Ruimte voor voedsel
Bouwsteen NOVI-Werkplaats Ruimte voor voedsel 18 februari 2016, 13.00 – 17.00, De Observant Amersfoort Facilitator: Bram Brouwer, Berenschot Inhoudelijk trekker: Harry Weijer, Ministerie van Economische Zaken
Leeswijzer Aan de basis van deze bouwsteen ligt de NOVI-Werkplaats Ruimte voor voedsel. De conclusies die voortkwamen uit deze Werkplaats zijn vertaald naar de belangrijkste componenten van de Nationale Omgevingsagenda. Op deze wijze kunnen de uitkomsten het beste worden ingepast in de Omgevingsagenda.
Introductie Voedsel in de NOA en NOVI Voedsel en alles wat daarmee samenhangt staat volop in de belangstelling1. In het advies Naar een voedselbeleid2 van de WRR worden herkenbare ontwikkelingen en uitdagingen genoemd, zoals de vraagstukken rond robuustheid, duurzaamheid en gezondheid. Aanpassingen in het voedselsysteem zijn noodzakelijk om op termijn voldoende, duurzaam en gezond voedsel te kunnen garanderen. Het karakter van de voedselproductie en -consumptie is in de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. De landbouw- en voedselproductie is verder geïntensiveerd, geïndustrialiseerd en geglobaliseerd door de toegenomen handel en investeringen.3 Het kabinet heeft het WRR rapport omarmd en als ambitie geformuleerd om te komen van landbouw- naar voedselbeleid. De RLI concludeerde in een rapport4 dat de Nederlandse land- en tuinbouw als basis voor het agrofoodcomplex een groot (inter-)nationaal economisch en innovatief belang hebben en tevens een groot omgevingsbelang voor de Nederlandse samenleving vertegenwoordigt. De grondgebonden landbouw omvat twee derde van het Nederlandse landareaal en is daarmee een belangrijke partij bij het bodem- en waterbeheer en luchtkwaliteit. Verder is de land- en tuinbouw nauw verbonden met de identiteit van het landelijk gebied en met het karakter van het landschap, en daardoor medebepalend voor de kwaliteit van de leefomgeving. De ambities van het kabinet en de conclusies van het RLI over voedsel hebben ook ruimtelijke consequenties en spelen derhalve een cruciale rol bij de inrichting van Nederland. Reden te meer om ook rond voedsel een werkplaats te organiseren. Aanleiding en invalshoek van de werkplaats. Ruimte voor voedsel en aandacht voor ecologische houdbaarheid (duurzaamheid), robuustheid en gezondheid van het voedselsysteem. In de Werkplaats werd verkend welke ruimtelijke implicaties het ontwikkelen van een duurzame voedselketen heeft, die tevens voldoende en gezond voedsel garandeert. De focus lag op vijf verschillende regio’s5, die voedselvisies aan het ontwikkelen en uitvoeren zijn en waar ecologische houdbaarheid, gezondheid en robuustheid van het voedselsysteem in samenhang kunnen worden beschouwd. Ook werd ingezoomd op houdbaarheid, gezondheid en robuustheid van het totale systeem. Deze focus sluit aan op drie opgaven die het Kabinet heeft geformuleerd in de kabinetsbrief: een toenemende aandacht voor (1)ecologische houdbaarheid (duurzaamheid), (2) robuustheid en (3) 1
Voedsel Andersconferentie en Landbouw – en Voedseldialogen: It’s the food my friend etc.. Naar een voedselbeleid, WRR 2014 3 Voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel, TK 30 oktober 2015. 4 Duurzaam voedselbeleid 2013 5 Vijf regio’s Twente, FoodValley, Rotterdam, Groningen en De Peel. 2
1
gezondheidsaspecten van het voedselsysteem. Deze begrippen staan ook centraal in de voedselagenda van het kabinet6. De opgaven worden kort toegelicht en daarna uitgewerkt als kansen en dilemma’s, die in de Werkplaats werden opgevoerd. In de introductie van de werkplaats kwam als rode draad naar voren: de transitie vindt al plaats in de maatschappij, kenmerkend voor dergelijke transities is onderstaand plaatje. 7
1. Opgave naar duurzamer voedsel. De aandacht naar de ecologische footprint van voedsel en het korter maken van productieketens en de distributie is al jaren groeiende. Ook is er een toename te bespeuren op het dichterbij (of in) de stad verbouwen van voedsel i.c. stadslandbouw. 8 Ook de latere schakels in de voedselketen zijn van belang en ook de consumptie van voedsel behoeft meer aandacht volgens de WRR. 9 Er is een toenemende aandacht voor het meer circulair maken van de economie. De landbouw als producent van voedsel, uitgangsmaterialen en “afval”, en als gebruiker van andere stromen is daarin een belangrijke speler. Biobased ontwikkeling maakt daarbij de landbouw alleen maar een nog belangrijk deel van het systeem. Voor beide ontwikkelingen is de link met het stedelijkindustriële cruciaal.
