Bouwen aan Limburgse vitaliteit Bijlage Regiobeschrijvingen
24 maart 2015
Regiobeschrijvingen
Inhoud 1. Regio Noord Limburg 1.1 Conditie van de regio 1.2 De quatro helix in de regio
2. Regio Midden Limburg 2.1 Conditie van de regio 2.2 De quatro helix in de regio
3. Regio Westelijke Mijnstreek 3.1 Conditie van de regio 3.2 De quatro helix in de regio
4. Regio Parkstad
Pagina 1 1 5
7 7 11
13 13 16
18
4.1 Conditie van de regio 4.2 De quatro helix in de regio
18 20
5. Regio Maastricht Heuvelland
21
5.1 Conditie van de regio 5.2 De quatro helix in de regio
21 24
1. Regio Noord Limburg
1.1 Conditie van de regio Noord Limburg bestaat als regio voor het sociaal domein uit 8 gemeenten. De regio heeft ongeveer 279.000 inwoners. De centrumgemeente is Venlo (± 100.000 inwoners). De overige 7 gemeenten zijn: Mook en Middelaar (± 7.750 inwoners) Gennep (±17.250 inwoners) Bergen (L.) (± 13.000 inwoners) Horst aan de Maas (± 41.500 inwoners) Peel en Maas (± 43.250) Venray (± 43.250 inwoners) Beesel ( ± 13.500 inwoners) In de regio zijn 3 SW-bedrijven actief. Het AWBZ-kantoor en de GGD worden gedeeld met de regio Midden Limburg. Mook en Middelaar is aangesloten bij de WMO-regio, de UWV-regio en de Jeugdzorgregio van Nijmegen. Gennep en Mook en Middelaar zijn beiden aangesloten bij het AWBZkantoor Nijmegen. 1.1.1 Conditie van het bestuur In Noord-Limburg is een breed functionerende samenwerkingsstructuur in de vorm van de overlegtafels waarbij de nieuwe regiovisie de gezamenlijke agenda vormt. Er is vier keer per jaar een regionale ‘tafeldag’ waaraan de acht gemeenten meedoen. Het sociaal domein, zorg en vitaliteit maken onderdeel uit van de onderwerpen aan regiotafels en zijn ook onderdeel van de regiovisie. Overigens doet Mook en Middelaar op het sociaal domein niet mee met de regionale activiteiten. Zij richt zich primair op de regio Nijmegen. Gemeenten dragen 4 euro per inwoner per jaar bij aan het budget van het regionale overleg. In totaal is de regionale begroting 1,2 miljoen euro (Mook en Middelaar is niet betalend deelnemer). De regio geeft zelf aan op weg te zijn naar krachtigere regionale samenwerking. Het belang van de onderlinge relaties en elkaar dingen gunnen, zijn daarbij gezamenlijke uitgangspunten voor de regio. De regio karakteriseert haar onderlinge bestuurlijke verhoudingen als goed. Daardoor ontstaat een goede balans tussen eigenheid en gezamenlijkheid. Ook geeft de regio aan brede steun in haar gemeenteraden te hebben.
1
Het overleg op regioniveau over het sociaal domein gaat veel verder dan alleen de regiotafels. Eens per maand overleggen de betreffende portefeuillehouders van de 7 gemeenten (Mook en Middelaar werkt voor het sociaal domein samen met regio Nijmegen) met elkaar. Vaste agendapunten voor dat bestuurlijk overleg zijn: de 3D’s afzonderlijk en de samenhang van de decentralisaties onderling. De regio Venlo (Noord Limburg – Mook en Middelaar) legt de laatste hand aan een toekomstverkenning 3D 2015-2018. Daar in zijn per jaar en per onderdeel van de 3D te realiseren doelen opgenomen in de vorm van een programma. Ook drie ontwikkel/transformatietafels waar met partners de innovatie en transformatie worden opgepakt maken deel uit van dat programma. Aan het regionale bestuurlijk overleg is een bestuursvergadering van de zeven GR-gemeenten gekoppeld over de gezamenlijke inkoop, contractbeheer, verrekening bovenregionale functies/diensten, en monitoring contracten. De regio wil genoemde taken eerst goed op orde hebben alvorens uitbreiding met andere taken te overwegen. Het bestuurlijk overleg wordt ambtelijk voorbereid (beide vergaderingen). De Noord Limburgse gemeenten hebben onderling het trekkerschap voor specifieke decentralisaties verdeeld tussen koppels van gemeenten. Dit betekent dat er zes trekkers zijn (zowel bestuurlijk als ambtelijk). Alleen de gemeente Bergen heeft geen trekkersrol. De betreffende trekker (leadgemeente) zit tijdens het bestuurlijk overleg zijn of haar betreffende agendapunt voor. De trekkers per domein zijn: Jeugdzorg: Venray (lead) en Horst aan de Maas Participatiewet: Venlo (lead) en Beesel Wmo: Peel en Maas (lead) en Gennep Voor de regionale uitwerking van het POL wordt ook gebruik gemaakt van de overlegtafels (thema binden en boeien). Er kunnen binnen de structuur van de overlegtafels relatief gemakkelijk onderlinge verbindingen worden gelegd, zowel inhoudelijk naar andere terreinen als vanuit proces en organisatie. In de regiodialoogdagen (periodiek overleg provincie met regio’s Noord, Midden en Zuid) is wederzijds (provincie en regio) uitgesproken dat de regiovisie/agenda en de provinciale agenda kunnen worden gekoppeld op gemeenschappelijke onderwerpen. Deze intenties werken gemeenten en provincie in de komende maanden verder uit. Regiovisie 3D’s De regionale gezamenlijke visie betreffende de uitwerking van de 3D’s en de positie van de burger daarin is helder. De uitwerking moet dicht bij de burger - en met die burger - gebeuren (op wijk, kern niveau). In die verbinding ligt het thema: “Niet de overheid, maar burgers zelf maken de muziek”. De centrale vraag die de regio zichzelf stelt is: Hoe zorgen we dat we als overheid faciliteren, inspireren en niet in de valkuil trappen ontwikkelingen/initiatieven van burgers over te gaan overnemen en wederom vanuit de overheid vraagstukken gaan oplossen?
