B&R
Va k b l a d v o o r d e N e d e r l a n d s e V e r e n i g i n g v o o r B u r g e r z a k e n
NVVB vernieuwt examenorganisatie Verregaande samenwerking tussen NVVB en LVLB Idensys; het nieuwe eID
2015 #4
w
Inhoud Verregaande samenwerking tussen NVVB en LVLB
Voorwoord
8
Vanuit het kraambed je baby inschrijven
28
Idensys; het nieuwe eID
17
Jurisprudentie
30
Een luchtig huwelijk
22
Meer digitale aanvragen voor Burgerzaken?
38
Algemeen 03 Voorwoord directeur NVVB 04 Verregaande samenwerking tussen NVVB en LVLB 10 NVVB bezoekt voor de tweede keer het ASAE congres in Amerika 24 Adviesbureau 30 Jurisprudentie 40 Persoonlijke berichten 42 Colofon Persoonsinformatiemanagement 11 Column Arre Zuurmond 14 Is het tijdstip van inschrijving in de basisadministratie de datum van de aangifte? 20 Verstrekkingsbeperking en intergemeentelijke samenwerking 26 Meldplicht datalekken en hoge boetes Identiteitsmanagement 12 Gemeenten: kom in actie tegen adresfraude! 17 Idensys; het nieuwe eID 38 Meer digitale aanvragen voor Burgerzaken? Verkiezingen 36 Het referendum: democratisch wondermiddel of botte bijl? 41 Column Melle Bakker
Opleiden en examineren is een kunst, geen kunstje! Leren en ontwikkelen als permanent onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering en betere kwaliteit tegen lagere kosten. Kan dat? Het moet! Dat is waar de NVVB voor gaat en staat. Steeds minder gemeenten zijn in staat om medewerkers extern een opleiding te laten volgen. Enerzijds door het snijden in opleidingsbudgetten, anderzijds door het niet kunnen missen van deze medewerkers op de werkvloer vanwege de toenemende druk en werkzaamheden. Daarnaast is het voor veel gemeenten lastig om te bepalen welke opleiding medewerkers nodig hebben en bij wie zij deze opleiding het beste kunnen volgen. Om bovenstaande voor gemeenten te vergemakkelijken wordt op verzoek van u pijler #3 van het Dashboard Dienstverlening (www.gemeente.nl) ingericht. Dit om alles samen te brengen op het gebied van leren en ontwikkelen.
4 NVVB vernieuwt examenorganisatie
De ‘PublieksAcademie’?
Arthur Dallau, directeur NVVB
Naast het bieden van een ‘opleidingsportal’ verzorgt de NVVB sinds jaar en dag de examinering van alle opleidingen op het gebied van burger- en publiekszaken. Per juli 2016 gaat de examenorganisatie over op een nieuw curriculum. De organisatie en modules worden vernieuwd om zo beter aan de huidige eisen te voldoen. Met als doel het bereiken van een hoger niveau, kortere kenniscycli en doorlooptijden, expliciete aandacht voor dienstverleningsvaardigheden, inhoudelijke kwaliteit en aansluiting op de vragen van de leden. Deze elementen maken het examenbureau van de NVVB toekomstproof. De beschreven beweging maakt de NVVB niet alleen. Door onder andere het gezamenlijk opzetten en inrichten van onder andere het project Naar Betrouwbare Persoonsgegevens hebben zowel het ministerie van Binnenlandse Zaken alsmede partners zoals de Koninklijke Marechaussee, Politie, WTI Oost-Nederland en IND en honderden gemeenten zich verbonden aan deze absoluut noodzakelijke volgende stap binnen ons vakgebied. Om deze gezamenlijke stap nog meer kracht bij te zetten laat de NVVB haar examenorganisatie omvormen tot een landelijk keurmerk in samenwerking met de Examenkamer. Op dit moment wordt de nieuwe examenorganisatie gevormd en dit gebeurd in samenspraak met het bestuur, gemeenten en andere experts op het gebied van opleiden en examineren. De beste elementen van NBP, de huidige examenorganisatie, nieuwe vormen van opleiden en ontwikkelen en trends in de publieke en private worden samengebracht in de ‘PublieksAcademie’. Een huis voor opleiden en examineren waar met partners gewerkt wordt aan het huis van de toekomst waarin kwaliteit, flexibiliteit en betaalbaarheid centraal staan. Moeten collegae die nu de standaard opleidingen volgen of ze gevolgd hebben zich dan zorgen maken? Nee, de NVVB faciliteert door het invoeren van een actualiteitenexamen dat de overgang tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ zo geruisloos mogelijk verloopt en dat de eerder behaalde NVVB certificaten en diploma’s op deze wijze hun geldigheid behouden én worden ‘geüpgrade’ naar de nieuwe structuur. Groeit u mee met de NVVB?
Dienstverlening & Innovatie 08 NVVB vernieuwt examenorganisatie 22 Een luchtig huwelijk 28 Vanuit het kraambed je baby inschrijven 32 ‘Inzetten van SIS wordt vanzelfsprekend’
2
B&R
B&R
3
Foto: Robert Tjalondo
Algemeen
Verregaande samenwerking tussen NVVB en LVLB De NVVB en de LVLB (Landelijke Vereniging Lokale Belastingen) tekenden op 28 juli jl. een overeenkomst waarin zij verregaande samenwerkingsafspraken hebben vastgelegd. Hiermee zijn, zo benadrukten NVVB-voorzitter Simon Rijsdijk en LVLB-voorzitter Claudia Toet tijdens de ondertekening in het stadhuis van Rotterdam, beide organisaties beter toegerust om toekomstige ambities en resultaten te realiseren. Door de ondertekening van de overeenkomst voor de periode 2015-2017 kwam de bedrijfsvoering van de LVLB per direct in handen van de NVVB. Op het volledig door de NVVB ondersteunde congres van de LVLB op woensdag 25 november, zullen de nu 658 leden te weten gemeenten, waterschappen en samenwerkingsverbanden optimaal geïnformeerd worden over de mogelijkheden en kansen die deze samenwerking biedt. Klaas Schipper, journalist
Claudia Toet (LVLB) en Simon Rijsdijk (NVVB) gaan de samenwerking aan. De NVVB en de LVLB kiezen voor een gezamenlijke toekomst met behoud van de eigen identiteit, maar met meer professionele slagkracht en een gezamenlijk netwerk.
D
e LVLB ontstond nu drie jaar geleden door een samengaan van de BOGG (Benchmark Overheid Grote Gemeenten) en de Nederlandse Vereniging voor Gemeente Belastingen. Maar de LVLB wil nu in een rap tempo verdere stappen zetten, innovatief bezig zijn, het vak verjongen en kennis en kunde vergroten. Al in januari van dit jaar werd door de LVLB besloten tot ondersteuning door de NVVB, vertelt Claudia Toet. ‘We werken voor dezelfde doelgroep en er bestaat bij ons een behoefte aan professionalisering. De overheid vraagt van de maatschappij dat ze op eigen kracht functioneert. Dat mag je ook van organisaties vragen. De LVLB kan haar ambitie niet autonoom realiseren. Belangenbeharti-
4
B&R
ging op gemeenschappelijke thema’s en in samenwerking is van groot belang. Ook het beïnvloeden van de wet- en regelgeving of het realiseren van domeinoverstijgende innovaties vraagt een bredere aanpak. Kennis is macht, delen is kracht’, aldus Claudia Toet die tot eind 2015 actief blijft als voorzitter van de LVLB en de samenwerking met de NVVB nog graag in goede banen wil leiden. Kennisdeling, kennisvergroting, efficiency en professionalisering van de bedrijfsvoering liggen eveneens ten grondslag aan de wens tot samenwerking. De NVVB en de LVLB kiezen voor een gezamenlijke toekomst met behoud van de eigen identiteit, maar met meer professionele slagkracht en een gezamenlijk netwerk.
Vakmanschap Simon Rijsdijk wijst direct na de ondertekening op de jarenlange ontwikkeling die de NVVB heeft doorgemaakt, zodat er een professioneel bureau is ontstaan dat ook workshops, seminars en congressen organiseert. ‘Dat kunnen we nog beter samen doen omdat er sprake is van dezelfde doelgroep’, stelt hij. NVVB-directeur Arthur Dallau voegt er nog aan toe: ‘Er is bovendien een steeds grotere behoefte aan een ander soort vakmanschap. De NVVB heeft qua profielen en kennis en kunde al een enorme slag geslagen.’ Claudia Toet onderkent de noodzaak tot vakmanschap en geeft aan dat men bij lokale belastingen een volgende stap in de professionalisering moet zetten. Ze is van
mening dat men, wat de administratieve kant betreft, ook meer in lijn zou moeten opereren met de Rijksbelastingdienst. Als voorbeeld noemt ze fraudebestrijding. Volgens Simon Rijsdijk moeten mensen en bedrijven met vragen sowieso echt geholpen worden. ‘Ik voorzie een trend dat gewone loketten verdwijnen en dat men alleen nog voor heel specialistische zaken komt. Back office wordt weer front office’, zegt hij. De gesprekspartners zijn het erover eens dat beroepsverenigingen als de LVLB vaak professionele ondersteuning ontberen die een absolute randvoorwaarde is om ontwikkelingen van het vak, de inhoud, de maatschappij en de wet- en regelgeving blijvend het hoofd te bieden voor hun leden. Zo moeten medewer-
kers gecertificeerd zijn, maar tegelijkertijd houdt die certificering ook innovatie tegen. Claudia Toet: ‘Het gaat tenslotte toch om de inhoud. Daarom alleen al moet certificering tegen het licht worden gehouden.’
Geen sexy onderwerp Wanneer de belangenbehartiging richting Den Haag en ook de VNG ter sprake komt, wijst Simon Rijsdijk op de noodzaak tot een krachtiger opstelling. Ook daarin vindt hij Claudia Toet aan zijn zijde die opmerkt dat belastingen op zich al geen sexy onderwerp zijn en dat er op dit moment bij de LVLB richting de Haagse politiek weinig slagkracht is. Ze vindt dat het vakgebied door een gezamen-
lijke aanpak naar een hoger niveau getild kan worden waardoor het gegarandeerd meer op de Haagse agenda’s komt. En dat is belangrijk voor de achterban. Claudia: ‘Ook hier komt het weer op de mogelijkheden van beïnvloeding aan. Je hebt immers gemeenschappelijke dossiers en je kunt veel meer samen oppakken hetgeen mogelijk tot standaardisatie leidt.’ De informatiestromen moeten zeker verrijkt worden, concluderen Toet, Rijsdijk en Dallau. Bijkomende problematiek voor de LVLB is nog de vergrijzing binnen de beroepsgroep. Het bevorderen van mobiliteit -altijd een van de hot items bij de NVVB – moet ertoe leiden dat er ook jongeren binnengehaald worden binnen de eigen organisaties. Claudia Toet vraagt
B&R
5
Foto: Robert Tjalondo
Claudia Toet: ‘Het is een bewuste keuze om samen te zoeken naar optimale mogelijkheden. De NVVB heeft zich reeds een positie verworven en is zonder meer sterk waar het uitvoering betreft. En dat is wat wij nodig hebben.
software | formulieren | verkiezingen
software
zich af hoe de LVLB zich kan voorbereiden op het uitsterven van het domein: ‘Automatisering neemt veel taken en vragen over, waardoor je een kleine expertisekern overhoudt.’ Arthur Dallau vindt dat het domein belastingen is doorgeschoten als het om handhaving gaat. Input Bij de verdere professionalisering en positionering van de LVLB zal op diverse onderdelen door de NVVB input worden geleverd. Zo is er sprake van strategische ondersteuning waarbij onder meer de infrastructuur in kaart wordt gebracht en de onderwerpen worden geïdentificeerd die in aanmerking komen voor beïnvloeding. Daarbij wordt dan ook de bijbehorende strategie benoemd. De verzorging van communicatie en informatie en de organisatie en ondersteuning van bestuurlijke activiteiten worden eveneens door de NVVB uitgevoerd. De financiële dienstverlening, het uitlijnen van de bestuurlijke structuur en de organisatie van het jaarlijkse congres zijn ook onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst. Claudia Toet: ‘Het is een bewuste keuze om samen te zoeken naar optimale mogelijkheden. De NVVB heeft zich reeds een positie verworven en is zonder meer sterk waar het uitvoering betreft. En dat is wat wij nodig hebben. De VNG die voor-
namelijk bestuurlijk bezig is, deed minder met belastingen. En we moeten gebruik maken van de nu aanwezige infrastructuur. ’ Simon Rijsdijk is het volkomen met Claudia eens. ‘Dat punt bespraken we ook in de Raad van Advies. Het wordt omarmd en toegejuicht. En dat vind ik bepaald geen gering signaal. Dit is een kwestie van oppakken en initiëren. Gemeenten hebben meer dan ooit uitvoeringskracht
den. ‘Want de VNG moet meer gevoed worden met de uitvoeringspraktijk, zonder op de stoel van de uitvoering te gaan zitten’, stelt Claudia Toet. Ze adviseert ook andere verenigingen om te kijken of ze niet deze weg op moeten gaan in de zo sterk veranderende samenleving. Simon Rijsdijk benadrukt nog eens dat het van het allergrootste belang is om te signaleren wat er zich in het veld beweegt
Claudia Toet: ’Kennis is macht, delen is kracht’
nodig’, zegt hij. Dat de NVVB een vaste plaats aan tafel heeft bij de VNG is evident. De LVLB daarentegen is nog een jonge organisatie en zoekend, door de samenwerking met de NVVB moet in samenspel met de VNG gekeken worden of er een duidelijker rol gepakt kan wor-
en hoe je dat doorgeeft. ‘Zo’n Visie 2030 werkt echt niet’, zegt hij. Arthur Dallau verwoordt het aldus: ‘Je moet gaan van resultaat naar resultaat en niet van plan naar plan, want daarvoor zijn zaken te snel achterhaald.
formulieren
verkiezingen
Postbus 135, 1700 AC Heerhugowaard Industriestraat 11, 1704 AA Heerhugowaard T (072) 571 25 05 www.procura.nl
.
SEGMENT
10 september 2015 start Kwaliteitskring BRP Fryslân Initiatiefnemers Wim Hoekema en Leo de Vries van Burgerzaken Súdwest-Fryslân aan het woord: ‘Wij zijn blij met onze kwaliteitskring van 10 gemeenten voor de bespreking van BRP praktijkcasus met advies en begeleiding van SEGMENT.’ SEGMENT ondersteunt kwaliteitskringen met bijna 100 gemeenten door heel Nederland.
Ook een kwaliteitskring bij u in de regio? Bel ons op 033 – 434 50 80 www.segment.nl VERANDEREN • VERDIEPEN • VERBINDEN • VISIE
6
B&R
B&R
7
Dienstverlening & Innovatie
ublieksAcademie op de P Regiocongressen
NVVB vernieuwt examenorganisatie
PublieksAcademie krijgt st eeds meer vorm De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) verzorgt sinds jaar en dag de examinering van medewerkers burger- en publiekszaken voor alle gemeenten in Nederland. De afgelopen jaren is er achter de schermen hard gewerkt aan nieuwe modules en verbeterde inhoud. Onder de naam PublieksAcademie gaat de NVVB met haar
In de maanden oktober en november vinden de jaarlijkse regiocongressen weer plaats. Tijdens deze congressen willen wij graag met NVVB leden van gedachte wisselen over de PublieksAcademie en het opleidingsmodel waarmee de NVVB wil gaan werken. Wilt u zich persoonlijk op de hoogte stellen van de PublieksAcademie? We zien en spreken wij u graag op één van de regiocongressen. Data en locaties vindt u op de een na laatste pagina van dit magazine.
examenorganisatie beter toegerust de toekomst in. Een aantal drijfveren voor deze vernieuwing hebben wij voor u in kaart gebracht. De NVVB Voor meer informatie over PublieksAcademie kunt u contact opnemen met Luuk Sprengers van de NVVB,
[email protected] of 079 – 361 77 47
is nog niet uitontwikkeld. Er moet nog een hoop gebeuren. Op de regiocongressen die dit najaar in het hele land plaatsvinden kunt u zich persoonlijke informeren over PublieksAcademie.
Urgentie voor de vernieuwing De digitale samenleving De samenleving is het afgelopen decennium in een razend tempo gedigitaliseerd. Dit heeft op vele gebieden ingrijpende gevolgen. De burger werd een consument en de gemeente een dienstverlener met portfolio van producten. Snelheid, flexibiliteit en kwalitatieve goede dienstverlening zijn randvoorwaarden verworden voor een tevreden burger. Aan de andere kant van de scope staat een overheid die ook graag snel en flexibel wil zijn, maar vooral ook veilig en betrouwbaar! Geen geringe opgave. Dat vraagt één en ander ten aanzien van het minimale kennis,- en vaardigheden niveau van de medewerker. Het opleidingsniveau moet omhoog en aangevuld met dienstverlening,- en handhavingsvaardigheden. Daar tegenover moeten de kosten voor opleiden naar beneden, willen de gemeente kortere flexibele opleidingscycli van hoge kwaliteit.
