Bronnenboekje Thema 9 Persoonskenmerken Het keuzeproces Het trajectplan
Naam cursist:……………………………………………….
Bronnenboekje 9
maandag 14 mei 2012
Inhoudsopgave
Kiezen en Schrijfopdracht Karakter: Ik ben… Hoe ziet hij/zij er uit? Gewoonten Mijn tijdsbalk Mijn geschiedenis Mijn persoonskenmerken Hoe zien anderen mij? Functieprofiel Taalvaardigheden Trajectplan Leesteksten + vragen over de tekst Taalniveau Wat kan ik? Woordenlijst Reflectieformulier
Bronnenboekje 9
3 4 5-6 7 8 9 - 13 14 - 15 16 17 - 20 21 - 24 25 - 27 28 - 31 32 33 - 34 35 36
2
Kiezen Hoe maak jij keuzes?
Hoe kies jij?
Spontaan kiezen Kiezen met verstand
Op het gevoel afgaan Rekening houden met andere mensen
Niet durven kiezen
Hoe mijn leven er over 5 jaar uit ziet: Over 5 jaar wil ik ……
Bronnenboekje 9
3
Ik ben Persoonskenmerken Geduldig
ongeduldig
Een denker
Een doener
Onzeker
Introvert
Extrovert
Handig
Bescheiden
........
Flexibel
.........
........
Slim
.........
Introvert Lef Sociaal Spontaan Sportief Assertief Beleefd Sterk Kwetsbaar Geduldig Initiatiefrijk Emotioneel Trots .........
Bronnenboekje 9
4
Hoe ziet hij/zij eruit?
Bronnenboekje 9
5
Zet de namen bij de plaatjes (op pagina 7)
1. Ze is nog maar klein. Ze heeft lang blond haar en heeft strikjes in haar haar. Ze heeft een lange broek aan. Ze heet Yvonne. 2. Hij heeft krullend haar. Hij heeft een dikke buik. Hij heeft een normale lengte en hij draagt een bril. Zijn naam is Hans. 3. Hij is jong. Hij heeft kort haar met een scheiding opzij. Hij draagt een korte broek en hij heeft sportkousen aan. Hij is mager. Hij heet Jan. 4. Ze heeft blond, kort haar. Ze draagt een jurk. Ze heeft haar armen over elkaar. Ze is nog niet oud. Ze is slank. Ze heet Carla. 5. Hij is nog maar klein. Hij heeft donker kort haar met een scheiding in het midden. Hij draagt een korte broek en sportkousen. Hij heeft zijn handen in zijn zakken. Hij is stevig hij heet Johnny. 6. Hij is bijna kaal. Hij draagt een rechthoekige bril. Hij heeft een baard. Hij heeft een colbert aan en een das om. Hij is te dik en heeft korte beentjes. Hij heet Frans. 7. Ze heeft kort krullend haar. Het is blond. Ze heeft haar handen over elkaar. Ze draagt een jurk tot over de knie. Ze heeft een bril met ronde glazen. Ze heeft sportschoenen aan. Ze is stevig. Ze heet Willy. 8. Hij heeft kort donker haar met een scheiding opzij. Hij draagt een overhemd. Hij heeft een donkere snor. Hij is heel slank. Zijn naam is Ger.
Bronnenboekje 9
6
Praat in een klein groepje over je goede, minder goede en slechte gewoonten Voorbeelden:
Neus peuteren Huiswerk maken Spugen op straat Te laat komen Kauwgom kauwen tijdens het werk Tanden poetsen Iemand in de rede vallen Je netjes aankleden Stelen Uitslapen Je voeten vegen Smakken Boeren.. Vroeg opstaan Op tijd komen Lawaai maken Gluren Je hand voor je mond houden als je hoest Met volle mond praten Anderen uit laten praten Liegen Schreeuwen Beleefd zijn En er zijn nog veel meer….. (schrijf ze op !)
Bronnenboekje 9
7
Mijn tijdsbalk 1950
1955
1975
1985
1995
2005
2010
1. Geboren
8.
15.
2.
9.
16.
3.
10.
17.
4.
11.
18.
5.
12.
19.
6.
13.
20.
7.
14.
21.
Zet de cijfers in de balk en schrijf de belangrijkste dingen uit je leven erachter
Bronnenboekje 9
8
UW EIGEN GESCHIEDENIS Op dit blad staan vragen over uw eigen geschiedenis.
Persoonlijke gegevens:
1. Uit welk land komt u?
2. Waar woonde u? ( in de stad, in een dorp, op het platteland).
3. Met wie woonde u? ( Met uw man/vrouw/ vader/ moeder/ kinderen/ andere familie?
4. Wat was het beroep van uw vader en moeder? En wat was het beroep van uw familie?
5. Wat hebt u in uw eigen land gedaan?
6. Wat was belangrijk voor u?
Bronnenboekje 9
9
BLAD HET VERLEDEN Het verleden
Wat is uw naam?
