Provincie Noord-Brabant
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen
Auteur
Roger Schouwenaar Maddy Reijers Provincie Noord-Brabant Datum
april 2005
Voorwoord In het bestuurlijk vastgestelde Handhavingsprogramma 2005 is opgenomen dat de prioriteit wordt gelegd bij het controleren van activiteiten en voorschriften waarbij de veiligheid, de volksgezondheid, het voorkomen van rampen en/of het drinkwater in het geding zijn. Daarbij is gesteld dat wij ons in 2005 dan ook intensiever gaan richten op de doelgroepen en regels waarbij deze onderwerpen spelen. De provincie Noord-Brabant wil haar toezicht inrichten op basis van risico’s. Het handhavingsprogramma 2005 heeft dan ook als ondertitel meegekregen: Naar een risicogerichte handhaving. Bij het toezicht op een individueel bedrijf krijgt de risicogerichte benadering vorm door middel van het toezichtsplan. Voor een aantal branches worden hiertoe branchetoezichtsplannen geschreven. In de (branche-)toezichtsplannen zijn de bestuurlijke prioriteiten vertaald in technische specificaties. In een branchetoezichtsplan wordt een algemene beschrijving van het bedrijfsproces en de overige bedrijfsactiviteiten gegeven. Vervolgens is per onderdeel van het proces geïnventariseerd welke mogelijke risico’s daarbij kunnen optreden. Per risico wordt bepaald hoe groot dit risico is. De risico’s die het hoogste scoren, zullen tijdens het preventieve toezicht de meeste aandacht moeten krijgen. In het plan wordt tevens aangegeven op welke manier het toezicht wordt uitgevoerd. Administratief toezicht krijgt daarbij nadrukkelijk een plaats. Met de uitwerking van de gewenste aanpak voor het toezicht hopen we te bereiken dat er diepgaand toezicht op de belangrijkste risico’s bij een bedrijf wordt uitgevoerd. Bovendien hopen we te bereiken dat een branche in Noord-Brabant op uniforme wijze wordt gecontroleerd. Dit branchetoezichtsplan is geschreven voor de branche autodemontagebedrijven. Met behulp van dit plan dient voor iedere provinciale autodemontage-inrichting een planning te worden opgesteld. Bij deze planning dient rekening te worden gehouden met bedrijfsspecifieke omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de ligging, het klachtenpatroon, de staat van de voorzieningen binnen de inrichting en het handhavingsverleden. Hiermee wordt maatwerk per bedrijf verkregen.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
2/28
Inhoud 1. Branchebeschrijving
4
2. Reikwijdte en regelgeving
9
3. Procesbeschrijving
14
4. Risico-analyse
15
5. Aandachtspunten voor het toezicht
16
Bijlage 1 Risico-analyse
18
Bijlage 2 Afvalstoffen
25
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
3/28
1. Branchebeschrijving Algemeen De autobranche heeft zich ten doel gesteld tenminste 86% van het gewicht van de materialen waaruit auto’s bestaan door hergebruik buiten de afvalstroom te houden. In Noord-Brabant zijn ca. 100 autodemontagebedrijven gevestigd die een milieuvergunning van de provincie hebben. Hiervan zijn zo’n 70 bedrijven aangesloten bij ARN (zie later). De Nederlandse autodemontagebedrijven zijn op een aantal manieren te onderscheiden: • bedrijven die alle voorkomende typen auto’s verwerken (universelen) en bedrijven die specialist zijn in één of enkele automerken (specialisten); • bedrijven die oude wrakken recyclen en bedrijven die vooral gericht zijn op de demontage van (jonge) schadevoertuigen. Recycling van oude wrakken
De gemiddelde levensduur van auto’s in Nederland is in 2002, 14,9 jaar (bron: ARN Milieuverslag 2003). Daarna komen deze auto’s bij het demontagebedrijf terecht, omdat ze bijvoorbeeld niet meer APK gekeurd worden en het economisch onaantrekkelijk is de auto weer rijklaar te maken. Het Besluit Beheer Autowrakken (BBA) bepaalt sinds 2002 dat autodemontage alleen bij erkende autodemontagebedrijven mag plaatsvinden. Belangrijkste reden hiervoor is dat demontagebedrijven beschikken over de juiste apparatuur, voorzieningen en procedures voor een milieuverantwoorde verwerking van autowrakken. Demontage van technisch totaal verlies schadeauto’s
Andere auto’s die bij het autodemontagebedrijf bewerkt worden, zijn de technisch totaal verlies schadeauto’s. Deze schadeauto’s worden via biedingen verkregen van verzekeringsmaatschappijen. Na toewijzing van genoemde voertuigen overleggen demontagebedrijven een demontageverklaring aan de verzekeringsmaatschappijen. Naleving van de demontageverklaring voorkomt misbruik van voertuigidentificatiegegevens voor criminele doeleinden. Onderdelenhergebruik
Na demontage worden bruikbare onderdelen op kwaliteit beoordeeld, alvorens deze in het magazijn worden gelegd. De magazijnen zijn doorgaans groot en zijn op merk en type auto ingedeeld. Verwijderingsbijdrage
Aan de eerste kopers van auto’s wordt een zogenaamde verwijderingsbijdrage opgelegd. Met de opbrengst van deze verwijderingsbijdrage zal de bedrijfs-economisch rendabele recycling van de automaterialen mogelijk worden gemaakt. Dit zal gebeuren door verwijderingpremies toe te kennen aan recyclingactiviteiten die nog niet rendabel zijn. Dankzij deze selectieve demontage wordt er mede voor gezorgd dat 86% van het gewicht van een auto wordt hergebruikt. Voor het beheer van de Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
4/28
verwijderingsbijdrage en het toekennen van de verwijderingpremies is een speciale uitvoeringsorganisatie opgericht: Auto Recycling Nederland BV (ARN). Oprichters van deze onderneming zijn de volgende brancheorganisaties: • BOVAG (garagebedrijven); • FOCWA (schadeherstelbedrijven); • RAI (autofabrikanten en importeurs); • STIBA (autodemontagebedrijven); Uit het fonds van verwijderingsbijdragen dat door Auto Recycling Nederland (ARN) wordt beheerd, ontvangen demontagebedrijven demontagepremies op basis van feitelijk gedemonteerd materiaal. Deze materialen worden in containers opgeslagen die vervolgens door erkende inzamelaars worden opgehaald en getransporteerd naar specifieke recyclingbedrijven. Zij verwerken de materialen opnieuw tot grondstoffen. ARN
Om voor de door ARN uit te betalen premies in aanmerking te komen moeten autodemontagebedrijven beschikken over een overeenkomst met ARN. De daaraan gekoppelde eisen met betrekking tot de bedrijfsvoering zijn te vinden in de “Norm voor certificatie van autodemontagebedrijven”. Wanneer een bedrijf voldoet aan de eisen dan kan het worden gecertificeerd. De toetsing of een bedrijf aan deze normen voldoet, moet gebeuren door een certificerende instelling die is erkend door de Raad van de Certificatie. De gecertificeerde bedrijven kunnen het deelnemerschap van de Stichting Auto & Milieu aanvragen en komen dan in aanmerking voor de premies die door ARN worden uitbetaald. Stichting Auto & Milieu
De aandelen van de besloten vennootschap van ARN zijn ondergebracht in de Stichting Auto & Milieu. De stichting bepaalt als aandeelhouder het beleid van ARN op hoofdlijnen. De vijf initiatiefnemende organisaties hebben ieder een bestuurszetel in de stichting Norm voor certificatie