8
B&R
Naar Betrouwbare Persoonsgegevens Parallel aan de digitalisering van de samenleving loopt de politieke wens naar betere en betrouwbaardere persoonsgegevens. In 2011 is ICTU in opdracht van ministerie van BZK gestart met het project NBP, Naar Betrouwbare Persoonsgegevens. Doel van NBP was het verbeteren van processen rondom de beoordeling van brondocumenten. Binnen het project NBP is het bevorderen van de deskundigheid van de medewerkers publiek,- en burgerzaken een belangrijke focus. Al deze ontwikkelingen hebben gezorgd voor een nieuwe kijk op de methode én inhoud van opleidingen en de examenorganisatie.
Kennis blijft belangrijk Een minimaal actueel kennisniveau was en blijft belangrijk bij het opleiden en examineren van medewerkers. De kijk op kennis verkrijgen is echter veranderd. De toegang tot kennis en de toepassing van kennis heeft enorm in belang gewonnen. Het stampen van feiten is onderschikt aan het vinden en het direct toepassen ervan.
De ICT wordt steeds slimmer en biedt medewerkers de kans om steeds meer dienstverlener en handhaver te zijn en minder een encyclopedie van wetkennis. De toekomstige medewerker burger,- en publiekszaken wordt een generalist die meerdere rollen en taken vervult in verschillende processen. Met een verhuizing kan de burger bij sommige gemeenten ook meteen een parkeervergunning op het nieuwe adres regelen. Meerdere processen bij één medewerker. Dit vergt bredere kennis en vaardigheden van de medewerker. Vragen durven stellen, het nut, doel en resultaat van handelen als focus en de burger als uitgangspunt.
Behoefte van de gemeente Met de digitalisering komt ook de mogelijkheid en daarmee de wens tot uniformering en specificering. Klinkt als een tegenstelling, maar is het niet. Uniformering van processen en een uniforme en een continu kwaliteitsniveau, maar wel op ‘maat gesneden’ voor iedere specifieke gemeente. De inhoud moet op de taak van de medewerkers zijn afgestemd; breed, actueel, gemakkelijk toe-
gankelijk en toetsbaar. Autorisatie van de medewerker gekoppeld aan terugkerende “onderhouds” toetsing van kennis en vaardigheden van medewerkers krijgt
ook steeds meer vorm. Het belang ervan is evident. De PublieksAcademie wil aan deze behoefte tegemoet komen met haar nieuwe examenorganisatie.
Dit artikel kwam tot stand met dank aan Eric van Tellingen, adviesbureau NVVB en Anja van der Horst, directeur bedrijfsvoering Hollands Kroon.
Hollands Kroon model voor de toekomst? Consulent publieke dienstverlening; zelfredzaamheid en partnership centraal. Hollands Kroon is verder dan menig gemeente; zelfsturende teams, functies ontschot en het proces centraal. Dat heeft de gemeente geen windeieren gelegd. Met een klanttevredenheid van 8.8 kun je tenminste tevreden zijn. Menig gemeente zou er uitgesproken trots op zijn. Wat draagt opleiden bij aan deze sterk veranderende omgeving en medewerker? En welke ontwikkelingen heeft de opleidingsinhoud hierdoor gemaakt? Anja van der Horst, directeur bedrijfsvoering Hollands Kroon, aan het woord: ‘Kennis blijft belangrijk, zij moet laagdrempelig toegankelijk zijn en de medewerker is verantwoordelijk voor
het op peil houden en tot zich nemen van kennis. Dit kan prima met de juiste digitale tools. Hoe meer je digitaliseert, hoe beter voor de burger en voor ons. Meer tijd voor persoonlijke aandacht, wat op termijn niet alleen een prachtig klant tevredenheidscijfer oplevert maar ook een kleinere en efficiëntere organisatie. Immers een tevreden burger klaagt niet en hoeft geen bezwaar te maken en dat scheelt in arbeidsuren die daar nu aan besteed worden. De context van kennis en de toepassing daarvan heeft enorm in aan importantie gewonnen. Onze medewerkers “burgerzaken” zijn generalisten. Dat betekent dat medewerkers iedere mogelijke vraag van de burger over burgerzakenproducten moeten kunnen beantwoorden. Onze medewerkers hebben veel
nieuwe vaardigheden moeten leren. Het doorvragen naar de “vraag achter de vraag”. Maar ook je altijd bewust zijn van wat jij toevoegt voor de bewoner, met welk resultaat. Dit vraagt een bepaald adaptieniveau, bereidheid om te veranderen en op je eigen handelen te reflecteren. Onze medewerkers trainen en scholen ook elkaar op gebied van houding en gedrag, door ongewenst gedrag bespreekbaar te maken en daar gezamenlijk afspraken over te maken. Van kennis naar competentie gericht opleiden. Basiskennis onderwijzen blijft, waarbij de processtappen uitgangspunt zijn. De rest van het opleiden gaat over de houding en vaardigheden van de medewerker en de rol en verantwoordelijkheden van de medewerker in het team.’
B&R
9
Algemeen Column
De NVVB bezoekt voor de tweede keer het ASAE congres in Amerika
V
orig jaar bezochten Simon Rijsdijk en Arthur Dallau voor het eerst het ASAE congres (www.asaecenter.org) in Nashville. Als gevolg van het geleerde bij dit congres werd, in samenwerking met een aantal partners, onder andere het Dashboard Dienstverlening en de samenwerking met de Landelijke Vereniging voor Lokale Belastingen (LVLB) concreet vorm vorm gegeven. Toeval? Nee, wijze lessen geleerd van onze Amerikaanse collegae die al bijna 100 jaar verenigingen verenigen en het vak verenigingsprofessional en verenigingen positioneren en doorontwikkelen. Al deze goede ideeën worden gedeeld tijdens een jaarlijks congres waar zo’n 6.000 verenigingsprofessionals samenkomen om het te hebben over het ‘vak’. Met plenaire sessies, honderden learning labs en functionele netwerksessies met internationale collegae was het ook dit jaar weer erg inspirerend en leerzaam en zijn elementen meegenomen die concrete uitwerking voor de NVVB kunnen krijgen. De ‘Dutch delegates 2015’, bestaande uit 15 Nederlandse verenigingsprofessionals van BOVAG, ActiZ, NVVB, Vakcentrum, VACO, Atrium groep, De Nederlandse Associatie, VM en CCI, hebben in vijf dagen tijd (van 8 t/m 12 augustus 2015) het intensieve ASAE programma
Arre Zuurmond, Gemeentelijke Ombudsman Amsterdam De ‘Dutch delegates 2015’, bestaande uit 15 Nederlandse verenigingsprofessionals van BOVAG, ActiZ, NVVB, Vakcentrum, VACO, Atrium groep, De Nederlandse Associatie, VM en CCI. gevolgd en ter afsluiting enkele verenigingen bezocht die in de buurt van de congresstad, Detroit, zijn gevestigd. Dit jaar gingen zij op bezoek bij de ACI, het American Concrete Institute, de Eight Mile Boulevard Association -een lokaal samenwerkingsverband tussen ondernemers, gemeenten en bewoners- en bij de lokale afdeling van de Amerikaanse autodealers (NADA) die de NAIAS organiseert, het jaarlijkse, wereldberoemde auto-evenement in januari.
Simon Rijsdijk: ‘Het ASAE-congres is inspirerend, werkt verbindend en zorgt voor een gevoel van trots. Tijdens het vierdaagse in Amerika worden verenigingsprofessionals meegenomen op reis door de wereld van de vereniging van nu en in de toekomst. Van inspirerende learning labs tot educatieve excursies met concrete handvatten voor vernieuwende visies op ledenwerving en verdienmodellen, sturingsmodellen en bestuurlijke inrichting, de ASAE brengt het allemaal. Het heeft me deze keer in ieder geval aan het denken gezet over de huidige governance van de NVVB. We willen hierover het komend jaar graag het gesprek aangaan met het bestuur en onze leden. Iedere verenigingsprofessional heeft het recht om te genieten van zijn of haar vak, een vak dat in Amerika uiterst serieus wordt genomen… en daar kunnen wij nog heel wat van leren!’
10
B&R
Ondanks verschillen in wetgeving en cultuur blijken de overeenkomsten met Nederlandse verenigingen enorm. Zo zijn de actuele gezamenlijke uitdagingen op hoofdlijnen terug te brengen naar drie punten, te weten: 1. Hoe betrek je nieuwe generaties bij verenigingen? 2. Zijn de huidige bestuursstructuren en ‘verdienmodellen’ wel toekomstproof? 3. Hoe zorg je ervoor dat je als vereniging voldoende adaptief vermogen hebt, flexibel bent en altijd de verwachte kwaliteit levert in een continu veranderende omgeving? Naast het leren van Amerikaanse en internationale collegae hebben de Dutch delegates vooral ook van elkaar geleerd. De uitdagingen van de BOVAG zijn in de kern te vergelijken met de uitdagingen van de NVVB. Naast de NVVB zijn er nog 1.000 professionele verenigingen in Nederland die elkaar kunnen helpen met de dagelijkse gang van zaken.
Radeloosheid indien geen adresgegevens Een jonge vrouw komt in paniek op mijn spreekuur. Ze vertelt dat ze drie jonge kinderen heeft en al maanden geen inkomen ontvangt. Aanvankelijk woonde ze bij haar oom, maar toen de gemeente haar en haar kinderen op dat adres wilde inschrijven werd ze door hem het huis uitgezet. Daarom zwerft ze nu met haar kinderen tussen drie verschillende adressen. Waar ze steeds voor korte tijd bivakkeert, zodat ze niet het risico loopt dat de gemeente haar daar inschrijft. De vrouw wil de bewoners niet tot last zijn en is bovendien bang om weer op straat te belanden. Wanneer ze voor een uitkering bij de sociale dienst komt, wordt ze weggestuurd omdat ze geen adres heeft. Vandaar dat ze een briefadres aanvraagt bij Burgerzaken. De vrouw geeft aldaar haar verblijfsadressen op en vraagt de gemeente om haar niet per brief of e-mail maar telefonisch te benaderen. Ze heeft geen toegang tot internet omdat ze haar smartphone door het gebrek aan inkomen moest verkopen. Desondanks vraagt de gemeente haar per e-mail om nadere informatie. De vrouw ziet deze e-mail pas als ze een tijdje bij haar nichtje is waar ze wel toegang heeft tot internet. De gemeente heeft de aanvraag op dat moment echter al buiten behandeling gesteld. De vrouw is radeloos. Haar kinderen zijn niet verzekerd, terwijl een van hen geopereerd zou moeten worden. Het ziekenhuis wil geen afspraak inplannen omdat haar zoon geen identiteitskaart heeft. De vrouw heeft echter geen geld om een identiteitskaart aan te vragen. Ik vraag Burgerzaken de aanvraag met spoed in behandeling te nemen. Daarnaast verzoek ik de sociale dienst om de bijstandsaanvraag te beoordelen op grond van de beschikbare stukken. Hoewel de vrouw geen adres heeft, biedt de Participatiewet ruimte om de feitelijke situatie te beoordelen. De vrouw krijgt binnen vijf dagen een voorschot. Hiermee kan zij ook een identiteitskaart aanvragen. Omdat er meer klachten binnenkomen over de afhandeling van aanvragen voor briefadressen, organiseer ik een intervisiegesprek met de gemeente. Daar hoor ik dat dit gezin twee keer is aangetroffen in een kamer die haar zus huurt. Ik vraag mij af of er geen alarmbellen gaan rinkelen als handhaving constateert dat er twee
Hoewel de vrouw geen adres heeft, biedt de Participatiewet ruimte om de feitelijke situatie te beoordelen
volwassen mensen en drie kinderen op één kamer verblijven. De gemeente vertelt dat er sinds kort een casusoverleg gestart is, waarin dit soort zaken op integrale wijze met Sociale Zaken, Wonen en Schuldhulpverlening besproken worden. Ik kan mij daarin vinden. De aanvraag van een briefadres wijst in de meeste gevallen op multi-problematiek. Ik ben ervan overtuigd dat de maatschappelijke kosten uiteindelijk lager uitvallen wanneer het onderliggende probleem aangepakt wordt. Dat deze aanpak soms om uitzonderingen vraagt, bewijst een experiment in een andere gemeente. Daar krijgen mensen met schulden die zich willen uitschrijven van hun verblijfsadres of dreigen op straat te belanden omdat de hoofdbewoner niet door deurwaarders lastiggevallen wil worden, tijdelijk een briefadres. Wel onder de strikte voorwaarde dat er met een schuldhulpverleningstraject gestart wordt. Op die manier wordt er voorkomen dat deze mensen onder de radar verdwijnen, waarbij hun problemen en daarmee de maatschappelijke kosten alleen maar groter worden.
B&R
11
Identiteitsmanagement
Tussen mei 2014 en januari 2015 bezocht het fraudeteam van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) 124 gemeenten aangaande hun fraudeaanpak. Zo werd duidelijk welke maatregelen gemeenten momenteel nemen om adresfraude te bestrijden. Maar de vraag is: doen gemeenten al genoeg of kan het nog beter? Dit artikel geeft hier antwoord op en laat zien hoe gemeenten, samen met RvIG, adresfraude nog beter kunnen aanpakken. Kim Boermans en Kurt Isik, adviseurs fraudebestrijding RvIG
Gemeenten: kom in actie tegen adresfraude!
D
e belangrijkste resultaten van de ronde langs 124 gemeenten zijn gepubliceerd in het rapport Samen sterk tegen adresfraude. Het beeld is zeker dat gemeenten en in het bijzonder de afdelingen Burgerzaken hun rol bij de adresfraudebestrijding serieus nemen. Zo voert 80 procent van de bezochte gemeenten huisbezoeken uit om vast te stellen of de administratieve situatie in de Basisregistratie Personen (BRP) overeenkomt met de feitelijke situatie. Bijna alle gemeenten letten op overbewoning als signaal van adresfraude, terwijl er in 54 procent van de gemeenten aandacht is voor schijnbewoning en in 25 procent van de gemeenten voor schijnverlatingen.
Beweging, regionale samenwerking en RvIG De ronde langs de gemeenten heeft duidelijk tot beweging geleid. Vanuit het hele land zijn er signalen dat gemeenten sinds de bezoeken extra maatregelen hebben genomen om adresfraude tegen te gaan. Dit is erg positief. De signalen betreffen deels gemeenten die zelf al naar aanleiding van een bezoek hebben
12
B&R
besloten om hun handelen bij te stellen, en deels gemeenten die met de adviezen uit het rapport aan de slag zijn gegaan. Een voorbeeld is de regionale samenwerking op het gebied van adres- en identiteitsfraude tussen de gemeenten Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk en Kaag en Braassem. Deze gemeenten
zijn vervolgens gaan ze werken aan concrete handreikingen voor medewerkers voor deze onderwerpen. Er is ook een gemeente die na het bezoek een toezichthouder BRP heeft aangesteld, zodat ze ook de mogelijkheid hebben om huisbezoeken af te leggen. Sommige gemeenten zijn meerdere keren bezocht door
Vanuit het hele land zijn er signalen dat gemeenten sinds de bezoeken extra maatregelen hebben genomen om adresfraude tegen te gaan zijn de samenwerking gestart door een verhoogde belangstelling bij Burgerzaken zelf, maar ook mede op initiatief van de burgermeesters die het onderwerp belangrijk vinden. Daarvoor hebben de gemeenten eerst geïnventariseerd welke zaken er op regionaal niveau spelen en
het fraudeteam. In dat geval is het goed te merken dat gemeenten de verbeterpunten serieus hebben opgepakt. Bijvoorbeeld de inzet van multidisciplinaire handhavingsteams vóór inschrijving of bij controles achteraf. Of een aansluiting van de balie op Kadaster online om ver-
valsingen van bewijsdocumenten (zoals toestemmingsverklaringen en huurcontracten) sneller te signaleren.
RvIG en verdere mogelijkheden Na publicatie van het rapport blijkt dat gemeenten het ook echt goed lezen en dat het ze aan het denken zet over wat te doen. Zie bijvoorbeeld de vraag van een gemeente aan RvIG om een voorbeeld van een samenwerkingsconvenant met woningbouwcorporaties. Een andere kleine gemeente gaf aan dat men, met vier medewerkers op Burgerzaken, geen mogelijkheden zag om een ‘fraudecoördinator’ aan te stellen. Wij ontvangen dit soort van communicaties graag, omdat dat ons in staat stelt goed te blijven volgen welke dilemma’s er spelen bij de verschillende gemeenten. Gemeenten kunnen nog meer doen om adresfraude tegen te gaan. Zo kan de kwaliteit van het adresonderzoek verder worden verbeterd door gebruik te maken van risicosignalen en profielen, en door informatie uit verschillende bronnen te gebruiken en de beschikbare onderzoeksmogelijkheden volledig te benutten. Verder is
Hoe kunnen wij u helpen?
winst te behalen door betere samenwerking, zowel binnen de gemeente zelf als in de keten. In de ketensamenwerking valt bijvoorbeeld op dat afnemers en gemeenten onvoldoende van elkaar weten over welke gegevens de ander beschikt, welke taken en bevoegdheden men over en weer heeft en wat de ander juridisch wel of niet mag. Daarnaast is een organisatiecultuur belangrijk waarbij, behalve de snelheid van dienstverlening, ook de aanpak van fraude prioriteit heeft. Daarbij zijn fraudebewustzijn en assertiviteit bij medewerkers Burgerzaken cruciaal. Tot slot geven veel gemeenten aan dat de toenemende digitalisering van de dienstverlening het moeilijker maakt om fraude te herkennen en tegen te gaan. Bij digitale aangiften worden technieken om afwijkend (en mogelijk frauduleus) gedrag te herkennen weinig toegepast door gemeenten.
