IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
5.
ONTWIKKELEN VAN EEN ADAPTATIESTRATEGIE
5.1.
Ontwikkeling van een adaptatiestrategie
Een strategie is een richting die wordt gekozen, een combinatie van een aantal maatregelen, om het risico voortvloeiend uit de effecten van klimaatverandering te reduceren (EEA, 2004). Het is een aanzet, een eerste stap, een engagement tot het formuleren van een adaptatieplan. Op de website http://ec.europa.eu/environment/water/adaptation/index_en.htm vindt men verwijzingen naar de websites van de Europese landen die al een adaptatiestrategie hebben neergeschreven. 5.1.1.
Belang van het uitzetten van een adaptatiestrategie
Hoewel de relevantie van betere klimaatprognoses vaak wordt erkend, lijken de meeste barrières te bestaan uit een coördinatie van het beleid en de aard van uitvoering: hoe kunnen adaptatie-acties ontworpen worden, georganiseerd en gefinancierd (PEER, 2009a) ? Het uitzetten van een adaptatiestrategie is dus ten eerste gericht op het versterken van de onderlinge coördinatie en afstemming van initiatieven. De belangrijkste rollen voor het beleid zullen zijn: informatie verstrekken en de bewustwording van de noodzaak om tijdig maatregelen te nemen, verhogen; de opbouw van adaptieve capaciteit te ondersteunen (…). De sleutel hiervoor is sterk politiek leiderschap, duidelijke doelstellingen, een doeltreffend beheer en coördinatie en geschikte beleidsprocessen die integratie mogelijk maken (PEER, 2009a). Dit legt een tweede reden bloot: een adaptatiestrategie – en later het adaptatieplan – heeft een belangrijke informerende, communicerende functie. Op het moment dat er een strategie is geformuleerd, is er bovendien een basis om in discussie te treden met belanghebbenden en de vorming van een adaptatieplan op die manier te versnellen. Ten derde, een opmerkelijke bevinding in België is de “bottom-up” vorming en uitvoering van de aanpassingsstrategie. Vanwege het geografisch en context specifieke van de aanpassing aan de klimaatverandering, moeten de meeste initiatieven genomen worden op het lokale niveau. Met andere woorden is in Vlaanderen dit beleidsterrein (adaptatie) van nature bottom-up ontwikkeld. Helaas resulteert de bottom-up aanpak in Vlaanderen (zonder de beschikbaarheid van een Vlaamse strategie) in een duidelijk gebrek aan zichtbaarheid op Europees en internationaal niveau. Een centralisatie van gegevens over adaptatie projecten zou één van de mogelijke instrumenten zijn om deze zichtbaarheid te verhogen. Een volledig omvattend adaptatieplan zou bovendien nuttig zijn voor de verdere ontwikkeling van het aanpassingsbeleid en zou bovendien de interne samenhang van dit beleid verbeteren en de lacunes ondanks de al lopende maatregelen – vullen. Naast de duidelijke behoefte aan specifieke bottom-up acties op het lokaal niveau of per beleidsveld zijn een aantal centrale en gecoördineerde initiatieven nodig, in het bijzonder op het gebied van controle, onderzoek en het delen van informatie.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 90
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
Figuur 5-1 Sturende factoren en faciliterende factoren voor de ontwikkeling van een adaptatiestrategie (PEER, 2009a) In Figuur 5-1 wordt een mooi overzicht geschetst van de factoren die enerzijds een adaptatiestrategie zullen aansturen en anderzijds deze strategie zullen faciliteren.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 91
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
5.1.2. Aanpak van de nationale en regionale adaptatiestrategieën in andere EU landen ten opzichte van de Vlaamse aanpak In de meeste landen van Europa is men vertrokken vanuit een nationale strategie, een nationaal adaptatieplan dat vervolgens moet geconcretiseerd en geïmplementeerd worden. Figuur 5-2 geeft een illustratie van de nationale adaptatiestrategieën in enkele andere EU landen.
Figuur 5-2 Status van nationale adaptatiestrategieën medio 2008 (PEER, 2009a) De belangrijkste doelstelling van deze strategieën is om het bewustzijn van de bedreiging door de klimaateffecten te verhogen en aanpassing aan de klimaatverandering op de politieke agenda te zetten. Hierdoor ontstaat een hefboom voor de uitwerking van sectorale en / of regionale strategieën (Ribeiro et al., 2009). Als men de verschillende regionale adaptatieplannen of – strategieën bekijkt, merkt men de volgende elementen op (Ribeiro et al., 2009): x
Verschil in geografische benadering: van een volledig gewest tot het niveau van een grote stad;
x
Sterk verschil in wetenschappelijke onderbouwing;
x
Meestal zowel mitigatie als adaptatie in hetzelfde document;
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 92
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
x
Duidelijke verschillen in de behandelde beleidsvelden;
x
Weinig bewijs van stakeholder participatie;
x
Het implementatieluik ontbreekt.
Volgens (PEER, 2009a) zijn er 6 elementen belangrijk bij de ontwikkeling van een nationale adaptatiestrategie: x
Motiverende en bevorderende factoren voor de ontwikkeling van een strategie
x
Interacties tussen wetenschap en beleid en de plaats van het onderzoek
x
De rol van communicatie over aanpassing
x
Multi-level governance aanpassingsstrategieën
x
De integratie van aanpassing in het sectoraal beleid
x
De rol van beleidsmonitoring, beleidsevaluatie en handhaving.
in
de
totstandkoming
en
de
uitvoering
van
nationale
Uit hun recente review van de bestaande strategieën blijkt de implementatiegraad van land tot land sterk te verschillen; monitoring, evaluatie en handhaving scoort het laagst qua implementatiegraad.
5.1.3.
Typologie van adaptatiestrategieën
Elke adaptatiestrategie zal moeten voldoen aan een aantal eigenschappen: x
Zoveel mogelijk afstemmen met of zelfs integreren in bestaande of geplande beleidsplannen (tot op het niveau van de doelstellingen en maatregelen van deze plannen en hun implementatiegraad) (Ribeiro et al., 2009);
x
Kunnen rekenen op een politiek engagement en ondersteuning vanuit de beleidsuitvoering, ondersteuning door andere belanghebbenden en een duidelijk communicatieluik hebben (net zoals voor elk beleidsplan);
x
Blijven werken aan de wetenschappelijke onderbouwing en kennisdisseminatie;
x
Een duidelijke focus leggen (ondanks de complexiteit van klimaatverandering en adaptatie);
x
o
Geografische bereik;
o
Thematisch bereik;
o
Focus op beleidsveld(en);
o
Timing;
Duidelijke doelstellingen vooropzetten voor de planperiode;
Als men bij wijze van voorbeeld een Klimaatplan uit het Verenigd Koninkrijk (Defra, 2010) nagaat, zijn de volgende basisprincipes gehanteerd bij de strategie voor adaptatie: x
De strategie moet duurzaam zijn;
x
Elke actie moet flexibel zijn;
x
Strategie moet gebaseerd zijn op bewijzen;
x
Er moet een focus gelegd worden;
x
Maatregelen moeten effectief (risico reducerend), efficiënt (kosten-baten) en evenredig verdeeld zijn.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 93
IMDC NV i.s.m. TTE x
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
Een duidelijk set van doelstellingen en indicatoren zijn echter in dit document niet terug te vinden, tenzij men teruggrijpt naar bestaande thematische indicatoren die al in sectoraal beleid werden gedefinieerd.
Bij het afwegen van de voor- en nadelen van een strategie is het daarom nuttig om diverse richtingen, diverse strategische opties ten opzichte van elkaar af te zetten. Het is echter niet eenvoudig om dit te doen in de fase van het formuleren van een strategie; pas bij het invullen van concrete maatregelen per strategische optie wordt dit concreter. Hierbij kan het nuttig zijn om bijvoorbeeld drie opties af te wegen, over diverse tijdsperiodes: x
De “business as usual” strategie: het verder zetten van een aantal maatregelen, eventueel wat geïntensifieerd, die nu al worden geïmplementeerd en in feite ook onder de noemer “adaptatie” thuishoren;
x
Een “flexibele” of “adaptieve” strategie: een voorzichtige, graduele verschuiving vooral startend met “no regret” maatregelen die, voor om het even welk klimaatveranderingsscenario, een positieve kosten-baten ratio hebben en die kunnen geïntensifieerd worden indien dit na een aantal jaar nodig blijkt;
x
Een “vaste” of “reactieve” strategie : een duidelijke combinatie van maatregelen gericht op de vastgelegde reductie van een risico binnen een bepaalde termijn.
5.1.4.
Vastleggen van doelstellingen
Het leggen van een focus en het vastleggen van doelstellingen is een belangrijke sleutel tot succes voor elk beleidsplan. Ook al is dit adaptatieproces van veel langere adem dan een klassieke beleidscyclus, is het nuttig om tussenliggende focus en doelstellingen te formuleren, bijvoorbeeld per beleidscyclus, om de aandacht van alle betrokkenen en de draagkracht van de strategie te verhogen. Dit betekent automatisch dat er moet bepaald worden welke duurzame situatie men wil bereiken of handhaven. Er moet een strategie op lange termijn gekozen worden om deze duurzame situatie te kunnen bereiken. Deze finale situatie en adaptatiestrategie moet uitgewerkt worden op een relevant geografisch en inhoudelijk detailniveau, in functie van de vastgestelde impacten en socio-economische spelers. Keuzes zullen moeten gemaakt worden in verband met x
Het geografische bereik;
x
De beleidsvelden en thematische invalshoeken;
x
Timing van de realisatie van adaptatiemaatregelen.
Indicatoren, best gebaseerd op bestaande indicatorensets gehanteerd in de diverse beleidsvelden, moeten ontwikkeld worden om te toetsen of de aangehouden strategie de vereiste adaptatiedoelen bereikt. Men kan onderscheid maken tussen: x
Procesindicatoren die aangeven in welk stadium van de vooropgezette adaptatiestrategie men is beland;
x
Resultaatgerichte indicatoren die aangeven wat het effect is van bepaalde maatregelen, in hoeverre deze maatregelen de kwetsbaarheid van een groep of een gebied hebben gereduceerd.
Door de langetermijn aard van adaptatie, de complexiteit van impacten, de interactie tussen beleidsvelden, de grote onzekerheid over impacten,… is het geen sinecure om dergelijke indicatoren te ontwikkelen en vervolgens te monitoren. Voor meer informatie over een kader voor de ontwikkeling van dergelijke indicatoren en de voor- en nadelen van proces- en resultaatindicatoren, wordt verwezen naar (Harley et al., 2008).