De norm voor certificatie van autodemontagebedrijven bestaat uit vijf hoofdstukken, te weten: 1. Vergunningen; 2. Erkenningen en inschrijvingen; 3. Accommodatie, inrichting en uitrusting; 4. Administratie; 5. Veiligheid en gezondheid. Stiba
Stiba staat voor Stichting Belangenbehartiging Autoslopersbranche voor de Nederlandse auto-, motor- en truckdemontagebedrijven. De Stiba is een vereniging waarbij de algemene ledenvergadering de eindverantwoordelijkheid heeft. Er zijn drie regio’s Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
5/28
te weten noord-oost, west en zuid. Vanuit elke regio neemt een afgevaardigde uit het regiobestuur direct deel in het hoofdbestuur. De vereniging heeft ten doel: a het behartigen van de belangen van de voertuig-demontage in het algemeen, waarbij naast hergebruik van materialen de nadruk ligt op het hergebruik van kwalitatief hoogwaardige onderdelen; b het behartigen van de aangesloten leden in het bijzonder. RDW-erkenning voor het voeren van een bedrijfsvoorraad
Volgens de nieuwe wegenverkeerswet mag en kan alleen een bedrijf met RDW-erkenning bedrijfsmatig voertuigen en autowrakken inkopen. Bedrijven die de RDW-erkenning niet hebben, krijgen de voertuigen die in hun (niet-erkende) bedrijfsvoorraad staan op hun naam geregistreerd. Dit betekent o.a. dat er voor de hele autovoorraad wegenbelasting moet worden betaald en dat voor deze auto’s een verzekeringsplicht en APK-keuringsplicht geldt. RDW-demontage-erkenning
Alleen bedrijven met deze erkenning mogen nog auto’s afmelden voor demontage en vervolgens de kentekenbewijzen opsturen naar de RDW. Van bedrijven of particulieren die deze bevoegdheid niet hebben zal de afmelding worden geweigerd. Pas na de demontage-melding en acceptatie daarvan vervalt de aansprakelijkheid voor het betreffende voertuig. ORAD
De STIBA adviseert haar leden bovendien een abonnement te nemen op ORAD (aansluiting op RDC-net voor on-line afmelding), om de volgende redenen: • verzekeringsmaatschappijen zullen zich met sloopverklaringen voor “bedrijfsregeling 14”-auto’s uitsluitend nog wenden tot STIBA-leden die ORAD hebben, aangezien alleen ORAD-bedrijven in staat zijn zich daadwerkelijk te houden aan de sloopverklaring. • een STIBA-lid zonder demontagebevoegdheid moet het voertuig altijd doorverkopen aan een autodemontagebedrijf met bevoegdheid. Verkoop is in de sloopverklaring niet toegestaan. Adressen
Auto Recycling Nederland BV Postbus 74710, 1070 BS AMSTERDAM Tel: 020-6613181 Fax: 020.6613191 BOVAG (garagebedrijven) Postbus 1100, 3980 DE BUNNIK Tel: 030-6595211 Fax: 030.6567835
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
6/28
FOCWA (schadeherstelbedrijven) Postbus 299, 2170 AG SASSENHEIM Tel: 0252.265222 Fax: 0252.265255 RAI (autofabrikanten en importeurs) Postbus 74800, 1070 DM AMSTERDAM Tel: 020-5044949 Fax: 020-6463857 STIBA (autodemontagebedrijven) Postbus 3281, 5203 DG DEN BOSCH Tel: 073-6410075 Fax: 073-6426405 RDW Veendam Tel: 0598-624240 RDW Zoetermeer TekL 079-3458100
Naleefgedrag en klachten bij autodemontagebedrijven Ten behoeve van het prioriteringssysteem Handhaving provincie Noord-Brabant is een expertsessie gehouden. Tijdens deze expertsessie is voor verschillende branches informatie verzameld over overtredingskans en oorzaken van overtredingen. Tijdens deze expertsessie zijn over autodemontagebedrijven de volgende opmerkingen gemaakt. Autodemontage-bedrijven
Bedrijven moeten vaak door de toezichthouders worden opgevoed in het naleven van de vergunning. Soms bijzondere communicatieve vaardigheden noodzakelijk. Moeilijkheden bij de keuring van vloeren. Van oudsher lastige doelgroep waarvoor communicatief standvastige handhavers nodig zijn. Aspect bodem is hier een aandachtspunt. Branche krijgt vaak onnodig veel toezicht. Registratie noodzakelijk. Risico’s door goede branchevereniging aanzienlijk verminderd. Mogelijkheden van administratief toezicht beter benutten. Overkoepelende organisatie ARN heeft te veel sturingsinstrumenten in zich; nadelig voor de achterblijvers. Branche wordt steeds professioneler, steeds grotere bekendheid met vergunningentraject en de daarbij behorende verplichtingen.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
7/28
De branche is de laatste jaren steeds professioneler georganiseerd en door de grotere bekendheid met de regelgeving en daarbij behorende verplichtingen vertoont deze branche een verbeterd naleefgedrag. Communicatie met deze branche blijft een voortdurend aandachtspunt en de handhaver zal regelmatig zijn gezicht moeten laten zien om het naleefgedrag op peil te houden. Voor deze branche zijn de milieueffecten voor de bodem en het grondwater het grootst. Bij de handhaving in de afgelopen jaren is veel aandacht geweest voor bodembeschermende voorzieningen en inspectie- en onderhoudsystemen. Klachten over deze branche gaan meestal over geluidsoverlast, openingstijden, parkeerproblemen en liggen meestal aan de situering van het bedrijf ten opzichte van de bewoning. Bij het toezicht op een autodemontagebedrijf moet goed in ogenschouw worden genomen of het bedrijf aangesloten is bij de ARN of niet. Bedrijven die bij de ARN zijn aangesloten zullen zoveel mogelijk afval via de daarvoor bestemde bedrijven willen afvoeren omdat dat hen geld oplevert. Dit betekent dat het voor hen ook aantrekkelijk is om afvalstoffen van derden in ontvangst te nemen om hun af te voeren hoeveelheden aan te vullen. Bij bedrijven die niet bij de ARN zijn aangesloten, wekt het net andersom. Zij zullen geneigd zijn om zo goedkoop mogelijk van hun afval af te geraken en daarom misschien eerder kiezen voor niet-erkende verwerkers of op een andere illegale manier hun afval kwijt willen raken.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
8/28