2
Input hiervoor via de overlegtafel ‘vitale gemeenschappen’ is ‘pamflet 7’. Dit document bevat zeven voorwaarden die bij initiatieven in regio Noord Limburg leidend zijn1. Een tiental inwoners uit de regio hebben hier tijdens een rondetafelgesprek input voor geleverd. Opvallend is dat het pamflet geheel uitgaat van de zichzelf ontwikkelende gemeenschappen. Dit is een duidelijke visie vanuit de samenwerkende gemeenten die ook bepalend is voor de rolopvatting van de gemeenten en regio binnen Noord Limburg. Het perspectief gaat uit van de gemeenschap in plaats van de overheid. Dat levert waardevolle inzichten op hoe gemeenten zich positief kunnen verhouden tot die zich ontwikkelende gemeenschappen. De regio is bezig met het opstellen van een trainingsprogramma voor medewerkers om hierin faciliterend te kunnen zijn en zoekt onder andere ook aansluiting bij provinciale ambities Arbeidsparticipatie Begin dit jaar is een convenant gesloten over een gezamenlijke regionale werkgeversbenadering. Daarmee is wel een basis gelegd voor verdergaande samenwerking bij de aanpak van het regionale arbeidsmarktvraagstuk, waaronder expliciete aandacht voor de onderkant van de arbeidsmarkt (Participatiewet). De afspraken dienen nog wel organisatorisch te worden doorontwikkeld. Er lijkt nog veel te verbeteren van het imago van gemeenten bij werkgevers. Er zijn drie SW-bedrijven actief in de regio. Gemeenten lijken onderling nog niet even ver ten aanzien van de ontwikkeling van een te volgen strategie ten aanzien van de rol van deze bedrijven in de nabije toekomst. Mook en Middelaar Een bijzondere plek binnen de regio Noord Limburg wordt bestuurlijk ingenomen door Mook en Middelaar. Voor het sociaal domein oriënteert Mook en Middelaar zich over de provinciegrens op het noordelijk gelegen Nijmegen. In de tussenrapportage keken we naar de knelpunten die zich voordoen voor de gemeente Mook en Middelaar. We hebben daarin vastgesteld dat het gemeentebestuur van Mook en Middelaar al sinds jaar en dag gewend is soepel om te gaan met deze oriëntatie op Limburg aan de ene kant en op de Nijmeegse regio aan de andere kant. Wel was sprake van enige hinder door de verplichte congruente indeling van Mook en Middelaar bij de regio Noord-Limburg voor politie, justitie en veiligheid. Dit leidde tot efficiency. We hebben, in de wetenschap dat de betrokken overheidsinstanties bereid zijn tot pragmatische oplossingen, de provincie opgeroepen hierin een coördinerende rol in te spelen. De Commissaris van de Koning heeft aangegeven als Rijksorgaan een bemiddelende rol te willen spelen bij het vinden van pragmatische oplossing voor de hinder als gevolg van de incongruentie van rijksinstanties op het gebied van veiligheid en het sociaal domein. Venlo als centrumgemeente
1
1) Toekomstgericht denken; 2) Betekenisvolle initiatieven nemen; 3) Belang van samenwerking; 4)
Eigenaarschap; 5) Waarden; 6) Heelheid; 7) Identiteit
3
De verhoudingen binnen de regio zijn redelijk evenwichtig als het gaat om inwoneraantallen en kracht van gemeenten. Er is dan ook geen sprake van een regio die gedomineerd wordt door de centrumgemeente. Venlo geeft desalniettemin wel aan de rol van centrumgemeente niet altijd eenvoudig te vinden. De spreiding van het trekker schap voor de diverse decentralisaties over de regionale partners geeft blijk van de evenwichtige rol die Venlo speelt in de regionale samenwerking. Hier lijkt ook het elkaar gunnen en vertrouwen het uitgangspunt te zijn. Desalniettemin geeft Venlo aan het ook als haar rol te zien de regio scherp te houden. Omgekeerd lijken de gemeenten in de regio Venlo als centrumgemeente ook scherp te willen houden. Greenport Venlo & Campus Greenport Venlo (i.o.) Greenport Venlo heeft de ambitie en de potentie om een toppositie in te nemen als centrum van de agro/food business en (vers)logistiek. De governance was/is echter vergelijkbaar met een “sturende lappendeken”. Het gebied ontbeert een duidelijke trekker die de lead neemt. De bereidheid in de regio om de handen ineen te slaan is wel groot. In het proces om de doorontwikkeling van Greenport Venlo op gang te brengen en de strategische positie verder te verstevigen heeft de provincie – met instemming van de Regio Venlo – de regie genomen. Provinciale Staten hebben d.d. 31 oktober 2014 ingestemd met het plan van aanpak programma Greenport Venlo. Hierin zijn 3 programmalijnen gedefinieerd waarin de komende 10 jaar wordt geïnvesteerd: 1. Een