BRIO-taalbarometer(s): taalkennis en taalgebruik in Brussel IN HET KORT: In 1961 werden de gecontesteerde talentellingen afgeschaft. Nadien doken op tijd en stond schattingen op van de omvang van het aantal Franstaligen en Nederlandstaligen in Brussel, maar de methodologische basis ervan was doorgaans zwak. In 1999 startte (de voorloper van) het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum BRIO, met steun van de Vlaamse Overheid, met een onderbouwd “taalbarometer”-onderzoek dat om de 5 jaar wordt herhaald (afnames in 2000, 2005 en 2011). Aan de hand van een representatieve steekproef van 2.500 respondenten wordt een analyse gemaakt van het Brussels taalbeeld. Het BRIOtaalbarometeronderzoek biedt zo een mooie spiegel van de kenmerken van taalgebruik en taalattitudes in Brussel en van de linguïstische ontwikkelingen die zich binnen de stad voltrekken.
2
SITUERING Taalpolitiek en taalbeleid vormen een essentieel onderdeel van het naoorlogs Belgisch politiek systeem. Steevast duiken politieke discussies op omtrent het aantal Vlamingen en Franstaligen in Brussel, het sluitstuk van het Belgische politieke model. Sinds de afschaffing van de destijds reeds betwiste officiële talentellingen in 1961 zijn er tal van pogingen geweest om het aandeel van de taalgroepen in de Brussel te meten. Indicatoren zoals de taal waarin de facturen van telecomoperator Belgacom zijn opgesteld of de taal van de identiteitskaart weerspiegelen in eerste instantie het politieke opzet van de discussie en gaan totaal voorbij aan de meertalige Brusselse realiteit. In 1997, 50 jaar na de laatste talentelling, startte het toenmalige Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel, de voorloper van het huidige BRIO, met de voorbereidingen van een eerste taalbarometeronderzoek, het eerste wetenschappelijk surveyonderzoek dat trachtte een representatief beeld te schetsen van de Brusselse taalsituatie. Tot het concept van het taalbarometeronderzoek (kortweg TB) het licht zag werden reeds bepaalde mechanismen achter het taalverschuivingsproces ontrafeld (zie o.a. Louckx, 1982 en De Metsenaere, 1988) maar een totaaloverzicht ontbrak. Met de institutionele hervormingen van 1989 en 1993 en de groeiende migratie vanuit het buitenland als achtergrond streefde het onderzoek volgende objectieven na: een representatief beeld krijgen van de Brusselse taalrelaties in al hun complexiteit, een duidelijk inzicht krijgen in de dynamieken die deze taalverhoudingen genereren en een inzicht verwerven in de relatie tussen taal en identiteit. Deze vormen ook vandaag nog de uitgangspunten van het taalbarometeronderzoek dat inmiddels al aan zijn derde editie toe is (zie TB1 Janssens, 2001 & TB2 Janssens, 2007).
METHODOLOGIE De sterkte van het taalbarometeronderzoek is het feit dat het steunt op een face-to-face bevraging van een representatief staal van de Brusselse bevolking. Hiertoe wordt door het Rijksregister een steekproef getrokken van 2.500 volwassen Brusselaars, met als gevolg een standaard betrouwbaarheidsinterval van 95% met een foutenmarge van +/- 2%. Voor elke effectief te bevragen persoon werden 3 reserves voorzien die bij weigering of verhuis als substituut kunnen worden bevraagd. De door BRIO ontwikkelde en gevalideerde vragenlijst is zowel in het Nederlands, Frans, Engels als Arabisch beschikbaar. Het instrument bestaat uit een vaste kern van modules die peilen naar de relevante achtergrond van de Brusselaars, hun taalkennis, hun taalgebruik en hun houding ten aanzien van een aantal taalgerelateerde maatschappelijke ontwikkelingen.