2. Reikwijdte en regelgeving In dit hoofdstuk worden de regelingen, besluiten, richtlijnen en overige wetgeving die voor een toezichthouder van belang kunnen zijn, genoemd. Tevens wordt een korte beschrijving gegeven. Wet milieubeheer Een provinciale toezichthouder moet de naleving van diverse wet- en regelgevingen controleren. De meeste aandacht gaat uit naar de milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer. Verder zijn in deze wet zelf artikelen opgenomen die moeten worden nageleefd. Tevens geldt dat in de meeste vergunningen is aangeven dat de aanvraag onderdeel uitmaakt van de vergunning. Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer Categorie 28.1 van bijlage I bij het IVB geeft onder a.3° aan dat inrichtingen voor het opslaan van 5 of meer autowrakken vergunningplichtig zijn. In deze categorie wordt onder b bepaald dat inrichtingen voor het bewerken, verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen vergunningplichtig zijn. In categorie 28.4 van bijlage I bij het IVB wordt gebruik gemaakt van de in artikel 8.2 van de Wet milieubeheer bepaalde bevoegdheid om Gedeputeerde Staten aan te wijzen als bevoegd gezag voor daarbij aangewezen inrichtingen. Zo is in categoríe 28.4.a.4° bepaald dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn voor zover het inrichtingen voor het opslaan van 5 of meer autowrakken betreft. In categorie 28.4.d is bepaald dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn voor inrichtingen voor het bewerken, verwerken of vernietigen van autowrakken. Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten 1995 (CFK-besluit) Het koelmiddel dat in airconditioningapparatuur van personenauto’s wordt toegepast valt onder de regels die zijn opgenomen in dit Besluit. Commissie Preventie Rampen (CPR) Voor de opslagen van vloeistoffen, vaste stoffen en gassen zijn CPR’s van belang. In CPR’s zijn eisen geformuleerd waaraan opslagruimte- en tanks moeten voldoen. Deze eisen kunnen, geheel of gedeeltelijk, worden opgenomen in de vergunningvoorschriften of in de aanvraag. Nederlandse richtlijn bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB) De NRB geeft het kader voor de uitvoering van de bodembeschermende voorzieningen en maatregelen en een beschrijving van de stand van de wetenschap en techniek. Tevens bevat de NRB een beslismodel ter ondersteuning van de bepaling of, en zo ja, welke bodembeschermende maatregelen of voorzieningen moeten worden getroffen bij bedrijfsmatige activiteiten. De NRB is opgenomen in de milieuvergunning.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
9/28
Europese afvalstoffenlijst (EURAL) De EURAL betreft een lijst met zowel gevaarlijke als niet-gevaarlijke afvalstoffen. De EURAL bevat tevens criteria aan de hand waarvan onderscheid kan worden gemaakt tussen deze twee soorten afval. Besluit beheer autowrakken In de tekst van dit besluit zijn voorschriften opgenomen. Deze voorschriften moeten worden verbonden aan de vigerende vergunningen voor autodemontagebedrijven dan wel in de voorschriften van nog te verlenen vergunningen worden meegenomen. Met ingang van 3 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken in werking getreden. Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa) Op grond van artikel 11e van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa) dient het bevoegd gezag aan alle verleende vergunningen ingevolge de Wet milieubeheer voorschriften voor de opslagduur van afvalstoffen binnen een inrichting te verbinden. Deze termijn bedraagt in principe ten hoogste één jaar. Uitzondering wordt echter gemaakt voor afvalstoffen welke nog een nuttige toepassing hebben. De opslagduur voor deze afvalstoffen mag binnen een inrichting op basis van het voornoemde artikel ten hoogste drie jaar duren. Wet bodembescherming (Wbb) De Wbb is bij de autodemontaege-inrichtingen van belang voor die delen van het terrein die verontreinigd kunnen worden door oliën, vetten, etc. ingevolge artikel 13 Wbb en ingeval van een ongewoon voorval artikel 30 Wbb. Het is mogelijk dat het bedrijf een historische bodemverontreiniging heeft, waarvoor de saneringsbepalingen (urgentie, onderzoek, saneringsbevel) van de Wbb van toepassing zijn. Voor deze Wet zijn Gedeputeerde Staten en Rijkswaterstaat of een Waterschap bevoegd. Bodemsanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen (BSB) Ondernemingen kunnen een onderzoek naar bodemverontreiniging en de eventuele bodemsanering uitvoeren volgens het BSB-traject. Bedrijven worden na een Nulsituatie/BSB-onderzoek, eventueel gevolgd door een nader onderzoek, door de BSB-stichting op prioriteit gerangschikt. In deze rangschikking is een uitsteltermijn vastgesteld voor het uitvoeren van de sanering. De bedrijven stellen in overleg met het bevoegd gezag het saneringstijdstip vast. Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) Bij het verlenen van de milieuvergunning kan het voorkomen dat de vergunninghouder van deze vergunning geen gebruik kan maken wegens strijd met het bestemmingsplan (strijd met het bestemmingsplan is nog geen weigeringsgrond krachtens de Wm). Het is aan te raden Wm en bestemmingsplan op elkaar af te stemmen. Ingeval er sprake is van bestaande bedrijven moet rekening gehouden worden met de bestaande rechten, maar uitbreiding van de inrichting en/of activiteiten is meestal niet mogelijk. Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
10/28
Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO) Ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zijn directe en indirecte lozingen van afvalstoffen vergunningplichtig voor zover hierbij afvalstoffen rechtstreeks of indirect in het oppervlaktewater terecht komen. Voor deze Wet is Rijkswaterstaat of een Waterschap bevoegd gezag. Wet Afvalwater Op 1 maart 1996 is de Wet afvalwater ( stb.1994,798) in werking getreden. Ingevolge deze wet is bepaald dat het regime van de gemeentelijke verordeningen voor wat betreft lozingen van afvalwater op de rioleringen is komen te vervallen. De voorschriften en bepalingen die ingevolge de gemeentelijke verordening voor de inrichting golden, worden nu opgenomen in de vergunning ingevolge de Wet milieubeheer. Definitie van het begrip autowrak in de EU-richtlijn autowrakken Met ingang van 21 oktober 2000 is richtlijn nr.2000/53/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken in werking getreden. Hierin is het begrip autowrak gedefinieerd als: ”voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1, onder a, van richtlijnnr.75/442/ EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen”. Het begrip afvalstoffen is in de kaderrichtlijn gedefinieerd als: “elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Deze definitie van het begrip “afval” is overgenomen in de Wet milieubeheer. Uit bijlage I bij de kaderrichtlijn afvalstoffen blijkt dat het moet gaan om stoffen en voorwerpen die onbruikbaar zijn geworden of niet meer aan de geldende normen voldoen. Volgens de definitie uit de EG-richtlijn autowrakken wordt een voertuig dus een autowrak (afvalstof) wanneer de houder zich ervan ontdoet of zich ervan wil of moet ontdoen (omdat het voertuig onbruikbaar is geworden of niet meer aan de geldende normen voldoet). Definitie van het begrip autowrak in het Besluit beheer autowrakken Omdat de definitie van het begrip “afvalstof” veel ruimte laat voor interpretatie, is er bij de omzetting van de EU-richtlijn autowrakken in het Besluit beheer autowrakken voor gekozen om nader te preciseren wanneer een voertuig een autowrak wordt/is. In artikel 1, onder b van het Besluit beheer autowrakken is het begrip autowrak gedefinieerd als: ”voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert, in Nederland niet op een rendabele wijze in voldoende staat van onderhoud kan worden gebracht en dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer”. Deze definitie is overgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb).