aantrekkelijk en wervend werklandschap met als doel de realisatie van goed geoutilleerde bedrijventerreinen, met concurrerende grondprijzen en een adequate organisatie en exploitatie(s) 2. Een toegesneden kennislandschap met als doel de realisatie van op de markt toegesneden onderwijs en (toegepast) onderzoek, inclusief de fysieke en intellectuele infrastructuur voor innovatie en valorisatie Plus de organisatie van een betere verbinding in netwerken en kennisinstellingen, bedrijven op regionaal, nationaal en internationaal niveau. Dit doel wordt bereikt door de oprichting van een Brightlands Campus Greenport Venlo waarin de triple helix in volle omvang, zowel qua partners, inhoud als participatie, gestalte krijgt. 3. Infrastructuur en faciliteiten met als doel het bijdragen aan voorzieningen voor de mensen die de transitie vormgeven, zoals huisvesting en sport- en recreatievoorzieningen voor studenten en kenniswerkers in Venlo en het verbeteren van de bestaande infrastructuur in de regio Om het bedrijfsleven meer in positie te brengen wordt een Economic Development Board (EDB) ingericht waarin boegbeelden van het bedrijfsleven evenals een vertegenwoordiger van de overheden evenals van de kennisinstellingen zitting hebben. De EDB is strategisch adviseur van zowel het nieuwe ontwikkelbedrijf als de centrale campusorganisatie. Modulaire GR als vehikel De MGR als instrument kan prima bijdragen aan het structureren, formaliseren en borgen van afspraken en het gemeenschappelijk optreden. Voordeel van een MGR is dat de rechten en
4
plichten, de verantwoordelijkheden en verantwoording eenduidig zijn en wettelijk zijn verankerd. Het aangaan van een MGR is een blijk van onderling vertrouwen en commitment aan elkaar. We constateren dat de regio de MGR vooral inzet voor de beheersmatige taken die op deze wijze efficiënt kunnen worden uitgevoerd. We constateren daarnaast ook dat de MGR, vanwege het modulaire karakter, in potentie in toekomst meer operationele taken zou kunnen uitvoeren. Dit biedt perspectief voor verdergaande samenwerking. 1.1.2 Conditie van de ambtelijke organisatie(s) De gemeentelijke bestuurders geven aan het volste vertrouwen te hebben in de eigen medewerkers om goede keuzes te maken. Tegelijkertijd krijgen we signalen uit de ambtelijke organisaties dat ze soms onvoldoende handelingsruimte (discretionaire bevoegdheid) hebben om daadwerkelijk van optimale waarde te zijn. Binnen de diverse ambtelijke apparaten van de gemeenten is sprake van een proces van convergentie. De organisaties hebben bijvoorbeeld onderling nauwe afstemming over beleidsnotities en verordeningen. 1.2 De quatro helix in de regio Conditie van de regio als partner De regio gebruikt haar regionale tafels (Dit zijn zowel de overlegtafel, de transformatietafel en de beide ontwikkeltafels) als voertuig voor de realisatie van de transformatie. Aan die tafels dienen de gemeenten gezamenlijk hun weg te vinden in de arena van Noord Limburg. De vraag is daarbij in welke mate de arena in Noord Limburg op het sociaal domein met het oog op de transformatiefase al met de juiste spelers is gevuld. Ook is de vraag hoe de gemeenten (samen en/of alleen) in die arena acteren. De regio hanteert heldere uitgangspunten over het voortbouwen en aanhaken op sociale cohesie in wijken en kernen, het centraal stellen van preventie en vroeg signalering onder meer in ZAT –teams (bijv. In de gemeente Gennep), samenwerking met zorgaanbieders in wijkaanpak en de kracht van verhalen. We zien dat de regio t.b.v. de regionale afstemming tussen gemeenten en aanbieders goed gebruik maakt van de zogenaamde transformatietafels. Deze zijn oorspronkelijk ontwikkeld door de regio Maastricht Heuvelland. Wij vinden dit een geloofwaardige manier om als partner te werken aan de transformatie. Wel was, ten tijde van onze bespreking, nog veel onduidelijk over de precieze opdracht en insteek van deze tafels. De regiogemeenten hebben in 2013 convenanten gesloten met VGZ. Naar verwachting zullen deze (3) sub regionale/lokale convenanten in 2015 worden vervangen door één gezamenlijk regionaal convenant. Voor het beleidsterrein Jeugd geldt dat er afspraken zijn gemaakt voor de eerste zes maanden. Daarna moet dus weer nieuwe ronde volgen. Dat geeft enerzijds vrijheid van handelen, maar anderzijds missen de aanbieders hiermee ook de nodige vastigheid voor langere tijd. Die vastigheid kan van belang zijn om tot gezamenlijk investeren in innovatie te komen.