3
1. Kerncijfers taalkennis in Brussel en duiding 2.1 Taalkennis in Brussel Het taalgebruik in Brussel hangt samen met de socio-demografische achtergrond van haar bevolking. Als migratieregio wordt Brussel gekenmerkt door een steeds grotere diversiteit aan thuistalen. Dat uit zich ook in het aantal talen, dat door de bevraagde Brusselaars goed tot uitstekend wordt gesproken. Dat aantal steeg van 72 in 2000 over 96 in 2005 tot 104 in 2011. De internationalisering van de Brusselse bevolking, waarvan 33% een niet-Belgische nationaliteit heeft (2012) – en waarbij het aantal genaturaliseerde migranten niet is opgenomen – speelt daarbij uiteraard een belangrijke rol. De top 8 van de in Brussel meest gesproken talen op basis van zelfrapportage blijft dezelfde, al verschuiven de posities en het aantal personen die de taal goed tot uitstekend beheersen (zie tabel 1). TB1 Frans Nederlands Engels Arabisch Duits Spaans Italiaans Turks Tabel
TB2
TB3
95.5% Frans 95.6% Frans 33.3% Engels 35.4% Engels 33.3% Nederlands 28.3% Nederlands 10.1% Spaans 7.4% Arabisch 7.1% Arabisch 6.6% Spaans 6.9% Italiaans 5.7% Duits 4.7% Duits 5.6% Italiaans 3.3% Turks 1.4% Turks 1. Vergelijking evolutie taalkennis (goed /uitstekend spreken)
88.5% 29.7% 23.1% 17.9% 8.9% 7.0% 5.2% 4.5%
Het Frans is en blijft de lingua franca in Brussel en het Engels heeft het Nederlands als tweede meest gekende taal verdrongen. Toch overstijgt het percentage Brusselaars dat goed tot uitstekend Nederlands spreekt (23.1% in 2011), ruimschoots het cijfer dat in het politieke debat doorgaans op het aantal Vlamingen in Brussel wordt geplakt (5 à 7%). De drie belangrijkste talen (Frans, Engels en Nederlands)verliezen in de derde taalbarometer aan relatief gewicht. De kennis van deze talen is recht evenredig met het onderwijsniveau van de sprekers. Het Arabisch maakt opgang en is een typische gezinstaal die op school niet wordt onderwezen. Dit betekent evenwel niet dat deze Brusselaars geen andere taal spreken, in de helft van de gezinnen waar Arabisch wordt gesproken wordt ook een andere gezinstaal gebruikt. Tabel 2 geeft op basis van de officiële talen een overzicht van de thuistalen waarin de huidige Brusselaars opgroeiden. De tabel 1 maakt duidelijk dat taalgebruik geen zero sum game is waarbij het aantal Franstaligen kan gelijk gesteld worden met 100% min het aantal Brusselaars uit eentalig Nederlandstalige gezinnen. In 2011 (TB3) maakt het percentage eentalig Franstalige en eentalig Nederlandstalige Brusselaars samen minder dan 40% van de bevolking uit. Het gezin dat thuis enkel Frans gebruikt, is dus niet langer meer de norm. Het Nederlands weet zijn positie te handhaven, en wint zelfs wat terrein als oorspronkelijke thuistaal, zij het dan in combinatie met het Frans. Een derde van de Brusselaars groeide op in een gezin waar thuis noch Nederlands noch Frans werd gesproken.
4
Thuistaal Frans Nederlands Nederlands/Frans Frans/Andere taal Andere taal of talen
TB1 51.7% 9.1% 10.1% 9.4% 19.7%
TB2 56.4% 6.8% 8.7% 11.4% 16.7%
TB3 33.6% 5.4% 14.1% 14.9% 32.0%
Tabel 2. Thuistaal gezin van oorsprong Brusselaars 2.2 De positie van het Nederlands bij de Brusselse bevolking. Hoe is het meer specifiek gesteld met de kennis van het Nederlands bij de Brusselse bevolking? De onderstaande tabel ventileert de oorsprong van de kennis van het Nederlands voor de Brusselaars die goed tot uitstekend Nederlands spreken. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen diegene die het Nederlands van thuis uit meekregen (als enige taal of in combinatie met een andere taal) en diegene die het Nederlands op school hebben geleerd. Een belangrijke restcategorie van 9.3% heeft elders deze taal meegekregen. Nederlands TB1 TB2 Thuistaal 48.8% 45.1% Enige thuistaal 26.3% 23.0% In combinatie met Frans 22.4% 21.7% In combinatie met andere 0.1% 0.4% taal Onderwijs België 47.7% 49.6% Als onderwijstaal 7.5% 8.6% Als taalvak 40.2% 41.0% Elders 3.5% 5.3% Tabel 3. Taalkennis goed tot uitstekend Nederlands spreken
TB3 48.9% 22.4% 26.3% 0.2% 41.8% 16.7% 25.1% 9.3%
Wat het Nederlands betreft blijft ongeveer de helft van diegenen die de taal goed tot uitstekend spreken deze van thuis uit geleerd te hebben, al is dat voor de meerderheid van hen in combinatie met een andere taal (zie tabel 3). De recente cijfers van de leerlingen uit het Nederlandstalig onderwijs in Brussel bevestigen deze trend: van de leerlingen die in hun gezin Nederlands spreken is het aantal dat deze taal thuis met een andere taal combineert dubbel zo groot dan het aantal leerlingen uit eentalig Nederlandstalige gezinnen. Voor de jongste generatie Brusselaars is dit zowel voor het Nederlands als het Frans het geval; beide officiële talen worden thuis meer in combinatie met een andere taal gesproken dan als enige thuistaal. Ook het effect van het Nederlandstalig onderwijs is duidelijk af te lezen in de tabelHier tegenover staat een significante daling van diegenen uit het Franstalig onderwijs die goed tot uitstekend Nederlands spreken.
