BREEAM MAN 09 Casestudy
Project Projectnummer Kenmerk Opgesteld door Datum Gewijzigd
: : : : : :
Renovatie Post120 te Dordrecht W269 W269_BREEAM_MAN09_Casestudy Martijn Otterspeer 24 september 2014 26 januari 2016
Moderne duurzaamheid Wij streven ernaar om met Post120 het meest duurzame gebouw van Dordrecht te realiseren. Daarom kiezen we ervoor om gebruik te maken van de bestaande constructie en gevel. Waarom zou je alles platgooien, materialen afvoeren, onnodig lawaai maken en de boel vervuilen als het bestaande gebouw zoveel mogelijkheden biedt? Door het oude gebouw nieuw leven in te blazen wordt de hoeveelheid nieuw in te brengen materialen enorm teruggebracht. Als dat niet de ultieme manier van hergebruik is! Een groot deel van de milieuproblematiek komt door de uitstoot van broeikasgassen, onder andere door het gebruik van fossiele brandstoffen voor elektriciteit en verwarming. Ook hier hebben we zo onze ideeën over. We zoeken naar alternatieve energie- bronnen en slimme trucs om het energiegebruik te minimaliseren. Zo zorgen de gigantische ramen voor zoveel licht dat de lampen lang uit kunnen blijven.
1.1 Doel Voorliggend document beschrijft de casestudy van Dudok Projectontwikkeling B.V. Deze casestudy heeft tot doel project gerelateerde informatie te publiceren omtrent de renovatie van het kantoorgebouw Post120 te Dordrecht. 1.2 Scope Deze casestudy is opgesteld volgens MAN09 BREEAM-NL Beoordelingsrichtlijn naar aanleiding van de grootschalige renovatie van kantoor Post120. Het streven is dat Post120 na renovatie gekwalificeerd zal worden als ‘Very Good’. Post120 zal als duurzaam gebouw ontworpen en ontwikkelt worden. Om de mate van duurzaamheid inzichtelijk te maken wordt het gebouw geheel volgens BREEAM gecertificeerd. De Dutch Green Building Council, afgekort DGBC, is een onafhankelijke organisatie die een keurmerk voor duurzaam vastgoed afgeeft. DGBC is zowel een meetinstrument als een ontwerpinstrument. Het gebouw wordt hiermee ontworpen en gecertificeerd op de gebieden variërend van management van het bouwproces, gezondheid van het interne klimaat, energiezuinigheid, vervoer om, naar en in het gebouw alsook waterverbruik en afval. Het behaalde percentage in de categorieën zorgt voor één van de volgende scores: +30% = Pass +45% = Good +55% = Very Good +70% = Excellent +85% = Outstanding Bij Post120 is een score van meer dan 55% beoogd. Uit onderstaande tabel valt op te maken, waar het ambitieniveau ligt en welke credits behaald kunnen worden.
In nauwe samenwerking tussen Dudok Projectontwikkeling b.v., transVORM b.v., Dam & Partners, M3E b.v. en de adviseurs en installateurs is de benodigde bewijslast aangeleverd voor het verkrijgen van het BREEAM Ontwerp certificaat kwalificatie ' Very Good'. Volgende stap in het behalen van het algehele BREEAM certificaat is het verzamelen van de nodige bewijslast. In een twee-wekelijks overleg tussen de betrokken partijen, zal gestructureerd overleg gevoerd worden over de voortgang van het aanleveren van het benodigde bewijsmateriaal. Twee-wekelijks wordt een rapport uitgebracht, waarin de voortgang samengevat is, en waarbij gestuurd wordt op de te behalen credits. Ambitie binnen het team ligt om het gebouw naar een hogere kwalificatie te brengen. Hiermee wordt het meest duurzame gebouw van Dordrecht een feit en wordt de standaard hoog gelegd voor het vastgoed in de wijde omtrek.