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 94
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
5.1.5. Afstemmen van het adaptatiebeleid met bestaande beleidsinitiatieven en – plannen per departement Het adaptatiebeleid is geen losstaand beleid. Zo zullen bijvoorbeeld voor adaptatiemaatregelen eventueel maatregelen uit bestaand beleid in een hogere graad moeten geïmplementeerd worden of moeten bijgeschaafd worden. Gezien de tijdsschaal m.b.t. klimaatverandering kan het mogelijk zijn dat de tijdhorizon van het bestaand beleid moet verlengd worden om op strategisch vlak de adaptatie te kunnen incorporeren. Bestaande instrumenten en het beschikbaar budget moeten optimaal ingezet worden, rekening houdend met de klimaatverandering. Deze afstemming is zeer cruciaal voor het slagen van het adaptatiebeleid en zit verweven in bijna elk thematisch aspect en processtap van het bestaand beleid. Deze “aanpassing” van het beleid vergt de nodige aandacht en detail van uitwerking. Dit betekent dat het “klimaatbestendig maken” van het bestaand beleid een al zeer belangrijke stap zal zijn in het formuleren van een adaptatiebeleid. Het zal in ieder geval de eerste stap en in bepaalde gevallen zelfs een voldoende stap zijn om het beleid van een bepaald beleidsveld aan te passen aan de uitdagingen gesteld door klimaatverandering.
Goed voorbeeld – het klimaatbestendig maken van het Vlaams beleid voor ontwikkelingssamenwerking Recent werd een beleidsdocument ontwikkeld over de aanpassing van het Vlaams beleid voor ontwikkelingssamenwerking met de Vlaamse partnerlanden (Waeterloos, 2010). Dit document toont aan dat dit beleidsveld al ver staat in de ontwikkeling van een adaptatiebeleid en zich voorbereidt op de operationalisering van dit adaptatiebeleid. Dit houdt het screenen van bestaande of geplande interventies op gekende klimaatrisico’s in, wat climate proofing heet. Daarnaast moet omwille van de vele onbekende parameters ook ingezet worden op een klimaatrobuuste (climate resilient) ontwikkeling.
5.1.6.
Verbanden tussen mitigatiebeleid en adaptatiebeleid
Mitigatie wordt voornamelijk gedreven door internationale overeenkomsten, nationaal beleid en top-down implementatie, terwijl adaptatie meestal een combinatie is van acties op lokaal niveau geregistreerd door een nationaal beleid. Terwijl het migitatiebeleid en adaptatiebeleid een op zich staande procesvoering en – opbouw kennen en getrokken worden vanuit verschillende hoek, is het natuurlijk een feit dat mitigatie en adaptatie elkaar beïnvloeden op een complexe wijze. Klein et al. (2007) onderscheiden 4 types van interactie: x
Adaptatiemaatregelen die gevolgen hebben voor mitigatie;
x
Mitigatiemaatregelen die gevolgen hebben voor adaptatie;
x
Beslissingen die een compromis vormen of een win-win voor zowel mitigatie als adaptatie;
x
Parallelle processen die zowel mitigatie als adaptatie beïnvloeden.
Het verdient dus aanbeveling om de linken tussen migitatie-maatregelen en adaptatie-maatregelen bloot te leggen, omdat dit de kostenefficiëntie en de kans op win-win situaties sterk kan verhogen. Een voor de hand liggend voorbeeldje zijn isolatie-maatregelen bij gebouwen, die zowel een positieve impact zullen hebben op het energieverbruik voor stoken in de winter (mitigatie) als een positieve impact op binnentemperaturen in de zomer (adaptatie zonder verhoging van energiekosten voor koeling). Langs de andere kant is het ook relevant om belangrijke beleidsrichtingen op het gebied van mitigatie af te wegen t.o.v. hun adaptatie-karakter, en vice versa. Zo kan men, bij wijze van voorbeeld, de vraag stellen of het woon- en mobiliteitsbeleid gericht op een grotere concentratie van wooneenheden in steden niet op een bepaald moment in conflict zal komen met de kwetsbaarheid of weerbaarheid van dit stedelijk weefsel (nood aan meer ruimte, meer groen, …).
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 95
IMDC NV i.s.m. TTE 5.1.7.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport Governance
De nood tot afstemming en coherentie van de diverse beleidsniveaus binnen een bepaald thema is een universeel gegeven. Klimaatverandering en daardoor ook het adaptatiebeleid hebben een zo brede impact op de diverse beleidsniveaus (federaal, gewestelijk, provinciaal, gemeentelijk, …) en op tal van thematische beleidsprocessen dat deze nood tot afstemming en coherentie een conditio sine qua non is voor een efficiënt adaptatiebeleid. Voor uitgebreide informatie over het belang van governance binnen het klimaatbeleid wordt de lezer verwezen naar (PEER, 2009b). Bovendien loopt op dit moment een onderzoek door de UA in opdracht van VMM-MIRA naar governance binnen het klimaatbeleid. De analyse in dit onderzoek zal toegespitst worden op adaptatiebeleid dat door de vier beleidsdomeinen wordt gevoerd: leefmilieu, landbouw, ruimtelijke ordening en openbare werken. De aandacht gaat zowel naar instrumenten, procedures en beleidsintenties (over water en klimaatadaptatie) die binnen deze beleidsdomeinen worden ingezet, als naar instrumenten, procedures en beleidsintenties die de grenzen van de beleidsdomeinen overstijgen. De resultaten mogen eind 2010 verwacht worden en zullen meegenomen worden in de opmaak van het Vlaamse adaptatieplan.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 96
IMDC NV i.s.m. TTE 5.2.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport Naar een adaptatiestrategie per beleidsveld
In de volgende paragrafen wordt, rekening houdend met de methodologie ter ontwikkeling van een adaptatiestrategie en de aandachtspunten beschreven in § 5.1, bijkomende informatie meegegeven per departement en/of beleidsveld. Deze informatie is deels afgeleid uit bestaande literatuur, deels het resultaat van de gesprekken die plaatsvonden met elk beleidsveld tijdens de uitwerking van de studie. Deze informatie vormt een aanzet tot de verdere uitwerking van de adaptatiestrategie per beleidsveld en heeft op geen enkel ogenblik de ambitie om een strategie te bepalen voor adaptatie in een beleidsveld. In functie van de beschikbare informatie en de status van het proces in elk beleidsveld, zijn de volgende paragrafen dan ook uitgewerkt in min of meerdere mate.
5.2.1.
Internationaal Vlaanderen (IV)
5.2.1.1.
Toerisme
Een belangrijke insteek voor adaptatie is het in ontwikkeling zijnde “strategisch beleidsplan voor het toerisme in Vlaanderen”. Adaptatie aan de klimaatverandering kan aan dit lopend proces worden opgehangen zowel thematisch als qua timing. De opmaak van dit plan verloopt in een participatief proces met andere departementen, provincies en gemeenten, sectorvertegenwoordiging,…. Op dit moment is er een ontwerpdocument over de omgevingsanalyse, missie en strategische doelstellingen van het strategisch beleidsplan voor het toerisme in Vlaanderen. Het beleidsplan zou medio 2011 moeten gefinaliseerd en zal een planhorizon 2020 hebben. Hoewel dit document nog geen finale status heeft, kan men toch een aantal elementen hieruit lichten die aantonen dat klimaatverandering en adaptatie voor toerisme op middellange termijn vooral worden gelinkt met de ontwikkeling van een duurzaam toerisme: x
Duurzaamheid staat al sinds 2000 op de Vlaamse toeristische agenda, en zal in de komende jaren nog aan belang winnen. Vlaanderen bekrachtigde de Global Code of Ethics van de Wereldorganisatie voor Toerisme van de Verenigde Naties (UNWTO), die als gedragscode toegevoegd werd aan het statuut van de reisbureaus. Er is verder een aanzienlijke aandacht voor Toerisme voor Allen. Ecologische duurzaamheid in een dichtbevolkte regio als Vlaanderen is echter niet vanzelfsprekend. Het gevaar bestaat dat de draagkracht op toeristische piekmomenten en –plaatsen overschreden wordt. Het ontbreekt Vlaanderen nog aan een omvattende strategie op dit vlak.
x
Een duurzame ontwikkeling van toerisme is een streven naar een evenwicht tussen economische, ecologische en socio-culturele aspecten (zie www.duurzaam-toerisme.be). Het is een participatieproces dat leidt tot kwaliteitsverbetering waar alle betrokken partijen nu en in de toekomst baat bij hebben. Duurzaam toerisme toont respect voor de draagkracht van toeristische bestemmingen en de lokale bevolking, en garandeert een betekenisvolle ervaring voor een tevreden toerist.
Door Toerisme Vlaanderen is er een vormingsbrochure uitgegeven over klimaatverandering en toerisme (zowel over toerisme in Vlaanderen als wereldwijd, zowel over effecten, mitigatie en adaptatie, beschikbaar via www.toerismevlaanderen.be). In december 2009 werd door het departement IV een speciale nieuwsbrief gelanceerd met als onderwerp “toerisme en klimaat”, te lezen via http://iv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=893. Voor kusttoerisme loopt er een wetenschappelijk project CLIMAR dat ondermeer de effecten van klimaatverandering op het kusttoerisme onderzoekt en een adaptatiestrategie opstelt voor deze deelsector (www.arcadisbelgium.be/climar). Voor de opmaak van een adaptatieplan kan inspiratie gezocht worden in een internationaal beleidsdocument (UNWTO, 2009).
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 97
IMDC NV i.s.m. TTE 5.2.1.2.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport Ontwikkelingssamenwerking
De Vlaamse ontwikkelingssamenwerking focust zich op een intense samenwerking met drie partnerlanden: Zuid-Afrika, Mozambique en Malawi. Vlaanderen werkt niet alleen samen met overheden uit de partnerlanden, maar ook met multilaterale instellingen en met niet-gouvernementele organisaties. Op Vlaams politiek niveau is er al aandacht voor de relatie tussen klimaatverandering en ontwikkelingssamenwerking. Dit blijkt onder meer uit de volgende elementen uit de beleidsbrief van de Minister (Vlaamse Regering, 2009b): x
Men lanceert het voornemen om specifieke instrumenten, programma’s en modules te hanteren om de aanpassing aan klimaatverandering structureel te integreren in de werking van de Vlaamse internationale samenwerking.
x
In het geval van Malawi en Mozambique zal de Vlaamse bijdrage worden afgestemd op de door de partnerlanden opgestelde Nationale Adaptatie Actieplannen.