Mijn naam is ………………………………….
Waar komt u vandaan?
Ik kom uit ………………………………….
Hoeveel broers en zusters heeft u?
Ik heb …………… broers en …………… zusters
Het hoeveelste kind bent u?
Ik ben de ………………………………….
Wat is/was het beroep van uw vader?
Mijn vader was ………………………………….
Wat is/was uw beroep van uw moeder?
Mijn moeder was ………………………………….
Bent u naar school geweest?
Ja/nee
Zo ja, hoeveel jaren
Ik ben …………… jaar naar school geweest
Wat was uw beroep?
Mijn beroep was………………………………….
Hoeveel jaren heeft u gewerkt?
Ik heb ………………………………….jaar gewerkt.
Heeft u in Nederland ook gewerkt?
Ja/nee
Bronnenboekje 9
10
Vul in: jong – lang – klein - kort – krullend – donker – dik – oud 1 Die man is erg ……………………, volgende week wordt hij 93 jaar. 2 Mijn moeder is 158 cm lang, ik vind haar ………………………… 3 Ik ga morgen naar de kapper en ik laat mijn haar …………… knippen. 4 Dat kind is veel te …………………., het weegt nu al 65 kg. 5 Het meisje gaat trouwen als ze 18 jaar is, dat is wel …………………….. 6 Ik heb steil haar, maar mijn man heeft ……………….. haar. 7 De vrouw draagt een korte rok, maar ik hou meer van ………………… 8 Mijn zwarte haar wordt grijs, maar ik verf het iedere maand weer …………………
Vul in: praten – samenwerken – luisteren – actief – gewoonte - informatie - gezellig - gesprek 1 Hou je mond eens stil, je moet niet zoveel ………………………. 2 Ik vind het …………………. Om vrienden ui tte nodigen voor het eten. 3 Ik ga morgen naar de VVV om …………………….. over Sneek te vragen. 4 Het is niet mijn ……………………. om elke dag te laat op school te komen. 5 Mijn moeder van 84 jaar is nog heel ……………………….., ze wandelt elke dag een uur. 6 Ik wil graag dat jullie goed ………………………… voor je aan de opdracht begint. 7 Je kunt de opdracht alleen doen, maar je mag ook met iemand …………………. 8 Overmorgen heb ik een ……………………….. met mijn docent.
Bronnenboekje 9
11
Naam:
Vooropleiding: Naam
Totaal aantal jaren les:
Scholen:
Favoriete vak op school:
Activiteiten:
Soort school
1 2 3 4 5 6 7 8
Jaren
Uren p.w.
Diploma Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee
gewaardeerd Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee
1 2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 Bronnenboekje 9
12
Hobby’s 1 2 3 4 5 6 7 Werkervaring Bedrijf
Soort werk
Jaren
Uren per week
1 2 3 4 5 6 7
Vervolgtraject
Genomen acties
Bronnenboekje 9
13
Persoonskenmerken Persoonskenmerken hebben te maken met hoe jij bent. Het zit in je hart.
Opdracht Je gaat een soort test doen. Lees de zinnen en zet een kruisje bij ‘ja’ bij ‘soms’ of bij ‘nee’ in de juiste kolom. Het gaat over hoe jij bent.
BLOK 1 - Ik praat makkelijk met vreemde mensen - Ik vind het leuk om met mensen om te gaan - Ik praat graag - Mensen vinden me vaak spontaan - Ik houd van veel menen om mij heen - Ik houd van gezelligheid - Ik kan makkelijk zeggen wat ik vind - Ik vind het leuk om samen te werken
Ja
Soms
Nee
BLOK 2 - Ik begrijp de situatie van andere mensen goed - Ik vind het fijn om mensen te helpen - Ik vind het prettig om mensen met problemen te helpen - Mensen komen naar mij toe voor hulp - Ik kan goed luisteren naar mensen - Ik kan heel geduldig zijn - Ik heb interesse voor mensen
Ja
Soms
Nee
BLOK 3 - Ik zie er altijd netjes uit - Ik vind het prettig alles netjes op te ruimen - Ik kan goed mijn papieren opruimen - Ik vind het fijn om alles goed te regelen - Ik kan mij goed op één ding concentreren - Ik werk altijd heel nauwkeurig - Ik ben heel netjes met mijn spullen
Ja
Soms
Nee
Bronnenboekje 9
14
BLOK 4 - ik kom altijd met ideeën - ik regel graag dingen voor anderen - ik kan dingen tegelijk doen - ik wil graag zelf bepalen wat ik moet doen - ik wil graag de baas zijn - andere mensen vragen vaak aan mij wat ze moeten doen - ik organiseer graag feesten
Ja
Soms
Nee
BLOK 5 - ik heb veel fantasie - ik maak graag mooie dingen - ik ben handig met gereedschap - ik teken/schilder graag - ik ga graag naar een museum - ik ben graag met mijn handen bezig - ik ben creatief
Ja
Soms
Nee
BLOK 6 - ik repareer veel zelf - ik knutsel graag in huis - ik doe liever iets met mijn handen dan dat ik praat - ik kan snel oplossingen bedenken - ik ben graag actief met m’n lijf - ik kan goed met mijn handen werken - mensen vragen mij of ik een klusje kan doen
Ja
Soms
Nee
BLOK 7 - ik heb vaak een idee en dan ga ik meteen aan het werk. - ik werk altijd zo goed mogelijk - ik maak meestal af waar ik aan ben begonnen - ik doe altijd meer dan ik van tevoren bedenk - ik wil altijd hard werken - ik kan lange tijd werken - ik stop niet als ik mijn werk nog niet af heb
Ja
Soms
Nee
Hoe denk ik dat anderen mij zien? Bronnenboekje 9
15
Je kunt meer over jezelf te weten komen door na te denken over hoe anderen over jou denken. Deze oefening gaat daarover. Vul zelf eerst de twee en derde kolom in. Daarna vouw je die twee kolommen weg en vraag je een klasgenoot de eerste kolom in te vullen.