1.3 Innovatieve en milieuvriendelijke ontwerpmaatregelen 1.3.1 TRIAS-Energetica De primaire uitgangspunten tijdens de preliminaire fase van het ontwerp is de TRIAS-Energetica. Ten eerste is de vraag naar energie beperkt door de primaire functies van het gebouw zo goed mogelijk te isoleren. Dit resulteert in een buitenschil met een isolatiewaarde van Rc=9. De tweede richtlijn is het beperken van gebruik van fossiele brandstoffen. Dit wordt bereikt door het te gebruiken VRV-systeem van Daikin. Hiervoor zijn geen fossiele brandstoffen benodigd. De derde richtlijn richt zich op het zo efficiënt mogelijk verbruiken van fossiele brandstof. Dit wordt door de toepassing van de VRV-installatie gerealiseerd, aangezien hiervoor geen fossiele brandstoffen benodigd zijn. 1.3.2 Energievraag Allereerst moet duidelijk zijn wat de energievraag zal zijn van het gebouw voor koeling, verwarming, verlichting, tapwater. De energievraag is bepaald op basis van simulaties en de verstrekte ontwerptekeningen van de architect dd. 15 juli 2011. Met deze simulatie is een berekening opgezet en zijn de vermogens en het energieverbruik bepaald. De gebruikstijden die door M3E zijn aangehouden voor het gebouw zijn 6-18 uur per werkdag (excl. weekenden) gedurende 50 weken in een jaar. In tabel 1 volgen de hoofdpunten uit de simulatie van M3E waarmee de energievraag en vermogens van de nieuwbouw en verbouw van het beoogde schoolgebouw zijn berekend: Koeling Vermogen (kW) 208
Energielevering (MWh) 128
Verwarming Vermogen (kW) 256
Energielevering (MWh) 248
Tabel 1. Overzicht van geprognosticeerde vermogens en energieverbruik
Om een vergelijking met de referentie situatie te maken waarin een conventionele Hr-ketel (cascade opstelling) en een koelmachine de warmte en koude opwekt, zijn in tabel 3 de investeringskosten voor de referentie situatie weergegeven. Hr-ketel (cascade opstelling) Koelmachine Totale investeringskosten referentie situatie Tabel 2. Investeringskosten referentie situatie uitgewerkt/
€ 50.000 € 50.000 € 100.000
Uitgangspunt bij de navolgende vergelijkingen is dat het afgiftesysteem in het gebouw niet wijzigt: de verschillende opties met hun investeringen worden dus vergeleken met financiële onderbouwing van de kosten van alleen de opwekkers. Indien het afgiftesysteem tevens dient te veranderen zal een nieuwe berekening gemaakt moeten worden. Uitgangspunt afgiftesysteem is luchtverwarming/luchtkoeling (topkoeling). Er is geen regelbare nakoeling aanwezig. Het luchtsysteem wordt verder bijgestaan door radiatoren met thermostatische radiatorkranen. CO2-productie Voor de referentie-situatie is de te verwachten CO2-productie bepaald van de gebouw gebonden installaties. De verwachte CO2-productie bedraagt: 101.131 kg voor de referentie op jaarbasis.