5
2. Taalgebruik: van eentaligheid naar taaldiversiteit? Het derde taalbarometeronderzoek geeft aan dat het aantal eentalige inwoners in Brussel sterk aan belang heeft ingeboet en dat taaldiversiteit een feit is. Gezien de huidige internationalisering van de bevolking lijkt het erop dat deze diversiteit ook in de toekomst het taalgebruik zal blijven typeren. Het aantal Brusselaars met een verschillende taalachtergrond groeit en deze taalrijkdom wordt bovendien ook aan de volgende generatie doorgegeven. Waar de partners in taalgemengde huwelijken vaak voor één enkele gezinstaal kiezen, willen ze aan hun kinderen wel hun eigen taal doorgeven Het resultaat hiervan is dat van de huidige groep Brusselaars jonger dan 25 jaar reeds de helft opgroeide in een twee- of meertalig gezin. Het huidige patroon van gezinsvorming garandeert dat de basis van de Brusselse taalsituatie, de primaire taalverwerving bij de allerjongsten, gekenmerkt zal zijn door een steeds verder doorgedreven diversiteit. In die optiek verschilt het huidige taalverwervingsproces binnen Brusselse gezinnen van het historische fenomeen van verfransing van de Nederlandstalige bevolking, dat zich vanaf de laat 19de tot ruim halfweg de 20ste eeuw voltrok, en waarbij tweetaligheid slechts een tussenstap was naar een eentalig Franstalig gezin Als er tegenwoordig voor een tweede gezinstaal wordt geopteerd, is deze meestal wel het Frans, maar dit leidt slechts gedeeltelijk tot een verdringen van andere oorspronkelijke thuistalen. Integendeel, sommige migrantentalen herwinnen aan vitaliteit bij de jongste generatie. De huidige evolutie is er daardoor niet een van eentalige assimilatie, maar naar meertaligheid.(zie tabel 4). Huidige thuistaal TB1 Eentalig gezin 67.8% Tweetalig gezin 27.5% Meertalig gezin 4.7% Tabel 4. Talen gezin van oorsprong jonge geboren
TB2 64.6% 33.0% 2.4% en getogen Brusselaars
TB3 46.8% 49.3% 3.9% (18-25jaar)
2.1. Aanverwante thema’s & recente discussies: nieuwe tegenstellingen? De Brusselse taaldiversiteit resulteert in een complex taalrepertorium. Communicatie is geen exclusieve keuze tussen talen waarbij de sterkste het haalt; de realiteit wijst net op een veel pragmatischer taalgebruik. Zo wordt binnen alle taaldomeinen die werden onderzocht zowel meer Engels als meer Nederlands gesproken, hetgeen evenwel geen daling van het gebruik van het Frans impliceert. De meer verfijnde meting die in deze taalbarometer werd toegepast, illustreert namelijk dat Frans samen met een beetje Nederlands en een beetje Engels wordt gebruikt. Het gebruik van die laatstgenoemde taal neemt ook effectief toe, niet alleen door anderstaligen maar ook door ook Nederlands- en Franstaligen. Zelfs in contacten met de overheid duikt het Engels meer en meer op. Het gecombineerde gebruik van deze drie contacttalen en een stijgend gebruik van de migrantentalen bevestigt een patroon dat we ook in andere steden aantreffen. Neem als voorbeeld de manier waarop een buurt communiceert. De straat is niet langer een arena van een sterke meerderheidstaal versus zwakke minderheidstalen maar er ontwikkelt zich
6