RvIG is naar aanleiding van de bevindingen bij de gemeentebezoeken en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen een aantal trajecten gestart. Verder maken wij een handreiking handhaving waarin staat wat medewerkers Burgerzaken wel en niet mogen in de bijhouding van de BRP. Ook gaan we in op samenwerkingsverbanden en beschrijven we hoe bijvoorbeeld een standaard-samenwerkingsconvenant eruitziet. Verder volgen en stimuleren we ontwikkelingen op het gebied van digitale ondersteuning bij fraudebestrijding, automatisering en het gebruik van nieuwe methoden en technieken om fraude te herkennen.
Het rapport Samen sterk tegen adresfraude is te downloaden van: www.rvig.nl/fraudebestrijding
Ten slotte verzoeken we u om vooral uw vragen en signalen bij ons kenbaar te blijven maken, want alleen dan kunnen we samen adresfraude verder aanpakken!
B&R
13
Persoonsinformatiemanagement
De Raad van State over de bepaling van ex artikel 2.4 Wet BRP (art. 26 Wet GBA)
Is het tijdstip van inschrijving in de basisadministratie de datum van de aangifte? Op 21 mei 2014 heeft de Raad van State (RvS) een opmerkelijke uitspraak gedaan inzake de datum waarop de ingang geldigheid van een aangifte van inschrijving/verhuizing moet worden gesteld (RvS nr. 201307673/1/ A3). De kern van de uitspraak betrof met name de uitleg van de bepalingen van artikel 26 Wet GBA en heeft daarmee directe gevolgen voor de uitvoering van de regel van artikel 2.4 Wet BRP. De uitspraak brengt een ingrijpende, gewijzigde visie op de gevestigde praktijk van burgerzaken met zich mee. mr. J.M. Otten, namens de Commissie voor Persoonsregistratie van de NVVB*
D
e casus heeft betrekking op een vreemdeling die een aanvraag om verlenging van een verblijfsvergunning had ingediend. Deze aanvraag was op 6 september 2011 afgewezen. De voorzieningenrechter had voorts een verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Belanghebbende mocht het land niet worden uitgezet tot dat op een door betrokkene ingediend bezwaar hierover was beslist. Het bezwaar werd op 22 juni 2012 ongegrond verklaard. Belanghebbende ging daarvan in beroep bij de bestuursrechter.
* met dank aan mr. A. Koenhein, Ministerie BZK.
14
B&R
De belanghebbende wilde zich in de GBA inschrijven, maar de aangifte werd door het college bij besluit van 31 mei 2012 afgewezen. Het college stelde zich op het standpunt dat op het tijdstip van de aangifte, de betrokkene geen rechtmatig verblijf in Nederland genoot en daarom niet kon worden ingeschreven. Ook het bezwaar op dit besluit werd bij besluit van 7 november 2012 door het college afgewezen. Daarvan was belanghebbende in beroep gegaan bij de bestuursrechter. De bestuursrechter concludeerde dat op het tijdstip van het nemen van het besluit op bezwaar, dus op 7 november 2012, het college geheel opnieuw had moeten bekijken of op dat moment er wel sprake was rechtmatig verblijf. De
vaste jurisprudentie schrijft – zo stelt de RvS – immers voor (bijvoorbeeld de uitspraak van 27 maart 2013 in zaak nr. 201206980/1/R4): “dat ingevolge artikel 7:11 Awb op grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt. Als uitgangspunt heeft daarbij te gelden dat het besluit op bezwaar wordt genomen met inachtneming van de feiten en omstandigheden ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar en de ten dien tijde geldende rechts- en beleidsregels.” Voor de Wet GBA, (lees voor de Wet BRP) ziet de Afdeling geen aanknoping voor een uitzondering op deze regel. Daarbij overwoog de Afdeling verder: ”dat de datum van aangifte ingevolge artikelen
26 en 46, vierde lid Wet GBA (lees artikel 2. 4 en 2.19, vierde lid Wet BRP) bepalend is voor de datum van de aanvang van het verblijf in Nederland en van vestiging van het adres in de gemeente, niet maakt dat bij de beoordeling van het bezwaar dient te worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden die golden ten tijde van de datum van aangifte.”
Conclusie De RvS neemt als beoordelend uitgangspunt dus niet het primaire besluit van het college, maar het besluit op bezwaar. De RvS doorbreekt met de uitspraak het aloude in de burgerzakenpraktijk gebezigde uitgangspunt dat de (eerste) aangiftedatum als aangiftedatum wordt gezien,
ook al volgt er een uitspraak op bezwaar of eventueel beroep. De uitspraak houdt immers in dat voor dit tijdstip de datum van het besluit op bezwaar dat is genomen na volledige heroverweging, dient te gelden. De uitspraak van de RvS kan mijns inziens niet zo worden uitgelegd dat een belanghebbende die op tijdstip van de primaire aangifte nog geen rechtmatig verblijf genoot maar op het tijdstip van het (positieve) besluit op bezwaar wel, als tijdstip van aangifte, vrijelijk kan opteren voor een van beide data. In het licht van de uitspraak van de Raad van State blijft de vraag dan bestaan, welke datum geldt ten aanzien van de inschrijving in de BRP in een vergelijkbare situatie. Over dit tijdstip is in de Commissie voor Persoons-
registratie uitvoerig gesproken. Tevens heb ik onder meer overleg gehad met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. In vergelijkbare situaties zal uitvoering kunnen worden gegeven zoals hieronder is uiteengezet. De eerste vraag die zich voordoet, betreft de ‘aanvraag’ in de context van dit artikel. Een aanvraag is volgens artikel 1:3 Awb, derde lid, een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. Een besluit is volgens het eerste lid van voornoemd artikel een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Welk uitgangspunt moet worden betracht indien een aanvraag wordt gedaan met
B&R
15
Identiteitsmanagement
het verzoek om te besluiten tot inschrijving van verblijf en adres in de BRP maar betrokkene nog geen verblijfsrecht heeft? Moet men hier dan weigeren op grond van artikel 2.60 Wet BRP of is hier sprake van een aanvraag die niet in behandeling kan worden genomen? Ten aanzien van het niet in behandeling nemen, wordt in de onderhavige zaak uitgegaan van het feit dat belanghebbende iets vraagt dat niet gegeven kán worden omdat het er eenvoudig niet is. Betrokkene heeft immers geen verblijfsrecht op het moment van de aanvraag. Een vergelijkbaar voorbeeld schetst de vraag aan de gemeente om
voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van die aanvraag’. Beide besluiten staan uiteraard open voor bezwaar en beroep.
Handelen in de praktijk Wanneer een vreemdeling zich in de BRP wil laten inschrijven en derhalve ‘aangifte’ doet van verblijf en adres, moet hij in Nederland rechtmatig verblijven. Wanneer het college van B&W van mening is dat betrokkene wegens het feit dat hij niet rechtmatig verblijft, dan dient betrokkene op zijn aanvraag een schriftelijk beschikking (besluit) te krijgen waar-
geldt dan, conform artikel 2.19, vierde lid, wet BRP, de dag waarop dit voornemen tot ambtshalve inschrijving aan betrokkene schriftelijk mededeling is gedaan. De betrokkene wordt door het voornemen dus ‘betrokken’ bij de beslissing. Wél zal het zo zijn dat betrokkene in voorkomende gevallen eerst enige tijd nadat deze rechtmatig verblijf heeft gekregen, zal worden ingeschreven in de BRP. Het kan ook voorkomen dat de vreemdeling vanaf het moment dat hij rechtmatig verblijf heeft verkregen, alsnog zelf daarvan een geldige aangifte doet. Is daarvan sprake, dan geldt als tijdstip van inschrijving de
Idensys; het nieuwe eID Weet u het nog? De overheid werkt aan een standaard voor de toegang tot online dienstverlening vanaf 2017. De nieuwe naam van deze standaard is Idensys (voorheen eID Stelsel). Idensys maakt het mogelijk dat burgers, consumenten en ondernemers op termijn beter online zaken kunnen doen met overheid en bedrijfsleven. Alle organisaties die werken aan de digitalisering van hun dienstverlening staan voor de vraag hoe de toegang tot hun diensten zo betrouwbaar mogelijk geregeld kan worden. Om een transactie op een zorgvuldige wijze uit te voeren moet de identiteit van degene die
Het college stelde zich op het standpunt dat op het tijdstip van de aangifte, de betrokkene geen rechtmatig verblijf in Nederland genoot en daarom niet kon worden ingeschreven
zaken doet met een organisatie met de grootst mogelijke zekerheid worden vastgesteld. Kortom; de gebruiker moet beschikken over een betrouwbare elektronische identiteit. En dat is wat Idensys gaat bieden. Géke Uninge, bureau NVVB
Veilige online toegang
16
B&R
uit blijkt dat de aangifte “niet in behandeling wordt genomen.” Als motivering van dit besluit wordt vermeld dat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarde tot opneming zoals gesteld door de Wet BRP en de wet opneming derhalve niet toestaat. Een dergelijke beschikking is geen besluit in de zin van artikel 2.60, onder a, Wet BRP, omdat in een dergelijke situatie geen sprake is van een aangifte zoals bedoeld in die wet. De beschikking is echter wél het wettelijk verplichte ‘antwoord’ op een aanvraag tot het nemen van een beschikking conform artikel 4.1 Awb. Daarmee staat voor betrokkene ingevolge de Awb, een bezwaar- (en beroeps)procedure open tegen de beschikking om de ‘aangifte’ niet in behandeling te nemen. Indien tijdens de bewaar- of beroepsprocedure mocht komen vast te staan dat betrokkene op enig moment wél rechtmatig verblijft, dan kan het college alsnog ambtshalve tot opneming van verblijf en adres overgaan. Als datum van opneming
Idensys wordt ontwikkeld als dé standaard voor online identificatie en uitwisseling van persoonlijke informatie. Betrouwbaarheid en bescherming van privacy en gegevens zijn de uitgangspunten voor de standaard. Veiligheid en gemak zijn de voornaamste doelen.
datum waarop de aangifte tot opneming van verblijf en adres is ontvangen (idem, 2.19, vierde lid Wet BRP). In voorkomend geval – los van de procesmatige dogmatiek - wordt in de praktijk ook wel de datum van inschrijving gelijkgesteld aan de datum waarop het rechtmatig verblijf is begonnen. Een dergelijke benadering komt tegemoet aan de juistheid van de situatie en is juridisch goed te verdedigen. Tot slot: indien tijdens de bezwaarprocedure komt vast te staan dat de betrokken persoon vanaf het begin eigenlijk al rechtmatig in NL verblijft, is er natuurlijk wel vanaf het begin sprake geweest van een aangifte als bedoeld in de Wet BRP. In dat geval dient de inschrijving in de BRP op grond van die aangifte plaats te vinden en niet op grond van een latere ambtshalve inschrijving. Als datum van inschrijving wordt dan de datum ontvangst van de aangifte aangehouden.
Burgers kunnen in de toekomst via Idensys voor het eerst op het hoogste niveau van betrouwbaarheid hun digitale identiteit aantonen. Dat maakt het mogelijk om diensten te digitaliseren waarvoor nu baliecontact nodig is. Private en publieke organisaties maken daarbij afspraken met elkaar over eisen die ze stellen aan veiligheid, betrouwbaarheid en bescherming van privacy. Deze afspraken worden zorgvuldig beheerd met de overheid als toezichthouder.
Fotograaf: Ienske Meindertsma
gevolg te geven aan een verzoek tot de afgifte van een rijbewijs waarvoor echter geen examen is afgelegd. Artikel 4.5, eerste lid van de Awb stelt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen indien ingevolge de bepaling van het eerste lid onder a: de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag. In het voorbeeld, de eis van het met goed gevolg afleggen van een rijexamen en in de onderhavige casus: het niet bezitten van een verblijfsrecht. Daarmee wordt nog niet toegekomen aan de inhoudelijke vraag of hier de bepalingen van artikel 2.19, jo. 2.60, Wet BRP aan de orde zijn. Het voorgaande betekent dus dat een aanvraag niet altijd hoeft te leiden tot een besluit tot ‘weigering om aan dat verzoek rechtsgevolg te geven’, maar ook kan leiden tot een besluit tot ‘niet in behandeling nemen van een aanvraag’, indien de aanvrager niet heeft
Meerdere inlogmiddelen V.l.n.r: Mariëlle Slooff (NVVB) en vanuit de RvIG: Bob van Os, Hugo Butter en Corien Pels Rijcken: ‘Dit project draait om het online zaken doen met de zogenaamde publieke middelen binnen het BSN domein (zaken doen met de overheid).
De standaard brengt publieke en private inlogmiddelen samen. Denk aan de mogelijkheid om je via een mobiele
B&R
17
Fotograaf: Ienske Meindertsma
In de pilot met de publieke middelen eID worden proeven gedaan met de toevoeging van een elektronische inlogmogelijkheid op de NIK en een specimen van het rijbewijs. Een NIK is eenvoudig geschikt te maken voor gebruik in de pilot en wordt dan een eNIK. Gemeenten hebben vanwege de identiteit vaststelling een cruciale rol bij de uitgifte van de pilotversie van de eNIK en het eRijbewijs. . Er gaan aan de pilot binnen het
groepen ambtenaren van deze gemeenten mee aan de pilot. Naast deze activiteiten is ook een zogenaamde Hackaton onderdeel van het onderzoek. Hackers worden hierbij uitgenodigd om gaten en hiaten te vinden in het gebruik van de publieke eID-middelen.
Wat gebeurt er na de pilots? In het najaar 2016 worden de pilots afgerond en afgesloten. De NVVB, met
Afhankelijk van de uitkomsten van de pilots moet de Tweede Kamer besluiten over de vervolg stappen. Dat zorgvuldigheid geboden is bij de implementatie, staat als een paal boven water. Gemeenten worden voorbereid en kleinschalig gefaseerd naar toegang en gebruik van de standaard toe geleid. Dit alles in de juiste context en dienstverleningsconcept van de respectievelijke gemeenten.
De komst van Idensys en de keuzevrijheid in publiek/ private inlog-middelen hebben een grote invloed op het dienstverleningsconcept van een gemeente.
Bij het online zakendoen met de betrokken gemeenten kunnen de burgers die meedoen met de Idensyspilots dus naast DigiD ook met Idensys inloggen. Er komen dus twee ‘knoppen’ op de gemeentelijke website waarmee burgers zich online kunnen identificeren. app te identificeren, via eHerkenning voor ondernemers en combinaties van cards/ tokens en readers. Deze middelen geven burgers in de toekomst op hoger betrouwbaarheidsniveau toegang tot dienstverlenende organisaties. Burgers, consumenten en ondernemers kiezen zelf het middel waarmee ze bij een organisatie willen inloggen om een dienst af te nemen of persoonlijke informatie uit te wisselen.
Twee organisaties Er loopt een programma Idensys en project publieke middelen eID. Het programma richt zich op het beproeven van de standaard (Idensys). Het project beproeft de werking van twee van de publieke middelen. Als de proeven met publieke eID middelen slagen worden zij onderdeel van Idensys. De pilots starten eind 2015 en worden halverwege 2016 geëvalueerd en afgesloten.
Pilots met Idensys Bob van Os, projectleider pilot Idensys (programma Idensys): ‘Binnen dit project wordt de Idensys beproefd met deelne-
18
B&R
mers vanuit de overheid en het bedrijfsleven. Bijna dertig publieke en private dienstverlenende organisaties en ruimt twintig leveranciers van toegangsvoorzieningen hebben zich aangemeld. Vanuit de gemeentewereld zijn dit onder andere de gemeenten Den Haag, Rotterdam, Molenwaard en Hollands Kroon. Tijdens de pilots met Idensys worden de ervaringen van gebruikers, dienstaanbieders, leveranciers en de technische werking van de standaard onderzocht. Ongeveer 30.000 gebruikers gaan inloggen met een middel dat voldoet aan de nieuwe standaard. Hiermee kunnen zij zich online identificeren en digitaal zaken doen bij de dienstverlenende organisaties die meedoen met de pilots. Bij het online zakendoen met de betrokken gemeenten kunnen de burgers die meedoen met de pilots Idensys dus naast DigiD ook met Idensys inloggen. Er komen dus op de websites van gemeenten die meedoen met de pilot(s) twee ‘inlogknoppen’ website waarmee burgers zich online kunnen identificeren.’