5
Zowel ten aanzien van de samenwerking met zorgverzekeraars als bij de samenhang tussen participatie en gezondheid is lijkt de denk- en onderzoekskracht van kennisinstellingen ons noodzakelijk. Met name Venlo heeft al wel aangegeven de inbreng van kennisinstellingen graag meer te benutten. Kracht van de regio Ons overall beeld is dat wij vertrouwen hebben in de conditie van de regio Noord Limburg. We zien bestuurders en ambtelijke organisaties die goed samenwerken. Met name het delen van verantwoordelijkheden in de verdeelde trekkersrollen voor de gemeenten spreekt ons aan. Het geeft blijk van onderlinge goede sfeer, vertrouwen en het bouwen van een krachtige coalitie. Ook de regiovisie op de 3D’s met heldere uitgangspunten voor de transformatie geeft ons vertrouwen.
6
2. Regio Midden Limburg
2.1 Conditie van de regio De regio Midden Limburg bestaat uit zeven gemeenten. De regio heeft ongeveer 235.500 inwoners. Roermond is centrumgemeente (± 57.000 inwoners). De overige gemeenten zijn:
Echt-Susteren (± 32.000 inwoners) Leudal (± 36.000 inwoners) Maasgouw (± 24.000 inwoners) Nederweert (± 16.500 inwoners) Roerdalen (± 21.000 inwoners) Weert (± 49.000)
De regio kent twee actieve sub regio’s: Midden Limburg Oost en Midden Limburg West. In Midden Limburg West vormt Weert een soort centrumgemeente voor de sub regio. In de sub regio oost vormen Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen samen de MER-gemeenten. In de regio zijn 3 SW-bedrijven actief. Nederweert zit in een SW-bedrijf met een aantal Eindhovense gemeenten. Weert deelt het SW-bedrijf met een aantal Noord Limburgse gemeenten. De GGD en AWBZ regio’s vallen samen met Noord Limburg. Voor de jeugdzorg heeft de regio gekozen voor het opsplitsen en zijn er twee jeugdzorgregio’s gemaakt (West en Oost, inclusief Roermond). 2.1.1 Conditie van het bestuur Structuur Per 1-2-2015 werkt de regio samen in de Samenwerking Midden Limburg (SML). Deze samenwerking komt voort uit de voorgaande samenwerking rond de ‘Gebiedsontwikkeling Midden Limburg’ (GOML). De SML beslaat zowel het economisch als het fysiek domein. De gemeenschappelijke agenda werkt de regio in de komende periode inhoudelijk uit. Daartoe zijn per thema trekkers aangewezen:
Energie en economisch beleid: Leudal Recreatie en toerisme: Maasgouw Landbouw en natuur: Nederweert Mobiliteit en Infrastructuur: Roermond Wonen, zorg, woonomgeving: Roerdalen Keyport: Weert
7
Het sociaal domein valt formeel nog niet onder de SML en de samenwerking op het sociaal domein is nog niet op dezelfde wijze geformaliseerd. De structuur van samenwerking binnen SML is wel beschikbaar voor toepassing op het sociaal domein. De gesprekken tussen provincie en gemeenten over het POL vinden ook binnen het SML plaats. Zo kunnen regio- en provincieagenda met gebruikmaking van SML worden verbonden. In bestuurlijke zin werkt de regio op 2 informele schalen samen. Er is zoals gezegd de regionale samenwerking in Midden Limburg. Daarnaast is er de sub regionale samenwerking in Midden Limburg Oost (Maasgouw, Echt-Susteren, Roermond Roerdalen) enerzijds en Midden Limburg West (Weert, Nederweert en Leudal) anderzijds. Daarbinnen werken de gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen op een aantal terreinen ook ambtelijk-bestuurlijk samen (MER). Roermond werkt als centrumgemeente wisselend met beide regio’s samen of op enkele terreinen met één van de twee. De regio duidt deze constructie met de overkoepelende regio en de twee sub regio’s aan als het ‘haltermodel’. Het haltermodel stelt de gemeenten in de regio in staat om, afhankelijk van het vraagstuk en de zwaarte, te kiezen voor het best passende niveau. Daardoor varieert de schaal van samenwerking per opgave. Ruwweg wordt voor de jeugdzorg samengewerkt op regionale schaal, voor de Wmo op sub regionale en lokale schaal en voor participatiewet op de schaal van de regio en de sub regio’s. Uitgangspunt is dat de gemeenten zelf doen wat ze kunnen en dat ze samen optrekken waar dat duidelijke meerwaarde biedt. De regio kiest daarin dus met overtuiging voor de samenwerking daar waar dat nodig is. Het gevolg hiervan is een overtuigende en groeiende samenwerking waarin veel resultaat geboekt wordt en waar veel aandacht en ruimte is voor de lokale belangen en verschillen. Juridische vormgeving De regiogemeenten in Midden Limburg geven zelf aan dat ze zich afvragen of de huidige lichte juridische vormgeving van de samenwerking ook voor de komende periode wel voldoende robuust zal zijn. Daarvoor geeft de regio de volgende redenen. 1. Men is zich bewust van de zware opgaves die nog op de gemeenten af zullen komen. Dit vraagt wellicht om een minder vrijblijvende vormgeving van de samenwerking. 2. Men ziet een risico dat de ‘los-vast’ samenwerking waarbij ambtenaren veel en intensief samenwerken maar bestuurlijke verankering ontbreekt, los kan gaan zingen van de bestuurlijke organisaties waarvoor ze werkt. Dit zou betekenen dat de afstand tussen de uitvoering en het bestuur toeneemt. Dit zou de beperkte (gevoelsmatige) democratische legitimiteit van de huidige samenwerkingsvorm af kunnen afzwakken. De democratische legitimiteit is hoe dan ook een aandachtspunt voor een aantal gemeenteraden. Naarmate de samenwerking meeromvattend wordt, is ook dit een belangrijk argument om te kijken naar de juridische vormgeving. 3. Tot slot speelt mee dat, wanneer meer taken gezamenlijk worden opgepakt (zoals SW, SD en WMO) de regio ook ziet dat er gezamenlijk geïnvesteerd zal worden in personeel en middelen. Voor de borging van deze belangen (werkgeverschap, allocatie van middelen) heeft de regio een voorkeur voor een robuustere samenwerkingsvorm.
