu reeds een behoorlijk aantal (330) monumenten beschermd, maar het is wenselijk alle waardevolle monumenten te beschermen. Weinig steden hebben zoveel waardevolle gebouwen – het onroerend erfgoed is van wereldniveau – geconcentreerd in een historische binnenstad. De toename van beschermingen is grotendeels afhankelijk van het tempo van het Vlaamse Gewest. Aanvullende, stedelijke beschermingsmaatregelen zijn zeker mogelijk, maar ook gebonden aan de aanmaak of bijwerking van BPA’s e.d. Æ Er dienen nog meer inspanningen te gebeuren voor de bescherming van: ° 19 de - en 20 ste -eeuwse (waardevolle) panden; ° erfgoed in de landelijke omgeving: polderboerderijen, kastelen, herbergen, kasteelhoeves en landschappen; ° de waardevolle panden uit het industriële verleden. Ze zijn ook getuigen van de sociale
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
39
geschiedenis. Deze waardevolle gebouwen maken deel uit van een uitzonderlijk waardevol en ongewoon bewaard historisch stadslandschap, in een regio met veel waardevol erfgoed (Damme, Sluis, enz.). Æ Meer aandacht geven aan de talrijke en schitterende interieurs. Inventarisatie is de eerste stap om te voorkomen dat ze verdwijnen. Via de organisatie van kamermuziekconcerten, poëzieactiviteiten e.d. bevestigen we hun waarde en ontsluiten we ze in beperkte mate. Dit hoeft niet beperkt te worden tot ‘oude’ interieurs. Restauratie (incl. onderhoud) is de tweede poot van de monumentenzorg. De doelstellingen zijn: Æ Maximaal afstemmen van de inspanningen voor restauratie en de inspanningen in functie van de leefbaarheid. Dit betekent dat gerestaureerde monumenten ‘gewone’ stedelijke functies vervullen, waarbij de woonfunctie een zekere prioriteit geniet. Æ Brugge dient, in navolging van wat nu gebeurt, zoveel mogelijk monumenten te restaureren, zowel de panden in overheids- als in privé-eigendom. In functie van 2002 gebeurt een versnelde beweging 18. Maar na 2002 kan de inspanning terug op het niveau van ‘97-‘98 worden gebracht. Æ Brugge kan een belangrijke rol spelen in het onderwijs inzake restauratietechnieken. De bestaande opleidingen kunnen uitgebreid worden, in functie van bijscholing en specialisatie. En waarom niet ijveren om in Brugge een Europese instelling voor restauratietechnieken op te richten, waar ambachtslui zich kunnen vervolmaken, een soort Europacollege voor vaklui? Bij restauratie en onderhoud kunnen jongeren in opleiding ook nu al worden betrokken. Æ Bij restauratiedossiers moet er maximale aandacht zijn voor sociale clausules, opdat laaggeschoolden de kans krijgen op een volwaardige job. Æ Het onderhoud van waardevolle panden verdient de grootste zorg. ‘Ontsluiting’ krijgt hier een bijzonder accent. Ontsluiting (zoals bij monumentendagen, openstellen voor een groot publiek, informatieverstrekking, educatief en didactisch de boodschap overbrengen met nieuwe middelen, ook interactief …)19 is een onderdeel van een integraal erfgoedbeheer. We baseren ons bij de visie over deze prioriteit onder meer op het “Charter voor Open Monumenten20” van de Koning Boudewijnstichting. Daarin worden acht stellingen geponeerd. Het is niet mogelijk er binnen het bestek van dit rapport uitgebreid aandacht aan te besteden, maar we halen enkele fragmenten aan: “De ontsluiting van het erfgoed vanuit cultureel perspectief is voor de monumentenzorg een prioritaire opdracht. Dit vereist een dialoog met partners uit de culturele wereld, de ruimtelijke ordening, de milieuzorg en het toerisme. In deze gedachtegang kan het toerisme het erfgoed niet als een te consumeren object zien, maar als een aanbod dat om een diepgaandere cultuurbeleving vraagt. Ontsluiting is dus gericht op cultuurbeleving en ontwikkeling, waaruit ervaringen en inzichten worden aangereikt die een kritische reflectie voor de eigen omgeving en leefwereld stimuleren.
18
Over het grote volume restauraties in functie van 2002 kan worden gediscussieerd. Gezien in dit rapport wordt gekozen voor een ‘leefbare en levende stad’ zou men kunnen verwachten dat er meer nadruk komt te liggen op nieuwe projecten i.p.v. restauraties. Dit zijn echter geen tegengestelde doelen. Het restauratieplan werd mede onder impuls van de Vlaamse overheid opgemaakt, die hiervoor een bijzonder krediet heeft voorzien op de Vlaamse begroting. Het Vlaamse Gewest zal instaan voor meer dan de helft van het budget, de provincie voor zowat 20% en de stedelijke overheid voor het resterende deel. Zonder Brugge 2002 zou die opportuniteit zich nooit hebben aangediend. 19 Ontsluiting is méér dan openstelling alleen. Vaak worden de begrippen ontsluiten en ontwikkelen in verband met elkaar gebruikt. Ontwikkelen betekent de wikkel, de verpakking wegnemen die de eigenlijke waarde en betekenis versluiert – ontsluiting dus. Ontsluiten is openstellen, betekenis toegankelijk maken, dialoog en interactie creëren tussen monument en publiek, is ontwikkeling sturen, volgen, mogelijk maken, is maatschappelijk integreren. De culturele benadering, de aandacht voor de betekenis en de context van het monument, de betrokkenheid van de initiatiefnemers, maken dat het over maatwerk moet gaan. Maatwerk veronderstelt dat men de eigenheid van een monument in kaart brengt alvorens er een project op te enten: de geschiedenis, de betekenis (zowel in het verleden als het heden), de functies, de verhouding tot andere monumenten in de nabijheid, enz. 20 De theoretische beschouwing is gebaseerd op het “Charter voor Open Monumenten”, en de visie in het boek “Het Geheim achter een Open Deur”, Koning Boudewijnstichting, Leiden (1998) en het verslag van de drie seminaries “Open Monumenten, Drie ingangen” waar ondergetekende aan participeerde als lid van het panel.
40
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Monumenten kunnen niet geïsoleerd worden als object of product. De ontsluiting van het erfgoed vraagt een context van tijd en ruimte, een verbinding van de historische tijd met de huidige tijd, een band ook tussen erfgoed en de sociale en ruimtelijke omgeving. Cruciaal is de draagkracht van het monument, die niet alleen wordt bepaald door het aantal bezoekers en het aantal activiteiten dat het gebouw en de omgeving kan torsen. De draagkracht heeft ook te maken met het in wederzijds respect naast elkaar bestaan van de gebruiksvormen. In Brugge, waar op topmomenten de grenzen en de draagkracht zijn overschreden, is deze problematiek zeker relevant.” De ‘monumentenzorgers’ zijn een beetje teveel met stenen bezig en te weinig met de inhoudelijke boodschap. Een ééndimensionele monumentenzorg gaat voorbij aan de essentie van haar opdracht. Monumentenzorg moet deel uitmaken van een eigentijds cultureel gebeuren, van een dynamisch maatschappelijk proces. We kunnen volgende doelstellingen formuleren: Æ Een betere ‘ontsluiting’, precies omdat het Brugse cultureel erfgoed (incl. het funerair patrimonium21) cultureel zeer waardevol is, en het in beeld brengen van de architectuurgeschiedenis22. Het moet toegankelijk zijn voor een zo ruim mogelijk publiek. Dit doel verhoogt ook de kwaliteit van het toerisme, en verdiept de beleving door het publiek. Bij de ontsluiting komen vele aspecten kijken: de ruimtelijke context, de presentatietechnieken, de regulering van het bezoek (openingstijden, toegangsprijzen,…), de inzet van personeelsleden, het onthaal en de begeleiding, het toezicht, culturele evenementen die er plaatsvinden (bijv. confrontatie van actuele kunst met monumentale gevels), enz. Æ De versterking van het 'onthaal'. Essentieel voor Brugge is een goed uitgebouwd stedelijk onthaal, dat zich uit in de omgangsvormen die overal in de stad voelbaar zijn: in de hotelkamer, bij de toeristische dienst of in de monumenten. Een goed stedelijk onthaal als vorm van gastvrijheid brengt de bezoekers op een coherente manier in contact met de identiteit, de cultuur en het erfgoed van Brugge. Dit wordt verder behandeld in Deel III (Cultuurtoerisme). Æ Nog meer inspanningen doen voor een betere beleving van het cultureel erfgoed door de inwoners (zeker de jeugd). In dit verband is samenwerking met onderwijs en jeugdgroepen een cruciale factor, en ontstaan er kansen voor de jeugd om zelf mee te werken aan stadsprojecten: een vervallen monument schoonmaken, inrichten, animatieactiviteiten organiseren,… Æ De eigen bevolking en de bezoekers beter uitleggen waar de ‘monumentenzorgers’ mee bezig zijn: hoe we het doen, welke de perspectieven zijn, enz. Brugge kan in het kader van 2002 de ambitie koesteren om model te staan voor de ontwikkeling van projecten inzake de ontsluiting van het cultureel erfgoed. Een concreet voorstel: onder de leiding van de Koning Boudewijnstichting, en met medewerking van de stedelijke Dienst Monumentenzorg, de provincie en het Vlaams Gewest, in de komende twee jaar een aantal pilootexperimenten opzetten. Brugge 2002 kan deze experimenten ondersteunen. Op basis van de opgedane ervaringen kunnen er dan in de toekomst nog meer ontsluitingsprojecten georganiseerd worden.
21
Na de afschaffing van de begraafplaatsen rond de kerken door de Oostenrijkse keizer Jozef II in 1784, werd op Steenbrugge-Assebroek de Brugse centrale begraafplaats aangelegd. Onder meer omwille van de openbare gezondheid en hygiëne mocht er niet langer in en rond de kerken begraven worden. Dit moest buiten de stadsmuren gebeuren. Het karakter van de centrale begraafplaats wordt bepaald door het samenspel van natuur, architecturale elementen en graftekens. Essentiële beeldbepalende elementen zijn : het 19de-eeuwse poortgebouw, de afsluitingsmuur, de kalvarie, de grafkapel van de kanunniken van de St.-Salvatorskathedraal en het 20ste-eeuwse lapidarium. Het belang van de Brugse begraafplaats ligt in de schat aan, vooral 19de-eeuwse, graftekens en –monumenten van bekende Bruggelingen (zoals Hendrik en Gustaaf Pickery, Flori Van Acker, Guido Gezelle, John Steinmetz, Théo Raison, Karel De Flou, …), die meestal ontworpen zijn door belangrijke architecten (zoals Jean-Baptiste Bethune, Louis Delacenserie of Karel Laloo). 22 Sommigen menen dat je niet alles kan opengooien voor de massa, want dan dreigt er gevaar voor ‘onteigening’, voor verlies van eigenheid. Ze merken op dat de ‘beleving’ door het publiek zelfs de doodsteek kan betekenen van het cultureel erfgoed. Deze opmerking is echter slechts juist als ontsluiting wordt gelijkgesteld met openstelling. Ontsluiting is echter meer dan openstelling. De hoger aangehaalde doelstelling kan geprojecteerd worden op alle Brugse monumenten, zowel op de overheidsgebouwen (stad, provincie,…), het kerkelijk erfgoed, als op de private monumenten. De oplossingen (cf. het principe van ‘maatwerk’) zullen divers zijn.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
41
Monumentale panden en huizen ‘ontsluiten’ is nauw verbonden met de (her)bestemming ervan. Dat geldt uiteraard vooral voor deze panden die in een toestand van verval geraken. Er zijn in Brugge enkele grote leegstaande en verkrotte monumenten zonder directe oplossingen. Het zijn ware kankerplekken, (Huis d’Hanins de Moerkerke, het voormalig Karmelietessenklooster) of die een zeer onzekere toekomst hebben (de elektriciteitscentrale van de Brugeoise, sommige kerken en kloosters, schoolgebouwen, …) of dossiers waarvan de aanpak op zich laat wachten (het voormalig Jezuïetenklooster aan de Verversdijk). Een herbestemming en een ontsluitingsproject zijn in deze gevallen sterk gelinkt. Het is noodzakelijk een passende herbestemming te vinden voor de grote gebouwen die hun oorspronkelijke functie verliezen (zie ook volgend hoofdstuk ‘Kerkelijk Erfgoed’). Middelen en randvoorwaarden - Voor de restauraties zal tot 2002 een grotere inspanning nodig zijn, daarna kan ze sterk dalen; - We pleiten voor het behoud van het stedelijk premiestelsel voor Kunstige Herstellingen en het subsidiereglement voor het restaureren van merkwaardige graftekens. - In de komende restauratiedossiers moet er ruime aandacht gaan naar sociale clausules, opdat laaggeschoolden de kans krijgen op een volwaardige job. Voor een systematische aanpak van de ontsluiting van het cultureel erfgoed is een geheel van middelen nodig: - een verschuiving van mensen (en hun taken) of een versterking van de dienst Monumentenzorg is noodzakelijk, vooral in functie van ontsluitingsactiviteiten: nood aan erfgoedconsulenten en -animatoren; - ontwikkeling van aangepaste instrumenten: informatiefolders, publicaties, audiovisuele en informaticatoepassingen, bewegwijzering, kwaliteitsvolle rondleidingen rond architectuurgeschiedenis, enz. - de dienst Monumentenzorg een coördinerende taak geven t.a.v. kerkelijke instanties en private eigenaars om ontsluiting samen aan te pakken; - intense samenwerking met de verantwoordelijken voor toerisme, cultuur, archeologie, ruimtelijke ordening / stedenbouw om een integrale aanpak te verzekeren (o.a. de opstart van een coördinatiecel met participatie uit diverse diensten, dit ter verhoging van de kennis van het Brugse patrimonium). Brugge kan aanvullende - in aanvulling op de bescherming via het Vlaams Gewest beschermingsmaatregelen nemen in het kader van plannen, verordeningen e.d. die fungeren als aanvulling op de beschermingen door de Vlaamse overheid. De wet laat ook toe panden in eigendom te verwerven, bijv. door onteigening bij manifeste verkrotting of verwaarlozing. Prioriteiten op korte termijn - Ontsluiting van het erfgoed (enkele pilootexperimenten opzetten, waarbij ook het kerkelijk erfgoed wordt betrokken).
4.1.2. Archeologie23 Doelstellingen (op korte en lange termijn) Æ Versterking van de archeologie. Algemeen kunnen we stellen dat de opgraving van bedreigde terreinen en terreinen waar verbouwingen gebeuren en archeologisch onderzoek relevant is, volgens normen en met middelen die in alle ons omringende landen worden gehanteerd, voor een stad als Brugge een conditio sine qua non is. Æ Archeologie actief betrekken bij alle processen die op het stedelijk landschap ingrijpen – steeds van bij de aanvang van elk dossier. Hierbij hoort de uitvoering van evaluatief onderzoek 23
De archeologie is in Vlaanderen sedert enkele jaren decretaal geregeld. In deze regelgeving is er weinig beleidsruimte voor lokale besturen. Dat is ook begrijpelijk omdat er zeer weinig Vlaamse steden en gemeenten enige activiteit op het terrein ondernemen. Brugge is een uitzondering.
42
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
(met als mogelijke gevolgen het behoud van het bodemarchief en eventuele aanpassing van de plannen) vooraleer de definitieve plannen worden goedgekeurd. Æ Meer aandacht schenken aan de publiekskant van de archeologie. Archeologie is nog te zeer onbegrepen wegens te onbekend. Er is in Brugge wel een archeologisch museum, maar daarnaast kan er 'op het terrein' nog veel gebeuren, bijv. een waardevolle site (tijdelijk) voor het publiek openstellen, of permanent integreren in het latere gebouw, plein of park. Æ Een betere huisvesting van het archeologisch museum (nu moeilijk toegankelijk en weinig open) of een integratie in een ander museum. Middelen en randvoorwaarden - bij openbare werken, verkavelingen e.d. de publieksfunctie van de archeologie versterken door aantrekkelijke panelen te plaatsen met de nodige informatie en toelichting over het opgravingwerk; - aan de gang zijnde opgravingen tijdelijk voor het publiek toegankelijk maken (o.m. via georganiseerde en gegidste bezoeken); - de archeologische dienst meer bekend maken als 'meldpunt' voor vondsten; - tijdelijke tentoonstellingen organiseren met onderzoeksresultaten; - de openingsuren van het archeologisch museum uitbreiden (nu 3 dagen per week open). - Op lange termijn is een zekere uitbreiding van het personeelsbestand nodig voor een intenser opgravingbeleid, evaluatief onderzoek, een actieve ontsluiting en het uitbouwen van de museale functie.
4.1.3. Een groene stad “In 2002 is het precies 150 jaar geleden dat het eerste stadspark in Brugge werd aangelegd, met name ‘den botanieken hof” of het Koning Astridpark. Wat E. Rosseels bij het ontwerpen en bij de aanleg van dit park in 1852 voor ogen had, is nu tot volle pracht ontwikkeld: een stukje idyllisch landschap, midden in de stad. (…) Van het voormalig hofbouwcentrum dat Brugge tot midden deze eeuw was, is op Brugse bodem niet veel meer terug te vinden. De wereldvermaarde Brugse laurierteelt vindt nu een herwonnen belangstellingen in de zuidelijke gemeenten rond de stad. Te Sint-Kruis, op het einde van de Bisschopsdreef, ligt het park Rooigem er verwaarloosd bij. Het voormalig bisschoppelijk buitenverblijf was het Versailles van de Brugse bisschoppen. De belangstelling voor de tuinen en de hofbouw stond in directe relatie met de furore die de Brugse hofbouw hier maakte.”24 Doelstellingen (op korte en lange termijn) ‘Groene ruimte' raakt slechts in beperkte mate het culturele domein. Deze thematiek is via het Delphi-panel en door aanwezigen op de thematische vergaderingen aangebracht. Het sluit overigens goed aan bij wat we eerder schreven over de leefbaarheid van de stad. We beperken ons wel tot die punten op het grensgebied van groen en cultuur. Doelstellingen: Æ de kwaliteit van de openbare parken via goede tuin- of landschapsarchitectuur verhogen; Æ enkele infrastructuurwerken uitvoeren om de parkbeleving en de toegankelijkheid van de vestingen te verbeteren, o.a.: ° een voetgangersbrug leggen over de Coupure om een volledig wandelcircuit rond de vesten mogelijk te maken; ° ontsluiten van de Buiten Begijnenvest, verbinden met Minnewater; Æ waar mogelijk private tuinen ontsluiten, occasioneel bij evenementen of permanent via overeenkomsten; Æ culturele activiteiten (beeldende kunst, poëzie, muziek, enz.) organiseren in interessante tuinen, parken en natuurgebieden; Æ voor waardevolle landschappen streven naar decretale bescherming; 24
Uit een reactie van W. Adriansens, sectorhoofd van de stedelijke Groendienst.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
43
Æ aankoop en inrichting (restauratie van tuinaanleg uit 1766) van ‘Rooigem’, de voormalige ‘tuin van Eden’ van de Brugse bisschoppen en er de beeldengroep van P. Pepers opnieuw samenbrengen. Middelen en randvoorwaarden - Bij parkaanleg werken met interessante tuin- en landschapsarchitecten. Enkele kleinere infrastructuurwerken zijn nodig om bovenstaande doelen te bereiken: - een voetgangersbrug leggen over de Coupure - ontsluiten van de Buiten Begijnenvest, verbinden met Minnewater.
4.1.4. Hedendaagse kwalitatieve architectuur - openbare ruimte Situatieschets Tijdens het Delphi-onderzoek werden nogal wat pijnpunten geventileerd. De architecten werden soms geviseerd: ze leveren weinig of geen 'monumentale' eigentijdse architectuur, zo schrijft iemand "nu kiezen ze meestal voor hybride vormen die zogezegd harmoniëren met het historische patrimonium, maar vaak knullige veranda-architectuur opleveren". Eén van de cruciale redenen blijken de criteria te zijn voor het verkrijgen van een bouwvergunning. Deze kunnen "niet langer gebaseerd zijn op algemene, strakke, dwingende en sterk beperkende voorschriften die het creatief gebruik van nieuwe materialen, structuren en vormen uitsluiten." En ook: “Ook hier stelt zich het probleem van mentaliteit. Sommige projecten verzanden in discussie. Particularisme en oude baksteenromantiek remmen openheid en durf. Men mag zelfs spreken van een soort fobie bij een groot deel van de stedelijke gemeenschap.” Stringente architectuurregels zijn niet dé oorzaak van zwakke architectuur. Een goede architect heeft daar niet (steeds) zoveel problemen mee, maar soms wel enz. Er werd ook gewezen op een mentaliteitsprobleem binnen de adviesraden waar bedenkingen geuit werden bij het 'inrichten- en normenpatroon' van bepaalde leden. We lazen ook reacties als “Bruggelingen zijn steeds alert als men een steen beroert. Trauma’s in het verleden leidden tot een conservatieve reflex. Het zou leerzaam zijn te peilen naar de diepere oorzaken van dit conservatisme: de strikte regelgeving, de ambtenaren die worden aangewreven echte regelneven te zijn, de kissebissen van commissies, de frustraties bij architecten, of gebrek aan visie bij bouwheren, promotoren, én overheid …” Je hoeft dus geen open deur in te trappen om te stellen dat er in Brugge weinig of geen kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur is. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Hedendaagse architectuur is meer dan welke andere ‘discipline’ ook een zichtbare hedendaagse en toekomstgerichte toevoeging aan de ‘cultuur’ van Brugge, een verrijking. Æ We pleiten voor kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur. Voor architectuur die de context mee gaat bepalen, en zeker niet voor panden die zich uitdrukkelijk aanpassen aan het straatbeeld, soms als een onverwachte confrontatie, een verrassing. We kiezen dus niet voor invularchitectuur. Integendeel, we kiezen voor autonome architectuur maar enige nuancering is wenselijk. We kiezen enkel voor contextbepalende architectuur als die van een hoog niveau is. Daarenboven, in een aantal gevallen is een ‘autonome’ ingreep ook niet wenselijk, zeker als daardoor een unieke en coherente site (bijv. een huizenrij waarvan geen enkel huis afzonderlijk interessant is, maar de hele rij wel) zou worden geschonden. Structurerende elementen, zoals de straten en pleinen in de binnenstad, mogen niet worden geschonden. Æ Het is ook wenselijk dat het stadsbestuur een voorbeeldfunctie opneemt door hoge architecturale kwaliteit als criterium te hanteren bij de stedelijke bouwprojecten. Dit is reeds het geval met o.a. de wedstrijd rond de concertzaal. De overheid kan actief bijdragen tot het scheppen van een klimaat dat zich opener opstelt ten aanzien van de hedendaagse
44
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
architectuur en de integratie ervan in de oude stad en de rand (bijv. de geplande gemeenschapscentra in Dudzele en Sint-Andries). Æ Een streven naar een kwaliteitsvolle inrichting van de publieke ruimte (pleinen en straten) is van dezelfde orde. Hier geldt dezelfde doelstelling. Æ De kwaliteit van de verlichting in de stad (straten, pleinen, gebouwen) kan nog sterk verbeteren. Het licht in de stad is belangrijk. Hoe beleven we het? Wat is waardevol, interessant, sfeerbevorderend, protserig, schreeuwerig, kitscherig? Het licht ’s avonds en ’s nachts kan de identiteit van een stad bevestigen en versterken. Middelen en randvoorwaarden - De kwalitatieve hedendaagse architectuur kan sterk worden gestimuleerd door de aanstelling van een gerenommeerde 'bouwmeester25' (cf. 'Vlaamse bouwmeester’, idem in Antwerpen), een toparchitect die voor een bepaalde periode (bijv. 5 jaar) (deeltijds) voor de stad werkt, een architectuurbeleid inspireert en toeziet op de uitvoering ervan. Een alternatief is een kleine commissie van toparchitecten die deze taak opnemen. - Voor belangrijke projecten Vlaamse en buitenlandse toparchitecten aantrekken; - promotiecampagnes voor architectuur, incl. uitreiking van een ‘prijs van de stad Brugge’; - architectuurwandelingen ontwerpen rond bepaalde thema’s; - wedstrijden (via medeorganisatie en betoelaging); - het organiseren van tentoonstellingen in het kader van wedstrijden, promotieacties, e.d.; - een grondige evaluatie van de bestaande reglementeringen; - de evaluatie van de werking van de huidige adviesorganen. Prioriteiten op korte termijn Een integraal beleid voor kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur.
4.2. Kerkelijk erfgoed We behandelen dit punt niet bij de monumentenzorg, maar afzonderlijk omwille van het grote belang dat we er aan hechten, omdat niet alle kerkelijk erfgoed een hoge kunsthistorische waarde heeft, en omdat er een specifiek facet aan verbonden is, nl. zingeving en spiritualiteit. Situatieschets Brugge kunnen we oudsher beschouwen als een centrum van katholicisme. De kerken, kloosters, kapellen, het seminarie en het bisschoppelijk paleis bepalen manifest het stadsbeeld. Het zijn niet alleen gebouwen, maar bronnen van spiritualiteit en een religieus geïnspireerd leven. Het kerkelijk erfgoed vervult nog deels de originele functies, maar deels ook niet meer. Dat het kerkelijk erfgoed in zekere zin overmaats is t.o.v. haar hedendaagse functies, is bekend. De steeds sterkere secularisering van de samenleving (en van kerkelijke taken) uit zich in dalend kerkbezoek, afname van het aantal geestelijken, daling van het aantal seminaristen, enz. Dat heeft gevolgen voor het kerkelijk erfgoed. Deze problematiek is complex. Brugge heeft een zeer uitgebreid patrimonium dat vaak vele en interessante kunstschatten bevat: schilderijen, zilverwerk, meubilair,… De eigendomstitels van de gebouwen zijn verspreid over meerdere overheden en kerkelijke structuren: stad, provincie, kerkfabrieken, kloosterordes, het bisdom, enz. Dit maakt een globale en coherente aanpak zeer moeilijk, doch niet onmogelijk.
25
Deze keuze moet uiteraard secuur gebeuren, al is het maar om favoritisme te vermijden. De Vlaamse bouwmeester heeft de volgende taak “Vanuit een langetermijnvisie, in goed overleg met de verschillende administraties, bijdragen tot de beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering van het architecturaal beleid van de Vlaamse Gemeenschap, teneinde een architecturaal kwalitatieve leefomgeving (gebouwen, landschap …) in Vlaanderen te helpen creëren. De nadruk ligt dus op de eigen bouwwerken van de Vlaamse overheid.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
45
Voor wat het onroerend erfgoed betreft, stellen we vast dat de problemen groot zijn: gevaar voor diefstal en beschadiging, onzekere klimatologische omstandigheden… Doelstellingen (op korte en lange termijn) We onderscheiden drie deelfacetten: de conservering, de bestemming (herbestemming) en de ontsluiting. Wat de conservering betreft moeten we een onderscheid maken tussen het roerend en het onroerend erfgoed. De problematiek m.b.t. de bescherming en de restauratie komt aan bod in de hoofdstukken over monumentenzorg. Æ Gezien de vele problemen met het onroerend kerkelijk erfgoed, dringen er zich passende maatregelen op om kunstschatten in situ beter te beschermen en te conserveren. We gaan hierbij uit van een belangrijk principe: de kerkschatten worden zoveel als mogelijk in situ tentoongesteld. De context verhoogt de waarde van de stukken. Dit principe is echter niet heilig: topstukken die zich niet op de oorspronkelijke architecturale locatie bevinden, kunnen verplaatst en gehergroepeerd worden. De Sint-Salvatorskathedraal en de O.L.V.-Kerk hebben partieel reeds een functie als museumkerk. Wat de ontsluiting van het kerkelijk erfgoed betreft: Æ een impuls geven aan de ontsluiting van alle cultuurhistorisch waardevol kerkelijk erfgoed, in eerste instantie de O.L.V.-Kerk. De ontsluiting is echter niet alleen een zaak van openingsuren maar vraagt een integrale aanpak en een geheel van maatregelen. Wat de herbestemming betreft komen wij op een moeilijk en delicaat terrein. Maar gezien de situatie moeten we de vraag stellen of het niet beter is sommige kerkelijke gebouwen een andere en nieuwe functie te geven. Hierbij mogen geen ideologische of filosofische motieven spelen. Æ Sommige kerkelijke gebouwen (kerken, kloosters, seminarie, enz) kunnen een andere of ruimere functie krijgen, op voorwaarde dat die nieuwe functie verwijst naar de oorspronkelijke of aansluit bij het spirituele karakter van het gebouw. Culturele en kunstzinnige activiteiten vallen daaronder. Respect voor het kerkelijk erfgoed en een zinvol gebruik ervan kan ook voor de gelovige gemeenschap zelf nieuwe perspectieven openen.26 Kerkelijke gebouwen kunnen worden omgevormd tot concertruimte voor vele muziekgenres, of tot tentoonstellingsruimte, of tot kerkelijk museum, of tot bezoekerscentrum, vergader- en congresruimte, … Een meervoudig gebruik behoort dus tot de mogelijkheden: vergaderingen, verenigingsactiviteiten, voorstellingen, concerten in diverse muziekgenres, repetities, tentoonstellingen, cursussen, congressen … Kortom, het gebouw een culturele opdracht toemeten die aansluit bij de ‘geest’ van het gebouw zelf en uitgaat van respect voor het origineel. Wij vullen dat niet beperkend in … waarom de voormalige kerk ook niet gebruiken als muziektheaterhuis, als operadecor, ja zelfs als rocktempel … Brugge mag in het licht van 2002 ook al eens gedurfd uit de hoek komen, uitdagend als het moet, open en gastvrij tegenover de meest uiteenlopende culturele invloeden. Een herbestemd kerkgebouw moet een openbaar gebouw blijven. Van commerciële activiteiten kan geen sprake zijn. 26
Als er een natuurlijke bondgenoot is van de godsdienst met haar verlangen naar het mysterie, het onzegbare, het ongehoorde, is het wel de kunstenaar. Hij of zij doorbreekt voortdurend de grenzen der dingen om nieuwe mogelijkheden en visies op de werkelijkheid te openen. Verschillende auteurs op gebied van religie en kunst pleiten voor een bondgenootschap, maar dan wel als autonome partners. De hedendaagse kunst houdt de maatschappij een spiegel voor. Voor gelovigen kunnen deze ervaringen ook in het geloofsleven vertaald en verheven worden. “Ook de rijkdom aan beelden en symbolen in de bijbelse traditie besloten, vragen om eigentijdse verbeelding”, luidt het in een recente tekst van de vrienden van de Religieuze Kunst. “Hedendaagse kunst kan een rol spelen in onze geloofsexpressie, daar symbolen en beeldende kunst een geweldige verwijzende kracht in zich dragen. Zij kunnen in samenklank met het gesproken woord, het lied en de gebarentaal een totaliteitservaring in mensen teweegbrengen waarbij én verstand én gevoel én handelen worden aangesproken (…). Kunstenaars dienen niet slechts tot verfraaiing van het zichtbare, ze kunnen iedere persoon in zijn diepste wezen raken.”
46
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Enkele voorbeelden: men kan nadenken over de Sint-Walburgakerk, de Onze-Lieve-Vrouwekerk en/of Sint-Salvator. Sint-Walburga bevindt zich op hooguit 200 meter van Sint-Anna en telt nog weinig parochianen. De Onze-Lieve-Vrouwekerk27 ligt op een steenworp van Sint-Salvator en is nu al ingeschakeld in het toeristisch-cultureel circuit. Ook over de verdere bestemming van het Groot Seminarie kan nagedacht worden – het wordt onderhouden door de Provincie WestVlaanderen. In dit grote pand kunnen er verschillende functies worden ondergebracht. Ook de kerken op Sint-Andries (bijv. de Sint-Willibrordkerk) en nog enkele andere panden moeten voorwerp zijn van dezelfde oefening. Uiteraard kan deze problematiek slechts verder bekeken worden in overleg met de kerkelijke hiërarchie en de plaatselijke geloofsgemeenschap. Middelen en randvoorwaarden - Een eerste doch zeer belangrijke stap is het houden van globale denkoefening over het kerkelijk patrimonium. We menen dat de kerkelijke overheid bereid is na te denken over de realisatie van deze buitengewone projecten. - Gelijktijdig is het nodig overleg op gang te brengen tussen alle betrokken actoren: de hoogste kerkelijke gezagsdragers, het bisdom, kerkfabrieken, stads- en provinciebestuur. Dit overleg moet drie topics hebben: conservering, ontsluiting en herbestemming. - Voor het geheel van het kerkelijk erfgoed van Brugge kan worden gedacht aan de aanstelling van een centrale conservator (of een kleine equipe). Deze groep kan dan de gepaste voorstellen uitwerken voor conserveringsmaatregelen inclusief beveiliging en voorstellen voor restauratie van kunstschatten, ontsluitingsactiviteiten (toegankelijkheid, problemen inzake toezicht,…), organisatie van tijdelijke tentoonstellingen, ontwikkeling van allerlei instrumenten (publicaties, folders,…), presentatie van de kunstschatten… Dit kan door de kerkelijke overheid worden aangepakt, o.i. in nauw overleg met het stadsbestuur en stedelijke diensten als Monumentenzorg, de musea. Hier rond kan een uitgebreide vrijwilligerswerking worden opgezet om de vele acties te ondersteunen en te helpen realiseren. Prioriteiten op korte termijn Deze thematiek heeft vele facetten en is zeer complex. Prioritair zijn m.i. : - de installatie van een gemengd team (professionelen en vrijwilligers) die belast worden met de aanpak van de verschillende aspecten van conservering en ontsluiting; - het op gang trekken van het denkproces over herbestemming (en medegebruik) van sommige kerkelijke gebouwen, door verschillende structuren en organisaties zodat er een breed draagvlak ontstaat. Er is een bereidheid aanwezig bij de belangrijkste gezagsdragers in de kerk om over deze thematieken na te denken. Dit bleek uit tal van persoonlijke contacten, reacties in de media, en uit een aantal voorstellen die ingediend werden door een werkgroep 2002 van het bisdom.
4.3. Roerend cultureel erfgoed Situatieschets In de Brugse musea zijn er waardevolle en uitgebreide collecties kunst en toegepaste kunst van de Middeleeuwen tot de 19de eeuw; met als grootste sterkte de Vlaamse Primitieven. Het grootste deel van de collecties is in handen van de overheid. Brugge heeft veertien stedelijke musea, die in één structuur bijeengebracht zijn. Daarnaast zijn er nog een achttal niet-stedelijke musea, 27
De Onze-Lieve-Vrouwekerk, die erg veel kunstschatten bevat en één van de toeristische trekpleisters is, fungeert als onthaalkerk. 30 vrijwilligers onthalen er bezoekers. De pastoor, Mr. Kina, ziet de kerk een huis van bezinning, als een alternatieve (sacrale) ruimte om tot rust re komen. Sint-Salvator bevat een museum. De noden voor de eredienst beperken zich tot enkele momenten per jaar. Een gedeelte van het Seminarie heeft reeds andere functies: deel van het rusthuis Potterie, kamerverhuur Europacollege, Provinciaal Archief. De onderhouds- en verwarmingskosten van kerkgebouwen kunnen hoog oplopen. Daarenboven zijn wisselende temperaturen en veranderende klimatologische omstandigheden schadelijk voor de oude kunstschatten in deze gebouwen.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
47
waaronder het Museum van de Sint-Salvatorskathedraal, het Museum van het Heilig Bloed, twee musea van schuttersgilden enz. De stedelijke musea beheren de belangrijkste kunstschatten. Ze bereiken samen heel wat bezoekers. De musea zijn meestal in zeer waardevolle historische gebouwen ondergebracht (interessant, maar ook moeilijk om mooie presentaties te maken, en brengt problemen met zich mee voor de conservering). Er wordt goed wetenschappelijk werk verricht over de collecties. De indeling van de collecties over de verschillende musea is voor het publiek onduidelijk. In sommige musea is de opstelling en presentatie verouderd. Er is te weinig infrastructuur voor tijdelijke tentoonstellingen. De informatieverstrekking naar de bezoekers en de toeristen toe is zwak. De publiekswerking (incl. educatieve werking) van de musea is weinig uitgebouwd. Er is een sterk wordende tendens die al te veel de aandacht richt op evenementen (grote tijdelijke tentoonstellingen) waardoor regulier museumbezoek, inventarisatie, wetenschappelijk werk, ontsluiting, e.d. in de verdrukking komen. Bij de bespreking van de archieven botsen we op een specifiek probleem. Er zijn in Brugge heel wat waardevolle archieven, waarvan de bekendste door het publiek raadpleegbaar zijn (o.a. Stadsarchief, Rijksarchief), maar er zijn nog meerdere andere archieven die gedeeltelijk of volledig besloten zijn (omdat ze bijv. in privé-bezit zijn).
4.3.1. Musea Doelstellingen (op korte en lange termijn) Æ We willen pleiten voor een grondige denkoefening over alle aspecten van museumwerking. Concreet kunnen vragen aan bod komen als: welke is de rol en de plaats van musea in de samenleving, hoe kunnen ze bijdragen tot stedelijke ontwikkeling, hoe omgaan met de aanwezige collecties, welke collecties nog aanvullen of afstoten, waar en hoe worden ze gepresenteerd, welke accenten worden gelegd in het wetenschappelijk werk, welk publiek bereiken ze, hoe gaan ze om met het publiek enz. Vooreerst behandelen we een aantal aspecten van de collectievorming. Æ De aanwezige uitzonderlijke en vermaarde collectie van Vlaamse Primitieven conserveren, verder uitbreiden en als speerpuntfunctie hanteren in het museumbeleid. Deze keuze heeft repercussies op de collectievorming, o.a. op de aanvulling van deze collecties. Dat kan enkel via samenwerkingsverbanden met andere (Vlaamse en buitenlandse) musea, die onderling en op bijna permanente basis delen van collectie in bruikleen geven aan elkaar. Uitbreiding van de collectie is echter niet vanzelfsprekend, maar niet uit te sluiten. Æ De speerpuntfunctie van deze collectie versterken door ze niet enkel in de vaste opstelling tentoon te stellen, maar dat ook te doen via middelgrote tijdelijke tentoonstellingen, met stukken uit eigen depot en bruikleen van andere musea, in combinatie met andere kunstschatten uit dezelfde periode, met eventuele toelichting over context, techniek,… Bij voorkeur vanuit originele invalshoeken, op een niet-traditionele manier benaderd en uitgewerkt. De speerpuntfunctie van deze collectie betekent echter niet dat de overige collecties (en musea) uit beeld verdwijnen. Æ Andere kunstschatten en topwerken (sierkunst, boekkunst, collecties i.v.m. het hospitaalwezen, religieuze kunst, prentenkabinet,…) verdienen zeker de gepaste aandacht. Voor wat betreft de andere kunstvormen (incl. kunstambacht), kan er aandacht gaan naar diverse periodes en genres (gotiek, Renaissance, barok, neogotiek, symbolisme, moderne kunstvormen, boekdrukkunst en miniaturen, kalligrafie, steenkappen,…). Æ Collecties uit andere domeinen zoals archeologie, volkskunst, het Guido Gezellemuseum die eveneens waardevol zijn, hebben gepaste aandacht nodig. Æ Bepaalde (delen van) collecties die niet meteen een duidelijke band hebben met Brugge, of waarvan veel gelijkaardige stukken aanwezig zijn, durven afstoten: permanente bruikleen aan andere musea, en zelfs verkopen.