Idensys inlogmethoden Het is de bedoeling dat je met verschillende middelen binnen deze pilots kunt inloggen via de “inlogknop Idensysknop”. De pilotorganisatie kiest het gewenste niveau van betrouwbaarheid en de burger kiest voor een middel wat aan deze betrouwbaarheid voldoet. Dit kan bijvoorbeeld met een app op je mobiele telefoon of een pas met cardreader.
project ongeveer 1.000 burgers deelnemen. Bij de betrokken gemeenten zijn hiervoor specifieke doelgroepen gekozen die met enige regelmaat zaken doen met gemeenten. Hierbij valt te denken aan WMO cliënten, studenten, werkzoekenden, WOZ bezwaarmakers. Ook doen
in haar kielzog een vertegenwoordiging van gemeenten, is betrokken bij de (tussentijdse) evaluaties. Op deze manier is het mogelijk om de uitkomsten direct te toetsen op onder andere haalbaarheid en uitvoerbaarheid en te adviseren over eventuele oplossingen.
Voor aankomende B&R’s besteden we blijvend aandacht aan Idensys, publieke eID-middelen, de pilots en de gevolgen voor gemeenten. Kijk voor meer informatie ook op www.Idensys.nl
Ondertussen in de Tweede Kamer… De standaard is in ontwikkeling. Dat wil zeggen dat de Tweede Kamer nog een aantal zaken scherper wil hebben. Zij wil de voorwaarden, de koers en de evaluatie criteria (mede) bepalen.
Project publieke middelen eID Corien Pels Rijcken, projectleider Publieke Middelen eID (Ministerie van BZK ) en Hugo Butter, Kwartiermaker Publieke eIDMiddelen ( ICTU) over hun project: ‘Dit project draait om het online zaken doen met de zogenaamde publieke middelen binnen het BSN domein (zaken doen met de overheid). Hier is gekozen voor vier bestaande wettelijke WID documenten, namelijk het rijbewijs, de NIK, het vreemdelingendocument en de geprivilegieerdenpas. Ook binnen het project publieke middelen eID zullen pilots plaatsvinden. De gemeenten die deelnemen aan deze pilot zijn de gemeenten Den Haag en Eindhoven.
Ondertussen in gemeenteland… Door het besluit dat burgers en bedrijven vanaf 2017 hun overheidszaken volledig digitaal moeten kunnen regelen, is het steeds verder digitaliseren van werkprocessen bij gemeenten onomkeerbaar. Loketbezoek is steeds minder nodig voor generieke zaken. Medewerkers van burgerzaken worden steeds meer specialisten met hoogwaardige dienstverleningsvaardigheden. Een identiteit goed en onweerlegbaar vaststellen, is belangrijker dan ooit met de komst van publieke en private ID dragers. De burger goed informeren over de toepassing en de reikwijdte van een digitale identiteit blijft ook en krijgt eens steeds belangrijkere rol. De NVVB legt in haar nieuwe opleidingsstructuur focus op deze ontwikkelingen. Ondertussen bij de NVVB…. De NVVB streeft er naar dat de identiteit door de overheid eenmalig en eenduidig wordt vastgesteld. Het einddoel is één gevalideerde identiteit die het mogelijk maakt om digitaal zaken te doen met de overheid. Zeggenschap van de burger over zijn of haar eigen gegevens staat hierbij voorop. Burgers hebben immers, door Europa bepaald, het recht op inzage, het verzoek tot correctie of het recht om vergeten te worden. Deze pilots zijn een belangrijke stap in de goede richting. Immers de uitvoering moet laten zien of hetgeen bedacht is ook werkt. Als gevolg van de komst van Idensys onderzoekt de NVVB de mogelijkheden om gemeenten nog meer te ondersteunen bij het maken van keuzes voor hun dienstverleningsconcept.
B&R
19
Persoonsinformatiemanagement
Verstrekkingsbeperking en intergemeentelijke samenwerk i ng Hoe dienen we om te gaan met de verstrekkingsbeperking, voorheen
andere gemeente woont, de beoordeling
geheimhouding, wat betreft de verschillende verzoekers van gegevens
bemoeilijkt. Het zorgt er zelfs voor dat gemeenten
uit de basisregistratie personen (BRP)? In feite is dit voor de meeste
er verschillend mee omgaan. Onderstaande handreiking is een
gemeenten prima te beoordelen en af te handelen. Wel blijkt dat het
oproep om hierbij vooral de samenwerking met andere gemeenten aan te
verzoek van de bij besluit aangewezen derde1 (voorheen verplichte
gaan en als gemeenten één uniforme werkwijze te hanteren.
derde) in combinatie met het feit dat de persoon inmiddels in een
Dani Rolff, gemeente Zoetermeer
Voorbeeld
Bevat de persoonslijst van deze burger de code verstrekkingsbeperking (1, 4, 5 of 7) dan is de verstrekkingsbeperking van toepassing. Dus worden er in beginsel geen gegevens verstrekt. Er dient eerst een belangenafweging plaats te vinden. Dit is onder de Wet BRP2 niet gewijzigd ten opzichte van de Wet GBA. Het college van burgemeester en wethouders moet beoordelen of door de verstrekking de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene onevenredig wordt geschaad. Is dat niet het geval en neemt
het college zich voor om ondanks de verstrekkingsbeperking tot verstrekking over te gaan, dan moet de burger voorafgaand aan de verstrekking de gelegenheid krijgen om daartegen bezwaar te maken en eventueel een voorlopige voorziening aan te vragen. Dit geldt overigens alleen als er zonder instemming van de burger besloten is te gaan verstrekken. De gemeente stuurt een beschikking waarin een termijn opgenomen is waarbinnen de verstrekking (nog) niet plaatsvindt. Dit moet dus altijd schriftelijk gebeuren. Zoals gezegd moet in dit geval het college beoordelen of verstrekking de persoonlijke levenssfeer onevenredig schaadt. Het gaat hier om een evenredigheidstoets. Een afweging tussen het belang van de gegevensverstrekking en het belang van de privacy van de burger in dit geval. Hoe zit het met plaatsonafhankelijk verstrekken, beslissingsbevoegdheid en doorzendplicht? Het plaatsonafhankelijk verstrekken zoals dit in de Wet BRP opgenomen is, wordt nog niet uitgevoerd tot de nieuwe voorzieningen van de BRP er feitelijk zijn. Dit betekent dat gemeente A geen verstrekking mag doen van gegevens over de persoon die inmiddels in gemeente B woont.
1 Artikel 3.6 Wet basisregistratie personen 2 Artikel 3.21 Wet basisregistratie personen
Artikel 2.3 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt: ‘Het bestuursorgaan
Een persoon heeft verstrekkingsbeperking aangevraagd toen hij in gemeente A ingeschreven stond. Inmiddels is hij verhuisd naar gemeente B. In dit geval is de gemeente B de bijhoudingsgemeente. Het kan ook zijn dat hij meerdere keren verhuisd is. Vervolgens ontvangt gemeente A een verzoek van een advocaat (bij besluit aangewezen derde/verplichte derde) die voor een gerechtelijke procedure persoonsgegevens wenst te ontvangen. Voor het voorbeeld gaan we ervan uit dat het verzoek voldoet aan alle voorwaarden.
Aanpak
20
B&R
zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.’ Dit betekent dus dat een gemeente een verzoek waarover zij niet bevoegd is te beslissen door dient te sturen naar het bestuursorgaan dat wel bevoegd is, en gelijktijdig de verzoeker op de hoogte dient te brengen dat het verzoek doorgestuurd is. In het voorbeeld is de gemeente wel bevoegd om het verzoek te behandelen. Alleen voor de feitelijke verstrekking wordt het verzoek doorgestuurd naar de bijhoudingsgemeente. De verzoeker wordt hiervan op de hoogte gesteld. Nu is er een aantal werkwijzen om dit verzoek te behandelen: 1. Gemeente A stuurt het verzoek door naar gemeente B ter afhandeling. Gemeente B doet de belangenafweging en besluit om wel of niet tot verstrekking over te gaan. 2. Gemeente A benadert de persoon zelf en doet zelf de belangenafweging. Indien besloten wordt tot verstrekking, wordt het verzoek (met de belangenafweging) doorgestuurd naar gemeente B. Indien het verzoek wordt geweigerd, neemt A zelf een
besluit zonder gemeente B hierbij te betrekken. 3. Gemeente A stuurt het verzoek door naar gemeente B om het verzoek in behandeling te nemen. Gemeente B benadert de persoon en doet de belangenafweging. In geval van verstrekking vindt dit plaats door gemeente B. Indien het verzoek wordt geweigerd, stuurt gemeente B het verzoek terug naar gemeente A. Gemeente A neemt het besluit.
Advies Ik adviseer gemeenten om allemaal werkwijze 2 toe te passen. Hieronder zal ik aangeven waarom dit de voorkeur heeft. We moeten bij dit soort verzoeken de privacy van de burger sterk bewaken. Bij
werkwijze 2 wordt de woongemeente van de persoon niet bekend als, na een belangenafweging, besloten wordt om niet tot verstrekking over te gaan. Als de persoon gegronde redenen geeft waarom verstrekking van zijn persoonsgegevens zijn privacy onevenredig schaadt, zal gemeente A het besluit nemen om niet te verstrekken. In dit voorbeeld geeft werkwijze 2 zo praktisch mogelijk gehoor aan het recht op verstrekkingsbeperking. Indien er wel tot verstrekking wordt overgegaan, wordt het dossier doorgestuurd naar de bijhoudingsgemeente (dus niet de verwijsgegevens, omdat deze misschien niet meer de meest actuele gemeente bevat) met het verzoek om de behandeling over te nemen. Zorg ervoor
dat je het volledige dossier meestuurt, dus met de eventuele zienswijze van de betrokkene en met het ‘advies’ om tot verstrekking over te gaan. Breng ook de verzoeker op de hoogte van het doorsturen van het verzoek naar de bijhoudingsgemeente. Mocht gemeente B hier anders over denken, dan kan er altijd overlegd worden tussen gemeente A en B. Laten we hierin vooral de samenwerking zoeken! Let op dat deze werkwijze uitsluitend van toepassing is als het om verstrekkings beperking gaat. In andere gevallen kan het verzoek direct doorgestuurd worden naar de bijhoudingsgemeente en wordt de verzoeker hiervan op de hoogte gesteld.
Voordeel
Nadeel
1
Simpele procedure.
Actuele gemeente wordt bekend, ook in het geval er geweigerd wordt om het uittreksel te verstrekken.
2
Actuele gemeente blijft onbekend als verzoek wordt geweigerd.
Mogelijk is gemeente B niet akkoord met verstrekking.
3
Actuele gemeente blijft onbekend als verzoek wordt geweigerd.
Formeel moet bij het doorzenden de afzender geïnformeerd worden, waardoor de actuele gemeente bekend wordt. Mogelijk is gemeente A niet akkoord met weigering. Enigszins omslachtig. Het kan zijn dat het verzoek van gemeente A naar gemeente B gaat en vervolgens weer terug naar gemeente A.
B&R
21
Dienstverlening & Innovatie
vereiste openbaarheid tot een dode letter is geworden.
Een luchtig huwelijk Met wapperende toga’s en de trouwakte onder hun arm worden Zwolse trouwambtenaren regelmatig naar verschillende unieke trouwlocaties gestuurd. Een huwelijk op de dijk met gasten die uitkijken over de IJssel, trouwen in het Engelse Werk park onder die ene boom waar de bruid en bruidegom speciale herinneringen aan hebben, aan de rand van het openlucht zwembad of een ja-woord gegeven door een man en vrouw, staand op het biljartpodium van een piepkleine whisky-bar, in aanwezigheid van vele getatoeëerde gasten en bijgelicht door een staande lamp met bloemetjeskap en roezeltjes. Binnen de gemeentegrenzen van Zwolle wordt getrouwd op veel verschillende plaatsen. Klaasje van der Haar – Bisschop, gemeente Zwolle
Wijziging gemeentelijke regelgeving Bruidsparen maken sinds 2009 in de gemeente Zwolle enthousiast gebruik van de mogelijkheid om op een locatie naar eigen keuze, binnen of buiten, te trouwen. Trouwen in de openlucht is volgens het antwoord van 7 juli jl. van de minister van Veiligheid & Justitie, Ard van der Steur, op vragen van de gemeente Apeldoorn mogelijk zonder dat hiervoor de wet gewijzigd hoeft te worden. Een gemeenteraad mag zelfstandig bepalen welke locaties als gemeentehuis worden aangewezen om een huwelijk te sluiten. Het begrip ‘gemeentehuis’ mag daarvoor ruim worden geïnterpreteerd. Het gemeentehuis hoeft geen gebouw in de traditionele zin van het woord te zijn. Een trouwlocatie is geschikt als het de toets van ‘goede smaak en openbare orde’ doorstaat. Daarnaast moet de ambtenaar van de burgerlijke stand de werkzaamheden op een veilige manier kunnen uitvoeren. De voltrekking van het huwelijk in de openbaarheid blijft van belang, maar een
22
B&R
‘Trouwen in Zwolle’, een onderzoek uit 2007, toonde aan dat bruidsparen bij voorkeur zelf een trouwlocatie en tijdstip kiezen. De onderzoeksresultaten leidden ertoe dat er sinds 1 januari 2009 24 uur per dag en zeven dagen per week op iedere locatie in Zwolle getrouwd kan worden. Het begrip gemeentehuis is hiervoor in het ‘reglement burgerlijke stand’ ruim geïnterpreteerd. Iedere plaats binnen de gemeentegrenzen is aangewezen als gemeentehuis waar huwelijken kunnen worden gesloten. Tegelijkertijd is in het reglement geregeld dat elke persoon – voor één dag – tot trouwambtenaar van Zwolle kan worden benoemd om een huwelijk te sluiten.
‘nieuwe stijl’ lieten dan ook niet lang op zich wachten. Op 1 januari 2009, net na middernacht, werd het eerste huwelijk gesloten bij het ijssculpturenfestival. Diezelfde nacht gaf een ander bruidspaar elkaar het ja-woord in de tuin onder een afdakje voor de veiligheid, terwijl in de nabije omgeving vuurpijlen werden afgestoken. Werd hiermee niet voldaan aan de openbaarheidsvereiste van artikel 1:63 Burgerlijk Wetboek getreden? Dat is best mogelijk. Aan de andere kant: is openbaarheid in deze context geen achterhaald begrip? Dit wetsartikel stamt uit de tijd dat de burgerlijke stand werd ingevoerd, toen ‘geheime’ huwelijken voorkwamen. Bij de huidige registratie is dit echter helemaal niet meer aan de orde. Ook kun je je afvragen hoe de openbaarheid zich verhoudt met de privacy1. En, elke plaats is wel traceerbaar. We kunnen concluderen dat de
Trouwen in eigen huis, in de openlucht of op openbaar terrein behoorde ineens tot de mogelijkheden. De eerste huwelijken
1 blz. 750/751, Plasschaert, J.N.E. (2002). Burgerlijke Stand. Amsterdam: Register Amsterdam
traceerbare locatie binnen de gemeentegrenzen is volgens de minister voldoende openbaar.
Iedere locatie is gemeentehuis
Twee voorwaarden De gemeente Zwolle stelt slechts twee voorwaarden aan het trouwen op een gewenste locatie. De eigenaar van de locatie geeft schriftelijke toestemming en de veiligheid van de trouwambtenaar moet zijn gewaarborgd. Als de veiligheid in het geding is, kan de trouwambtenaar afzien van de huwelijkssluiting, zónder dat de gemeente aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele schade. Het bruidspaar ondertekent deze voorwaarden. Ook is het bruidspaar zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van eventuele benodigde vergunningen. In de voorbereiding van het huwelijk vindt altijd een voorgesprek plaats tussen de trouwambtenaar en het bruidspaar. Hier worden praktische zaken besproken, zoals waar wordt de akte ondertekend en welke voorzieningen zijn er aanwezig. Leidend hierbij zijn de wensen van het bruidspaar. De trouwambtenaar kan in dit gesprek echter wel een sturende rol vervullen.
De gemeente vindt deregulering op zijn plaats bij het trouwen op geprefereerde locaties. Daarom wordt niet getoetst of de locatie beschikt over de vereiste vergunningen. Daarvoor is de eigenaar verantwoordelijk, evenals voor de eventuele consequenties die daarbij horen. De gemeente is van mening dat het draait om het ja-woord van een bruidspaar in het bijzijn van getuigen, ten overstaan van de trouwambtenaar – niet om de locatie.
In de afsluiting vertelde de ambtenaar aan de aanwezigen dat er in Zwolle op elk moment van de dag en op iedere locatie getrouwd kan worden, zolang de veiligheid van de ambtenaar niet in het geding komt. Exact op dat moment viel een grote appel rakelings naast de trouwambtenaar op de grond en barstten de inmiddels donkere wolken open en vluchtte iedereen naar de tent. Terwijl de regen roffelde op het tentdoek, vertelde de bruid dat zij de gelukkigste vrouw ter wereld was.
Onder een appelboom
Het aantal huwelijken op een eigen gekozen locatie neemt toe. Daarvoor is een goede inplanning van de trouwambtenaren nodig. Tot dusver is er nog geen enkele locatie geweigerd of is het huwelijk niet voltrokken op de locatie. Ook worden huwelijken in de kerk gesloten, maar dan wel eerst het burgerlijk huwelijk eventueel gevolgd door een kerkelijk huwelijk. Een huwelijk in een stripteasebar? Als voldaan wordt aan de voorwaarden zal de locatie niet worden geweigerd. Er is ongetwijfeld een trouwambtenaar die het paar in de echt wil verbinden. Zolang de toga maar aanblijft!