8
Desgevraagd zien de gemeenten zich in de komende periode (2015 & 2016) minstens zo intensief en wellicht intensiever samenwerken. We onderschrijven de bovenstaande redenen voor het versterken van de samenwerking. We juichen het dan ook toe dat de regio de intentie heeft uitgesproken de samenwerking in de komende periode (indien noodzakelijk) te intensiveren. Welke vormen hier het best bij passen, zal nog moeten worden uitgewerkt. Bestuurlijke samenwerking De regiobijeenkomsten met de regio Midden Limburg hebben bij ons het beeld achtergelaten dat er een sterke interpersoonlijke samenwerking opgebouwd is waarbij een ontspannen sfeer hangt en waar ook open en kritisch met elkaar gesproken kán worden. De gedeelde conclusie van de bestuurders is dat de samenwerking (binnen de sub regio’s Oost en West en binnen Midden Limburg als geheel) nog nooit zo goed is geweest. Belangrijkste externe prikkel voor de krachtige samenwerking is de niet te ontkennen urgentie van de samenwerking: alléén komen de gemeenten er in elk geval niet uit. Als belangrijkste kenmerk van de goede interpersoonlijke samenwerking noemen de bestuurders de gelijkwaardigheid die binnen de regio bestaat. Een praktische en krachtige uiting daarvan is de onderlinge (bindende) afspraak die gemaakt is voor 2015 ten aanzien van budgetverrekening op de jeugdzorg. De gemeenten leggen voor 2015 alle geoormerkte budgetten voor de jeugdzorg bij elkaar en betalen daar de gezamenlijke inkoop van zorg van. Als er in een gemeente binnen de regio financiële problemen ontstaan als gevolg van incidenten, dan wordt dit vanuit de centrale gelden gedekt. Opvallend is de wijze waarop de centrumgemeenterol wordt ingevuld. Hoewel Roermond wettelijk deze rol heeft, is er in de praktijk eerder sprake van een gedeeld centrumgemeente-schap met de gemeente Weert. Daarnaast speelt mee dat de regio weinig écht kleine gemeenten kent (alleen Nederweert is kleiner dan 20.000 inwoners) en de verschillen tussen de gemeenten in de regio qua omvang dan ook te overzien zijn. Er is dan ook sprake van gelijkwaardigheid. Een aandachtspunt dat we zien is of de regio er in zal slagen voor de transformatie een aantal échte trekkers te vinden. Het lijkt ons wenselijk dat er een aantal trekkende krachten opstaan (bestuurlijk én ambtelijk) om de regio op sleeptouw te nemen. In de huidige (zeer vruchtbare) relatie lijken deze trekkers er ten aanzien van de transformatie nog niet te zijn. En het is de vraag of er op dit moment wel ruimte is voor zulke rollen, juist omdat de uitgangspunten van gelijkwaardigheid en lokale vrijheid zo krachtig zijn benoemd. Hoe dan ook overheerst in onze beleving het duidelijk positieve beeld van de samenwerking en de bestuurskracht. Betrokkenheid Gemeenteraden De rol en betrokkenheid van gemeenteraden wordt in de regio Limburg Midden actief ingevuld. Colleges van B&W praten hun raden veelvuldig bij. Ons beeld is dat dat de raden dit ook waarderen. Dit blijkt uit gesprekken met de raden en uit het gemak waarmee beleidsnota’s in de meeste raden worden vastgesteld. Daarbij is altijd kritische discussie maar vaak ook brede steun. In de vorm van de betrokkenheid van gemeenteraden bestaat verschil tussen de sub regio’s.
9
De sub regio Oost heeft gezamenlijke raadsavonden georganiseerd. De regiogemeenten geven aan dat de gemeenteraden toe zijn aan het gaan uitvoeren van de 3 decentralisaties. Er heerst een gevoel van ‘lang genoeg gepraat, nu doen’. De sub regio West doet dit zelfstandig per gemeente.