48
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Sommige van de collecties zijn momenteel weinig ontsloten. Zo bijvoorbeeld de laatmiddeleeuwse boekkunst (handschriften, miniaturen en vroege boekdrukkunst) die van een ongekend niveau is. De indeling van de collecties over de huidige musea is voor het merendeel van de museumbezoekers onduidelijk. Hetzelfde kan worden gesteld voor de soms troebele band tussen een collectie en de locatie waar ze getoond wordt. Voor beide problematieken enkele voorbeelden : - de kant- en de Brangwyncollectie in het Arentshuis horen niet echt bij elkaar. De kantcollectie kan eventueel elders beter worden ondergebracht. Er kan ook een sterkere link worden gelegd naar de hedendaagse kantcreaties. De Brangwyncollectie is een aparte collectie. Moet ze daarom een apart museum hebben? Eigenlijk is het Arentshuis ook niet zo geschikt. Misschien past ze beter in een 19 de-eeuws huis, of in een nieuwbouw of in een industrieel gebouw van ca 1900-1930. - Het voorstel voor de oprichting van een historisch museum (een nieuw museum) komt meerdere keren terug. De volgende doelstelling in het Delphi-onderzoek haalde een meerderheid: "uitbouwen van een historisch museum van Brugge, waar stadsgeschiedenis, huizengeschiedenis, wooncultuur,… in beeld gebracht worden". Maar deze optie kreeg ook veel negatieve commentaar: "is zo goed als achterhaald, cf. ICOM-publicaties" of "heel interessant, maar het zoveelste museum in Brugge". Een historisch museum zou het archeologisch museum en delen van de collecties van andere musea moeten integreren, maar het zou sommige musea verarmen of zelfs overbodig maken. - Om en rond het Gezellemuseum een werking rond ‘poëzie’ opzetten. - Wat met de OCMW-collectie die zich bevindt in het Memlingmuseum, het Potteriemuseum, kloosters en kapellen, het OCMW zelf en het AZ Sint-Jan en deels in depot? Hoe waardevol is de collectie? Moeten delen samengebracht worden of net niet? Zijn tijdelijke tentoonstellingen beter geschikt om één en ander te tonen? Kunnen ze in situ worden getoond? Wat het aspect 'grootschalige tijdelijke tentoonstellingen' betreft scharen zowat 78% van de leden van het Delphi-onderzoek zich achter de volgende optie: er kan om de vier tot vijf jaar een grootschalige tijdelijke tentoonstelling worden opgezet, bij voorkeur aansluitend, doch niet steeds, bij de 15de- en 16 de-eeuwse collecties. Er wordt wel gewaarschuwd voor een aantal problemen: "de collecties zijn niet onuitputtelijk" of "er is te weinig (wetenschappelijk) personeel om dit om de vijf jaar te organiseren" of "dit is dikwijls ten nadele van de normale museumwerking" of "er is een overaanbod van grootschalige tentoonstellingen" en "ontruimen van de musea hiervoor is uit den boze". Over het wetenschappelijk werk kunnen we volgende doelen poneren: Æ Versterken van het hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek van de collectie, vooral de inventarisatie en de beschrijving van collecties, het verzorgen van wetenschappelijke publicaties. Dit houdt onder meer in : ° de collectie met de modernste technieken in kaart brengen(inventaris, registratie); ° de collectie die in depot is ondergebracht toegankelijk maken voor onderzoek door een geïnteresseerd publiek (in een afzonderlijke studieruimte); ° het toegankelijk maken voor een groot publiek (studenten, geïnteresseerden …) van een centrale museumbibliotheek en van de inventaris. Æ Een aparte inspanning kan geleverd worden om het (nu federale) studiecentrum van de Vlaamse Primitieven naar Brugge over te hevelen. Over de publiekswerking28 kunnen we volgende doelen formuleren: 28
Publiekswerking is één van de basisfuncties van de museumwerking, naast de verwervende, de bewarende en de wetenschappelijke functie. Publiekswerking in enge zin omvat de interne (ontvangst en begeleiding van het publiek) en de externe publiekswerking (publiekswerving). In brede zin omvat publiekswerving de presentatie van de permanente collectie en de tijdelijke tentoonstellingen (concept, presentatiemiddelen zoals objecten, tekst, beeld, geluid …), het bruikleenbeleid en het ontsluiten van de reserves, het bewaken van de publieksgerichtheid in alle aspecten en op alle niveaus van de museumwerking (bijv. wetenschappelijke dienst, baliepersoneel en
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
49
Æ De publiekswerking verdient bijzondere aandacht (inclusief presentatie en educatieve werking). De keuze voor de publiekswerking houdt geen afkeuring in van de andere opdrachten van de musea. Integendeel, ze grijpt sterk in op de andere opdrachten en vormt er als het ware het gezicht van. De eisen van het museumpubliek liggen veel hoger en zijn meer divers dan in het verleden. De bezoeker verwacht een duidelijke situering van de stukken (in een historische en kunsthistorische context). Æ Een makkelijk toegankelijke en tevens intelligente presentatie29 van de stukken is noodzakelijk. In dit perspectief is een restyling van de presentatie van sommige stedelijke musea wenselijk. De presentatie van kunstvoorwerpen in de Brugse musea kan meer geïntegreerd gebeuren. Zodoende kunnen de voorwerpen op zich, als de verzameling in haar geheel, inhoudelijk een duidelijker beeld geven en kan de publieksbeleving meer globaal worden. Æ Op een kindvriendelijke manier de collecties naar buiten brengen: pedagogisch en speels en met de nieuwe technologieën. Ook het educatief werk in de musea kan sterker worden uitgebouwd. Het belang van een culturele / kunstzinnige vorming op jonge leeftijd mag niet worden onderschat, om de cultuurparticipatie op latere leeftijd én de culturele competentie te verhogen. Dit alles moet, zoals reeds aangegeven, deel uitmaken van een grondige denkoefening over de opdeling, de integratie, de presentatie en de onderlinge wisselwerking van de verschillende collecties. In het kader van deze nota zou het voorbarig zijn hierover uitspraken te doen, gezien de complexiteit van het dossier. Het vraagt een grondige en aparte studie. Middelen en randvoorwaarden - Aanstellen van een nieuwe hoofdconservator. - Brugge heeft nood aan een grote, goed uitgeruste ruimte voor grote tijdelijke tentoonstellingen, zodat de musea niet moeten worden ontmanteld als er een tentoonstelling plaatsvindt. De meest voor de hand liggende oplossing is het complex van de 19 de-eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan. Ze waren tot de jaren '80 in stedelijke handen, maar werden, na een langdurige periode van leegstand, in erfpacht gegeven aan een privé-bedrijf. Het is aangewezen dit dossier opnieuw ter sprake te brengen: ofwel wordt er opnieuw over de erfpacht onderhandeld of wordt die verbroken, ofwel kunnen er samenwerkingsakkoorden komen tussen de privé-exploitant en het stadsbestuur, gestoeld op een beleidsnota op lange termijn. Zie in dit verband ook hoofdstuk 5. - Het Arentshuis (herbergt nu het Kantmuseum en de Brangwyncollectie) moet als museum herdacht worden. Er zijn meerdere mogelijkheden, bijv. een thematisch museum uitbouwen rond het thema van ‘Bruges-la-Morte’ … - De publieksgerichtheid van de musea kan worden versterkt door ° de opdracht van de educatieve medewerkers te versterken, de équipe evt. aan te vullen; ° een betere presentatie te realiseren via specialisten (extern, per project); ° een beperkte groei van de staf verantwoordelijk voor de OCMW-collectie; ° de bijscholing van suppoosten, kassapersoneel, enz. ° een onthaalruimte voor groepen; ° een atelier voor de kinderen; ° een museumshop met een gevarieerder en hoogwaardig productengamma; ° de uitbouw van een typisch museumcafé; ° diverse hulpmiddelen te ontwikkelen zoals een bezoekersfolder (in een vijftal talen) in elk museum, een doordacht gebruik van tekstpanelen, informatieve banden en leesbladen, aangepaste bewegwijzering, de inzet van audiovisuele hulpmiddelen: audiofoon, cd-rom, suppoosten …), het ontwikkelen van een visie op de maatschappelijke rol van het museum, het museum als actieve factor in zijn omgeving en de samenwerkingsverbanden en netwerken die vanuit verschillende museale functies worden opgezet. 29 Gezien het museumpubliek heel divers en gelaagd is, met heel verschillende interesses en sterk uiteenlopende culturele competenties, dienen de voorwaarden aanwezig te zijn voor een maximale cultuurbeleving. Daarom moet je de bezoeker informeren met de modernste hulpmiddelen.
50
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
interactieve informatietoepassingen, publicaties uitwerken voor de verschillende leeftijdsgroepen (idem voor aangepast spelmateriaal), uitbouw van lesprogramma's, zoektochten (in samenwerking met het onderwijs), aanbieden van specifieke activiteiten voor specifieke doelgroepen, enz; - aanpassen van de openingsuren i.f.v. maximale toegankelijkheid (bijv. over de middag en ’s avonds) zodat museumbezoek ook bij het uitgangsleven kan behoren; - invullen van de behoefte aan infrastructuur voor een publiek toegankelijke bibliotheek en voor de raadpleging van de wetenschappelijke museuminventaris (gedigitaliseerd); - een actieve samenwerking uitbouwen met het onderwijs, de stedelijke jeugddienst, kunstonderwijs, cultureel centrum, gidsenorganisaties, enz.; Prioriteiten op korte termijn - Een grondige denkoefening (studie) over de totaliteit van de stedelijke musea: presentatie, locatie, indeling, collecties (incl. wat nu in depot is ondergebracht) enz. waarbij met een aantal hieronder opgesomde prioriteiten rekening wordt gehouden; Æ prioritaire aandacht besteden aan de publiekswerking; Æ uitbouw van het educatief werk en een aangepast onthaal en begeleiding van kinderen en jongeren en hiervoor de nodige instrumenten ontwikkelen.
4.3.2. Archieven Doelstellingen (op korte en lange termijn)30 Archiefdiensten zijn meer dan welke culturele actor ook geconfronteerd met de vraag hoe je eigentijds en toekomstgericht omgaat met het verleden. Dit is een grote en moeilijke uitdaging. Wat betreft de collectievorming: Æ de uitzonderlijke collecties moeten verder worden aangevuld. Æ We moeten gepaste aandacht schenken aan de conservering en eventuele restauratie. De bewaringsomstandigheden van de collectie zijn een belangrijk aandachtspunt. Het gaat om kwetsbare stukken. De allereerste voorwaarde hiertoe is een geschikte en op de toekomst gerichte bewaringsruimte. Verder kunnen we van de belangrijkste archiefbescheiden facsimile’s maken, om schade (o.a. door slijtage) aan de originelen te vermijden. In een aantal gevallen is restauratie nodig. Æ Het is niet ondenkbaar te streven naar een centrum of een dienst gespecialiseerd in restauratie (van papier). Er zou een gezamenlijk initiatief tot oprichting kunnen komen van alle of enkele Brugse archiefdiensten en archieven. Wat betreft de presentatie en publiekswerking (incl. educatie): Æ de archieven op een maximale wijze toegankelijk laten zijn (veel belangstellenden en internationale wetenschappelijke onderzoekers. Er kunnen inspanningen worden gedaan om de drempel te verlagen (rondleidingen, opendeurdagen, spreekbeurten, publicaties, …). Æ ontsluiting van het archief via Internet, Cd-rom e.d. Æ de collectie van de archieven tentoonstellen via kleine en middelgrote tijdelijke tentoonstellingen met stukken uit eigen collectie en bruikleen van andere archieven. Dit is echter een moeilijk terrein dat slechts een beperkt publiek aanspreekt. Een multidisciplinaire aanpak (samen met kunstvoorwerpen en moderne didactische middelen) is, waar mogelijk, aangewezen. Æ verdere uitbouw van een educatieve werking31: zinvol, gericht naar de schoolgaande jeugd en naar groepen met vrije tijd zoals jong-gepensioneerden. 30
We hebben het alleen over de openbare archieven. Het Historisch Fonds in de Biekorf (deel van de openbare bibliotheek) is een apart geval want het verzamelt geen archieven, maar boeken, wat o.a. andere ontsluitingsmethodes vereist. De bibliofiele collecties werden bij het hoofdstuk over de letteren behandeld. 31 Het stadsarchief heeft op het terrein van de publiekswerking reeds een belangrijke aanzet gegeven.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
51
Wat betreft wetenschappelijk onderzoek: Æ Een permanent en hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek (inventarisatie, publicaties, enz.) bevestigt op zijn beurt de waarde van de collecties. Een goede inventaris is een basisvoorwaarde om de collecties zo toegankelijk mogelijk te maken. Voor het inhalen van de achterstand kunnen wetenschappelijke navorsers (met specifieke en tijdelijke opdracht) worden aangetrokken. Ook moeten we de meest geavanceerde technische middelen (informatica) kunnen inzetten; Æ Het archief laten fungeren als aanspreekpunt voor ‘Brugse’ thesissen, contacten versterken met de universiteiten, vrijwilligers en emeriti inschakelen. Dit facet kunnen we versterken in het kader van Brugge 2002; bijv. door het oprichten van een werkgroep samen met 2002. Een centraal archief? Æ Zouden er in Brugge stappen ondernomen kunnen worden naar één centraal archief? Als we alle archieven en archiefdiensten zouden samen leggen, zou er een schitterend archief ontstaan, een archief van internationaal belang. Er zou ook efficiënter kunnen gewerkt worden aan conservatie, restauratie, onthaal en begeleiding, tentoonstellingen, wetenschappelijk onderzoek, publicaties … Men kan de inzet van personeel rationeler organiseren, men dient slechts over één leeszaal te beschikken en over één gedigitaliseerde inventaris. Een dergelijk project is natuurlijk grootschalig, zeker qua infrastructuur. Men hoeft echter de realisatie van een dergelijk project niet af te wachten om te streven naar meer samenwerking. Hier zijn heel wat mogelijkheden: afstemming inventarisatie, digitale mogelijkheden om de inventaris evenals de belangrijkste stukken van de andere archieven te raadplegen (via open ISDN-lijnen), gezamenlijk publicatie- en tentoonstellingsbeleid, educatief werk enz… Æ Streven naar een centrum of een dienst gespecialiseerd in restauratie (van papier). Middelen en randvoorwaarden - een beperkte stijging van de personeelsploeg om de ondersteuning en begeleiding te versterken. Daarbij kan een educatief assistent worden aangetrokken (al dan niet in overleg en samenwerking met de verschillende archieven, of de musea en de Dienst Monumentenzorg); - aantrekken van wetenschappelijke navorsers die (in een tijdelijke opdracht) instaan voor een tentoonstelling en / of publicatie; - investering in informatica (o.a. netwerk tussen archieven) in functie van inventarisering en wetenschappelijk werk; - de samenwerking onder de archieven van Brugge bevorderen; - de contacten met het lerarenkorps versterken. Prioriteiten op korte termijn De samenwerking tussen openbare archieven bevorderen en zo de geponeerde doelstellingen realiseren.
4.4. Actuele beeldende kunst Situatieschets Brugge is niet bepaald toonaangevend op het terrein van de beeldende kunst. Er zijn weinig actoren. Er is enige infrastructuur, maar die is niet aangepast. Brugge heeft geen hoger kunstonderwijs. Het galeriewezen kwam de voorbije decennia in een negatieve spiraal terecht. De kunst in de publieke ruimte is zeer wisselvallig van kwaliteit. Toch is er enige kentering op te merken, al kan op het politieke niveau nog niet gesproken worden van een ‘nieuw’ klimaat en een grote visie. Het Cultuurcentrum werpt zich de laatste jaren
52
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
op als vrij belangrijke organisator. Er is sinds kort ook een groep ontstaan die luistert naar de naam Brugge 2003 en die ijvert voor een manifeste aanwezigheid van de actuele kunst. Tenslotte zien we dat Brugge naam maakt met kalligrafie, dus op de rand van de beeldende kunst en het kunstambacht. Wat de ‘museale’ benadering betreft is het terrein in Vlaanderen bezet door sterke en belangrijke actoren in Gent, Oostende, Antwerpen. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Brugge moet een klimaat creëren waarin hedendaagse kunst kan gedijen, ten bate van de kunstenaars, de inwoners en de bezoekers. De inspanningen die Brugge kan doen, bouwen voort op een aloude traditie : Brugge is vele eeuwen een stad geweest van kunstcreatie. Het voordeel van een kleine stad is dat het evocatieve kwaliteiten kan optimaliseren. Brugge bewijst dagelijks dat het in staat is de uitgebreidheid van tijd op te roepen. De mensen bewegen zich heel even in de Middeleeuwen en voelen zich opgenomen in het schouwspel van de wereldgeschiedenis. Het is een historische kans om aan de zovele contrasten die hier voorhanden zijn, het accentverschil tussen verleden en actualiteit toe te voegen. Precies door niet te streven naar een valse homogeniteit, een rimpelloze continuïteit, maar integendeel het verschil tussen ‘wat was’ en ‘wat is’ te markeren. Zo geven we het verleden een toekomst. Kortom, de confrontatie van het oude Brugge met actuele kunst is een uitdagend gegeven, dat een verrassende meerwaarde kan opleveren. Brugge kan zijn stadspoorten openen voor artistieke ingrepen van internationaal niveau. Wanneer Brugge 2002 (maar ook nu en nadien) zich inschrijft binnen de internationale kunstscène, zal dit de plaatselijke kunstenaars en de kunstmarkt een creatieve injectie geven. De spreekwoordelijke lat wordt hoger gelegd, het niveau stijgt. Het is belangrijk dat Brugge de pleinvrees voor het internationale kunstgebeuren overstijgt.32 Er zijn in Brugge nogal wat mensen die ‘goesting’ hebben om hier hard aan te werken: kunstenaars, organisatoren, curators, kunstcritici. Ze missen nu een kader waarin ze hun activiteiten kunnen ontwikkelen en verwachten dat dit in de toekomst gecreëerd wordt. Maar de ambities mogen niet vals zijn. Brugge kan de achterstand niet in ijltempo ophalen en op korte termijn een internationale rol spelen. We pleiten daarom voor een gestage en koppige opbouw. Æ Niet het streven naar een museum voor moderne kunst. Het terrein is al bezet. Æ Wel het organiseren van kleine en middelgrote projecten van hoge kwaliteit, met tentoonstellingen, opdrachten aan beeldende kunstenaars, logistieke ondersteuning van jonge kunstenaars enz. Bij voorkeur door verschillende initiatiefnemers zodat er een diversiteit en een spanning optreedt. Toch moet een dergelijk beleid continuïteit vertonen. Het op systematische basis brengen van kleine en middelgrote tentoonstellingen, en één keer per jaar of per twee jaar een grotere tentoonstelling, vereist continu werkende structuren. Wij denken hierbij aan het Cultuurcentrum, maar ook aan een nieuw initiatief zoals een Kunsthalle of (met een andere naam) een Centrum voor actuele beeldende kunst. Dit is een instelling waar kunstenaars een tijdje kunnen werken in een eigen atelier en tentoonstellen, en waar workshops, colloquia, multidisciplinaire projecten worden georganiseerd enz. Er worden in een dergelijk huis faciliteiten aangereikt, waar onverwachte en mooie dingen kunnen groeien. Het ontbreken van hoger kunstonderwijs in Brugge kan op die manier deels worden ondervangen. Zo kan er in Brugge een jonge kunstscène van de grond komen. Een dergelijk centrum – in eerste instantie met een bescheiden opzet en dus beperkt qua schaal - zal wellicht door de stedelijke overheid moeten worden opgericht, en door andere overheden ondersteund. Æ Daarnaast kan de hedendaagse kunst sterker aanwezig worden gesteld in de sociale ruimte. Kunst in de sociale ruimte moet bevragen. Met sociale ruimte worden de plaatsen bedoeld waar mensen komen, plaatsen die een openbaar karakter hebben … zowel binnen als buiten. 32
De vorige paragraaf is o.a. gebaseerd op: Brugge 2003, vertoog, Joannes Késenne, september 1998.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
53
Dit kan op permanente basis én via tijdelijke (openlucht)tentoonstellingen, via kleine ingrepen in de stad, maar evenzeer in het landelijke gebied (bijv. op de as Brugge - Zeebrugge). Toch een waarschuwing: we moeten het lokale niveau overstijgen om een internationale kwaliteit te verkrijgen. Een aantal bestaande ‘kunstwerken’ beantwoordt hier zeker niet aan. Het betekent echter evenmin dat Brugge een late inhaalbeweging moet maken met gevestigde en uitdovende namen en tendensen. Brugge kan subtiele ingrepen doen die naar de stad verwijzen.33 Met sociale ruimte wordt ook de virtuele ruimte bedoeld (het Internet). Kunstprojecten kunnen via dit interactief medium internationaal worden opgezet en gespreid. Æ Wat het galeriewezen betreft kunnen we enkel hopen op een positieve organische evolutie. Het galeriewezen zelf kan ondertussen een stap vooruit zetten via gezamenlijke promotie, opendeurweekends e.d. Het initiatief ligt in eerste instantie bij de galeriehouders. 34 De werking van de bestaande actoren én de ervaringen met activiteiten die Brugge 2002 op dit terrein onderneemt zullen aantonen in welke mate de hierboven geschetste doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt. Ongetwijfeld zal het programma van 2002 een luik ‘beeldende kunst’ bevatten, onder de verantwoordelijkheid van het 2002-team; waarvoor gastcuratoren worden aangetrokken. Indien daaruit en uit de werking van andere initiatiefnemers voldoende potenties aan het licht komen, kan de werking daarna verder worden uitgebouwd en uitgediept. Middelen en randvoorwaarden Voor de uitbouw van het luik beeldende kunst (en tijdelijke tentoonstellingen van musea) is er nood aan een goed uitgebouwd en evenwichtig geheel van minstens één grote en meerdere kleinere infrastructuren, met een behoorlijke personele omkadering. De prioriteiten zijn: - de optimalisering (inrichting van de ruimtes, beveiliging, ophang- en bevestigingsystemen, veiligheidsvoorzieningen, verwarming e.d.) van de bestaande ruimtes: de Jan Garemijnzaal en de Bogardenkapel (drie ruimtes in stedelijk beheer). - uitbreiding en optimalisering van De Bond; - De centraal gelegen Garemijnzaal (onderdeel van De Hallen op de Markt) zou exclusief moeten worden vrijgehouden voor kwalitatieve tentoonstellingen en onder het exclusieve beheer van het Cultuurcentrum moeten komen. Om dit echter waar te kunnen maken, moeten we een alternatief bieden voor de talrijke ‘receptieve’ tentoonstellingen (verhuur) die er nu plaatsvinden. Hiervoor zijn er twee mogelijkheden: het hoekgebouw van het Tolhuis en de Adorneszaal (eveneens op de Markt). De Adorneszaal (linkervleugel van de gelijkvloerse verdieping van de Hallen) is in erfpacht gegeven aan een commerciële uitbater.35 Dit is een probleem, gelijkaardig aan dat van de 19 de-eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan. Hier dringt zich een betere invulling op, of een herziening van de erfpacht. Dan zou deze zaal ter beschikking kunnen worden gesteld voor receptieve tentoonstellingen. - Zoals reeds aangegeven bij het hoofdstukje over de musea heeft Brugge grote nood aan een grote goed uitgeruste ruimte voor grote tijdelijke tentoonstellingen. De 19de-eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan kunnen gemengd gebruikt worden, ook voor uitzonderlijke projecten van actuele kunst. Op langere termijn kunnen we denken aan een grotere ruimte. Voor actuele beeldende kunst is minstens een ruimte van 1500 m_ nodig, bij voorkeur functionerend als een kunsthalle, en goed uitgerust om aan alle hedendaagse professionele eisen te voldoen: temperatuurs- en 33
Goede architectuur verdraagt meestal geen kunst in de onmiddellijke openbare ruimte. We kunnen alleen vaststellen dat er in kunststeden vaak een aantrekkelijk en kwaliteitsvol aanbod van galeries is. Dit is het gevolg van de reputatie van de stad en van de aanwezigheid van een geïnteresseerd publiek, en is derhalve een organische evolutie. Het feit dat er in Brugge weinig interessante galeries te vinden zijn - de bekendste en beste galeries zijn de voorbije decennia trouwens verdwenen - mag als een belangrijk signaal worden beschouwd. Het is wel zeer moeilijk om dit signaal precies te verklaren, maar het verwijst zeker naar de aard en het verwachtingspatroon van de bezoekers, de reputatie van Brugge, een gebrek aan interessante actuele kunst in publieke ruimtes (vooral het gebrek aan hoogwaardige tentoonstellingen). 35 De jaarlijks terugkerende en identieke tentoonstelling van Dali is een blamage voor de kunstenaar. 34
54
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
vochtigheidsregeling, regeling lichtsterkte, accrochagevoorzieningen, veiligheidsomkadering, bibliotheek, educatieve dienst, enz. In een kunsthalle of een Centrum voor Beeldende Kunst moet er voldoende professionele personeelsomkadering zijn (inclusief technisch personeel en suppoosten), onder leiding van een coördinator/promotor actuele beeldende kunst. Dergelijk centrum kan ‘uit’groeien uit de werking van het Cultuurcentrum en de 2002-medewerker(s) voor beeldende kunst.36 Qua locatie kan gedacht worden aan: - De elektriciteitscentrale van de Brugeoise (in privé-bezit) heeft weinig of geen functie meer. Dit kan een locatie zijn voor een kunsthalle. Het zou een mooie herbestemming van dit prachtige industriële gebouw zijn. - Een andere oplossing is de renovatie en uitbreiding van de bestaande ruimte van de Bond (tot nog toe wordt slechts een klein gedeelte van het totale gebouw gebruikt als tentoonstellingsruimte). Prioriteiten op korte termijn Zoals reeds aangegeven is actuele kunst in Brugge een terrein waarop een inhaalbeweging kan plaatsvinden. Dit kan echter niet spectaculair snel gaan. Een gestage evolutie is de enige weg. Op korte termijn (tegen 2002) zijn er drie prioriteiten: - de optimalisering van enkele bestaande tentoonstellingsruimtes; - het voeren van een actief tentoonstellingsbeleid; - een nieuw beleid inzake kunst in de sociale (en de virtuele) ruimte. Indien de volgende jaren – en vooral doorheen het 2002-project zelf – blijkt dat er op dit terrein nog een fikse doorgroei mogelijk is, kan gedacht worden aan bredere initiatieven zoals een kunsthalle (met een grotere tentoonstellingsruimte) met personeelsomkadering. Initiatieven zullen echter niet enkel van de stad Brugge mogen verwacht worden. De Provincie en het privé-initiatief (bijv. BN) kunnen hier optreden.
4.5. Muziek Situatieschets Op het vlak van muziek vertrekt Brugge helemaal niet van nul. Meerdere toonaangevende culturele actoren zijn in de muziek actief: muziekorganisatoren als het Festival van Vlaanderen met Musica Antiqua, Musica Flandrica (niet enkel in Brugge), Cactus met vooral rock, maar ook blues en wereldmuziek, De Werf met jazz, Brugges Festival met wereldmuziek; tal van initiatiefnemers in tal van genres (Gothic, hiphop …), maar ook professionele producten en uitvoerders zoals Il Fondamento (barok), het Collegium Instrumentale Brugense en het Symfonieorkest van Vlaanderen. Vele actoren hebben een publieksbereik waarvan 70% van buiten Brugge is. Daarnaast zijn er nog tal van kleinere organisatoren, koren en ensembles die op een (semi-)professioneel niveau werken en een hele brede waaier aan amateur-orkesten en –koren, vaak van heel behoorlijk niveau. Ten slotte zijn er nog tal van andere activiteiten zoals Klinkers, Belgian Blues Night, jazz en rock in kroegen en clubs, hiphop en tal van losse optredens, teveel om op te sommen. Er is een gevarieerde infrastructuur (schouwburg, Biekorf, De Dijk, de te bouwen Concertzaal op ‘t Zand, diverse kerken, Oud Sint-Jan, De Werf, Hallen, Beurs, Cactusclub, Republiek, enkele horecazaken, …). Er zijn ook minpunten. Er is geen hoger kunstonderwijs (muziek, theater, dans, …). Het stedelijke organisatorisch kader is onaangepast en de samenwerking tussen de openbare sector en de privé-sector verloopt stroef en formeel. De informele cultuur wordt sterk gekanaliseerd en beperkt. 36
Dit veronderstelt een verschuiving of heroriëntering van de werking van het Cultuurcentrum (na 2002) inzake beeldende kunst. Zij bouwen hun eigen werking af ten gunste van de kunsthalle, en richten zich op een bepaalde deelsector, bijv. fotografie, maar verder ondersteund worden door de kunsthalle.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
55
De huidige reglementering beperkt kansen voor de informele cultuur (cafés, film in park, straatmuzikanten,…). Er is geen concertinfrastructuur in een straal van 50 km. Er is een groot potentieel aan jonge artiesten die in Brugge willen werken. We zien een toenemend commercieel aanbod in Vlaanderen. Doelstellingen (op korte en lange termijn) a. Klassieke muziek Æ Er kan zowel aandacht gaan naar de creatie als naar de presentatie. Op beide terreinen kan zeker de oude muziek (in een brede betekenis), die goed aansluit bij het historisch karakter van de stad, veel aandacht krijgen. Æ Wat de presentatie betreft mogen we stellen dat aanbod nog verder moet worden uitgebouwd, door meer organisatoren en actoren, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht. Het kan zich richten op een publiek uit heel Vlaanderen en op toeristen, die al dan niet speciaal voor de concerten naar Brugge komen. Æ Wat de creatie betreft kunnen verschillende inspanningen gebeuren. In Brugge kunnen verschillende professionele orkesten actief zijn: oude en barokmuziek, klassieke en romantische muziek, hedendaagse muziek. De markt van deze orkesten is veel ruimer dan Brugge want ze gaan met hun creaties ook op reis. De concertzaal zal de mogelijkheid geven om daar een professioneel orkest in residentie te laten werken. ‘In residentie’ betekent dat het in de concertzaal repeteert, er kantoren heeft en de premières van haar belangrijkste producties plaatst. Of het noodzakelijk is dat er een vast orkest figureert als residentieorkest, is een moeilijk te beantwoorden vraag. Men moet rekening houden met vele factoren: het potentiële publieksbereik, de kwaliteit van het orkest, het repertoire - past het in een dergelijke grote zaal?- de mogelijke hinder ten aanzien van andere manifestaties, de financiële draagkracht van het orkest, enz. Misschien kan gedacht worden aan een formule met een orkest dat een gevarieerd repertoire kan brengen. Immers, is de concertzaal wel een geschikte locatie om barokmuziek te brengen? Misschien kunnen we opteren voor één projectmatige aanpak, waarin verschillende orkesten gedurende een korte tijd (voor een productie) in het concertgebouw werken. Ook andere ruimtes (bijv. een kerk) kunnen als residentie van een orkest fungeren. Æ De mogelijkheid voor de ontwikkeling van barok- en hedendaagse kameropera in Brugge moeten worden onderzocht37 (creatie en presentatie). Æ Wat de toeleiding betreft moeten speciale inspanningen gebeuren voor de jeugd. Dit muziekgenre sluit niet nauw aan bij de hedendaagse jeugdcultuur en bereikt slechts een beperkt deel van hen. Daarom moeten we de jeugd bij het muziekleven betrekken: aangepaste concerten, omkadering van de concerten verzorgen, concerten programmeren op minder verwachte en voor jongeren aantrekkelijke locaties, enz. Æ Ook de beiaard in het Belfort maakt actief deel uit van het muziekleven. De aanwezigheid van de beiaardmuziek is een zinvol gegeven, zeker als het gaat om concerten van hoge kwaliteit en met een grote diversiteit, gebracht door verschillende beiaardiers uit de hele wereld. De monumentale kerk van Lissewege bezit een recente doch computergestuurde kleine beiaard. De gemeenschap dringt sterk aan een volwaardig en manueel bespeelbaar instrument.
37
omdat binnen de opera er een kruisbestuiving bestaan tussen verschillende kunstvorm onderling (muziek, theater, dans); Vlaanderen over geen eigen huis beschikt waar deze kunstvorm in een structurele omkadering kan uitgeoefend worden; barokopera met een hedendaagse regie en dito decor moet kunnen; de creaties economisch haalbaar zijn (kleinschalige projecten); Brugge, op dat terrein, een laboratoriumfunctie kan vervullen: met een centrum waar de ‘creatie’ centraal staat, een centrum met ruimte voor wetenschappelijk en historisch onderzoek, een centrum met een educatieve en opleidingsfunctie; – het centrum externe relaties kan leggen met de internationale muziektheaters en dit met het doel coproducties op te zetten en informatie uit te wisselen; – het centrum een regionaal, nationaal en internationaal publiek kan aantrekken; – Vlaanderen zelf over enkele prominente gespecialiseerde jongeren en organisaties beschikt; – er de laatste jaren een groeiende belangstelling bij jongeren aanwezig is. – – – – –
56
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Æ Het restaureren van de belangrijkste orgels. In Brugge staan veel orgels, waarvan er slechts weinig beantwoorden aan de eisen die men mag stellen (cf. het driejaarlijkse orgelconcours van het Festival van Vlaanderen). We zouden een programma van grotere en kleinere restauraties moeten opstellen om na verloop van bijv. tien jaar over beter bespeelbare orgels te beschikken. Æ In een stad met organisatoren van oude muziek, ensembles voor oude muziek en een concours moet de opleiding in oude muziek worden geactiveerd. Dit kunnen we concretiseren op twee niveaus: ° In Brugge kunnen voor deze jongeren – in samenwerking met het conservatorium of de actieve orkesten of muziekorganisaties – ook tal van activiteiten worden georganiseerd in de sfeer van muziekkampen, workshops, masterclasses met topmusici, enz. die de oude en de barokmuziek als vertrekpunt nemen (bijv. in samenwerking met Muziekactief, Mallemuze …). ° We moeten onderzoeken of er geen leerstoel, betrekking hebbend op oude instrumenten, zou kunnen gedecentraliseerd worden vanuit een Koninklijk Conservatorium of een universiteit. Voor de meerkost hieraan verbonden zou de stad een inspanning kunnen leveren. Æ Brugge zou zich ook kunnen profileren op het vlak van de kamermuziek. Brugge heeft veel interessante plekken waar concerten (kunnen) plaatsvinden. We kunnen een reputatie opbouwen met kwaliteitsvolle kamermuziekensembles, eventueel festivals. Kamermuziek programmeren vraagt weinig ‘grote’ middelen, wel goede smaak en aandacht voor detail (onthaal artiesten, goede informatie bij elk concert, sfeervolle omkadering). b. Lichte muziek: jazz, rock en wereldmuziek We onderscheiden jazz, rock en wereldmuziek: Æ Brugge kan zijn bestaande reputatie als jazz-stad verder bestendigen op hoog niveau. We denken bijvoorbeeld aan een verdere uitbouw van het bestaande jazz-aanbod, waarbij de nadruk ligt op kwalitatieve concerten, kleinschalig qua publiekscapaciteit, al dan niet aangevuld met een groter, periodiek terugkerend festivalevenement. Æ Tegen de achtergrond van het bestaande rocklandschap kan Brugge in de toekomst een toonaangevende plaats innemen op een tussenniveau. De hele grote rockconcerten vinden plaats in Brussel (Vorst) en Gent (Flanders Expo) of in festivals als Rock Torhout.38 Voor middelgrote concerten moeten we naar Antwerpen (Hof ter Loo), Brussel (Ancienne Belgique) of Gent (Vooruit, maar beperkt in capaciteit). In West-Vlaanderen is er geen regulier aanbod. Brugge kan die plaats invullen, als er aangepaste infrastructuur is. Æ Op het vlak van de wereldmuziek kan Brugge, opnieuw tegen de achtergrond van de bestaande situatie in Vlaanderen, in de toekomst een belangrijke rol spelen. Æ Dat jongeren in het muziekleven een centrale plaats innemen, is vanzelfsprekend. Maar de jongeren kunnen ook als muzikanten en niet louter als passieve participanten worden benaderd. Een ondersteuning van hun creatieve esbattementen is zinvol: logistieke ondersteuning (bijv. repetitieruimtes voor rockgroepen), muziekopleiding in het lichte genre, kansen om op te treden. c. Festivals en muziek op straat Æ Brugge is een openlucht + festivalstad: muziekfestivals met een duidelijk profiel (rock, wereldmuziek, …). Het Cactusfestival, Klinkers en het Beachfestival vervullen deze functie reeds. Ook de beiaardconcerten kan men hierbij rekenen. Deze activiteiten kunnen nog kwalitatief worden verdiept. Æ Straatmuziek bevorderen i.p.v. afremmen. Brugge is een ideale plek voor straatmuzikanten. Die kunnen hun ‘ding’ slechts doen als ze beschikken over een leurderskaart en tot zover het reglementair voorziene aantal verstrekte vergunningen niet is overschreden. Dat is een vrij drastische inperking van de speelmogelijkheden. Straatmuzikanten zijn een onderdeel van het 38
Brugge kan hier niet direct een plaats innemen, tenzij voor een uitzonderlijk concert in het Jan Breydelstadion, maar dat is, gelet op de contacten met topartiesten en de financiële risico’s uitsluitend afhankelijk van niet-Brugse commerciële organisatoren en agenten.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
57
decor van elke cultuurstad. Brugge zou dit eerder moeten promoten dan afremmen, voor zover de muziek akoestisch is (zonder enige vorm van versterking), de circulatie niet echt hindert en het geen bedelarij is. Nog andere facetten van het muziekleven – eerder aan de rand ervan – zijn het nachtlawaai, het uitgangsleven en de fuifproblematiek. We verwijzen hiervoor naar het hoofdstukken over het gemeenschapsleven. Middelen en randvoorwaarden Æ Voorop staat het Concertgebouw voor grotere concerten van klassieke muziek, chanson, popmuziek (zittend publiek). Het is ook bruikbaar voor andere podiumgenres (dans, theater,…). Dit project is in volle voorbereiding. Dit project heeft een bovenlokale dimensie. Wij menen daarom dat de Vlaamse overheid zich niet kan en mag beperken tot infrastructuursubsidies, maar ook moet bijdragen in de exploitatie. Ook de Provincie geeft een infrastructuursubsidie. De stad Brugge draagt het grootste gedeelte bij. Æ Aanstellen van een intendant / directeur en personeelsploeg in de Concertzaal. - Zoals aangegeven is er nood aan een zaal voor grotere rockmuziekconcerten (staand publiek). De Cactus Club is te klein hiervoor, het Schuttershof onvoldoende aangepast. De stad denkt aan een nieuwe polyvalente infrastructuur in Sint-Andries (Magdalenazaal) die deze functie als rockconcertzaal zou kunnen opnemen. Maar, is dit wel de beste oplossing? Er zijn wellicht nog andere mogelijkheden, o.a. via de herbestemming van bestaande panden. - de beiaard in het Belfort restaureren: de bespeelbaarheid verbeteren, de stemming wetenschappelijk nagaan en corrigeren. Onderzoeken of de computergestuurde beiaard van Lissewege mits beperkte investering kan worden uitgebreid en vervolledigd met een klavier. - een substantiële subsidie geven aan de particuliere muziekinitiatieven (op professioneel niveau) en de eigen activiteiten en evenementen van de stad Brugge; - het opstarten van structureel overleg met alle actoren in de muziek) in functie van o.a. een goede kalender (spreiding), een sterke promotie, kwaliteitsbevordering,… 39 - het opnemen van de concerten in de toeristische promotie van Brugge en deze actiever aanwenden in de promotie van Brugge; - ondersteunen van het jonge muziekgeweld in het lichte genre: logistiek, muziekopleiding in het Conservatorium in samenwerking met andere actoren, kansen om op te treden in jeugdclubs en cafés, enz.; - aanpassen van de reglementering voor straatmuzikanten; - een centraal reserverings- en ticketbureau opstarten voor alle manifestaties zodat men voor elk concert op een centrale plaats (en eventueel bij andere kantoren) een ticket kan reserveren en kopen. Dit voorstel wordt verder uitgewerkt bij het hoofdstuk over ‘Toerisme en cultuur’. Prioriteiten op korte termijn - logistieke en ev. financiële steun aan professionele ensembles; - specifieke inspanning voor de toeleiding van de jeugd naar de klassieke muziek; - ondersteuning (financieel, logistiek) van organisatoren van klassieke, rock, jazz en wereldmuziek;
39
Voor een gezonde uitbouw van het muziekleven in Brugge, kan iets geleerd worden uit de samenwerking van een aantal (concurrerende) ensembles in Gent (o.a. de Bijloke), met een actieve inbreng van de Stad Gent.