Deze ideeën werden al verder uitgewerkt. Recent werd een beleidsdocument ontwikkeld over de aanpassing van het Vlaams beleid voor ontwikkelingssamenwerking met de Vlaamse partnerlanden (Waeterloos, 2010). Dit document toont aan dat dit beleidsveld al ver staat in de ontwikkeling van een adaptatiebeleid en zich voorbereidt op de operationalisering van dit adaptatiebeleid. Een aantal conclusies uit dit document worden hieronder kort weergegeven. x
Adaptatiemaatregelen zijn geen geïsoleerde activiteiten, maar ze vertonen juist een nauwe verwevenheid met mitigatie, armoedebestrijding, ramppreventie en duurzame ontwikkelingsinterventies.
x
Er bestaat over de specifieke impact van klimaatverandering nog zeer veel onduidelijkheid, zeker op het lokale vlak en m.b.t. interacties over sectoren en disciplines heen. Bovendien vertonen de bestrijding van algemene socio-economische kwetsbaarheid en van specifieke kwetsbaarheid voor klimaatverandering veel gelijkenissen. Daarom wordt zelfs in situaties waar klimaatimpacts duidelijk identificeerbaar zijn, gepleit voor een integratie van aanpassing in ontwikkelingsbeleid. Dit houdt het screenen van bestaande of geplande interventies op gekende klimaatrisico’s in, wat climate proofing heet.
x
Daarnaast moet omwille van de vele onbekende parameters ook ingezet worden op een klimaatrobuuste (climate resilient) ontwikkeling. Dit kan door het aanpassingsperspectief te verruimen tot de bredere kwetsbaarheid voor nog niet te bepalen klimaatgeïnduceerde bedreigingen. Een gerichte ‘pro armen’-lens op de klimaatveranderingsthematiek lijkt dan ook aangewezen voor donoren die inzetten op duurzame armoedebestrijding.
x
De grootste uitdagingen situeren zich op het vlak van versterking van lokale capaciteiten voor noodinschattingen, innovaties, gedragsaanpassing en fondsenwerving.
De klimaattoets – klimaatlens, zeer belangrijk voor de efficiëntie van het beleid, zal de volgende maanden uitgewerkt worden in een operationele vorm. Het is de bedoeling dat het Vlaams Agentschap voor Ontwikkelingssamenwerking vervolgens bij projecten een dergelijke klimaattoets uitvoert. Via implementatie, monitoring en evaluatie zal dan in de toekomst de toolkit kunnen geoptimaliseerd worden.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 98
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
5.2.2.
Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI)
5.2.2.1.
Bedrijven
In het algemeen kan gesteld worden dat het interessant is om adaptatie aan het algemene vergroeningsproces van de economie te linken. Vergroening is breder dan adaptatie, maar er zijn verschillende verbanden te leggen tussen de verschillende invloeden die vergroening noodzakelijk maken en de vereiste maatregelen. Op deze manier kan adaptatie gemakkelijk en direct geïntegreerd worden in het lopende beleid: als het vergroeningsproces in bredere context en over een langere termijn bekeken wordt, wordt nu al aan adaptatie gedaan. In het verleden is gebleken dat een top-down toepassing van strategieën binnen EWI beter werkt dan een bottom-up toepassing. Voorwaarde hiervoor is echter dat er een draagvlak bestaat op hoog niveau. OESO, VN en EU maken op vandaag een prioriteit van mitigatie. Een ideale timing dus om het adaptatieverhaal te verweven met het mitigatieverhaal, ware het niet dat adaptatie minder hoog op de Europese agenda staat in vergelijking met mitigatie. Het is dus een absolute must om de adaptatiestrategie als een win-win situatie voor te stellen en zo het draagvlak te vergroten. Zo is ook mitigatie op de Europese agenda komen te staan: groene energie impliceert namelijk een economische groei. Een stimulans kan zijn dat het aantal groene jobs toeneemt door het nemen van adaptatiemaatregelen. Gezien de tijd dringt, 2012 is niet meer veraf, en het draagvlak op Europees niveau niet meteen gecreëerd zal worden is het belangrijk op Vlaams niveau al initiatief te nemen. EWI wil eerst de behoeften van andere departementen binnen het adaptatieverhaal kennen, vooraleer de eigen adaptatiestrategie wordt ingevuld. Onderzoek en nieuwe ontwikkelingen moeten nl. gestuurd worden vanuit de behoeften van de andere beleidsdomeinen. Daartoe is een nauwe samenwerking nodig met LNE (centrale departement), ruimtelijke ordening, landbouw,… Overleg met de andere departementen bestaat al (buiten het kader van deze studie), maar overleg rond adaptatie berust enkel op de goodwill van de betrokkenen, en is nog niet institutioneel gedragen. Mogelijke partners in het adaptatieverhaal kunnen gevonden worden in de bestaande samenwerkingsverbanden tussen kenniscentra – bedrijven – overheid. Op die manier wordt het draagvlak verbreed, zal de duurzaamheid van de initiatieven toenemen en kan financiering voor de maatregelen gevonden worden. Aandacht hierbij moet gaan naar het motiveren en sensibiliseren van de grote internationale bedrijven in Vlaanderen (zeker in Haven van Antwerpen), aangezien zij de drijvende kracht zijn achter de Vlaamse economie. Een mooi voorbeeld van een dergelijk samenwerkingsverband kan gevonden worden in het Nederlandse Jet-Net, waarbinnen verschillende bedrijven een strategische partner vormen van de overheid om de Nederlandse economie te stimuleren. Gezien het Vlaamse economische landschap (versnipperd in kleinere KMO´s) is een dergelijk samenwerkingsverband veel moeilijker. Het blijft echter interessant om te na te gaan hoe Nederland omgaat met adaptatie. Zo wordt vermeden dat tijd en middelen worden geïnvesteerd in het zoeken naar oplossingen terwijl die in Nederland misschien al voorhanden zijn. Bovendien kan het interessant zijn om voor sommige facetten van de adaptatieproblematiek gezamenlijke oplossingen uit te denken.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 99
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
5.2.3.
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG)
5.2.3.1.
Volksgezondheid
In veel gevallen wordt een adaptatiestrategie voorgesteld per sector. Een andere mogelijkheid is echter om een strategie uit te stippelen in functie van de zwakkere doelgroepen (of zij die het eerst geraakt zullen worden). Hierbij moeten in eerste instantie de zwakkere doelgroepen in kaart gebracht worden en vervolgens moeten maatregelen voorgesteld worden ter bescherming van deze doelgroepen. Om een adaptatiestrategie op te zetten, is extra capaciteit nodig (zowel mensen als middelen) en een groot draagvlak voor adaptatie. Het huidige beleid speelt vooral in op trends, en nieuw beleid wordt vaak ontwikkeld onder internationale impuls. Ook voor adaptatie lijkt dit het geval te zijn. Het is echter noodzakelijk dat een goede wisselwerking bestaat tussen deze top-down sturing en de bottom-up benadering. Zo kan de internationale aandacht voor adaptatie zorgen voor de nodige bewustwording en druk om actie te ondernemen, terwijl de sturing bottom-up verantwoordelijk is voor de specifieke invulling van adaptatiemaatregelen. Door deze wisselwerking tussen de verschillende niveaus wordt eveneens een groot draagvlak voor adaptatie gecreëerd. Daarnaast moet er ook een grote wisselwerking bestaan tussen de verschillende beleidsdomeinen, om impacten van maatregelen voorgesteld door het ene beleidsdomein op het andere beleidsdomein in kaart te brengen. Op Europees niveau bestaat het systeem van ‘Interservice Consultation’, waarbij ieder initiatief eerst aan consultatie door andere beleidsdomeinen wordt onderworpen om de gevolgen van elke actie in te schatten. Op Vlaams niveau bestaat een dergelijk systeem nog niet. Het is moeilijk nu al prioriteiten voor de adaptatiestrategie vast te leggen. De belangrijkste stappen nu zijn het in gang zetten/houden van het bewustwordingsproces, zodat alle betrokkenen verder kunnen nadenken over welke maatregelen nodig zijn, over welke periode en welke actoren betrokken dienen te worden. Voor de uitwerking van het plan is wel een specifiek uitgewerkt kader nodig. Het is vaak ook nuttig om informatiemomenten in te lassen voor alle betrokken actoren van de verschillende beleidsdomeinen, waarbij rond één specifiek onderwerp gewerkt kan worden (vb. een case studie). Boven alles moet steeds een beleid uitgestippeld worden waarbinnen preventieve werking en snelle reacties (Preparedness Plan) nog steeds mogelijk blijven. Per situatie dienen prioriteiten en krijtlijnen van het beleid vastgelegd te worden, met behulp van experts-wetenschappers en in samenspraak met andere departementen en actoren. Bovendien kunnen ook lokale ngo’s, wijkwerkers,… betrokken worden om risicogroepen te bepalen en de haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen te toetsen.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 100
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
5.2.4.
Landbouw en Visserij (LV)
5.2.4.1.
Landbouw
Aangezien het landbouwbeleid sterk EU-gestuurd is, en op Europees niveau adaptatie een belangrijk aandachtspunt is, zal adaptatie ook voor de Vlaamse landbouw een belangrijk aandachtspunt blijven. We zien concreet de volgende bewegingen op Europees vlak: x x x x
De recente « Health Check » : een deel van de middelen vanuit pijler 1 (markt- en inkomenssteun) werd verschoven naar pijler 2 (plattelandsontwikkeling); de lidstaten moeten dit implementeren (dit kan concreet betekenen vb. meer middelen voor het VLIF); De stijgende prijsvolatiliteit door de afbouw van de EU voorraden, vb. voor graan; Mogelijkheden voor de uitbouw van verzekeringen tegen klimatologische omstandigheden worden onderzocht (risico-beheersing); De stijgende aandacht voor "blauwe diensten" en "groene diensten" door de landbouw, die zeker in het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid (vanaf 2013) een prominente plaats zullen krijgen.
Een goed overzicht van de Nederlandse positie betreffende adaptatiestrategie voor de landbouwsector vindt men in (Stoorvogel, 2009). Ook op Vlaams politiek niveau is er al aandacht voor klimaat en landbouw. Dit blijkt onder meer uit de beleidsbrief van de Minister (Vlaamse Regering, 2009a): x
Klimaat is een aandachtspunt in deze beleidsnota, evenwel met duidelijke focus op duurzaam waterbeheer en risicobeheer;
x
Ook “ondernemerschap en innovatie” is een belangrijk onderwerp in de beleidsbrief.
Met betrekking tot de stappen in het adaptatieproces die door het beleidsveld al werden genomen, kan men stellen: x
Een eerste belangrijke stap in het proces die al werd uitgevoerd is de studie (Gobin et al., 2008) rond effecten van klimaatverandering.
x
Een tweede belangrijke processtap is het oprichten van een werkgroep “landbouw en klimaat”. Deze werkgroep richt zich zowel op mitigatie als adaptatie. In eerste instantie wordt er voornamelijk rond mitigatie gewerkt. In deze werkgroep zit het departement LV (beleidsveld landbouw, afdelingen monitoring en studie, landbouwbeleid, duurzame landbouwontwikkeling) en ILVO. Deze werkgroep kan ook de kern vormen voor de verdere uitwerking van het adaptatieproces binnen het beleidsveld en voor de bijdrage van het beleidsveld aan het adaptatieplan. Een van de eerste taken van deze werkgroep zal het bijeenbrengen zijn van alle relevante onderzoeken en personen.
x
Andere relevante acties zijn het project rond risicobeheer in de landbouw en de Werkgroep rond "agrarisch natuurbeheer" (samen met departement LNE).