Naam:
Hoe ziet de ander mij?
Hoe denk ik dat anderen mij zien?
Hoe zie ik mezelf?
1. betrouwbaar 2. enthousiast 3. ijverig 4. verstandig 5. lui 6. onverschillig 7. zelfstandig 8. gezellig 9. aardig 10. vrolijk 11. bescheiden 12. eigenwijs 13. spontaan 14. eerlijk 15. beleefd 16. handig 17. stil 18. gevoelig 19. kalm/rustig 20. agressief 21. doorzettingsvermogen 22. kan goed samenwerken
Bronnenboekje 9
16
Functieprofiel Datum: Cursist: Functie:
Sociale vaardigheden Hoe doe ik dat? Kies uit:
Vul eerst de rechter kolommen in. Daarna vouw je die weg en vraag je een klasgenoot de linker kolommen in te vullen
niet beetje redelijk goed Niet
beetje
Redelijk
goed
Niet
beetje
Redelijk
goed
Niet
beetje
Redelijk
goed
Niet
beetje
Redelijk
goed
Verbaal Contact leggen met onbekenden Stemgebruik Contact hebben met collega’s Op het juiste moment hulp vragen Kunnen luisteren naar verhaal en uitleg Deelnemen aan werkoverleg Assertief zijn Beleefd zijn Een telefoongesprek voeren (formeel en informeel) Nee zeggen,iets weigeren Wensen uiten
Non – verbaal
Er ( voldoende ) verzorgd uitzien Eenvoudige omgangsvormen hebben. Oogcontact kunnen maken. Non-verbaal gedrag herkennen en interpreteren/reageren. Juist interpreteren/reageren op non-verbaal gedrag Non-verbaal gedrag zelf gebruiken.
Bronnenboekje 9
17
Niet
Beetje
Redelijk
goed
Niet
beetje
Redelijk
goed
Niet
Beetje
Redelijk
goed
Niet
beetje
Redelijk
goed
Omgaan met emoties en meningen Accepteren van collega’s Eigen mening geven. Boosheid uiten ( op aanvaarbare wijze) Reageren op lastig gedrag van anderen. Waarderingen geven Waardering krijgen Betrokkenheid tonen naar collega’s Reageren op kritiek Accepteren van andere culturen
Werkhouding Inzet tonen Op tijd komen Afspraken nakomen Waarderingen geven Waardering krijgen Betrokkenheid tonen naar collega’s Reageren op kritiek Accepteren van andere culturen
Bronnenboekje 9
18
goed
Redelijk
beetje
Niet
goed
Redelijk
Beetje
Niet
Werkaanpak Concentratie op de taak Vaak afwisselend werk aankunnen ( nieuwe instructies) Nauwkeurig werken Zelf het werk organiseren Initiatief nemen Redelijk tempo aanhouden Onder druk kunnen werken Ingewikkelde opdrachten kunnen begrijpen Kunnen samenwerken Hygiënisch kunnen werken Met kwetsbaar / kostbaar materiaal kunnen werken Lange tijd ( paar weken ) dezelfde taak kunnen doen Aandacht bij het werk houden i.v.m. veiligheid Aan voorschriften / regels houden i.v.m. veiligheid Over langere tijd gegevens onthouden. Weten wanneer hulp te vragen Meer dan 3 handelingen na elkaar kunnen uitvoeren Zelf oplossingen voor problemen bedenken
Bronnenboekje 9
19
Vraagt de functie omgaan met gereedschappen? Van belang voor functie Goed Redelijk Beetje
Gereedschap
Niet
Omschrijving
Goed Redelijk Beetje Niet
Cursist kan …
Vraagt de functie om het omgaan met machines? Omschrijving
machines
Vereisen de machines meervoudige handelingen? Vereisen de machines enkelvoudige handelingen? Is de snelheid van reactie of beweging van belang? Is het nodig links/rechts onderscheid te kennen? Is ruimtelijk inzicht nodig? Worden ander ruimtelijke begrippen gehanteerd?