58
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
4.6. Podiumkunsten Situatieschets Er is een uitgebreid en dagelijks programma-aanbod in Brugse cultuurhuizen (theater, dans, …). Het Cultuurcentrum neemt een zeer centrale plaats in, maar daarnaast zijn er nog meerdere kleinere organisaties. Er zijn vrij veel omkaderings- en educatieve activiteiten. Het populair (al dan niet commercieel) cultuuraanbod is beperkt. Infrastructuur is aanwezig, maar is niets steeds aangepast aan de vereisten. Er is in Brugge relatief weinig creatie: wel van toneel, maar niet van dans en muziektheater. Brugge is een bekende stad (cultuurstad die een interessant kader biedt voor creatie, en er is een groot potentieel aan jonge artiesten die in Brugge willen werken. De minpunten lopen gelijk met die van muziek (zie 4.6.) Doelstellingen (op korte en lange termijn) Wat de presentatie van theater en dans betreft (cultuurspreiding): Æ in Brugge moet een zo volledig mogelijk aanbod van kwalitatieve theatervoorstellingen (gemaakt in Vlaanderen) getoond worden, aangevuld met de belangrijkste producties uit Nederland. Dit is inherent aan de status van provinciehoofdplaats. Het presenteren van internationale theaterproducties (anderstalige voorstellingen) kan complementair gebeuren maar hoeft geen hoofddoel te zijn. Brugge mist tot op vandaag het grotere werk. Dit kan worden goedgemaakt van zodra de concertzaal beschikbaar is. Æ Brugge kan een spitsrol opnemen voor professioneel kindertheater. Met 'spitsrol' wordt bedoeld dat Brugge, veel meer dan een andere regionale stad, kindertheater kan programmeren. De getoonde voorstellingen zouden dan een internationaal karakter moeten hebben (qua universaliteit van thema's en kwaliteit). Æ Ook de ‘populaire’ cultuur, waar een breed en gevarieerd publiek op afkomt, verdient een plaats in Brugge. Het gaat om zeer diverse voorstellingen. Een frequent aanbod presenteren van populaire voorstellingen (musical, variété, …) moet mogelijk zijn. Als regionale stad in Vlaanderen heeft Brugge een aanzuigfunctie voor een groot en breed publiek uit West- en Oost-Vlaanderen, aangevuld met toeristen. Dit vergt geen overheidsmiddelen, eenmaal er een geschikte infrastructuur is. Æ Omdat de dans een internationaal karakter heeft en Brugge een internationaal publiek, is het logisch dat Brugge een staalkaart van het dansaanbod uit Vlaanderen presenteert, aangevuld met een selectie uit de internationale top. Met 'dansaanbod' wordt bedoeld de presentatie van zowel ballet als hedendaagse dans, zowel kleine als grote producties. Wat de creatie van professioneel theater betreft: Æ Leggen de Brugse actoren zich toe op het kleine en middelgrote werk: kwaliteitsvol en eigentijds, d.w.z. moderne, eigentijdse interpretaties van het repertoire, naast experimentele vormen. Dit is wellicht de juiste positie van Brugge40. Het grote (repertoire) toneel hoeft niet meteen bij ons te worden gecreëerd, maar coproductie dient niet te worden uitgesloten. Æ Kan er nagedacht worden – opnieuw – over verregaande samenwerking met de andere WestVlaamse Theaters (Antigone Kortrijk en Malpertuis Tielt), en zo te komen tot een groter gezelschap met meer middelen, met meer producties (ev. grotere producties), een groter aanbod? Æ In dit licht wordt – nu reeds partieel aanwezig in Brugge – ook hedendaags (modern) kindertheater gemaakt. Deze voorstellingen gaan daarna op reis. Æ Er moet nog meer werk gemaakt worden van een actieve ondersteuning van jonge groepen en projecten. Vooraleer jonge theatermakers in het circuit van kunstencentra en culturele 40
Een en ander moet in deze context worden gerelativeerd. De podiumkunsten worden niet door een overheidsbeleid ‘gemaakt’, de overheid kan alleen goede voorwaarden scheppen.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
59
centra terechtkomen, moeten ze (kunnen) experimenteren in een open en ongedwongen context. Wat omkadering en educatief werk betreft: Æ Tevens pleiten we voor een systematische omkadering van het theater- en dansaanbod. De bedoeling is dubbel: de kwaliteit van de cultuurbeleving (het culturele genot) te verhogen én de culturele competentie van het publiek te verhogen. Omkadering gebeurt via de organisatie van inleidingen op voorstellingen, foldertjes met toelichting, kleine publicaties, nabesprekingen, cursussen rond het thema of de vorm van de voorstelling, workshops. Omkadering kan ook via multidisciplinaire projecten (thematische projecten met theater, dans, muziek, educatie, …). In het jaar 2002 dienen deze doelstellingen geconcretiseerd te worden. Naast de presentatie kan vooral aandacht gaan naar creaties, naar thematische of multidisciplinaire projecten enz. Er kunnen bijzondere manifestaties worden opgezet en / of aangetrokken. Denk voor jeugd aan zaken als ‘KunstJr’, ‘Oorsmeer’ of ‘Signaal’, of een ‘Jonge Snaken-Large’. Middelen en randvoorwaarden De infrastructuur voor podiumkunsten dient verbeterd te worden: - de bouw van de concertzaal, die ook voor dans en theater geschikt zal zijn (zie muziek); - het uitvoeren van de laatste fase van restauratie in de Stadsschouwburg (Cultuurcentrum) om deze prachtige ruimte voor artiesten, technici en het publiek te optimaliseren; - een tweetal eenvoudige maar toch goed uitgeruste repetitieruimtes voor dans en theater41, bedoeld ter ondersteuning van het productiewerk van de Brugse instellingen, maar ook ten behoeve van onafhankelijke jonge groepen en projecten. Dankzij dergelijke logistieke steun kan er in Brugge meer gecreëerd worden, kunnen creatieve choreografen en theatermakers zich ook in Brugge ontplooien, kunnen er werkvoorstellingen worden gepresenteerd, en kan de braindrain van artistiek talent afgeremd worden42; Æ versterking van de technische ondersteuning (personeel) in de Schouwburg. Prioriteiten op korte termijn Æ Stimuleren van de creatie.
4.7. Audiovisuele kunsten en nieuwe media Situatieschets Het bewegende beeld is de belangrijkste culturele expressievorm van het laatste decennium. Film en televisie zijn de meest geconsumeerde cultuurvormen. Langzaam maar zeker winnen allerlei multimediatoepassingen (o.a. via het Internet) veld. Er is een zwak uitgebouwd commercieel filmaanbod en een zwak uitgebouwde infrastructuur. 25 jaar geleden was Brugge één van de sterke filmsteden in Vlaanderen. Maar het cinefiel aanbod (inclusief Drie-Continenten-Film) is wel interessant. Brugge wordt vaak gebruikt als filmdecor43. Videokunst is afwezig. De nieuwe digitale technieken en het gebruik van multimedia staat nog in de kinderschoenen maar bieden zeer interessante perspectieven. 41
De Korre bereidt haar producties meestal voor in Antwerpen en De Werf sukkelt met een krakkemikkig pand op Sint-Pieters en de eigen zolder. 42 Door een uitbatingsconstructie op te zetten met De Korre en De Werf (en ev. andere organisaties) kunnen deze instellingen ervoor zorgen dat dit één van de voorbeelden wordt hoe artistiek Brugge langer dan één jaar iets heeft aan de titel Culturele Hoofdstad van Europa. 43 De vraag is of we dat als een sterkte kunnen omschrijven, zo versterk je immers het imago van oude stad.
60
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Doelstellingen (op korte en lange termijn) a. Film We nemen de doelstellingen uit het Delphi-onderzoek over: Æ Continueren van een cinefiel aanbod. De niet-commerciële film is in Brugge behoorlijk vertegenwoordigd. Dit moet zeker verder kunnen gebeuren. Æ Presenteren van de Drie-Continenten-Film. Omwille van het vernieuwende karakter kan dit nog doorgroeien. Een reguliere programmering en een festival zijn zeker op hun plaats. De inspanningen van Ciné Lumière en Cinema Novo kunnen een vertakking krijgen via de oprichting van een fonds ter ondersteuning van de filmproductie in de derde wereld, in samenwerking met het ABOS. Æ De presentatie van een uitgebreid commercieel filmaanbod, op maat van de stad en het hinterland. Brugge zal een inhaalbeweging moeten doen om het niveau van Hasselt of Kortrijk te evenaren. Een dergelijk project is in voorbereiding. Dit behoort uiteraard tot de taken van de privé-sector. Æ Brugge is een ideale stad om in de zomer openluchtfilms te vertonen. De bestaande inspanningen kunnen gecontinueerd worden; Æ De kinderfilm kan een manifestere plaats krijgen, bijv. via een kinderfilmfestival. Æ Ook omkaderende activiteiten zijn op hun plaats: filmcursussen, projecten als ‘Lessen in het donker’, jongereninitiatieven als Q-Tag … b. Video Æ De experimentele beeldcultuur kan in Brugge ontwikkeld worden (video, moderne geluids- en beeldopnames). In tal van theater- en dansvoorstellingen, bij de beeldende kunst, in musea en monumenten, overal duikt video op (maar ook de multimedia). Video is een genre dat jongeren kan aantrekken, dat betaalbaar is en goed toegankelijk. Misschien is hier samenwerking met scholen mogelijk. Want het onderwijs kan op dit terrein wel een stimulerende rol spelen. Middelen en randvoorwaarden - Grote nood aan cinemazalen die aan de hedendaagse vereisten voldoen. Dit is uiteraard de verantwoordelijkheid van de privé-sector. Prioriteiten op korte termijn - Nieuwe filmzalen zijn prioritair. c. Informatica, communicatie, telematica, multimedia “Liever dan met Brugge te investeren in zgn. hedendaagse kunst, stel ik voor om vanuit het verleden ineens naar de toekomst te springen. Ook in het voetbal wordt er vaak zo gescoord: d.m.v. een lange voorzet. Een goede, lange bal bereikt vanuit de verdediging de aanval. Zo’n bal slaat het middenveld simpelweg over. Dat is vind ik, hoe we ons met Brugge 2002 behoren op te stellen: de fase van het hedendaagse middenveld overslaan”.44 Je kan deze sector niet als een strikt ‘culturele’ sector beschouwen. Toch zijn er markant veel verbindingen. De digitalisering 45 zorgt vandaag voor een culturele revolutie die te vergelijken is met de uitvinding van het schrift of de boekdrukkunst. Wat we vandaag als ‘natuurlijk’ beschouwen, zijn ooit uitvindingen geweest die hun meerwaarde moesten bewijzen. Op het einde van de 20 ste eeuw dagen enorme technologische ontwikkelingen ons uit: Internet en de andere nieuwe media. Veranderingen in de media veroorzaken onvermijdelijk debatten over de hele cultuur die voor 44
Uit een reactie van Alex Calmeyn Onder meer gebaseerd op: Cultuurfilosofische aspecten van de nieuwe media. Over de nieuwe geheugenpaleizen. Prof. Dr. Ronald Soetaert, gemaakt in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, 1998. 45
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
61
sommigen ‘bedreigd’ wordt, voor anderen ‘bevrijd’. In het debat over ‘meerwaarde’ zit een spiraalredenering: door de introductie van een medium verandert de cultuur en daardoor ook de waarden die een cultuur koestert. De computer is dus veel meer dan een instrument. De nieuwe media doorbreken de grenzen van culturele genres en sectoren. Ze grijpen grondig in in de cultuur zelf. De nieuwe media ondersteunen en vernieuwen de bestaande culturele praktijken. Het begint bij ordenen en inventariseren (database) over een flexibele vorm van informatieorganisatie (hypertekst), het verbinden van beeld met klank (hypermedia), het nabootsen van de werkelijkheid en de creatie van een virtuele realiteit (digitalisering) tot het gebruik van de computer als productiemiddel. De nieuwe media kunnen de participatie aan kunst en cultuur helpen verruimen. Het Internet, de Cd-rom e.d. bieden mogelijkheden tot ontsluiting en slopen barrières van afstand en tijd – zo kunnen bijvoorbeeld oude handschriften via de technologie voor de hele wereld toegankelijk worden, met de mogelijkheid om erin te bladeren zonder dat ze beschadigd worden. Maar meer nog is de computer een medium waarmee nieuwe genres kunnen geproduceerd worden. In handen van jonge mensen, opgegroeid in de digitale wereld, wordt de computer het nieuwe instrument waarmee kunstvormen kunnen ontwikkeld worden. Het computerscherm wordt een nieuwe ruimte waarin die kunst zal tentoongesteld worden. Of het nieuwe theater, het nieuwe boek, het nieuwe museum. Virtuele geheugenpaleizen. Het spreekt vanzelf dat de nieuwe media kritisch moeten worden benaderd. Het ideologisch optimisme dat rond de nieuwe media hangt, moet worden gerelativeerd. Er is een dreiging voor vervlakking en aantasting. Situatieschets Brugge is niet meteen een voorloper op dit terrein. Er bestaan weinig gestructureerde initiatieven. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Æ Nieuwe beeldcultuur in alle opzichten stimuleren. Æ De opportuniteit die 2002 biedt aangrijpen om Brugge om te toveren tot Digitale Stad 4647 of Digitale Regio, waarmee aan Europa en de wereld aangetoond wordt dat Brugge klaar staat voor de toekomst. Simon Stevin heeft in het verre verleden reeds aangegeven dat Brugge op het gebied van wetenschap en techniek een en ander te bieden had. Æ Tegen 2002 beschikken over en aangepaste telecommunicatie-infrastructuur met bijhorende diensten. Dit kan niet alleen de faam van Brugge een nieuw accent geven, maar kan enorme diensten bewijzen bij de organisatie van Brugge 2002 zelf. Het kan gunstig inwerken op de aankomende generaties en een economische hefboom zijn voor de realisatie van economische projecten (bijv. de headquarterszone, de zeehavenactivieit …). Æ Toetreden tot ‘European Digital Telecities’48, dat multilaterale contacten tussen Europese digitale steden behelst. 46
In Antwerpen bestaat het project Telepolis, gegroeid uit de informatica-afdeling van de stad. Telepolis heeft een aantal projecten in voorbereiding: ‘mediakiosk’, een gecombineerde telefoon- en multimediacel waar toeristen info kunnen opvragen over alle mogelijke diensten en die ook kunnen afdrukken, ‘Tommi’, een draagbaar toestel dat toeristen tijdens de stadswandeling informeert over bezienswaardigheden (met een stralingsantenne die de ontvanger activeert), ‘Promise’, een project dat toelaat in een virtueel museum rond te wandelen en ‘EVA’, een project waarbij fotomateriaal elektronisch wordt opgeslagen. Telepolis doet frequent beroep op Europese fondsen. 47 Wat kunnen we ons voorstellen bij het begrip Digitale Stad? Digitale stad kan een groeipool worden op vele maatschappelijke terreinen: onderwijs, cultuur, milieuzorg, economische ontwikkeling, handel enz. Om een en ander te verduidelijken, schetsen we een voorbeeld van een concept. De Digitale Stad Brugge neemt de historische stadskaart van Marcus Gerards (1562) als uitgangspunt. Waar vroeger ambachten en kooplieden huisden, verschijnen nu de thema’s. Elke wijk herbergt specifieke informatie. In de Jan Miraelstraat, waar ooit Memlinc, Pourbus of David leefden, verschijnen op het computerscherm hedendaagse Web Art en virtuele musea. Milieuonderwerpen situeren zich in onbebouwde percelen bij de Ganzestraat. In het Belfort bewaren wij oorkonden: de internationale verdragen. Het originele Sint-Janshospitaal levert alle inlichtingen omtrent biotechnologie. Bij de gebouwen van de Beurze voeren wij handel via e-commerce. De virtuele stad tekent zich af boven de fundamenten van de historische stad: een belangrijke garantie voor Brugges aanwezigheid in de wereldwijde, digitale 21ste eeuw. (Gebaseerd op een tekst van Alex Calmeyn). 48 Het doel is: - de ontwikkeling van de stad in de informatiemaatschappij op gebied van infrastructuur en diensten; - het maximaliseren van de voordelen van de informatiemaatschappij in een stedelijke omgeving.
62
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Æ De nieuwe beeldcultuur moet toegankelijk voor een groot publiek en dus aanwezig zijn in de bibliotheek, het cultuurcentrum, gemeenschapscentra, buurthuizen, musea, monumenten, een jeugdcentrum… Zij het als informatiebron, als huis voor kunstprojecten, als communicatieinstrument, … Middelen en randvoorwaarden - De slaagkans van een project als Digitale Stad wordt mede bepaald door de autoriteit van de initiatiefnemers. Er zouden vele maatschappelijke groepen, onder leiding van de overheid en gezaghebbende instanties, bij moeten worden betrokken. - Het huis Sebrechts is een eigendom van de stad. Dit pand zou ideaal kunnen zijn om er een centrum van de beeldcultuur (nieuwe media, video enz.) in onder te brengen. Voor een dergelijk centrum kan ev. samenwerking worden gezocht met de regionale TV, Kinepolis, Siemens, Philips e.a. - De verschillende Internetsites van verwante diensten en instellingen aan elkaar linken en de toepassingsmogelijkheden vergroten (ticketverkoop, hotelreservatie …). Prioriteiten op korte termijn - Nieuwe beeldcultuur in alle opzichten stimuleren. - Ontwikkeling van een project als Digitale Stad of Regio, Telepolis49, …
4.8. Verenigingsleven – Jeugdwerk - Volksontwikkeling Situatieschets Het verenigingsleven is in Brugge nog vrij sterk (in vergelijking met andere steden). Er is, zoals overal, een zekere erosie van het traditioneel verenigingsleven: dalend ledenaantal, minder activiteiten, een verouderend publiek, minder geëngageerde vrijwilligers … Maar er ontstaan ook allerlei nieuwe vormen van gemeenschapsleven, parallel of buiten de traditionele circuits. De bestaande culturele verenigingen kunnen jongeren moeilijk bereiken en motiveren. Er is kleine infrastructuur voor verenigingen, maar ook een tekort aan kleinere betaalbare zalen met capaciteit tussen de 200 en 700 plaatsen, zowel in het centrum als de rand. Brugge telt drie professionele vormingsinstellingen met ruim aanbod. Maar de decreten staan onder druk van besparingen en rationalisaties. Er is geen accommodatie voor cursuswerk in internaatsverband. Een bijzonder aandachtspunt is het gemeenschapsleven van de jeugd. Het traditioneel jeugdwerk heeft (onder meer dankzij de Jeugdwerkbeleidsplannen) een nieuwe wind in de zeilen. Hetzelfde kan niet worden gezegd van de zogenaamde niet-georganiseerde jeugd en van groepen en initiatieven die spontaan ontstaan. Jeugdhuizen kampen met een aantal specifieke problemen. Het zijn enerzijds klassieke problemen zoals de huisvesting en de financiële middelen, maar anderzijds problemen die eigen zijn aan deze tijd: druggebruik, nacht- en burenlawaai, de talrijke hindernissen bij het organiseren van fuiven, de wijze van omgang met verschillende subculturen (skaters, hiphop, graffiti, techno,…).
49
Het is belangrijk dat de Europese burgers zo snel mogelijk de betekenis begrijpen van de sociale, economische en culturele impact van de nieuwe informatiemaatschappij. We stellen vast dat het niet-begrijpen van de aard van deze verschijnselen de oorzaak is van nogal wat weerstand en angst voor onze gemeenschappelijke toekomst: de wereldwijde competitiviteit van Europa, het werkloosheidsprobleem, privatiseringen, …Om de vrees en tegenstand te doorbreken zijn er in Europa een reeks demonstratieprojecten nodig in reële situaties. Steden en gemeenten zijn, door hun specifieke aard, het best geschikt om op het lokale democratische niveau ‘de fusering’ te vertegenwoordigen van de sociale, economische en culturele veranderingen in de informatiemaatschappij. Daarom verwelkomt de Europese Unie de initiatieven van een heleboel steden en regio’s om samen te werken bij de identificatie van de Europese dimensie van de lokale ontwikkeling. Sinds 1993 brengt Telecities verschillende steden en gemeenten samen met dezelfde interesses en doelstellingen voor de ontwikkeling van telematicatoepassingen in een stedelijke context.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
63
Doelstellingen (op korte en lange termijn) Æ Bewaken van de kwaliteit van het gemeenschapsleven. Het verdient de nodige aandacht: materiële ondersteuning, lokalen, subsidiëring,… Æ de kwaliteit van en de participatie aan de amateurkunsten blijvend stimuleren. Bepaalde concerten of projecten kunnen een kwaliteitsniveau halen dat een ruimer publiek aanspreekt; Æ uitbreiden van de huidige inspanningen voor wijkontwikkeling, buurtwerk … Æ oprichten van een ontmoetingsplaats / aanspreekpunt voor de jeugd (kinderen en jongeren). Een jeugdcentrum kan hier een antwoord op bieden. Een dergelijk centrum kan op verschillende terreinen werken: ontmoetingspunt met een instuifruimte, een polyvalente zaal en lokalen voor optredens, fuiven, vergaderingen (activiteiten georganiseerd door de jongeren zelf), de jeugddienst als er voldoende ruimte is), een Jongeren Informatie Punt (JIP) waar jongeren met allerlei vragen terecht kunnen, dat voor hen bemiddelt en advies geeft, een plek waar jonge kunstenaars met elkaar geconfronteerd worden, een vast trefpunt waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten. Een jeugdcentrum is op de eerste plaats dienstverlenend en het heeft een schakel- en brugfunctie tussen alle vormen van jeugdwerk. Het kan ook de problemen die eigen zijn aan deze tijd aanpakken: druggebruik, nacht- en burenlawaai, de omgang met verschillende subculturen (skaters, hiphop, graffiti, techno,…); Æ een grotere openheid t.a.v. de jonge Brugse cultuurmakers (incl. subculturen); er is veel creativiteit aanwezig (gezelschappen, informele groepen, scholen, jeugdhuizen …); Æ het nodige doen aan de fuifproblematiek; Æ Jeugdhuizen helpen met hun specifieke problemen. Middelen en randvoorwaarden 50 Æ Infrastructurele ondersteuning van het verenigingsleven.51 Het zou ideaal zijn als er over de hele oppervlakte van Brugge een netwerk is van lokalen voor het gemeenschapsleven. Belangrijk is ook dat het netwerk van gemeenschapsinfrastructuur gevarieerd en divers is, vertrekkende van de noden (die telkens verschillen). In een aantal gevallen is het samenbrengen van openbare en dienstverlenende functies in één gebouw een interessante piste: we bedoelen gedecentraliseerde diensten voor bevolking en burgerlijke stand, politie, seniorenwerking, jeugdwerk, sociaal-cultureel werk, kinderopvang,… Hierdoor wordt in wijken of deelgemeenten een geïntegreerd gemeenschapscentrum gecreëerd dat daarenboven rationeel kan functioneren (maximalisatie van het gebruik van lokalen, geïntegreerde permanentie…); Æ bepaalde anomalieën inzake gebruik van openbare lokalen wegwerken (cf. de Dijk, Gemeenschapshuis Sint-Kruis …) en een minder bureaucratische gebruiksregeling instellen voor alle openbare lokalen die verenigingen gebruiken; - bijsturing van het subsidiereglement voor het sociaal-cultureel verenigingsleven en de amateurkunst. De nadruk daarbij vooral leggen op de kwaliteit van de werking, de betrokkenheid van vrijwilligers, de intensiteit van de werking en in veel mindere mate op ledenaantal. De culturele raad werkt momenteel aan een nieuw reglement. De projectsubsidiëring van bijzondere activiteiten promoten;
50
We willen in dit verband nog even stilstaan bij de problematiek van zalen voor fuiven, voor culturele activiteiten voor staand publiek (vooral concerten) en een gemeenschapscentrum. Grote fuiven vinden plaats in de commerciële sfeer. Kleine fuiven vinden in diverse lokalen plaats, maar vooral in de zaal van de Cactus (40 fuiven per jaar voor telkens 200 tot 300 personen). Voor de Cactus is dit geen kerntaak, maar het is een niet onbelangrijke bron van inkomsten. Cactus is ook vragende partij voor een zaal voor staand publiek, wil die niet zelf beheren, maar wel voor concerten gebruiken. We moeten wel een duidelijk onderscheid maken tussen enerzijds gemeenschapscentra (cf. Sint-Andries en Dudzele), en anderzijds een grotere zaal zaal (fuifzaal, staande optredens). 51 Deze vorm van indirecte subsidiëring is belangrijker dan directe subsidiëring; het faciliteert elke initiatiefnemer of vereniging op een democratische wijze. Het is binnen het bestek van dit rapport onmogelijk een inventaris van de noden op te maken en alle mogelijke oplossingen te suggereren. Dit vereist een aparte studie. Het kan interessant zijn om hier samenhangen te detecteren met de monumentenzorg om op deze wijze ook een herbestemming van panden te realiseren.
64
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
- inrichting van een jeugdcentrum met de nodige lokalen 52. In een dergelijk centrum kan ook de nieuwe beeldcultuur een prominente plaats krijgen; - voor de jeugdhuizen en andere vormen van niet-traditioneel jeugdbewegingwerk is een inventarisatie van de infrastructurele noden aangewezen. Problemen kunnen bijv. via infrastructuursubsidies worden aangepakt (stedelijke subsidies aan verenigingen die eigen infrastructuur bouwen, verbouwen en inrichten; op voorwaarde dat ze ook zelf middelen zoeken). De aanpassing van de lokalen aan Vlarem-normen – dit bemoeilijkt de organisatie van fuiven – is vaak een probleem; - continuering van de personeelsondersteuning (vrijgestelden) van jeugdhuizen; vooral om een sterkere educatieve, preventieve en culturele jongerenwerking mogelijk te maken; - om de functie van de Entrepot waar te maken: de gebruiksregeling bijstellen en samenwerking met actoren in de sfeer van de jeugdcultuur activeren; - we stellen voor dat de Veemarkt op Sint-Pieters (stadseigendom) niet wordt gesloopt. In deze ruimte zijn heel wat interessante projecten mogelijk. Naar aanleiding van 2002 kunnen daar allerlei experimenten worden opgezet, waaruit kan blijken of het complex een nieuwe functie kan krijgen; - vernieuwing van het planetarium van de Volkssterrenwacht van Beisbroek. Prioriteiten op korte termijn - Oprichten van een jeugdcentrum met een overkoepelende functie; - bewaken van de kwaliteit van het gemeenschapsleven in het centrum, de buurt en randgemeenten. Het verdient de nodige aandacht: materiële ondersteuning, lokalen, subsidiëring,…
4.9. Letteren en boeken Situatieschets Brugge was tijdens de late Middeleeuwen een wereldcentrum van het geschreven boek (handschriften en miniaturen) en vroege boekdrukkunst (incunabelen). Brugge heeft een stevige en internationaal erkende reputatie op het vlak van de bibliofilie. In de stad zijn er een aantal unieke privé-collecties opgebouwd. Er is ook heel veel geschreven over en in Brugge. De namenlijst is erg lang. Ze bevat namen als Geoffrey Chaucer, Vivès, Albrecht Dürer, Henry Wadsworth Longfellow, Henry Miller, Georges Rodenbach, Rainer Maria Rilke, Stéphane Mallarmé, Marguerite Yourcenar, Hugo Claus, Christine D’haen, Paul de Wispelaere, Karel Van de Woestijne, Raumond Brulez, Michel de Ghelderode, Emile Verhaeren, Bart Moeyaert enz. Brugge heeft een zeer grote rol gespeeld in het literaire werk van tientallen romanciers en dichters. Ze hebben een roman of een gedicht in Brugge gesitueerd, of woonden hier of zijn naar hier gekomen en hebben een relaas, hun verhaal neergeschreven. Vandaag zijn er In Brugge zowat 100 actieve (en publicerende) auteurs van poëzie en (jeugd)literatuur. Er zijn ook verschillende organisaties actief op dit terrein. Brugge heeft wellicht de grootste dichtheid van boekhandels van alle Vlaamse steden, en daarenboven veel goede boekhandels. De Brugse Openbare Bibliotheek heeft een belangrijk roerend patrimonium (handschriften en incunabelen, oude drukken, het Guido Gezelle-archief …) in haar Historisch Fonds. Als openbare bibliotheek is dit uniek in Vlaanderen. De bibliotheek verwerft ononderbroken wat er nu op de markt is aan literatuur, lectuur, non-fiction en muziek. Het boekenbezit kan men thuis raadplegen 52
Momenteel onderzoekt de stad of het een pand langs de Houtkaai kan aankopen om in te richten als jeugdcentrum.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
65
via Internet. Zowel populaire als wetenschappelijke tijdschriften staan ter beschikking van het publiek. De Biekorf bezit een wetenschappelijke collectie voor de rubrieken geschiedenis, kunst, architectuur, codicologie en alles wat met Brugge te maken heeft. De bibliotheek die zo’n 25% van de Brugse bevolking onder haar leden heeft, is misschien wel de culturele instelling met de laagste drempel. In elke randgemeente is er een bibliotheekfiliaal (12). Door de lage financiële drempel maakt zij cultuur en informatie toegankelijk voor een breed publiek. Via gerichte werking wordt gepoogd ook de niet-gebruiker aan te trekken. De bibliotheek brengt de nieuwe media binnen handbereik. Ze stelt Internet gratis ter beschikking, het publiek kan cd-rom’s ontlenen. Heel wat leners komen van buiten Brugge om er opzoekingwerk te verrichten. De Biekorf fungeert ook als Centrale Openbare Bibliotheek die de plaatselijke bibliotheken in West-Vlaanderen ondersteunt. Ze coördineert ook het WINOB-netwerk. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Æ een belangrijke rol opnemen m.b.t. de poëzie. Het is een kleine kunstvorm die via lezingen, publicaties, happenings, poëzieposters op stadsbussen en leegstaande panden, literaire wandelingen voor de toerist, e.d. kan worden geëxploreerd. Deze optie mag echter niet alleen bekeken worden vanuit het gezichtspunt van de Brugse dichters, maar kan zelfs een kosmopolitische aanpak krijgen: internationale bijeenkomsten organiseren, buitenlandse dichters uitnodigen ‘in residence’, enz.53 Æ een continuering en versterking van de diverse opdrachten van de openbare bibliotheek: spreiding van het boek, bevordering leescultuur, fungeren als het centrum van informatie, zorg voor het historisch fonds, enz. Æ een platform voor het oud boekenbezit54 in Brugge (verspreid over talrijke instellingen) creëren met bibliothecarissen en beheerders: overleg over ontsluiting, bewaring (van preservatie tot restauratie) en publiekswerking (tentoonstellingen, lezingen); Æ inventarisatie van de privé-bibliotheken en collecties om te vermijden dat de bibliofiele verzamelingen worden ontmanteld en verspreid. Er zijn inspanningen nodig om deze traditie in stand te houden of minstens deze collecties in Brugge te houden (bijv. via bewaargeving). Delen van deze collecties zouden ook in tentoonstellingen aan bod kunnen komen. Middelen en randvoorwaarden - de middelen voor het openbaar bibliotheekwerk aanpassen, o.a. in functie van implementatie van nieuwe media, geautomatiseerd uitlenen en verbonden zijn van alle filialen met de hoofdbibliotheek (incl. raadpleging catalogi en toegang tot Internet, organisatie van een platform voor het oude boekenbezit en de inventarisatie van bibliofiele verzamelingen); - een hogere subsidiëring van de organisaties die de literatuurproductie en –verspreiding kunnen bevorderen, op de eerste plaats de poëzie; - oprichting van een publicatiefonds voor poëzie. Prioriteiten op korte termijn Er is een grote samenhang tussen de bovenvermelde doelstellingen. Daarom is het moeilijk prioriteiten aan te duiden. Daarom hernemen we: Æ een belangrijke rol opnemen m.b.t. de poëzie.
53
In een maximale optie kan gestreefd worden naar een poëziecentrum of een Huis van het woord. In dit verband kan ook samengewerkt worden met het Poëziecentrum in Gent (en het bijhorend documentatiecentrum). 54 Brugge als wereldcentrum van het geschreven boek en vroege boekdrukkunst. Dit aspect van Brugges artistieke productie kreeg en krijgt weinig aandacht zowel op het vlak van de collectievorming (zeker t.o.v. het aanbod op de internationale markt) als op het vlak van de studie en het tentoonstellen. Het kan zeker meer onder de aandacht worden gebracht. De nieuwe media kunnen helpen om deze schat te ontsluiten.
66
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
4.10. Wetenschapscultuur Situatieschets Brugge als stad van humane en exacte wetenschappen. In Brugge werkten Thomas More, J.L. Vivès en Erasmus (grondleggers van de pedagogie, het humanisme en het utopisch denken), maar ook de exacte wetenschapper Simon Stevin. Daarnaast is en was Brugge steeds een belangrijk medisch centrum. De zorg voor de zieke en minderbedeelde is in Brugge opvallend aanwezig. Talrijke beschermde monumenten zijn uitingen van de zorgende samenleving, vormen van sociale cultuur. Brugge is ook Tudor en de Volkssterrenwacht. Doelstellingen (op korte en lange termijn) - In navolging van Thomas More, J.L. Vivès en Erasmus kan Brugge opnieuw een centrum worden waar gereflecteerd wordt over de samenleving. Dit kan concreet door de oprichting van een sociaal-wetenschappelijk instituut of een academie over de 'burger in het Europa van morgen, vanuit een utopisch denken over de 21 ste eeuw', met medewerking van verschillende instituten en organisaties. Via publicaties, seminaries e.d. kan de reflectie worden ontsloten en geactiveerd. In dit verband is initiatief door (en samenwerking met) o.a. het Europacollege, het Centrum Ryckevelde, de Volkshogeschool, Moritoen, enz. aangewezen. De rol van de stedelijke overheid is beperkt. - Ook het reflecteren, de polemiek, het ‘débat brugeois(e)’ kan worden aangezwengeld. Niet alleen over Brugge zelf, maar over universele filosofische en culturele thema’s. - De stad Brugge kan bijdragen tot het populariseren van de natuurwetenschappen en andere exacte wetenschappen, zowel voor jongeren als voor volwassenen, voor zijn eigen inwoners en voor de ruime omgeving, door het verder ondersteunen en uitbouwen van initiatieven zoals de kinderboerderijen, de kruidentuin en bijenkwekerij in Tudor, het Natuurcentrum en de Volkssterrenwacht van Beisbroek. Middelen en randvoorwaarden - Continueren van de ondersteuning van de populair-wetenschappelijke instellingen; - infrastructurele ondersteuning van een mogelijk sociaal-wetenschappelijk instituut. Prioriteiten op korte termijn De oprichting van een sociaal-wetenschappelijk instituut (reflectie en utopie).
4.11. Culinair Brugge55 Situatieschets56 Voor een beter begrip van wat Brugge culinair te bieden heeft, en vooral ook van wat het niét te bieden heeft, gaan we even terug in de tijd. Een nuchtere historicus constateerde tot zijn ontzetting dat Brugge in de 19 de eeuw over een veertigtal brouwerijen en maar liefst 1160 kroegen beschikte. Qua hotels en restaurants was het er echter ronduit 'morte'. Pas in de late tweede helft van de 20ste eeuw kwam hierin verandering. Eind jaren zeventig kwam een eerste volledig naoorlogse generatie chefs op het voorplan. Deels geïnspireerd door de nouvelle cuisine, deels
55
Met veel dank aan Gerben Calus en Jempie Herrebout. Gastronomie is ongetwijfeld de cultuurvorm met de laagste drempel. Lekker eten wordt door nagenoeg iedereen geapprecieerd. Tafelen is niet alleen voor bedrijven, maar ook voor steden een interessant PR-tool. Gastronomie is dan ook de levende cultuur bij uitstek, een cultuur die afgestemd is op het dagelijks leven en als geen ander over de eigen grenzen heen kijkt. 56
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
67
vanuit hun eigen creativiteit, zouden ze het gastronomisch landschap in Brugge drastisch veranderen 57. Brugge stak al gauw Brussel naar de kroon als Belgisch gastronomisch centrum. Vandaag vermeldt de Michelin-gids een dertigtal centrumadressen, plus een twintigtal in de rand. De hoog aangeschreven hotelkeukens zijn hierin niet eens meegerekend. De chefs voor al dit goede werk worden geleverd door de Brugse hotelscholen, die in het ganse land naam en faam genieten 58. Op het vlak van de internationale keuken hinkt Brugge echter ver achter op steden als Brussel en vooral Antwerpen. Het ontbreken van een definieerbare allochtone bevolking en instellingen met internationale uitstraling is hier uiteraard niet vreemd aan. Alhoewel Brugge er prat op kan gaan één van de beste Indische en Japanse restaurants van het land binnen haar stadsmuren te huizen, kunnen we toch stellen dat het aanbod vreemde keuken in zijn totaliteit eerder beperkt is. Was Brugge ooit niet dé Europese draaischijf ? Het fenomeen eetkroegen. Ook hier hinkte Brugge lange tijd achterop om daarna een inhaalbeweging in te zetten 59. Onder druk van 'het toeristisch menu' is dit enthousiasme echter verminderd. Toeristische menu's zijn nu niet altijd synomiem voor eerlijke keuken. Ook de strengere vestigingswetten en repressieve maatregelen tegen zwartwerk deden de sector geen goed. Brugge heeft dan ook een tekort aan degelijke middenklasse- en budgetrestaurants. Bijkomend probleem is het gebrek aan cultuurhistorische bagage van het hotel- en restaurantpersoneel. Er wordt tenslotte vaak een beroep gedaan op hen voor het verstrekken van toeristische informatie. De perfect viertalige uitleg die in bierrestaurant Den Dyver bij de streekgerechten wordt geserveerd, is helaas een uitzondering. Maar het succes van de formule bewijst dat een boeiende culturele en historische inkadering gewaardeerd wordt. Doelstellingen Æ De betere keuken opentrekken naar een breed publiek. Indicatoren kunnen zijn: 1. goede prijs-kwaliteitverhouding; 2. seizoens- en streekgebonden gerechten (zoals polderaardappelen, zuivel, Zeebrugse vis, enz.); 3. internationale keuken (Brugge kan zich in het kader van haar historische achtergrond als draaischijf van de wereldhandel niet afsluiten voor vreemde invloeden) ; Æ werken aan een gevarieerd, aantrekkelijk Brugs aanbod voor de midden- en budgetklasse. Het opstellen van een lastenboek in samenwerking met de horeca is hierbij een hulpmiddel, wat eventueel kan leiden tot een kwaliteitslabel. Æ streven naar een minimum aan culturele en historische bagage bij het hotel- en restaurantpersoneel. Het opstellen van lessenpakketten voor de hotelscholen in samenwerking met cultuurhistorische en gastronomische tenoren én het onderwijzend personeel is een mogelijkheid. Deze minimumkennis kan aan het kwaliteitslabel gekoppeld worden. Deze inspanningen moeten niet alleen in het jaar 2002 hun vruchten afwerpen. Op lange termijn moet de toeristische sector er voordeel uit halen. Het imago van de stad zal er wel bij varen. Middelen en randvoorwaarden - Het opstellen van een lastenboek dat uiteindelijk tot een soort kwaliteitslabel Brugge 2002 kan leiden moet uit de horeca zelf komen. Enkel vrijwillige medewerking, waarbij niemand wordt uitgesloten, kan tot goede resultaten leiden. Zo snel mogelijk naar de interesse peilen is de boodschap. 57
De Snippe, De Visscherie, 't Bourgoensche Cruyce, Den Gouden Harynck en Het Pandreitje bundelden hun talenten en profileerden zich als de vijf nieuwe Brugse tafels. Al gauw schaarden 't Lammetje, De Braamberg, Het Ghistelhof en Van Eyck zich achter de nieuwe filosofie. Ook in de Brugse rand en tot in Zeebrugge toe zagen kwaliteitsrestaurants het daglicht. 58 Naast gevestigde namen als Geert Van Hecke en Ronnie Jonkman, zien we ook jong talent als Ivan De Jonghe en Patrick Devos in de culinaire gidsen opduiken. 59 We spreken over de gouden jaren van het wijn- en kaashuis De Heer Halewijn, de schapenragout van Chagall en de legendarische bouillabaisse van Den Wittenkop.
68
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
- De stad kan allerlei faciliteiten aanbieden in de organisatie van gastronomische acties (zie de driedaagse van Maastricht of het nagelnieuwe 'London Restaurant Week') die op langere termijn ondernomen worden. Van dergelijke acties profiteert de gastronomie en de stad in zijn geheel. Kan er met ambassadeurs van de Brugse gastronomie gewerkt worden ? - Opstellen van een lessenpakket dat Brugge op culinair en kunsthistorisch vlak situeert. Inzicht krijgen in de smeltkroes van onze cultuur zal het de restaurant- en hoteluitbaters van morgen mogelijk maken zich nog beter te ontplooien mét een boodschap naar de klant toe. Bovendien moet er een beroep gedaan worden op de hotelscholen om een forum op te richten voor de toekomstige ontwikkeling van de gastronomie. Op een congres van Europese hotelscholen in Brugge in 2002 kan een voorlopige balans opgemaakt worden van deze denkoefening. Prioriteiten Op korte termijn moet bij de betrokken partijen, horeca en hotelscholen, gepeild worden naar de interesse wat een vrijwillig kwaliteitslabel en het oprichten van een culinair forum betreft. Er moeten zo snel mogelijk valabele overlegorganen ingesteld worden om de discussie op gang te brengen.