1.3.3 WKO-systeem Systeem omschrijving Uit een globaal verkennend WKO-haalbaarheidsonderzoek van M3E is gebleken dat als er een WKO-systeem wordt toegepast een open bronsysteem het meest geschikt is. Echter is het noodzakelijk een geologisch vooronderzoek uit te voeren om zeker te weten dat een WKO mogelijk is. Het open bronsysteem is van het type ‘doublet-systeem’ waarbij grondwater onttrokken wordt uit één van de bronnen en direct gebruikt wordt voor koeling in het gebouw zonder tussenkomst van een warmtepomp. Tijdens dit proces neemt het water de overtollige warmte uit het gebouw op, en slaat deze warmte op in de warme bron. De warmte uit de warme bron wordt een half jaar later in de winter gebruikt voor verwarming van het gebouw via de inzet van warmtepompen. Gezien het geringe warme tapwater gebruik (pantrys, kantine, poetskasten) wordt het WKO systeem niet uitgerust om tapwater te bereiden. Enkele elektrische boilers zullen ter plekke het tapwater bereiden. Tapwater is verder buiten beschouwing gelaten. Investeringskosten De investeringskosten van het beoogde WKO-systeem worden in tabel 3 uitgewerkt. Doordat het WKO-systeem is gedimensioneerd op de koudevraag (260kW) is ook een Hr-ketel in de lijst van investeringskosten opgenomen. Verder dient er een drycooler geplaatst te worden om onbalans op te heffen. Geologisch vooronderzoek & proefboring € 22.500 Warmtepomp installatie € 70.000 Bronnensysteem capaciteit 208kW (aanname) € 120.000 Leges provincie € 1.100 Hr-ketel € 9.000 Vergrootte warmtewisselaar LBK (lage temp.) € 3.000 (extra t.o.v. ref.) Begeleiding, effectenstudie en andere € 10.000 onderzoeken Drycooler installatie € 15.000 Totale investeringskosten € 250.600 Tabel 3.Investeringskosten WKO-installatie uitgewerkt
Terugverdientijd en CO2-productie Op basis van de voorgaande berekeningen en opgegeven waardes betreffende energiekosten heeft M3E een terugverdientijd en de CO2-reductie kunnen bepalen voor het WKO-systeem. M3E verwacht dat het WKO-systeem (incl. geologisch onderzoek) in ca. 29 jaar is terug verdiend. De extra investering voor dit systeem boven op de referentiesituatie bedraagt €150.600. De verwachte CO2-productie bedraagt: 88.239 kg voor de gebouwgebonden installaties op jaarbasis.
1.3.4 VRV-systeem Systeem omschrijving Een VRV-systeem is een lucht-water warmtepomp systeem waarbij het mogelijk is om tussen de verschillende ruimtes energie uit te wisselen. De te koelen ruimten genereren de warmte voor de te verwarmen ruimten en andersom. Het tekort aan warmte of koude wordt door de buitenunit geproduceerd. Deze warmte terugwin mogelijkheid kan leiden tot grote energiebesparingen. Aandachtpunt is de geluidproductie van de warmtepompen die in de buitenlucht dienen te worden opgesteld. Verder dient ook de afgifte-installatie gewijzigd te worden aangezien de warmtepomp werkt met koudemiddel ipv water.
Rendement van een VRV-systeem: COP waarde De energie welke aan de VRV-systemen toegevoerd dient te worden is elektrische energie om de compressor in werking te stellen. Door het toevoeren van 1 kW elektrische energie aan de compressor kan tussen de 3 en de 4 kW warmte van binnen naar buiten of buiten naar binnen getransporteerd worden. 1 kW elektrisch vermogen betekent dus 3 tot 4 kW koelcapaciteit of 3 tot 4 kW verwarmingscapaciteit. Het rendement van een warmtepomp wordt uitgedrukt in een Coëfficiënt Of Performance (COP). De COP is het nuttig vermogen (verwarmen of koelen) gedeeld door het opgenomen vermogen. Bij een COP vanaf 3,5 is het verwarmen van een verblijfsruimte door middel van een warmtepomp vaak al energiezuiniger dan een goede cv ketel. Energie-uitwisseling De COP wordt dus berekend door de nuttige energie te delen door het opgenomen elektrisch vermogen. Door het uitwisselen van energie binnen het VRV-systeem worden zowel het verdampingsproces als het condensatieproces nuttige energie, terwijl het opgenomen vermogen gelijk blijft. Hierdoor wordt de COP en daarmee de energieprestatie aanzienlijk verhoogd. In grafiekvorm kan de COP van een VRV-systeem tijdens deellast als volgt worden weergegeven: COP over jaar gezien Een installatie wordt berekend om in uiterste buitencondities (-10°C en 28-32°C) in warmte- en koudedekking te voorzien. Deze extremen komen echter maar een paar uur per jaar voor. In onderstaande grafiek is het aantal uur per jaar dat een bepaalde temperatuur voorkomt weergegeven. Hiervoor is een genormaliseerd referentiejaar gebruikt. Tevens is de vermoedelijke deellast van de installatie bij de verschillende buitentemperaturen weergegeven. Hieruit kan herleid worden dat een installatie gedurende het grootste gedeelte van het jaar een met een hogere COP draait dan de nominale COP. De Gemiddelde COP gedurende een jaar bedraagt ca. 5,5 - 6, afhankelijk van het gebouw waarin de installatie wordt toegepast.