De individuele landbouwer wordt met veel dringender problemen geconfronteerd dan klimaatverandering. In de strategie moet dit zeker bekeken worden. Een belangrijk probleem op dit moment is de stijgende prijsvolatiliteit (door afbouw EU voorraden, minder bescherming, wereldmarkt). Overleg en samenwerking met andere beleidsvelden / departementen zal zeker moeten geïntensifieerd worden voor het adaptatieplan (ruimtelijke ordening, waterbeheer, natuur, volksgezondheid,…) Voor het overleg met het middenveld gaat de voorkeur uit naar intenser overleg via de werkgroep ‘landbouw en klimaat”. Ook bij het middenveld is er al aandacht voor het klimaatvraagstuk en de interactie tussen het adaptatiebeleid en het landbouwbeleid. Vanuit de Boerenbond (Penninckx, 2009) bijvoorbeeld wordt gepleit voor een adaptatie-strategie op drie niveaus:
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 101
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
1. Autonome adaptatie op bedrijfsniveau: -
Voor de plantaardige sector gaat het over maatregelen zoals aanpassing plant- en oogstdata, gebruik andere variëteiten (droogte- en ziekteresistent), aanpassing gewasbescherming, waterbesparingsmaatregelen, gebruik diverse waterbronnen (o.a. hemelwater), aanpassing bodembewerking (vb. groenbedekkers);
-
Voor de dierlijke sector gaat het over maatregelen zoals aanpassing stalinfrastructuur (isolatie, ventilatie, koeling), aanpassing graasperiode, aanpassing rantsoensamenstelling, verandering landgebruik (omzetting akkerland naar grasland), aanplanting natuurlijke shelters en buffers (o.a. bomenrijen, grasstroken), waterbesparingsmaatregelen, gebruik diverse waterbronnen (o.a. hemelwater).
2. Gerichte adaptatie op niveau van het Vlaams gewest: -
Lidstaat gaat sturen en ondersteunen aangepast aan lokale landbouw-, bodem- en klimaatcondities (subsidiariteit);
-
zorgt voor het vermijden van ongewenste neveneffecten (o.a. gewasbescherming en mineralengebruik);
-
vergroten van kennis, ondersteuning onderzoek en ontwikkeling;
-
optimaliseren bedrijfsadvies;
-
gericht ondersteunen ‘autonome’ maatregelen;
-
investeringen infrastructuur (opslag, grijs water);
-
invoeren risico- en crisisbeheersing (verzekering).
3. Gecoördineerde adaptatie op Europees niveau: -
Een Europees adaptatiebeleid is nodig om voedselzekerheid veilig te stellen;
-
Net zoals op Vlaams niveau: kennisopbouw en –uitwisseling, ondersteuning onderzoek en ontwikkeling, ondersteuning mitigatie- en adaptatiemaatregelen, invoeren risico- en crisisbeheersing (verzekering);
-
1ste pijler : markt- en inkomenssteun gekoppeld aan randvoorwaarden (crosscompliance);
-
2de pijler : PDPO (ProgrammeringsDocument voor PlattelandsOntwikkeling) gerichte ondersteuning (lidstaat maakt keuzes) i. as 1 : VLIF (investeringen in energie-, waterbesparing, hernieuwbare energie); ii. as 2 : beheersovereenkomsten (verandering bodembewerking).
infrastructuur, landgebruik,
Een gerichte communicatie naar de landbouwers wordt een zeer belangrijk aandachtspunt. Een van de onderliggende bedoelingen zal het bijbrengen zijn van een attitude aan de landbouwers rond omgaan met onzekerheid. Bestaande directe kanalen (zoals de “voorlichters”) kunnen hiervoor na verloop van tijd ingezet worden. Adaptatie kan een innovatie-motor zijn voor de landbouw. Dit is zeker een belangrijke boodschap, zowel naar economisch voordeel als naar imago-opbouw. Toekomstpaden voor het landbouwonderzoek in Vlaanderen zijn reeds uitgezet in (Van Gijseghem et al., 2009).
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 102
IMDC NV i.s.m. TTE 5.2.4.2.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport Visserij
Vanuit het visserijbeleid wordt de laatste jaren meer en meer nadruk gelegd op een duurzaam visserijbeleid, zonder dat klimaatverandering expliciet hierin wordt meegenomen. x Zo was er in 2006 een globaal actie- en herstructureringsplan voor een duurzame Vlaamse zeevisserijsector (zie http://www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/vis/actieplan_vis_oktober_2006.pdf). x In 2008 werd een Nationaal Strategisch Plan voor de Belgische Visserijsector 2007-2013 opgesteld, begeleid door een Nationaal Operationeel Programma voor de Belgische visserijsector 2007-2013 “Investeren in duurzame visserij” (zie http://lv.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/nop_ned.pdf ). x In deze documenten vindt men geen aspecten m.b.t. klimaatverandering terug, in het algemeen is er minder aandacht op de lange termijn, vermoedelijk omwille van de acute problemen op korte termijn binnen de visserijsector (olieprijzen, visquota,…). Dit belet evenwel niet dat de maatregelen die worden opgesomd in deze documenten, een adaptatief karakter kunnen hebben. Visserij is een beleidsveld dat zeer sterk bepaald wordt door Europa zie http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/publications/pcp2008_nl.pdf ): x Het Europees visserijbeleid bepaalt vb. de quota die de vissers mogen ophalen, de toelating tot bijvangsten, … x Gezien de vissers uit een bepaald land actief zijn in diverse Europese viswateren, is deze gecentraliseerde aanpak niet onlogisch; x Het Europees Visserijfonds (EVF, budget van 4,3 miljard in de periode 2007-2013) financiert de visindustrie en kustgemeenschappen om hen te helpen zich aan te passen aan veranderende omstandigheden in de sector, economisch sterker te staan en duurzaam te werken. x In deze documenten wordt klimaatverandering aanzien als één van de externe invloeden waarvoor een duurzame visserij veerkrachtig en flexibel genoeg moet zijn om te kunnen weerstaan, zonder de toekomst van visstocks en visserij in het gedrang te brengen. In één adem suggereert men daarom een ecosysteembenadering en een visserij afgestemd op een “maximale duurzame opbrengst”. Bovendien wordt een geïntegreerd Europees beleid als een cruciale maatregel aanzien om een probleem op wereld (Europese) schaal zoals de klimaatverandering efficiënt aan te pakken. In het kader van het CLIMAR project worden verschillende lange termijn adaptatiestrategieën (2040, 2100) voor de visserijsector ontwikkeld en geëvalueerd uitgaande van de klimaatverandering maar rekening houdend met andere relevante drivers. De resultaten zullen door ILVO worden vertaald in aanbevelingen voor het beleid en ter ondersteuning van de visserijsector en wetenschappers (begin 2011). Binnen ILVO wordt er ook gewerkt aan een toekomstvisie en lange termijn strategie voor de Vlaamse visserij- en aquacultuursector (LATIVIS). Bestaande initiatieven worden gebundeld en uitgebreid tot een breed gedragen visie en strategie voor de sector. In eerste instantie werd een visietekst ontwikkeld waaraan de interne onderzoeks- en communicatiestrategie getoetst en gestroomlijnd kunnen worden. Zes krachtlijnen werden weerhouden: behoud mariene milieu, gezonde visbestanden, economische rentabiliteit, optimale werkomgeving, kwaliteitsvol product en integrale aanpak.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 103
IMDC NV i.s.m. TTE 5.2.5.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport Beleidsveld water
Enerzijds vanuit de vraag tot beoordelen van de lopende implementatie van bestaande wetgeving (met focus op de Kaderrichtlijn Water), maar anderzijds vanuit de toenemende vraag naar water en de bedreiging gevormd door klimaatverandering, heeft de Europese Commissie op de Wereldwaterdag 22 maart 2010 het plan gelanceerd om tegen 2012 een “Blueprint to safeguard European Waters” uit te werken. Thema’s zoals overstromingen, waterkwaliteit maar ook droogte die allen een risicotoename zullen ondervinden door klimaatveranderingen, zullen in deze Blueprint aan bod komen. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRLW) van 22 december 2000 voorziet in een uniform kader voor het waterbeleid in de hele Europese Unie. De Overstromingsrichtlijn van 23 oktober 2007 stelt dat de lidstaten moeten bekijken voor welke gebieden er risico op wateroverlast bestaat. Voor deze gebieden zullen overstromingsrisicokaarten en beheerplannen opgesteld worden. x
Beide richtlijnen, omgezet in Vlaamse Wetgeving via het Decreet betreffende het Integraal Waterbeleid, vormen niet alleen het wettelijk kader waarop het Vlaams adaptatiebeleid voor waterbeheer kan steunen, maar tevens geven deze richtlijnen een duidelijk implementatiekader (o.a. timing) waarbinnen het adaptatiebeleid voor waterbeheer verder kan uitgewerkt worden.
x
Eind 2009 werden voor de eerste keer in Vlaanderen stroomgebiedbeheerplannen opgemaakt. De “klimaatbestendigheid” van deze plannen of het “adaptatiepotentieel” van de maatregelen werd in deze 1e versie reeds afgetoetst. Intrinsiek zijn de maatregelen vaak gericht op het oplossen van problemen die door de klimaatverandering kunnen toenemen (vb. overstromingen) en in die zin als adaptatie-maatregelen te catalogeren.
De Vlaamse overheid maakt op dit moment een Geïntegreerd Kustveiligheidsplan (GKVP) op om de hele Vlaamse kust te beschermen tegen overstromingen vanuit de zee. x
Het plan blikt vooruit tot 2050, en houdt ook reeds rekening met de zeespiegelstijging. Het aanvoeren van zand of strandsuppletie is de meest gekende “zachte” maatregel om de kust te beschermen. Dit plan heeft dus een hoog adaptatiegehalte en biedt bovendien een win-win effect naar kusttoerisme.