4.12. Stoeten, processies, evocaties, evenementen Situatieschets Brugge heeft een traditie van vrij grootschalige en op historische thema's gebaseerde stoeten, processies en andere activiteiten (o.a. Heilig-Bloedprocessie en de Gouden Boomstoet, vijfjaarlijks). Ze worden logistiek ondersteund door de stedelijke overheid. Het decor van Brugge is uitdagend en aantrekkelijk voor dergelijke initiatieven. De kwaliteit en het imago van verschillende manifestaties is omstreden. Zo is er kritiek op de slordigheid waarmee bepaalde stoeten worden opgezet. In Brugge zijn er jaarlijks ook een aantal evenementen die zich op het grensgebied van commercie en cultuur bevinden. Denk aan de Zandsculptuur, evenementen in Oud Sint-Jan, het Boudewijnpark enz. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Æ Om deze traditie te continueren, en tevens op een hoger niveau te tillen is een kritische evaluatie zinvol. Historische juistheid is één criterium, de culturele kwaliteit een ander. Dit heeft consequenties voor het scenario, de regie, de muziek, kostumering, tempo en ritme, regelmatige vernieuwing en aanpassing, aandacht voor de verstaanbaarheid door nietVlamingen (bijv. via foldertjes), enz. Æ De overheid dient het aantal stoeten en processies beperkt te houden en zich concentreren op de grootste en bekendste. De Heilig-Bloedprocessie is een privé-initiatief, gebaseerd op traditie, religie en volkskunde. Dit moet zeker gerespecteerd worden, maar dat mag geen beletsel zijn om in overleg naar aanpassingen te streven. Eén van de meest authentieke processies in Vlaanderen is de Blindekensprocessie: bescheiden, stil, mooi en indringend. We kiezen echter niet voor een uitbreiding van dit terrein via bijv. historische theateruitvoeringen of reconstructies, steekspelen of riddertoernooien … Æ De bestaande en succesvolle Reiefeesten mogen wel bijgestuurd en geactualiseerd worden. Het concept is verouderd en, al zijn er nieuwe taferelen, kan dus best worden opgefrist. Æ De nodige stimulansen geven om de culturele kwaliteit van de evenementen te verbeteren. Middelen en randvoorwaarden Een continuering van de middelen die voor deze stoeten, processies en evocaties. Een eventuele stijging van directe of indirecte ondersteuning moet gekoppeld worden aan de intentie om de kwaliteit te verhogen.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
69
Ingrijpen in evenementen is moeilijk. Maar de overheid, die de nodige toelatingen moet verstrekken, kan toch toezien op de kwaliteit. Prioriteiten op korte termijn
4.13. Cultuur en onderwijs - kunstonderwijs Situatieschets In Brugge is er dan wel geen universitair of hoger kunstonderwijs, maar toch is er een zeker onderwijsaanbod, dat verwijst naar het brede terrein van cultuur, toerisme, monumentenzorg … Uiteraard is er het Europacollege dat een internationale groep studenten postacademisch en multidisciplinair onderwijs aanbiedt. In Brugge is een Groot-Seminarie gevestigd. In het niet-universitair hoger onderwijs treffen we opleidingen aan als ‘Beheer Toerisme en Recreatie’, ‘graduaat architectuur-assistentie’ en ‘lerarenopleiding esthetica en plastische opvoeding’. Op het niveau van het secundair onderwijs vinden we ‘kunsthumaniora’ ‘Toerismeonthaal’, ‘restauratietechnieken’, ‘sporthumaniora met de optie ‘dans’. Maar de meeste leerlingen treffen we aan in het avondonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs: de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten, het Stedelijke Conservatorium, diverse kunstambachtelijke opleidingen in het Vormingsinstituut voor KMO, taalonderwijs in de Stedelijke Nijverheids- en Taalleergangen. Tal van Brugse scholen zijn betrokken bij Europese projecten zoals Socrates (Comenius, Lingua), Interreg, … Brugge telt alvast drie scholen die internationaal gelauwerd werden voor hun Internet-onderwijs. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Æ In de ontwikkeling van het Europacollege zou de band met Brugge nog kunnen versterkt worden, onder meer door het curriculum te verbreden tot sociale en breed-culturele postacademische opleidingen. Zijn dit niet precies thema’s die specifiek passen bij de Brugse context? Æ opleidingen inzake restauratietechnieken (zie monumentenzorg), toerisme, een hogere orgelopleiding (zie muziek), architectuur e.d. versterken; Æ continueren van de werking van het deeltijds kunstonderwijs en de taalleergangen. Middelen en randvoorwaarden - Restauratie site Verversdijk (Europacollege).
4.14. Kunstambacht “Het is verrassend hoe Europees de taal van het kunsthandwerk is. De Europese ambachtslieden begrijpen elkaar door hun stiel. Dat is een communicatie van de handen”.60 Situatieschets De historische kenmerken van Brugge (een traditie van ambachten in de stad) en het grote aantal bezoekers aan de stad, heeft ervoor gezorgd dat er te Brugge nog steeds een actief kunstambachtelijke sector is, zowel in professionele zin als in de vrije tijd. Commercie en
60
70
uit “Vijf minuten voor een heel jaar”, Jos Demarest
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
vrijetijdsbesteding leveren broederlijk naast elkaar. In de professionele sfeer zien we kleinschalig vakmanschap en geïmporteerde massaproducten. De greep van deze laatste (vooral met kant) neemt steeds toe. De ontwikkeling van kleinschalige commerciële activiteiten, een gevolg van een reputatie als kunststad, is in de meeste gevallen een automatisch gebeuren. Het is ook een uiting van het algemeen toeristisch en cultureel-artistiek klimaat. Kunstambachten kunnen aan Brugge een extra-kwaliteit toevoegen. In Brugge is kalligrafie de voorbije jaren tot wasdom gekomen. Doelstellingen (op korte en lange termijn) - Een actieve ingreep om kunstambachten een manifestere plaats te geven in het stads- of straatbeeld van Brugge. Is een dergelijke ingreep mogelijk? Kan zo'n ontwikkeling worden gehanteerd om kwalitatieve ontwikkelingen van de kleinhandel te genereren? De historische kenmerken van Brugge (een traditie van ambachten in de stad), het feit dat het gaat om grotendeels pre-industriële activiteiten die sociaal-historisch verankerd zijn maar die een hedendaags pendant kunnen hebben, vormen de grondslag voor een dergelijke ontwikkeling. De kalligrafie, de edelsmeedkunst, design, keramiek, kant, houtbewerking, lutherie e.d. dragen bij tot de kwaliteiten en het imago van Brugge, voor zover het om eigen (métier, degelijkheid) en origineel werk gaat (versus de ingevoerde ‘souvenir’-kant uit China). Dit kan ook ondersteund worden met hoogwaardige kleine tentoonstellingen. Dit alles kan een sterkere professionele (commerciële) ontwikkeling stimuleren en zo de attractiviteit en de kwaliteit van Brugge verhogen. Dit kan worden gezien als een tegenreactie tegen de steeds sterker wordende uniformisering en vervlakking van het winkelaanbod (ketens). Æ Prioritair ontwikkelen van hoogkwalitatieve uiting van Kalligrafie – niet als vorm van ouderwets schoonschrift die zich in de sfeer van de huisvlijt bevindt, maar als een hoogwaardige hedendaagse kunstuiting. Ze sluit aan op een sterke en historische aanwezigheid van schriftkunst, miniaturen, en zelfs boekdrukkunst. Kalligrafie heeft trouwens ook uitlopers naar de letteren, vooral de dichtkunst. Middelen en randvoorwaarden - een geïntegreerd beleid ontwikkelen (pandenbeleid, investeringen …) inzake kunstambachten; - kleinschalige tentoonstellingen organiseren. De Provincie West-Vlaanderen zal dit wellicht doen in het momenteel gerestaureerde Tolhuis.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
71
5. Prioriteiten, middelen en randvoorwaarden _____________ Hieronder volgen de prioriteiten – aan te pakken op korte termijn, voor 2002 - van de cultureel informateur. Ze zijn het logisch resultaat van de stand de zaken (cf. sterke-zwakteanalyse en inventaris) waarop de doelstellingen zijn geprojecteerd. Hieruit zijn prioriteiten naar voor gekomen met een aanduiding van de haalbaarheid in de Brugse context in het licht van de ambitie om Culturele Hoofdstad van Europa te worden. De prioriteiten bedekken niet alle culturele sectoren. Dat is een eerste beperking. Maar, binnen de overgebleven sectoren, werd dan nogmaals een prioriteitskeuze gemaakt. Een stad moet keuzes maken en kan niet in alle culturele sectoren een baanbrekende wereldstad worden.
5.1. Prioriteiten ‘cultuur en communicatie’ In de linkerkolom zijn de prioriteiten (inhoudelijk) opgenomen, in de rechterkolom de noodzakelijke middelen en randvoorwaarden om deze prioriteiten te realiseren. DOELSTELLINGEN MIDDELEN EN RANDVOORWAARDEN Overleg overheid – culturele sector 1. Bevorderen van de communicatie tussen het culturele Bijstellen/oprichten van communicatiestructuur: veld en de overheid. ° bijsturing van de werking van de culturele raad; ° een overlegplatform voor de ‘kunsten’. De communicatie met het publiek 2. Continueren van Exit, maar vooral Exit-light - Gepaste ondersteuning door de overheid van Exit en versterken. Exit-light; 3. Oprichting van een onderzoeks-, informatie- en - samenwerking tussen culturele actoren bevorderen communicatiecentrum (Provincie), incl. een globaal en i.f.v. een cultuurcommunicatiecentrum. centraal informatie- en ticketsysteem
5.2. Prioriteiten per culturele sector DOELSTELLINGEN MIDDELEN EN RANDVOORWAARDEN De bebouwde omgeving a. Monumentenzorg 4. Prioriteit geven aan ontsluiting in de monumentenzorg. - Een verschuiving van mensen of een versterking van de dienst Monumentenzorg in functie van ontsluitingsactiviteiten (erfgoedconsulenten, medewerker educatieactiviteiten); - ontwikkeling van aangepaste instrumenten en educatieve projecten (informatiefolders, publicaties, audiovisuele en informaticatoepassingen, bewegwijzering, kwaliteitsvolle rondleidingen rond architectuurgeschiedenis enz.); - de dienst Monumentenzorg coördinerende taak geven t.a.v. kerkelijke instanties en private eigenaars i.f.v. ontsluiting. b. Hedendaagse kwalitatieve architectuur 5. Een integraal beleid voor kwaliteitsvolle hedendaagse - Aanstelling van een gerenommeerde 'bouwmeester' of architectuur. een kleine commissie van toparchitecten die deze taak opnemen; - de evaluatie van de werking van de huidige adviesorganen; - promotiecampagnes voor architectuur, incl. uitreiking van een ‘prijs van de stad Brugge’; - architectuurwandelingen ontwerpen rond bepaalde thema’s; 72
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Kerkelijk erfgoed 6. De verschillende aspecten van conservering en ontsluiting van het kerkelijk erfgoed aanpakken via een te installeren gemengd team (professionelen en vrijwilligers). 7. Het op gang trekken van het denkproces over herbestemming (en medegebruik) van sommige kerkelijke gebouwen, door verschillende structuren en organisaties zodat er een breed draagvlak ontstaat. Roerend cultureel erfgoed a. Musea 8. Een grondige denkoefening (studie) over de totaliteit van de stedelijke musea: presentatie, locatie, indeling, collecties (incl. wat nu in depot is ondergebracht) enz. waarbij met een aantal hieronder opgesomde prioriteiten rekening wordt gehouden. 9. Prioritaire aandacht besteden aan de publiekswerking. 10. Uitbouw van het educatief werk en een aangepast onthaal en begeleiding van kinderen en jongeren.
-
-
thema’s; wedstrijden (via medeorganisatie en betoelaging); het organiseren van tentoonstellingen in het kader van wedstrijden, promotieacties, e.d.; een grondig evaluatie van de bestaande reglementeringen. Overleg op gang brengen tussen alle betrokken actoren: de hoogste kerkelijke gezagsdragers, het bisdom, kerkfabrieken, stads- en provinciebestuur. Met als topics: conservering, ontsluiting en herbestemming; aanstelling van een centrale conservator (of een kleine equipe); organisatie ontsluitingsactiviteiten en opbouw middelen: toegankelijkheid, organisatie van tijdelijke tentoonstellingen, (publicaties, folders…). Hierrond kan ook vrijwilligerswerking worden opgezet.
- Aanstellen van een nieuwe hoofdconservator. De publieksgerichtheid versterken door - de opdracht van de educatieve medewerkers te versterken; - een betere presentatie; - een atelier voor de kinderen; - een museumshop met een hoogwaardig productengamma; - diverse hulpmiddelen ontwikkelen zoals een bezoekersfolder (in een vijftal talen), een doordacht gebruik van tekstpanelen, informatieve banden en leesbladen, bewegwijzering, audiovisuele hulpmiddelen, interactieve informatietoepassingen, publicaties uitwerken voor de verschillende leeftijdsgroepen, uitbouw van lesprogramma's, aanbieden van specifieke activiteiten voor specifieke doelgroepen, enz.
b. Archieven 11. De samenwerking tussen openbare archieven op gang Investering in informatica (o.a. netwerk tussen archieven) trekken, en zo de geponeerde doelstellingen in functie van inventarisering en wetenschappelijk werk. realiseren. Actuele beeldende kunst 12. Het voeren van een actief tentoonstellingsbeleid. - De optimalisering (inrichting van de ruimtes, beveiliging, 13. Een nieuw beleid inzake kunst in de sociale (en de accrochage, veiligheidsvoorzieningen, verwarming e.d.) virtuele) ruimte. van de bestaande ruimtes: de Jan Garemijnzaal en de Bogardenkapel (drie ruimtes in stedelijk beheer); - uitbreiding en optimalisering van De Bond; - verhelpen aan de grote nood aan een grote goed uitgeruste ruimte voor grote tijdelijke tentoonstellingen (zie hieronder Sint-Jan). Muziek 14. Logistieke en ev. financiële steun aan professionele Æ Bouw van het Concertgebouw voor grotere concerten ensembles (klassieke muziek). van klassieke muziek, chanson, popmuziek (zittend 15. Specifieke inspanning voor de toeleiding van de jeugd publiek). Het is ook bruikbaar voor andere naar de klassieke muziek. podiumgenres (dans, theater,…). Dit project is in volle 16. Ondersteuning (financieel, logistiek) van organisatoren voorbereiding61; van klassieke, rock, jazz, wereldmuziek, hiphop etc. Æ aanstellen van een intendant/directeur en personeelsploeg in de Concertzaal; - nood aan een zaal voor middelgrote rockmuziekconcerten (staand publiek), ev. in combinatie met een gemeenschapscentrum of een fuifzaal. Podiumkunsten 17. Stimuleren van de creatie. - Een tweetal eenvoudige maar toch goed uitgeruste repetitieruimtes voor dans en theater, bedoeld ter ondersteuning van het productiewerk van de Brugse instellingen, maar ook ten behoeve van onafhankelijke jonge groepen en projecten. 61
Dit project heeft een bovenlokale dimensie. Wij menen daarom dat de Vlaamse overheid zich niet kan en mag beperken tot infrastructuursubsidies, maar ook moet bijdragen in de exploitatie.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
73
jonge groepen en projecten. Audiovisuele kunsten 18. Nieuwe filmzalen. Informatica, communicatie, telematica, multimedia 19. Nieuwe beeldcultuur in alle opzichten stimuleren. 20. Ontwikkeling van een project als Digitale Stad of Regio, Telepolis … Verenigingsleven – Jeugdwerk – Volksontwikkeling 21. Oprichten van een jeugdcentrum met een overkoepelende functie. 22. Bewaken van de kwaliteit van het gemeenschapsleven in het centrum, de buurt en randgemeenten (materiële ondersteuning, lokalen, subsidiëring,…).
-
Bouw moderne cinemazalen (privé-sector).
-
Initiatiefnemers met autoriteit. Oprichting van een centrum van de beeldcultuur in het huis Sebrechts.
-
Inrichting van een jeugdcentrum met de nodige lokalen. In een dergelijk centrum kan ook de nieuwe beeldcultuur een prominente plaats krijgen; om de functie van de Entrepot waar te maken: de gebruiksregeling bijstellen en samenwerking met actoren in de sfeer van de (jeugd)cultuur activeren; uitbouw van een netwerk van lokalen voor het gemeenschapsleven.
-
Letteren en boeken 23. Een belangrijke rol opnemen m.b.t. de poëzie.
-
Wetenschapscultuur 24. De oprichting van een sociaal-wetenschappelijk instituut (reflectie en utopie). Culinaire cultuur 25. Bij horeca en hotelscholen peilen naar de interesse wat een vrijwillig kwaliteitslabel en het oprichten van een culinair forum betreft.
Een hogere subsidiëring van de organisaties die de literatuurproductie en –verspreiding kunnen bevorderen, op de eerste plaats de poëzie; oprichting van een publicatiefonds voor poëzie.
Infrastructurele ondersteuning van een mogelijk sociaalwetenschappelijk instituut. Overleg organiseren.
5.3. Prioriteiten over sectoren heen Functioneren van stedelijke structuren en diensten 26. Planmatiger cultuurbeleid voeren. 27. Verhogen van de efficiëntie62 van de werking. 28. Verhogen van de kwaliteit van de werking.
29. Bijzondere aandacht geven aan de invulling van de topfuncties 63 in de culturele instellingen.
Een cultuurbeleidsplan opmaken. - Audit culturele instellingen en consequenties nemen; - responsabilisering van diensten; - soepele comptabiliteit. Flexibelere administratieve procedures, de implementatie van een zekere afstand van bestuur t.a.v. stedelijke culturele instellingen, aangepaste carrièreplanning (de vaste benoeming?), een andere manier waarop topmedewerkers worden aangetrokken, e.d. Bij de top rekruteren, via ‘headhunting’, of een open selectieprocedure gestuurd door een internationale jury.
Hieronder volgt toelichting bij enkele van de hierboven aangehaalde ‘middelen en randvoorwaarden’ en beschouwing bij enkele interessante panden. Brugge heeft grote nood aan een grote goed uitgeruste ruimte voor grote tijdelijke tentoonstellingen en aan congresinfrastructuur. Een degelijke infrastructuur voor tentoonstellingen 62
Niet alleen omdat hierboven enkele nieuwe prioriteiten worden geschetst, die mogelijkerwijze nieuwe financiële middelen vereisen, maar ook omdat de inzet van overheidsmiddelen voor cultuur efficiënt moet gebeuren, dienen niet alle inspanningen ‘extra’ te zijn. We pleiten in dit verband voor een grondige doorlichting (audit) van alle stedelijke culturele instellingen en diensten. Deze kan betrekking hebben op enerzijds de taken die vandaag worden uitgevoerd – moeten ze allemaal door stedelijke diensten verricht worden of kunnen er sommige afgebouwd of afgestoten worden, hoe zinvol zijn de huidige administratieve procedures enz. - en de efficiëntie waarmee dat gebeurt – hiërarchische lijnen en het functioneren ervan - , en anderzijds op het functioneren van personeel zelf. Momenteel zijn er veel vanzelfsprekendheden en routines die in vraag kunnen worden gesteld. Een dergelijke operatie creëert ruimte voor nieuwe initiatieven. Kortom, “de tuin niet alleen vergroten, maar er ook in snoeien en wieden’’. 63 Moet het nog gezegd dat als de ‘right man on the right place’ zit, dit prachtige effecten ressorteert? In de komende jaren moeten er in Brugge enkele cruciale topfuncties worden ingevuld. Het zijn deze personen die het gezicht van Brugge van de toekomst zullen bepalen. Zij kunnen dynamiek losmaken, veranderingen introduceren. De invulling van die stoelen moet dan meer dan gewone aandacht wegdragen. De aanwervingsprocedure is daarbij een delicate factor.
74
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
kan niet alleen dienstig zijn voor actuele beeldende kunst, maar ook voor tijdelijke tentoonstellingen van de musea. Theoretisch zijn er vele mogelijkheden voorhanden, maar de praktijk is veel beperkter. De meest voor de hand liggende oplossing - die alhoewel daar in het Delphi-onderzoek niet expliciet naar gevraagd werd, toch zeer frequent terugkwam – is het complex van de 19 de-eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan. Ze waren tot de jaren '80 in stedelijke handen, maar werden, na een langdurige periode van leegstand, in erfpacht gegeven aan een privé-bedrijf. Dit bedrijf vindt er niet echt een passende oplossing voor. Dat is vreemd gezien de uitzonderlijk gunstige ligging van deze site: tussen het Begijnhof en de Onze-Lieve-Vrouwekerk, in de gouden driehoek. Het is aangewezen dat dit dossier opnieuw ter sprake wordt gebracht: ofwel wordt er opnieuw over de erfpacht onderhandeld of wordt die verbroken, ofwel kunnen er samenwerkingsakkoorden komen tussen de privé-exploitant en het stadsbestuur (zoals nu al gedeeltelijk het geval is voor de tentoonstelling van Memling tot Pourbus), maar dan op lange termijn, gestoeld op een beleidsnota. Zo kan Brugge terug naar één eenheid met de oude ziekenzalen en wordt de problematiek van de tentoonstellingsinfrastructuren grondig opgelost. Voor Sint-Jan kan worden gestreefd naar een meervoudig gebruik: als multifunctioneel tentoonstellingsgebouw (in stedelijk beheer, of via een vzw) en als congrescentrum (in een andere vorm van private exploitatie en in nauw overleg of in samenwerking met Meeting in Brugge). In een gedeelte van het gebouw kan een bezoekerscentrum worden ondergebracht (cf. het Deel II Cultuurtoerisme). Het Vlaamse Gewest kan bij de ‘overname’ een centrale rol spelen. De huidige functies van het Provinciaal Hof op de Markt worden door de uitbreiding van het provinciaal gebouw Boeverbos grotendeels overbodig. Een herbestemming dringt zich op. Gezien de centrale ligging van het gebouw (op de Markt) en het uitnodigende karakter van het gebouw (cf. de monumentale trappen en de poort) is een publieksfunctie aangewezen. Het is een pronkstuk van de neogotiek. Het is niet te verantwoorden ingrepen te doen die het karakter en de aankleding van dit gebouw schaden. Dat beperkt de mogelijkheden - een bezoekerscentrum inrichten is er vrijwel onmogelijk. Er kan wel worden gedacht aan een ontsluitingsproject: het gebouw als meesterwerk van de neogotiek permanent openstellen voor het grote publiek, er een permanente tentoonstelling opbouwen over enerzijds neogotiek en anderzijds over de architectuurgeschiedenis van Brugge, inclusief permanente videoprojectie in een commissiezaal over deze thema's. De architectuurgeschiedenis belichten zou kunnen in samenwerking met de stedelijke diensten (monumentenzorg). De permanente tentoonstelling mag het gebouw niet ‘verdrukken’ en moet tevens de mogelijkheid bieden om er nog andere activiteiten te organiseren: seminaries, colloquia, kamermuziekconcerten, academische zittingen, kleine tentoonstellingen (bijv. rond literatuur), e.d. In het Provinciaal Hof kan er dan ook een balie ingericht worden die fungeert als informatie- en verwijzingspunt naar andere cultuurtoeristische sites. Het Tolhuis wordt door de Provinciale overheid gerestaureerd en zal de ‘Provinciale bibliotheek en Cultuurarchief’ herbergen. Daarnaast is er een kleine tentoonstellingsruimte. Het pand ‘Ter Beurze’ moet een nieuwe bestemming krijgen. Dit gebouw is eigendom van een bank. Het bevindt zich naast het originele huis waar het Brugse beurswezen is ontstaan. Het secretariaat van Brugge 2002 wordt er gehuisvest. Als bestemming (vanaf 2003) zou er een educatief museumproject kunnen komen rond de geschiedenis van het beurswezen, al dan niet gecombineerd met de economische geschiedenis en toekomst van het Brugse. Dit project zou gerealiseerd moeten worden met privé-kapitaal. De Werkhuizen Claeys bevinden zich in de Gouden Driehoek, tussen het Minnewater en SintJan. Het is een industrieel gebouw dat op termijn wellicht toch een andere bestemming zal moeten krijgen. Het versterken van de woonfunctie is hier aangewezen, maar misschien kan hier een Kantmuseum en –centrum in gehuisvest worden? Hier kan de huidige kantcollectie worden
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
75
getoond, aangevuld met hedendaagse kant en in hetzelfde complex kunnen er activiteiten om en rond kant (cursussen, lezingen enz.) georganiseerd worden. De Hallen (verdieping) hebben een gemengde functie (tentoonstellingen, banketten, congressen,…). Het is nodig duidelijkheid te brengen welke functies er prioritair zijn. Op de terreinen van BN bevinden zich naast de monumentale elektriciteitscentrale nog enkele leegstaande werkplaatsen (privé-eigendom). Ook deze ruimten kunnen bruikbaar zijn voor workshops en andere activiteiten. Uiteraard zonder de goede werking van het bedrijf in het gedrang te brengen. Museaal kan, wat de Halletoren betreft, heel wat ‘ontsluitingswerk’ gebeuren. Dit is het meest bezochte monument in Brugge. Functie, betekenis en geschiedenis ervan kan er op een aantrekkelijk manier worden belicht.
76
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
6. Financiële middelen van de stad Brugge _______________ Vooraf nog deze bedenking: Brugge beschikt, in tegenstelling tot steden als Brussel, Antwerpen of Gent, en in mindere mate Oostende, Leuven en Hasselt niet over een aantal culturele instellingen die onder de verantwoordelijkheid vallen van andere overheden. Neem bijv. Antwerpen: de Provincie baat er enkele musea uit en beheert de Arenbergschouwburg, de Vlaamse Gemeenschap is verantwoordelijk voor het KMSK (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten), het MUHKA (Museum Hedendaagse Kunst), de Singel, het Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, het Ballet van Vlaanderen, en participeert stevig in het Toneelhuis (ex-KNS) en het Paleis (ex-KJT). De financiële injecties van die andere overheden zijn er behoorlijk tot fors. Eenzelfde overzicht kan voor de andere steden worden gemaakt. In Brugge is er geen enkele culturele instelling van een andere overheid, tenminste als we het Rijksarchief buiten beschouwing laten. Schuchter komt de Provincie zich vestigen in de stad (Tolhuis). Dit is voor Brugge een onmiskenbare handicap.
6.1. Analyse van de financiële middelen Algemeen De cijfergegevens zijn gebaseerd op de begrotingsrekening van 1997. Brugge gaf in 1997 673 miljoen uit aan cultuur64. De ontvangsten bedroegen 169 miljoen. Het nettosaldo bedroeg dus 503 miljoen. De uitgaven voor cultuur vertegenwoordigen 11,0% van de totale stedelijke uitgaven. Dit is 5.824 fr. per inwoner. Als we alleen het nettosaldo beschouwen komt dit neer op 4.317 fr. Van 1994 naar 1997 We vergeleken 1994 met 1997. De uitgaven voor cultuur stegen van 590 naar 673 miljoen. Omgerekend in frank per inwoner betekent een stijging van 5.058 fr. naar 5.824 fr. of een groei met 15%. Ter vergelijking: de totale uitgaven van de stad Brugge stegen in dezelfde periode van 40.706 fr. naar 52.505 fr. Dat is een groei met 29%. De uitgaven voor cultuur stegen dus minder snel dan de algemene uitgaven van de stad. De totale uitgaven voor cultuur stegen tussen 1994 en 1997 met 14%. De sterke stijging van de uitgaven voor de schouwburg (van 57 naar 84,4 miljoen, een stijging met 47,9%) is hoofdzakelijk het gevolg van de evolutie van 'schouwburg' naar 'cultuurcentrum'. De erkenning heeft een hergroepering van infrastructuren tot gevolg gehad. Het Cultuurcentrum heeft een sterke groei gekend, zowel op het vlak van programmering als personeelsbezetting. Ook de ontvangsten zijn toegenomen. De uitgaven van de andere stedelijke culturele instellingen zijn bijna allemaal gestegen: - dienst voor cultuur: +23,5% - musea: + 9,2% - monumentenzorg: + 7,2% - archief: +40,6% - bibliotheek: + 6,8%.
64
Onder ‘cultuur verstaan we hier niet de totale uitgaven en ontvangsten van de functies 789 (76-77-78, Jeugd, Volksontwikkeling, Kunst) en 767 (Openbare bibliotheekwerking).. Omdat de code 789 ook groenvoorziening, jeugdwerk, toerisme en sport bevat , hebben we cijfers verfijnd. We hebben ons beperkt tot de strikt culturele zaken. Dat zijn de codes:762 (Dienst voor Cultuur), 771 (Musea), 772 (Schouwburgen e.d.), 773 (Beschermde gebouwen), 775 (Tentoonstellingen), 778 (Archief) en 767 (Openbare bibliotheken).
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
77
Deficit Als we het deficit 1997 (nettosaldo) van 503 miljoen verdelen over de verschillende diensten, stellen we vast dat de musea verantwoordelijk zijn voor 28,9% van het deficit van cultuur (145,9 miljoen), de openbare bibliotheek voor 20,6% (103,9 miljoen), de restauraties en onderhoudskosten van beschermde gebouwen voor 22% (111 miljoen), de dienst voor cultuur voor 13,5% (68,1 miljoen), het Cultuurcentrum voor 11,6% (58,6 miljoen), en het archief voor 3,3% (16,4 miljoen). Deficits voor cultuur in 1997 Dienst voor Cultuur 13,5%
Openbare bibliotheken 20,6%
Archief 3,3%
Musea, tentoonstellingen, beeldende kunsten 28,9% Beschermde gebouwen 22,0% Schouwburgen e.d. 11,6%
Brugge en andere steden We maakten ook een vergelijking tussen Brugge en de andere Vlaamse centrumsteden. Tabel 1: percentage van de uitgaven voor cultuur t.o.v. de totale uitgaven, en uitgaven voor cultuur in frank per inwoner (1994) Gemeente % uitgaven cultuur uitgaven cultuur in fr. Oostende Roeselare Mechelen Genk Aalst Sint-Niklaas Hasselt Leuven Kortrijk Brugge Turnhout Gemiddelde
78
t.o.v. totale uitgaven
per inwoner
3,2% 4,3% 4,6% 5,7% 6,8% 7,1% 7,2% 7,6% 10,7% 11,0% 11,5% 7,3%
1.325 BF 1.489 BF 1.848 BF 2.259 BF 2.526 BF 2.663 BF 2.732 BF 2.796 BF 3.687 BF 5.058 BF 4.678 BF 2.785 BF
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Tabel 2: centrumsteden, gewone uitgaven van de codes 767 en 789, in frank per inwoner en in procent t.o.v. de totale uitgaven (1997).65 Gemeente
Oostende Mechelen Aalst Genk Roeselare Leuven Hasselt Sint-Niklaas Turnhout Brugge Kortrijk Gemiddelde
Art 767
54.094.306 70.335.062 75.793.401 54.361.103 45.608.670 108.373.475 40.557.268 74.735.439 54.682.638 147.654.526
Art 789
Totaal
inwoners
337.336.886 391.431.192 68.641 370.241.161 440.576.223 75.288 311.943.529 387.736.930 76.200 296.481.544 350.842.647 62.399 243.688.563 289.297.233 53.821 532.008.547 640.382.022 87.789 436.592.826 477.150.094 67.475 382.336.803 457.072.242 68.050 261.412.981 316.095.619 38.464 940.168.984 1.087.823.51 115.815 0 97.683.565 535.715.319 633.398.975 76.454 74.898.140 422.538.831 497.436.972 71.854
in frank /
totale uitgaven % v. totale
inwoner
eigen dienstjaar
uitgaven
5.703 5.852 5.088 5.623 5.375 7.295 7.072 6.717 8.218 9.393
3.696.780.539 3.838.371.166 3.030.206.433 2.364.048.007 1.765.796.441 3.782.767.874 2.765.399.085 2.576.904.489 1.624.361.481 5.294.519.070
10,59% 11,48% 12,80% 14,84% 16,38% 16,93% 17,25% 17,74% 19,46% 20,55%
8.285 2.758.833.123 22,96% 6.923 3.045.276.155 16,33%
Uit deze tabellen kunnen we afleiden dat Brugge vrij behoorlijke financiële inspanningen levert. De stad besteedt 11% van de stedelijke financiën aan cultuur (sensu stricto) . Het gemiddelde van de Vlaamse centrumsteden bedraagt 7,3%. Als we het totaal van codes 789 en 767 in ogenschouw nemen, zien we dat het gemiddelde 16,33% bedraagt, voor Brugge is dat 20,55%. Beide tabellen geven eenzelfde tendens aan. Let wel, Gent en Antwerpen ontbreken in deze tabellen. Uit andere studies66 weten we dat zij (procentueel, en in frank per inwoner) iets lagere uitgaven voor cultuur hebben dan Kortrijk, Leuven, Hasselt en Brugge. Uitgaven volgens kostensoort Hieronder gaan we verder met de ‘culturele’ uitgaven (sensu stricto). De personeelskosten nemen het hoogste percentage van de kosten in, nl. 56% van de totale culturele uitgaven. De schulduitgaven (aflossingen en interesten op eerder aangegane leningen) vertegenwoordigen 24,1%, de werkingskosten 18%, de overdrachten (subsidies) 1,9%.
65
Deze exacte cijfers van de rekening hebben in tegenstelling tot de voorgaande tabel betrekking op de totalen van de uitgaven van de eindtabelcodes 789 (Jeugd, Volksontwikkeling, Kunst) en 767 (Openbaar Bibliiotheekwerk), dus niet strictu sensu ‘culturele uitgaven’, maar ook uitgaven voor groen, jeugdwerk, sport, toerisme … De beperking tot de strikt ‘culturele’ posten is slechts mogelijk na diepgaande analyse die manueel moet gebeuren. Dit kon binnen de huidige opdracht niet gebeuren. 66 SERV e.a.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
79
Uitgaven volgens kostensoort in 1997 schuld 24,1%
overdrachten 1,9%
personeel 56,0%
werkingskosten 18,0%
Als we deze ‘kostensoorten’ per stedelijke culturele sector bekijken, bemerken we grote verschillen. Tabel 3: gewone uitgaven 1997 voor cultuur Gewone uitgaven
762
Dienst voor Cultuur
771-774-775 Musea, tentoonstellingen, beeldende
Personeel Werkingskosten
Overdrachten
Schuld
49,9% 68,5%
8,3% 19,8%
8,4% 1,8%
33,4% 9,9%
41,5% 34,4% 84,3% 61,5% 56,0%
45,5% 2,0% 6,8% 18,2% 18,0%
2,8% 0,0% 0,2% 0,0% 1,9%
10,2% 63,6% 8,8% 20,2% 24,1%
kunsten
772 773 778 767
Schouwburgen e.d. Beschermde gebouwen (1) Archief Openbare bibliotheken
De personeelskost is het grootst bij de musea (68%) en het archief (84%), en het laagst bij de sector monumentenzorg (34%) en het Cultuurcentrum (41%). Het omgekeerde doet zich voor bij de werkingskosten (verwarming, verlichting, maar ook programmeringskosten en administratie). Die zijn het hoogst bij het Cultuurcentrum (45%). Verder valt op dat de aflossing van schuld (en interesten) zeer hoog is bij monumentenzorg (63,6%) en laag bij de musea (9,9%). Het betreft vooral aflossingen van leningen voor infrastructuur. Subsidies De overdrachten bedragen in totaal 14,7 miljoen. Dit is 1,9% van de cultuurbegroting (sensu stricto). Subsidies worden meestal bij reglement gegeven. Verder zijn er een aantal nominatimsubsidies opgenomen (op naam vermeld in de begroting). De belangrijkste ‘genieters’ zijn De Derde Film/Drie Kontinenten (250.000), De Werf (550.000), Cactus (250.000), Exit (360.000), Vrienden Stedelijke Musea (3.000.000, promotie Memling Pourbus), het OCMW (2.500.000 terugbetaling van twee lonen voor OCMW-personeel dat meewerkte aan de tentoonstelling’Memling tot Pourbus’), Collegium Instrumentale Brugensis (250.000), het Ballet van Vlaanderen (200.000), Het Festival van Vlaanderen (1.250.000), Brugges Festival (550.000) en Musica Flandrica
80
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
(200.000). In de bijlagen zijn gedetailleerdere cijfers opgenomen, evenals een vergelijking met 1994. De professionele culturele organisaties van Brugge zijn gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (Podiumkunstendecreet, Muziekdecreet enz.) en ontvangen het grootste deel van hun middelen van dit overheidsniveau. Vergelijking met toerisme, jeugdwerk en kunstonderwijs Hierna volgen, ter vergelijking, de uitgaven en ontvangsten voor toerisme, jeugdwerk en kunstonderwijs. De deficits (de nettokosten ten laste van de stad Brugge) bedragen voor: - jeugdwerk: 25,6 miljoen - toerisme: 68,3 miljoen - kunstonderwijs: 36,3 miljoen In het kader van het jeugdwerkbeleidsplan ontvangt de stad Brugge een subsidie van 11 miljoen vanwege de Vlaamse Gemeenschap. Het kunstonderwijs bevat zowel het deeltijds (academie beeldende kunst en muziekconservatorium) als het voltijds kunstonderwijs. De loonkosten (154,3 miljoen) vallen voor het overgrote deel ten laste van de Vlaamse Gemeenschap, die ze onder de vorm van subsidies (140,4) terugbetaalt aan de stad Brugge. Als we de vergelijking maken met de culturele sectoren, stellen we vast dat het deficit van toerisme (68,3 miljoen) van dezelfde orde is als dat van de dienst voor Cultuur. Het totale deficit voor alle culturele sectoren bedraagt 503,9 miljoen.