Trouwambtenaren vinden het leuk om een huwelijk op locatie te sluiten. Het vraagt improvisatievermogen maar het geeft ook een extra dimensie aan het trouwambtenaar zijn. De locatie maakt de ceremonie bijzonder. Zo was er de jonge vrouw die haar hele leven droomde van een huwelijksceremonie in een boomgaard onder een appelboom. Ze struinde de hele gemeente af en vond haar droomplek uiteindelijk aan de oever van de Overijsselse Vecht. Niets stond haar meisjesdroom nog in de weg. De zon scheen op het moment dat de trouwambtenaar het paar in de echt verbond.
Binnen de gemeente grenzen van Zwolle wordt getrouwd op veel verschillende plaatsen
B&R
23
Algemeen
Verlies Nederlandse nationaliteit en de uitzonderingen Als een Nederlander vrijwillig een vreemde nationaliteit verkrijgt
Adviesbureau
dan verliest hij in principe zijn Nederlandse nationaliteit (artikel 15, lid 1 onder a RWN). Sinds 1 april 2003 gelden er op deze regel uitzonderingen.
Deze uitzonderingen staan vermeld in artikel 15, lid 2 RWN: a. de verkrijger in het land van die andere nationaliteit is geboren en daar ten tijde van de verkrijging zijn hoofdverblijf heeft, of b. de verkrijger voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren in het land van die ander nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft gehad, of c. de verkrijger gehuwd is met een persoon die die andere nationaliteit bezit. Als een persoon op of na 1 april 2003 vrijwillig een vreemde nationaliteit heeft verkregen, kan hij een beroep doen op een van deze uitzonderingen. De kans bestaat dan dat hij de Nederlandse nationaliteit niet verliest. De afgelopen jaren zijn er vele nieuwe staten ontstaan en oude staten uiteengevallen. Bijvoorbeeld: Tsjechoslowakije (Tsjechië en Slowakije) en Joegoslavië (Servië, Montenegro, BosniëHerzegovina, Kroatië en Slovenië). Ook Nederland heeft met een dergelijke situatie te maken gehad. Tot 25 november 1975 was Suriname nog niet zelfstandig en een onderdeel van het Koninkrijk Nederland. Kunnen de uitzonderingen dan van toepassing zijn als de nationaliteit van een nieuwe staat wordt verkregen, maar de persoon in de oude staat is geboren? Bij de Hoge Raad speelde een zaak waarbij de vraag is gesteld wat in a. en b. moet worden verstaan onder ‘in het land van de andere nationaliteit’. Volgens het beleid moest het dan gaan om dezelfde soevereine staat. In de zaak van de Hoge Raad ging het om een Nederlandse vrouw die in 2011 vrijwillig de Surinaamse nationaliteit had verkregen. Zij was in 1952 in Suriname geboren en had daar tot oktober 1975 gewoond. Voorafgaande aan de onafhankelijkheid was Suriname een onderdeel van Nederland en dus een andere soevereine staat dan het nu is. De gemeente ging er daarom van uit dat mevrouw de Nederlandse nationaliteit was verloren door het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit.
24
B&R
De Hoge Raad heeft over deze kwestie op 26 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1749) uitspraak gedaan. De Hoge Raad is van mening dat het voor de toepassing van de uitzonderingen moet gaan om hetzelfde grondgebied. Dit was het geval en daardoor is de vrouw de Nederlandse nationaliteit niet verloren.
Voorbeeld: Slavo is geboren in Joegoslavië (in 1981) en heeft daar tot zijn vijftiende gewoond. Hij is met zijn ouders naar Nederland gevlucht. In 1997 heeft hij met zijn ouders een gewone verblijfsvergunning gekregen. In 2003 is hij Nederlander geworden en daarbij heeft hij afstand gedaan van zijn oorspronkelijke nationaliteit. In 2008 verkrijgt hij vrijwillig de Kroatische nationaliteit. Om te kunnen bepalen of Slavo de Nederlandse nationaliteit is verloren, moet je nagaan of Slavo in 1981 in dat deel van Joegoslavië is geboren dat nu Kroatië is en of hij daar ook ten minste vijf jaar heeft gewoond. Als dat het geval is, kan Slavo met succes een beroep doen op artikel 15, lid 2 onder b (en eventueel a) RWN. Slavo blijft dan Nederlander. Zou Slavo geboren zijn in het deel van Joegoslavië dat nu Servië is en heeft hij daar altijd gewoond, dan kan hij geen beroep doen op deze uitzonderingen en verliest hij de Nederlandse nationaliteit wel. Let op! De uitzonderingen zijn niet van toepassing als er een nationaliteit wordt verkregen van een land dat is aangesloten bij het Verdrag van Straatsburg. Naast Nederland zijn aangesloten: Denemarken, Noorwegen en Oostenrijk (artikel 15A lid 1 RWN).
Erkenning en Nederlandse nationaliteit Regelmatig komt bij de helpdesk de vraag binnen of een kind dat in het buitenland door een Nederlandse man is erkend, automatisch de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Vaak gaat het dan om een erkenning in het verleden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn er twee vragen van belang:
1. Kan de erkenning in het buitenland door ons erkend worden op grond van de IPR-regels? (artikelen 10:95 – 10:101 BW; deze vraag wordt in dit artikel verder niet behandeld) 2. Zo ja, op welke datum is het kind dan erkend? Als duidelijk is dat de erkenning door ons geaccepteerd kan worden en de datum van erkenning is bekend, dan moet er bekeken worden hoe de Rijkswet op het Nederlanderschap
(RWN) op het moment van erkenning luidde. De regels zijn namelijk een aantal keren gewijzigd. - Van 1 januari 1985 tot 1 april 2003 gold dat een minderjarig kind Nederlander werd als het door een Nederlander werd erkend. In deze periode werd een minderjarig kind dus Nederlander. - Van 1 april 2003 tot 1 maart 2009 gold dat een erkenning op of na de geboorte geen nationaliteitsgevolg had. Het kind werd dus geen Nederlander. Een kind werd alleen Nederlander wanneer het als ongeboren vrucht vóór de geboorte was erkend door een Nederlander. Wel zijn er optiemogelijkheden op grond van artikel II RRWN (het overgangsartikel). Een kind dat in deze periode is erkend, kan Nederlander worden door optie. Als het kind op het moment van de erkenning zeven jaar of ouder was, moet er naast de erkenning ook bewezen worden dat de erkenner de biologische vader is (met bewijs dat voldoet aan het Besluit DNA-onderzoek vaderschap). Wanneer het kind nu nog minderjarig is dan is wellicht ook optie – op grond van artikel 6, lid 1, onder c RWN – mogelijk als het kind direct voor de optie, gedurende drie jaar, is verzorgd en opgevoed door de erkenner. - Vanaf 1 maart 2009 geldt het huidige artikel 4 RWN. Als het kind op het moment van de erkenning jonger is dan zeven jaar, dan wordt het automatisch Nederlander. Is het zeven jaar of ouder dan moet binnen een jaar DNA-bewijs worden overgelegd (met bewijs dat voldoet aan het Besluit DNA-onderzoek vaderschap). Is de erkenner niet de biologische vader dan kan er eventueel geopteerd worden op grond van artikel 6, lid 1 onder c RWN.
TogaMakerij Utrecht TMU
... is een ambachtelijk bedrijf dat zorgt voor kwaliteit, service en een vlotte afwerking van uw opdrachten. Wij bieden u een uitgebreide collectie hoogwaardige lichtgewichtstoffen, een grote variatie aan modellen en hand geborduurde gemeentewapens. De toga’s zijn gemaakt voor langdurig en intensief gebruik en behoeven weinig onderhoud.
Aanmeten in heel Nederland Kantoor: Weerribben 21 8244 EA Lelystad-Haven tel. 0320-261548 Utrecht tel. 030- 8894566 e-mail :
[email protected]
B&R
25
Persoonsinformatiemanagement
Meldplicht datalekken en hoge boetes Als een gemeente gegevens van vermoedelijke fraudeurs online zet of een commercieel credit-management bureau toegang geeft tot Suwinet, dan moet dit binnenkort gemeld worden als datalek bij het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Dit zijn twee voorbeelden die onlangs in het nieuws zijn geweest.1 Deze meldplicht is opgenomen in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en gaat op 1 januari 2016 in werking. mr. Corrie Ebbers, privacy-jurist
Meldplicht datalekken Zowel private als publieke organisaties worden verplicht om inbreuken op de beveiliging te melden als die kunnen leiden tot onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Het doel van de meldplicht is om een bijdrage te leveren aan het behoud en herstel van vertrouwen in de omgang met persoonsgegevens.2 De plicht tot melden van een datalek geldt als de beveiliging niet deugt, het beheer van persoonsgegevens slecht is georganiseerd of gevoelige informatie zoals hulpverlenings- of strafrechtelijke gegevens of het BSN, niet in overeenstemming met de wet worden verwerkt.
Wanneer melden? De meldplicht bestaat niet pas op het moment dat zich daadwerkelijk een datalek heeft voorgedaan. De plicht tot melden is ook al van kracht op het moment dat het risico daarop aanwezig is. Bij een
datalek zijn persoonsgegevens blootgesteld aan verlies of onrechtmatige verwerking. De formulering van het nieuwe artikel 34a van de Wbp is als volgt: ‘De verantwoordelijke stelt het College onverwijld in kennis van een inbreuk op de beveiliging, die leidt tot de aanzienlijke kans op ernstige nadelige gevolgen dan wel ernstige nadelige gevolgen heeft voor de bescherming van persoonsgegevens.’ Als die aanzienlijke kans op ernstige nadelige gevolgen zich heeft voorgedaan, moet de gemeente dit binnen een paar dagen melden bij het CBP.
Ook de basisregistratie personen De goed ingevoerde lezer vraagt zich nu af of die meldplicht ook op de basisregistratie personen van toepassing is, want hij weet dat de bepalingen van de Wbp niet op de basisregistratie personen van toepassing zijn (art. 2 Wbp). Maar, de meld-
1 zie tubantia.nl 28 mei 2015 over de gemeente Hellendoorn en de Argos-radio-uitzending over Cannock Chase van 20 juni 2015 op argos.vpro.nl 2 Staatsblad 2015, 230 3 zie de publicatie van het RvIG van Leidraad samenwerkingsverbanden, blz. 26 4 COM 201/0011 5 art. 43a lid 2 Wbp
26
B&R
plicht geldt ook voor de basisregistratie personen, als deze gegevens binnen de gemeentelijke systemen toegankelijk zijn. Dit is af te leiden uit een publicatie van het RvIG van maart dit jaar waarin te lezen is: ‘In het geval de gemeentelijke voorziening een zelfstandig karakter heeft en dus niet in de systeembeschrijving is opgenomen, bedoeld in artikel 3 van het Besluit Brp, dan is het vullen van de gemeentelijke voorziening te beschouwen als een verstrekking onder de Wet basisregistratie personen aan een gemeentelijk gegevensmagazijn of vergelijkbare voorziening. Het verwerken in die zelfstandige voorziening valt onder de werking van de Wbp’.3 Zo’n gemeentebrede voorziening is tegenwoordig bij nagenoeg alle gemeenten aanwezig. Daarmee zijn beveiligingsincidenten uit deze voorziening ook onderworpen aan de meldplicht datalekken.
Hoge boetes, ook voor bewerkers Naast de meldplicht is ook de boetebevoegdheid verruimd. Het CBP kan nu een boete opleggen bij een overtreding van een voorschrift, zoals de meldplicht van
een gegevensverwerking (art. 27 Wbp). Vanaf 1 januari 2016 zijn boetes ook mogelijk bij schending van de overige verplichtingen die de Wbp voorschrijft. Bijvoorbeeld als persoonsgegevens niet zorgvuldig zijn verwerkt of als niet aan de informatieplicht tegenover de burger wordt voldaan, of als gegevens langer worden bewaard dan noodzakelijk is. De boetes kunnen oplopen tot 810.000 euro (art. 66 Wbp). En mogelijk kan het CBP ook een boete van maximaal 10 procent van de netto jaaromzet op leggen. Dit laatste is met name relevant als de gemeente taken heeft uitbesteed aan een ‘bewerker’ (art. 14 Wbp) zoals
de softwareleveranciers, als deze onvoldoende beveiligingsmaatregelen heeft getroffen. Deze hoge boetebepaling loopt vooruit op de EU-verordening welke naar verwachting in 2018 in werking treedt.4
Informeren van de betrokkenen Naast de meldplicht bij het CBP is er ook een afzonderlijke meldplicht tegenover de betrokkenen, de burgers, ‘als de inbreuk waarschijnlijk ongunstige gevolgen zal hebben voor diens persoonlijke levenssfeer’. De gemeente moet dan de burgers ‘onverwijld’ informeren.5
Tot slot is ook een naamswijziging in de wetswijziging opgenomen; het CBP gaat vanaf 1 januari 2016 Autoriteit persoonsgegevens heten.
Risico’s De meldplicht datalekken kan vérstrekkende gevolgen hebben. Niet alleen omdat er een fikse boete wordt opgelegd of omdat de gemeente negatief in de publiciteit komt en daarmee het vertrouwen van haar burgers verliest (zie voetnoot 1). Maar denk ook aan inzage-verzoeken van burgers, aan klacht- of beroepsprocedures die gevoerd gaan worden. Vandaar dat ik hieronder wat tips geef.
Wat kan de gemeente doen ter voorbereiding 1. Controleer de bewerkerscontracten; neem daarin op dat de bewerker verplicht is elke onregelmatigheid z.s.m. bij u te melden (art. 14 Wbp). 2. Inventariseer welke gegevensverwerkingen ‘kwetsbaar’ zijn, bijvoorbeeld ter uitvoering van de Participatiewet en in het sociaal domein; voer een risico-analyse uit. 3. Zorg dat de beveiligingsmaatregelen passen bij de mate van kwetsbaarheid van de persoonsgegevens. 4. Controleer regelmatig de toegekende autorisaties; zijn die toegespitst op, en beperkt tot, de taakuitvoering van de betreffende medewerker.
5. Wijs een functionaris aan die bevoegd is om de melding bij het CBP te doen. 6. Hou de actualiteiten op de website van het CBP in de gaten; het CBP zal nog dit jaar Richtsnoeren m.b.t. datalekken en nieuwe boetebeleidsregels publiceren, www.cbpweb.nl. Maar het beste advies is natuurlijk: voorkom datalekken en boetes, neem technische en organisatorische maatregelen en zorg dat de gemeente de regie heeft en ‘in control’ is.
B&R
27
Dienstverlening & Innovatie
Gemeente Almelo en ZGT geven burger met geboorte-app de touwtjes in handen
Vanuit het kraambed je baby inschrijven bij de gemeente Vanuit het kraambed digitaal aangifte doen van de geboorte van je kind. In het ziekenhuis in Almelo kan het met de app iGeboorte van PinkRoccade Local Government. Ouders en ambtenaren zijn enthousiast.
V
ia iGeboorte leveren ouders de gegevens van hun pasgeboren baby aan via de website van de gemeente Almelo. Eenvoudig en snel. Het enige dat papa en mama moeten doen, is de gegevens van hun DigiD bij de hand houden. De benodigde tablet wordt beschikbaar gesteld door Ziekenhuisgroep Twente (ZGT), met ziekenhuislocaties in Almelo en Hengelo. De kersverse ouders zijn korter bezig met administratieve processen en houden meer tijd over voor hun nieuwe spruit. Ook voor thuis bevallende moeders is iGeboorte beschikbaar.
Burger faciliteren In de dienstverlening richting haar inwoners wil de gemeente Almelo optimaal gebruik maken van digitale mogelijkheden. ‘In 2017 moeten alle inwoners, waar dit kan en mag, de producten van onze gemeente digitaal kunnen verkrijgen’, zegt Evelien van Rijswijk-Hendriks, manager Burgerzaken en Ontvangst bij de gemeente Almelo. Als kwartiermaker dacht Almelo mee met PinkRoccade over hun apps voor burgerzaken. iGeboorte is de eerste app die in gebruik is genomen. ‘Hiermee voldoen we aan de wens van
28
B&R
onze inwoners om digitaal te communiceren met de overheid. De digitale aangifte in het ziekenhuis is dienstverlening op maat, die aansluit bij de leefwereld van onze inwoners.’ In die leefwereld is de burger medeverantwoordelijk voor de belangrijkste momenten en processen in zijn leven. Met dat uitgangspunt - de burger faciliteren bij self-
het aantal digitale aangiften. ‘Per aangifte besparen we nu 7 minuten. Met een digitale handtekening zou die besparing nog groter worden’, licht Van Rijswijk-Hendriks toe. Voor ambtenaren wordt de werkdruk lager, zodat zij meer tijd overhouden voor complexe gevallen. Daarnaast levert iGeboorte een bijdrage aan de bezuinigingsdoelstellingen van de gemeente.