Bronnenboekje 9
20
Taalvaardigheden Van belang voor functie
Voor instructie noodzakelijke woorden begrijpen Eenvoudige zinnen begrijpen Eenvoudige teksten en gebruiksaanwijzingen begrijpen Eenvoudige formulieren begrijpen Bedrijfsmededelingen/ memo’s begrijpen Schriftelijke opdrachten begrijpen
Spreken Informeel gesprek hebben (collega’s) Verstaanbaar spreken Mondeling mededelingen doorgeven Functionele informatie geven (aan klanten- collega’s Eenvoudig telefoongesprek voeren Mededelingen verstrekken over aantallen, data, en tijden Aangeven dat je iets niet begrijpt Vragen stellen ter verduidelijking
Luisteren Mondelinge opdrachten begrijpen Aangeven dat je iets niet begrijpt Meerdere opdrachten tegelijkertijd begrijpen
Schrijven Eenvoudige woorden en getallen leesbaar schrijven Eenvoudige zinnen schrijven Eenvoudige formulieren, lijsten en tabellen invullen Schriftelijk eenvoudige mededelingen formuleren In een aanvaardbaar tempo schrijven Met een tekstverwerker werken
Woordenschat Algemeen Specifiek voor het bedrijf
Bronnenboekje 9
21
goed
redelijk
beetje
niet
goed
redelijk
beetje
Lezen
niet
Cursist kan
Algemeen Toont initiatief om taalproblemen te verhelderen Neemt hier zelf verantwoordelijkheid voor
Rekenvaardigheden Tellen Tot 10 Tot 100 Tot…
Aflezen van getallen Aflezen van getallen van … tot … Noemen van getallen en prijzen Noemen van getallen bij afrekenen
Optellen Tot 10 Tot 100 Tot …
Aftrekken Vanaf 10 Vanaf 100 Vanaf …
Vermenigvuldigen Alle tafels tot 10 Tot …
Delen Deeltafels (deeltal tot 100) Tot …
Meten Van inhoud Van lengte Van gewicht Oppervlaktematen
Bronnenboekje 9
22
Omgaan met geld Optellen Aftrekken Afrekenen Afrekenen met behulp van kassa Tot welke bedragen? …
Tijdsbesef In algemeen Beheersen van digitale tijd Schatten In afbakening van werkzaamheden
Schatten van hoeveelheden Schatten van aantallen tot 100 Schatten van aantallen tot ….. Schatten van gewicht in ons/kilo/….. Schatten lengte in mm/cm/m/…
Lezen van werktekeningen Omzetten van maten van……. naar……. Opvolgen van instructies op werktekeningen
Bronnenboekje 9
23
Van belang voor functie zwaar licht goed redelijk beetje
niet
Grove motoriek
zwaar licht goed redelijk beetje niet
Cursist kan
Staan Zitten Lopen Duwen Tillen Trap lopen Hurken Dragen Bukken Op ladder staan
Van belang voor functie
Pakken met een hand Pakken met twee handen Knijpen Oog- hand- coördinatie Oog- hand- voet- coördinatie Gebruik van afzonderlijke vingers
Zintuigen Ruiken/proeven Gezichtsscherpte/ nauwkeurig waarnemen Kleuren onderscheiding Gehoorscherpte
Bronnenboekje 9
24
goed
redelijk
beetje
niet
goed
redelijk
beetje
Fijne motoriek
niet
Cursist kan
Friesland College Julianalaan 97 8931 AH Leeuwarden 058-2842200 Trajectplan voorbeeld Naam Adres Telefoon Land van herkomst Opdrachtgever Startdatum traject Geplande einddatum Inburgering tot Opleiding in eigen land Werkervaring in eigenland Mentor docent
Einddoel Uitwerking van het einddoel t.a.v. aanzien van het vak (als er uiteindelijk sprake is van een beroep) Uitwerking van het einddoel t.a.v. aanzien van inburgering
Ik heb in eigen land elektriciteit aangelegd. Dat wil ik hier ook doen.