De colleges van B&W hechten er waarde aan dat de raden ook in 2015 actief worden meegenomen. Het gaat om het stimuleren van een gevoel van eigenaarschap bij de raden. De samenwerking tussen de colleges van B&W en de gemeenteraden kan in 2015 spannend worden, zo verwachten de portefeuillehouders. De gemeenteraden kiezen in het algemeen voor een inhoudelijke, niet gepolitiseerde, benadering en zijn terughoudend in het acteren op incidenten. De raden en de colleges trekken sterk samen op. De raad van Maasgouw stelt zich pro actief op betreffende contacten met raden in MER verband De rol en positie van de raden in het krachtenspel in de transformatie tussen de diverse partners en in regionaal verband is nog wel een zoektocht. Zoals ook al benoemd bij de robuustheid van samenwerking is de democratische legitimiteit een aandachtspunt in de regio Midden Limburg. Dit heeft twee kanten: enerzijds de juridische vormgeving van samenwerking maar anderzijds de betrokkenheid van de raad als volksvertegenwoordiger. Transformatie Het onderwerp van de transformatie was tot 1-1-2015 geen topprioriteit van de regio Midden Limburg. Het stond echter wel scherp op het netvlies van de bestuurders en ambtelijke organisatie. Ze zijn zich er van bewust dat de transformatie een forse uitdaging zal worden. Ook stellen ze dat juist in de transformatie de echte oplossingen liggen voor de maatschappelijke opgave waar ze gezamenlijk voor staan. Er wordt dan ook bewust voorgesorteerd op aspecten van de transformatie. Als belangrijkste onderdeel van de transformatie benoemen de gemeenten in de regio de benodigde cultuuromslag. Dit is een omslag weg van begrippen als ‘sturen van bovenop’, ‘hiërarchische relaties’ en ‘faalangst’. Het is zaak een omgeving te creëren waarin sturing van onderop plaats vindt (ruimte voor initiatief en innovatie), waar hiërarchie (tussen organisaties en binnen organisaties) niet langer de norm is en waar fout gemaakt mogen worden. De verandering van de cultuur en daaraan gekoppeld de verandering van handelen is een opgave waar de regio in zijn geheel voor moet gaan. 2015 wordt daarin voor de regio een heel belangrijk jaar, met doorloop naar 2016. Daar komen de praktische uitvoering van de transitie (nu hét hete hangijzer) en de start van de transformatie bij elkaar. De gemeenten hebben expliciet budgetten ingeruimd (percentages van de fondsen voor jeugd en AWBZ/WMO) om met de organisaties de omslag in te kunnen zetten. Wat opvalt, is dat de regio in redelijke mate (voor zover nu mogelijk is) een gedeeld beeld lijkt te hebben van de transformatie. Dit gedeelde beeld (een stip op de horizon) is in onze ogen van groot belang. We zijn het met de regio Midden Limburg eens dat de transformatie (hoe die ook precies wordt ingevuld binnen de regio) een grote opgave is waarbij de verenigde regionale kracht onontbeerlijk zal zijn. Het is dan ook zaak om als regio dit beeld te blijven ontwikkelen en te delen.
10
Dit maakt bovendien dat na 1-1-2015 snel en adequaat kan worden versneld om de transformatie in te zetten. Dat deze opgave parallel zal gaan lopen aan het afronden en borgen de transitie, is vanzelfsprekend en in onze ogen niet bezwaarlijk maar zelfs noodzakelijk. 2.1.2 Conditie van de ambtelijke organisatie(s) Ambtelijk wordt op verschillende schalen samengewerkt binnen de regio.
Er is een nog groeiende en vrij recente samenwerking op schaal van de hele regio. Hierbij zitten kwartiermakers en projectleiders vanuit alle 7 gemeenten een aantal dagen per week gezamenlijk in een kantoorgebouw. Hiermee wordt geborgd dat ook de bedrijfsvoeringsaspecten van het samenwerken niet buiten beschouwing worden gelaten (je moet het straks ook sámen uitvoeren). Daarbij komt dat de bundeling van medewerkers kwaliteiten en competenties bij elkaar brengt waardoor de kwaliteit verhoogd wordt. Voor 2015 en volgende is er de ambitie te komen tot een regionaal regieteam dat ontwikkeltafels voor de transformatie ondersteunt, stuurt op regionale keuzes en beleidsvorming, contractmanagement, informatievoorziening en het gezamenlijk aansturen van beheersmatige taken en monitoring. Daarnaast wordt in de sub regio’s samengewerkt. In de sub regio Oost (de MERgemeenten) wordt gewerkt aan het verder versterken van een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie die al operationeel is. In deze samenwerking en bundeling van medewerkers verloopt nog niet alles vlekkeloos, maar er wordt veel geleerd over samenwerken. In de sub regio West is de bundeling van krachten ambtelijk minder ver gevorderd maar de gemeenten daar willen hier de komende periode verder in groeien. De aanwezige bestuurders en ambtelijke trekkers spreken in het gesprek met ons hun vertrouwen uit in de ambtelijke kwaliteit en capaciteit. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat er met name voor nieuwe functies zoals gebiedsmanagers en zorgcoördinatoren andere competenties vereist zijn dan de traditionele competenties voor gemeente ambtenaren. De vraag is of deze competenties, met het oog op de transformatie, in voldoende mate aanwezig zijn binnen de organisaties. De regiogemeenten zetten er wel actief op in om deze competenties verder te ontwikkelen. Samen willen ze bouwen aan een transformatie-bestendige organisatie. Ze zien hier ook ondersteuningsmogelijkheden vanuit de provincie. 2.2 De quatro helix in de regio 2.2.1 Conditie van de regio als partner In de relatie met de ketenpartners speelden tot 1-1-2015 voor de regiogemeenten op dit moment vooral de trajecten rondom inkoop. De regio heeft ervoor gekozen om de inkoop samen op te pakken. De reden hiervoor is dat zo voorkomen wordt dat de gemeenten door aanbieders tegen elkaar worden uitgespeeld. Door de financiële druk vanuit Den Haag (en onduidelijkheid daarover) zijn de gemeenten de inkoop met een strakke bezuiniging ingegaan. Er is een korting van 25% gehanteerd. Tegelijkertijd zijn de ketenpartners uitgenodigd om mee te denken over de invulling hiervan. Dat is met nagenoeg alle ketenpartners gelukt, waardoor de gemeenten met vertrouwen kijken naar de