Minder gedoe, meer tijd voor het gezin dankzij de geboorte-app
vonden de gemeente en ZGT een oplossing. Van Rijswijk-Hendriks: ‘De gemeente heeft in het ziekenhuis in Almelo een loket, waar mensen op afspraak hun aangifte kunnen indienen en ondertekenen. Een afspraak kan de dag van tevoren gemaakt worden.’ Op termijn is het de bedoeling dat de handtekening digitaal gezet kan worden. Daarvoor zijn gemeente en ZGT afhankelijk van de Nederlandse wetgeving. ‘Zolang de wet nog niet is aangepast, zal de gemeente Almelo zoeken naar andere mogelijkheden om een digitale handtekening toe te passen. Denk hierbij aan een variant van DigiD, wat in feite een elektronische handtekening is, zoals omschreven in artikel 15a BW3 van het Burgerlijk Wetboek.’
deze gastvrije service besparen we ouders een bezoek aan het gemeentehuis. In plaats daarvan blijft het gezin bij elkaar. We vinden het belangrijk het gezin, daar waar mogelijk, te ondersteunen in deze voor hen hectische periode.’ Zoals bij iedere introductie van een nieuwe service, kende de start met iGeboorte een paar leermomenten. Maas beaamt dat het proces tijd nodig heeft. ‘Niet iedereen heeft altijd zijn of haar DigiD-inloggegevens paraat. In voorlichtingsbijeenkomsten tijdens de zwangerschap verstrekken we informatie over de mogelijkheid om digitaal aangifte te doen. In het ziekenhuis maken we de ouders met folders, aanplakbiljetten en andere aanwijzingen erop attent dat ze hun inloggegevens moeten meenemen bij de bevalling.’
Meer tijd voor het gezin
service - begon de gemeente Almelo aan de implementatie van iGeboorte. In de praktijk brengt de app zowel qua geld als tijd de nodige bijkomende voordelen met zich mee. De enige “kosten” vormen de reistijd van de ambtenaar van en naar het ziekenhuis. Maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de toename van
‘Maar het belangrijkste voor ons blijft dat wij goede service bieden richting onze burgers. Dat dit voor ons een voordeel oplevert, is mooi meegenomen.’ Helemaal digitaal is de aangifte van een geboorte in Almelo niet. Een ‘natte’ handtekening is nog steeds nodig om alles in orde te maken. Voor dat probleem
Bij ZGT bevallen vrouwen binnen ziekenhuislocatie Almelo. Het Twentse ziekenhuis ontvangt louter positieve reacties op de mogelijkheid om digitaal aangifte te doen. “Minder gedoe, meer tijd voor het gezin”, is het vaakst gehoorde commentaar. Agnes Maas, bedrijfskundig manager ZGT: ‘iGeboorte sluit naadloos aan op onze visie op gezinsgerichte zorg: geboortezorg in Twente… een goed begin! Met
ons af te nemen’, aldus Irene ten Seldam, wethouder gemeente Almelo. iGeboorte komt tegemoet aan deze wensen. Selfservice voor en door de burger vanaf elk gewenst apparaat. ‘Burgers ervaren dit als gebruikersvriendelijk én een verrijking van de gemeentelijke service.’ In Almelo draait software van de gemeente op locatie bij een andere organisatie. Ten Seldam: ‘Door de decentralisaties krijgen gemeenten en zorgverleners een andere rol in het zorglandschap. De app iGeboorte speelt uitstekend in op deze veranderende situatie. Burgers worden medeverantwoordelijk voor de belangrijkste momenten en processen in hun leven. iGeboorte ondersteunt hen hierbij. Dit specifieke voorbeeld in Almelo is een vorm van publiek-private samenwerking zoals je die vaker zou willen zien.’
Publiek-private samenwerking iGeboorte toont aan hoe groot de invloed van ICT op de hedendaagse samenleving is. ‘Smartphones en tablets zijn een verlengstuk van onszelf geworden. Een zesde zintuig dat we 24x7 inzetten. De burger verwacht dat de dienstverlening van de overheid meegaat in deze ontwikkeling, zodat hij niet meer naar het gemeentehuis hoeft om producten en diensten van
Computable Awards De gemeente Almelo en ZGT zijn met iGeboorte genomineerd voor de Computable Awards 2015. Via de website van Computable (http://www2.computable. nl/computableawards/stem/) is tot en met 12 oktober te stemmen op iGeboorte in de categorie ICT-projecten binnen de overheid.
B&R
29
Algemeen
Casus In de gemeente Schouwen-Duiveland woont een gezin afkomstig uit Somalië, met zes kinderen, allen daar geboren. Omdat van hen geen betrouwbare brondocumenten voorhanden zijn, zijn de gegevens van de vrouw en kinderen opgenomen, op basis van een verklaring
Jurisprudentie
onder ede, met alleen een geboortejaar. In de registratie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) staan sommige gezinsleden met geboortedatum 1 januari, andere met 1 juli.1 In september 2013 verzoekt de vader deze geboortedata ook in de GBA op te nemen. De Wet GBA is dan nog van kracht. Hans Tomson, adviesbureau NVVB Toelichting
De gemeente heeft begrip voor het verzoek maar wijst het toch af, omdat de Wet GBA correctie alleen mogelijk maakt op basis van een sterker brondocument. En dat ontbrak hier. De vader dient bezwaar in. Sinds 6 januari 2014 geldt de Wet BRP. Artikel 2.17 hiervan biedt de mogelijkheid om de gegevens van de IND over te nemen2. De gemeente betreurt het dat de nieuwe wet geen oplossing voor het probleem biedt, omdat artikel 2.17 helaas alleen geldt voor nieuwe inschrijvingen. Daarom wordt het bezwaar ongegrond verklaard. De vader gaat in beroep bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Rechtbank De rechtbank onderzoekt de reikwijdte van artikel 2.17 en stelt vast dat dit artikel alleen van toepassing is bij de eerste inschrijving in de basisregistratie: ‘Alleen voor nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen op de voet van artikel 2.4 van de Wet BRP is in artikel 2.17 een – ten opzichte van de Wet GBA – gunstiger regeling neergelegd. De echtgenote en kinderen waren echter al ingeschreven onder de gelding van de Wet GBA, en het inleidend verzoek was dan ook gericht op wijziging van die inschrijving. In de Wet BRP is echter geen regeling opgenomen waarmee met terugwerkende kracht inschrijvingen uit het verleden kunnen worden gewijzigd met toepassing van de in artikel 2.17 neergelegde regeling. De wetgever heeft hier niet voor gekozen en heeft evenmin een overgangsregeling getroffen.’
Hoger beroep3 De Afdeling bestuursrechtspraak komt echter tot een ander oordeel. Kort gezegd: artikel 2.17 geldt niet alleen bij de inschrijving, maar ook later bij correctieverzoeken: ‘5.1. Bij de totstandkoming van de Wet BRP is erkend dat het voor zowel de vreemdeling als voor de overheidsorganen die gebruik maken van de gegevens uit de basisregistratie belastend is als de geboortedatum en de nationaliteit van de vreemdeling als onbekend staan geregistreerd (Kamerstukken II 2011/12, 33219, nr. 3, blz. 131). Derhalve is voor de inschrijving van vreemdelingen in de basisregistratie in artikel 2.17 van de Wet BRP voor die gegevens een soepeler regeling geboden ten opzichte van de Wet GBA. Het college moet krachtens artikel 2.58, tweede lid, van de Wet BRP aan een verzoek tot verbetering, aanvulling of verwijdering van de betrokkene betreffende gegevens uitvoering geven met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens afdeling 1 “Ingezetenen” van hoofdstuk 2 “De bijhouding van de basisregistratie” van de wet. Artikel 2.17 is daarvan niet uitgezonderd. Voorts blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet BRP niet dat artikel 2.17 alleen geldt voor nieuwe inschrijvingen. De wetgever heeft de problemen van een onbekende geboortedatum juist onderkend en beoogd daaraan tegemoet te komen. Derhalve valt niet in te zien dat artikel 2.17 van de Wet BRP alleen geldt voor nieuwe inschrijvingen.’
1 De vader stond wel met een geboortedatum opgenomen op basis van zijn VOE. Ook stond het hele gezin met ‘onbekende nationaliteit’ opgenomen. Dit aspect speelde geen rol in deze procedure, wellicht omdat de naturalisatieprocedure bijna is afgerond. 2 De gemeente moet dan eerst aan het Koppelingsbureau van de IND een Mededeling artikel 2.17 vragen, zie Handleiding Uitvoeringsprocedures, (HUP), paragraaf 3.3.6.14. 3 Raad van State, 15-07-2015, nr. 201409597/1/A3, www.rechtspraak.nl. ECLI:NL:RVS:2015:2229 Raad van State, 15-07-2015, 201409597/1/A3. 4 Antwoord minister BZK op Kamervragen op 25 november 2014 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015 nr. 682). 5 Alleenstaande minderjarige asielzoekers. Zij verklaarden bij hun asielaanvraag, en bij de eerste inschrijving in de GBA, dat zij jonger dan achttien waren. Later stelde de IND, na medisch onderzoek, vast dat dit niet juist was en registreerde een meer passend, fictief geboortejaar. In de GBA mocht dit echter niet worden aangepast omdat er geen brondocument was.
30
B&R
Deze uitspraak is verrassend omdat de hoogste bestuurechter de reikwijdte van artikel 2:17 veel ruimer uitlegt dan destijds bij de voorbereiding van de nieuwe wet de bedoeling van het ministerie was. De uitleg is in de Kamerstukken te vinden: ‘In de BRP staan meerdere personen ingeschreven met een onbekende geboortedag en/of geboortemaand. Voor de mogelijkheid om deze geboortedatum alsnog te ontlenen aan een verklaring van de IND, zoals bedoeld in artikel 2.17 van de Wet BRP, is voor deze gevallen niet gekozen. Bij de totstandkoming van het artikel 2.17 BRP is nagegaan of het voor de bestaande gevallen mogelijk was om achteraf alsnog een volledige (al dan niet fictieve) geboortedatum op te nemen. Gezien het feit dat instanties binnen en buiten de overheid in hun eigen registraties zelf al geboortedata hebben opgenomen van deze personen – die soms al tientallen jaren in Nederland woonachtig zijn – is het alsnog toekennen van een (al dan niet fictieve) geboortedatum echter problematisch. De gevolgen daarvan, zowel voor de betrokken instanties als voor de burger zelf, zijn niet goed in te schatten en kunnen ingrijpend zijn. Bijvoorbeeld waar het gaat om opgebouwde rechten. Er is daarom bij de totstandkoming van artikel 2.17 Wet BRP besloten af te zien van het treffen van een dergelijke regeling voor deze bestaande gevallen.’4
Uitleg NVVB Op verzoek van onze collega Ria Deurloo-van Dongen uit Schouwen-Duiveland heeft het bestuur van de NVVB zijn visie per brief naar voren gebracht in de procedure. De NVVB heeft bij de voorbereiding van de Wet BRP gepleit voor een oplossing van de onbekende geboortedatum en onbekende nationaliteit. Dit heeft geleid tot het huidige artikel 2.17. De NVVB had echter verder willen gaan: ‘Tijdens de consultatie van het ontwerp voor de Wet BRP hebben wij samen met de VNG gepleit voor een oplossing bij de Minister van BZK. Daar is helaas onvoldoende aan tegemoet gekomen. De officiële stukken geven niet aan waarom er alleen is gekozen voor de nieuwe inschrijvingen. Uiteraard
hebben wij wel overleg gevoerd met het ministerie van BZK over alle zaken die wij hebben aangedragen in de consultatie. Zo deelde men ons destijds mee dat niet is gekozen voor bestaande gevallen omdat dit dan te veel (negatieve) impact zou hebben op de taakuitvoering bij afnemers. De registratie van de fictief vastgestelde geboortedatum werd genoemd als iets dat verstorend zou gaan werken en wellicht veel kosten met zich mee zou brengen. Wij zijn net als uw bezwaarcommissie niet content met de beperkte mogelijkheid die er nu is.’ Welnu, de Raad van State komt de NVVB alsnog tegemoet.
Hoe nu verder? Naar schatting zijn er honderden of misschien wel duizenden gevallen waarbij burgers alleen met hun geboortejaar zijn opgenomen in de BRP, terwijl zij bij de IND wel met een fictieve geboortedatum staan geregistreerd. Heel lastig voor deze burgers, maar ook voor vele instanties. Voor vele immigranten, met name voormalige asielzoekers, geldt dat het niet te verwachten is dat zij binnenkort een betrouwbaar brondocument zullen krijgen, door de treurige omstandigheden in het land van herkomst. Documenten uit Somalië worden nu eenmaal niet geaccepteerd voor de BRP. Ook bij voormalige AMA’s5 is de geboortedatum een probleem. En dan zijn er ook nog de gevallen van de onbekende nationaliteit in de BRP, terwijl de IND wel een nationaliteit heeft opgenomen, of staatloos. Niemand zit te wachten op een vloedgolf van correctieverzoeken. Naar aanleiding van deze uitspraak is er overleg gestart tussen de NVVB en de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens en BZK. Hopelijk leidt dit op korte termijn tot een praktische oplossing zonder onnodige bureaucratie, waardoor deze kafkaiaanse praktijk wordt beëindigd.
Meer informatie: https://nvvb.nl/nl/communicatie/nieuwsberichten/ doorbraak-voor-onbekende-geboortedatum-in-de-brp/
B&R
31
Dienstverlening & Innovatie
Slachtofferinformatiesystematiek (SIS): snellere slachtofferinformatie voor verwanten en vrienden
‘Inzetten van SIS wordt vanzelfsprekend’ SIS is een landelijke voorziening die ervoor zorgt dat iemand zo snel mogelijk informatie ontvangt over een naaste, wanneer hij of zij vermoedt dat deze naaste betrokken is bij een calamiteit. Wel dienen verwanten altijd zelf te proberen om contact op te nemen met een geliefde, familielid of goede vriend. SIS richt zich op niet-zelfredzame slachtoffers en gaat ervan uit dat de zelfredzamen zelf contact opnemen.’
G
erald de Haan, accounthouder SIS in de Managementraad Bevolkingszorg: ‘Zelfredzame mensen die betrokken zijn bij een calamiteit nemen zelf contact op met hun naasten. Dat zie je in de praktijk. SIS is er voor verwanten van niet-zelfredzame slachtoffers die bijvoorbeeld in het ziekenhuis terechtkomen of overleden zijn. In dat geval is er een match met de zoekvraag van een verwant. De Haan is sinds begin 2015 accounthouder SIS binnen de Managementraad Bevolkingszorg. Daarvoor kende hij SIS al vanuit zijn rol als Algemeen Commandant Bevolkingszorg. Bij een calamiteit kan de Algemeen Com-
mandant Bevolkingszorg of de Officier van Dienst Bevolkingszorg de landelijke voorziening SIS inzetten. Daarvoor is één telefoontje naar het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum, het LOCC, genoeg.
Wel of niet inzetten van SIS? Er zijn vier criteria voor de afweging om SIS in te zetten bij een calamiteit: het aantal (vermiste) slachtoffers, zwaargewonden en/of doden, het aantal verwanten dat mogelijk gaat bellen voor verwanteninformatie, het aantal partijen dat betrokken is bij het verstrekken van de slachtofferinformatie en de maatschap-
pelijke impact. De Haan: ‘Met de criteria voor de inzet van SIS kan men flexibel omgaan. Is er sprake van veel slachtoffers of is er veel aandacht voor het gebeurde? Dan is het inzetten van SIS zeker al de moeite waard. Wanneer een gemeente of veiligheidsregio verwacht dat verwanten bij een calamiteit op zoek gaan naar hun naasten, adviseer ik om SIS in te zetten. Bij veel vragen van verwanten kan het informatienummer van de gemeente bijvoorbeeld de druk niet aan en blijven er telefoontjes onbeantwoord. Het is een taak van de overheid om deze verwanten zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over hun naasten.’
Gerald de Haan Gerald de Haan is gemeentesecretaris van de gemeente Almelo en zit sinds 1 januari 2015 in de Managementraad Bevolkingszorg. Deze managementraad adviseert het Veiligheidsberaad (bestuurlijk platform van de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s)
over onderwerpen op het gebied van bevolkingszorg. Binnen deze raad is hij accounthouder SIS (slachtofferinformatiesystematiek). De Haan wil met name de bekendheid van SIS verhogen bij allen die professioneel betrokken zijn bij SIS. ‘Ik hoop dat – op den
duur – het inzetten van SIS bij een calamiteit vanzelfsprekend wordt. En dat het een geoliede machine wordt door te oefenen met SIS en te leren van de momenten waarop het wordt ingezet bij een werkelijke calamiteit.’
Toekomstbeeld: inzet SIS vanzelfsprekend ‘SIS is niet overal even bekend. Dat is ook niet vreemd. Mensen wisselen van functie en zijn niet fulltime met bevolkingszorg bezig. Dat doe je er vaak bij. Ook zijn gemeenten geen crisisorganisaties met operationele crisisdiensten. Het is dus niet gek dat een voorziening voor slachtoffer informatiesystematiek dan onbekend is’, aldus De Haan. ‘De bekendheid van SIS is een van de speerpunten voor de komende periode. Uiteindelijk zullen alle burgemeesters, gemeentesecretarissen, hoofden Burgerzaken en medewerkers Bevolkingszorg de naam moeten gaan kennen of in ieder geval herkennen. Zodat – op den duur – de inzet van SIS vanzelfsprekend wordt. Ook moeten dan alle betrokkenen bij SIS, de bevolkingszorg-specialisten, op de hoogte zijn van deze landelijke voorziening en weten hoe alles werkt. Zodat SIS in de praktijk een goed geoliede machine wordt.’