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
11/28
Het begrip “autowrak” Een voertuig is/wordt dus een autowrak wanneer het een afvalstof is. Het begrip “afvalstof” is in de kaderrichtlijn afvalstoffen gedefinieerd als elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I van deze richtlijn genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. De definitie van het begrip afvalstof laat veel ruimte tot interpretatie. Om te bepalen of een preparaat of ander product al dan niet een afvalstof is, wordt doorgaans gekeken naar de intentie van de ontdoener en naar de intentie van de ontvanger daarvan. Strikt genomen maakt louter het feit dat iemand zich ontdoet of zich wil of moet ontdoen van een stof, preparaat of ander product dat er sprake is van een afvalstof. De intentie van de ontdoener is dus doorslaggevend. In veel gevallen zullen de intenties van de ontdoener en de ontvanger duidelijk zijn en voldoende houvast bieden om te kunnen bepalen of er al of niet sprake is van een autowrak. Wanneer de laatste houder van een oud voertuig aan een autodemontagebedrijf aanbiedt of wanneer dat autodemontagebedrijf aangeeft het voertuig te demonteren, dan is duidelijk sprake van een autowrak. In veel gevallen zal hiermee kunnen worden volstaan. Echter het is denkbaar dat de laatste houder zegt dat hij zich niet van zijn voertuig ontdoet met het oog op demontage en verder verwerking of dat de ontvanger zegt dat hij het voertuig niet gaat demonteren, maar al dan niet na reparatie gaat verhandelen, terwijl objectief gezien sprake lijkt te zijn van een afvalstof. Om die reden zijn ten behoeve van de handhaving meer objectieve of objectiveerbare criteria opgenomen om vast te kunnen stellen dat er sprake is van een autowrak (een afvalstof ). De technische toestand en economische restwaarde
Indien in de omschrijving van autowrak in het Besluit beheer autowrakken zou worden volstaan met een verwijzing naar de omschrijving van dat begrip in de EU-richtlijn autowrakken, zou dat in de praktijk leiden tot onduidelijkheden voor wat betreft de reikwijdte van dit besluit, en derhalve ook problemen opleveren voor de handhaving van dit besluit. Om die reden is er in dat besluit voor gekozen om naast een verwijzing naar het begrip afvalstof in de zin van de kader richtlijn afvalstoffen tevens een aantal inhoudelijke criteria op te nemen in de omschrijving van “autowrak”. Deze criteria vormen in feite een nadere uitwerking van het “zich-ontdoen-criterium” in de definitie van afvalstof uit de kaderrichtlijn afvalstoffen en zijn specifiek toegesneden op autowrakken. De houder (dat kan elke ontdoener of ontvanger in de keten zijn) van een voertuig zal zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en in Nederland het niet meer op rendabele wijze in een voldoende rijtechnische staat te brengen is (wanneer de kosten voor het weer in voldoende technische staat brengen van dat voertuig hoger zijn dan de economische waarde van dat voertuig na het noodzakelijke herstel).
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
12/28
Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnische onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de APK keuringseisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld omdat essentiële motor-carrosserie-onderdelen zijn gedemonteerd, vanwege deels loshangende beplating, ernstige roestschade, ontbrekende vloerdelen, een deels gedemonteerd interieur, loshangende bedrading of iets dergelijks. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig in Nederland op rendabele wijze weer in rijtechnische voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van verschillende gezaghebbende publicaties met richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. Er moet worden uitgegaan van de Nederlandse situatie. De vraag of al dan niet sprake is van een afvalstof moet immers in Nederland worden beantwoord. In het geval dat de ontdoener of ontvanger zouden stellen dat ze het desbetreffende voertuig niet voor demontage maar voor schadeherstel of verkoop bestemd is, zou een handhaver op grond van de technische staat van onderhoud en de economische waarde kunnen vaststellen dat er objectief gezien wel degelijk sprake is van een autowrak (afvalstof). Conclusie Om te bepalen wanneer een voertuig een autowrak (afvalstof) is of wordt, moet rekening worden gehouden met de intentie van de houder (dat kan elke ontdoener of ontvanger zijn ) (subjectieve criteria’s met veel interpretatieruimte), maar zal zeker ook gekeken moeten worden naar de technische staat en de economische waarde van het voertuig (objectieve of objectiveerbare criteria, die nader kunnen worden uitgewerkt). Het afvalstoffencriterium en de technische en economische criteria moeten dus in samenhang worden bezien. Een voertuig is/wordt dus een autowrak (een afvalstof) als het: • op grond van subjectieve criteria uit de definitie van het begrip afvalstof aangemerkt kan worden als een afvalstof; en • op grond van technische criteria en economische criteria uit de definitie van autowrak als autowrak beschouwd kan of moet worden.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
13/28
3. Procesbeschrijving In dit hoofdstuk worden de relevante bedrijfsactiviteiten van de autowrakken-inrichtingen op hoofdlijnen beschreven . Bij een aantal bedrijven worden naast de hoofdactiviteit, het slopen of bewerken van autowrakken, nevenactiviteiten uitgevoerd waarbij meestal alle milieu-items aan de orde zijn. Bij de autowrakkeninrichtingen vinden doorgaans de volgende milieu-relevante activiteiten plaats: Bedrijfsactiviteiten
Risico
aan- en afvoer van autowrakken en (gevaarlijke) afvalstoffen
juiste aan- en afvoer van autowrakken en (gevaarlijke) afvalstoffen van belang voor afval-stoffenketen.