Ook in de Actualisatie van het Sigmaplan, waarvan de uitvoering op dit moment loopt, werd reeds rekening gehouden met de op dat moment gekende effecten van klimaatverandering. De visie over een toekomstige duurzame strategie voor watervoorziening vindt men terug in het “Strategische Visie Watervoorziening en Watergebruik”, ontwikkeld vanuit de CIW-werkgroep “Rationeel Watergebruik”. Dit document bevat een aantal concrete maatregelen en acties die de volgende jaren moeten genomen worden om de watervoorziening in Vlaanderen te blijven garanderen, waarin de component adaptatie aan klimaatverandering reeds werd geïntegreerd, waaronder : x
Uitwerken en toepassen van laagwaterscenario's voor waterlopen en kanalen;
x
Verder uitwerken van het wetgevend kader rond captaties (o.a. vergunningen);
x
Meer ruimte voor spaarbekkens;
x
…
De Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW, zie http://www.ciwvlaanderen.be/ ) wordt algemeen aanzien als een zeer sterk functionerend overlegorgaan tussen de verschillende beleidsdomeinen en bestuursniveaus binnen het integraal waterbeleid. x
Ook voor de problematiek van adaptatie kan en zal deze overlegstructuur gebruikt worden.
x
De CIW bestaat uit diverse werkgroepen (kaderrichtlijn water, overstromingsrichtlijn, ecologisch waterbeheer, ….). Uit de gesprekken binnen deze opdracht kwam duidelijk naar voor dat men geen voorstander is om een aparte werkgroep “klimaatverandering” in het leven te roepen maar dat het thema in quasi alle werkgroepen aan bod moet komen.
Het overleg met andere gewesten blijkt in het algemeen voor waterbeheer een aandachtspunt voor de nabije toekomst, inclusief de problematiek van klimaatverandering. Problemen zoals laagwaterbeheer van kanalen, watervoorziening in grensoverschrijdende natuurgebieden, … zullen door de klimaatverandering aan belang toenemen. Men pleit hier enerzijds voor optimaal gebruik te maken van overkoepelende I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 104
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
internationale organisaties (Schelde- en Maascommissie, North Sea Coastal Management Group) en anderzijds directe bilaterale contacten. Binnen het waterbeheer heeft men ook relevante ervaring in verband met crisiscommunicatie naar de bevolking, met focus op communicatie tijdens overstromingen. De problematiek van toename in aantal uitzonderlijke situaties door klimaatverandering lijkt qua communicatie duidelijk afgedekt. Een mooie illustratie in dit verband zijn de on-line overstromingsvoorspellers (zie http://www.overstromingsvoorspeller.be/ en www.waterstanden.be) waar op een toegankelijke manier continu de voorspellingen van hoogwater en de kans op overstroming wordt weergegeven.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 105
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
5.2.6.
Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)
5.2.6.1.
Natuur
In dit beleidsveld is er toch – in vergelijking met de grote aandacht voor de impact van klimaatverandering op de biodiversiteit – m.b.t. de adaptatiestrategie nog een lange weg te gaan. Er staan nog diverse fundamentele discussiepunten van groot strategisch belang open. Een aantal van deze aspecten, die de strategie voor de aanpassing van het natuurbeleid aan de klimaatverandering zullen bepalen, worden hieronder weergegeven. Vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn wordt gewerkt met een natuurbeleidsstrategie van bescherming van habitats en soorten. Binnen natuurgebieden ligt de focus op “natuurbehoud” via een aangepast beheer. Op welke manier kan dit beleid omgaan met de inherente verschuivingen in abiotische omstandigheden en in aanwezige soorten tengevolge van klimaatverandering ? Tijdens de workshop op 28 juni in het kader van de studie werd duidelijk dat ook in Nederland deze discussie leeft : hoelang kan men vasthouden aan de bescherming van soorten indien klimaatverandering zorgt voor een verschuiving in abiotische omstandigheden waardoor sommige soorten geen overlevingskansen hebben op de lange termijn? Moet men niet eerder zorgen voor een flexibele veerkrachtige mix van abiotische condities als onderbouw voor voldoende biodiversiteit? Hoe kan het natuurbeleid zorgen voor een optimaal faciliteren van deze “natuurlijke” veranderingen en optimaal spelen op de kansen voor nieuwe vormen van biodiversiteit? Het blijft daarbij op dit moment onduidelijk hoe de EU adaptatie zal inbrengen in het natuurbeleid. Een tweede belangrijke discussiepunt – dat zich ook stelt zonder de problematiek van klimaatverandering – is het afwegen van de scenario’s “scheiden” en “verweven”. De scenario’s ‘scheiden’ en ‘verweven’ concentreren zich beide op de Europese Habitatrichtlijn, maar hun strategieën om die na te streven zijn verschillend: indeling van de open ruimte in grote eenheden die eerder monofunctioneel zijn (d.i. “scheiden”), versus multifunctionaliteit verspreid in de open ruimte (d.i. “verweven”) (Dumortier et al., 2009). x
Het is evident dat het toekomstig ruimtelijk beleid in Vlaanderen een belangrijk kader vormt voor deze discussie. Adaptatie van het natuurbeleid impliceert “grotere” gebieden omdat die per definitie robuuster zijn (meer aangepast aan klimaatverandering), dit betekent natuurlijk een duidelijke ruimtevraag vanuit natuur. In dit verband kan de problematiek van de “vertuining” van het landschap worden aangekaart. Dit betekent dat zelfs zonder vergroting van de gebieden met bestemming natuur, een veel efficiënter ruimtegebruik kan gerealiseerd worden.
x
Een tweede belangrijke evolutie is de globale milieukwaliteit in Vlaanderen. Daar stelt zich het probleem dat de hefboom tot het nemen van de maatregelen niet bij het natuurbeleid ligt.
x
Tenslotte zal het interessant zijn om bij de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (vanaf 2013) de geïmplementeerde mogelijkheden rond natuurverwerving te bekijken.
De klimaatverandering kan ook kansen creëren voor het natuurbeleid en/of synergie tussen maatregelen vanuit een ander beleidsveld en de natuur. In valleigebieden bijvoorbeeld krijgt Vlaanderen de meeste kansen om zich op het vlak van biodiversiteit te profileren. Dit biedt ook kansen voor de buffering van overstromingen en de adaptatie aan klimaatverandering (Dumortier et al., 2009). Dit mag echter de aandacht of nood aan de minder watergebonden of terrestrische natuur niet doen afnemen. Ook “groene diensten” vanuit landbouw kunnen win-win situaties creëren. In de interne organisatie is er duidelijk reeds aandacht voor de problematiek van klimaatverandering : x
Binnen INBO is er, na herstructurering, een nieuwe onderzoekslijn “klimaat” en een horizontale werkgroep rond klimaat, wat toch op wijst op een groeiende bewustwording en opschuiven in het adaptatieproces.
x
Binnen ANB is er geen noodzaak tot een specifieke verandering in de structuur omwille van adaptatie/klimaat.
Verder suggereert men eerst en vooral in te zetten op kennisverhoging en pas dan eventueel een bijsturing van de beleidsinstrumenten te realiseren. Adaptatie wordt m.a.w. nu nog niet of weinig in rekening gebracht bij beleidsinitiatieven of projecten. Het gebruiken van een “klimaattoets” bij elk beleidsinitiatief lijkt wel een goed idee, gezien de lange termijn impact van sommige projecten (vb. aanplanten van bossen). I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 106
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
Een goed doordachte informatie- en communicatiestrategie is van cruciaal belang. De communicatie over adaptatie in het beleidsveld kan via de geijkte kanalen (o.a. Natuurpunt.focus, Spoorzoeker van ANB,…). Door de complexiteit en het huidig gebrek aan kennis over de impacten van klimaatverandering is de nood aan informatie-uitwisseling tussen het beleidsveld en het middenveld van groot belang.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 107
IMDC NV i.s.m. TTE 5.2.6.2.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport Energie
Het huidige beleid van het Vlaams EnergieAgentschap (VEA) is volledig gericht op mitigatie: overgaan naar hernieuwbare energiebronnen en energiebesparingen d.m.v. isolatie van gebouwen. De bestaande doelstellingen en acties kunnen echter ook binnen het adaptatiebeleid kaderen: opvangen van de stijging van de temperatuur door isolatie (tegen warmte ipv tegen koude). Vandaag wordt koeling van gebouwen echter afgestraft daar het gebruik van airco’s meegenomen wordt in de energieprestatie van gebouwen. De grote uitdaging ligt in het combineren van de mitigatiemaatregelen met adaptatiemaatregelen, zodat beide elkaar aanvullen en niet tegenwerken. Adaptatie moet steeds de huidige beleidsvisie blijven volgen. Er kan vermeld worden dat in Pact 2020 (http://www.vlaandereninactie.be/nlapps/docs/default.asp?fid=179) een aantal kernindicatoren opgenomen zijn voor het beleidsdomein Energie, die gebruikt kunnen worden om het huidige beleid te toetsen, zoals het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling (WKK) en het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het finaal energiegebruik. Deze indicatoren zijn echter eerder gelinkt aan mitigatie dan aan adaptatie. Bij de te ontwikkelen indicatoren wordt voor het domein ‘Milieu’ echter wel voorgesteld een indicatorenset te ontwikkelen voor het opvolgen van het Vlaamse adaptatiebeleid binnen alle beleidsdomeinen, met inbegrip van reserves grond- en oppervlaktewater. Om het draagvlak te vergroten, zullen samenwerkingen moeten opgestart of voortgezet worden, enerzijds met andere departementen (vb. Landbouw, EWI, LNE,…), maar ook met industrie en bedrijven (afsluiten van convenanten voor besparingsdoelstellingen). Bestaande acties in het kader van mitigatie die ook voor adaptatie van belang zijn, zijn: -
Sensibilisering van kleine bedrijven, in samenwerking met Agentschap Ondernemen;
-
Onderzoek en subsidiering door EWI;
-
Belastingsaftrek van energiebesparende investeringen voor gebouwen;
-
Het uitvoeren van een energiestudie voor het verkrijgen van een milieuvergunning volgens Vlarem;
-
…
Er kan algemeen gesteld worden dat weinig nieuwe instrumenten nodig zullen zijn, maar dat bestaande instrumenten en acties uitgebreid moeten worden.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 108
IMDC NV i.s.m. TTE 5.2.7.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport Mobiliteit en Openbare Werken (MOW)
Binnen MOW bestaat reeds een groen beleid dat zich vooral richt op gebruik van duurzame materialen voor de infrastructuren en dat de nadruk legt op duurzame mobiliteit en gebruik van openbaar vervoer. Hoewel het nieuwe beleidsplan reeds melding maakt van mitigatie, zijn nog geen adaptatie-acties voorgesteld. Dit geldt zowel voor het beleid inzake infrastructuren en openbare werken als het mobiliteitsbeleid. Alvorens een adaptatiestrategie uit te tekenen, moet duidelijkheid gecreëerd worden in de Belgische bevoegdheidsverdeling. Vlaanderen heeft namelijk geen eigen bouwregelgeving (federale bevoegdheid), terwijl milieu wel een gewestelijke bevoegdheid is. Het is dan ook onduidelijk in welke regelgeving adaptatie en de bijhorende maatregelen (vb. nieuwe normeringen voor beton) gesitueerd moeten worden. Daarnaast bestaat ook een grote vraag naar meer concrete cijfers voor de verwachte impacten en de doorrekening naar specifieke maatregelen. Bovendien ontbreekt een erg belangrijke socio-economische indicator, namelijk de wijziging in de mobiliteit- en transportbehoefte van de bevolking. De evolutie van de mobiliteitsbehoefte van de mensen zal een erg belangrijke factor zijn in het bepalen van de effectieve impacten op transportnetwerken en mobiliteit in de toekomst. De voorgestelde maatregelen moeten ook afgestemd worden op de wijzigende mobiliteit. Het gedrag van de mensen is dan ook van cruciaal belang in het adaptatieverhaal: hoe wil de mens zijn gedrag aanpassen? Alvorens een strategie uit te werken, dient hierover meer info beschikbaar te zijn. Om vervolgens tot prioritering van de adaptatiemaatregelen te komen, kan een gedetailleerde risicoanalyse gebeuren. Op die manier kan men die maatregelen eerst uitvoeren, die de grootste kost of het grootste risico meebrengen als men ze niet zou uitvoeren. Een andere mogelijkheid is om de preventieve maatregelen die geen kosten hebben eerst uit te voeren, en de dure maatregelen gelinkt aan impacten met de grootste onzekerheid pas later uit te voeren. Het is nu reeds duidelijk dat wisselwerking met andere departementen en vooral met de buurlanden essentieel zal zijn. Er bestaan al een aantal internationale samenwerkingsverbanden voor grensverkeer, scheepvaart,…, waarbinnen Vlaamse, Nederlandse en Engelse overheden elkaar ontmoeten om concrete maatregelen af te spreken in het kader van duurzaamheid en CO2-reducties. Uitbreiding naar adaptatieacties lijkt hier dan ook een mogelijkheid.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 109
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
5.2.8.