SIS in 2015: leren in de praktijk en een gebruiksvriendelijker systeem Naast het vergroten van de bekendheid
32
B&R
heeft De Haan nog andere aandachtspunten voor SIS in de komende tijd. ‘Het systeem waarmee SIS werkt, kan en moet gebruiksvriendelijker. Het systeem wordt
evalueren, raken we steeds beter bekend met de werkwijze en leren we wat goed gaat en wat eventueel beter kan. Op die manier wordt de inzet steeds soepeler
SIS is er voor verwanten van niet-zelfredzame slachtoffers door het frontoffice gebruikt om de zoekvragen van verwanten vast te leggen en door het backoffice om slachtoffergegevens van ziekenhuizen en gegevens van overleden slachtoffers in te voeren. Het systeem is essentieel voor het werkproces van SIS. Uit oefeningen en praktijkinzet blijkt dat er verbeterpunten zijn voor het systeem. Leren in de praktijk is dus ook belangrijk. Door te oefenen met SIS en door de inzet van SIS bij calamiteiten te
en vanzelfsprekender. Zo weten betrokkenen vanuit gemeenten en veiligheidsregio’s wat het oplevert en hoe het werkt’, licht De Haan toe.
In ‘dossier SIS’ op www.infopuntveiligheid.nl staat meer informatie over SIS, slachtofferinformatiesystematiek.
B&R
33
Advertorial
KTO 2015: Algemeen rapportcijfer van 7,4; net als in 2013. Hogere respons dan in 2013. Alle producten en diensten zijn in waardering gestegen. Contact met de klanten en de kwaliteit van dat contact is toegenomen.
Dienstverlening
RvIG scoort wederom hoog op klanttevredenheid De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft onlangs een onafhankelijk klanttevredenheidsonderzoek (KTO) laten uitvoeren door onderzoeksbureau Motivaction. Net als twee jaar geleden heeft de beheerorganisatie een gemiddelde score van 7,4 behaald. ‘Dat is een hoog cijfer, geeft het onderzoeksbureau Motivaction aan. En daar zijn we trots op’, vertelt Christel Olivers, hoofd van de afdeling Relatiebeheer van de RvIG. Samen met Anika van Leeuwen, relatiebeheerder en coördinator Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) voor aangewezen bestuursorganen (ABO’s), geeft zij een toelichting op de uitkomsten van het KTO van 2015.
Uit het KTO blijkt dat de RvIG, net als in 2013, met name hoog scoort op de kernwaarden deskundigheid, betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid, professionaliteit en kennis van de organisatie. Christel: ‘Daar mogen we best trots op zijn. Je bent een beheerorganisatie, dus de kwaliteit van onze systemen is voor ons heel belangrijk. Op flexibiliteit, proactiviteit, innovatie en transparantie scoren we wat lager, terwijl we wel een ontwikkeling in die richting doormaken. Het is de uitdaging om daar nog meer stappen in te zetten zonder de andere kernwaarden los te laten.’
Producten en diensten
Opvallend in het KTO is dat de tevredenheid over de producten en diensten van de RvIG is gestegen. Dit geldt voor de GBA-V, de PIVA, de afhandeling van reisdocumenten, het basisregister reisdocumenten en het verificatieregister reisdocumenten. De RNI scoort met een
7,1 wat lager. Anika: ‘De verwachtingen van de RNI zijn hoog omdat het wordt vergeleken met de kwaliteit van de gegevens in de GBA-V, die enorm hoog is. De gegevens in de GBA-V zijn echter authentieke gegevens en die in de RNI niet. Ook wordt de RNI vanuit verschillende bronnen gefaseerd gevuld en bepaalt de bron de kwaliteit. Deze kwaliteit zal toenemen naarmate meer gebruik wordt gemaakt van de RNI. Ondanks dat we spreken over de Basisregistratie Personen, die alleen onderscheid maakt tussen ingezetenen en nietingezetenen, is er dus sprake van twee verschillende systemen. Daar moeten we beter over communiceren, blijkt uit de feedback die we van klanten hebben teruggekregen.’ Christel vult aan: ‘Het gaat om een stukje bewustzijn dat je van de RNI dus niet hetzelfde kunt verwachten als van de GBA-V. Daarmee zeg ik niet dat er in de RNI geen technische verbeteringen mogelijk zijn, want het systeem valt soms uit en daar heeft de burger direct last van.’
De RvIG heeft de dienstverlening op een hoog niveau kunnen houden. Toch geven sommige klanten aan dat ze graag verbeteringen zien in de doorlooptijd en de bruikbaarheid van antwoorden op vragen. Christel: ‘De proactieve contacten worden hoog gewaardeerd en de reactieve - dus de contacten waarbij de klant zelf contact zoekt - duren soms te lang of leveren niet altijd het gewenste antwoord op. 15% geeft aan dat het doel onvoldoende is bereikt.’ De klant wil ook sneller geholpen worden, maar de mate waarin dat mogelijk is, is begrensd, verklaart Anika. ‘Als beheerorganisatie heb je nu eenmaal te maken met langdurige juridische en technische procedures. Alles moet ontzettend secuur gebeuren en dat kost tijd. Gelukkig is er vanuit de klant veel begrip voor het werkveld waarin de RvIG opereert.’ Christel geeft als voorbeeld de BRP. ‘Bevragingen moeten ook worden geprotocolleerd. Een burger moet uiteindelijk kunnen zien wie zijn gegevens heeft opgevraagd. Dat moet je allemaal heel zorgvuldig vastleggen en daar heb je procedures voor nodig die tijd vragen. Dat begrijpt ons werkveld ook als geen ander.’ De RvIG wil toe naar een meer innovatieve dienstverlening. Christel: ‘Daar hebben we al veel stappen in gezet door bijvoorbeeld onze organisatie anders in te richten waardoor de relatie meer centraal is komen te staan, maar op alle overheidsniveaus willen we de relaties de komende jaren nog verder versterken. Intensivering van het contact met de ketenpartners is ook belangrijk om beter in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen.’ Anika vervolgt: ‘Dat je meer proactiviteit laat zien past goed bij genoemde kernwaarden. Wellicht kun je ook meer maatwerk toepassen omdat je door middel van intensiever relatiebeheer je klanten beter leert kennen.’
Contact
De frequentie van klantcontact en de kwaliteit van dat contact is toegenomen, blijkt uit het KTO. Afnemers stellen persoonlijk contact heel erg op prijs, terwijl de gemeente vooral via de digitale weg geïnformeerd wil worden, dus via de website of per mail. In het KTO is goede feedback gekomen op de mailbeantwoording en de website van de RvIG. Klanten stellen voor om de mail gerichter te maken naast de algemene en groepsspecifieke mails. Ook in de website zijn verbeterslagen te maken, zoals de informatie beter indelen en het zoeken op specifieke antwoorden vereenvoudigen. Christel: ‘Meedenken met de klant om tot concrete oplossingen te komen doen we al meer dan in het verleden en daar is ook veel meer vraag naar. Het antwoord kan echter ook ‘nee’ zijn, maar wanneer actief is meegedacht, zal hiervoor ook begrip zijn.’ Anika sluit daarop aan: ‘Vaak als je een vraag hebt onderzocht, geldt het antwoord daarop voor een hele doelgroep. Dan is het goed om dat op een overzichtelijke, duidelijke manier te communiceren naar die hele groep, op de website of via mail. Anders blijft de vraag terugkomen en dat is uiteraard niet wenselijk.’
Ontwikkelingen
Acht van de tien klanten vinden dat de RvIG voldoende inspeelt op nieuwe maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Er blijft echter behoefte aan verbetering als het gaat om het meekomen met digitale ontwikkelingen en de steeds hogere verwachtingen van burgers ten aanzien van de snelheid van de dienstverlening. Christel: ‘Je kunt innovatief zijn door te zorgen dat je grip hebt op de ontwikkelingen in de buitenwereld. Door intensief contact met alle relaties op allerlei niveaus kunnen we tijdig zicht krijgen op de ontwikkelingen waarop wij kunnen inspelen.’ ‘Ja, en misschien soms ook waarschuwen voor ontwikkelingen die er zijn’, vult Anika aan. ‘Ontwikkelingen kunnen ook impact hebben op de beveiliging van de identiteitsgegevens dan wel misbruik hiervan en uiteindelijk dus ook voor de burger.’ Christel beaamt dat. ‘Als je alles digitaliseert dan moet het beveiligingsvraagstuk hierin een belangrijke rol spelen. Je ziet steeds meer open data. Wat leent zich bij identiteitsgegevens voor open data? Alleen algemene aantallen die niet te herleiden zijn tot persoonsniveau.’
KTO 2017
De RvIG heeft dit jaar bewust gekozen voor eenzelfde KTO als in 2013, opdat je de uitkomsten kunt vergelijkingen. Het ziet ernaar uit dat een volgend KTO anders van opzet wordt, vertelt Christel. ‘Als je steeds dezelfde opzet kiest, kun je daar misschien niet meer voldoende uit halen voor je eigen verbeteringen. Daar gaan we de komende jaren wel over nadenken. Met een lange vragenlijst vraag je ook best veel van je klant. Misschien kan een volgend KTO wel korter.’ Bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten krijgt de RvIG momenteel continu feedback door structureel een lijst met vijf vragen over klanttevredenheid uit te sturen na de afhandeling van een melding. Anika: ‘Daarin proberen we ook innovatief te zijn, want we vinden het ontzettend belangrijk om die feedback binnen te halen en daarop te anticiperen.’ Op de website van de RvIG staat een samenvatting van het KTO 2015: www.rijksdienstvooridentiteitsgegevens.nl
Colofon Rijksdienst voor Identiteitsgegevens Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Postbus 10451 2501 HL Den Haag
[email protected] www.rvig.nl T (088) 900 10 00
Verkiezingen
woordigers van (centrum)bewoners, de warenmarkt, horeca, kerken en toerisme & recreatie. Het bleek dat winkeliers in Ede-stad hun winkels op zondag graag open zouden doen, maar dat de inwoners van met name de omliggende dorpen daar grote moeite mee hadden. Op basis van deze verkennende voorfase stelde I&O Research de vraagstelling voor, die bestond uit drie deelvragen: zondagopening voor alle winkels in de hele gemeente, alleen de supermarkten en bouwmarkten én een openstelling van de winkels alleen in de stad Ede. Een kleine meerderheid stemde in het referendum tégen koopzondagen, maar in Ede-stad gaan de winkels op zondag toch open. Uit de deelvragen bleek dat 60 procent van de opgekomen6 kiesgerechtigden uit Ede-stad wél wil dat op zondag de supermarkten (minstens maandelijks) open zijn. In de (deels orthodox-protestantse) dorpen zoals Lunteren en Wekerom, stemde een grote meerderheid tegen de koopzondag. Daar blijven de winkels dan ook gesloten.
Dan liever een deliberatieve democratie
Het referendum: democratisch wondermiddel of botte bijl? Is het referendum het democratisch wondermiddel waar het door sommigen voor wordt aangezien? Kan het een impuls geven aan de (lokale) democratie? Ja. Als aan de juiste voorwaarden wordt voldaan en in combinatie met ‘deliberatie’ – uitvoerige inhoudelijke raadpleging van de belanghebbenden – kan het referendum heikele vraagstukken beantwoorden. Mét medeneming van de burgers. Peter Kanne, onderzoeker bij I&O Research
D
e Griekse premier Tsipras zei vlak voor het raadgevend referendum van 5 juli jl.: ‘Het oordeel van het volk is veel sterker dan de wil van een regering.’ Ruim 60 procent van Grieken zei ‘nee’ op de vraag of het ontwerpakkoord van de Europese Commissie geaccepteerd moest worden1. Een mooi staaltje directe democratie in de bakermat van die democratie, zou je zeggen. Nu, ruim een maand later, is het nog steeds de vraag of en hoe het overtuigende ‘nee’ van het Griekse volk vertaald zal worden.
Raadgevend referendum in Nederland Bijna gelijktijdig (sinds 1 juli 2015) is het in Nederland mogelijk geworden een raadgevend referendum aan te vragen. Hiermee kunnen kiezers zich voor of tegen een wet of verdrag uitspreken. De uitslag is niet bindend en burgers kunnen geen eigen initiatiefvoorstel voorleggen in een referendum. Kan het raadgevend referendum de Nederlandse democratie een positieve impuls geven? Tien jaar geleden werd de ‘Europese Grondwet’ door 62 procent van de
36
B&R
Nederlandse kiezers in een referendum weggestemd. Na dit – eveneens – krachtige ‘nee’ beloofden regering en politieke partijen dat er een breed maatschappelijk debat zou komen over ‘Nederland in Europa’, maar dat kwam er niet. Erger nog, in het Verdrag van Lissabon uit 2007 werd een aantal zaken uit de weggestemde ‘Grondwet’ alsnog geregeld. Voor de tegenstanders (opnieuw) een bewijs van de ondemocratische gang van zaken in Europa. Niesco Dubbelboer2, oud-Tweede Kamerlid voor de PvdA en één van de initiatiefnemers van het referendum in 2005, is Gerald positief de overHaan het nieuwe raadgevend referendum, al vindt hij dat het bindend zou moeten zijn en is hij ook voor het volksinitiatief. Toch noemt hij de invoering van het referendum “een overwinning voor alle Nederlanders, want zij krijgen er een nieuw democratisch burgerrecht bij”3. Als belangrijk argument vóór het referendum stellen voorstanders dat burgers het laatste woord krijgen over wetten en besluiten. Het referendum zorgt volgens de pleitbezorgers verder voor publiek debat en draagvlak. Dubbelboer: ‘Als burgers weten
dat uitkomsten van referenda ook echt uitgevoerd worden, is het voor hen zinvol om deel te nemen aan het debat.’ Echter, bij het raadgevend referendum is dit nu juist het probleem: als de uitslag niet onverkort wordt overgenomen door de bestuurders zal het een averechts effect hebben op de betrokkenheid van de kiezers en het politiek cynisme verder doen toenemen. Tenslotte wordt als argument vóór het referendum aangedragen dat politici het zich in een referendumdemocratie niet kunnen permitteren om grotere groepen burgers links te laten liggen. Ook dit argument kan omgekeerd worden. Immers, met een referendum kan eenvoudig het belang van een substantiële minderheid genegeerd worden.
Athene revisited, de deliberatieve democratie De Belgische auteur David van Reybrouck vraagt zich in zijn boek ‘Tegen verkiezingen’ af of referenda wel zo geschikt zijn om een besluit te vellen over ingewikkelde dossiers. “Referenda over complexe hervormingsvoorstellen bevoordelen misschien altijd wel het nee-kamp: ‘if you
don’t know, say no’4 Hij noemt het referendum ‘een botte bijl bij hartchirurgie’5. Van Reybrouck stelt een ‘deliberatieve democratie’ voor die teruggrijpt op de Atheense democratie. Hier werd loting van burgers gebruikt om verschillende democratische lichamen samen te stellen. Het ene gelote lichaam hield het andere in de gaten. Een belangrijk verschil met het huidige systeem van representatieve democratie is dat de wetten en voorstellen voortkomen uit uitvoerige inhoudelijke discussies tussen burgers. Zij bereiden voorstellen en wetten goed geïnformeerd voor en beoordelen in onderlinge dialoog alle voors en tegens. Op basis hiervan worden voorstellen gedaan en – al dan niet – aangenomen. Heel anders dus dan bij het referendum, waar de problematiek wordt versimpeld tot een simpel vóór of
tégen of enkele varianten, waar kiezers alleen ja of nee tegen kunnen zeggen.
Lokale lessen: het Edese referendum over de koopzondag Als alternatief voor het landsbestuur is de ‘deliberatieve democratie’ misschien nog een stap te ver, maar in de lokale democratie zijn er zeker mogelijkheden. Het Edese referendum over de koopzondag vertoont leerzame aanknopingspunten. In juni hield de gemeente Ede een raadplegend referendum over de vraag of de winkels op zondag open mochten. De overeenkomst met het systeem van Van Reybrouck zit hem in de voorfase: voorafgaand aan het referendum liet de gemeente I&O Research een vooronderzoek en dialoogsessies uitvoeren onder winkeliers, winkelpersoneel, vertegen-
1 Volledige vraagtekst: “Moeten we het ontwerpakkoord dat door de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds in de Eurogroep van 25 juni naar voren is gebracht, accepteren?” 2 Nu actief in de beweging ‘Meer democratie’ 3 Bron: http://www.referendumplatform.nl/1411 4 David van Reybrouck. Tegen verkiezingen. Bezige Bij, 2013. Pagina 115. 5 In een tweet op 17 december 2014. 6 Bij een opkomst van 44% in Ede-stad.