Investeringskosten Doordat het systeem 100% all-electric is, is geen HR-ketel meer benodigd. Verder dient ook de afgifte-installatie gewijzigd te worden. Hierdoor is het niet mogelijk om alleen de investering van de opwekker te bepalen. In onderstaand overzicht is daarom de meer-investering opgenomen voor de VRV-installatie t.o.v. het referentie ontwerp. Totale meer investeringskosten
€ 85.000
Terugverdientijd en CO2-productie Op basis van de voorgaande berekeningen en opgegeven waardes betreffende energiekosten heeft M3E een terugverdientijd en de CO2-reductie kunnen bepalen voor het VRV-systeem. M3E verwacht dat het VRV systeem in ca. 12 jaar is terug verdiend en een CO2-reductie kan bewerkstelligen van ca. 26 ton t.o.v. de referentie situatie met een conventionele Hr-ketel en een koelmachine. De extra investering voor dit systeem boven op de referentiesituatie bedraagt €85.000,De verwachte CO2-productie bedraagt: 73.845 kg voor de gebouwgebonden installaties op jaarbasis. 1.3.5 Samenvatting en conclusie Voor de duurzame energieopwekking voor de kantoren van Post 120 zijn een tweetal varianten onderzocht. In onderstaand overzicht zijn de belangrijkste resultaten weergegeven: Energieopwekking meerinvestering t.o.v. basis Besparing energiekosten eenvoudige terugverdientijd terugverdientijd netto contante waarde interne rentabiliteit gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit CO2 productie (gebouwgebonden) [kg] % CO2 besparing
Referentie -
WKO € 150.600,-
VRV € 85.000,-
-
€ 4.221,- 35-36
€ 7.915,- 10-11
- - - -
29-30 € -51.500,- 0% 8,1%
11-12 € 69.350,- 12% 24,9%
101.131
88.239
73.845
12%
27%
Het WKO-systeem heeft een terugverdientijd van >25 jaar en is daarom financieel gezien niet interessant. De CO2-besparing van 12% is energetisch gezien wel interessant. Het VRV-systeem heeft een CO2-besparing ten opzichte van de referentie-situatie van 27%. Aangezien de terugverdientijdtijd van het VRV systeem lager is dan 15 jaar en de netto contante waarde positief is, is het advies om voor de energie-opwekking te kiezen voor het VRV-systeem. De opdrachtgever verklaart tevens een contract aan te gaan met een leverancier die 100% duurzaam opgewekte energie kan verantwoorden. In het geval van het VRV-systeem wat fullelectric zal opereren, zal stroom gewonnen worden uit zonnepanele, win- en/of waterkrachtcentrales. Er zal geen gebruik gemaakt worden van energie die gewonnen wordt uit fossiele brandstoffen.