6 7
8 9
Voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel, TK 30 oktober 2015. Uit de presentatie van Harry te Riele in de werkplaats op 18-2-2016 Zie de groeiende stadlandbouwcommunityontwikkeling en initiatieven als MARQT, Willem en Drees etc. Naar een voedselbeleid, WRR 2014, pg 142.
2
Voorbeelden uit de werkplaats (uit de regiosessies (1e ronde.) Kansen en dilemma’s. Als kansen kwamen onder meer aan de orde dat : Met Foodweb Twente10 worden onder meer de mogelijkheden van een alternatief (korter) distributiesysteem onderzocht en mogelijkheden verkend om via (streek)produkten een groter deel van het menu zelfvoorzienend in de regio in te vullen en een functionerend Foodweb op te zetten. Als streefcijfer van de zelfvoorziening wordt 15% in 2020 genoemd. Dilemma’s zijn dat: - De “voorlopende” kleine spelers hebben vaak te weinig geld of schaal om een (voldoende) verdienmodel tot stand te brengen. Tevens is het onduidelijk of de markt een voldoende omvang en omzet genereert. Gevestigde, meestal grotere spelers mikken op hun huidige belangen en wachten de experimenten van vernieuwers af. - Het voedselsysteem is vaak nog niet ingericht op de een toenemende aandacht voor streekgebonden voedsel, bijvoorbeeld rond Groningen waar ook de band van de stad met het ommeland verwaterd is. Ook moet het lokaal eten weer worden aangeleerd. De spelers worden ook vaak belemmerd door beperkt grondbezit of beperkt financieel vermogen om ontwikkelingen op te starten. (Genoemd bij de sessies Twente, Groningen en Rotterdam) Bij de vraag naar experimenteerruimte loopt plan van het Foodweb Twente tegen de gemeente aan die de bestemming van een geschikte plek niet wil veranderen. Maar ook een goede businesscase is nodig. Een oplossing kan zijn niet één plek met groot aantal ha, maar een ‘netwerk’: een aantal ha hier, ha daar. Als oplossingen voor dilemma’s zijn genoemd: - Creëer experimenteerruimte op overheidsgronden of gebieden rond Natura2000-zorg voor creatieve broedplaatsen. - Niet één plek realiseren met een groot aantal ha, maar een ‘netwerk’ van hectaren: een aantal ha hier, ha daar. - Ga van een “Nee, tenzij regelgeving” naar een “Ja, mits regelgeving”. 2e ronde Statement: “Het is belangrijk om regionale productie te steunen en diversiteit te stimuleren.” Nederland kan een voorbeeld zijn van hoe het verduurzamen van ketens te realiseren is, zoeken naar een manier meer zelfvoorzienend te zijn op een duurzame manier, waarbij tevens een verdienmodel ontstaat. Bij het sluiten van ketens moet je lokaal kijken en dat heel lokaal organiseren. Maak gebruik van de lokale omstandigheden en zorg voor lokale oplossingen.
2. Opgave van de robuustheid van het voedselsysteem De robuustheid van het voedselsysteem heeft onder meer betrekking op het bestand zijn tegen schokken, bijv. als gevolg van klimaatverandering of ten gevolge van geopolitiek. Nederland als knooppunt in het wereldvoedselsysteem heeft hierin verantwoordelijkheden en kansen zowel vanuit de huidige omvang en het verdienmodel van de sector en als vanuit de productiewijze en de mogelijkheden om kennis en expertise te verspreiden.11 Verder kunnen verdergaande zelfvoorziening en BBE-ontwikkelingen tot een meer diverse en ruimtelijk kleinschaliger landbouw leiden. Omdat agrariërs voor allerlei niches gaan produceren, en groene grondstoffen af te zetten zijn in de chemische en verwerkende industrie.