6.2. De financiële mogelijkheden van Brugge a. De stadsfinanciën Is het ‘ambitieuze’ culturele project dat in dit rapport wordt geschetst, haalbaar voor Brugge? Los van de vraag of de politieke wil aanwezig is – ze doorkruist de haalbaarheid – moeten we er toch even bij stilstaan. We gaan in op vier markante aspecten. 1. Onder de huidige schepen van Financiën heeft de stad consequent de ‘Van den Broele’-norm aangehouden ofte de schuldenlast geplafonneerd. Met andere woorden: jaarlijks niet méér lenen dan er aan leningen werd afbetaald. Dat is een gezond uitgangspunt, dat vruchten afwerpt. 2. Nu komt er mogelijks budgettaire ruimte vrij voor prioritaire investeringen via leningen, dank zij een koppeling van de volgende elementen: - de dubbele Dexia-operatie67; - de daling van de negatieve gevolgen van de schuldherschikking van 1985 vanaf het jaar 2002 68; - andere mogelijkheden 69: de mogelijke Viseur-correctie; verkoop van Dexia-aandelen … 67
In de jaarrekening 1997 van de stad Brugge staat vermeld dat de cashflow van de stad is gestegen van 687 miljoen in 1995 tot bijna 1,3 miljard in 1997. “De krachtige groei van de cashflow heeft een uitzonderlijk karakter wegens de twee opeenvolgende opbrengsten uit de verkoop van Dexia-aandelen (…) Uiteraard laat deze hoge cashflow toe de stadsschuld te verminderen en veel meer te autofinancieren. Hetgeen overigens is gebeurd.” Er werd voor 297 miljoen leningen vervroegd afgelost en voor 191 miljoen nieuwe investeringen uit deze middelen geput zonder nieuwe leningen aan te gaan. In dezelfde jaarrekening lezen we ook: “De stadsschuld is in 1997 afgenomen met circa 610 miljoen frank. De belangrijke daling van de stadsschuld is te danken aan de dubbele Dexia-operatie, de zelffinanciering (…) en de vervroegde aflossing van leningen door middel van verkoopopbrengst van onroerende goederen.” De stad heeft ervoor geopteerd om de opbrengsten van de Dexia-aandelen van het Gemeentekrediet niet nog in de huidige legislatuur op te souperen, maar over verschillende jaren en bestuursperiodes te spreiden. Dat betekent dat er bijvoorbeeld voor de volgende legislatuur (2001-2006) toch respectievelijk 38, 37, 30, 26, 21 en 20 miljoen frank extra-ruimte komt, in totaal dus 172 miljoen. 68 Vanaf het jaar 2002 zullen de negatieve gevolgen van de schuldherschikking die in 1985 werd doorgevoerd duidelijk naar beneden gaan. In 2001 is het negatief gevolg van die schuldherschikking nog 102 miljoen frank, maar dan daalt dat bedrag naar 98, 80, 58, 44 en 41 miljoen frank, samen toch nog 423 miljoen. In de legislatuur die daarop volgt daalt dat al respectievelijk tot 34, 25, 19, 14, 7 en 1 miljoen, samen 100 miljoen frank.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
81
- de lage intreststand 70. 3. Er mag ook gewezen worden op het feit dat er binnen het beleid nog mogelijkheden bleken – ook in de afgelopen jaren – om prioriteiten te stellen en zaken te herschikken.
b. Het Gemeentefonds Brugge heeft een duidelijke pilootfunctie voor het toerisme en de cultuurspreiding en –conservering in West-Vlaanderen. Daarom zal dit rapport ook op dit niveau in de komende jaren belangrijke consequenties hebben. Meer zelfs: voor veel buitenlandse gasten vormt Brugge het gezicht van Vlaanderen naar buiten uit. Ook op Vlaams niveau moet er dus voldoende aandacht zijn om deze Europese of internationale ambitie waar te maken. Als we het over de Vlaamse kunststeden hebben, dan zijn Antwerpen, Gent en Brugge onmiskenbaar de boegbeelden. Maar de verdeling van de gelden van het Gemeentefonds voor die steden is wel erg ongelijk. Antwerpen met 453.000 inwoners kreeg in 1997 11,6 miljard frank, Gent met 225.000 inwoners kreeg 6,4 miljard en Brugge met 115.500 inwoners amper 1,5 miljard frank. De verdeling van de gelden van het Gemeentefonds is gebaseerd op een verdeelsleutel die in 1991ingevoerd werd. Bij die verdeling ging men ervan uit – en dat is correct – dat de grote steden meer moeten krijgen dan de kleinere gemeenten, omdat ze meer centrumfuncties vervullen. Men kwam dus eigenlijk tot drie categorieën, namelijk gemeenten met meer dan 150.000 inwoners, gemeenten met 50.000 tot 150.000 inwoners en gemeenten met minder dan 50.000 inwoners. In de eerste categorie – van gemeenten met meer dan 150.000 inwoners – hebben we in Vlaanderen alleen Gent en Antwerpen. Ze krijgen samen 42.9 % van het Gemeentefonds. In de tweede categorie – de gemeenten met 50.000 tot 150.000 inwoners Brugge, Kortrijk, Oostende, Leuven, Mechelen, Hasselt, Roeselare, Aalst, Sint-Niklaas en Genk. Zij krijgen samen 15.55 %. De gemeenten tussen 100.000 en 150.000 inwoners krijgen bijkomend 0,2%, in casu alleen Brugge. De derde categorie, de gemeenten met minder dan 50.000 inwoners, krijgen samen 41.35 %. In vergelijking met de andere goed uitgeruste regionale steden is de situatie van Brugge dus niet slecht, maar toch blijven er drie vragen: 1. Als men Brugge op het niveau van Antwerpen en Gent als boegbeeld van de Vlaamse kunststeden wil uitspelen, en als men iets wil doen aan het gezicht van Vlaanderen naar buiten uit, moet men daar dan ook op Vlaams niveau geen financiële consequenties uit trekken? Antwerpen krijgt 25.701 fr. per inwoner, Gent 28.410 fr. per inwoner en Brugge 12.761 fr. per inwoner. 2. Als men Brugge niet wil isoleren van de andere Vlaamse goed uitgeruste regionale steden die zich tot een stadsgewest ontwikkeld hebben, dan blijft de vraag of de Vlaamse steden met meer dan 50.000 inwoners wel voldoende krijgen in vergelijking met de twee grote 69
Een ambtenaar van Financiën berekende dat er door het systeem van manuele inningen een groot volume ‘openstaande rechten’ is opgebouwd. Dit zijn ingekohierde belastingsontvangsten die nog moeten worden doorgestort aan de gemeenten. Eind oktober 1998 bedroegen die rechten , voor alle gemeenten samen, 13,2 miljard frank. Voor Brugge is dat precies 286.807.985 frank. In normale omstandigheden zal Brugge daarvan in de loop van 1999 20% ontvangen, een bedrag dat normaal ook in begroting is voorzien. Gezien de inning steeds minder gebeurt volgens het manuele systeem zal dit volume openstaande rechten verder dalen tot het automatisch uitdooft. De cruciale vraag is of de Staat de openstaande rechten sneller zal betalen aan de gemeenten dan door deze automatische uitdoving. Er wordt ook steeds meer gepleit om de 3% administratiekosten die de Staat aanrekent, voor de vereffening van deze rechten te laten valllen. Wellicht zal dit Brugge een aanzienlijk bedrag niet-verwachte ontvangsten opleveren. Momenteel worden de precieze implicaties en eventuele regularisaties en modaliteiten onderzocht. Verder is het nog de vraag of er in de toekomst niet opnieuw Dexia-aandelen kunnen worden verkocht. Dit is momenteel niet toegelaten, maar er gaan steeds meer stemmen op die hiervoor pleiten. 70 Twintig jaar geleden moest men op een bepaald ogenblik tegen meer dan 13 procent lenen, actueel schommelt de rentevoet rond de 4%. Anderzijds trekt de economie opnieuw wat aan zodat men kan aannemen dat de stad zelfs met een ongewijzigde personenbelasting van 7 procent, toch elk jaar een beduidend hoger bedrag kan incasseren.
82
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
3.
Vlaamse steden Antwerpen en Gent. Is het bijvoorbeeld normaal dat Gent van het Gemeentefonds méér krijgt dan Brugge, Oostende, Kortrijk, Leuven, Mechelen en Hasselt samen? Moet er geen herijking komen van de regeling voor de gemeenten die tevens Vlaamse provinciehoofdsteden zijn? Als men dan toch voor de twee grote Vlaamse steden een apart statuut wou toekennen, dan is het niet normaal dat het kleinere Gent per inwoner méér krijgt dan het grotere Antwerpen Als Gent nu eens op hetzelfde niveau als Antwerpen zou genomen worden, dan leert een vlugge vermenigvuldiging (225.000 inwoners x 2.700 frank) dat Gent per jaar 607,5 miljoen frank minder zou krijgen.
Uit deze beperkte gegevens – die zeker nog een verder doorgedreven analyse behoeven – kunnen alvast enkele mogelijke opties voor een heroriëntering aangegeven worden: - een plafonnering van Gent op het Antwerpse niveau en een overheveling van het verschil naar Brugge als derde boegbeeld van de Vlaamse kunststeden, voor een specifiek programma dat de bovenlokale ambitie van Brugge moet ondersteunen; - een billijker verdeling voor de vijf Vlaamse provinciehoofdsteden die heel wat centrumfuncties te vervullen hebben: niet alleen Gent en Antwerpen, maar ook Brugge, Leuven en Hasselt.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
83
84
DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN
Deel III: Naar een duurzaam cultuurtoerisme “Sedertdien weet ik het diepe water dat in Brugge de stedelingen intra muros scheidt van die extra muros. Ik leer de diepe verdeeldheid kennen tussen het trotse, zwijgzame volkje dat zich geestdriftig kluistert aan zijn constructie van het grootse cultuurverleden, en de nauwelijks daarin geïnteresseerde buiten- en voorstedelingen die zich verschansen in vriendelijke villaatjes, kneuterige flatjes en tuttige tuintjes van de Brugse rand. Naar de stad gaat de randbewoner enkel als het moet. Brugge is er voor de echte stedelingen en, omdat er nu eenmaal verdiend moet worden, voor de toeristen. Gelukkig zijn die toeristen er, anders was Brugge onmogelijk provinciaal.” Fragment uit “Brugge is een constructie” van Frans Boenders
1. Theoretische beschouwing __________________________ Kan Brugge op zoek naar een duurzaam cultuurtoerisme? Dat is de centrale vraag die in dit hoofdstuk voorligt. Wie blijft er het hele weekend thuis zitten? Wie brengt zijn vakantie thuis door? Zijn gepensioneerden beroepstoeristen geworden? Kortom, we moeten er op uit, dingen beleven die de dagdagelijkse stress van onze schouders schudden. Toerisme gaat over het verkopen van dromen. De postmoderne toerist is op zoek naar bijzondere dingen, naar unieke ervaringen, naar authenticiteit. Cultuur maakt dan ook in toenemende mate deel uit van het toeristisch aanbod 71. Cultuurtoerisme verwijst in negen van de tien gevallen naar musea, monumenten, archeologische plekken, cultuurlandschappen, kortom naar de wereld van het culturele erfgoed. Het erfgoed is vanwege zijn grote toegankelijkheid ook makkelijk op te nemen in het programma van een dagje uit of een korte vakantie. Men kan er meestal dagelijks terecht en een reservering is meestal niet noodzakelijk, zoals voor een concert of een theatervoorstelling. Mensen trekken er in hun vrije tijd ook steeds vaker op uit om recreatieve attracties of culturele bezienswaardigheden te bezoeken. Zo blijkt uit onderzoek72 dat het concertbezoek tussen 1983 en 1994 is gestegen met maar liefst 169% en het museumbezoek met 42%. De relatie tussen cultuur en toerisme is niet voor de hand liggend en complex73. Er was altijd al een spanning tussen de culturele sector en de toeristische sector, en evenzeer tussen de wensen en behoeften van de verschillende bezoekerscategorieën. Deze zijn divers en gelaagd: van kunstminnaars tot dagjesmensen. Cultuur en toerisme zijn twee koningskinderen die uit zulke verschillende koninkrijken komen dat ze elkaar niet kunnen krijgen. Cultuur verwijt toerisme dat zij geen enkele affiniteit bezit met de inhoud van het terrein en er ook niets van begrijpt. Toerisme ziet cultuur als een afgesloten wereld die geen rekening wenst te houden met de specifieke vereisten van het toeristisch product. Er zijn cultuurverschillen en die zullen wel altijd blijven. Maar we geraken geen stap verder door het te blijven benadrukken. Om de kloof te overbruggen is het zinvol de verhouding tussen cultuur en toerisme anders te bekijken dan voorheen: cultuur en toerisme zijn geen twee tegengestelde polen, maar verhouden 71
Gebaseerd op: Cultuurtoerisme, het verkopen van dromen, Riet de Leeuw, Museumvisie 1998, 2. Cultuurstudie nr. 3, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1998. 73 Gebaseerd op: Cultuur en toerisme: strategische alliantie of monsterverbond?, W. J. Munsters, Recreatie en Toerisme, november 1996, p. 19 e.v. 72
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
85
zich als concentrische cirkels. De oppervlakte van de binnenste cirkel (de kern, het basiskapitaal) is cultuur. Daar rond bevindt zich een tweede cirkel. De oppervlakte tussen beide ringen is toerisme. Toerisme kan dan slechts kwalitatief evolueren als ook de kern (het cultuurproduct) van hoge kwaliteit is. Aantrekkelijkheid en toegankelijkheid betekenen in de praktijk: rekening houden met andere, bredere doelgroepen dan de gemiddelde museum- of monumentenbezoeker, daarin creatief zijn, zonder te ‘verdisneyen’; Cultuurtoerisme is dus enerzijds business, anderzijds biedt het een mogelijkheid om een ideaal te verwezenlijken. Het kan mensen niet alleen uit de dagelijkse stress halen, maar het kan ook diezelfde mens een spiegel voorhouden, ter beleving van en reflectie op het verleden en het heden. De synergetische noemer voor samenwerking tussen toerisme en cultuur is en blijft: vergroting van cultuurparticipatie. Het mag beklemtoond worden dat toerisme actief bijdraagt tot de democratisering van de kunst en cultuur. Nog nooit konden zoveel mensen zoveel culturele verworvenheden van de mensheid bezoeken en ervan genieten. In de literatuur worden verschillende facetten aangehaald. De meest geciteerde negatieve gevolgen van toeristisch bezoek zijn: - de materiële beschadiging van het culturele erfgoed door toeristen. Gelukkig is dit een probleem waar Brugge niet direct mee geconfronteerd wordt, ook al omdat de bewaking en de sociale controle afdoende zijn georganiseerd; - de verloedering van de historische omgeving door de fysieke aanwezigheid van een toeristenmassa; toeristen versperren de toegang tot woningen, gluren door de ramen, wandelen door privé-tuinen enz. - de commercialisering van de cultuur is een andere doorn in het oog van de critici van het cultuurtoerisme; de commerciële exploitatie van monumenten, musea, festivals en tradities door een afstemming van het aanbod op de wensen en behoeften van de toerist verlaagt cultuur tot handelswaar. Souvenirs bijvoorbeeld zijn in feite vercommercialiseerde (kunst)ambachtelijke producten waarvan de uitvoering aangepast is aan de smaak van de toeristische consument. Er zijn natuurlijk ook een aantal positieve gevolgen: - toerisme kan een belangrijke bijdrage leveren aan de instandhouding van het cultuurbezit. De conservering en uitbreiding van museumcollecties worden (deels) gefinancierd door de verkoop van tickets, boeken, souvenirs, enz. Door een toeristische functie te geven aan historische gebouwen verwerft men inkomsten die geïnvesteerd kunnen worden in restauratie en onderhoud; - toeristische belangstelling heeft ook geleid tot behoud en herleving van historische tradities en feesten; - de economische effecten. Om de kansen die cultuurtoerisme biedt te benutten en de bedreigingen tegen te gaan, kan men beleidsmaatregelen van uiteenlopende aard nemen. In sommige plaatsen in het buitenland wordt dit frequent gedaan. - Bescherming: via bestemmingsplannen en verkeersmaatregelen worden toeristenstromen beperkt of gekanaliseerd. - Spreiding: cultuur is een te kwetsbaar goed om hordes toeristen in een kort tijdsbestek te kunnen verwerken. Spreiding in tijd en/of in ruimte is een adequaat middel om bezoekersstromen te sturen. Dit kan door middel van instrumenten van product-technische en promotionele aard. Denk hierbij aan het limiteren van het aantal bezoekers dat tegelijk een museum binnen mag, of aan het afleiden van bezoekers naar andere ‘attracties’ die via promotie-instrumenten in de kijker worden gezet, of het tonen van replica’s in plaats van de authentieke kunstwerken (alleen als het echt niet anders kan), het gebruik van driedimensionale technieken (virtuele realiteit). Het uitzetten van alternatieve routes is een
86
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
ander middel: in historische steden concentreert de toeristische belangstelling zich op die stadsgezichten en attracties die als een ‘must’ worden ervaren terwijl minder bekende sites nauwelijks worden bezocht. Precies die laatste promotioneel in de aandacht brengen kan de druk op de andere bezienswaardigheden verlichten. - Voorlichting: toerisme biedt de uitgelezen kans om de culturele belangstelling van het grote publiek te stimuleren en daarmee het draagvlak voor het cultuurbehoud te vergroten. Zo is men in verschillende landen overgegaan tot de inrichting van (cultuurhistorische) bezoekerscentra. Ook het voorlichten van de toerist – voor hij of zij naar hun reisbestemming vertrekken – draagt sterk bij tot de kwaliteit van het bezoek. Toerisme doet ook schrijven en beschrijven en - ook in positieve zin - ontsluiten. Eenmaal de clichés voorbij kunnen kwalitatieve toeristische publicaties een belangrijke bijdrage leveren aan het toegankelijk worden. Cultuurtoerisme is dus niet nivellerend. Er kan dus een symbiose zijn tussen cultuur en toerisme, als zij steunt op de beginselen van een duurzaam toerisme. Het komt er op aan te zoeken naar een evenwicht tussen de verschillende krachten in het spanningsveld. De doelstellingen van duurzaam cultuurtoerisme zijn: - minimaliseren van de aantasting van de cultuur; - optimaliseren van de belevingswaarde voor de toeristen; - optimaliseren van het lange termijnrendement voor het toeristisch bedrijfsleven. Het realiseren van deze strategische doelstellingen betekent dat de belangen van alle betrokken partijen op de lange termijn zijn gewaarborgd. Vaak wordt duurzaam toerisme afgedaan als een utopie, maar het is bewezen dat het een haalbare kaart is. De eerste en de derde doelstelling behoeven geen commentaar. De tweede wel. De ‘belevingswaarde’ is m.i. nauw verbonden met het toekennen van een ‘betekenis’ of meerdere betekenissen. Theaterbezoek of het bijwonen van een concert is altijd een beleving voor de toeschouwer. Hij kent aan de voorstelling een betekenis toe, ondergaat een emotionele of intellectuele ervaring. Bij het bezoek aan een stad, een monument of een museum ligt dat al minder voor de hand. De stadsbezoeker kan de stad heel oppervlakkig beleven of ondergaan, maar hij kan die stad ook doorgronden of ten minste proberen te begrijpen en te beleven. Een stad - hetzelfde geldt voor een afzonderlijk monument - heeft trouwens vele betekenissen: er zijn naast de actuele betekenis ook de vele betekenissen van het verleden, bepaald door verschillende functies die de gebouwen hebben gehad. Een punt waar we moeten bij stilstaan is de problematiek van dagjestoerisme versus verblijfstoerisme. In de meeste discussies wordt kwalitatief cultuurtoerisme meestal gelijkgesteld met verblijfstoerisme, oppervlakkig toerisme met dagtoerisme. Dat is een foute denkwijze. Zowel dag- als verblijfstoerisme kunnen immers bijzonder oppervlakkig zijn. Daartegenover staat dat de dagjestoerist die 40 km ver woont en speciaal naar Brugge komt om musea te bezoeken, bezwaarlijk als oppervlakkige toerist kan worden afgeschilderd. Het bevorderen van het verblijfstoerisme dient voornamelijk een economisch doel. Verblijfstoeristen hebben in principe wel de mogelijkheid om de stad diepgaander te leren kennen en een meer cultureel gericht bezoek te ondernemen. In dit opzicht is een pleidooi voor sociaal toerisme, of voor het logeren bij gastgezinnen evenzeer op zijn plaats. De bezettingsgraad van de Brugse hotels is nu al zeer hoog – wat de logiesprijzen in de hoogte duwt – zodat sociale vormen van toerisme in de verdrukking dreigen te geraken. De bestaande en vooral op jongeren gerichte verblijfsmogelijkheden hebben bewezen dat hier groeimogelijkheden aanwezig zijn. De Nederlandse overheid schetste vorig jaar in de nota ‘Recreatieschets 2020’ vier scenario’s voor de toekomst. In twee van deze scenario’s – het consumptiescenario en het werkscenario – speelt cultuur nauwelijks een rol, in tegenstelling tot o.a. pretparken en stranden. In de twee andere
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
87
scenario’s, het brave en het spirituele scenario, heeft cultuur wel een plaats. Het brave scenario heeft veel aandacht voor bescherming van erfgoed, natuurgebieden e.d. Het spirituele scenario biedt ruimte voor creativiteit. Hier ligt de nadruk op authenticiteit, natuurlijkheid en cultuurhistorie. Hier is belevingswaarde een zeer belangrijk begrip. Dit scenario sluit goed aan op het scenario ‘levende en levendige cultuurstad’ dat we eerder zelf schetsten.
88
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
“De hotelverantwoordelijke die nieuwsgierig informeerde naar het doel van mijn aanwezigheid praatte zijn neus voorbij, door me de conclusie van een aantal voorgangers mee te delen: Brugge is kitsch. Dit illustreert goed de definitie die ik ook heb van kitsch. Voor mij is kitsch niet de wansmaak, of de niet-kunst, maar het teveel van het goede. Brugge is te schoon. Of liever, er is teveel van hetzelfde soort schoonheid. Een gerecht dat te zoet is, lokt te veel vliegen aan. Zwermen toeristen worden geleid door een parapluutje om niet verloren te lopen en toch met duizend foto’s terug in Japan te geraken. In Brugge is er een schrijnend gebrek aan actuele kunst. De noeste pogingen van het Groeningemuseum om de moderne collectie uit te breiden, zijn uitzonderingen die de regel, ‘Ode aan het Oude’, enkel pijnlijk bevestigen. Er moet meer actualiteit naar Brugge geïmporteerd worden. De verzanding van het Zwin mag hier geen excuus zijn. ‘Brugge 2002’ kan dat oplossen. De handelaars hoeven niet bang te zijn, ook de hedendaagse kunst heeft ondertussen haar cultuurtoeristen.” Fragment uit “Via Ezels- of Hellepoort naar Brugge? Een cultuurtoeristische reflectie” van Willem Elias
2. Het geval Brugge___________________________________ Over het feitelijk profiel van de bezoekers van Brugge weten we nog te weinig, ook al zorgde het onderzoek van Paul Boerjan en het WES 74 naar de ‘omvang, karakteristieken en economisch belang van het dag- en verblijftoerisme in Brugge’ uit 1992 toch al voor verhelderende inzichten. Zo weten we nu dat sedert 1980 zowel het verblijfs- als het dagtoerisme in Brugge in omvang quasi verdubbeld is: van grosso modo 500.000 toeristen voor de vorming van Groot-Brugge in 1971 naar 1.6 miljoen in 1985 tot bijna 3 miljoen vandaag. Echter, van de 2.1 miljoen dagjestoeristen die in 1991 Brugge aandeden kwam ruim de helft – 1.118.000 in het tussenseizoen en toch ook nog 16.3 % ofte 354.000 tijdens de winterperiode. Dat springt minder in het oog dan de 702.400 dagjestoeristen die zich tijdens de maanden juli en augustus door het ei van Brugge moeten wringen. En het geeft tegelijk aan dat er ook voor een culturele programmering buiten het toeristisch topseizoen nog ruimte moet zijn. Nog relevante toeristische gegevens: de dagtoerist besteedt gemiddeld 1.004 frank, de verblijfstoerist meer dan 3.000 frank. De 540.000 verblijfstoeristen in Brugge waren in 1992 dan ook goed voor een omzet van meer dan 3 miljard, de meer dan 2 miljoen dagjestoeristen ‘slechts’ voor 2.2 miljard. Zes op tien frank gerealiseerde omzet in Brugge is afkomstig van individuele vakantiegangers – dus niet van groepsreizigers - terwijl 3 op de 10 bezoekers repeat-visitors zijn, die al eens in Brugge waren maar graag terugkomen. Op zich – en afzonderlijk beschouwd – zeggen deze gegevens misschien niet zoveel, maar samen genomen geven ze toch ook een stevige economische onderbouw en een maatschappelijk draagvlak voor een ambitieuze cultuurpolitiek in Brugge. We gaan even in op een onderzoek van Prof. M. Jansen-Verbeke 75 over Brugge. De resultaten van haar studie over Brugge zijn trouwens representatief voor vele historische steden waar de druk door het toerisme verhoogt en waar de noodzaak aanwezig is voor een beleid van ‘développement soutenable’. De kern van het toeristisch product bestaat volgens haar uit historische gebouwen, musea, pittoreske bestemmingen en een historische morfologie. Het ruimtelijk schema komt grotendeels overeen met de ruimte die de toeristen gebruiken. In die ruimte zien we het toerisme groeien via de inplanting van secundaire elementen van het toeristisch product: souvenirshops, restaurants en cafés, terrassen, hotels, parkeerplaatsen, winkelstraten. Daar moet nog aan worden toegevoegd dat de toeristen zeer manifest en zichtbaar de publieke ruimte bezetten: langs bewegwijzerde parcours, via circuits van koetsen, rondritten door minibussen, boottochtjes op de reien, allemaal toevoegingen aan het dagelijkse verkeer. In
74
Omvang, karakteristieken en economisch belang van het dag- en verblijftoerisme in Brugge, WES, 1992. Le tourisme culturel dans les villes historiques, Révitalisation urbaine et capacité de charge: le cas de Bruges, Myriam Jansen-Verbeke, in ‘Le tourisme et la Ville: expériences européennes’, Georges Cazes et Françoise Potier, L’Harmattan, 1998. 75
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
89
die ruimte – in Brugge de driehoek ’t Zand, Minnewater, Burg – is de saturatie op een kritiek niveau gekomen. Die evolutie hangt af van een combinatie van exogene en endogene factoren. De exogene factoren hebben de lokale autoriteiten niet in de hand: macro-economische tendensen, de grotere mobiliteit, de drang naar nieuwe reisbestemmingen, de groeiende concurrentie tussen de kunststeden op de markt van de korte vakanties. De endogene factoren kunnen door de lokale verantwoordelijken wel worden beïnvloed. Hun optreden hangt in grote mate af van de wijze waarop het toerisme als een probleem wordt ervaren en van de noodzaak van politieke interventies. De gecumuleerde effecten van de dagdagelijkse problemen – parkeerproblemen, wandelstroken die overbevolkt zijn, hoge prijzen in de detailhandel, het binnendringen van toeristen in het privédomein, een gevoel van overbevolking – leiden tot een zekere vijandigheid van de Brugse gemeenschap jegens het toerisme. De politiek is dan wel verplicht hier prioritaire aandacht aan te besteden en maatregelen te nemen, voor zover dat mogelijk is. Brugge houdt touringcars weg uit het centrum, heeft een circulatieplan ingevoerd dat autoverkeer door de binnenstad ontmoedigt, heeft een hotelstop ingevoerd, maar kan weinig doen aan de stijging van de prijzen van huizen, de toename van souvenirwinkels, kantwinkels en chocolaterieën, de toename van het aantal restaurants, de vraag naar tweede verblijven allemaal ten koste van het aantal woongelegenheden in de binnenstad. Natuurlijk is de houding jegens het toerisme niet bij iedereen en niet in dezelfde mate negatief. Het toerisme is vitaal voor de economie, en wordt ook beschouwd als een positieve bijdrage aan de ambiance van de stad. Die economische factor kan niet worden genegeerd. Heel wat mensen verdienen hun brood in de sector en het toerisme brengt ook heel wat zaad in het financiële bakje van de overheid. Dat wordt door iedereen erkend, maar staat onder druk door de dagelijkse ervaring van toeristische overdruk. Daarmee komen we tot de kern van het Brugs probleem: de spanning tussen het toerisme en de leefbaarheid van de binnenstad. Kan of mag Brugge evolueren naar een openluchtmuseum waarvan de toerist verwacht dat de inwoners een ‘rol’ spelen die past in het beeld van een middeleeuws Brugge, alsof ze deel uitmaken van een ‘toeristische scène’? Natuurlijk niet. Want los van de vraag of de stad daardoor nog meer toeristen zou aantrekken, zou tegelijk de authenticiteit van Brugge vernield worden. Een stad zonder bewoners is geen stad, maar een betekenisloze herinnering, een mythe die verwijst naar een geromantiseerd verleden. Een aantrekkelijke stad, is een stad waar geleefd wordt, een bruisende en levende stad. Immers, een stad kan maar een stad zijn als het in eerste instantie een plek is waar mensen leven, wonen, werken, slapen, eten, drinken, spelen en vrijen. Dat is essentieel om van ‘authenticiteit’ te kunnen spreken. Waarom zijn Gent en Brussel voor zo velen zo aantrekkelijk? Omdat het schone steden zijn met mooie musea, of omdat er leuke kroegen zijn in buurten die getuigen van een vergane glorie, omdat er een waaier aan culturen van over de hele wereld aanwezig is waar we even van kunnen proeven, omdat we er gelijkgestemden en vijanden ontmoeten? Het antwoord is eenvoudig: omdat er geleefd wordt in de stad. Brugge krijgt door de aard van het toerisme onvoldoende kansen om zich aan te passen aan de dynamiek van het postmoderne tijdperk. Daarom is er ook een ontstellend gebrek aan kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur, aan actuele kunst, aan straatcultuur, aan hedendaagse dans, aan hiphop en heavy metal … In Brugge zijn de grootste problemen niet de files, de prostitutie, de drugshandel en de straatcriminaliteit, maar wel het ‘gerikketik’ van paardenhoeven, de hinder veroorzaakt door hun uitwerpselen, de gezondheid van de zwanen, het nachtlawaai veroorzaakt door een zeldzame jeugdfuif. Natuurlijk lijkt deze frase op een parodie, maar de kerngedachte is juist. Brugge is een brave en veilige stad, maar niet echt de uitdagende stad van morgen. Het oppervlakkig en vluchtig toerisme dreigt de toekomst op het achterplan te drukken, en de stad te reduceren tot een versteende en geromantiseerde herinnering aan het verleden. Dat is het echte gevaar voor Brugge: een schijnbare groei door een toename van de toeristen, maar parallel
90
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
een neergang op vele andere terreinen. Brugge mag niet opnieuw ‘Bruges-la-morte’ worden, al zal de betekenis er één zijn van een dode stad, ondanks het feit dat zij overvol is.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
91
3. Toerisme en leefbaarheid ____________________________ Brugge is geprangd tussen leefbaarheid en toeristische ontwikkeling. We hebben het over twee uitersten op een continuüm: leefbaarheid als absolute prioriteit versus ‘musealisering’ als bedreiging. We weten overigens niet of het woord ‘musealisering’ een correct Nederlands woord is, maar we vinden er geen beter. De binnenstad wordt geconfronteerd met een fenomeen van ‘reductie’ van culturele kwaliteiten. Brugge levert een schitterend decor met prachtige gevels, een plek vol romantiek, gezellig en sfeervol. Dit kernproduct is voorwerp van een toeristisch-commerciële exploitatie. Het levert publiek dat koopt, eet en drinkt en slaapt en alles daartussen. Daartegenover staat de leefbaarheid van de stad voor de bewoners. Het is een cruciaal probleem. In de bloeiperiode van Brugge (van de dertiende tot de vijftiende eeuw) woonden er intra muros 40.000 tot 45.000 mensen 76. In 1980 waren dat er nog 23.500. Midden de jaren zeventig probeerde een voor Vlaanderen grensverleggend structuurplan de tendens om te buigen. Maar de neerwaartse spiraal is sindsdien nog verder naar beneden gegaan. Vandaag telt de Brugse binnenstad 20.278 bewoners. De dalende trend zet zich door met zowat 100 eenheden per jaar. Maar, het aantal bewoonde adressen daalt niet verder. Dat heeft dan weer te maken met maatschappelijke en demografische evoluties: denataliteit, meer eenpersoonsgezinnen, vergrijzingen etc. De 20.000 inwoners staan tegenover 3 miljoen toeristen per jaar, tegen 800.000 hotelovernachtingen. Maar, het toerisme is een fundamentele pijler van de Brugse stedelijke economie. Het toerisme staat voor 3% van de Brugse tewerkstelling, uiteraard te vermeerderen met de indirecte tewerkstelling. Samen is dit om en bij de 6.200 personen. Brugge heeft gekozen voor een toeristisch concentratiemodel, overigens een organisch gegroeide situatie. Dit werd enkele jaren geleden middels een synthesenota 77 bij het structuurplan Brugge nog bevestigd. In dit model maakt de dagjestoerist enkel kennis met een relatief klein deel van de binnenstad, met name de driehoek Minnewater - ‘t Zand - Markt. Dit is de harde toeristische kernzone, bestaande uit de cultuur- en kijkas tussen Begijnhof, Dijver, Markt en Burg. Daarnaast is er het centraal shoppinggebied tussen Smedenpoort, ‘t Zand en Markt. In het concentratiemodel worden parameters aangegeven waarbinnen nog enkel toeristische voorzieningen kunnen ingeplant worden. Buiten deze zone wordt de toeristische infrastructuur afgeremd. Die keuze voor het concentratiemodel heeft als consequentie dat de totale capaciteit voor het opvangen en begeleiden van toeristen vrij klein is, waardoor de druk op bepaalde delen van de stad en de bezienswaardigheden groot, vaak te groot wordt. Men leert Brugge niet ‘echt’ kennen maar alleen een aantal historische bezienswaardigheden hierbinnen. In piekperiodes is de capaciteit te beperkt waardoor er een zodanige drukte (en hierdoor irritatie) ontstaat die afbreuk doet aan de beleving van de stad. In deze driehoek wonen nog zeer weinig mensen. Een alternatief spreidingsmodel houdt echter nog grotere risico’s in: wildgroei van horeca en hotels, het gevaar van een te grote toeristische druk op monofunctionele woonbuurten, waardoor de buurtbewoners zich bedreigd voelen in hun woonmilieu. Wellicht is het concentratiemodel de beste keuze, maar het is een ongenuanceerde keuze. Het is een eenzijdige benadering van de ruimte, de oppervlakte. Het schenkt onvoldoende aandacht aan culturele inhouden, het zegt weinig over de gedragspatronen en interessesferen van bezoekers en toeristen, over een mogelijke bijsturing van het toeristisch product ‘Brugge’. Deze benadering heeft het in haar taalgebruik over de ‘kijkas’ en over de ‘dagtoerist’. Helaas wordt het toerisme vooral bekeken als een commercieel gegeven, niet als een cultureel gegeven.
76 77
92
Brugge, een verhaal van 2000 jaar, Noël Geirnaert en Ludo Vandamme, 1996 Stad Brugge, Ruimtelijk Structuurplan, Synthesenota, Groep Planning, mei 1996
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
We lazen in het Delphi-onderzoek meerdere keren de termen ‘ont-eigening’ en ‘ver-vreemding’. Een verdergaande ontsluiting van het Brugs erfgoed zou alleen maar leiden tot het binnenhalen van nog meer toeristen in de stad en in de afzonderlijke monumenten in het bijzonder. De Brugse monumenten zouden dan onteigend worden door vreemdelingen, vervreemd van de Brugse bewoner, ingepikt door oppervlakkige bezoekers. Wij menen dat dit niet noodzakelijk zo is. Ik wil refereren naar de scenario’s die eerder in dit rapport zijn beschreven. In het derde scenario springen twee aandachtspunten eruit : ‘een eigentijdse omgang met het verleden’ en ‘een leefbare en levende stad’. De dreiging van een versteende stad – letterlijk en figuurlijk – kan slechts worden vermeden als Brugge eigentijds omgaat met haar verleden. Dit heeft repercussies op de omgang met monumenten, met de museale collecties, de tradities, de stadsinrichting, enz. Een eigentijdse omgang met het verleden brengt de waarde en de actuele betekenis van dat verleden tot uitdrukking, doet het verleden herleven maar geeft aan de monumenten (kerkelijke en burgerlijke gebouwen), pleinen en straten vaak een andere actuele betekenis en reikt gebruiksmogelijkheden aan. Eigentijdse omgang impliceert een andere omgang met een presentatie van museumcollecties, archieven e.d. Het reikt nieuwe uitdagingen aan voor stoeten, processies, e.d. Een eigentijdse omgang heeft betrekking op de middelen, de doelen, de organisatie… Dit staat helemaal niet in contrast met de leefbaarheid. Integendeel, er is een wisselwerking tussen de leefbaarheid en het cultuurbeleid, waar de eigentijdse omgang met het verleden een substantieel deel van is. Dit scenario benadrukt ook de ontsluiting van de monumenten en de conservering, herbestemming en ontsluiting van het kerkelijk erfgoed. Beide thema’s zijn in Brugge van een buitengewone orde. Er is reeds een begin gemaakt: tal van gebouwen zijn toegankelijk (talrijke hebben een openbare functie), er zijn tal van gidsen en wetenschappelijke publicaties, er is een bescheiden plaket aangebracht aan de beschermde gebouwen, er zijn plannen, folders, enz. Toch kunnen we niet spreken van een systematische aanpak. We willen nog even terugkeren op de waarde van het erfgoed. Brugge heeft een unieke collectie, die niet kan en mag verstopt worden. De cultuurgoederen ontsluiten voor iedere wereldburger is dan ook een maatschappelijke plicht van Brugge, elke burger heeft het recht op deze culturele verworvenheden en het is de verantwoordelijkheid van de Brugse overheid om dit recht in de praktijk vorm te geven. Omdat het Brugse cultureel erfgoed zo waardevol is, verdient het een betere ontsluiting. Het verhoogt meteen de kwaliteit van het toerisme, en verdiept de beleving door het publiek. Brugge kan de zorg om een leefbare stad en een toeristische stad zeker combineren. Die dubbele doelstelling waarmaken vereist een integraal beleid, het heeft repercussies op vele beleidsterreinen, maar vooral op dat van het toerismebeleid en het cultuurbeleid. Het toerisme moet dan evolueren van een oppervlakkig massatoerisme naar een cultuurtoerisme en het cultuurbeleid moet de (culturele) onderbouw leveren van dit toerisme.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
93
4. Een cultuurtoeristische ontwikkeling van Brugge ________ “Wanneer sluit dit museum hier, vragen de toeristen, en dan hebben ze het over de stad. De volgende ochtend vertrekken ze verder naar Parijs. Maar Brugge, dat grote monument, hebben ze gezien. Zijn cultuurtoeristen alleen maar consumenten van monumenten?” Fragment uit “Wat is dat toch met deze stad?” van Jan Van Alsenoy
4.1. Een gedefinieerde doelgroep: cultuurtoeristen In de vakliteratuur zijn er verschillende typologieën uitgewerkt. Grosso modo kan je de cultuurtoerist in drie groepen onderscheiden: - De gemotiveerde cultuurtoerist: hij of zij selecteert een vakantie in functie van specifieke interesses en van het culturele aanbod en de culturele faciliteiten in een stad. Hijj is gemotiveerd om bij te leren. Hij spendeert verschillende dagen in een stad of regio, goed voorbereid; - De geïnspireerde cultuurtoerist: speciale culturele thema’s trekken deze groep aan. Hij bezoekt bekende plaatsen, grote tentoonstellingen en festivals, blijft niet lang op één plaats, trekt rond en pikt allerlei ervaringen mee in vele plaatsen; in deze groep kunnen we een groot deel van de bezoekers aan Brugge situeren; - De occasionele cultuurtoerist: terwijl hij aan zee verblijft, pikt hij een uitstap naar Brugge mee, bezoekt een museum, een kerk of een monument, vooral als een welkome afwisseling in het vakantieprogramma. Dit is een groeiende groep. De bezoekers uit de eerste twee categorieën zijn voor het overgrote deel ‘verblijfstoeristen’. Ze logeren in de stad en spenderen er een aanzienlijk bedrag. Er is dus een sterk causaal verband tussen enerzijds het aantal ‘cultuurtoeristen’ en anderzijds de hoogte van de uitgaven (hotel, restaurant, tickets enz.). Ook jongeren kunnen tot de doelgroep worden gerekend, al zijn hun bestedingen lager. Het is omwille van een gebrek aan onderzoeksmateriaal niet duidelijk hoeveel procent van de huidige bezoekers78 tot deze categorieën van cultuurtoeristen kunnen worden gerekend. Deze groep bezoekers is hongerig naar cultuurbeleving, bezoekt musea en concerten, wandelt door minder bekende wijken enz. Ze bezoeken natuurlijk de ‘musts’ maar ze zwermen ook uit over de stad, zeker de repeat-visitors. Het grootste percentage van de huidige bezoekers zal niet in dit profiel passen. Zij komen naar Brugge met andere motieven: een gezellige wandeling, inkopen doen, sfeer opsnuiven enz. Zij spenderen er weinig geld, bezoeken geen culturele instellingen of monumenten. Ze blijven in de gouden driehoek, omdat er precies daar een concentratie is van datgene dat ze zoeken.