Kritische voorwaarden De Edese casus biedt een leerzame les voor vernieuwing van de (lokale) democratie. Er werd aan een aantal kritische voorwaarden voldaan. Zo was de vraagstelling van het referendum concreet en er werd vooraf inhoudelijk gediscussieerd met de belanghebbende (sub)groepen. De betrokkenen (raadsleden) waren dus goed geïnformeerd voordat ze een besluit namen en de belangen van verschillende minderheidsgroepen werden zoveel mogelijk gerespecteerd. Ten slotte werd er door de (gekozen) politici een evenwichtig besluit genomen waarbij de bevolking een (bijna) doorslaggevende stem had. Anders dan in sommige landelijke media gesuggereerd is ging men niet voorbij aan de uitslag van het referendum. Ook al zullen sommige burgers of ondernemers alsnog teleurgesteld zijn – Nederland en dus ook Ede is nu eenmaal een gemeenschap van polderen en compromissen – en ook al is over de Edese koopzondag het laatste woord nog niet gesproken, het biedt zeker lessen waarop kan worden voortborduurd.
B&R
37
Identiteitsmanagement
Meer digitale aanvragen voor Burgerzaken? Hoe verhoog je als gemeente het aantal digitale aanvragen zonder dat de inwoner verplicht is om een digitale aanvraag te doen? Verleiding is het toverwoord maar hoe doe je dat? Er zijn al gemeenten die oplossingen hebben gevonden. Die oplossingen zijn nu verzameld, uitgewerkt en gepubliceerd.
U
it onderzoek in 20141 bleek dat er grote verschillen zijn tussen gemeenten in het percentage digitaal ingediende aanvragen. De onderzoekers hebben aan de gemeenten die hoog scoorden gevraagd waarom zij zulke hoge percentages digitale aanvragen kennen. Die succesverhalen zijn gedocumenteerd of hebben geleid tot nieuwe instrumenten. Dit zijn de samenhangende categorieën van oplossingen die wij sindsdien onderscheiden: 1. Plaats klantgerichte teksten op de website 2. Vereenvoudig de standaardwebformulieren 3. Neem de goede oplossingen van andere gemeenten over om de digitale dienstverlening te verbeteren. Met deze oplossingen zullen gemeenten meer digitale aanvragen krijgen.
1. Teksten Drie gemeenten, Utrecht, Zeewolde en Veenendaal, hebben criteria verzameld waaraan de teksten op gemeentelijke websites moeten voldoen om de bezoekers te verleiden om hun aanvraag digitaal te doen. Zij hebben vervolgens aan de hand van die criteria voor een beperkt aantal producten conceptteksten opgesteld. Deze conceptteksten zijn aangepast na toetsing bij burgers. Uit een eer-
38
B&R
ste experiment op de website van de gemeente Utrecht blijkt dat het aantal digitaal aangevraagde uittreksel hierdoor met zo’n 50 procent toenam.
2. Formulieren KING beheert voor de gemeenten specificaties voor standaardwebformulieren, de zogenaamde GEMMA-formulieren. In 2015 zijn de specificaties grondig herzien. De NVVB is betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe specificaties voor acht burgerzakenformulieren. Zij heeft de specificaties beoordeeld en akkoord bevonden. Daarnaast zijn diverse andere partijen geconsulteerd zoals VNG, GBBO, Cascadis, GebruikerCentraal en enkele gemeenten en leveranciers. Belangrijk uitgangspunt is dat de nieuwe specificaties zijn opgesteld aan de hand van goede voorbeelden van gemeenten. Onder goede voorbeelden verstaan wij voorbeelden van gemeenten die leiden tot meer gebruik, regeldrukvermindering of excellente dienstverlening. Zo is het de gemeente Den Bosch voorbeeld geweest voor de specificaties voor het formulier ‘aangifte overlijden’. Verder zijn voor elk formulier diverse gemeentelijke websites bezocht en
gemeentemedewerkers gesproken om goede voorbeelden te selecteren. Belangrijke effecten van de nieuwe specificaties: • Vragen bij inlog zonder DigiD zijn teruggebracht van 17 mogelijke vragen naar 3 verplichte vragen en twee facultatieve vragen. Dit idee komt van gemeenten en is getoetst bij meerdere gemeenten. • Vervallen van vragen waarvan de antwoorden bij de gemeenten bekend zijn (basisregistraties) omdat veel gemeenten dat al doen. Zo hoef je je eigen geboorteplaats nergens meer in te vullen. De specificaties zijn gepubliceerd2 door KING en bekendgemaakt bij de leveranciers.
3. Collegiale tips Gemeenten hebben allerlei andere oplossingen gevonden die het gebruik van het digitale kanaal bevorderen. Uiteenlopend van een andere prijsstelling voor digitaal aangevraagde producten tot reclame maken voor het digitale kanaal in huisaan-huis-blad of zelfs door het KCC. Specifiek voor burgerzaken zijn ook enkele
1 GBBO, Effecten van toptakenwebsites en elf tips om het aandeel digitale transacties te verhogen 2 http://www.gemmaonline.nl/index.php/GEMMA_e-Formulieren 3 http://goedopgelost.overheid.nl/onderwerp/digitale-dienstverlening-voor-burgers/
oplossingen opgenomen. Zo vraagt de gemeente Hengelo bij een verhuizing niet meer een verklaring van inwoning. Hengelo verstuurt achteraf een brief naar de hoofdbewoner. Voor zover bekend hebben ook andere gemeenten deze oplossing zoals Vught, Gouda, Tilburg, Eindhoven en Weststellingwerf. De reden waarom en de effecten van deze en vele andere oplossingen zijn vermeld op GoedOpgelost!3
Aan dit artikel hebben meegewerkt: • Arjen Kroes, adviseur ministerie van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties • Carolien Nicolai, beleidsmedewerkers digitale dienstverlening bij de gemeente Zeewolde • Maarten Edelman, Productmanager bij KING • Marina de Horn, KING • Aty de Groot, hoofdredacteur Goed Opgelost! bij ICTU
De tien verzamelde criteria voor de teksten luiden als volgt: 1. Introductie: • Noem in de eerste regel al de mogelijkheid om online te regelen (dat is voor Google en haar gebruikers handig). • 80/20-regel; vermeld niet de uitzondering. Alleen essentiële zaken vermelden • Houd rekening met niet-digivaardigen • Gebruik het begrip ‘online’ en niet het begrip ‘digitaal’. 2. Websitebezoekers zoeken een digitale oplossing. Meld deze oplossing prominent of zelfs alleen de online oplossing. 3. Schrijftip: verticale opsommingen (‘bullets’) zorgen voor veel meer kliks dan horizontale 4. Plaats duidelijke button (“calls-to-action”) op een opvallende plaats. Wees vooral niet te bescheiden. Criteria call-to-action-button: contrast/kleur, goede plaatsing, ronde vorm, duidelijk bericht
5. Als bekend is dat rond een product verwarring bij burgers is, leg dan goed uit waarvoor het product noodzakelijk is bijvoorbeeld wanneer heb je een BS-uittreksel nodig en wanneer een BRP-uittreksel? 6. Als er m.b.t. het product een vaak voorkomende fout gemaakt wordt, voorkom deze in de tekst (voor aangifte overlijden: aangifte in gemeente van overlijden) 7. Vermeld altijd of je je gegevens voor inloggen (DigiD/eherkenning) bij de hand moet hebben. 8. Vermeld altijd wat het product kost en of je gegevens van iDeal gereed moet houden. Als het logisch is dat een product gratis is, vermeld het niet. 9. Vermeld of andere gegevens vereist zullen worden bij het invullen van het formulier (b.v. bijlagen) 10. Geef aan hoe het proces verloopt na indiening als dat niet vanzelf spreekt.
Teksten gebaseerd op deze criteria zijn in ieder geval te vinden op de websites van de gemeenten Utrecht, Zeewolde en Veenendaal; bijvoorbeeld voor de producten ‘uittreksels’ en ‘verhuizing’.
B&R
39
Algemeen STRATEGISCH ADVISEUR RONALD ZIJLSTRA WAS OP 1 AUGUSTUS JL. MAAR LIEFST 12,5 JAAR IN DIENST BIJ DE NVVB! HET BESTUUR EN BUREAU FELICITEERT RONALD MET HET MOOIE JUBILEUM.
Column
Uitsluiting kiesrecht (1) De Kiesraad heeft recent onderzoek laten doen naar de werking van de strafbepalingen inzake het verkiezingsproces. Uit dit onderzoek komen een aantal interessante dingen naar voren. In deze column en in die van september zal ik hierop ingaan. Al sinds 1887 kennen wij in ons land de grondwettelijke mogelijkheid dat iemand wordt uitgesloten van het kiesrecht. Aanvankelijk betrof dat al een veel mensen, maar toen het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen werd ingevoerd (respectievelijk in 1917 en 1919) werden dat er nog veel meer. Jaarlijks publiceerde het ministerie van Justitie voor de gemeenten een lijvig boekwerk met daarin per gemeente alle namen van diegenen die van het kiesrecht waren uitgesloten. Sinds de grondwetsherzieningen van 1983 en 2008 kunnen mensen nog slechts door de rechter worden uitgesloten van het kiesrecht als zij zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar, en dan ook nog eens voor een feit waarvoor de wetgever uitsluiting van kiesrecht mogelijk heeft gemaakt. En dat zijn er op dit moment niet zo heel veel. Deze zijn vooral te vinden in Titel I (Misdrijven tegen de veiligheid van de staat) en Titel XXVIII (Ambtsmisdrijven) van het Wetboek van Strafrecht, en een enkele in de Kieswet.
Ronald, bedankt voor de fijne samenwerking tot dusver en in de toekomst! Je bent een fundament van de NVVB, qua kennis, ervaring en netwerk. Hartelijke groet,
JAN CEES NOORD Ronald kan zich geheel en al ‘mister NVVB’ kan noemen, zeker na 12,5 jaar inzet.
JAN OTTEN ‘En dat gaat um niet worden’
MAURICE GORDIJN Ronald is al jarenlang een warm pleitbezorger voor een integratie van de burgerlijke stand (vastleggen van rechtsfeiten) in de BRP. In het VNG-gebouw te Den Haag gaat Ronald tijdens een themamiddag na zich jaren ingetogen te hebben uitgelaten op dit onderwerp, helemaal ‘los’. Vele ‘vakbroeders’ (en niet de minst kritische) weet Ronald te inspireren en stimuleren. Passie en betrokkenheid voor het vak Burgerzaken, dat is Ronald ten voeten uit!
JOEP SCHULTEN
Melle Bakker, secretaris-directeur
Ronald kan smakelijk vertellen, smakelijk lachen en smakelijk eten! Van harte gefeliciteerd met je jubileum bij de NVVB.
ERIK VAN TELLINGEN
Op Ronald kun je bouwen. Een uniek, fijn mens.
Kiesraad
We zijn nu bijna een half jaar verder en het is te hopen dat de gemeentelijke persoonsregistraties nu definitief op orde zijn gebracht
Ronald = muziek, motoren, vissen en kamperen. Ronald = samen, met zijn allen, ervoor gaan. Ronald, ik wens je nog 12,5 jaar werkplezier!
VERA NUGTEREN
Ronald, - Je kennis is bewonderenswaardig - Je hulpvaardigheid hartverwarmend - Je directheid verfrissend - Je passie inspirerend Van harte gefeliciteerd, beste collega!
WILLEKE VAN DIJK
Ronald is DE vraagbaak van de NVVB! Ik hoop nog vaak van je expertise gebruik te mogen maken.
MERLIN NIESTEN
40
B&R
Tot begin dit jaar verkeerde de Kiesraad in de veronderstelling dat er nog slechts een handjevol personen was uitgesloten van het kiesrecht – maar wat bleek? Bevraging van de Gemeentelijke Basisregistratie Personen eind 2014 leerde dat op dat moment maar liefst 746 personen waren uitgesloten van het kiesrecht. Zo’n tweehonderd gemeenten bleken hun persoonsregistratie niet op orde te hebben! Ingrijpen van minister Plasterk bracht dat aantal personen voor de verkiezingen van 18 maart jongstleden terug tot 169 (in 56 gemeenten). Aan velen van hen zal in de praktijk alsnog een stempas zijn toegezonden voor de provinciale staten- en waterschapsverkiezingen. Dit conform advies van de minister, die zich – terecht – op het standpunt stelde dat betrokkenen niet de dupe mochten worden van administratieve fouten van de gemeenten. Hierop werd er één uitzondering gemaakt, namelijk voor personen die op 5 mei 1945 achttien jaar of ouder waren. In dit geval moesten gemeenten er zich zonder meer actief van vergewissen dat het geen personen betrof die vanwege hun gedrag in de Tweede Wereldoorlog van het kiesrecht waren uitgesloten. We zijn nu bijna een half jaar verder en het is te hopen dat de gemeentelijke persoonsregistraties nu definitief op orde zijn gebracht. Dit is te meer van belang nu de Kiesraad, in lijn met voornoemd onderzoek, ervoor heeft gepleit om de wettelijke mogelijkheid om iemand uit te sluiten van het kiesrecht (actief en/of passief) te verruimen. Maar daarover meer in mijn column van september.
B&R
41
Algemeen
Colofon editie 4: 28 augustus 2015 Burgerzaken & Recht is een vakblad van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en verschijnt zes keer per jaar. Redactiesecretariaat Merlin Niesten (eindredacteur) telefoon: 079 – 361 77 47 / 06 30 95 76 81 e-mail:
[email protected] website: www.nvvb.nl
NVVB REGIOCONGRESSEN 2015
Aan deze editie werkten mee: Melle Bakker, Kim Boermans, Arthur Dallau, Corrie Ebbers, José Guit, Klaasje van der Haar – Bisschop, Jan Hulzebosch, Kurt Isik, Peter Kanne, Arjen Kroes, Rico de Lange, Ienske Meindertsma, Merlin Niesten, Jan Otten, Simon Rijsdijk, Dani Rolff, Klaas Schipper, Robert Tjalondo, Hans Tomson, Géke Uninge, Sanne van der Zanden en Arre Zuurmond.
Uitgever, vormgeving, opmaak, druk en verzending Koninklijke van Gorcum B.V., Assen
Correctie (gedeeltelijk) Taalanatomisch bureau De Twee Hanen, Kimswerd
Abonnementen Burgerzaken & Recht abonnement is gratis voor leden van de NVVB. Niet-leden kunnen zich abonneren voor een bedrag van € 115,- per jaar. Abonnementen kunnen schriftelijk tot uiterlijk 1 november voorafgaande aan het jaar van gewenste beëindiging worden opgezegd.
Advertenties Bureau NVVB t.a.v. Vera Nugteren e-mail:
[email protected] telefoon: 079 – 361 77 47
Auteursrechten voorbehouden Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden zonder schriftelijke toestemming van de NVVB, die daartoe door de auteur(s) met uitsluiting van ieder ander onherroepelijk gemachtigd is. Foto’s zonder bronvermelding zijn stockfoto’s.
Verantwoording De inhoud van artikelen en de meningen die daarin worden verkondigd, vertolken niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de redactie of van het bestuur van de NVVB. ISSN 0929-9262
Planning, kopij & advertenties volgende nummers De volgende editie van B&R verschijnt op 30 oktober 2015. Voor het inleveren van kopij, advertenties en nadere informatie over de planning van B&R kunt u contact opnemen met de NVVB via 079 – 361 77 47.
42
B&R
Ook een artikel schrijven? Een opvallende gebeurtenis bij uw gemeente, een ingewikkelde casus op uw afdeling of een leuke anekdote? Neemt u contact op met de redactiesecretariaat om de mogelijkheden te bespreken voor het plaatsen van een artikel.
Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en volg ons op Abonneer u op onze wekelijkse nieuwsbrief via www.nvvb.nl
7 OKTOBER
REGIOCONGRES LIMBURG & NOORD-BRABANT IN EINDHOVEN
15 OKTOBER
REGIOCONGRES FRIESLAND, NOORD-OOST & OVERIJSSEL IN ASSEN
3 NOVEMBER
REGIOCONGRES GELDERLAND IN WESTERVOORT
10 NOVEMBER
REGIOCONGRES ZUID-HOLLAND/ZEELAND & UTRECHT IN VIANEN
17 NOVEMBER
NAJAARSVERGADERING NOORD-HOLLAND IN OPMEER
K IJK VO O R MEER IN F O RMATIE EN DE IN S CH RIJFMO G EL IJK H EDEN O P NV VB. N L
ZIEN WE U TERUG IN UW REGIO?
20 DAGEN TIJDWINST VOOR ETTEN-LEUR DANKZIJ DE ONLINE OVERLIJDENSAANGIFTE
Aangifte doen van overlijden kan in de gemeente Etten-Leur nu ook online. Van de handtekening tot de verwerking in de burgerzakenapplicatie, de nieuwe eDienst Overlijden van Centric maakt het proces volledig digitaal. Digitale aangiften worden automatisch verwerkt in Key2Burgerzaken. Dat levert de gemeente een tijdsbesparing op van twintig dagen per jaar. Ook uitvaartondernemers besparen tijd, doordat zij niet meer naar het gemeentehuis hoeven. Wilt u net als de gemeente Etten-Leur besparen met de online overlijdensaangifte? Of bent u benieuwd naar de andere diensten waar wij samen met onze klanten aan werken, zoals de eDiensten Geboorte, Verhuizen en Huwelijk? Neem dan contact op met productmanager Sandra Post via
[email protected] of bel (0182) 34 57 01.
SOFTWARE SOLUTIONS | IT OUTSOURCING | BPO | STAFFING SERVICES
www.centric.eu