Na 8 weken m.b.t. vak
Ik wil de gereedschappen van elektro kennen. Ik kan eenvoudige teksten over elektro begrijpen (B1) In heb een interview gehouden met iemand die elektriciteit in huizen aanlegt. Ik heb een gesprek gehad met iemand die een elektrobedrijf heeft. Ik weet wat een elektromonteur in Nederland doet. Ik heb uitgezocht hoelang ik kan en mag leren. Ik heb uitgezocht wat mijn diploma’s in Nederland betekenen. Ik heb informatie verzameld over elektro (folders, boeken) Ik wil graag een stage bij een elektriciteitsbedrijf. Ik heb dat bij 4 bedrijven gevraagd. Ik kan bijna alles begrijpen als het over elektro gaat (B1) Ik begrijp nieuwsuitzendingen op TV (B2) Ik kijk naar nieuwsuitzendingen op TV ik heb 3 teksten over het aanleggen van elektriciteit in huizen gelezen Ik heb een CV gemaakt Ik heb een tekst geschreven over het aanleggen van elektriciteit in Irak en in Nederland (B2)
Na 8 weken m.b.t Nederlandse taal
Bronnenboekje 9
Ik wil aan het einde van mijn traject ingeburgerd zijn. Ik wil voldoende taalniveau hebben en voldoende weten van Nederland om een Nederlands paspoort te kunnen krijgen. Ik zit nu tussen niveau A1 en A2 in.
25
Friesland College Julianalaan 97 8931 AH Leeuwarden 058-2842200 Trajectplan Naam Adres Telefoon Land van herkomst Opdrachtgever Startdatum traject Geplande einddatum Inburgering tot Opleiding in eigen land Werkervaring in eigenland Mentor docent
Einddoel Uitwerking van het einddoel T.a.v. aanzien van het vak (als er uiteindelijk sprake is van een beroep) Uitwerking van het einddoel t.a.v. aanzien van inburgering
Na 8 weken m.b.t. vak
Vul acties en doelen in
Na 8 weken m.b.t Nederlandse taal
Na 16 weken m.b.t. vak
Na 16 weken m.b.t. Nederlandse taal
Na 24 weken m.b.t. vak
Bronnenboekje 9
26
Na 24 weken m.b.t. Nederlandse taal
Na 32 weken m.b.t. vak
Na 32 weken m.b.t. Nederlandse taal
Na 40 weken m.b.t. vak
Na 40 weken m.b.t. Nederlandse taal
Afronding op
Bronnenboekje 9
27
Lezen Thema: Buitenlanders over Nederland niveau B1 Waar gaat de tekst over? Een vrouw uit Marokko die naar Nederland komt. Hulp Ik voelde me erg triest op de dag dat ik uit Marokko vertrok. Ik liet familie en vrienden achter me. Het weer in Marokko was zoals ik me voelde: het regende onophoudelijk. Tegelijkertijd keek ik uit naar het weerzien van mijn man die al in Nederland was. Hij zou me ophalen van Schiphol. Het was een geruststellend idee: iemand waar ik zielsveel van houd zou ik weerzien in een land waar ik zelf een keer eerder was geweest: voor twee weken vakantie. Ik wist dat ik er niet alleen voor stond. Hij me zou helpen in Nederland een nieuw leven op te bouwen. En ook mijn zus, die ook al in Nederland woonde, zou alles voor me doen. Dat was een geruststellend idee. Ja, ik heb getwijfeld. In Marokko had ik het verre van slecht. Ik hoefde me nergens zorgen om te maken. Maar in Nederland wist ik niet wat ik tegemoet ging. Zou dit onbekende avontuur goed aflopen? Na mijn aankomst werd me duidelijk dat ik het Nederlands zo snel mogelijk onder de knie zou moeten krijgen. Mijn zus en man hielpen me bij het zoeken van een school, maar het Nederlands, dat moest ik zelf leren! Ik vraag me wel eens af ik het ook gered zou hebben zonder hun hulp. Dat is een vraag waar ik niet snel een antwoord op heb. Ze hebben het wel een stuk gemakkelijker voor me gemaakt. En het was niet moeilijk om ze om hulp te vragen, want het zijn immers de mensen die het dichtste bij me staan. Het is mijn familie. Tegelijkertijd weet ik ook dat er in Nederland zoveel andere mensen en instanties zijn die bereid zijn te helpen. Eigenlijk is het nooit nodig om ergens alleen voor te staan. Soms is het moeilijk te begrijpen waar de ambassades, ministeries en gemeentelijke instanties hier in Nederland allemaal voor zijn. Het is lastig precies te weten waar je naar toe moet en wat je moet doen. Ik heb geleerd om op zulke momenten gewoon te “vragen”, want als niemand weet dat je een probleem hebt, kunnen mensen je ook niet helpen. Ik heb misschien makkelijk praten. Ik had mijn man en zus die goed Nederlands spraken, waar ik altijd op terug kon vallen, maar toch weet ik ook dat ik een aantal dingen zelf bereikt heb. Ik spreek de Nederlandse taal en ik kan alleen boodschappen doen. En zonder iemands hulp kan ik ergens naartoe reizen. Ja, daar ben ik trots op! Voor een deel dankzij mijn man en mijn zus en de mogelijkheden die hier in Nederland geboden worden, maar ook door de moeite die ik zelf gedaan heb om dit allemaal te bereiken. Ik heb een opleiding voor apothekers- assistente gevolgd en ik sta ingeschreven bij het UWV en bij Uitzendbureaus. Het is mijn ideaal om binnen kort als apothekersassistente aan het werk te gaan. En ik weet zeker dat dit gaat lukken. Of ik ooit tegenslag heb gehad in Nederland? Jawel. Maar ik denk altijd maar zo: het goede en het slechte is overal, waar je ter wereld ook bent.