10 11
Feeding the city 1, Circular Landscapes e.a., augustus 2015. Naar een voedselbeleid, WRR 2014, pg 137.
3
De relatie tussen landbouw, industrie en stad wordt veel verwevener en duidelijker. Dit zal vooral ook regionaal spelen. Uit de regiosessies (1e ronde) Kansen zijn: - De mogelijkheden van kennisuitwisseling en -deling zowel binnen Nederland tussen bedrijven en regio’s als naar andere landen/de wereld. - Toenemend benutten van kennis en technologie als exportproduct. - Beter koppelen van productie- en innovatieclusters en koppelen van stad en land. - De korte afstanden tussen kenniscentra en afnemers zijn belangrijk. In de regio zoeken ze de focus dat bedrijven een plek krijgen op de campus en er cross-overs georganiseerd worden. - Ook de distributie en de vergrote zelfvoorziening van Twente en Groningen kan een regionaal robuust systeem opleveren. (Uit: Sessies Rotterdam, Foodvalley, Twente en Groningen) Dilemma’s zijn: - Mogelijkheden van kennisuitwisseling worden nog onvoldoende gezien of onvoldoende benut. - Benutten van de mogelijkheden vereist een meer open houding van uitwisselende partijen. - Het (haperende) verdienmodel en de maatschappelijke eisen bepalen de (overlevings)focus van de ondernemers. Illustratie van de mogelijkheden rond en in Rotterdam.
12
12
Kaartbeeld door Pauline van den Broeke van CanYouImagine van sessie Rotterdam op 18-2-2016
4
2e ronde Centrale vraagstelling: “Hoe ondersteunen we X miljard bewoners, welk voedselpatroon hebben die bewoners en hoe functioneert het voedselsysteem in Nederland dan in verhouding met de rest van de wereld?” -
De toekomst van Nederland ligt vooral op de wereldmarkt/voedselproblematiek. Interne competitie moet worden omgevormd tot gezamenlijke kracht. De voedselproductie in Nederland zou één moeten zijn. Zie Nederland bovendien als onderdeel van de regio Noordwest Europa, en niet als zelfstandig land. Voer de discussie ook in mondiaal perspectief. Er moeten cruciale pijlers voor het voedselbeleid worden vastgesteld. Deels Europees, deels nationaal. Onthoud daarbij echter dat beleid vraagt om flexibiliteit. Voedselzekerheid in de rest van de wereld verhogen is onze plicht als Nederland, ook door kennis en kunde te exporteren. Er zijn twee markten (de regionale en de wereldmarkt). Hou een open mind en maak geen keuze tussen beide, maar bedien beide markten. Regionaal met voedsel, wereldmarkt vooral met kennis. Aaibaarheid en high tech. De toekomst zit in het produceren daar waar het gegeten wordt en kennis te exporteren. Er bestaat tevens een behoefte aan korte en andersoortige ketens.
3. Opgave van gezondheidsaspecten van voedsel en een groter voedselbewustzijn. De productie van voedsel heeft milieu- en ook gezondheidsimplicaties met bijv. dierziekten en welzijn, dat tot maatschappelijke weerstand leidt. De versnelling van technologische ontwikkelingen en de gecombineerde ontwikkeling van NBICtechnologieën (nano-, bio-, informatie en cognitie) zal ook in de agrofood en uitgangsmaterialenwereld een impact krijgen. Door precisielandbouw en personalized food zullen allerlei milieu en gezondheidsproblemen opgelost kunnen worden, maar er zullen nieuwe problemen ontstaan. Uit de regiosessies (1e ronde) Vanuit Foodvalley en Rotterdam werd o.a. als kansen benoemd: - Kennisuitwisseling en-deling. - Toenemend benutten van kennis en technologie ook als exportprodukt. - Beter koppelen van productie- en innovatieclusters en koppelen van stad en land. Als dilemma’s kwamen naar voren: - Maatschappelijke weerstand speelt het sterkst in Foodvalley en De Peel, waarbij grote delen van de gevestigde spelers ook nog last hebben van haperende verdienmodellen. - Er is draagvlak voor boeren, maar niet voor varkensboeren. Tegenwoordig worden de boerderijen meer als fabrieken gezien. De industrie is al jaren geleden vertrokken van het platteland, Het wegnemen van overlast zorgt voor een toename aan acceptatie. 2e ronde Meest ingezoomd op milieu en gezondheidseffecten van voedselproductie. De transitie vindt nu plaats bij de alternatieve landbouw, minder bij de traditionele bedrijven. Die zijn juist gebaat bij continuïteit van het oude systeem. Die experimenten lopen nu soms aan tegen regelgeving die bedoeld was om het oude systeem te beteugelen. Dit werkt de voedseltransitie tegen. De innovatieve bedrijven zouden ruimte in ruimtelijke en andere wetgeving moeten krijgen.