11
uitkomsten van de inkoop. Alleen binnen de inkoop van jeugdzorg is een problematische situatie ontstaan waarin gemeenten en aanbieder er niet in geslaagd zijn samen overeenstemming te bereiken over de te realiseren korting. Inmiddels zijn de partijen er wel in geslaagd tot een tijdelijke oplossing te komen. Dat neemt niet weg dat de regio er met vrijwel alle andere ketenpartners in goed gesprek uit is gekomen. Een aantal van de ketenpartners hebben de houding van Midden Limburg benoemd als hard (ten aanzien van de forse bezuiniging) maar ook duidelijk en vanuit die duidelijkheid ook constructief. Naast de keuze voor gezamenlijke inkoop heeft de regio er voor gekozen om te werken met inkoop op basis van raamcontracten. De gemeenten noemen deze constructie zelf een ‘regiemodel’. Daarin worden met meerdere aanbieders prijsafspraken gemaakt. Bewoners en cliënten kunnen zelf kiezen uit de partijen om afspraken mee te maken. Deze constructie maakt dat de aanbieders nog geen omzet-garanties hebben na afsluiten van de raamcontracten. De gedachte van de regio is dat dit innovatie en concurrentie stimuleert terwijl de burgers zoveel mogelijk keuze houden. De regiogemeenten zijn positief over de bereidheid bij aanbieders om ‘mee te transformeren. Ten aanzien van de overige ketenpartners is vermeldenswaardig dat we constateren dat de relatie met de werkgevers binnen de arbeidsmarktregio nog wel een stevige impuls kan gebruiken. De regio heeft er zelf voor gekozen een arbeidsmarktregio te willen zijn, maar geeft aan bijvoorbeeld nog geen gezamenlijke werkgeversbenadering te hebben. In de sub regio West is dit al verder ontwikkeld, en daar wil oost graag in volgen. Het is in onze optiek echter van belang dit ook op regionaal niveau snel te ontwikkelen. Daarbij zijn aandachtspunten dat de aansluiting met de kleine werkgever (onder 25 fte) moet worden meegenomen en dat er nog een scherper beeld dient te ontstaan over de rol van de (nu nog twee) SW-bedrijven in de regio. 2.2.2 Kracht Bestuurlijk en ambtelijk lijkt de conditie wat ons betreft goed op orde. De huidige regio is volgens de regiogemeenten qua omvang beperkt maar wel slagvaardig. We begrijpen de wens van gemeenten om niet te zwaar in te zetten op juridische constructies. Tegelijkertijd zien we ook voordelen van formele constructies, mits die duidelijk en eenvoudig zijn. We hebben waardering voor het flexibele schakelen dat op dit moment binnen de regio plaatsvindt (alles op de geëigende schaal), maar maken daarbij de kanttekening dat het werken met sub regio’s geen doel op zich moet worden.
12
3. Regio Westelijke Mijnstreek
3.1 Conditie van de regio De regio Westelijke Mijnstreek bestaat uit 4 gemeenten. De regio heeft ongeveer 145.000 inwoners. De centrumgemeente is Sittard-Geleen (± 94.000 inwoners). De overige gemeenten zijn: Stein (± 25.000 inwoners) Beek (± 16.000 inwoners) Schinnen (± 13.000 inwoners) De regio kenmerkt zich door sterke congruentie. Er zijn drie relevante schalen: die van de individuele gemeenten, die van de regio en die van Zuid Limburg. Op schaal van Zuid Limburg pakt de regio de Veiligheidsregio, WMO-regio, Jeugdzorgregio, AWBZ-zorgkantoor en GGD op. De regio bestaat zelf uit één UWV-regio, één SW-bedrijf en één arbeidsmarktregio gewest. 3.1.1 Conditie van het bestuur Binnen de regio Westelijke Mijnstreek voeren de gemeenten twee wekelijks bestuurlijk overleg. Daarbij gaat het zowel om college-overleggen als om overleggen tussen de portefeuillehouders sociaal. In deze overleggen komt een breed scala aan onderwerpen aan bod: het sociaal domein, cultuur, arbeidsmarkt, economie, sport, ruimte en wonen. Deze overlegstructuur wordt deels ook benut als voorportaal voor het afstemmen van de zaken die op de schaal van Zuid-Limburg zullen worden ingebracht. Ook op ambtelijk niveau vindt afstemming plaats op dezelfde onderwerpen, grotendeels ter voorbereiding van de bestuurlijke overleggen. De toekomstige uitvoering van de SW en samenhang tussen de uitvoering van de SW staan het laatste jaar maandelijks op de agenda’s van de ambtelijke en bestuurlijke overleggen. Op Zuid Limburgs niveau wordt voor alle drie de decentralisaties samengewerkt. Daarbij is het trekkerschap verdeeld over de leden van het tripool-overleg (Heerlen, Maastricht en Sittard-Geleen). Heerlen is daarbinnen voor Zuid Limburg verantwoordelijk voor de participatiewet. Maastricht trekt de jeugdzorg (o.a. de inkoop voor heel Zuid Limburg). Sittard-Geleen is verantwoordelijk voor de Wmo, met daarbij de kanttekening dat de rol van Sittard-Geleen voor Zuid Limburg in zijn geheel beperkt wordt door het lokale karakter van de Wmo. Via de overlegtafels in Zuid Limburg is er een koppeling tussen LED en het sociaal domein.