1.3.6 Mechanische ventilatie De kantoorruimten worden gedurende de werkuren mechanisch geventileerd door middel van toevoerroosters. De ventilatiehoeveelheden conform 1.1 l/s.m² verhoogd met een toeslag van 10% bepaald voor vergaderruimten. Bij de berekening wordt ervan uitgegaan, dat de gebruiker conform de ARBO wetgeving een goede luminantiewering als binnenzonwering aanbrengt, naast de reeds toegepaste zonwerende beglazing in de aluminium kozijnen, exclusief vliesgevels, van de oost-, zuid- en westgevel. De toevoerlucht wordt gefiltreerd. De ventilatie-units worden voorzien van warmteterugwinning. Recirculatie van ventilatielucht vindt niet plaats. Afvoer van lucht geschiedt via plenum. De toiletten worden mechanisch afgezogen (50 m³/h) per toilet. 1.3.7 Verlichting De noodverlichtingsinstallatie wordt volgens de eisen van de plaatselijke overheid aangebracht. De armaturen (2 TL 8W) worden onder andere aangebracht in de gangzones, trappenhuizen en lifthallen. Deze installatie dient tevens als oriëntatieverlichting. In de kantoorruimten is het standaard verlichtingsniveau van 400 lux met een aanvangsniveau van 450 lux. In gangzones 150 lux. Deze ruimten dienen te worden verlicht door middel van beeldschermvriendelijke verlengde HF armaturen met TLD buizen in kleur 830. De schakeling van de verlichting in de kantoorruimtes geschiedt door middel van bewegingsdetectoren / daglichtregeling. Bij de bepaling van het aantal detectoren wordt gerekend met een gemiddelde gevellengte per ruimte van 4400mm of 4800mm. De verlichtingsinstallatie wordt uitgevoerd met een spanningsrail zodat wijzigingen in de toekomstige indeling van de kantoorruimten op een gemakkelijke wijze kunnen worden gerealiseerd. Voor de overige ruimten, welke verlicht worden met TL en PL armaturen is de gemiddelde verlichtingssterkte 100 lux. De verkeersruimten, zoals de trappenhuizen, gangen en sanitaire ruimten worden centraal per verdieping vanaf het centrale bedieningstableau geschakeld. Hoogfrequent verlichting Alle toe te passen verlichting in het kantoorgebouw dient voorzien te zijn van hoogfrequente voorschakelapparatuur. Lichtregeling in het kantoorgebouw De lichtregeling in alle ruimtes met de onderstaande gebruiksfuncties is gezoneerd en voor de gebruiker toegankelijk en eenvoudig te bedienen: − Kantoren (individuele kantoorruimten). − In een kantoorgebied (binnen een kantoortuin of grotere kantoorruimte) zones met niet meer dan 4 werkplekken. − Verkeersruimten. − Werkplekken die vlakbij een atrium of ramen liggen vormen een aparte zone met een eigen daglichtregeling. − In auditoria, klas-, college- en gehoorzalen, zijn het presentatiegedeelte en de toehoordersruimte apart gezoneerd. − Vergaderruimten. De lichtregeling van de verkeersruimten is apart gezoneerd, maar niet noodzakelijkerwijs door gebruikers toegankelijk en eenvoudig te bedienen. Per verdieping wordt ten minste één lichtverdeler aangebracht, elke verdeler heeft 20% reservegroepen. Deze reserve is tevens beschikbaar in de kabelgoten. Vanaf de patchkast welke opgesteld zal worden in ruimte ICT coördinator dient er de benodigde
CAT6 bekabeling aangebracht te worden naar de data aansluitpunten. Data aansluitpunten dienen per werkplek te voorzien worden. De patchkast dient aangesloten te worden op het ISRA punt, welke in de meterkast voorzien zal worden. 1.3.8 Overige toegepaste duurzame ontwerpmaatregelen Aan de binnenzijde van het gebouw wordt het liftgebruik ontmoedigd. Looproutes liggen in het verlengde en liften liggen uit de primaire looproute. Hierdoor worden de gebruikers aangemoedigd om lichamelijke inspanning te verrichten en wordt elektraverbruik door liften verminderd. Aan de binnenzijde van het gebouw wordt een informatiesysteem opgehangen inzake het elektra-, energie-, en waterverbruik om mensen bewust te maken van de impact op het milieu. In het gehele gebouw wordt ter plaatse van de oost-, zuid- en westgevel zonwerend en warmtewerend glas toegepast om lichthinder van te fel inschijnend licht te weren. Er wordt een DRIS toegepast. Dit is een systeem waarbij gebouwgebruikers OV-informatie van de omgeving op het scherm bij de uitgang kunnen zien. Dit zorgt ervoor dat mensen meer geneigd zijn het OV te gebruiken en, inherent hieraan, minder CO2-uitstoot zullen voortbrengen. Er zijn ruimtes specifiek ingericht voor het inzamelen voor gescheiden afval, waardoor de afvalketen een stuk efficiënter en ingekort wordt. Er worden watermeters en waterbesparende systemen toegepast om het waterverbruik te monitoren en als doel het waterverbruik bewust te maken bij de gebruikers en te stimuleren het waterverbruik te beperken.