Bronnenboekje 9
28
1. Wat kun je met de tekst doen A. Over wie gaat het? – Waar gaat het over?
B. Wat is er gebeurd?
C. Waar is het gebeurd?
D. Wanneer is het gebeurd?
2. Spreken (presentatie) Kun je aan iemand anders vertellen wat je gelezen hebt?
Bronnenboekje 9
29
Lezen Thema: Buitenlander over Nederland Niveau B2 Waar gaat de tekst over? Een man die vertelt over zijn emigratie naar Nederland. Moeite doen. Het lijkt pas gisteren, alleen de spiegel ’s ochtends bij het scheren verraadt dat het inmiddels meer dan 30 jaar geleden is. Wat zijn de tijden toch veranderd, ik zie me nog naar Nederland reizen. Ik had verwacht dat mijn ouders van alles voor me zouden hebben klaargemaakt. Dat ze uitleg zouden geven over het leven in Nederland. Dat ze me mee zouden nemen naar de plaatsen waar ze het telkens over gehad hebben toen ze bij ons thuis waren in Turkije. Maar nee, het is helemaal anders gegaan dan ik me had voorgesteld. Ik was dolgelukkig, vond het spannend op Schiphol aan te komen en mijn ouders terug te zien. Zalig was het eten op het feest dat ter ere van mijn aankomst was gemaakt. De week erop stond ik weer met beide voeten op de grond. Ik moest langs allerlei instanties om mij in te laten schrijven en ik moest me aanmelden op school. Terwijl ik geen woord Nederlands sprak. Die nacht, toen ik alleen in bed lag, realiseerde ik me voor het eerst wat een zware weg ik moest afleggen om mij de Nederlandse cultuur en het systeem eigen te maken. En dat ik er helemaal alleen voor stond. De eerste week die ik samen met mijn vader heb doorgebracht heeft me niet veel wijzer gemaakt. Weer kreeg ik het gevoel dat ik er echt alleen voor stond. Ik nam me voor om alles eruit te halen wat erin zit, me helemaal in te zetten. Ik nam me voor de volgende ochtend een plannetje te maken voor wat ik de komende maanden moest doen! Ik wilde graag de verhalen van andere Turken horen over hun ervaringen in Nederland. En ik mocht geen dag verliezen om het Nederlands te leren. Bestaat er geen cursus over hoe je in Nederland het beste kunt werken en leven? Dat zou mij helpen bij deze moeizame weg die voor me lag. Mijn landgenoten ondersteunden me en ze gaven me moed om verder te gaan. Via mijn vader kreeg ik een baan in de haven van Rotterdam, en ik verdiende genoeg geld om naast mijn lessen taallessen te volgen. Dat was in die tijd behoorlijk duur, en ik moest alles zelf betalen. Ik merkte ook dat het heerlijk was om in de weekends en in mijn vrije tijd met andere Turken weg te gaan en plezier te maken, maar zo leerde ik mijn Nederlands niet goed. Daarom besloot ik om Nederlandse vrienden te maken zodat ik van hen kon leren. Op die manier ben ik een meisje tegengekomen waar ik nu mee ben getrouwd. En mijn Nederlands is er razend snel op vooruitgegaan. Het was heerlijk om in winkels Nederlands te kunnen praten en de weg te kunnen vragen, om te begrijpen wat anderen zeggen, om gesprekken in de tram en in de bus te kunnen volgen. Wat moet het rot zijn voor de andere landgenoten die hun weg niet zo gemakkelijk kunnen vinden in Nederland zoals dat bij mij het geval was.