opslag van bewerkte en onbewerkte wrakken
opslag (voorzieningen en gedrag) van belang bij mogelijke lekkage van olie en andere vloeistoffen naar bodem en of (grond)·water
opslag van bij het sloopproces vrijkomende afvalstoffen/ vloeistoffen
opslag (voorzieningen en gedrag) van belang bij mogelijke lekkage naar bodem, en of (grond)water
slopen en bewerken van autowrakken: Elk bij sloopactiviteiten is geluidhinder mogelijk, bij autowrak ondergaat een voorgeschreven ontbreken van juiste voorzieningen kans op bodem- en behandeling, waarbij milieubelastende grondwaterverontreiniging (vloei)stoffen verwijderd worden. Hierna worden de courante onderdelen gedemonteerd. overige (neven)activiteiten, zoals bij (neven)activiteiten ver- ontreiniging naar zowel water, autoherstelwerkzaam- heden, verfspuiterij bodem en lucht mogelijk. Tevens kunnen afvalstoffen bij de etc. activiteiten voorkomen in de hoogte opslaan van wrakken, omheining, bereikbaarheid
maximale opslaghoogten, eisen aan bereikbaarheid en afscherming terrein vanwege veiligheidsrisico’s en visuele hinderaspecten
Voor de hiervoor genoemde activiteiten gelden de volgende algemene verplichtingen: - acceptatievoorschriften - meet- en registratieverplichtingen; - keurings- en onderhoudsverplichtingen; - onderzoeksverplichting ten aanzien van grondwater en bodem; - meldingen van voorzienbare en onvoorzienbare voorvallen; - instructie van personeel; - afgiftevoorschriften.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
14/28
4. Risico-analyse In bijlage 1 is de risico-analyse nader uitgewerkt. Voor een autodemontagebedrijf zijn 46 risico’s geïnventariseerd. Hiervan zijn 12 risico’s die een hoge prioriteit hebben. Daarnaast zijn er 21 risico’s met een gemiddelde prioriteit en 13 met een lage prioriteit. In hoofdstuk 5 worden de risico’s met de hoogste prioriteit opgesomd waarbij een globale beschrijving wordt gegeven van de controle van deze risico’s. Bij de risico-analyse is uitgegaan van een bedrijf dat is aangesloten bij de ARN. Bij deze bedrijven is de financiële prikkel om illegale handelingen met afvalstoffen te verrichten gering omdat het hun geld oplevert wanneer zij het vrijkomende afval aan erkende bedrijven en inzamelaars afgeven. Hierdoor zijn de risico’s die te maken hebben met handelingen met afvalstoffen als laag ingeschat. De meeste risico’s die hoog scoren hebben te maken met het ontbreken van bodembeschermende voorzieningen. Verder is de veilige opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en gasflessen risicovol. Ook heeft het volledig verwijderen van vloeistoffen uit de autowrakken een hoge prioriteit gekregen. Verrassend is dat ook de staat van de riolering een hoog risico vormt en dus een hoge prioriteit krijgt. De kans dat ARN-bedrijven niet-vergunde afvalstoffen in ontvangst nemen wordt hoog ingeschat maar het effect hiervan juist laag omdat de afvalstoffen bij deze bedrijven aan erkende be-/verwerkers worden afgegeven. De ARN is minder blij met deze manier van frauderen maar in het kader van het toezicht op de milieuvergunning is dit onderwerp geen issue. Bij bedrijven die niet bij de ARN zijn aangesloten, is de kans dat er illegale handelingen met de vrijkomende afvalstoffen worden verricht vele malen groter omdat deze bedrijven hierdoor een financieel voordeel kunnen behalen. Dit wil zeggen dat bij niet-ARN bedrijven ook het toezicht op de afvoer van de afvalstoffen een hoge prioriteit heeft.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
15/28
5. Aandachtspunten voor het toezicht In onderstaande tabel zijn de onderwerpen met een hoog risico opgenomen. Deze zijn overgenomen uit bijlage 1. Tevens is aangegeven op welke manier de controle hierop kan worden ingevoerd. Waar sprake is van zowel een fysieke (F) als een administratieve controle (A) is in feite een meer auditachtige aanpak gewenst. Daarbij wordt niet alleen de situatie op dat moment gecontroleerd maar wordt ook onderzocht op welke manier de vergunninghouder ervoor zorgt dat het optreden van dat risico zoveel mogelijk wordt voorkomen. Hier is sprake van een diepgaande controle. Vragen hierbij kunnen zijn: Zijn er instructies voor het personeel/ontdoeners? Is het personeel goed opgeleid? Vindt er een interne controle plaats op naleving van de instructies? Wordt er regelmatig onderhoud aan de voorzieningen gepleegd?
1 2 3 4 5
6 7 8 9 10 11 12 13
Onderdeel bedrijfsproces
Risico
Hoe controleren?
Algemeen Riolering
Brandbestrijdingsmiddelen zijn onvoldoende Afvalwater wordt zonder OWS-afscheider op riolering geloosd. Riolering is niet goed onderhouden Opslag van onbewerkte autowrakken op nietvloeistofdichte voorziening
F+A F
Opslag van bodembedreigende vloeistoffen niet in gesloten, vloeistofdichte verpakkingen in een vloeistofdichte voorziening met voldoende opslagcapaciteit Opslag vloeistoffen niet conform het bepaalde in CPR 9-6 en CPR 15-1 Opslag LPG gas, propaan en zuurstofflessen onvoldoende veilig Opslag van motorblokken niet op een vloeistofdichte voorziening Be-/verwerking Autowrakken bevatten na demontage nog restanten van bodembedreigende vloeistoffen Demontage werkzaamheden niet op een vloeistofdichte voorziening Herstel- en garagewerkzaamheden niet op een vloeistofdichte voorziening Brandstofafleverings-plaats Geen vloeistofdichte voorziening bij afleverpunt Niet ARN-bedrijven Afvoer van afvalstoffen
F+A
Op- en overslag van autowrakken
F+A F+A
F F F+A F F+A F+A F A
Een groot aantal risico’s wordt veroorzaakt door handelingen die niet boven vloeistofdichte voorzieningen plaatsvinden. Hier ligt technisch c.q. fysiek toezicht voor de hand. Toch is het wellicht ook bij deze risico’s mogelijk om diepgaander onderzoek te doen. Zo kan onderzocht worden in hoeverre het personeel is geïnstrueerd om boven vloeistofdichte vloeren te werken. Het toezicht op de opslagvoorzieningen voor gevaarlijke stoffen vergt ook een fysieke controle.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
16/28
Ten aanzien van de risico’s betreffende brandbestrijdingsmiddelen is het raadzaam om een bezoek samen met de brandweer te plannen. Bij de bedrijven die niet bij de ARN zijn aangesloten, dient ook de afvoer van afvalstoffen door middel van administratief toezicht te worden onderzocht. Bij deze bedrijven is immers geen financiële prikkel aanwezig om de afvalstoffen op de juiste wijze af te voeren zoals dat bij bedrijven die bij ARN zijn aangesloten wel het geval is. Bij vrijwel alle onderwerpen is zowel een fysieke als een administratieve controle gewenst. Het is immers de bedoeling dat een toezichthouder diepgaand onderzoek verricht om gefundeerd een uitspraak te kunnen doen over de genoemde onderwerpen.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
17/28
Bijlage 1 Risico-analyse Het bedrijfsproces van een autodemontagebedrijf is in een aantal hoofdactiviteiten weergegeven in onderstaande tabel (eerste kolom). Vervolgens zijn per activiteit de mogelijke risico’s opgesomd. Per mogelijk risico wordt bepaald hoe groot de prioriteit is. De prioriteit van een risico wordt met behulp van de volgende formule bepaald: Prioriteit = kans x (effect) 2. Met kans wordt bedoeld de kans op overtredingen. Effect is een maat voor de negatieve gevolgen die overtredingen te weeg brengen. Deze formule is gebaseerd op de algemeen bekende formule om de grootte van een risico te berekenen: Risico = kans * effect. Het is in de prioritering van de handhaving gebruikelijk om het effect zwaarder mee te laten wegen dan de kans (waarin het naleefgedrag is opgenomen). Dat is de reden dat het effect kwadratisch wordt meegenomen in de berekening van de prioriteit. De statenleden van de Commissie Ruimte & Milieu hebben ingestemd met deze formule1. Kans Met kans wordt bedoeld de kans dat het effect daadwerkelijk optreedt. Deze wordt bepaald door de kans op overtredingen. Twee factoren zijn hierbij van belang. De eerste factor betreft het financieel voordeel dat behaald kan worden als het risico daadwerkelijk optreedt. De tweede factor betreft de houding van de branche (hoe serieus gaat de branche om met het voorkómen van dit risico). Dit zal per risico verschillend zijn. Het gaat hierbij om zaken als: is de regel algemeen geaccepteerd binnen de branche, is de branche van nature geneigd om na te leven, trekt zij zich iets aan van de druk die vanuit handhaving wordt uitgeoefend of is de branche wat dat betreft arrogant? Denk ook aan gemakzucht die kan spelen bij bepaalde gedragsvoorschriften zoals het open laten staan van deuren. Beide factoren worden gescoord en de totale kans is de som van beide scores. Scoren gebeurt als volgt: Financieel voordeel 1 = geen of nauwelijks financieel voordeel. 2 = enigszins financieel voordeel. 3 = (zeer) groot financieel voordeel. Houding branche 1 = de branche stelt al het mogelijke in het werk om dit risico te voorkomen. 2 = de branche probeert enigszins om dit risico te voorkomen, maar niet tot het uiterste. 3 = de branche doet absoluut geen moeite om dit risico te voorkomen.