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO)
5.2.8.1.
Ruimtelijke ordening en woonbeleid
Klimaatverandering zal een invloed hebben op het toekomstig ruimtegebruik, naast diverse andere socioeconomische invloeden. In feite zullen beide interageren. Door klimaatverandering zal enerzijds de geschiktheid van de ruimte voor een bepaald landgebruik veranderen maar zal ook de ruimtevraag vanuit sectoren veranderen. Een ruimtelijk beleid aangepast aan klimaatverandering moet al deze interacties integreren. De ruimtelijke implicaties van overstromingen en daartegen uitgewerkte maatregelen (vb. overstromingsgebieden) zijn reeds veel beter gekend dan ruimtevragen of ruimtelijke visie over andere problemen zoals droogte, verhoogde temperatuur in de binnenstad,… Het EU-beleid was op gebied van ruimtelijke ordening vroeger vrij beperkt (de lidstaten behielden hun autonomie). Via het verdrag van Lissabon (territoriale cohesie) is het begrip “poly-centraliteit” geïnduceerd, wat strookt met het begrip “groenestedengewest” dat ingang vindt in Vlaanderen. Via het concept van “Groenestedengewest” (ten opzichte van het onderscheid stad-buitengebied) moet de idee van klimaatbestendige ruimte-invulling ingang kunnen vinden. Deze invalshoek zal zeker meegenomen worden bij de toekomstige herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Naast het kwantitatieve verhaal (o.a. de ruimtebalans) moeten hierin een aantal thema’s (biodiversiteit, klimaatverandering,..) op een andere manier kunnen bediscussieerd worden. Voor klimaatverandering is het in die optiek zeker nuttig dat er ook een doorkijk naar 2050 uitgevoerd zal worden (lange termijn analyse), naast de concretere acties op kortere termijn. Er is op dit moment nog geen gestructureerd overleg i.v.m klimaat tussen het Vlaams gewest en de steden, maar diverse steden zijn op dit vlak (meer groen, water in de stad) wel reeds actief. Er zijn “Atriums” (overleggroepen van gemeenten, ofwel administratief ofwel politiek) waarbij klimaat een nieuwe topic zou kunnen vormen. Tijdens de ontwikkeling van een klimaatbestendig ruimtelijk ordeningsbeleid moet gestreefd worden naar een duurzaam en flexibel evenwicht, zodat er noch overadaptatie noch onderadaptatie van de ruimtelijke structuur ontstaat (UKCIP, 2003). Er moet verder voldoende nadruk gelegd worden op de boodschap dat beleid(smaatregelen) moeten omgaan en een antwoord bieden op de inherente onzekerheid verbonden aan klimaatverandering. Men is immers gewend om “lineair” te denken. Bij uitwerking van maatregelen is daarnaast samenwerking (integratie van ideeën) uiterst belangrijk. Dit kan een veel grotere meerwaarde opleveren, dan de traditionele aanpak via vergunning, verplichte adviesvragen,… Het wetenschappelijk onderzoek Ccaspar (of voluit “Climate change And changes in SPAtial structures in Flanders”, zie http://www.ccaspar.ugent.be/) zal in 2012 beleidsrelevante resultaten worden afgeleverd die de adaptatiestrategie vanuit ruimtelijke ordening verder vorm kunnen geven. Een interessant voorbeeld van een lopend proces (2009-2011) over de ontwikkeling van een ruimtelijke adaptatievisie aan klimaatverandering is de regio Stuttgart in Duitsland, zie http://www.regionstuttgart.org/vrsuploads/Flyer_MORO_KLIMA_VRS.pdf.
5.2.8.2.
Onroerend erfgoed
Voor onroerend erfgoed is er op dit ogenblik nog geen specifieke informatie voorhanden over het adaptatiebeleid.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 110
IMDC NV i.s.m. TTE 5.3.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport Verdere implementatiestappen in het adaptatieproces
Deze stappen moeten verderop in het adaptatieproces van de Vlaamse overheid worden uitgewerkt en uitgekristalliseerd. In het kader van dit methodologierapport worden evenwel reeds een aantal elementen op een algemeen niveau beschreven.
5.3.1.
Instrumenten om adaptatie te integreren
Deze instrumenten kunnen in verschillende fasen van het adaptatiebeleid aan bod komen en daarom vrij divers aan aard zijn. “Climate proofing” kan samenvattend op beleidsniveau of op maatregelenniveau. Ten eerste zullen op beleidsniveau diverse maatregelen samengesteld worden tot opties bestaande uit pakketen van maatregelen die kunnen leiden tot de gewenste implementatie van de adaptatiestrategie. Op dit moment is het nodig om deze diverse opties te kunnen vergelijken. Voor deze vergelijking kan in se gebruik gemaakt worden van bestaande ingeburgerde instrumenten (planMER, (maatschappelijke) kosten-baten analyse, Mober, multi-criteria analyse) maar deze instrumenten zullen moeten toegespitst worden op de specifieke problematiek van klimaataanpassing : -
Het ontwikkelen van specifieke indicatoren en/of duurzaamheidscriteria;
-
Rekening houden met de lange tijdhorizon (wat vb. een kosten-baten analyse bemoeilijkt);
-
Het beschouwen van de relevante geografische schaal;
-
Eventueel sturend voor wetgeving i.p.v. gestuurd door wetgeving;
-
…
Verder zijn er een aantal instrumenten op projectniveau die in huidige vorm ofwel in een aangepaste vorm geschikt zijn om projecten te beoordelen op hun flexibiliteit, efficiëntie, effect,… m.b.t. adaptatie aan klimaatverandering. Een voorbeeld is de watertoets (www.watertoets.be).
5.3.2.
Monitoring, evaluatie, bijstellen en implementeren
Terwijl deze stap vanzelfsprekend lijkt voor elk beleidsproces, wordt hier extra nadruk gelegd op een goede uitbouw van dit element van de adaptatiestrategie. Deze stap blijkt immers in de bestaande nationale adaptatiestrategieën weinig tot niet uitgebouwd (PEER, 2009a). De relevantie en doeltreffendheid van een aanpassing van de strategie kan alleen worden gegarandeerd als er voldoende toezicht en evaluatie is (Ribeiro et al., 2009). Monitoring en evaluatie bestaat uit de beoordeling van de vorderingen ten opzichte van de gestelde doelen en doelstellingen. Dit betekent dat de verantwoordelijke instanties zich moeten engageren om het succes van het adaptatiebeleid af te meten aan de hand van deze monitoring en desgevallend het plan willen bijsturen indien de realiteit hen hiertoe verplicht. De volgende elementen zullen ongetwijfeld deel uitmaken van een goed concept : x
Een mechanisme (proces) en een verantwoordelijke (departement) die ervoor zorgen dat nieuwe wetenschappelijke informatie maar ook de ervaringen uit (de evaluatie van) het lopende adaptatieproces worden geïntroduceerd in het adaptatieproces zodat de strategie en maatregelen worden bijgestuurd (PEER, 2009a).
x
Een monitoringstrategie die gericht is enerzijds op het opvolgen van de effecten van klimaatverandering op het terrein en anderzijds op het nagaan van de (positieve) effecten van de adaptatiemaatregelen;
x
Duidelijke adaptatiedoelstellingen en –indicatoren;
x
Rapportageverplichtingen zowel voor de evaluatoren als voor de verantwoordelijken voor de adaptatiemaatregelen;
x
Een wettelijke onderbouwing indien vrijwillige stappen, eventueel met financiële stimuli, niet het gewenste resultaat opleveren;
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 111
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
Het is evident dat, bij het opzetten van een implementatie- en monitoringstrategie, er voldoende rekening wordt gehouden met bestaande EU- of internationale verplichtingen om bijkomende implementatiedruk te vermijden. Als relevant voorbeeld kan hier het monitoringbeleid vanuit de Kaderrichtlijn Water worden vermeld. In dit beleid werd intussen de graad van adaptatie aan klimaatverandering reeds geïmplementeerd als horizontale lijn in de monitoring van de vooruitgang van de lidstaten i.v.m. implementatie van de verplichtingen vanuit de Kaderrichtlijn Water.
5.3.3.
Communicatie
Communicatie en voorlichting zijn belangrijke factoren voor een succesvolle aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering. Tijdens de gesprekken met de diverse beleidsvelden uitgevoerd tijdens deze studie werd dit meermaals geformuleerd. Bestaande nationale aanpassingsstrategieën verwijzen vaak naar “communicatie” als een belangrijk element om het adaptatieproces te vergemakkelijken (PEER, 2009a). Maar er wordt nooit expliciet vermeld hoe men dit belangrijk element in de praktijk gaat brengen. Er zijn vele gekende manieren waarop bewustmaking kan plaatsvinden: via brochures, rapporten en kranten over voorlichtingsavonden tot de massamedia (TV, internet, …). Terwijl in de internationale literatuur (PEER, 2009a) wordt gepleit voor een “centrale” communicatie (om een eenduidige boodschap te verkrijgen), blijkt uit de gesprekken die in het kader van deze studie werden uitgevoerd, dat een grote meerderheid is gewonnen voor het gericht inschakelen van de bestaande communicatiekanalen (en overlegorganen) binnen elk beleidsveld. Op deze manier wordt de drempel tot het bereiken van de doelgroep kleiner. Er wordt informatie bezorgd die veel meer op de maat van de doelgroep is afgestemd waardoor de kans op interactie (participatie) met de doelgroep groter is. De inspanning om een dergelijke “boodschap op maat” aan te bieden zal evenwel groter zijn dan bij centrale communicatie.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 112
IMDC NV i.s.m. TTE
6.