Bronnenboekje 9
30
Ik besloot om naast mijn werk in de haven ook vrijwilligerswerk te gaan doen, om andere mensen te ondersteunen en moed te geven om door te gaan. Zo belandde ik in het vrijwilligerwerk. Mijn vrouw was trots op mij en mijn vader herkende me niet meer. Zo snel had ik de taal geleerd en Nederlandse vrienden gemaakt. Na een paar jaar wilde ik meer en ik besloot verder te studeren. Ik wilde opbouwwerker worden. Een ding was daarin voor mij belangrijk: ik wilde uiteindelijk mensen helpen hun weg te vinden in Nederland. Ik wilde ze leren niet anderen de schuld te geven, maar zelf te kijken hoe ze hun problemen op konden lossen. Op een dag werden er op mijn werk veel mensen ontslagen en kwam ik ook zonder werk te zitten. De vrienden die ik ondertussen had gemaakt via het vrijwilligerswerk, steunden me enorm. Ze geloofden meer in mij dan ik in eerste instantie zelf deed, en ze hielpen me samen met mijn vrouw om het geld bij elkaar te verzamelen voor mijn studie. Vier jaar heeft het me gekost, vier jaar keihard studeren, en ik heb het uiteindelijk gehaald! Mijn droom is gerealiseerd! Mijn broers en zussen die later ook naar Nederlands zijn gekomen, zijn door mijn voorbeeld dezelfde weg in geslagen als ik. Ik ben blij en trots om dit voorbeeld te zijn. Het is alle moeite waard geweest.
1. Wat kun je met de tekst doen a. Over wie gaat het? – Waar gaat het over?
b. Wat is er gebeurd?
c. Waar is het gebeurd?
d. Wanneer is het gebeurd?
2. Spreken (presentatie) Kun je aan iemand anders vertellen wat je gelezen hebt?
Bronnenboekje 9
31
Taalniveau Basisgebruiker A1 Kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen gericht op de bevrediging van concrete behoeften begrijpen en gebruiken. Kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en dingen die hij/zij bezit. Kan op simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen. A2
Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Kan communiceren in simpele en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen. Kan in eenvoudige bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven.
Onafhankelijk gebruiker B1 Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. Kan zich redden in de meeste situaties die kunnen optreden tijdens het reizen in gebieden waar de betreffende taal wordt gesproken. Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. Kan een beschrijving geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen. B2
C1
C2
Kan de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst begrijpen, zowel over concrete als over abstracte onderwerpen, met inbegrip van technische besprekingen en in het eigen vakgebied. Kan zo vloeiend en spontaan reageren dat een normale uitwisseling met moedertaalsprekers mogelijk is zonder dat dit voor een van de parijen inspanning met zicht meebrengt. Kan een duidelijke gedetailleerde tekst produceren over een breed scala van onderwerpen; kan een standpunt over een actuele kwestie uiteenzetten en daarbij ingaan op de voor- en nadelen van diverse opties. Vaardig gebruiker Kan een uitgebreid scala van veeleisende lange teksten begrijpen en de impliciete betekenis herkennen. Kan zichzelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder daarvoor aantoonbaar naar uitdrukkingen te moeten zoeken. Kan flexibel en effectief met taal omgaan ten behoeve van sociale, academische en beroepsmatige doeleinden. Kan een duidelijke, goed gestructureerde en gedetailleerde tekst over complexe onderwerpen produceren en daarbij gebruikmaken van organisatorische structuren en verbindingswoorden. Kan vrijwel alles wat hij hoort of leest gemakkelijk begrijpen. Kan informatie die afkomstig is van verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten, argumenten reconstrueren en hiervan samenhangend verslag doen. Kan zichzelf spontaan, vloeiend en precies uitdrukken en kan hierbij fijne nuances in betekenis, zelfs in complexere situaties, onderscheiden.
Bronnenboekje 9
32
Wat kan ik? Luisteren Begrijpen A1 Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete A2
B1
B2 C1 C2
omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken. Ik kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over mezelf en mijn familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Ik kan de belangrijkste punten in korte, duidelijke eenvoudige boodschappen en aankondigen volgen. Ik kan de hoofdpunten begrijpen wanneer in duidelijk uitgesproken standaarddialect wordt gesproken over vertrouwde zaken die ik regelmatig tegenkom op mijn werk, school, vrije tijd enz. Ik kan de hoofdpunten van veel radio- of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen, wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt. Ik kan een langer betoog en lezingen begrijpen en zelfs complexe redeneringen volgen, wanneer het onderwerp redelijk vertrouwd is. Ik kan de meeste nieuws- en actualiteitenprogramma’s op de tv begrijpen. Ik kan het grootste deel van films in standaarddialect begrijpen. Ik kan een langer betoog begrijpen, zelfs waneer dit niet duidelijk gestructureerd is en wanneer relaties slechts impliciet zijn en niet expliciet worden aangegeven. Ik kan zonder al te veel inspanning tvprogramma’s en films begrijpen. Ik kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook, hetzij in direct contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in een snel moedertaaltempo gesproken wordt, als ik tenminste enige tijd heb om vertrouwd te raken met het accent.
Lezen A1 Ik kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen bijvoorbeeld in mededelingen op posters en in catalogi.