1 Zie rapportage sessie Statencommissie voor Ruimte en Milieu, juli 2004 Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
18/28
Effect Effect wordt ingegeven door de negatieve effecten die mogelijk zijn wanneer een risico daadwerkelijk voorkomt. Er zijn diverse negatieve effecten, oftewel maatschappelijke belangen, die met de milieuvergunning en andere wetgeving voorkomen moeten worden. Voor toezichtsplannen zijn de volgende effecten benoemd: • Bodem (aantasting bodemkwaliteit) • Water (aantasting (drink)waterkwaliteit) • Lucht (aantasting luchtkwaliteit) • Fysieke leefomgeving (hinder door stank, geluid, stof, licht, trillingen etc.) • Fysieke veiligheid (fysiek letsel aan personen) • (Volks)gezondheid (ziekmakend) Van elk risico wordt ingeschat hoe groot het negatieve effect is dat kan optreden. Dit gebeurt door voor elk risico per effect te bepalen hoe groot dit effect is op een schaal van 1 tot 3. 1 = geen of nauwelijks effect, 2 = enigszins effect, 3 = (zeer) groot effect). Vervolgens wordt een totaalscore voor het effect berekend door de scores op te tellen. Bij deze optelling worden de scores op het gebied van Veiligheid en Volksgezondheid ieder drie keer meegeteld. De score voor Water wordt twee keer meegeteld. De risico’s met de hoogste score hebben de grootste prioriteit, dan is er een groep met gemiddelde prioriteit en tot slot een groep risico’s die een lage prioriteit heeft.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
19/28
Tabel Risico-analyse en prioriteitberekening
8 9
10 11
Riolering
Som effect
7
Volksgezondheid (*3)
6
Veiligheid (*3)
5
Fysieke leefomgeving
4
Lucht
3
hoog > 750
Water (*2)
2
Prioriteit = som kans * som (effect)2
Bodem
Algemeen
Kans Som Effect (per item 1, 2 (per item kans of 3) 1,2 of 3)
Houding branche
1
Risico
Financieel voordeel
Nr. Onderdeel bedrijfsproces (Activiteit)
De inrichting is buiten openings tijden in werking
2
2
4
1
1
1
3
1
1
13 676
De inrichting is gemakkelijk toegan kelijk voor derden buiten openings tijden (bijv. spelende kinderen) Er is geen calamiteitenplan. Brandpreventie gebeurt onvol doende Brandbestrijdings middelen zijn onvol doende Onderdelen van de inrichting zijn onvol doende bereikbaar bij brand. Geluidsoverlast (door auto demontage en/ of herstelwerk zaamheden, laden en/of lossen van autowrakken) Afstand tot de erfaf scheiding is te klein Afvalwater wordt zonder OWSafscheider op riolering geloosd. Riolering is niet goed onderhouden Lozing van afvalwater belemmert werking openbaar riool
2
2
4
1
1
1
2
2
1
15 900
2
2
4
1
1
1
2
2
1
15 900
2
2
4
1
1
1
1
3
1
15 900
2
2
4
1
1
1
1
3
1
17 1156
2
2
4
1
1
1
1
3
1
15 900
1
2
3
1
1
1
3
1
1
13 507
2
2
4
1
1
1
2
3
1
16 1024
2
2
4
1
3
1
1
1
2
18 1296
2
2
4
2
2
1
1
1
2
17 1156
2
2
4
1
2
1
2
1
1
14 784
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
laag < 200
20/28
Kans Som Effect (per item 1, 2 (per item kans of 3) 1,2 of 3)
Lucht
Fysieke leefomgeving
Veiligheid (*3)
Volksgezondheid (*3)
Som effect
autwrakken
14
2
4
1
1
1
1
1
1
11 484
3
6
1
1
1
1
1
1
11 726
3
3
6
1
1
1
1
1
1
11 726
15
2
2
4
2
2
1
1
1
1
14 784
16
2
1
3
2
1
1
2
1
1
13 507
17
3
2
5
1
1
1
1
1
1
11 605
18
3
2
5
3
2
1
1
1
2
18 1620
19
3
2
5
3
2
1
1
1
2
18 1620
20
3
2
5
2
2
1
1
1
1
14 980
21
3
2
5
2
2
1
1
2
2
20 2000
Lozing van 2 afvalwater belemmert verwerking van rioolslib Acceptatie verloopt 3 niet of niet goed (acceptatie van niet-vergunde afval stoffen)
Geen registratie of foutieve registratie van autowrak en/of overige afvalstoffen Het lossen van een autowrak geschiedt niet boven een vloeistofdichte vloer Autowrakken worden opgestapeld Er worden te veel autowrakken ingenomen Op- en overslag Opslag van van autowrakken onbewerkte autowrakken op niet-vloeistofdichte voorziening Opslag van bodembedreigende vloeistoffen niet in gesloten, vloeistof dichte verpakkingen in een vloeistof dichte voorziening met voldoende opslagcapaciteit Geen overkapping boven vloeistofdichte voorziening Opslag vloeistoffen niet conform het bepaalde in CPR 9-6 en CPR 15-1
hoog > 750
Water (*2)
13 Ontvangst van
Prioriteit = som kans * som (effect)2
Bodem
12
Houding branche
Risico
Financieel voordeel
Nr. Onderdeel bedrijfsproces (Activiteit)
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
laag < 200
21/28
29
30
Som effect
Volksgezondheid (*3)
28 Be-/verwerking
Veiligheid (*3)
27
Fysieke leefomgeving
26
Lucht
25
hoog > 750
Water (*2)
24
Prioriteit = som kans * som (effect)2
Bodem
23