4.2. Het imago Cultuurtoeristen worden aangetrokken op basis van de informatie waar ze over beschikken. Het is daarom belangrijk dat de informatie (en het imago) van Brugge een precies beeld geeft van wat de stad te bieden heeft. Daarin kunnen er accenten worden gelegd. Momenteel is dat door de 78
Een van de pijnpunten is het feit dat bij het toerismebeleid en bij het ontwikkelen van projecten altijd zo aanbodgericht wordt gewerkt. Men heeft vaak geen idee wie de toerist eigenlijk is. En die bestaat natuurlijk ook niet. Hij is natuurlijk wel veeleisender en kritischer geworden: het is een moment-consument, die steeds vaker, steeds kortere vakanties neemt, die steeds meer variatie en steeds meer ervaringen zoekt, kortom een klant die een op maat gesneden toeristisch product zoekt en dat zelf wil samenstellen uit een gemakkelijk toegankelijk totaalpakket aan keuzemogelijkheden. Het is dus belangrijk vanuit de vraagzijde te werken als het erom gaat een product te laten aankomen. ‘Ken uw klant’ zou het motto moeten zijn. Dat wil niet zeggen: ‘U vraagt wij draaien’. Het betekent dat bij het ontwerpen van projecten rekening wordt gehouden met segmenten in de vraagketen: opgedeeld naar opleiding, inkomen, leeftijd, verblijf, herkomst, enz. Dat is wat ook in Brugge ontbreekt: welke toerist bezoekt er de stad, waarom, welk parcours volgt hij, welke verwachtingen heeft hij, hoe en waaraan besteedt hij de tijd enz… Dit kan ons veel leren, vooral in functie van een vernieuwd op cultuur gebaseerd toerismebeleid.
94
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
versnippering van het aantal brochures en folders helemaal niet meer helder. In ieder geval ligt er een sterke klemtoon op de toppers (Belfort, stadhuis e.d.), op het shoppingaanbod, de animatieen openluchtactiviteiten (Bloedprocessie, Reiefeesten, Klinkers …), aangevuld met attracties (Boudewijnpark, Seafront), de zee en het culturele aanbod (grote tentoonstellingen, musea …). Als Brugge een cultuurstad wil zijn en derhalve kiest voor het cultuurtoerisme, dient er nagedacht te worden over het centrale beeld. Dit kan geënt worden op volgende pijlers (bijvoorbeeld): - het totale cultuurhistorisch erfgoed: een gave binnenstad, niet alleen in de gouden driehoek, met architectuur uit vele periodes, archeologische vondsten, enz.; - het onroerend erfgoed, (de musea met centraal de Vlaamse Primitieven, maar ook andere musea, tentoonstellingen enz.); - het aanbod aan levende kunst en cultuur (concerten in diverse genres – naast klassieke muziek ook rock, jazz en wereldmuziek - op verschillende locaties, festivals, tentoonstellingen actuele kunst, dansvoorstellingen – een aantal van deze terreinen zijn nog niet volledig ontwikkeld en behoeven stimuli); - een stad van water: reien, de zee en de haven; - een gastronomische stad; - een sportstad. Dit geheel is krachtig en positief. Het cultuurtoeristisch profiel van Brugge kan dus gevarieerd en aantrekkelijk zijn. Ik meen dat cultuurtoerisme in Brugge meer moet betekenen dan cultuurhistorisch toerisme. Ook de omgeving van Brugge versterkt het kernproduct. De groene omgeving, bezaaid met interessante relicten uit het culturele verleden (kastelen, parken) en natuurgebieden, het Witte Dorp Lissewege, het onvermijdelijke ‘sun, sea and sand’, maar ook de nabijheid van interessante steden als Oostende, Sluis, Middelburg, Damme en zelfs Gent zijn extra - troeven bij de ontwikkeling van een cultuurtoerisme. De souvenirkant, vaak import uit het verre Oosten, ‘belgian chocolate’ en het shoppen horen daar niet in thuis. Een aantal imago-aantastende praktijken79 moeten worden aangepakt: misbruiken in de taxiwereld, in sommige restaurants en cafés (kwaliteit en woekerprijzen), de escalatie van kant-, chocolade- en ketenwinkels, de kwaliteit van sanitaire faciliteiten … Brugge moet aan permanente kwaliteitsbewaking doen. Dit aanpakken kan een sterk imago genereren: wat beloofd wordt, wordt ook aangeboden.
4.3. Effecten De keuze voor cultuurtoerisme kan een positieve invloed hebben op een kwaliteitsvolle ontwikkeling van commerciële nevenactiviteiten. De cultuurtoerist verkiest unieke, bijzondere en kwalitatieve cafés, restaurants en winkels, uitdagende galeries, unieke kunstambachtelijke producten. Dit zal dus automatisch effecten creëren naar de aard van de winkels, de restaurantjes, de galeries, de kunstambachten enz. Gezien die categorie van toeristen dit soort zaken verwacht, kan men verwachten dat creatieve middenstanders hier ook zullen op inspelen. We kunnen SLA’s (service level agreements) afsluiten met de middenstanders, rechtstreeks of via hun organisaties80. Dat resulteert ook in een kwalitatieve upgrading van de secundaire toeristische functies en in een krachtige beeldvorming. 79
Strategisch Marketing Plan voor het Brugs Verblijfstoerisme, Hotelsectie Horeca Brugge, 1 juni 1997 We kunnen deze SLA’s in 2002 visualiseren met een extern label. Er zou in 1999 of in 2000 kunnen gestart worden met een afsprakenronde en toetsingsbeurten zodat alle zaken die de controle doorstonden in 2002 een “Brugge 2002-label” krijgen. Het zal mediathieke aandacht krijgen en de toerist zal vanaf 2000 reeds de evolutie voelen. We kunnen dit aanvullen met een aanspreekpunt in een bezoekerscentrum voorzien waar de toerist met klachten en appreciaties terecht kan. Dergelijke actie komt het toerisme, de cultuur en de economie ten goede en vestigt – wanneer ze lukt – het imago van Brugge als klantvriendelijke en gastvrije stad! 80
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
95
De keuze voor het cultuurtoerisme zal natuurlijk niet betekenen dat de geveltoeristen zouden verdwijnen uit de stad. Dat is natuurlijk een illusie omdat hier ook externe marktmechanismen spelen. Maar door een integrale aanpak – kwalitatief cultuurtoerisme bevorderen en oppervlakkig toerisme ontmoedigen - kan er wel een verschuiving optreden. We moeten goed voor ogen houden dat dit een keuze is die pas op de lange termijn zichtbare effecten zal genereren. We moeten nog even stilstaan bij de problematiek van de ‘gouden driehoek’ of het eerder genoemde concentratiemodel. Je kan ook toeristische buurten hebben die aantrekkelijk zijn precies omdat ze ongeschonden en authentiek zijn, onder meer omdat er geen winkels en restaurants en cafés zijn die de toeristen tot doelgroep hebben. Om deze plekken gaaf te houden is er nood aan een doorgedreven en geïntegreerd stedelijk beleid, met inbreng van de urbanisten, ecologen, verantwoordelijken uit de culturele en de toeristische sector, waarbij we zowel de politieke verantwoordelijken als de ambtenaren bedoelen. Wijken als Sint-Anna en SintGillis hebben dit authentieke karakter en zijn precies daarom zeer aantrekkelijk voor gemotiveerde cultuurtoeristen.
Doodstil Tussen Sint-Anna en Jeruzalem is Brugge doodstil oker zonder stem achter gordijnen en gesloten deuren waar ik voorbijganger en vreemde ben. Anton Van Wilderode
4.4. Aandachtspunten Deze aandachtspunten vormen de concrete stapstenen van de evolutie naar cultuurtoerisme. Een eerste belangrijk subdoel is de versterking van het ‘onthaal’. Gezien het volume en de diversiteit van het erfgoed is een goed uitgebouwd stedelijk onthaal een absolute vereiste. Er is immers een sterk verband tussen de stad die zich als cultuurstad wil profileren – Bruges, par excellence – en het stedelijk onthaal. Stedelijk bezoekersonthaal81 is niet alleen een kwestie van middelen en voorzieningen. Het gaat veeleer om een omgangsvorm die voor de bezoeker in alle segmenten en onderdelen van de stad voelbaar is. In de hotelkamer, bij de toeristische dienst of in een cultureel huis of een monument. Gastvrij bezoekersonthaal gaat intrinsiek over culturele uitwisseling. De stad als gastvrouw laat de gast in alle vrijheid kennismaken met de stedelijke cultuur. Een goed stedelijk onthaal als vorm van gastvrijheid brengt de bezoekers op een coherente manier in contact met de identiteit, de cultuur en het erfgoed van Brugge. In de praktijk kan dit vele vormen aannemen: onder meer de gepaste informatie ter beschikking stellen van de bezoekers. Het onthaal versterken is een verantwoordelijkheid van vele actoren: niet alleen van de overheid maar ook van hotels, restaurants, winkels enz. ‘Gastvrijheid’ kan in dit pleidooi als een centraal begrip worden naar voor geschoven. Een gastvrije benadering geeft de bezoeker de (gast)vrijheid om tot eigen beleving en interpretatie te komen. Informatieverstrekking is een tweede belangrijk aandachtspunt. De huidige informatie gaat meestal niet veel verder dan een opsomming van musea, van de belangrijkste monumenten en enkele attracties (Boudewijnpark, haven en strand van Zeebrugge…). De waardering voor Brugge zou vergroten en de beleving kan verdiepen als de informatie in haar context en op een meer coherente wijze zou worden aangeboden, uiteraard in tal van talen… De Dienst Toerisme is vandaag het belangrijkste punt van bezoekersinformatie, maar beantwoordt nog niet aan de vereisten. We stellen dit met de nodige schroom. Wie een stad bezoekt maakt 81
Het geheim achter een open deur, Ivo Adriaenssens, Michiel Hendryckx, Jan Van Alsenoy, Ludion / Koning Boudewijnstichting, 1998, p.173
96
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
gebruik van stedelijke informatie: een stadsplattegrond, brochures, een gids enz.82 Voor de bezoekers is de informatie onontbeerlijk om zich in de stad te oriënteren, een programma samen te stellen, de weg te vinden of andere informatie over de stad te vinden. De documentatie is het communicatiemiddel bij uitstek van de toeristische dienst. Maar ook aanverwante organisaties, gidsenbeurzen, hotels en congresorganisatoren en anderen geven documentatie aan bezoekers. De informatie is meer dan een louter praktisch instrument. Ze roept ook een beeld op van de stad, is een spiegel, een visitekaartje van een stad, geeft uitdrukking aan een stedelijke identiteit. Ze kan verder reiken dan het aanbieden van de toeristische topics, door de stad te laten zien als historische bron, als kunstwerk, als eigentijdse bijdrage aan de levenskwaliteit, de eigenheid en verscheidenheid van verschillende stadsdelen … Een aantal van deze middelen zijn aanwezig, een aantal andere ontbreken. De toeristische dienst is het derde aandachtspunt. Op het vlak van ontsluiting van de stad kan nog veel gebeuren. Welke culturele activiteiten worden er gepresenteerd in de stad, welke informatie wordt aangeboden, hoe worden gidsen ingezet en opgeleid voor stadsbezoek, welke ruimte is er om groepen te ontvangen, kunnen er programma’s op maat worden gemaakt? Hoe presenteert Brugge zich in de folders? De toeristische dienst zal haar aanpak moeten bepalen op een werkterrein dat enerzijds een commercieel en anderzijds een cultureel perspectief veronderstelt. Het eerste perspectief verdient meer aandacht, maar mag het tweede niet verdringen. De oplossing is de oprichting van een dienst met een bredere opdracht, nl. een stedelijk bezoekerscentrum83 voor individuele bezoekers en groepen, waar het toerisme vanuit een breed perspectief van stadscultuur wordt benaderd. De brede opdracht ligt onder meer op de volgende terreinen: - bezoekers informeren over en interesseren en motiveren voor het cultureel erfgoed: de monumenten, de musea, de historische omgeving, de culturele manifestaties enz. - de bezoekers stimuleren tot het interpreteren van het culturele erfgoed; het zien en laten zien van waarden, betekenissen en verbanden die het culturele erfgoed draagt. Op deze wijze kan ook de belevingswaarde van de stad worden vergroot; - een bijdrage leveren tot het behoud en de waardering van de stad. De presentatie en het onthaal zijn dan ook uitermate belangrijk: een kleine permanente tentoonstelling die de stad voorstelt, een staalkaart van de publicaties, centrale ticketing voor alle voorstellingen en manifestaties en alle hotels, een lokaal om groepen te ontvangen enz., dit alles in een zeer toegankelijke ruimte. De locatie van een bezoekerscentrum is buitengewoon belangrijk en bevindt zich het best aan de natuurlijke ‘ingang’ van de stad. Maar heeft Brugge wel één duidelijke ingang? Er zijn meerdere ingangen. Toch is de site tussen het station, de parking aan het station en de huidige busparking wel de meest gebruikte ingang van de stad. Dit moet wel goed aansluiten op het openbaar vervoer zodat er een vlot pendelsysteem naar het stadscentrum ontstaat. Misschien moet toch worden geopteerd voor een locatie in het centrum van de stad (binnen de gouden driehoek). Een mogelijkheid hiervoor zijn de 19 de eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan. Ze liggen binnen de gouden driehoek. Maar er zijn mogelijkheden die kunnen worden onderzocht zoals bijv. het concertgebouw, een locatie bij de parking aan het station … De ontsluiting van het cultureel erfgoed is in de Brugse context een prioritaire opdracht. Dit werd reeds behandeld in deel II. Samenwerking met de verantwoordelijken voor toerisme, cultuur en ruimtelijke ordening en stedenbouw is een conditio sine qua non om een integrale aanpak te verzekeren. De stedelijke dienst Monumentenzorg kan hierin een trekkersrol en een coördinerende taak opnemen naar kerkelijke instanties en private eigenaars om ontsluiting samen aan te pakken.
82 83
idem, p. 174 Het geheim achter een open deur, p. 175
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
97
Monumentale panden en huizen ‘ontsluiten’ is nauw verbonden met de (her)bestemming ervan. Dat geldt uiteraard vooral voor deze panden die in een toestand van verval geraken of die een onzekere toekomst hebben (industriële panden, sommige kerken en kloosters, schoolgebouwen,…) Een herbestemming en een ontsluitingsproject zijn in deze gevallen sterk gelinkt. Kan Brugge een congresstad zijn? Dat is in ieder geval de bedoeling van ‘Meeting in Brugge’, het samenwerkingsverband tussen de overheid en de private sector. Dit profiel is vandaag nog niet duidelijk. De profilering van Brugge als congresstad kan zeker met culturele elementen worden versterkt. Dit publiek is ‘s avonds een potentieel publiek voor culturele activiteiten. Voor de culturele en de toeristische sector is dit een ‘win-win-situatie’, tenminste als er wordt samengewerkt. Interessant zijn de congressen rond thema’s die aansluiten bij het cultureel profiel van Brugge. Ze zijn precies in Brugge op hun plaats. Dat is minder evident bij allerlei congressen die in elke andere stad kunnen plaatsvinden. Voor Brugge is de uitdaging unieke thema’s te zoeken. Enkele voorbeelden: monumentenzorg en architectuur, mobiliteit in een historische stad, geluidsversterking en akoestiek, de plaats van de zwakke weggebruiker, pedagogie, de medische sector enz. Een congres is tot op vandaag een economisch gegeven. Dat is geen probleem, voor zover deze congressen geen al te grote druk uitoefenen op de culturele infrastructuur. Precies daar knelt het schoentje. We bespreken dit probleem in een ander hoofdstuk.
98
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
5. Prioriteiten, middelen en randvoorwaarden _____________ Hieronder volgen de prioriteiten van de cultureel informateur. In de linkerkolom zijn de prioriteiten (inhoudelijk) opgenomen, in de rechterkolom de noodzakelijke middelen en randvoorwaarden om deze prioriteiten te realiseren. Onder de tabel worden de verschillende items toegelicht.
DOELSTELLINGEN 1. Uitdrukkelijke keuze maken voor een kwaliteitstoerisme i.p.v. een oppervlakkig massatoerisme. Hierbij een evenwicht nastreven met de doelstelling: de leefbaarheid van de binnenstad versterken. 2. Onder controle houden van de toeristische druk, vooral in de gouden driehoek (concentratiemodel) via het voeren van een beheersingsbeleid.
3.
Behoud van het authentieke karakter van de wijken buiten de gouden driehoek. 4. Versterking van het ‘onthaal’.
5.
Verbetering van de informatieverstrekking
6.
Bijstellen van het imago van Brugge
MIDDELEN EN RANDVOORWAARDEN Alle hieronder opgesomde middelen en randvoorwaarden.
Behoud van het concentratiemodel84: ° bepalen van parameters voor het aantal handelszaken (inzonderheid hotels, horeca, kant- en chocoladewinkels); ° idem voor zone buiten gouden driehoek, maar dan strenger; - spreiding in de tijd bevorderen; - de bestaande regelingen inzake touringcars, de parkeerregeling, de hotelstop behouden en er scherp op toezien; - in de gouden driehoek de leefbaarheid85 bevorderen: vooral de bewoning, en systematisch de binnenstad revaloriseren. De ontsluiting van andere wijken mag niet gepaard gaan met parasitaire toeristische effecten. - Oprichting van een dienst met een bredere opdracht, nl. een stedelijk bezoekerscentrum presentatie en het onthaal: een kleine permanente tentoonstelling, publicaties, centrale ticketing voor manifestaties en hotels, lokalen voor groepen; - Opleiding86 geven en instrumenten ontwikkelen voor beter onthaal in hotels, de toeristische dienst, culturele instellingen enz. - Stedelijke informatie87 (stadsplattegrond, brochures) efficiënter verspreiden. - De toeristische dienst: ° de ligging van de dienst Toerisme en de afdelingen: hier moet een denkoefening over gebeuren (afrit snelweg? Station? Zeebrugge? Lissewege (samen met de VVV)?); ° elektronische systemen installeren om ook na de openingsuren onthaal en dispatching te verzekeren; - een efficiënte organisatie van de dienst Toerisme (bijv. telefonische bereikbaarheid, mogelijkheid voor onthaalreservatie enz…) - Een klantvriendelijke verkeerssignalisatie in de stad. Bestaande publicaties en promotiemiddelen screenen op ‘beeldvorming’ van Brugge. -
84
Hotelpark aan de rand, met een pendelsysteem met bussen? Toerisme vraag ook op het gebied van lokale economie een doordachte integrale benadering. Teveel diensten en ondernemingen ontvluchten de binnenstad. Een vermenging van functies moet mogelijk blijven en vraagt o.a. een aangepast mobiliteitsbeleid. Bijv. selectieve toegang tot bepaalde parkings en straten voor bewoners, maar ook werknemers of leveranciers, kleinhandel gericht op wijkbewoners, kleine zelfstandige bedrijven bevorderen … 86 Vormings- en opleidingsmogelijkheden bieden om het kwaliteitsniveau van het onthaal en de serviceverlening te verhogen: 87 We kregen nogal wat voorstellen binnen, waaronder dit interessant voorstel: Aan de belangrijkste invalswegen een info-afrit maken. Een plaats met een mediakiosk (gecombineerde telefoon- en multimediacel) waar men allerlei nuttige informatie kan opvragen en printen of kan telefoneren naar een goed uitgeruste toeristische dienst (en geen bandje). Tevens een plaats waar een plan kan gekocht worden. Dit kan worden uitgebreid naar het Stationsplein, de parking station, de busparking, de haven, de plezierhaven … Op die manier kan shoppen, cultuur, administratie, parking, slapen … mooi aangeduid worden en kan de toerist zonder al te veel doelloos rondtoeren genieten in onze stad. Op die manier kan het voor de Bruggeling een leefbare stad zijn en blijven. 85
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
99
7.
Voeren van gerichte promotie voor Brugge
8. 9.
Ontsluiting van het cultureel erfgoed Versterking ‘Brugge congresstad’ 10. Kwaliteit van de gidsing permanent versterken.
11. Ontwikkeling van een strategisch plan. 12. Kwaliteitszorg toeristische actoren (aanpakken imago-aantastende praktijken).
13. Bevorderen van het sociaal toerisme voor jongeren en gezinnen.
De promotie voor Brugge bijwerken, zowel de gedrukte als de digitale, zowel op het inhoudelijke vlak als wat betreft de vormgeving. Ook een afstemming van materiaal en campagnes van alle toeristische promotoren. Doelbewust campagne voeren naar cultuurtoeristen i.p.v. oppervlakkige toeristen via specifieke kanalen. Zie ‘cultuur’. Infrastructuur en logistiek voor congressen verbeteren. - Professionalisering van de gidsenverenigingen en centrale huisvesting van de secretariaten. - Gidsing door uitbaters van rondvaartboten en koetsen verbeteren door de verplichting in te voeren van het volgen van een gidsenopleiding en de mogelijkheid onderzoeken van audioguiding (audiofoons). Oprichting van een werkgroep Toerisme met als taakstelling de opmaak van een plan. - Permanente kwaliteitsbewaking: kwaliteitsverbetering van een zaken in de horeca, winkelen enz., via toekenning van kwaliteitslabel (SLA) - Voorrang aan unieke, bijzondere en kwalitatieve cafés, restaurants en winkels, uitdagende galeries, unieke kunstambachtelijke producten Promotie voor verblijf in gastgezinnen en op jongeren gerichte mogelijkheden.
Brugge heeft een toerismeplan nodig, een plan waarvan de uitvoering zo snel mogelijk moet kunnen starten. Onderwerpen zijn: - de cultuurtoeristische marketing en promotie voor het projectjaar 2002. - de noodzakelijke cultuurtoeristische randvoorwaarden voor 2002 in het bijzonder en Brugge in het algemeen; bijv. onthaal, info en ticketing, signalisatie, visibiliteit, accommodatie … - onderzoek: ontsluiting bestaand materiaal, nieuw onderzoek voorafgaandelijk tijdens en achteraf - nieuwe bouwstenen en publieken voor Brugge vanuit cultuurtoeristisch oogpunt. Er zijn een aantal middelen waar we hier niet uitgebreid hoeven op terug te komen. Zo is het bezoekerscentrum reeds in het vorige hoofdstuk behandeld. Maar ook de inspanningen voor een versterking van de ‘cultuur’ in het algemeen (vooral de aandacht voor de levende cultuur) en de culturele infrastructuur in het bijzonder (cf. Deel II) zijn middelen die het cultuurtoerisme versterken. Het onthaal en de informatie zijn reeds gedeeltelijk behandeld. We kunnen nog wijzen op een aantal elementen: - de ligging van de dienst Toerisme en de afdelingen: hier moet een denkoefening over gebeuren (afrit snelweg? Station? Zeebrugge?) - een evaluatie van het bestaand publicitair drukwerk en de verspreiding ervan; - kunnen er elektronische systemen worden geïnstalleerd om ook na de openingsuren een zeker onthaal en dispatching te laten gebeuren? - een efficiënte organisatie van de dienst Toerisme (bijv. telefonische bereikbaarheid, mogelijkheid voor onthaalreservatie, enz…) - een klantvriendelijke verkeerssignalisatie in de stad. De promotie voor Brugge is nauw verbonden met het vorige. We menen te mogen zeggen dat de toeristische publicaties mogen worden geëvalueerd en bijgewerkt, zowel de gedrukte als de digitale, zowel op het inhoudelijke vlak als wat betreft de vormgeving. Ook een afstemming van het materiaal van de stedelijke dienst, Westtoerisme, Toerisme Vlaanderen … is aangewezen. Een doelbewuste campagne naar cultuurtoeristen i.p.v. oppervlakkige toeristen vereist specifieke kanalen. Daartoe 88 moeten gespecialiseerde tijdschriften en uitgeverijen worden bewerkt, kan de 88
100
Strategisch Marketing Plan, p. 18
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
dienst Toerisme best op die internationale vakbeurzen aanwezig zijn waar ook touroperators zijn die zich op die markt (o.a. city-trips) toespitsen, dient speciale aandacht te gaan naar de aanwezigheid in reisbrochures van transportmaatschappijen (luchtvaart, spoor, …) en gespecialiseerde reisgidsen (Michelin, AA, ANWB, enz.), kan worden gedacht aan het aanleggen van een centrale database per doelgroep om deze intensief te bewerken (vooral in functie van ‘repeat-bezoek’), het organiseren van studiereizen en vakpersreizen, enz. De gidsing is in Brugge een zeer belangrijk punt én een gevoelige kwestie. Er is een consensus over het feit dat de kwaliteit van de gidsing permanent moet worden versterkt. Het aanwezige potentieel van gidsen kan nog beter worden benut; de gidsen kunnen beter worden opgeleid en bijgeschoold (o.a. gerichte kennis over bepaalde materies en benaderingen vanuit andere invalshoeken). De overheid kan hierin een stimulerende rol spelen. Enkele versterkende elementen zijn: een actieve samenwerking tussen de twee gidsenverenigingen, een zekere mate van professionalisering van de gidsenverenigingen en de huisvesting van het secretariaat in hetzelfde gebouw als de toeristische dienst of het bezoekerscentrum. Om toeristische overdruk te vermijden is een spreiding in de tijd van bezoekers een belangrijk doel: meer toerisme in het zgn. laagseizoen, meer midweek-toerisme, meer repeat visitors en dus minder concentratie in het hoogseizoen en tijdens weekends. Het blijft zinvol het concentratiemodel aan te houden. In een samenhang van diverse maatregelen kan de druk op de gouden driehoek in beperkte mate worden verlicht. De ontsluiting van andere kwartieren mag niet gepaard gaan met parasitaire toeristische effecten (souvenirwinkels, tearooms enz.). De ‘rustige’ zones kunnen worden afgebakend om te vermijden dat er bijv. koetsen doorrijden. De bestaande regelingen i.v.m. touringcars, de parkeerregeling, de hotelstop (vanaf 1994) bewijzen elke dag hun nut. Tussen 1991 en 1995 steeg het aantal hotels van 98 naar 103, het aantal kamers van 2.250 naar 2.498 en het aantal bedden van 4.735 naar 6.075 (+23%). Op het vlak van congressen kunnen we nog enkele punten aanhalen. - er is een tekort aan een grote aula, ruimte voor commerciële standenbouw, simultaanvertalingscabines en –apparatuur, audiovisuele middelen, kleine vergaderruimtes … De nieuwe concertzaal kan deze tekorten in zekere mate opvangen. - De Hallen hebben een meervoudig gebruik : tentoonstellingen, banketten, congressen. De tentoonstellingen bemoeilijken de congresfunctie (incl. banketten). Er dient hier een keuze te worden gemaakt. Hoe dan ook moet er voor de verschillende functies een oplossing worden gevonden, zonodig in andere infrastructuren. - Het is zinvol een actief overleg uit te bouwen tussen de congres-, de toeristische en de culturele sector om de aangegeven knelpunten aan te pakken, o.a. de kalender, de planning van culturele manifestaties en congressen … - Congresgangers moeten flexibel kunnen reserveren bij wat hen interesseert : restaurant, film, theater, voetbal, concerten … Tot slot wil ik graag pleiten voor de oprichting van een werkgroep Toerisme die zich buigt over alle hierboven geschetste problematieken. Een grondige analyse, onderbouwd door onderzoeksmateriaal, kan leiden tot een aantal coherente maatregelen om de twee hoofddoelen waar te maken: Brugge profileren als een cultuurtoeristische stad en de leefbaarheid van de binnenstad versterken.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
101
102
DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME
DEEL IV: Krijtlijnen Brugge 2002 “Als Brugge 2002 echt innoverend, cultuurkritisch en origineel wil zijn, anders ook dan alle anderen, dan lijkt er mij maar één rigoureuze keuze mogelijk: zo weinig mogelijk topevenementen en spektakels organiseren. De stad schoon houden van schreeuwerige promotieborden, glossy folders en T-shirts voor Brugge Culturele Hoofdstad van Europa. De fun- en fastfoodbraderieën van de stadspleinen bannen, en de shoppingmuziek uit de winkelstraten. Kortom, het hele culturele santenkraam aan de reien laten voorbijgaan. Het beste wat Brugge in 2002 doen kan, is Brugge en zijn inwoners de genius loci, de ziel van de stad, teruggeven en dat is alleen mogelijk als de pressie van het cultureelindustriële complex gelicht wordt. Dat vraagt weliswaar weinig geld, maar des te meer moed, overtuigingskracht en lef.” Fragment uit “In Brugge ben je nooit (meer) alleen” van Leo de Haes.
“De stad is klein. Je kan het vergelijken met de oude kern van Wenen: alle belangrijke dingen liggen binnen een halfuur loopafstand. Je loopt als het ware van je tuin in je huis binnen en omgekeerd. De vesten, het Minnewater, de molens, daar ligt de tuin. En dan wandel je van de hallen in de kathedraal, Gruuthuuse , Onze-Lieve-Vrouw, SintJanshospitaal, Groeningemuseum … het één tegen het ander. Geen weidse perspectieven, die afstand scheppen en je klein maken. De straten en straatjes zijn smal, de bruggen bruggetjes. Het kanaaltje loopt onder je door met zijn overhangend groen. Rust geeft dat. Het is alsof de stad van jou is: alles is zo nabij. De gevels kan je aanraken, de torens staan naast je. Het museum is je eigen herenhuis met je persoonlijke binnentuin. De hele binnenstad is naar mensenmaat getekend. Er is geen hoogbouw, en de torens kunnen er dus hun oorspronkelijke functie dus nog uitoefenen: uittorenen. Geen gigantisme, ook niet in de openbare gebouwen, geen buitenmaat. Je wordt nergens overweldigd, je moet je gewone maat niet uitrekken. Brugge is een stad naar menselijke proportie. Daarom lijkt hij zo natuurlijk. Je hoeft geen enkele inspanning te doen om deze stad in je horizon zijn plaats te geven, er is geen rationeel aanpassingsproces nodig. Niemand hoeft je van Brugge te overtuigen: je bent ermee vertrouwd, al zag je het nooit.” Fragment uit “Brugge: Een biotoeristische badinerie” van Peter Schmidt
“Brugge wordt in 2002 een cultureel machtige stad. Het zal van de Brugse cultuurmakers en beleidsmensen afhangen wat ze met die macht aanvangen. De Bruggeling is conservatief, wordt er beweerd. Zal men klinkende Europese namen binnenhalen omwille van de veiligheid, of durft men jonge, vernieuwende, brutale cultuurmakers, die niet vinden dat elke artistieke uiting een daad van zingeving moet zijn, een kans te geven?” Dagboekuittreksels van Bob Van Laerhoven
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
103
1. Uitgangspunten89 __________________________________ 1.1. Stedelijke cultuur 1.1.1. Brugge, een stad door ‘cultuur’ gedreven Cultuur is een intrinsieke waarde (geen restfactor) van de samenleving, culturele verscheidenheid levert een creatieve meerwaarde. Het (her)ontdekken van cultuur als de vergeten (verwaarloosde) factor in de stedelijke en Europese ontwikkeling van de samenleving verwijst naar de vitale rol van cultuur als element van integratie. Dit vereist een ruime definitie van cultuur: cultuur gedefinieerd als een (dynamisch) veranderingsproces en niet als een (statisch) resultaat van diverse kunstvormen. Dit vergt ook een toetsing aan artistieke, maatschappelijke, economische en sociale maatstaven: de burger (i.e. de Bruggeling, de toevallige en / of doelgerichte bezoeker, de vluchtige en / of duurzame toerist, enz.) moet zich gegrepen voelen (‘verwondering’). Belangrijk voor de inhoudelijke ondersteuning is de versterking / ontwikkeling van bestaande en nieuwe (regionale, Europese en thematische) netwerken van steden. Daarin moet ook Brugge haar rol spelen. Wij situeren de toekomstige ontwikkeling van Brugge in een open cultureel perspectief. Dat kan wellicht gelden voor vele steden, maar des te meer voor Brugge. Brugge is ambitieus en wil een sprong voorwaarts maken, vertrekkende van een verscheiden benadering van cultuur. Brugge is altijd zo geweest: Brugge is het resultaat van eeuwenlange culturele invloeden, die aan de basis lagen van de evolutie die ingreep op het dagdagelijkse leven, op het wonen, de economie, de kunst (bijv. de schilderkunst) de toegepaste kunst (bouwkunst, kunstvoorwerpen, …), enz. De stad biedt de natuurlijke voedingsbodem voor een ontmoeting tussen verleden en toekomst, tussen theorie en praktijk (Frans Verleyen: “geen enkel natuurlijk milieu is zo goed voor de wetenschappelijke en artistieke avant-garde als een oude, op mensenmaat gebouwde historische stad aan de horizon”). Van oudsher zijn kunst en cultuur met de stad verbonden. De stad herbergt een grote concentratie van kunstenaars, geldschieters, publieke voorzieningen en cultuurbemiddelende organisaties. De stad - bedoeld is hier de stad als fysieke ruimte - fungeert als een ontmoetingsplaats voor deze groepen. Ze stoten elkaar af of trekken elkaar aan. Dit veroorzaakt een surplus aan culturele dynamiek, doet nieuwe initiatieven ontstaan, die op hun beurt nieuwe kunstenaars, geldschieters en publieksgroepen aantrekken. De culturele ontwikkeling van een stad is een zelfvernieuwend proces. Ook Brugge wordt gekenmerkt door de heterogeniteit van cultuuruitingen. Het is een biotoop waarin vele culturele bloemen kunnen gedijen en waar uit kruisbestuiving zelfs nieuwe species ontstaan. Brugge is de natuurlijke habitat voor de ‘verantwoordelijke’ burger en biedt de ruimtelijke context voor de ontwikkeling van de identiteit en zelfontwikkeling voor haar inwoner en bezoeker.
1.1.2. Civitas Europa Belangrijker dan de aan betekenis verliezende nationale staten en de soms opgefokte nieuwe regiogevoelens is de stedelijkheid en de onvervangbare rol hierin van de kleine en middelgrote Europese steden, die met hun fiere tradities, eeuwenoude geschiedenis en rijke cultuur wezenlijk bijgedragen hebben tot het gemeenschappelijk weefsel dat we nu Europa noemen. Het gaat om een gordel van oude steden, zelfstandig, actief, bewust en op hun vrijheden gesteld, die de kern vorm(d)en van het Europa van voor de vorming van de nationale staten en de industriële revolutie. Deze steden kunnen ook morgen - zeker in een veel flexibelere informatiemaatschappij 89
Deze tekst bevat geen titeltje ‘intimiteit’, het centrale thema in de publiekscampagne Brugge 2002 (najaar 1997). Intimiteit loopt als een rode draad doorheen deze krijtlijnen. Het begrip is positief ingevuld: een stad op mensenmaat, met culturele kwaliteiten die geconcentreerd voorkomen, een stad die zich bewust is van haar schaal en rol, maar tegelijk een open, kosmopolitische en gastvrije stad.
104
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
nog een interessant levenskader en een werkterrein aanbieden, een stad op maat van de mens, een plek waar het goed is om te wonen. Brugge is een kleine Europese stad die ook in de toekomst een betekenisvolle bijdrage kan leveren aan dit proces.
1.1.3. Een open identiteit Brugge kan haar Europese rol enkel waarmaken als het een stad is met een open identiteit. Maar, bestaat er zoiets als de Brugse, de Vlaamse en de Europese identiteit? Zijn dat afgescheiden identiteiten? Of zijn ze integendeel open en worden ze beïnvloed en bevrucht door andere culturen? Eenheid in verscheidenheid? Deze vragen mogen we niet uit de weg gaan. Ze raken de kern van de Europese integratie. Brugge onderhoudt reeds gedurende 20 eeuwen nauwe contacten met talrijke Europese steden en culturen. Brugge werd al die eeuwen beïnvloed door andere Europese culturen. Is niet precies hieruit de culturele rijkdom van Brugge voortgekomen? De Nederlandse staatssecretaris A. Nuis schreef in zijn beleidsnota ‘Pantser en ruggengraat’ (1995) “Wie culturele identiteit propageert als middel om het verschil te markeren tussen de eigen groep en de anderen kan gemakkelijk terechtkomen in een onvruchtbaar defensief. Cultuur verwordt dan tot een pantser tegen een als vijandig ervaren buitenwereld, waarachter men weliswaar veilig lijkt te schuilen, maar dat ook afsluit van de wereld en zo elke groei verhindert.” Onze minister Luc Martens citeerde deze frase op de Unesco-conferentie en voegde er aan toe: “Culturele vermogens moeten mensen geen pantser, maar integendeel een ruggengraat geven, van waaruit ze de dialoog en de confrontatie aankunnen.”
1.2. Schaalbewustzijn als maatstaf, een eigen rol op maat van ‘Brugge’ Brugge 2002 wil schaalbewustzijn hanteren als maatstaf: die projecten kiezen die bij de maat van de stad passen. We kiezen voor een ‘weinig-bijkomend-gewicht-veel-beweging-politiek’ met optimaal vernieuwend gebruik van het bestaande. We geven impulsen door de introductie van nieuwe invalshoeken, geen mokerslagen die veel geld vreten. Een bewuste omgang met de schaal grijpt zowel in op het artistieke als op het vormelijke vlak. Zo kan Brugge in het kader van 2002 tal van hoogkwalitatieve kleinschalige kunstuitingen promoveren, naast de onvermijdelijke blockbusters. Brugge is in de Europese context een kleine stad. De oppervlakte, het inwonersaantal en de openbare voorzieningen wijzen niet op een grootstad. Maar dat moet niet betekenen dat een kleine stad geen culturele hoofdstad van Europa kan zijn. Als e aan drie voorwaarden voldaan is: - een kwaliteitsniveau halen. Dat kan zonder megalomane maar juiste (op maat gestelde) ambities te koesteren. Deze moeten uiteraard elke vorm van provincialistische bekrompenheid overstijgen; - niet enkel potenties zoeken binnen de eigen muren, maar ook daarbuiten, in Vlaanderen en Europa; - een Europese stad zijn met een open geest in een open wereld.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
105
1.3. Stevige artistieke criteria Het 2002-project mag in het programma enkel activiteiten en manifestaties opnemen van hoge kwaliteit. Kwaliteit is een moeilijk te omschrijven begrip. En al is de discussie over kwaliteit niet eenvoudig, en wordt ze snel gekleurd door smaken en distinctiedrang, toch moet ze worden gevoerd. Geen middelmatigheid dus. Kwaliteit staat voor een hoog niveau, niet voor die kunst- of cultuuruiting die door het grootst mogelijke gedeelte van de bevolking als verstaanbaar en bevattelijk wordt gezien. Het omgekeerde is trouwens even waar: het is niet omdat het ‘moeilijk’ is, dat het goed is. Maar, we moeten wel de moeilijkheid van de codes, van de taal van de kunsten van vandaag erkennen, gewoon omdat kunst ‘voorlopig’ moeilijk te bevatten is, omdat ‘goede’ kunstenaars aan de imaginaire rand van onze cultuur opereren en deze bevragen. 2002 moet dan ook een aanleiding en een argument zijn om ook het bestaande culturele aanbod in Brugge een nieuwe kwalitatieve injectie te geven. Het jaar 2002 zal geen samenraapsel worden van activiteiten van ongelijke kwaliteit, geen Vlaamse kermis waarin ieders activiteit een plaatsje krijgt, geen ratatouille waarin de ingrediënten onherkenbaar zijn. Kwaliteit gaat boven kwantiteit. De laatste jaren is het concept ‘Culturele Hoofdstad van Europa’ teveel een ‘biggest-in-the-world-competitie’ geworden. Bovendien wordt veelal hetzelfde rondreizend circus van gevestigde artiesten, theatergroepen, enz. gevraagd. Brugge hoeft niet sowieso véél te doen. Natuurlijk moet de Europese Culturele Hoofdstad zich ook inschrijven in het hele verhaal van de actuele vragen op de Europese scène. Toch opteren we bij voorkeur voor jonge en nog niet bekende namen en voor het experiment (artistiek). Dat is interessanter dan het jaarlijks weerkerend circus. In elk geval mag het programma niet door toeristische belangen worden gedicteerd. Bijzondere aandacht gaat naar multidisciplinaire activiteiten en manifestaties die disciplines laten interageren, omdat ze verrijkend werken. Crossover-projecten zijn instrumenten die zeker een eigenheid aan het programma van 2002 kunnen geven en het eigentijds profiel van Brugge als hedendaagse cultuurstad naar de toekomst toe kunnen verstevigen.