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
REFERENTIES
ATSE ( 2008). Assessment of impacts of climate change on Australia’s physical infrastructure. The Australian Academy of Technological Sciences and Engineering (ATSE). ISBN 1 875618 96 1. Backer, R. ea. (2008). The Stern Review: an assesement of its methodology. Baguis P., Boukhris O., Ntegeka V., Roulin E., Willems P., Demarée G. (2008) Climate change impact on hydrological extremes along rivers and urban drainage systems. I.Literature review, K.U.Leuven – Hydraulics Section & Royal Meteorological Institute of Belgium, April 2008. http://www.kuleuven.be/hydr/CCI-HYDR.htm. Baguis P., Ntegeka V., Willems P., Roulin E. (2009) Extension of CCI-HYDR climate change scenarios for INBO. K.U.Leuven – Hydraulics Section & Royal Meteorological Institute of Belgium, January 2009. Brouwers J., Peeters B., Willems P., Deckers P., De Maeyer Ph., De Sutter R. en Vanneuville W. (2009) Hoofdstuk 11 ‘Klimaatverandering en waterhuishouding’ in de Milieuverkenning 2030, Milieurapport Vlaanderen, VMM. Raadpleegbaar op http://www.milieurapport.be/nl/publicaties/milieuverkenning-2030 . Burton, I. (1996). The growth of adaptation capacity: practice and policy. In: Adapting to climate change: an international perspective [Smith, J., Bhatti, N., Menzhulin, G., Benioff, R., Budyko, M. I., Campos, M., Jallow, B. and Rijsberman, F. (eds.)]. Springer-Verlag, New York, NY, USA, pp. 55-67. Coninx I. and Bachus K. (2007), “Integrating social vulnerability to floods in a climate change context.” International Conference on Adaptive and Integrated Water Management, Coping with Complexity and Uncertainty. 13 November 2007, Basel, Switzerland. Danckaert S. & Carels K. (2009). Blauwe diensten door de Vlaamse land- en tuinbouw, Departement Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie, Brussel, beschikbaar via http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=1380 . De Bruin, K. C., Dellink, R. B. and Agrawala, S. (2009). Integrated Assessment Modelling of Adaptation Costs (Vol. ENV/EPOC/GSP(2007)Final). Paris: OECD. De Sutter R., De Smet L., (2008). Development of a Management Tool for the Equal Evaluation of Economic, Social and Ecological Effects of Adaptation Scenarios for Attenuating the Effects of Climate Change Induced Flooding” . IWA-conference “Watershed and river basin management”. 4-5 September 2008. Budapest, Hungary. De Wit S. , Jonkhoff W., Immink I., Roos W., Nelisse M., Reijs T. (2009). Verkenning Klimaatverandering en infrastructuur. Programma Kennis voor Klimaat KvK 008/09. De Zeeuw A., in ’t Veld R., van Soest D. (2008). Social Cost Benefit Analysis for Environmental PolicyMaking. RMNO-series Background studies, Background study nr V.14, Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek, beschikbaar via www.rmno.nl/files_content/SCBA%20report%20webversie.pdf. Defra (2010). Defra’s Climate Change Plan 2010. Beschikbaar http://www.defra.gov.uk/environment/climate/documents/climate-change-plan-2010.pdf .
via
Demarée G., Baguis P., Deckmyn A., Debontridder L., Pinnock S., Roulin E., Willems P., Ntegeka V., Kattenberg A., Bakker A., Lenderink G., Bessembinder J., (2009) Klimaatscenario’s voor Vlaanderen. Rapport voor het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), Koninklijk Meteorologisch Instituut van België, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) & K.U.Leuven – Afdeling Hydraulica, februari 2009. Department of Health (2001). Health Effects of Climate Change in the UK. 22452.2P.1K.APR. Deuninck J., Carels K., Bas L. & Van Gijseghem D. (2007) Risicobeheersing in de land- en tuinbouw met focus op verzekeringen, Beleidsdomein Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie, Brussel. Dumortier M. De Bruyn L., Hens M., Peymen J., Schneiders A., Van Daele T., Van Reeth W. (red.) (2009). Natuurverkenning 2030. Natuurrapport Vlaanderen, NARA 2009. Mededeling van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO M.2009.7, Brussel.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 113
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
EEA (2004). Impacts of Europe's changing climate: an indicator-based assessment. Report no. 2/2004. European Environment Agency, Copenhagen.
EEA Technical
EEA (2005). Vulnerability and Adaptation to Climate Change in Europe. EEA Technical Report no. 7/2005. European Environment Agency, Copenhagen. EEA (2007a). Climate change and water adaptation issues. EEA Technical Report No. 2/2007, European Environment Agency, Copenhagen. EEA (2007b). Climate change: the cost of inaction and the cost of adaptation. EEA Technical report No. 13/2007 . European Environmental Agency, Copenhagen. EEA, JRC and WHO (2008). Impacts of Europe's changing climate — 2008 indicator-based assessment. EEA Report No 4/2008. European Environment Agency, Copenhagen. Europese Commissie (2007a). Groenboek van de commissie aan de raad, het europees parlement, het europees economisch en sociaal comite en het comite van de regio's. Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie. COM(2007) 354. SEC(2007) 849. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/environment/climat/ adaptation/index_en.htm. Europese Commissie (2007b). Adapting to climate change in Europe – options for EU action. Green Paper/Groenboek. COM(2007) 354. Europese Commissie (2009a). Witboek. Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader COM(2009) 147. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/environment/climat/adaptation/index_en.htm Europese Commissie (2009b). Commission staff working document accompanying the White paper adapting to climate change: towards a european framework for action. Adapting to climate change: The challenge for european agriculture and rural areas. COM (2009) 147. SEC (2009) 417. Europese Commissie (2009c). Commission staff working document accompanying document to the White paper adapting to climate change: towards a european framework for action. Human, animal and plant health impacts of climate change. COM(2009) 147. SEC (2009) 416. Europese Commissie (2009d). Commission staff working document accompanying document to the White paper adapting to climate change: towards a european framework for action. Climate Change and Water, Coasts and Marine Issues. COM (2009) 147. SEC (2009) 386. Europese Commissie (2009e). Common implementation strategy For the water framework directive (2000/60/EC). Technical report - 2009 – 040. Guidance document no. 24. River basin management in a changing climate. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/environment/climat/adaptation/index_en.htm. Federaal Planbureau en Algemene Directie Statistiek Bevolkingsvooruitzichten 2007-2060, Planning Paper 105.
en
Economische
Informatie
(2008).
Gobin A. et al. (2009). Toekomstverkenning MIRA-S en NARA-S: Ruimtegebruik in Vlaanderen. VITO in opdracht van VMM en INBO, mei 2009. www.natuurverkenning.be Gobin A., Van der Vreken P., Van Orshoven J., Keulemans W., Geers R., Diels J., Gulinck H., Hermy M., Raes D., Boon W., Muys B., Matthijs E. (2008). Adaptatiemogelijkheden van de Vlaamse landbouw aan klimaatverandering. Studie uitgevoerd in opdracht van het Departement Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie. Hanemann, M. (2008). The Economy of Climate Change Revisited: Why the Hurry? Paper presented at the 9th Swiss Global Change Day, Bern. Harley M., Horrocks L., Hodgson L., Van Minnen J. (2008). Climate change vulnerability and adaptation indicators. ETC/ACC Technical Paper 2008/9. Hertveldt B., Brouwers J. en De Schrijver J. (2009). Hoofdstuk 2 ‘Sociaal-economische verkenning’ in de Milieuverkenning 2030, Milieurapport Vlaanderen, VMM. Raadpleegbaar op http://www.milieurapport.be/nl/publicaties/milieuverkenning-2030’. Hof A.F., de Bruin K.C., Dellink R.B., den Elzen M.G.J., van Vuuren D.P. (2010). The effect of different mitigation strategies on international financing of adaptation. I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 114
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
Hope, C., Anderson, J. and Wenman, P. (1993). Policy analysis of the greenhouse effect : An application of the PAGE model. Energy Policy 21 (3), 327-338. 1993. IPPC (2001). Third Assessment Report. Working Group II report. Impacts, Adaptation, and Vulnerability. Cambridge University Press. IPCC (2007a). Fourth Assessment Report. Working Group I report. The Physical Science Basis. Cambridge University Press. IPPC (2007b). Fourth Assessment Report, Working Group II Report "Climate Change 2007 – Impacts, Adaptation and Vulnerability". Beschikbaar via http://ipcc.dfinet.ch/ipccreports/ar4-wg2.htm. Isoard, S., Grothmann, T., & Zebisch, M. (2008). Climate Change Impacts, Vulnerability and Adaptation: Theory and Concepts. Paper presented at the Workshop ”Climate Change Impacts and Adaptation in the European Alps: Focus Water. JRC (2009). Climate change impacts in Europe. Final report of the PESETA research project. Juan-Carlos Ciscar (editor). EUR 24093 EN – 2009. Beschikbaar via http://ftp.jrc.es/EURdoc/JRC55391.pdf. Klein, R.J.T., S. Huq, F. Denton, T.E. Downing, R.G. Richels, J.B. Robinson, F.L. Toth (2007): Interrelationships between adaptation and mitigation. Climate Change 2007: Impacts, Adaptation and Vulnerability. Contribution of Working Group II to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, M.L. Parry, O.F. Canziani, J.P. Palutikof, P.J. van der Linden and C.E. Hanson, Eds., Cambridge University Press, Cambridge, UK, 745-777. Klimaat voor Ruimte (2006). Samenvatting Routeplanner “naar een klimaatbestendig Nederland”. ISBN-10 90-376-0504-4. KMI (2009). Oog voor het klimaat, Koninklijk Meteorologisch Instituut van België. www.kmi.be Kropp J., Scholze M. (2009). Climate Change Information for Effective Adaptation. A Practitioner‘s Manual Authors. Potsdam Institute for Climate Impact Research & Deutsche Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit (GTZ) GmbH, Climate Protection Programme. Lucas, P., van Vuuren, D. P., Olivier, J. A. and den Elzen, M. G. J. (2007). Long-term reduction potential of non-CO2 greenhouse gases. Environmental Science & Policy, 10 (2), 85-103. Martikainen, M., M.J. Pykälä en J. Farin (2007). Recognizing climate change in elctricity network design and construction. VTT. ISBN 978-951-38-6977-9. Beschikbaar via http://www.vtt.fi/publications/index.jsp . Millenium Ecosystem Assessment (2005). Scenarios http://www.milleniumassessment.org/en/scenarios.aspx.