Brandgevaarlijke opslag van banden Opslagcapaciteit wordt overschreden Jaarlijkse overslag capaciteit of max. opslagtermijn wordt overschreden Opslag LPG gas, propaan en zuurstof flessen onvoldoende veilig Opslag van motor blokken niet op een vloeistofdichte voorziening Oliefilters, accu’s en PCB/ PCT-houdende condesatoren niet opgeslagen in verpakkingen of opslagmiddelen zodanig dat geen bodemveront reiniging kan optreden Autowrakken bevatten na demontage nog restanten van bodembedreigende vloeistoffen Aftappunten worden na bewerking niet goed afgesloten Demontage van de LPG-autotanks niet in de openlucht of in een goed geventileerde ruimte
Kans Som Effect (per item 1, 2 (per item kans of 3) 1,2 of 3)
Houding branche
22
Risico
Financieel voordeel
Nr. Onderdeel bedrijfsproces (Activiteit)
1
1
2
1
1
2
2
3
1
19 722
2
2
4
1
1
1
2
1
1
12 576
3
1
4
1
1
1
2
1
1
12 576
2
2
4
1
1
2
1
3
1
18 1296
2
2
4
2
2
1
1
1
2
17 1156
1
1
2
3
2
1
1
1
2
18 648
2
2
4
3
2
1
1
1
2
18 1296
2
2
4
2
1
1
1
1
1
12 576
1
1
2
1
1
2
1
2
1
15 450
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
laag < 200
22/28
38
Som effect
37
Volksgezondheid (*3)
36
Veiligheid (*3)
35
Fysieke leefomgeving
34
Lucht
33
Water (*2)
hoog > 750
Bodem
32
Aftappen van airconditioning vloeistof niet volgens Regeling lekdicht heidsvoorschriften koelinstallaties 1997 Aftappen en demonteren niet onder een overkapping of gelijkwaardige voorziening die de vloeistofdichte voorziening afdoende beschermt tegen inregenen Geen demontage van ontplofbare onderdelen zoals LPG tanks, airbags en gordelspanners Geen demontage van onderdelen die lood, kwik, cadmium of zeswaardig chroom bevatten en als zodanig zijn gecodeerd Demontage werkzaamheden niet op een vloeistofdichte voorziening Herstel- en garagewerkzaam heden niet op een vloeistofdichte voorziening Geen maatregelen tegen het morsen tijdens het bewerken Mengen van afvalstoffen zoals afgewerkte smeerolie en systeemolie
Prioriteit = som kans * som (effect)2
Kans Som Effect (per item 1, 2 (per item kans of 3) 1,2 of 3)
Houding branche
31
Risico
Financieel voordeel
Nr. Onderdeel bedrijfsproces (Activiteit)
1
2
3
1
1
3
1
1
2
16 768
2
2
4
2
2
1
1
1
1
14 784
1
1
4
1
1
1
1
2
1
14 784
1
2
3
2
1
1
1
1
2
15 675
2
2
4
2
2
1
1
1
2
17 1156
2
2
4
2
2
1
1
1
2
17 1156
1
2
3
2
1
1
1
1
1
12 432
3
2
5
1
1
1
1
11 1
11 605
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
laag < 200
23/28
46 Brandstofaf
leveringsplaats
Som effect
45 Wasplaats
Volksgezondheid (*3)
44
Veiligheid (*3)
43
Fysieke leefomgeving
42
Lucht
hoog > 750
Water (*2)
41 Afvoer
Prioriteit = som kans * som (effect)2
Bodem
40
Geen demontage van niet ontplofbare onderdelen zoals autobanden, binnenbanden, kunststofonder delen, vloeistoffen, katalysatoren, metaalonderdelen, glas, rubber etc. Afvalstoffen worden niet opgeslagen op een daarvoor specifiek aangewezen gedeelte van de inrichting Bewerkte autowrakken worden te hoog gestapeld Illegale lozing van afvalstoffen Afvoer naar nietvergunde inrichting (denk ook aan illegaal verbranden/ storten) incl. vergunninghouder die niet voor die betreffende afvalstof bevoegd is Afvoer niet/ onvoldoende registreren Geen vloeistofdichte voorziening Geen vloeistofdichte voorziening bij afleverpunt
Kans Som Effect (per item 1, 2 (per item kans of 3) 1,2 of 3)
Houding branche
39
Risico
Financieel voordeel
Nr. Onderdeel bedrijfsproces (Activiteit)
1
1
2
1
1
2
1
1
2
15 450
1
2
3
2
1
1
1
1
1
12 432
2
2
4
1
1
1
2
1
1
12 576
1
2
3
1
3
1
1
1
2
18 972
1
2
3
2
2
2
1
1
2
18 972
1
1
2
1
1
1
1
1
1
11 242
2
2
4
2
2
1
1
1
2
17 1156
2
2
4
3
2
1
1
1
2
18 1296
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
laag < 200
24/28
Bijlage 2 Afvalstoffen In onderstaande tabel zijn de afvalstoffen opgenomen die vrij kunnen komen bij de demontage van autowrakken. Tevens is aangegeven welke eisen ARN stelt aan de opslag en omgang met deze stromen. Tot slot zijn de gebruikelijke Eural-codes weergegeven Afvalstof
Opslag etc.
Eural code
Motorolie Transmissieolie Versnellingsbakolie olie uit het differentieel
Bij demontage is het belangrijk dat de motorolie goed wordt verwijderd en opgevangen. Hiervoor zijn speciale olie-opvangbakken met trechters die onder de auto kunnen worden geplaatst. Ook de olie uit de cardan en de versnellingsbak wordt gedemonteerd. De afgewerkte olie wordt ingezameld en opgewerkt tot stook- en smeerolie. De olie wordt opgeslagen in een eigen afsluitbaar emballagevat.
13 02 04*, 13 02 05*, 13 02 06*, 13 02 07*, 13 02 08*, 16 01 21*c
hydraulische olie
Remvloeistoffen
Met een remvloeistofapparaat, dat werkt met perslucht en vacuüm, wordt het hele remsysteem geleegd. De remvloeistof wordt opgeslagen in vaten van 60 L of 200 L.