5
In Brabant is het zo dat 20% van de bedrijven 80% van de overlast veroorzaakt. Er zijn nu te weinig harde maatregelen aan de achterkant om deze bedrijven in toom te houden. Er zijn wel veel stimulerende maatregelen die bedrijven moeten stimuleren te verduurzamen (zorgvuldigheidscore). De overheid zal moeten anticiperen op de maatschappelijke inbedding van deze NBICtechnologiën en tegelijkertijd moeten waken over waarden als privacy, eigendom (bijv. zaadveredeling en patenten), volksgezondheid etc.. Digitale platforms kunnen juist ook kleinschalige touchgerichte vormen van landbouw een stimulans geven, doordat klant- producent relaties makkelijker te leggen zijn. Naast de conclusies per onderdeel komt uit de verschillende sessies een aantal vragen naar boven richting overheden: 1. Maak proeftuinen en experimenteerzones voor meer integrale ontwikkeling van voedselsystemen/-ketens mogelijk. 2. Neem belemmeringen in regelgeving weg. 3. Integreer voedselproductie beter in de ruimtelijke ordening. 4. Integreer en ontschot sectoren en beleidsvelden gerelateerd aan de voedsel- en grondstoffenproductie en –benutting en zorg voor het verbinden van verschillende schaal- en overheidsniveaus. 5. Zorg voor een kaart van Nederland met voedselinitiatieven. 6. Overweeg de meerwaarde van het creëren van een community van voedselregio’s. Daarnaast is in de vijf regio’s is nog een flinke slag te maken om de ruimtelijke implicaties van de voedseltransitie in beeld te brengen. Bij Twente13 ligt al een aantal schetsen en mogelijkheden op regionaal niveau. Ook hierin kunnen de verschillende regio’s van elkaar gaan leren.
13
Feeding the city 1, Circular Landscapes e.a., augustus 2015
6
4. Aandachtspunten voor de Co-creatie. Hoe betrekken we ondernemers bij de Novi en bij de transitie; met name de grote ondernemers en de burgers? Uit de werkplaatssessies Grote bedrijven ontbreken vaak in dit soort discussies. Door concrete zaken te benoemen en perspectief te bieden kunnen zij betrokken worden in de dialoog. Neem bedrijven op alle schalen meer mee. Het coöperatieve model in de regio gaat er vanuit dat partijen (bewoners, bedrijven, organisaties) elkaar nodig hebben om het te laten werken. We zijn ondertussen vergeten dat mensen ook verstand hebben en zelf nadenken, als professionals hebben we nu het idee dat we het beter zouden weten dan de burger. Duurzame oplossingen komen echter vaak uit de samenleving. Daarbij moet kennis wel ingebracht worden op het lokale niveau.
5. Betekenisvolle verbindingen. -
Voedselproductie en -consumptie heeft een ruimtelijke en milieukundige neerslag. Agrarische productie heeft een sleutelpositie in de ontwikkeling van BBE en circulaire economie. Agrarische productie en voedselconsumptie heeft een betekenisvolle relatie met (de beleving en het gebruik van) het landschap. Agrarische productie en voedselconsumptie heeft een betekenisvolle relatie met het watersysteem.
Uit de werkplaats sessie Vanuit duurzaamheid zou het wenselijk zijn om de landbouw te laten volgen op het watersysteem in plaats van andersom (waterstand verlagen voor landbouw). Op basis van het watersysteem bepaal je dan het type landbouw dat geschikt is. Dat leidt tevens tot een landschap dat meer divers is. Duurzaamheid begint bij een goede bodem- en waterkwaliteit. Besturen 2016: Inspiratie voor de uitwerking 14
14
Uit de presentatie van Harry te Riele in de werkplaats op 18-2-2016
7