1.4 Specificaties Post120 Bruto bebouwd grondoppervlakte: Totaal inhoud gebouw: Totaal oppervlakte terrein: Bruto vloeroppervlakte: GO-vloeroppervlakte kantoor:
25.565 m³ 3.875 m² 5.326 m² 4.790 m²
Uittrekstaat begane grond kantoorgebouw
e
Uittrekstaat 1 verdieping kantoorgebouw:
e
Uittrekstaat 2 verdieping kantoorgebouw
e
Uittrekstaat 3 verdieping kantoorgebouw
e
Uittrekstaat 4 verdieping en dakopbouw kantoorgebouw
e
Uittrekstaat 5 verdieping en dakopbouw
1.5 Specificaties energieverbruik Het berekende verbruik van de energie is gebaseerd op het gebruikersdeel van het gebouw zoals dit ook is gedefinieerd in de notitie energieneutraliteit. Hieronder vallen: • Warmteverlies • Warmte / koudebehoefte • Warmtapwater • Ventilatie • Verlichting • Apparatuur • Lift Onder de energieneutraliteit vallen niet: • Koeling MER / SER • Losse keukenapparatuur 1.5.1 Verwachte energieverbruik per m² BVO Uit de bepalingen van de energieneutraliteit komt naar voren dat het elektrisch verbruik 170MWh is op jaarbasis. • 170.000 kW*h / 5.326 m² = 31,9 kW*h / m². 1.5.2 Verwachte energieverbruik van fossiele brandstoffen Het verwachte energieverbruik door het verbranden van fossiele brandstof is bepaald op 73.845 kg CO2 conform rapportage ENE05. 1.5.3 Verwachte energieverbruik van duurzame bronnen Voor de referentie-situatie is de te verwachten CO2-productie bepaald van de gebouwgebonden installaties. De verwachte CO2-productie bedraagt: 101.131 kg voor de referentie op jaarbasis. Dit ontstaat door gebruik van de elektravoedingen ten behoeve van deze installatie. 1.5.4 Verwachte energieverbruik elektrische apparatuur Verbruik elektrische apparatuur in het gebouw: • 103MWH = 103.000 kW*h / 5.326m² = 19.3 kW*h / m².
1.6 Specificaties waterverbruik Voor de certificering van de gebouwen aan de hand van BREEAM is voor kantoor Post120 een berekening gemaakt voor het verbruik van water per persoon per liter per dag. • • • • • •
Er wordt een aanname gedaan van: 22.000 liter / dag Een werkjaar bestaat uit: ± 250 dagen Waterverbruik in ltr / jaar: 250 * 22.000 liter / dag = 5.500.000 / jaar Waterverbruik in m³ / jaar: 5.500.000 Ltr / jaar /1000 = 5.500m³ H2O per jaar Aantal gebruikers van het gebouw: 300 Waterverbruik in m³ per persoon per jaar = 5.500 m³ H2O per jaar / 300 mensen = 18,33 m³ per persoon / jaar
1.7 Percentage grijs- en hemelwater In dit project wordt geen grijswater of hemelwater toegepast. Het percentage grijs of hemelwater is derhalve 0%. 1.8 Stappen voor reductie impact van de bouw op het milieu Om de impact op het milieu te reduceren zal de toekomstige aannemer een gespecialiseerd afvalverwerkingsbedrijf in de armen nemen. Dit bedrijf zal er op diverse manieren voor zorgen dat het afval niet alleen op de juiste manier wordt verwerkt maar ook de uitvoerende partij op de voortbrenging van afval wordt onderwezen. Het afvalverwerkingsbedrijf heeft een plan opgezet waarbij er is voorzien in de scheiding van afval in 6 hoofdstromen. Daarnaast worden er borden geplaatst bij deze containers, zodat de afvalverwerking efficiënter en gestroomlijnder wordt afgehandeld. De afvalverwerking wordt inzichtelijk gemaakt door middel van