Koelvloeistoffen
De vloeistof in het systeem bestaat uit monoethyleen-glycol (MEG) en water. Door de slangen van het koelsysteem op de laagste plaats door te snijden loopt de vloeistof er vanzelf uit in de opvangbak. Door het systeem met perslucht door te blazen worden ook de laatste druppeltjes verwijderd. Daarna gaat de koelvloeistof in een grote verzamelton naar een destillateur die de MEG’s er weer uit haalt. De koelvloeistof wordt opgeslagen in een eigen, afsluitbaar, emballagevat van minimaal 1000 L. De vloeistof bestaat uit water met verschillende soorten alcohol. De ruitensproeivloeistof wordt opgeslagen in een afsluitbaar emballagevat van 200 L.
ruitensproeiervloei- stoffen
Airconditionings vloeistoffen
Benzine Diesel
De autodemonteurs pompen de benzine zo uit de tank weer in een tank. En rijden er zelf nog een aantal kilometers mee. Hiervoor gebruiken ze wel een professioneel apparaat, waarmee ze het vuil uit de benzine kunnen filteren.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
13 01 01*, 13 01 04*, 13 01 05*, 13 01 09*, 13 01 10*, 13 01 11*, 13 01 12*, 13 01 13*, 16 01 21*c 16 01 13*
16 01 14* c,16 01 15 c
16 01 14* c, 16 01 15 c
16 02 11*, 14 06 01*, 14 06 02*, 14 06 03* 13 07 02*, 16 01 21*c
25/28
LPG-tank, inclusief LPG
De LPG-tanks worden in speciale kooien opgeslagen. 16 01 16
Accu, inclusief accuzuren
De accu’s worden opgeslagen in de accubak. Na de demontage moeten accu’s droog en rechtop worden opgeslagen om kortsluiting en lekkage te voorkomen In emballagevat van 200 liter.
Oliefilter PCB/PCT-houdende condensatoren Batterijen
Banden
Binnenbanden
Bumper
Grilles
Wieldoppen
16 06 01*, 16 06 05, 16 06 06* 16 01 07* 16 01 09
Met professionele apparatuur worden banden van de velgen gedraaid. Het is belangrijk dat de banden niet worden beschadigd, want dan kunnen ze veel hoogwaardiger worden verwerkt. Sommige banden zijn nog zó goed, dat ze nog kilometers meekunnen. Banden die helemaal kaal zijn, kunnen worden voorzien van een nieuw loopvlak (profiel) en weer als nieuwe band worden gemonteerd. De slechtste banden (schrotbanden) worden vermalen tot kleine korreltjes, waarmee bijvoorbeeld rubberen stoeptegels voor speelplaatsen kunnen worden gemaakt. Nadat velg en binnenband zijn verwijderd kan de band in de container worden opgeborgen. De binnenbanden worden in de daarvoor bestemde boxpallet opgeslagen. De meeste bumpers worden tegenwoordig gemaakt van polypropyleen, afgekort PP. Dit plastic kan weer worden vermalen tot een nieuwe grondstof voor kunststof producten. Een gedeelte van deze producten komt weer terug in een nieuwe auto. Ook de bumpers van polycarbonaat (PC) worden gerecycled. De bumpers worden opgeslagen in een ARN magazijncontainer voor bumpers. Een autogrille is vrijwel altijd gemaakt van ABS; een uitermate sterke soort plastic. Het is vooral handig te recyclen omdat er naast ABS vrijwel géén ander materiaal in grilles zit. Behalve dan het metaal van de bevestigingsschroeven. Een grille is zeer snel te demonteren. De verzamelde grilles worden vermalen tot kleine korrels. Dan worden met grote magneten de metalen delen uit het granulaat gehaald. Het materiaal gaat daarna weer terug naar fabrikanten van kunststof producten. De grilles worden droog opgeslagen in de hiervoor bestemde boxpallets. De wieldoppen moeten worden opgeslagen in de daarvoor bestemde boxpallet.
achter- en knipperlichten
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
16 06 01*, 16 06 02*, 16 06 03*, 16 06 04, 16 06 05, 16 06 06* 16 01 03
16 01 03 16 01 19
16 01 19
16 01 19 16 01 19
26/28
glas, inclusief koplampenglas Glas is goed te recyclen, maar met glas uit 16 01 20 auto’s gebeurde dat tot voor kort nog niet. De demontage kostte te veel tijd. Tegenwoordig hebben autodemonteurs handige gereedschappen om snel, efficiënt en veilig de autoruiten en het glas van de koplampen te demonteren. Het glas uit auto’s is van hoge kwaliteit, want je moet onder alle condities goed door de ramen naar buiten kunnen kijken. Vandaar dat het glas ook heel goed hoogwaardig te verwerken is. Tot nieuw glas bijvoorbeeld. Het glas wordt in het glas compartiment van een ARN triocontainer opgeslagen. Katalysatoren 16 08 01, 16 08 02*, 16 08 03, 16 08 07* Rubberstrips Dit rubber wordt via efficiënte tussenopslag 16 01 22 c verzameld in een grote container. Bij de verwerker wordt het rubber vermalen tot korreltjes, waarna er verschillende producten van kunnen worden gemaakt. De rubberen strips worden in het rubber compartiment van de ARN triocontainer opgeslagen. Ontplofbare onderdelen, zoals 16 01 10* airbags en gordelspanners, voorzover deze niet onschadelijk zijn gemaakt Onderdelen die lood, kwik, 16 01 08*, cadmium of zeswaardig 16 01 21*c chroom bevatten en als zodanig zijn gecodeerd Veiligheidsgordels De gordels zijn met een scherp mes makkelijk en snel 16 01 22 c te demonteren. Een gedeelte van de veiligheidsgordels wordt zonder verdere bewerking weer gebruikt om jonge boompjes aan palen vast te zetten. Zodat in ons winderige land de boompjes toch gewoon recht naar boven blijven groeien. De rest van het materiaal wordt tot vezel uit elkaar getrokken. Hiervan wordt een vlies geperst, dat onder andere kan worden gebruikt als geotextiel voor versteviging van de dijken. De gordels moeten droog, metaalvrij en vrij van harde delen (zoals kunststof hooghouders) en dubbel gestikte textieldelen worden opgeslagen in boxpallets. Kokoshaar Kokosbalen kunnen niet samen met PUR16 01 22 c schuimbalen in de ARN triocontainer worden afgevoerd. Beide materialen moeten namelijk apart worden gewogen. Kokoshaarbalen worden ingezameld op houten pallets. Als de baal is geperst en afgebonden, en is voorzien van een label met bedrijfsnaam en datum, kan deze met de steekwagen (die bij de pers is geleverd) uit de pers worden gehaald en op de pallet worden gestapeld.
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
27/28
polyurethaan-schuim
Met een scherp mes wordt de bekleding 16 01 22 c opengesneden, waarna het PUR-schuim zo uit de zitting kan worden getrokken. Eventuele metaaldelen worden verwijderd. Daarna wordt het schuim in balen geperst zodat het efficiënt naar de verwerkers kan worden gebracht. Hier wordt het PUR-schuim verwerkt tot nieuwe schuimblokken die onder andere weer worden gebruikt in de meubelindustrie. Maar ook vindt toepassing plaats als isolatiemateriaal in nieuwe auto’s.
* gevaarlijk afvalstof c concentratie afhankelijk
Branchetoezichtsplan Autodemontage-inrichtingen / april 2005
28/28