een eigen minder strikt omlijnde omgangstaal met het Frans als basis en met invloeden van andere talen. Het is een mooi voorbeeld van wat sociale wetenschappers ‘glocalisering’ noemen. Deze evolutie ligt ongetwijfeld ook mee aan de basis van het feit dat bij Brusselaars van buitenlandse origine de buurt tot de belangrijkste identificatiekaders hoort. Op die manier kunnen culturele en taaldiversiteit toch hand in hand gaan met sociale cohesie, al blijven andere talen en culturen voor sommigen een belangrijke drempel vormen om binnen de buurt met anderen in contact te treden. Meer en meer Brusselse gezinnen zijn taalgemengd waardoor niet alleen binnen het gezin verschillende talen worden doorgeven maar de gezinsleden zelf ook gemakkelijker meedraaien in een meertalige omgeving en in hun dagelijks taalgebruik vlotter van de ene naar de andere taal overschakelen. De analyse van de taalkennis en het taalgebruik van de Brusselaars geeft bovendien aan dat de relatie tussen de thuistaal en de politieke taalgemeenschappen erg complex is. Een eenduidig zwart-wit beeld is niet langer van toepassing. De primaire taalverwerving van het Frans en het Nederlands gebeurt meer en meer in combinatie met een andere taal. De school speelt nog wel een belangrijke rol maar deze instellingen worden eveneens gekenmerkt door een diverse leerlingenpopulatie en zijn niet langer de evidente link tussen het individu en zijn vermeende taalgemeenschap. Het Nederlands en het Frans blijven een cruciale rol spelen in de gemeenschapsvorming binnen Brussel, maar de manier waarop met die taal wordt omgegaan ligt niet langer in het verlengde van de traditionele communautaire tegenstellingen die het politieke debat beheersen. Een bijkomende uitdaging vormt het falend (taal)onderwijs voor bepaalde Brusselse jongeren hetgeen resulteert in een dalende kennis van zowel het Nederlands als het Engels. Hierdoor ontstaat een polarisering van eentalige, meestal laaggeschoolde, versus meertalige, veelal hooggeschoolde, Brusselaars. Ook op andere vlakken zijn dergelijke tegenstellingen duidelijk in het taalbarometeronderzoek. Naast de dichotomie tussen stad en haar hinterland gaat het om de keuze voor een stedelijke gemeenschap enerzijds of een gemeenschap gebaseerd op taal anderzijds. Hoe de politieke instellingen er in de toekomst zullen uitzien hangt af van deze keuzes. De ontwikkelingen die deze derde taalbarometer in kaart brengt, onderstrepen dat het hier geen theoretische keuzes betreft, maar dat er op het terrein al belangrijke ontwikkelingen aan de gang zijn. In het verenigingsleven is het gebruik van meerdere talen een gegeven. Gevraagd naar de toekomst van Brussel zien de Brusselaars noch een toekomst met Wallonië noch met Vlaanderen zitten: met elk van beide opties gaat minder dan 5% van de Brusselaars akkoord. De Brusselaars richten zich niet op een bepaalde taalgemeenschap, het is juist meertaligheid dat hen bindt.
Referenties • De Metsenaere, M. (1988). Taalmuur: sociale muur? De negentiende-eeuwse taalverhoudingen te Brussel als resultaat van geodemografische en sociale processen, Taal en sociale integratie n°9, Brussel: VUBPRESS. • Janssens, R. (2001). Taalgebruik in Brussel. Taalverhoudingen, taalverschuivingen en taalindentiteit in een meertalige stad, Brusselse Thema’s n° 8, Brussel: VUBPRESS. • Janssens, R. (2007). Van Brussel gesproken. Taalgebruik, taalverschuivingen en taalidentiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Taalbarometer II) , Brusselse Thema’s n° 15, Brussel: VUBPRESS. • Louckx, F. (1982). Vlamingen tussen Vlaanderen en Wallonië. Taalaanvaardings- en taalontwijkingsprocessen in een meertalige situatie bekeken vanuit de sociologische literatuur over etnische en raciale verhoudingen, Taal en sociale integratie n°5, Brussel: VUB.