1.4. Een sterk maatschappelijk draagvlak 1.4.1. Participatie bevorderen, een cultureel feest Brugge 2002 zal zich intens inspannen opdat zoveel mogelijk mensen deelnemen, uit brede lagen van de bevolking, ook zij die niet tot de courante cultuurparticipanten behoren. 2002 is geen zaak van en voor de happy few, maar voor elke cultuurliefhebber. Het cultureel feest moet zich richten naar brede lagen van de Brugse en de Europese bevolking 90. Een grote toegankelijkheid en een hoge kwaliteit zijn in principe geen tegengestelde doelstellingen. 90
Daar zijn goede redenen voor. We baseren ons hiervoor op Hans Blokland. Hij ontvouwt zeven redenen om cultuur te spreiden. Ik vat ze samen: 1. Er kan een relatie gelegd worden tussen cultuurspreiding en individuele vrijheid: wie in het bezit is van meer cultuur of beschaving, heeft doorgaans een grotere kans op een autonoom bestaan; omdat zij op de hoogte zijn van alternatieve ideeën, waarden, opvattingen, smaken en stijlen zijn ze eerder in staat reële keuzes in hun leven te maken. 2. Men kan een democratische of egalitaire drijfveer achter de cultuurspreiding onderscheiden: het gaat erom mensen die tot dusverre, als gevolg van hun sociale afkomst, nimmer in de gelegenheid zijn geweest om te genieten van de culturele verworvenheden van onze beschaving, hiertoe in de toekomst wel de mogelijkheid te bieden. 3. Er is een belangrijk verband tussen het kunnen deelnemen aan de cultuur en het kunnen participeren in de bestaande democratische structuren.
106
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
De activiteiten moeten toegankelijk zijn voor een breed publiek, zoveel als mogelijk toch. Uiteraard zullen er manifestaties zijn die slechts een specifieke groep geïnteresseerden aanspreken. Helaas zijn er vaak materiële en financiële drempels die participatie belemmeren. Die moeten beperkt blijven. Erger is het met culturele (mentale) drempels: deze moet men zoveel als mogelijk slechten via actieve bemiddeling: een heldere communicatie, het opzetten van rand- en educatieve activiteiten, enz. Er moet dus een instrumentarium91 worden ontwikkeld om de toegankelijkheid en de actieve participatie maximaal te bevorderen. 2002 moet een cultureel feest worden, het hele jaar lang. Het begrip ‘feest’ verwijst naar betrokkenheid, maar ook naar de toegankelijkheid van activiteiten en evenementen.
1.4.2. Een betekenisvol jaar voor de Bruggeling 2002 moet betekenisvol zijn voor de Bruggeling. De Brugse gemeenschap moet er in alle opzichten beter van worden. Dat slaat niet alleen op de activiteiten in 2002 zelf, maar ook en vooral op de effecten die zo’n jaar moet veroorzaken. De ontwikkeling van infrastructuren in de wijken, de betrokkenheid van bewoners bij de monumentenzorg en de archeologie, de versterking van het verenigingsleven enz. moeten een geïntegreerd onderdeel uitmaken van het 2002project. Ook de communicatie in de opbouwfase van 2002 (vanaf nu) t.a.v. de lokale bevolking is uitermate belangrijk. Daar zal veel zorg aan worden besteed. Ook het verenigingsleven kan hierin een grote rol spelen. Zij kunnen de bevolking actief informeren, zorgen voor omkaderende activiteiten en de toeleiding naar diverse programmaonderdelen mee helpen organiseren.
4. Cultuur is een ‘welfare good’: zij vormt een voorwaarde voor het kunnen realiseren van andere waarden. Autonomie op individueel en maatschappelijk niveau kan eerst worden bereikt wanneer men enigermate de bestaande cultuur in zich heeft opgenomen. 5. Indien de door de gemeenschap gedragen cultuur een noodzakelijke voorwaarde vormt voor individuele autonomie, dan heeft het individu er belang bij dat deze cultuur levend blijft. De kunsten kunnen zich slechts in dialoog met de samenleving ontwikkelen. Cultuurspreiding is gewenst om de dialoog tussen samenleving en kunstenwereld levend te houden. 6. Het spreiden van cultuur en het creëren van gelijke mogelijkheden voor iedereen om zijn talenten te ontplooien, heeft als waardevol bijproduct dat de maatschappij er als geheel voordeel bij heeft. 7. Tot slot is er een fundamentele, normatieve reden. Het zou inconsistent zijn om mensen enerzijds bepaalde rechten te verlenen, maar anderzijds indifferent te staan ten opzichte van de vraag of zij hiervan ook gebruik kunnen maken. Op cultuurpolitiek terrein is het dus inconsistent om te menen dat mensen de vrijheid bezitten om wel of niet naar theater, de concertzaal of de boekhandel te gaan, indien zij niet eerst vertrouwd zijn gemaakt met de in deze huizen aangeboden cultuur. We moeten een tweede vraag beantwoorden. Ze ligt voor de hand, maar weinigen staan er bij stil: moet de overheid een bijdrage leveren? En hoe kan er gestreefd worden naar een zo groot mogelijke participatie aan cultuur? Kunnen en moeten we deze opdracht niet overlaten aan de markt? De zeven uitgangspunten hierboven geven indirect reeds aan dat we die overheid wel degelijk een opdracht toebedelen. Er zijn drie elementen van belang : 1. De overheid draagt tot op zekere hoogte verantwoordelijkheid voor het welzijn van de burgers. Daar is cultuurparticipatie en -beleving een essentieel onderdeel van. 2. Is kunst (en cultuur) goed voor de mensen? Als we ervan uitgaan dat de samenleving belang heeft bij de productie en communicatie van nieuwe zienswijzen - kunst vernieuwt het waarnemingssysteem van wie ermee wordt geconfronteerd - door haar burgers, dan is de overheid ook verantwoordelijk voor de productie, distributie en receptie van kunst in de samenleving. 3. Mensen hebben recht op de ontwikkeling van een individueel kunstzinnig vermogen. 91 Hier zijn vele acties mogelijk: materiële drempels verlagen door gerichte informatie naar specifieke groepen (bijv. kansarmen); financiële drempels verlagen door cultuurcheques en een bewust beleid inzake toegangsprijzen (niet-stigmatiserende cultuurpremies of gratis abonnementen); psychologische drempels verlagen: geleide bezoeken aan concertzaal en schouwburg, kunstenaars zelf naar de doelgroep laten toestappen, specifieke projecten stimuleren die de deelname aan cultuur bevorderen; bemiddeling uitbouwen: voorbereiding, nabesprekingen (ook op vertrouwde locaties); participatie en media: toegankelijkheid bibliotheken vergroten, leesbevordering, initiatie in gebruik van nieuwe media, aangepaste computerkunde (via wijkcentra en bibliotheken), initiatie in beeldcultuur enz.; Vooral bij kansarmen moet de cultuurcreatie worden bevorderd: ateliers, kunstenaars die samenwerken met bewoners, met instellingsjongeren een kunstwerk maken, projecten met gevangenen en kunstenaars, asielzoekers betrekken, een peterschap creëren van kunstenaars (of koren, orkesten …) met scholen waar er een grote concentratie is van kinderen uit arme gezinnen enz.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
107
1.4.3. Jeugd actief betrekken Jeugd is belangrijk om vele redenen: onder meer als tegengewicht tegen het gevaar dat het oude Brugge een dode stad wordt en omdat jongeren (zeker kunstenaars) in Brugge hun stek moeten vinden. Dat is belangrijk voor een aantrekkelijk leefklimaat, anders trekken ze weg. Daarenboven stelt de jeugd de tradities in vraag. Ze zoekt nieuwe vormen van expressie, geeft nieuwe verbeelding aan hun leefomgeving en zijn gevoelig voor andere vormen en inhouden. Ze verrijkt de cultuur en stimuleren de verscheidenheid ervan. Brugge 2002 zal grote aandacht besteden aan de kinderen en de jongeren en hen nauw betrekken bij de vormgeving van het project. Ze moeten niet eenmalig, maar blijvend en provocerend worden opgeroepen om mee te doen, ook de niet-georganiseerde jeugd. De aanstelling van een jeugdintendant kan heel belangrijk zijn om de jeugdcultuur te geven waar ze recht op heeft. Een jeugdintendant is een persoon die alle activiteiten van het programma van 2002 vanuit het oogpunt van de jeugd in de gaten houdt, en bij de collega’s kan tussenkomen als hij of zij meent dat een programmaonderdeel moet worden bijgestuurd – voor zover dit kan - in functie van het jeugdig publiek. Het is de ook verantwoordelijke voor de activiteiten die zich specifiek op de jeugd richten. De jeugdintendant brengt door zijn rol een zekere spanning in het project. Hij is niet enkel verantwoordelijk voor een sector, maar snijdt (horizontaal) doorheen het hele project. Hij of zij omringt zich met werkgroepen en organisaties. Van hem of haar wordt verwacht dat hij aanspreekbaar92 is voor jongeren, die kan luisteren, evalueren, hen op weg kan helpen. Hij kan ook zelf met ideeën naar jongeren toe stappen. Van al wie betrokken is bij 2002 wordt luisterbereidheid en een open houding verwacht ten opzichte van de jeugd. Jongeren vragen bijzondere aandacht. De ervaring leert ons dat het niet werkt om hier en daar een jongere aan te spreken met de vraag om mee te werken. De initiatieven moeten van de jongeren zelf komen of mee door hen worden uitgewerkt. Ze zullen er nauw bij betrokken worden, niet alleen als toeschouwers, maar vooral vanuit hun creatieve vermogens. Met scholen kunnen er educatieve pakketten worden uitgewerkt die thema’s behandelen van 2002 of die een directe voorbereiding kunnen zijn op geplande manifestaties, tentoonstellingen enz…
1.4.4. Een cultureel project met een maatschappelijke dimensie93 2002 is een cultureel project. Maar een dergelijk project moet onvermijdelijk ook een maatschappelijke dimensie hebben. Cultuur is niet de slagroom op de taart, maar een essentieel onderdeel van een zorgende samenleving, een welzijnsgerichte samenleving. 2002 mag niet alleen een pronkstuk zijn, het mag een feest worden, maar niet oppervlakkig en evenmin enkel voor het prestige. Het moet zich maatschappelijk durven engageren. “Men crepeert van eenzaamheid en verveling vooraleer te creperen van de honger” en “Cultuur is geen luxe. Het behoort wezenlijk tot het menselijk leven. De culturele armoede is wellicht de zwaarste vorm van uitsluiting” staat te lezen in het Armoederapport. De kunst- en culturele wereld moet aandacht hebben voor maatschappelijke problemen als sociale achterstelling, desintegratie en armoede. Kunst en cultuur kunnen (mee) een hefboom zijn tot de oplossing van deze problemen, een bijdrage tot een leefbaardere stad.
92
Jongeren zijn niet georganiseerd binnen vaste structuren. Weliswaar zijn er verschillende subculturen, maar daar bestaan geen officiële vertegenwoordigers van. Daarom moeten jongeren zelf toenadering kunnen zoeken en hiervoor terecht kunnen op één bepaald punt. 93 “Eenieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan”. Universele verklaring voor de Rechten van de Mens, art. 27, 1948.
108
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
Brugge 2002 wil in het bijzonder aandacht schenken aan een aantal maatschappelijke groepen: vierde wereld, asielzoekers, gehandicapten … 94 2002 moet ook in samenwerking verlopen met de SIF-planning 2000-2002: cultuurparticipatie als hefboom tegen sociale uitsluiting.
1.5. Brugge als fond van het project 2002 Activiteiten en manifestaties in 2002 hebben Brugge als grondstof. Dat is een beperking, maar tevens een kracht. We durven Bruggeling zijn, durven een kleine Europese stad zijn, onze sterktes en beperkingen kennen en deze op een eerlijke, juiste manier uitdragen, deze gebruiken als bron van inspiratie en creativiteit. Dit uitgangspunt is echter ‘open’: - het programma zal worden opgebouwd op de bestaande fundering: potenties en kwaliteiten van Brugge, zowel de lokale als de internationale; - maar het wordt eveneens opgebouwd rond nieuwe culturele en artistieke ontwikkelingen die Brugge wil genereren; - en het wil veel nieuwe culturele en artistieke input veroorzaken, onder meer door het aantrekken van mensen en structuren. Brugge 2002 wil uiteraard een internationaal project zijn. Het zal artistieke producten aanbieden en creëren die toegankelijk zijn voor een internationaal publiek, zowel gemaakt door kunstenaars van eigen (Vlaamse) bodem als door buitenlandse artiesten. De kennismaking met en de confrontatie van cultuuruitingen uit vele cultuurgebieden is een verrijking voor alle betrokken culturen. Daarom moeten niet alle projecten sowieso een Brugs cachet of korset dragen.
1.6. Brugge 2002: een inktdruppel met vele spatten Brugge 2002 kiest voor een spreiding van de activiteiten, manifestaties en evenementen over een groot gebied. De Brugse binnenstad is de plek waar de inktdruppel neerkomt en openspat, maar omdat het een grote hoeveelheid inkt is, komen er spatten en uitlopers terecht buiten Brugge. Naast de Brugse rand wil Brugge 2002 samenwerken met vele andere steden en gemeenten in het Vlaamse land en de aangrenzende landen. Er kunnen activiteiten plaatsvinden in andere steden, in Kortrijk, Oostende, Gent of Antwerpen, in Damme of Veurne, … maar ook in Rijsel, Middelburg, Doornik, … Een voorkeurgebied is Zeeuws-Vlaanderen en het vroegere Vlaanderen (Henegouwen, Frankrijk). Als ze zich inschrijven in de krijtlijnen van 2002 en samen met Brugge geconcipieerd worden, worden ze opgenomen in het officiële programma. Dat is geen passief gebeuren, Brugge wil zelf stappen zetten om partnerschappen te ontwikkelen met tal van steden. We willen ook werken op de verbindende elementen tussen deze steden. Zij zijn directe aangrijpingspunten voor culturele projecten. Ten slotte willen we extra-aandacht besteden aan de kleine Europese steden. Overal in Europa zijn er steden die geen hoofdstad zijn en waar toch een boeiend en bloeiend cultuurleven 94
Bijzondere aandacht schenken aan problematiek van mensen met een handicap: veilig en continu voetgangerscircuit, locaties maximaal toegankelijk maken voor iedereen (ook rolstoelgebruikers), alle informatie auditief, tactiel en visueel toegankelijk maken. Zie verder ook op de vorige pagina.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
109
bestaat. Via inventarisatie en daaruit voortspruitende contacten willen we partnerschappen opbouwen die leiden tot een verrassend cultureel aanbod. Brugge is het focusgebied van 2002, maar wil dus evolueren in een interstedennetwerk, zoals dit ook het geval was in Stockholm, de Culturele Hoofdstad van 1998.
1.7. Een centrale plaats voor de nieuwe media In de programmering rond 2002 kunnen de stad en de organisatoren van het project gebruik maken om grenzen te verleggen op het gebied van nieuwe media of informatie- en communicatietechnologie. Dit houdt in dat Brugge in 2002 als eerste gebruik kan maken van deze technologieën op grote schaal. Het is bijvoorbeeld mogelijk om naast de reële projecten ook een virtueel project uit te werken dat via Internet wordt verspreid. Met de technologie kunnen we zorgen voor een directe verbinden met Salamanca, waardoor interactieve evenementen kunnen worden georganiseerd. De nieuwe media moeten dus een prominente plaats krijgen in de programmering van 2002, niet alleen of als hulpmiddel bij de communicatie, of via specifieke activiteiten of projecten, maar doorheen de verschillende onderdelen van het programma. Voorbeelden zijn er genoeg: een internationaal congres organiseren van digitale steden en regio’s, bepaalde evenementen simultaan laten beleven in Brugge en Salamanca (bijv. openingsen sluitingsplechtigheden en tussenliggende belangrijke momenten), permanent (gedurende het hele jaar) een on-line beeld van de Plaza Mayor van Salamanca tonen in Brugge en van de Grote Markt in Salamanca, via een aangepast multimediaplatform in Brugge een virtueel bezoek brengen aan tentoonstellingen, musea, happenings in Salamanca en omgekeerd, enz. Brugge 2002 kan allicht een alfabetiseringproject in nieuwe technologie zijn.
1.8. Blijvende effecten Het project 2002 is een stap in een evolutie, zij het een zeer belangrijke stap omdat die toelaat een versnelde ontwikkeling door te maken. Brugge 2002 zal een brede waaier aan activiteiten en manifestaties opzetten. De keuze van activiteiten zal mede gebaseerd worden op de keuzes die gemaakt zijn in het langetermijnproject voor Brugge. Op 1 januari 2003 mag Brugge niet in een zwart gat vallen. De grote inspanningen, gericht op het jaar 2002, moeten blijvende effecten hebben, effecten op het cultuurbeleid, de monumentenzorg, het openbaar domein, de architectuur, het toerisme e.a. Overblijvende gevolgen zien we vooral bij infrastructuur en voorzieningen, bij de hardware. We denken hierbij aan nieuwe en gerenoveerde culturele infrastructuur, heringerichte musea, gerestaureerde monumenten, een betere dienstverlening voor cultuurparticipanten, een kwaliteitsverhoging van de toeristische infrastructuur en het onthaal, enz. Naast langdurige nawerkingen bij de infrastructuur moeten we hopen op blijvende effecten op het organisatorisch en inhoudelijk vlak. In het kader van 2002 ontstane samenwerkingsverbanden kunnen hopelijk lang na 2002 blijven doorwerken. Inhouden blijven niet over, ze evolueren en veranderen. Maar er kan een nieuw klimaat worden gecreëerd waarbinnen veel nieuwe initiatieven ontstaan. 2002 moet een belangrijke trendsetter en ‘deuropener’ zijn.
110
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
Om de duurzame effecten te bewaken zal er tijdens de voorbereidingen van Brugge 2002 aan elke werkgroep, denktank of projectgroep iemand worden toegevoegd die speciaal in het oog houdt wat het post-2002-effect van de projecten, acties en investeringen is. Dit om er over te waken dat er na 2002 blijvende effecten zijn (hoewel niet élk project sowieso een blijvend effect moet hebben). Er zal ook minstens één medewerker van Brugge 2002 worden vrijgesteld die belast wordt met de zorg om de continuïteit en het programma van 2003. Vijf procent van het budget zal gereserveerd worden voor “het jaar nadien” om het stileffect te vermijden. Eenzelfde uitnodiging zal geformuleerd worden aan de diverse diensten en kabinetten.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
111
2. Methodische aspecten ______________________________ 2.1. Een open en grondige voorbereiding Het project 2002 moet dynamiek genereren in stad en streek en wervend zijn voor kunstenaars, organisatoren en het publiek. Daarom werd in de voorbereidingsfase gekozen voor een brede informatie- en gespreksronde, voor het debat en werd het woord gegeven aan de kunstenaar, de filosoof en de socioloog. Tegelijk werd wetenschappelijk nagegaan welke de sterktes en zwaktes zijn van het huidige Brugge, en gezocht naar het toekomstig cultureel profiel van Brugge. Dit werk is nooit af. Een open en grondige aanpak van het 2002-project blijft een essentiële bekommernis.
2.2. In dialoog: de Bruggeling als toetssteen Om het ambitieuze programma van 2002 een kwaliteitslabel toe te kennen, is het noodzakelijk het te toetsen bij de Brugse bevolking. Brugge 2002 wil op zoek gaan naar een methodologie om haar werking te toetsen bij de bevolking, om een positieve ingesteldheid op te bouwen en een lokaal draagvlak te ontwikkelen. Brugge 2002 wil de bevolking ook betrekken bij de voorbereiding en bij de uitwerking van de activiteiten: in werkgroepen, comités, vrijwilligersgroepen,… Brugge 2002 staat niet naast of boven de bevolking. Er zal werk worden gemaakt van een communicatie- en mobilisatieplan, niet alleen naar Europa toe, maat ook naar binnen toe (intern). Brugge 2002 moet populair worden gemaakt bij de Bruggelingen zelf. De sensibilisatie moet op verschillende niveaus, over verschillende manieren en op verschillende tijdstippen gebeuren.95
2.3. Eén globaal cultureel project Brugge 2002 wordt opgevat als één globaal cultureel project en niet als de optelsom van vele individuele projecten. Eén concept voor de programmering fungeert als basis, context, ruggengraat en inspiratiebron voor het uiteindelijke programma van Brugge 2002. Programmavoorstellen zullen telkens aan dit basisconcept worden getoetst. Er zal een onderscheid gemaakt worden tussen een kernprogramma en een randprogramma. Dit programma wordt ontwikkeld, gecoördineerd en gerealiseerd door een centraal projectsecretariaat dat fungeert onder leiding van de intendant en de algemeen coördinator. Uiteraard gebeurt de ontwikkeling van dit programma voornamelijk op basis van actieve contacten met de culturele sector in de ruimste zin van het woord. Brugge 2002 zal werken met een centraal budget voor o.a. de programmering en de realisatie daarvan. Momenteel kreeg het projectsecretariaat zowat 700 voorstellen binnen. Deze werden gerangschikt, maar er werden nog geen beslissingen genomen over welke projecten er al dan 95
We kregen nogal wat suggesties, bijv. de handelszaken betrekken om sfeer te maken (creatieve etalages i.h.k. van 2002, eindejaarsacties van 2001 in het teken stellen van 2002 …)
112
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
niet zullen worden gekozen. Dit werk zal pas starten zodra het artistiek team is samengesteld. De werkwijze zal de volgende zijn: - de thema’s waarrond Brugge 2002 zal werken, worden uitgepuurd en definitief vastgelegd; - er wordt geen openbare oproep gedaan om voorstellen voor het programma in te dienen; wel kunnen steeds nieuwe voorstellen worden ingediend. Een openbare oproep genereert ongetwijfeld nog tal van nieuwe voorstellen, maar het overgrote deel zal geweigerd moeten worden, zodat dat alleen leidt tot ontgoocheling bij honderden indieners; - de reeds ingediende voorstellen zullen gescreend worden op hun kwaliteit en haalbaarheid; zo nodig wordt bijkomende info gevraagd; in functie van selectie zullen er criteria worden ontwikkeld die gebaseerd zijn op de doelstellingen en de uitgangspunten die in dit rapport zijn opgenomen; - voorstellen die in de eerste selectieronde worden weerhouden zullen voorwerp zijn van overleg tussen het artistiek team van 2002 en de indieners; de bedoeling is het projectvoorstel te versterken en te verfijnen, de concrete uitvoerbaarheid te onderzoeken, de financiële en organisatorische aspecten te onderzoeken, verbanden te leggen met verwante voorstellen uit andere disciplines, enz. - ook het team van 2002 zal programma’s concipiëren, en (indien dat verrijkend kan zijn) in overleg met actoren die complementaire voorstellen hebben ingediend; - uit alle weerhouden voorstellen zal een eerste gedeelte van het programma worden bekendgemaakt, waarbij een evenwicht tussen de culturele sectoren en de thema’s wordt nagestreefd; - deze procedure wordt nog eens herhaald in 2000 en in 2001. Het onderscheid tussen kern- en randprogramma hangt nauw samen met de bovenstaande opties. In het kernprogramma komen deze programma’s, waarvan het artistiek team (onder de leiding van de intendant) meent dat deze het ‘hart’ vormen van Brugge 2002 (cf. criteria). Brugge 2002 zal de conceptie en uitwerking ervan van zeer nabij opvolgen en is verantwoordelijk voor de inhoudelijke, organisatorische en financiële aspecten. Er wordt gestreefd naar partnerships, coproductieafspraken enz. Het kernprogramma krijgt ook promotioneel de meeste aandacht. Bij het randprogramma is de bemoeienis of de inbreng van Brugge 2002 een stuk kleiner. En al worden ook deze programmaonderdelen geselecteerd door de intendant, de betrokkenheid en de inbreng (financieel, inhoudelijk, organisatorisch) van Brugge 2002 zal beperkter zijn. Promotioneel worden deze activiteiten ook letterlijk in de rand opgenomen. De verantwoordelijkheid berust dan ook bij de indiener. Tenslotte zullen een aantal andere activiteiten het ‘label’ van Brugge 2002 kunnen krijgen. Hier valt geen financiële of inhoudelijke inbreng te verwachten van Brugge 2002. Het betreft eerder reguliere activiteiten, die hun normale verloop zullen kennen in 2002 en omwille van de kwaliteit ook kunnen aangekondigd worden aan het 2002-publiek. Dat betekent dat ze in de kalenders mee worden opgenomen. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk activiteiten te laten ‘rijpen’ via denktanks of projectgroepen. Hiervoor zullen diverse culturele organisaties en deskundigen worden uitgenodigd.
2.4. Met veel ‘uitbesteed’ werk en samen met de actoren op het terrein De aanwezige culturele actoren zijn bevoorrechte partners om deelprojecten te realiseren: via samenwerkingsverbanden, opdrachten, enz. Dit gebeurt voor zover ze zich inschrijven in en meedenken over de krijtlijnen die door het project 2002 worden uitgezet.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
113
Er kunnen bestaande initiatieven worden ingeschakeld. Deze kunnen genieten van promotie, krijgen extra aandacht en kunnen de gelegenheid te baat nemen om een kwalitatieve groei door te maken. Er zullen heel wat programma – onderdelen worden ‘uitbesteed’: enerzijds zullen externe structuren (culturele instellingen, diensten, ondersteunende bureaus, …) een bepaald onderdeel kunnen realiseren, anderzijds zullen deelopdrachten worden gegeven aan personen buiten de personeelsploeg van 2002 (tentoonstellingsmakers, regisseurs, dirigenten, auteurs, enz.). De programmatoren van Brugge 2002 zullen hier een actieve coördinerende rol vervullen en dus nauw samenwerken met deze personen en structuren.
2.5. Een programma van 1999 tot 2003 Het jaar 2002 is uiteraard het focusjaar, maar het is wenselijk reeds de jaren vooraf een effectieve werking en een programma neer te zetten. Brugge 2002 dient onder meer een actieve rol te spelen in belangrijke evenementen en daar de ‘culturele poot’ van te verzorgen: bijv. Euro 2000, Elfdaagse Vlaanderen-Europa 2002, millenniumactiviteiten, enz…. Ook verschillende grote culturele initiatieven met een (groeiende) internationale uitstraling die nu reeds in Brugge aanwezig zijn (Brugges Festival, Cinema Novo, Cactusfestival, Klinkers, Overbruggen, Festival van Vlaanderen, …) kunnen betrokken worden door de mogelijkheid te onderzoeken een specifiek luik96 ‘Brugge 2002’ in de verschillende initiatieven te integreren in de periode 1999-2002. De programma’s vooraf geven een richting, zijn sfeerbepalend en moeten doen smaken naar meer, …
2.6. Eén of meer thema’s? Welke thema’s kunnen we hanteren voor het jaar 2002? Er kwamen meerdere reacties binnen waarin een oproep te lezen was om Brugge 2002 rond één centraal thema op te bouwen. De verschillende voorstellen zijn “geld”.97 (het thema is internationaal, het leeft en is controversieel of taboe), “samenleven”98, “de rol van een kleine stad in het Europa van de 21 ste eeuw: cultureel, economisch, sociaal, politiek”99, “de stad, een thuis?”100 Het Nieuwsblad (SVV) vroeg zich af of hier geen thema-avond voor de Volkshogeschool of Moritoen is weggelegd. Aan de keuze voor één thema zijn nogal wat gevaren verbonden: het kan leiden tot versmalling van het programma, waardoor duurzame effecten die het 2002-jaar wil bewerkstelligen in de schaduw komen te staan. Natuurlijk heeft Brugge 2002 nood aan een ondertitel. Eén thema aanhouden lijkt mij echter niet opportuun. De meeste culturele hoofdsteden deden dat evenmin.
96
Mogelijkheden zijn een label Brugge 2002, een factor Brugge 2002 in de programmatie, een informatieve aanwezigheid op de verschillende evenementen … 97 Alex Calmeyn schrijft hierover: “Wat raakt de mensen? Wat is hun culturele beleving van de tijd waarin zij leven? Hoe maak je enerzijds een democratisch project, dat anderzijds borg staat voor fijnproeverij bij de zgn. elite? Hoe stel je een project voor, dat in Brugge historisch verantwoord én toekomstgericht is? Het is kunst om met één woord een ganse filosofie te communiceren. Het woord is: “geld”. (…) Het woord is een eenduidig ‘communicatievehikel’ dat alle lagen van de bevolking, nationaal en internationaal kan beroeren. Het thema lééft en is controversieel, of taboe: het is dus echt cultureel.” 98 Chris Viaene 99 Fernand Traen (MBZ) 100 Prof. Guido De Brabandere
114
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
Het centrale thema van Antwerpen ’93 was ‘kunst’, Brussel 2000 hanteert ‘de stad’ als thema, maar dit zijn ruime en open sleutelwoorden die tal van subthema’s toelieten en toelaten. Het kan zinvol zijn een dergelijk ruim sleutelwoord als thema te hanteren voor Brugge 2002. Maar het blijft zeer belangrijk een gevarieerd programma te ontwikkelen. Met gevarieerd wordt bedoeld: in verschillende vormen en uitingen, handelend rond verschillende thema’s. Mogelijke thema’s kunnen we distilleren uit de doelstellingen uit deel II. We hernemen ze, lichtelijk herschikt. U leest drie hoofdthema’s, en telkens een aantal subthema’s. 1. Brugge, kruispunt van verleden en toekomst – Brugge, grootse intimiteit – stad van water, groen en steen – een plek om kunst te maken en innoverend te denken – eigentijdse omgang met mythes en tradities 2.
Brugge en de wereld – Brugge, een open stad – Brugge, een Europese stad – Brugge Hanzestad – Brugge en Salamanca – de Euro en de beurs
3.
Brugge, cultuurstad tussen toerisme en leefbaarheid – gastvrijheid – cultuur en toerisme – leefbare stad
2.7. Vzw-structuur en organisatie Dit is de structuur zoals beslist op de vergadering van de stuurgroep op 10 september ’98.
2.7.1. Brugge 2002: vzw-structuur en organisatie a. Vzw-structuur Voor de realisatie van het project Brugge 2002 werd reeds een vzw opgericht. Het is een tijdelijke vzw, die specifiek voor de realisatie van het cultuurjaar 2002 (incl. de jaren eraan voorafgaand én het jaar erna) wordt opgericht. Niettegenstaande zijn tijdelijk statuut, behoort het toch tot de opdracht van deze vzw om ook en vooral op het vlak van de werking blijvende effecten en continuïteit te waarborgen door voorstellen en instrumenten te ontwikkelen die een blijvende culturele dynamiek en culturele marketing moeten waarborgen (incl. de implementatie ervan). Een dergelijke vzw-structuur heeft bepaalde voordelen: - de mogelijkheid om andere overheden én de privé-sector structureel bij het project te betrekken; - waarborgt duidelijkheid qua opdracht en beheer; - waarborgt een bepaalde mate van autonomie; - laat toe om bijv. sponsorinkomsten en eigen inkomsten te kunnen ontvangen; - mogelijkheid om met gemengd BTW-statuut te werken; - mogelijke aftrekbaarheid van giften aan de vzw. b. Raad van beheer en algemene vergadering De statuten zijn in de bijlagen opgenomen. Statutair worden opgenomen in de algemene vergadering en de raad van beheer: - 4 vertegenwoordigers van de stad Brugge
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
115
- 2 vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap - 1 vertegenwoordiger van het Provinciebestuur van West-Vlaanderen; - 1 vertegenwoordiger van de Europese Unie; - de intendant en de algemeen coördinator van Brugge 2002; - 1 vertegenwoordiger van Toerisme Vlaanderen; - 1 vertegenwoordiger van de vzw die bevoegd is voor het project Vlaanderen-Europa 2002101; - 1 vertegenwoordiger uit de economische sector; - de voorzitter van de culturele raad van Brugge. Het lidmaatschap is gebaseerd op de functie van de betrokken leden. De statuten laten toe nog andere instellingen en personen in de vzw op te nemen. c. Twee topfuncties De stuurgroep Brugge 2002 opteert voor twee ‘topfuncties’: een intendant met een duidelijk artistiek profiel, geassisteerd door een algemeen coördinator, die instaat voor de eigenlijke organisatie en de procesbegeleiding, maar ook voor de opvolging van de doelstellingen van de lange termijn 102. De intendant is de hoofd- en eindverantwoordelijke van het project. Voor de intendant en algemeen coördinator, alsook voor de andere coördinatiefuncties, zullen duidelijke functiebeschrijvingen opgemaakt worden. Beide topfiguren moeten zich inschrijven in het voorbereidend proces en uitgetekend basisconcept. Het is ook van groot belang dat er continuïteit (organisatorisch én inhoudelijk) is tussen de voorbereidende fase en de eigenlijke projectfase. De intendant103 functioneert in direct overleg met alle organen van de vzw. In de statuten is bepaald dat de raad van beheer de artistieke leiding overdraagt aan de intendant. Het artistiek beleid dient zich in te schrijven binnen de doelstellingen van de vereniging en binnen de budgettaire en organisatorische beperkingen. Kerntaken van de intendant zijn onder meer: - de ontwikkeling van een sterk en voor Brugge relevant concept, gericht op duurzame effecten; - realisatie van het cultureel programma in 2002 en het daarvoor benodigde instrumentarium en budget (rekening houdend met zusterstad Salamanca en met het Vlaanderen 2002-gegeven); - een aanloopprogramma ontwikkelen in de jaren voorafgaand aan het culturele hoofdstad-jaar; - een beperkt vervolgprogramma ontwikkelen voor het jaar 2003 (om een te grote terugval te vermijden), evenwel binnen een realistisch verwachtingspatroon van wat binnen een ‘normaal begrotingsjaar’ mogelijk is; - in direct overleg met het stadsbestuur en de betrokken diensten voorstellen/instrumenten ontwikkelen én implementeren die een blijvende culturele dynamiek en culturele marketing moeten waarborgen op korte en langere termijn (continuïteit na 2002). In deze zin is de intendant verantwoordelijk: - voor het uittekenen van het organisatorisch en programmatorisch basisconcept, alsook voor de invulling en realisatie van het centrale programma van Brugge 2002; - voor de coördinatie en opvolging van de fondsenwerving; - voor het personeelsbeleid en het functioneren van het projectsecretariaat; - voor het financieel beheer; - voor het overleg met de culturele sector in de ruimste zin; - voor de informatie, communicatie, de marketing en de promotie. Uiteraard rapporteert hij regelmatig aan de raad van beheer, die de werkzaamheden permanent opvolgt en controleert, en die de uiteindelijke beslissingen neemt op voorstel van de intendant. 101
Brugge zal autonoom het eigen programma ontwikkelen. Als voor bepaalde programmaonderdelen een meerwaarde overduidelijk is, kan worden samengewerkt met Vlaanderen-Europa 2002. Hun programma staat apart t.o.v. dat van Brugge 2002. Datzelfde principe geldt overigens t.o.v. andere mogelijke partners. 102 Begeleiden en animeren van diverse werkgroepen (met Brugse structuren en personen en deskundigen van buiten Brugge) die langetermijnprojecten behandelen. Deze opdracht kan worden gepositioneerd in het team van 2002 omdat dit een neutrale opstelling garandeert. De taak is vooral die van een procesbegeleider, een tussenschakel tussen het veld en de overheden. 103 Cf. Bijgevoegd organogram.
116
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
Buiten de directe invloedssfeer, kerntaken en budget van de vzw (voor zover niet vervat in het inhoudelijkprogrammatorisch concept) vallen: - het geheel van restauraties, verfraaiing van het openbaar domein, signalisatie, e.d.m.; - het geheel van maatregelen die een optimaal toeristisch onthaal moeten waarborgen. d. Opdracht en rol van de raad van beheer van de vzw Brugge 2002 De raad van beheer concentreert zich op de hoofdlijnen van het beleid en het beheer van de vzw. De raad van beheer spreekt zich - op voorstel van de intendant - uitdrukkelijk uit over het algemeen programmatorisch basisconcept, het organisatorisch basisconcept, de grote programmalijnen en programmaonderdelen, het financieel plan en het financieel beheer, het marketing- en communicatieplan en het algemene personeelsbeleid.
2.7.2. Organogram Uiteraard wordt dit organogram gefaseerd ingevuld en uitgebouwd. Daarnaast moet het per definitie flexibel kunnen zijn. Het is wél van groot belang dat de verschillende ‘afdelingen’ parallel worden ontwikkeld en ingevuld. De samenwerking en interactie tussen de verschillende afdelingen is immers van het allergrootste belang. Op elke sleutel- of coördinatiefunctie moeten degelijke mensen zitten en mensen waartussen het ‘klikt’ op diverse vlakken. Dit is noodzakelijk voor wat de topfuncties104 betreft, maar het is eveneens wenselijk op subniveau. Het is van belang dat er per sleutelfunctie een profielbeschrijving wordt uitgetekend en dat er op basis daarvan wordt op zoek gegaan naar geschikte kandidaten. Voor de verdere invulling van de vele functies en taken kan er eveneens beroep worden gedaan op allerlei ‘statuten’: detacheringen uit overheid en privé, stagiairs, jobstudenten, vrijwilligers, werklozen, enz. De integratie van gemotiveerde medewerkers uit stadsdiensten én van de Brugse bevolking (in diverse varianten) is een belangrijk aandachtspunt bij de invulling van het team én van de werking.
2.8. De aanspreekbare Bruggeling Omdat bepaalde groepen Bruggelingen die met bezoekers te maken hebben in 2002 nog meer dan nu zullen worden aangesproken, pleiten we voor een minimale opleiding zodat ze kwalitatief goede informatie kunnen geven aan de bezoekers, hen kunnen doorverwijzen enz.: de politieagent, het stedelijk personeel, het horecapersoneel105 (kamermeisjes, garçons …), verkoopsters, en alle andere geïnteresseerde Bruggelingen. We kunnen bijv. een label ontwikkelen voor de ‘aanspreekbare’ Bruggeling.
104
Dit bleek een belangrijke troef in bijv. Stockholm 98 en een belangrijke handicap in Brussel 2000. De vakbonden zullen voorstellen dat er in het sectoraal akkoord een project maatschappelijke vorming wordt aangeboden zodat deze personen kennismaken met de cultuur in hun stad. Daarvoor zou 0,10% van de sociale bijdragen in een speciaal fonds terecht komen. Brugge zou als pilootexperiment ‘culturele vorming’ kunnen fungeren. 105
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
117
118
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
2.7. Fondsenwerving: publieke fondsen en sponsoring De fondsenwerving valt uiteen in de werving van publieke fondsen (subsidies van de verschillende overheden) en in de werving van sponsors. Er wordt naar gestreefd zo snel mogelijk duidelijkheid te verwerven over de financiële inbreng van de overheden (stad, provincie, Vlaamse Gemeenschap, federale staat, Europese Unie). De fondsenwerving voor het kernprogramma van Brugge 2002 gebeurt centraal door (of in opdracht van) het projectsecretariaat van Brugge 2002. Dus niet door bijv. de organisatoren van bepaalde programmaonderdelen of projecten. Dit biedt een aantal voordelen : - meer waarborgen voor professionele en gecoördineerde aanpak - meer kans op grotere budgetten - meer kans op beleid, kwaliteit en integratie vermits alle inkomsten dan terechtkomen - in een centraal budget dat vanuit een beleidsvisie wordt herverdeeld - meer kans op langetermijneffecten. Er zal een extern bureau worden ingeschakeld voor de sponsorwerving. Het beleid zal echter intern worden bepaald en gestuurd. De sponsorwerving is uiteraard van groot belang. - Ze vergroot het economisch en relationeel draagvlak voor Brugge 2002. - Sponsoring is budgetverruimend (cash/speciën, naturasponsoring, mediasponsoring). - Liquide middelen zijn beschikbaar in een vroegtijdig stadium omdat sponsorbedragen veelal in verschillende schijven geïnd worden. - Het kan een aanzet zijn voor langetermijnconstructies (bijv. een cultuurfonds voor Brugge) Brugge 2002 voorziet drie soorten sponsors: - structurele sponsors of hoofdsponsors: bedrijven die zich met het gehele project Brugge 2002 en niet met één bepaald project wensen te associëren; - projectsponsors: bedrijven die zich met een bepaald project wensen te associëren; - mediasponsors en naturasponsors. Brugge 2002 werkt met een financieel comité waarin gezaghebbende en ‘zwaarwegende’ figuren zetelen uit de economische én de politieke wereld én de culturele wereld die zich actief willen inzetten voor het initiëren van contacten met mogelijk belangstellende bedrijven. Dit comité heeft onder meer als bijzondere taken: - de communicatie met de economische sector in de ruimste zin te bevorderen en te verzorgen teneinde een optimale betrokkenheid van deze actoren bij Brugge 2002 te realiseren; - fondsen te verwerven bij overheden en instellingen allerhande; - de economische sector te stimuleren en te motiveren om actief aan Brugge 2002 te participeren, hetzij financieel, hetzij in natura, hetzij via concrete projecten. Dit financieel comité wordt ondersteund en begeleid vanuit het projectsecretariaat, dat hiervoor een specifieke medewerker engageert. Het bedrag dat de diverse overheden voor Brugge 2002 vrijmaken, moet per definitie extra geld zijn, dat de bestaande culturele subsidiepotten niet aantast. Anders lijkt het alsof Brugge 2002 de bestaande werking uitholt i.p.v. versterkt. Eenzelfde redenering geldt voor de sponsorbudgetten.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
119
2.8. Huisvesting Brugge 2002: Ter Beurze Het projectsecretariaat Brugge 2002 bevindt zich vanaf 1 maart ’99 in Ter Beurze, in de Vlamingstraat 35 te Brugge. Dit gebouw, dat tot en met 15 augustus ’98 een filiaal van de KBC was, heeft een rijke geschiedenis en werd in 1947 door toedoen van de Bank van Roeselare in haar oorspronkelijke staat gerestaureerd. Het huidige gebouw dateert uit 1453 en was eigendom van de familie Van der Beurze. Vanaf de 14 de eeuw ontwikkelde zich in Europa de particuliere wisselbrief. De wisselbrief maakte het mogelijk geld van de ene plaats naar de andere over te maken zonder geldstukken te moeten vervoeren. De wisselbrief heeft vooral vanaf de 15 de eeuw een ruime en belangrijke toepassing gevonden op het beursplein te Brugge. Dit plein kreeg zijn naam van de herberg die van de 13de tot de 15de eeuw werd gedreven door het patriciërsgeslacht Van der Beurze. In dit huis regelden kooplieden vanaf de 14de eeuw hun zaken (handels- en wisseltransacties). In de onmiddellijke nabijheid van de herberg Van der Beurze lagen de natiehuizen van Genua, van Florence en van Venetië, de voornaamste drie in Vlaanderen actieve Italiaanse handelssteden. Het natiehuis van de Catalanen en dat van Lucca lag eveneens op een steenworp afstand. Het was de gewoonte van de handelaars om op bepaalde uren van de dag vóór hun natiehuizen rond te hangen, zodat men hen daar kon ontmoeten. Dit deden de Italianen en Catalanen, specialisten van de wisselmarkt, op het Beursplein. Hier kon iedereen informatie uitwisselen. Alzo kwamen op dit Beursplein door toedoen van de “kooplieden van de Beurs” dagelijks de wisselkoersen tot stand. In de 15 de eeuw verlegde de grote handel langzamerhand zijn zetel naar Antwerpen en er ontstond ook daar een zelfstandige wisselmarkt. Het gebouw dat daarvoor in Antwerpen bestemd was, kreeg de in Brugge intussen tot een begrip geworden naam “Beurs”. Ook in andere steden werden in het midden van de 16 de eeuw identieke inrichtingen geopend, met dezelfde naam, en dit is tot op de huidige dag in gebruik gebleven. De term 'beurs' werd een internationaal begrip in het financiewezen en is inmiddels gemeengoed in bijna alle Westeuropese talen, van 'bourse' over 'borsa' en 'bolsa' tot 'borze'. In 2002 viert Brugge zeven eeuwen geschiedenis van de "beurs".