rapportages die ook worden gepresenteerd aan alle leden van de uitvoerende partij: op die manier wordt iedereen bewust van zijn aandeel. Leveranciers van producten worden om certificaten gevraagd die de oorsprong duidelijk maken en om hun producten met zo min mogelijk verpakkingsmateriaal te leveren. Dit wordt gedaan in overeenstemming met bijvoorbeeld BREEAM-credit MAT1 en MAT5. De inrichting wordt van tevoren kenbaar gemaakt aan een vertegenwoordiger van de gebruikersgroep. Op die manier wordt er in de gebruiksfase niet meer van inrichting verandert en wordt afval door verwijdering van de bestaande inrichting voorkomen. Dit wordt gedaan in overeenstemming met de BREEAM-credit WST6-Inrichting. 1.9 Gepionierde/ gerealiseerde duurzame maatregelen op sociaal of economisch gebied 1. Er wordt inheemse groenvoorziening toegepast waarbij aan de gebruikers kenbaar wordt gemaakt welke type flora en fauna zich in het gebied bevinden. 2. De gebouwinformatie wordt op een voor publiek toegankelijke website geplaatst, zodat de maatschappij en andere bedrijven kennis kunnen nemen van dit voorbeeld en eventueel kunnen volgen. 3. Er is een vervoersplan opgezet, waarbij ook gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoernetwerk. 4. Daarnaast is de huurder een vooruitstrevend bedrijf en investeert in energiezuinige bedrijfswagens. 5. Huurder probeert zijn werknemers te informeren over carpoolen om sociaal en economisch vooruitstrevend te zijn.
1.10 Bijwonen ontwerpteamvergaderingen De verschillende huurders hebben na aanvang van de bouwwerkzaamheden getekend. Zij hebben uitgebreid de gelegenheid gekregen de inrichting geheel naar eigen wens in te vullen. Circa 2 wekelijks konden zij aanwezig zijn bij voorgangs(ontwerp)overleggen. 1.11 Actuele informatie ontwerp en uitvoering van het project Belangrijkstee ontwerpverandering was het in gebruik nemen van het dak van Post 120 als boardroom en groendak.
Definitief ontwerp
Voorlopig ontwerp 1.12 Verbeterpunten voor een vervolgproject met BREEAM kwalificatie ‘Very Good’. Met het oog op de toekomst en de ervaring die opgedaan is in het verkrijgen van het oplevercertificaat voor het project Post120 te Dordrecht zijn er een aantal noemenswaardige tips & tricks die in een vervolgproject meegenomen dienen te worden. Tijdens de uitvoering naar het oplevercertificaat zijn een aantal verbeterpunten gevonden. •
•
•
Maak alle onderaannemers/leveranciers bewust van de BREEAM-certificering. Niet alleen op directieniveau bij inkoop, maar ook op de werkvloer zodat men het hoe het waarom inziet. Tijdens het BREEAM-traject kan het gebeurden dat sommige punten niet haalbaar blijken te zijn. Het bouwteam van Post 120 heeft indien dit (dreigde) te gebeuren een alternatief punt onderbouwd. Zo worden voor het oplevercertificaat geen problemen verwacht het niveau ‘Very Good’ te behalen. Indien huurders voor het afronden van het BREEAM-traject het gebouw al betrekken dienen ze goed geïnformeerd te worden over tests die nog gaan gebeuren. Zo werd de test van de gevel ’s avonds gedaan. De gebouweigenaar heeft een particulier bewakingsbedrijf ingezet om verdieping van de huurders te bewaken.