A2 Ik kan zeer korte eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in B1 B2 C1 C2
eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu’s en dienstregelingen en ik kan korte eenvoudige persoonlijke brieven begrijpen. Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of aan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen. Ik kan artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen, waarbij de schrijvers een bepaalde houding of standpunt innemen. Ik kan eigentijds literair proza begrijpen. Ik kan lange en complexe feitelijke en literaire teksten begrijpen en het gebruik van verschillende stijlen waarderen. Ik kan gespecialiseerde artikelen en lange technische instructies begrijpen, zelfs wanneer deze geen betrekking hebben op mijn terrein. Ik kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten, zoals handleidingen en specialistische artikelen en literaire werken.
Bronnenboekje 9
33
Wat kan ik? Spreken interactie A1 Ik kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om zaken in een
A2
B1
B2 C1 C2
langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en mij helpt bij het formuleren van wat ik probeer te zeggen. Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen. Ik kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Ik kan zeer korte sociale gesprekken voeren, alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende begrijp om het gesprek zelfstandig gaande te houden. Ik kan de meeste situaties aan, die zich kunnen voordoen tijdens een reis in een gebied waar de betreffende taal wordt gesproken. Ik kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek over onderwerpen die vertrouwd zijn of mijn persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby’s, werk, reizen en actuele gebeurtenissen). Ik kan zodanig deelnemen aan een vloeiend en spontaan gesprek, dat normale uitwisseling met moedertaalsprekers redelijk mogelijk is. Ik kan binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin mijn standpunten uitleggen en ondersteunen. Ik kan mezelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder merkbaar naar uitdrukkingen te hoeven zoeken. Ik kan de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en professionele doeleinden. Ik kan ideeën en meningen met precisie formuleren en mijn bijdrage vaardig aan die van andere sprekers relateren. Ik kan zonder moeite deelnemen aan welk gesprek of discussie dan ook en ben zeer vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en spreektaal. Ik kan mezelf vloeiend uitdrukken en de fijnere betekenisnuances precies weergeven. Als ik een probleem tegenkom, kan ik mezelf hernemen en mijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks merken.
Schrijven A1 Ik kan een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het verzenden van A2 B1 B2
C1
C2
vakantiegroeten. Ik kan op formulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld mijn naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier. Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Ik kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken. Ik kan een eenvoudige samenhangende tekst schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Ik kan persoonlijke brieven schrijven waarin ik mijn ervaringen en indrukken beschrijf. Ik kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interesses. Ik kan een opstel of een verslag schrijven, informatie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning vóór of tegen een specifiek standpunt. Ik kan brieven schrijven waarin ik het persoonlijk belang van gebeurtenissen en ervaringen aangeef. Ik kan me in duidelijk, goed gestructureerde tekst en uitdrukken en daarbij redelijk uitgebreid standpunten uiteenzetten. Ik kan een brief, een opstel of een verslag schrijven over complexe onderwerpen en daarbij de voor mij belangrijke punten benadrukken. Ik kan schrijven in een stijl die is aangepast aan de lezer die ik in gedachten heb. Ik kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl schrijven. Ik kan complexe brieven, verslagen of artikelen schrijven waarin ik een zaak weergeef in een doeltreffende, logische structuur zodat de lezer de belangrijke punten kan opmerken en onthouden. Ik kan samenvattingen van en kritieken op professionele of literaire werken schrijven.
Bronnenboekje 9
34
De belangrijkste woorden van dit thema 1. .........................
24. .........................
2. .........................
25. .........................
3. .........................
26. .........................
4. .........................
27. .........................
5. .........................
28. .........................
6. .........................
29. .........................
7. .........................
30. .........................
8. .........................
31. .........................
9. .........................
32. .........................
10. .........................
33. .........................
11. .........................
34. .........................
12. .........................
35. .........................
13. .........................
36. .........................
14. .........................
37. .........................
15. .........................
38. .........................
16. .........................
39. .........................
17. .........................
40. .........................
18. .........................
41. .........................
19. .........................
42. .........................
20. .........................
43. .........................
21. .........................
44. .........................
22. .........................
45. .........................
23. .........................
46. .........................
Bronnenboekje 9
35
Reflectieformulier boekje 12
Ik gebruik dat ook
Ik goed
redelijk
niet
Docent goed
redelijk
niet
Ik kan iemand beschrijven (hoe iemand eruit ziet) Ik kan iemand beschrijven (hoe het karakter van iemand is) Ik kan reflecteren Ik weet wat ik kan Ik weet wat ik wil Ik weet hoe mijn vervolgtraject eruit ziet Ik kan aan iemand anders vertellen hoe mijn vervolgtraject eruit ziet Ik ken de belangrijkste woorden uit dit thema
Bronnenboekje 9
36