2.9. Verder verloop voorbereidingen (stappenplan) Hieronder volgt een voorlopig en rudimentair stappenplan: eind januari 1999: - afsluiten voorbereidingsfase voorjaar 1999:
- uitwerken vzw-structuur - ontwikkeling nieuw logo en nieuwe huisstijl - aanstelling intendant/coördinator - samenstelling team 2002 - in gebruik nemen van secretariaat Brugge 2002 vzw - contact verder uitbouwen met bedrijfsleven, economische structuren, steden, gemeenten, Salamanca - voorbereiding communicatiestrategie - inventarisatie kwalitatieve plekken plus infrastructurele noden in de
binnenstad
120
DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002
en deelgemeenten - organisatie sponsoring en subsidiëring medio 1999:
- bekendmaking eerste deel programma 2002
tweede helft 1999: - uitwerking programmering (wat reeds beslist is) - communicatie naar Vlaanderen, België en het buitenland - opvolging fundraising voorjaar 2000:
- bekendmaking tweede deel programmering - opvolging van alle contacten die reeds aanwezig zijn
najaar 2000:
- opstart praktische voorbereidingen - opvolging hoger genoemde werkzaamheden
voorjaar 2001:
- selectie derde en laatste deel programmering - eerste publicaties (programma) lopen van de pers - start verkoop tickets, reservaties, etc.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
121
Deel V. Absolute prioriteiten 1. Voor de lange termijn _______________________________ Er zijn enkele dossiers die essentieel zijn voor de toekomst en daarom best tegen 2002 opgelost of gerealiseerd zijn. Het gaat om doelstellingen en middelen / randvoorwaarden. Het zijn als het ware breekijzers (in willekeurige volgorde): Op vlak van infrastructuur en logistieke ondersteuning: - bouw van de concertzaal; - uitvoering van het restauratieprogramma; - een zaal voor concerten en activiteiten voor staand publiek, ev. in combinatie met een fuifzaal; - inrichting van een bezoekerscentrum; - nieuwe functies voor 19 de-eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan; - inrichting van een jeugdcentrum; - een andere exploitatieformule voor het Entrepot; - uitbreiding en optimalisering van De Bond (of alternatief); - Exit-light versterken i.f.v. continuering; - ontwikkeling van een project als Digitale Stad of Regio, Telepolis … - oprichting van een centrum van de beeldcultuur in het huis Sebrechts; - bouw moderne cinemazalen (privé-sector). - oprichting van een onderzoeks-, informatie- en communicatiecentrum (Provincie); - uitgeruste repetitieruimtes voor dans en theater; - uitbouw van een netwerk van lokalen voor het gemeenschapsleven; - prioriteit geven aan ontsluiting in de monumentenzorg; - ondersteuning activiteiten m.b.t. de poëzie. Op het vlak van personeel: - een cultuurbeleidsplan opmaken; - aanstellen van een nieuwe hoofdconservator; -
aanstellen van een intendant/directeur in de Concertzaal; aanstellen hoofd van het bezoekerscentrum.
Op beleidsvlak: - een beleid voor kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur; - een beleid voor kwalitatief cultuurtoerisme; - een beleid inzake de nieuwe media (telematica en informatica) - oprichting communicatiekanalen tussen culturele instellingen onderling en de tussen de culturele instellingen en de overheid. Het gaat hier enkel over de prioriteiten. Nog tal van andere zaken zullen worden gerealiseerd. Die moeten eveneens in een beleidsplanning worden opgenomen. De opmaak van een volledig plan (cultuurbeleidsplan) is echter het werk en de verantwoordelijkheid van het stadsbestuur, inzonderheid de schepen voor cultuur en de betrokken diensten.
122
DEEL V. ABSOLUTE PRIORITEITEN
2. Voor Brugge 2002 __________________________________ Het team van Brugge 2002: binnen het organogram van Brugge 2002 twee topfuncties opnemen met een specifieke taakinhoud: - Intendant: als coördinator van de programmering, met deelverantwoordelijken per sector. - Coördinator voor de bewaking van de langetermijnoptiek en voor het opstarten en animeren van diverse werkgroepen (toerisme, onthaal en gastvrijheid, kerkelijk erfgoed, ontsluiting cultureel erfgoed, denkoefening over museumwerking, een nieuw imago voor Brugge enz.). Beleidsplannen uit verschillende sectoren afstemmen op Brugge 2002 … en omgekeerd. - SIF-planning 2000-2002; - Jeugdwerkbeleidsplan - …
3. Aanzetten en acties _________________________________ Hierna worden een aantal concrete actievoorstellen opgenomen die betrekking hebben op langetermijnevoluties, en op 2002. Ze zijn het gevolg van de contacten uit de voorbereidingsfase, en van besprekingen in allerlei denktanks. Het team van 2002 kan voor enkele aanzetten als ‘trekker’ fungeren, en bij andere actief participeren. Deze lijst is niet limitatief. 1. Kerkelijk Erfgoed Er is een bereidheid bij de Kerk om deze problematiek, in al haar facetten, aan te pakken. De Kerk wil zelf een aantal stappen zetten, maar is vragende partij om met andere partners na te denken, bijv. over de bestemming van kerken, de functie van het seminarie, de toegankelijkheid van kerken (erfgoed) enz. Ten bewijze: de lange lijst van voorstellen (33) die het bisdom toestuurde. Via werk- en denkgroepen, al dan niet in samenwerking met bijv. de Stichting Vlaams Erfgoed, kan er grensverleggend gewerkt worden. 2. Centrum voor Cultuur en Communicatie De Provincie wil een dergelijk centrum oprichten. Het gaat onder meer om reservatie en ticketing voor alle culturele manifestaties in West-Vlaanderen. Men wil hiermee tijdig klaar zijn zodat ze kunnen dienen voor de manifestaties in 2002. Dit Provinciale Centrum zal in Brugge worden gehuisvest. De informateur is lid van de voorbereidende werkgroep. 3. De ontwikkeling van een toerismeplan Vele actoren uit de toeristische sector zijn het eens met de principes die in dit rapport worden ontvouwd. Ze moeten in een toerismeplan worden gegoten, een plan waarvan de uitvoering zo snel mogelijk zou moeten starten. De belangen van Brugge 2002 en van het toerisme in het algemeen lopen hier helemaal samen. Topfiguren uit Vlaanderen zijn bereid om rond de tafel te gaan zitten. Maar dit moet grondig worden aangepakt, en gelegitimeerd worden door de stad. We zouden aan de Koning Boudewijnstichting kunnen vragen om dit ‘pilootproject’ te ondersteunen. Kernpartners voor dit pilootproject lijken mij de Stichting, de stad, de provincie en Toerisme Vlaanderen, de academische wereld en ev. een onderzoeksinstelling.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
123
4. Modelprojecten inzake de ontsluiting van monumenten In het verlengde van het vorige punt: kan Brugge ook model staan voor de ontwikkeling van projecten inzake de ontsluiting van het cultureel erfgoed? Met de medewerking van de Dienst Monumentenzorg en het Vlaams Gewest kunnen een aantal voorbeeldprojecten worden uitgewerkt tijdens de komende twee jaar. Er is ongetwijfeld een bereidheid bij de betrokken diensten om hier aan mee te werken. Ook hier is ondersteuning essentieel om tot een kwalitatieve aanpak te komen. 5. De randgemeenten van Brugge en de wijken en buurten van de Brugse binnenstad Deze werkgroep is al een tijdje actief. De bedoeling is drieledig: - in kaart brengen van kwalitatief waardevolle plekken waar in 2002 manifestaties kunnen plaatsvinden; - zicht krijgen op de (vooral infrastructurele) noden van de wijken en buurten en er proberen een antwoord op te vinden; - inventariseren van interessante sociale en orale geschiedenis. De werkgroep is breed samengesteld. Er ligt een voorlopig werkdocument ter tafel. Opvallend daarbij is dat de voorstellen niet altijd zo duur moeten zijn. In verschillende gevallen gaat het om bestaande gebouwen die een nieuwe of bredere functie kunnen krijgen. De voorstellen moeten nog grondig bestudeerd worden. 6. Opleiding voor restauratietechnieken Brugge kan een belangrijke rol – nog groter dan nu - spelen in het onderwijs inzake restauratietechnieken. De bestaande opleidingen kunnen uitgebreid worden, in functie van bijscholing en specialisatie. Te bestuderen samen met VECAR, de Europese Unie, het VTI Brugge, VDAB e.a. 7. Een tijdelijk architectuurpaviljoen De bedoeling is een tijdelijk architectuurpaviljoen te bouwen van wereldniveau. Het zou vanaf eind 2000 kunnen gebruikt worden voor architectuurgebonden activiteiten, maar ook als ontmoetingspunt of zelfs onthaalcentrum voor 2002. Archipel (architectuurorganisatie) deed het voorstel. De Kamer voor het Bouwbedrijf, het Simon Stevin Instituut (opleiding architectuurassistenten) en de stedelijke diensten zijn bereid een werkgroep te starten om het project voor te bereiden. 8. Interessante projecten inzake groen, botanica, parken en landschapszorg Er zijn inzake parkaanleg, landschapszorg e.d. meerdere structurele voorstellen én concrete suggesties voor 2002 ingediend. Eén en ander kan uitgediept worden in een werkgroep (onder leiding van de Groendienst). 9. Internet-project We willen een internet-project opstarten in samenwerking met jonge (Brugse) haantjes-de-voorste die surf- en webervaring hebben. Niet alleen de site van 2002 kan daardoor een dynamisch en snel evoluerend platform worden, ook kunnen er allerlei experimenten worden ontwikkeld die misschien de basis kunnen vormen voor een langetermijnproject, waardoor de communicatie tussen Brugge en de wereld, de burgers en de culturele wereld, de burger en het stadbestuur kan verbeteren door het implementeren van diverse nieuwe communicatie- en multimediatoepassingen. 10. “School 2002 bij!” Dit proefproject heeft een drieledige opzet: 1. Informatie-overdracht naar de leerlingen toe; 2. Luisteren wat er leeft bij de jongeren; 3. Betrokkenheid van de leerlingen verhogen. Het werd in januari ’99 samen met Hemelsdaele een eerste keer uitgetest. Wordt vervolgd.
124
DEEL V. ABSOLUTE PRIORITEITEN
11. Programmatorische werkgroepen Het is reeds eerder aangegeven dat Brugge 2002 voor de programmering beroep zal doen op werkgroepen, waarvoor specialisten en deskundige actoren zullen uitgenodigd worden. Tijdens de voorbereidingsfase zijn reeds een aantal werkgroepen opgestart: a. Werkgroep Brugge – Salamanca Beide steden hebben verrassend veel raakpunten. Een samenwerking tussen beide steden is een open kans om over de grenzen heen extra dimensie te geven aan het begrip ‘culturele hoofdstad’. Deze werkgroep onderzoekt in een 1 ste fase de raakpunten tussen de twee steden: politiek, culturele en religieuze geschiedenis, de actuele problematiek van een middelgrote provinciestad met z’n toerisme en mogelijke samenwerkingsvormen. b. Werkgroep Over de grens Deze werkgroep, met vertegenwoordigers uit Brugge en Kortrijk, benadert de grens in z’n historische context (1302-2002), in z’n sociale context (Vlaamse arbeid in Noord-Frankrijk), maar ook de dagdagelijkse realiteit van het wonen en leven in West-Vlaanderen. Het maatschappelijk debat heeft plaats in het voorjaar van 2002. c. Werkgroep Hanzedagen In 2002 organiseert Brugge de ‘Hanzedagen van de Hedendaagse Tijd’. Deze jaarlijkse manifestatie vindt dit jaar in Oldenzaal (Nederland) plaats. De Werkgroep Hanzedagen bereidt de jaarlijkse deelname voor en buigt zich nu reeds over de organisatie van de Hanzedagen in 2002. d. Werkgroep Slotmanifestatie Vlaanderen – Europa 2002 In 2002 viert Vlaanderen feest met het “project Vlaanderen - Europa 2002”. Brugge organiseert reeds enkel jaren de slotmanifestatie van de Elfdaagse Vlaanderen – Europa 2002. Deze werkgroep behandelt de inhoudelijke invulling van het programma. 12. Samenwerking andere steden a. Gemeenten uit het arrondissement en het noorden van de provincie Er is een werkgroep opgericht met de schepenen van cultuur en hun verantwoordelijke ambtenaren uit het arrondissement Brugge. Tijdens een eerste vergadering bleek er een wederzijds enthousiasme te bestaan om samen te werken in de aanloop naar 2002. b. Het zuiden van de provincie (Anno ’02) en Brugge 2002 Een 20-tal gemeenten uit Zuid-West-Vlaanderen willen samen een project 2002 organiseren onder de noemer “Anno ‘02”. Er is contact tussen de regio Kortrijk-Tielt-Roeselare-Ieper en Brugge over het afstemmen van beide programma’s, over mogelijke samenwerking rond programmaonderdelen en de promotie. Dit resulteerde in een formele overlegstructuur: een comité met de burgemeesters, de député, de schepenen van cultuur, en een werkgroep met de projectverantwoordelijken en verantwoordelijke ambtenaren. Er werd contact gezocht met Oostende en met het provinciebestuur om deel te nemen, maar het is niet uitgesloten dat nog andere steden aansluiten. c. Victoria-overleg Deze werkgroep wil een nieuwe visie ontwikkelen voor 2002. Er werd een eerste concepttekst uitgeschreven – een sneuvelnota – waarin wordt gepoogd een gemeenschappelijke visie en houding t.a.v. wat 2002 moet zijn en betekenen, uit te schrijven. Vertegenwoordigers van Anno ’02, Brugge 2002, Antwerpen Open, Keizer Karel, Toerisme Vlaanderen en het kabinet van Minister Martens zetelen in deze werkgroep. Er wordt afgetast of met deze steden vormen van samenwerking mogelijk zijn, én in latere fase ook met andere steden.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
125
d. Belgische en Europese steden Het ligt in de bedoeling van Brugge 2002 om een aantal coproducties op te zetten, samen met actoren uit andere Belgische en Europese steden en regio’s. Wij denken aan tentoonstellingen met andere musea of centra voor beeldende kunst, aan muziekcreaties, filmcreatie enzovoort. Er zijn reeds voorbereidende contacten geweest met: - Rotterdam (Culturele Hoofdstad in 2001); - Riga (plant belangrijke manifestaties in 2001); - Graz (culturele hoofdstad in 2003); - Rijsel (culturele hoofdstad in 2004); - De jaarlijkse Hanzedagen zijn een forum om een aantal van deze contacten te versterken en nieuwe contacten te leggen. In 2002 organiseert Brugge de Hanzedagen. Er zal ook met andere steden in België worden samengewerkt. Naast het Victoria-overleg wordt gedacht aan Brussel, Leuven, Sint-Niklaas, Veurne en andere steden die zich aanmelden.
126
DEEL V. ABSOLUTE PRIORITEITEN
Deel VI. Enkele economische aspecten. Een oproep Situatieschets Kan het jaar 2002 ook een hefboom zijn voor een economische ontwikkeling van Brugge en het Brugse? Of blijft het strictu senso beperkt tot een cultureel gebeuren? Dat hangt in eerste instantie af van de houding van de economische wereld zelf. In 2002, en de aanloop er naar toe, zal Brugge in ieder geval veel aandacht krijgen van de internationale media. Blijft deze aandacht beperkt tot het culturele luik, of kan ze verbreed worden, o.a. tot de economische bedrijvigheid in het Brugse? Ook dat hangt af van de houding van de verschillende structuren die de Brugse bedrijfswereld, de KMO’s en de middenstand vertegenwoordigen. De ervaring opgedaan tijdens de vorige Europese cultuursteden leert – en studies bewijzen het – dat dergelijke projecten als een krachtige hefboom kunnen fungeren om in vele middens en op vele terreinen positieve energie en enthousiasme op te wekken. Zo’n Europees cultureel project verdient ook vele malen het geïnvesteerde bedrag terug en kan als hefboom dienen voor een hele regio, zo blijkt: het centrale project van Antwerpen ’93 kostte bijvoorbeeld ruim één miljard frank, exclusief infrastructuurkosten en randprogramma, maar de directe en indirecte inkomsten voor de hele regio werden uiteindelijk geraamd op 11 miljard frank, zoals blijkt uit de sociaaleconomische impactstudie die het ESA, Economisch Studiebureau Antwerpen, uitvoerde in samenwerking met de Toeristische Federatie van de provincie Antwerpen. Deze elf miljard werden uitsluitend gerealiseerd in het jaar zélf en enkel berekend op basis van de uitgaven van de meer dan tien miljoen bezoekers en participanten aan Antwerpen ’93. Waar dure reclamecampagnes vaak niet in slagen, blijkt een project als Europese Culturele Hoofdstad ook telkens een belangrijke hefboom te zijn voor de versterking en verbetering van de bekendheid en het imago van een stad in binnen- en buitenland. Talrijke studies tonen aan dat zo’n evenementen een groot aantal bijkomende verblijftoeristen aantrekken, dat de gemiddelde verblijfsduur verlengd wordt en dat ze dikwijls aanleiding zijn tot een herhaald bezoek. Ook kunnen ze een hefboom zijn voor een betere spreiding van het toeristisch seizoen. En ten slotte genereren ze veel gratis reclame in binnen- en buitenlandse pers en media. Daarnaast mobiliseert een dergelijk project ook de wakkere krachten van een regio, leidt het meestal tot een verbetering van de infrastructuur en de logistiek en is het vaak een gelegenheid om al lang vastgeroeste dossiers te deblokkeren. De omvang zélf van het evenement dwingt federale of regionale overheden om de steden in kwestie ter hulp te snellen, en ook dat heeft ter plaatse weer een multiplicatoreffect. Het is dus meer dan logisch dat Brugge, van de mogelijkheden die Brugge 2002 biedt, optimaal gebruikmaakt, ook om economische initiatieven te nemen. De publicitaire uitstraling die een partnerschap met het culturele evenement met zich meebrengt kan ongetwijfeld vele bedrijven interesseren. Wat ‘ondernemen’ betreft, heeft Brugge een positief imago voor wat betreft handel en horeca. Ondanks bepaalde krachtige troeven (geografische ligging, lucht- en zeehaven, leefcultuur, industriële hogescholen, vorminginstellingen …) is de ondernemingszin minder uitgesproken bij KMO’s en grote bedrijven.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
127
Een verklaring daarvoor geven is riskant. Brugge is echter door de groei van de haven, de aanwezigheid van overheidsdiensten en enkele multinationals al te veel op zijn lauweren gaan rusten. Bij de multinationals worden de belangrijke beslissingen ook meestal in buitenlandse moederbedrijven genomen. We stellen ook vast er onvoldoende groeiende familiale bedrijven aanwezig zijn. Eén en ander leidt ertoe dat er weinig of geen druk wordt gezet op de overheden (van de verschillende niveaus) om specifieke impulsen te geven. We moeten natuurlijk een uitzondering maken voor Brugges grootste droom: ‘Brugge Zeehaven’. De haven nam en neemt steeds in belang toe maar is vooral een overslaghaven. Inzake verwerkende bedrijvigheid en toegevoegde waarde valt er nog een hele weg af te leggen. De economische handicap van Brugge t.o.v. andere streken in Vlaanderen heeft ook te maken met een zekere mate van versnippering van en een eerder gebrekkige samenwerking tussen de verschillende economische actoren enerzijds en de omliggende steden en gemeenten anderzijds. Het Brugse had geen krachtige intercommunale voor economische expansie. Dit staat in contrast met het zuiden van de Provincie, waar de intercommunale Leiedal de voorbije decennia voor een sterke economische ontwikkeling van de streek borg stond. Dat succes is te danken aan de wil van de betrokken gemeenten om op het terrein van industriële ontwikkeling samen te investeren, en aan het inzetten van bekwame medewerkers. Kenmerkend voor het Brugse is dan ook de versnippering van krachten. Er zijn meerdere structuren die naast elkaar werken: GOM, ISB (Industrieel Samenwerkingsverband Brugge), WES, Streekplatform, Kamer voor Handel en Nijverheid, WITAB, WIER, MBZ, … Er is in ieder geval weinig coherentie. Zo bestaat er geen gezamenlijk en geïntegreerd economisch plan voor de regio. Er bestaan wel aanzetten zoals de afzonderlijke nota’s ‘West-Vlaanderen 2000’ van de GOM en het ‘Streekcharter’. Maar, door de relatief zwakke positie van de versnipperde actoren hebben deze plannen een beperkte impact. Er is in ieder geval nood aan een plan, waar alle krachten de schouders onder zetten en dat ze verdedigen op alle fora. Dit alles maakt de positie van Brugge t.o.v. andere regio’s in Vlaanderen alleen maar zwakker. Er is echter een kentering merkbaar, wat onder meer geïllustreerd wordt door de oprichting van het ISB. Een bijzondere vraag is die naar de rol en positie van Brugge in (Noord-)West-Vlaanderen. Kunnen we gewag maken van een ‘leidende rol’ van Brugge in deze regio? Brugge is immers niet alleen de grootste stad, maar ligt ook op het kruispunt van alle belangrijke verkeerswegen. Kan Brugge een ‘centrum’rol opnemen voor de economische evolutie van Noord-West-Vlaanderen? Daar liggen ongetwijfeld kansen. De politiek-bestuurlijke opdeling van de arrondissementen Brugge en Oostende echter blijft, naast andere factoren, de tweedeling van één geografische entiteit van dicht bij elkaar gelegen steden en hun hinterland in de hand werken. Dat houdt beide gebieden zwak, in plaats van ze te versterken. Nu een aantal van de grote bedrijven in problemen verkeren, of hun activiteiten in Brugge willen terugschroeven, komt die problematiek manifester dan ooit aan de oppervlakte. Hoe kan eraan worden verholpen? Een groot deel van de tewerkstelling in de Brugse regio is na de tweede wereldoorlog opgebouwd op laagwaardige concurrentiefactoren zoals fiscale voordelen en goedkope grondstoffen en lonen. In de komende concurrentieslag zullen andere, hoogwaardige factoren van langsom meer de doorslag geven. Als men het na 2002 over de toekomst van een regio zal hebben, dan zal men het ook moeten hebben over de ‘kennismaatschappij’, waarin informatisering, bereikbaarheid en telematica een doorslaggevende rol spelen, waar hooggeschoolde werknemers broodnodig zijn, waar de relaties met onderzoeksinstituten cruciaal zijn. Op deze domeinen scoort Brugge nog zwak.
128
DEEL VI. ENKELE ECONOMISCHE ASPECTEN. EEN OPROEP
Doelstellingen en middelen 2002 kan hefboomeffecten ressorteren op diverse terreinen. Op de eerste plaats is 2002 een middel om de Brugse bedrijven en ondernemingen beter bekend te maken bij een ‘wereldpubliek’, via allerlei media, virtueel of reëel, maar zeker ook in de stad zélf. 2002 brengt een groot en internationaal publiek naar onze contreien. Op geen enkele manier wordt het economische Brugge nu (in 1999) aan de bezoekers van stad en streek voorgesteld: de economische potenties van de regio, de nieuwe ontwikkelingen, de prestaties en resultaten, en – ja, waarom niet – het glorierijke handelsverleden. Tussen die miljoenen bezoekers van vandaag en morgen zitten er vele economische actoren uit binnen- en buitenland. Het kan een opstapje zijn voor verderreikende contacten en ontwikkelingen. Op de tweede plaats is 2002 een public relations tool. Het kan een gelegenheid zijn voor Brugse bedrijven en organisaties om partners en collega’s uit andere landen uit te nodigen in ‘hun’ Brugge. Niet voor zomaar een bezoekje, maar eerder voor studiebezoeken, colloquia, seminaries e.d. Hieruit kunnen samenwerkingsverbanden tussen bedrijven uit het Brugse en buitenlandse ondernemingen groeien, die op hun beurt kunnen uitgroeien tot nieuwe projecten en investeringen. Het aantrekken van bedrijven moet dan ook een prioriteit zijn, naast het promoten van de specifieke kenmerken van Brugge. Dit kan enkel als daar ook wereldwijd voor geprospecteerd wordt en als gezocht wordt naar bedrijven in sectoren die precies in Brugge dé plek vinden. Daarenboven is een cultureel aantrekkelijke stad een belangrijke vestigingsfactor. Op de derde plaats zou naar aanleiding van 2002 een discussie moeten plaatsvinden die leidt tot een strategisch economisch plan dat gedragen wordt door een groot deel van de economische wereld. Een groot draagvlak is immers essentieel om voldoende kans op slagen te hebben. Het is uiteraard niet de opdracht van een cultureel project als Brugge 2002 om op dit terrein een voortrekkersrol te spelen. We kunnen alleen maar hopen dat de Brugse bedrijfsleiders, de verantwoordelijken voor het economisch beleid, de politici en alle andere betrokkenen zich samen gaan zetten om ten gronde na te denken over de toekomstige economische ontwikkeling van het Brugse. Door de nieuwe regelgeving voor de havens, wordt het stadsbestuur meerderheidsaandeelhouder van het havenbestuur en krijgt het de mogelijkheid een integraler economisch beleid te ontwikkelen. Een andere belangrijke kapstok is het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Daarop kunnen we een aantal acties enten: - de economische beslissingskracht106 (EDP) van de stadsgewesten Brugge en Oostende versterken; - de grensoverschrijdende samenwerking bevorderen; - de zeehaven(s), dé motor van de economische ontwikkeling, moeten verder uitgebouwd worden: aanleg ontbrekende infrastructuur (ook op het vlak van telecommunicatie) en van een internationaal georiënteerd logistiek park in Zeebrugge107; - het stimuleren van toepassingsmogelijkheden van telecommunicatie en telematica (zie hieronder); - hergebruik van verlaten bedrijfsgebouwen. We moeten ook vaststellen dat het hoger onderwijs in Brugge niet zoveel aandacht schenkt aan die economische ontwikkeling. Het zou een bijdrage kunnen leveren, zou kunnen nadenken over concepten, projecten, voorstellen, enz. Een gerichte versterking van de Hogescholen in het
106
De economische beslissingskracht van Brugge en Oostende is klein, omdat vooral toeleveranciers van buiten Brugge en Oostende van de aanwezigheid van multinationale bedrijven profiteren (bijv. informaticatoepassingen in de haven van Zeebrugge die door Antwerpse bedrijven worden toegeleverd). Het versterken van de toeleveringscapaciteit van KMO’s in Noord-West-Vlaanderen zou daaraan kunnen verhelpen. 107 Voor het ontvangen, opslaan en distribueren van goederen, sorteren, verpakken, kwaliteitscontrole en reparatie, verzekeringen, bankactiviteiten enz.
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
129
Brugse is dan ook nodig, evenals een intensere samenwerking tussen de universiteiten en de hogescholen. Is er overigens al ooit nagedacht over een ‘Internationaal Maritiem Instituut’ in Brugge, waar zowel onderzoek als opleiding wordt verzorgd voor de volledige maritieme en logistieke cluster in NoordWest-Vlaanderen? 2002 is een gelegenheid – bijna een alibi – om een aantal voorbeeldprojecten en pilootexperimenten op te starten. Projecten die niet alleen economische componenten bevatten, maar op vele maatschappelijke terreinen ingrijpen en zo bijdragen tot een leefbaardere stad én streek. Zo zouden we het kunnen hebben over ‘horizontale projecten’ die, vertrekkende vanuit een brede missie, op een integrale wijze omgaan met zwakke plekken in wijken en buurten. Zo zou het mogelijk moeten kunnen zijn om – bij wijze van voorbeeld - in het gebied van de achterhaven (de omgeving van het Entrepot) een ambitieus renovatieproject op te zetten dat ruimte biedt aan startende KMO’s, in verbouwde industriepanden nieuwe woningen onderbrengt, kleine bedrijven aantrekt die zich vestigen in nieuwe bedrijfsgebouwen (die dankzij een sterke architectuur een verrassende kwaliteit in de buurt brengen), de watergebonden recreatie stimuleert, verrassende actuele kunst neerpoot in een bijzondere omgeving … Een gelijkaardig verhaal zou kunnen worden opgehangen voor bepaalde buurten van Zeebrugge. In Brugge is er ongetwijfeld een voedingsbodem voor bedrijven in de sector van de informaticatelematica-nieuwe media. Het is merkwaardig te moeten vaststellen dat in een stad met een belangrijke haven (op de wereld gericht), een stad waar gestreefd wordt naar de inplanting van een headquarterszone, een stad met een belangrijke ‘medische ‘ centrumfunctie, met een belangrijke toeristische functie … niet gedacht wordt aan de thematische uitbouw van een digitale stad, met bedrijven die allerlei nieuwe digitale ontwikkelingen aansturen en begeleiden, ter ondersteuning van havengebonden activiteiten, van de medische wereld, van de grafische sector en het drukkerijwezen, van de nieuwste ontwikkelingen in de culturele sector (nieuwe presentatievormen in musea, ontsluiting van monumenten), efficiënter en kwalitatiever toerismebeheer, enz. Dit kan gegenereerd worden met ondersteunende bedrijvencentra voor jonge starters, investeringssubsidies van het Vlaamse Gewest, Europese projectenfondsen … Een dergelijke thematische aanpak zou ook een bijdrage betekenen tot de herwaardering van gebieden als Sint-Pieters en Ten Briele. Een bundeling van de krachten, over de sectoren en de gemeentegrenzen heen, is een absolute noodzaak. Het ISB kan hierin een cruciale rol spelen. Deze nieuwe structuur, opgezet door de stad Brugge en de haven (MBZ), staat immers onafhankelijk t.o.v. alle mogelijke belanghebbenden. Het ISB is een aanspreekpunt voor de ondernemers van de regio die op zoek gaan naar een nieuwe locatie, die problemen helpt oplossen bij uitbreiding enz. Het ISB wil ook bijdragen tot een bedrijfsvriendelijker klimaat en via hefboomprojecten de netwerkvorming bevorderen tussen alle betrokken organisaties en ondernemingen. Brugge zou op het vlak van de digitale ontwikkelingen een centrumfunctie kunnen opnemen voor een brede regio. Op het vlak van logistiek is er nu eenmaal een tendens tot centralisering, in tegenstelling tot de dienstverlening aan de burger die gedecentraliseerd wordt (of blijft). Dergelijke projecten zouden de centrumfunctie van Brugge valoriseren. Voor zeer specifieke sectoren kan Brugge een voortrekkersrol spelen, o.a. voor nieuwe media, milieuproblematiek, medische zorgen e.a. Zijn dit geen terreinen die in het Brugse verder kunnen worden ontwikkeld ?
130
DEEL VI. ENKELE ECONOMISCHE ASPECTEN. EEN OPROEP
De specifieke context van Brugge moet als basis fungeren voor bepaalde bedrijven. We denken op bouwbedrijven in de sfeer van restauratie, hedendaagse architectuur, kunstzinnige producten, design enz. Ook het kunstambacht hoort hier thuis. Of deze vrij concrete voorbeelden ook enige reële slaagkans hebben is niet meteen te bewijzen. Dat is ook niet de bedoeling van deze ‘oproep’. Het is duidelijk dat wat hierboven staat slechts een zeer voorzichtige aanzet is. Wil de economische wereld meedenken over haar toekomst? Kan zij een ‘project uittekenen voor de economische ontwikkeling van Brugge’? En komt zij dan de ‘cultuur’ tegen?
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
131
Inhoudstafel bijlagen De bijlagen zijn opgenomen in een afzonderlijk boekdeel. Hieronder volgt de inhoudstafel.
Situering Bijlage I. Inhoudelijke voorstellen 1. Cultuur 1.1. Exposities 1.2. Audiovisuele media 1.3. Klassieke en hedendaagse muziek 1.4. Letteren 1.5. Beeldende kunst 1.6. Dans 1.7. Theater 1.8. Samensmelting van verschillende kunsten - diverse 2. Volksontwikkeling 3. Evenementen 4. Infrastructuur 5. Voorstellen rond elektronische media 6. Jongerenprojecten 7. Natuur 8. Merchandising
Bijlage II. Andere voorstellen 1. Logo 2. Promotie 3. Sponsoring 4. Professionele diensten 5. Spontane medewerking
Bijlage III. Cultuur in Brugge: inventarisatie en sterktezwakteanalyse 1. Inventaris van de actoren 1.1. Monumentenzorg, archeologie en architectuur 1.2. Het roerend cultureel erfgoed: musea, archieven, kerkelijk erfgoed 1.3. Beeldende en toegepaste kunst 1.4. Podiumkunsten en muziek 1.5. Film en video 1.6. Letteren en wetenschap 1.7. Volksontwikkeling 1.8. Specifieke initiatieven 1.9. Onderwijs 1.10. Samenvattende tabellen cultuur 1.11. Jeugdwerk in Brugge 1.12. Cultuur en tijdschriften 2. Infrastructuur 2.1. Voor organisatoren beschikbare infrastructuur 2.2. Andere infrastructuur
132
INHOUDSTAFEL BIJLAGEN
9 11 11 11 17 18 23 27 28 29 29 40 42 48 51 53 56 58
61 61 61 62 63 66
71 71 71 72 76 76 80 81 84 87 88 93 94 98 100 100 101
3. Sterkte-zwakteanalyse van Brugge 3.1. Situering 3.2. Algemeen 3.3. Monumentenzorg, archeologie en architectuur 3.4. Het roerend cultureel erfgoed: musea, archieven, kerkelijk erfgoed 3.5. Beeldende kunst en toegepaste kunst 3.6. Podiumkunsten en muziek 3.7. Film en video 3.8. Letteren en Wetenschap 3.9. Volksontwikkeling 3.10. Bijzondere initiatieven en animatie 3.11. Brugge congresstad
Bijlage IV. Delphi-onderzoek naar het cultureel profiel 1. Situering Delphi – onderzoek 1.1. Het Delphi – onderzoek 1.2. De selectie van de deelnemers 1.3. De eerste vragenlijst 1.4. De tweede vragenlijst 1.5. Hoe dient u deze bijlage te lezen ? 2. Resultaten Delphi – onderzoek 2.1. Monumentenzorg, archeologie en architectuur 2.2. Het roerend cultureel erfgoed: musea, archieven, kerkelijk erfgoed 2.3. Beeldende en toegepaste kunst 2.4. Podiumkunsten en muziek 2.5. Film en video 2.6. Letteren en wetenschap 2.7. Volksontwikkeling 2.8. Specifieke initiatieven 2.9. Brugge congresstad
102 102 102 104 105 106 106 107 107 108 109 109
111 111 111 111 111 112 113 114 114 118 124 126 129 130 131 132 133
Bijlage V. Vergelijking stedelijke uitgaven voor cultuur in 1994 en 1997
135
Bijlage VI. Salamanca-Brugge 2002
155
1.
Samenwerking Brugge-Salamanca 1.1. Werkbezoek 1.2. Intentieverklaring 1.3. Samenwerkingsvoorstellen 2. Voorstelling Salamanca 2.1. De stad 2.2. De intendant 2.3. Het consortium voor 2002 2.4. Enkele elementen uit de visie 2.5. De infrastructuur 2.6. Evenementen 3. Invloed van de Vlaamse kunst in Spanje 3.1. Inleiding 3.2. Kort overzicht van de Vlaamse kunst in Spanje
Bijlage VII. Voorbereiding geplande restauraties
155 155 155 156 157 157 157 157 158 159 161 162 162 162
165
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
133
1. Werelderfgoed Unesco 1.1. Begijnhof 1.2. Belfort 2. Stedelijk landschap 2.1. Landmerken 2.2. Vestingen met stadspoorten en molens 3. Het bestuurlijk centrum: de Burg 4. Cultuur en cultuurproductie 5. Europese dimensie 6. Sociale dimensie
165 166 166 166 166 166 167 167 168 168
Bijlage VIII. Voorbereiding concertzaal
171
1. Eerste fase: 41 ontwerpers 2. Tweede fase: 8 kandidaten
Bijlage IX. De Brugse binnenstad, de buurten en de randgemeenten 1. Sint-Jozef – Koolkerke – Kristus Koning 2. St.-Pietersmolenwijk - Blauwe Poort – St.-Pieters 3. Zeebrugge 4. Lissewege – Dudzele - Zwankendamme 5. Sint-Kruis 6. Male 7. Assebroek 8. Sint-Andries 9. Sint-Michiels 10. Brugge 11. Een eerste aanzet om verder uit te werken
Bijlage X. Verslag van de hoorzittingen 1. Situering 2. Hoorzitting 18 november ’98 3. Hoorzitting 21 november ‘98 4. Hoorzitting 18 december ’98 5. Hoorzitting 21 december ’98
Bijlage XI. Europese culturele hoofdsteden 1985-1994 1. Kwantitatieve gegevens 2. Krijtlijnen en inhouden
Bijlage XII. Verslag van de werkzaamheden – betrokkenen 1. Reflectiegroep 2. Omtrent Brugge, indrukken en gedachten 3. Thematische vergaderingen 4. Culturele verenigingen 5. Jongeren Open Monumentendag 6. Jeugdhuis Den Dwarskop 7. Openbare jongerenvergaderingen 8. Delphi-panel 9. Werkgroep rand 10. Werkgroep Salamanca
134
INHOUDSTAFEL BIJLAGEN
171 172
175 175 176 176 177 177 178 178 178 179 179 181
183 183 183 184 185 186
189 189 191
195 195 195 195 196 197 197 197 198 199 199
11. Financiële werkgroep 12. Inhoudelijke reacties op het rapport vanaf 15 oktober ‘98
200 200
ERROR! STYLE NOT DEFINED.
135