assessment,
beschikbaar
via
National Research Council (2008). Potential Impacts of Climate Change on U.S. Transportation: Special Report 290. Committee on Climate Change and U.S. Transportation. ISBN: 0-309-11905-7, beschikbaar via http://www.nap.edu/catalog/12179.html . Nordhaus, W. D. and Boyer, J., (2000). Warming the World: Economic Models of Global Warming. Cambridge, Massachusetts: MIT Press. Nordhaus, W.D. (2007). The challenge of global warming: Economic models and environmental policy. New Haven, Connecticut: Yale University. Ntegeka V., Willems P., Baguis P., Roulin E. (2008) Climate change impact on hydrological extremes along rivers and urban drainage systems – Phase 1. Development of climate change scenarios for rainfall and ETo, Samenvattend rapport bij de Fase 1 van het CCI-HYDR project door K.U.Leuven - Afdeling Hydraulica en KMI voor Federaal Wetenschapsbeleid, april 2008, 56 p. Oldenborgh, G.J. van, Drijfhout, S., van Ulden, A., Haarsma, R., Sterl, A., Hazeleger, W. & Dijkstra, H. (2009). Western Europe is warming much faster than expected. Climate of the Past, 5, p. 1-12. PEER (2009a) Rob Swart, Robbert Biesbroek, Svend Binnerup, Timothy R. Carter, Caroline Cowan, Thomas Henrichs, Sophie Loquen, Hanna Mela, Michael Morecroft, Moritz Reese and Daniela Rey. Europe Adapts to Climate Change: Comparing National Adaptation Strategies.PEER Report No 1. Helsinki: Partnership for European Environmental Research. I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 115
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
PEER (2009b) Mickwitz, P., Aix, F., Beck, S., Carss, D., Ferrand, N., Görg, C., Jensen, A., Kivimaa, P., Kuhlicke, C., Kuindersma, W., Máñez, M., Melanen, M., Monni, S., Branth Pedersen, A., Reinert, H. and van Bommel, S. (2009) Climate Policy Integration, Coherence and Governance. PEER-Report No 2. Helsinki: Partnership for European Environmental Research. 92p. Penninckx I. (2009). Hoe moet de landbouwsector zich voorbereiden op, en aanpassen aan de klimaatverandering ? Presentatie Boerenbond op congres Argus, 26 oktober 2009. Ribeiro, M. , Losenno, C., Dworak, T., Massey, E., Swart, R., Benzie, M., Laaser, C. (2009). Design of guidelines for the elaboration of Regional Climate Change Adaptations Strategies. Study for European Commission – DG Environment - Tender DG ENV. G.1/ETU/2008/0093r. Ecologic Institute, Vienna. Rijke J., Zevenbergen C., Veerbeek W. (2009). Klimaat in de Stad. State of the Art. Programma Kennis voor Klimaat KvK 007/09. Sartor F. (2004). Oversterfte in België tijdens de zomer 2003. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, juni 2004; Brussels, IPH/EPI Reports n° 2004 – 010, D/2004/2505/18. Shaw, R., Colley, M., and Connell, R. (2007). Climate change adaptation by design: a guide for sustainable communities. TCPA, London. Steunpunt Ruimte en Wonen (2008). Klimaatverandering als ruimtelijke uitdaging in Vlaanderen. Ruimtelijke gevolgen van klimaatverandering en mogelijkheden tot klimaatbestendig ruimtelijk beleid in Vlaanderen. Stoorvogel J. (2009). Adapting Dutch Agriculture to climate change. Programma Kennis voor Klimaat KvK 016/09. Swart R. en Biesbroek R. (2008). Adaptatie van infrastructuur aan klimaatverandering: strategieën in andere landen. Earth System Science and Climate Change group en Public Administration and policy group, Wageningen Universiteit en onderzoekscentrum (WUR). SWOV (2007). Schatting omvang gevolgen klimaatverandering op de verkeersveiligheid. Den Haag. Toerisme Vlaanderen (2008). Klimaatverandering en toerisme. Vormingsbrochure, beschikbaar via www.toerismevlaanderen.be . Tol, Richard S.J. (1998) Socio-Economic Scenarios, in Jan F. Feenstra, Ian Burton, Joel B. Smith, Richard S.J. Tol (eds). Handbook on Methods for Climate Change Impact Assessment and Adaptation Strategies, IVM, UNEP, http://www.ivm.falw.vu.nl/images_upload/EBA2ED27-994E-4538-B0F0C424C6F619FE.pdf. Tol, Richard S.J. (2002a). Estimates of the damage costs of climate change. Part I: Benchmark estimates. Environmental and Resource Economics 21 (1), 47-73. Tol, Richard S.J. (2002b). Estimates of the damage costs of climate change. Part II. Dynamic estimates. Environmental and Resource Economics 21, 135-160. UKCIP (2003). Building Knowledge for a Changing Climate. The impacts of climate change on the built environment. UK Climate Impacts Programme, beschikbaar via www.ukcip.org.uk . UKCIP (2006). A changing climate for business : business planning for the impacts of climate change. UK Climate Impacts Programme, beschikbaar via www.ukcip.org.uk . UNEP (1998). Mitigation and Adaptation Cost Assessment: Concepts, Methods and Appropriate Use. UNEP Collaborating Centre on Energy and Environment, Riso National Laboratory, Denmark, beschikbaar via http://uneprisoe.org/IPCCactivities/Mitigadapcost.pdf UNWTO (United Nations World Tourism Organisation) (2009). From Davos to Copenhagen and Beyond: Advancing Tourism’s Response to Climate Change 2009. Van Bockstal P., Verstraete E., Zanders J., De Smedt P., Dries I., Vervisch T. (2006). Vier scenario’s voor het Vlaamse platteland in 2030. Werkdocument VLM, beschikbaar via www.vlm.be . Van den Eynde D., De Sutter R., Verwaest T., Maes F., Polet H. (2008). Climar: Evaluation of climate change impacts and adaptation responses for marine activities. Final report CLIMAR phase 1. Contract Nr SD/NS/ 01A.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 116
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
Van Drunen M., Berkhout F. (2009). Applying socio-economic scenario’s in climate assessments. Report IVM Institute for Environmental Studies, commissioned by Climate Changes Spatial Planning. Van Gijseghem D., Piessens I., Maertens E., Vuylsteke A., Vandenbroeck P. & Goossens J. (2009). Witboek Landbouwonderzoek, Platform voor Landbouwonderzoek, Brussel. Van Hove, L.W.A. en Van Noord H. (2007). Klimaatverandering en infrastructuur: Een verkennende studie. Alterra rapport 14456, Wageningen UR. Van Ooststroom, H., Annema J.A., & Kolkman J. (2008). “Effecten van klimaatverandering op verkeer en vervoer – implicaties voor beleid”, Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Van Steertegem M. (eindred.) (2009) Milieuverkenning 2030. Milieurapport Vlaanderen, VMM, Aalst. Van Vuuren, D. P., den Elzen, M. G. J., Eickhout, B., Lucas, P. L., Strengers, B. J. and Ruijven, B. (2007). Stabilising greenhouse gas concentrations. Assessment of different strategies and costs using an integrated assessment framework. Climatic Change 81(2), 119-159. Van Ypersele J-P (2008). Klimaatverandering en het Belgische beleid van ontwikkelingssamenwerking: uitdagingen en mogelijkheden. Nota voor het Federaal Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Vanderperren, E. and H. Polet (2008). CLIMAR – Evaluation of climate change impacts and adaptation responses for marine activities. Subdocument Belgian fisheries – Climate change impact tables. Internal report prepared in the framework of the CLIMAR project for the Belgian Science Policy, Contract SD/NS/01A: ILVO - Institute for Agricultural and Fisheries Research, Animal Sciences Fisheries: Ostend, Belgium. Vanderperren, E. and H. Polet (2009). CLIMAR – Evaluation of climate change impacts and adaptation responses for marine activities. Subdocument draft Belgian fisheries – final report. Internal report prepared in the framework of the CLIMAR project for the Belgian Science Policy, Contract SD/NS/01A: ILVO - Institute for Agricultural and Fisheries Research, Animal Sciences - Fisheries: Ostend, Belgium. In progress. VBTB (2003). Handreiking Evaluatieonderzoek Ex Ante. begrotingszaken, Nederland, beschikbaar via www.minfin.nl/vbtb
Ministerie
van
Financiën,
Directie
Vlaamse Regering (2009a). Kris Peeters. Minister-president van de Vlaamse Regering. Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid. Beleidsnota 2009 – 2014 Landbouw, visserij en plattelandsbeleid. Vlaamse Regering (2009b). Kris Peeters. Minister-president van de Vlaamse Regering. Buitenlands Beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking 2009-2014.
Beleidsnota
Vos C., Opdam P., Nabuurs G-J, Bugter R., Epe M. (2007). Klimaatverandering en ruimtelijke adaptatie natuur: wat we (niet) weten. Routeplanner 2050. Nationaal programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK). Waeterloos E. (2010). Ontwikkelingssamenwerking en aanpassing aan klimaatverandering. Aanbevelingen voor de integratie in de Vlaamse samenwerking met partnerlanden. Steunpunt Buitenlands Beleid. Beschikbaar via http://www.ua.ac.be/download.aspx?c=.VSBB&n=66957&ct=63967&e=232821 . Werkgroep LTD (2009). Advies werkgroep Lange Termijn Discontovoet. Werkgroep Lange Termijn Discontovoet, Centraal Planbureau, Nederland, beschikbaar via www.minfin.nl/dsresource?objectid=74233&type=org Wilbanks T., Bhatt V., Bilello D., Bull S., Ekmann J., Horak W., Huang Y., Levine M., Sale M., Schmalzer D., Scott M., (2008). Effects of Climate Change on Energy Production and Use in the United States. U.S. Climate Change Science Program. Synthesis and Assessment Product 4.5. Willems P., De Maeyer P., Deckers P., De Sutter R., Vanneuville W., Brouwers J. en Peeters B. (2009). Milieuverkenning 2030. Wetenschappelijk rapport Thema Klimaatverandering & waterhuishouding. Raadpleegbaar op http://www.milieurapport.be/upload/main/WR_Klimaatverandering_en_Waterhh_def_TW.pdf Willows R.I., Reynard N., Connell R. and Meadowcroft I. (2003). Climate adaptation: Risk, Uncertainty and Decision-Making. UKCIP Technical Report. ISBN 0-9544830-0-6. Beschikbaar via www.ukcip.org.uk. I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 117
IMDC NV i.s.m. TTE
Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen Eindrapport
WLO (2006). Welvaart en leefomgeving, CPB, MNOP and RPB, Den Haag, 239 p., beschikbaar via www.welvaartenleefomgeving.nl.
I/RA/11356/10.002/RDS
versie 3.0 - 05/08/10
pagina 118