13
Bij de bestuurlijke aanbesteding zijn de vier gemeenten gezamenlijk opgetreden. Dit is gebeurd in het partnership model en resultaatgericht. Niet uurtjes, maar het beoogd resultaat dat samen met cliënt is bepaald stonden voorop. Robuustheid van samenwerking De bestuurders hebben aangegeven dat na de verkiezingen in 2014 rust ontstaan is in de samenwerking in de regio. Met de verkiezingen en de nieuwe colleges is ook de keuze van de kleine gemeenten in de regio om zelfstandig te blijven voor de komende vier jaar herbevestigd. Tegelijkertijd is het besef daar dat deze zelfstandigheid mogelijk is bij de gratie van grotere verbanden en taken die daar belegd zijn (regio Westelijke Mijnstreek, Zuid Limburg). VONSS De samenwerking van de VONSS-gemeenten is daarbij een extra vangnet voor de gemeente Schinnen, de kleinste van de 4 gemeenten. De vijf deelnemers in de VONSS vinden in de themagewijze samenwerking op beleid en uitvoeringsniveau een manier om de beperkingen in capaciteit als gevolg van hun kleine schaal op te vangen. De deelname van Schinnen in de VONSS- samenwerking is op zich geen belemmering of knelpunt voor de samenwerking in Westelijke Mijnstreek. Echter, soms werd het in het verleden ingewikkeld als de VONSSsamenwerking leidde tot keuzes van de gemeente Schinnen die niet altijd strookten met de richting of belangen van de regio Westelijke Mijnstreek. Dan ontstond er spanning. We hebben het geen concrete signalen ontvangen dat de bovengenoemde spanning na de verkiezingen in 2014 nog is opgetreden. We hebben juist gehoord dat de situatie aanmerkelijk verbeterd is. Schinnen geeft aan een vorm gevonden te hebben waarbij de gemeente in beide verbanden naast elkaar kan opereren en in beide verbanden andere zaken haalt en brengt, zonder dat dat op gespannen voet met elkaar staat (‘schakelen tussen schalen’). Dit lijkt ook door de andere gemeenten uit de Westelijke Mijnstreek te worden onderschreven. Daarbij is het wel zaak scherp te blijven op wat binnen de regio gebeurt, en wat plaatsvindt binnen de VONSS. Duidelijk is dat de moeizame regionale samenwerking die de commissie van Geel constateerde inmiddels sterk verbeterd is. Er is veel meer duidelijkheid over en instemming met gedeelde principes en samenwerking. Het adagium ‘Regionaal wat moet, lokaal wat kan’ is het uitgangspunt. Onderling worden ervaringen en goede voorbeelden benut. Gemeente Stein In de gemeente Stein wordt hard gewerkt aan normalisering van de samenwerking tussen bestuur en ambtelijke organisatie. Er is daar binnen de gemeente zelf inmiddels sprake van een verbeterde (vertrouwens)basis. Men heeft het gevoel dat daarop kan worden voortgebouwd. Er is een sterke eigen visie en de organisatie maakt een nieuwe ontwikkeling door, mede gevoed van uit het extern onderzoek dat door Stein is ingezet.
14
Schaalniveau versus opgaven De Westelijke Mijnstreek is met 145.000 voor Limburgse begrippen een kleine regio en maakt als subregio onderdeel uit van de regio Zuid Limburg. Maastricht Heuvelland (205.000 inwoners) en Parkstad (247.000 inwoners) zijn daarin de andere twee regio’s. De arbeidsmarktregio is formeel georganiseerd op de schaal van Zuid Limburg. Vanuit het domein Werk en Inkomen is er gerichte inzet op het realiseren van:
Passend onderwijs Arbeidsparticipatie: eenduidigheid in de beleidsstukken die naar de raden zijn gegaan. De gemeenten hebben ook een gezamenlijke matrix opgesteld. Aandachtspunt daarbij is dat aandacht veel uitgaat naar de onderkant van de arbeidsmarkt maar dat ook de bovenkant van de arbeidsmarkt moet worden meegenomen. Het Kom-mit: gezelschap van lokale werkgevers om mee te denken / mee te doen rond plaatsing van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Omgaan met de spanning vraag-aanbod: hoopgeleiden gevraagd, laag opgeleiden beschikbaar. Acties: samenspel met opleidingen en het inzetten van jobcarving (in overleg met Kom-mit).
De vraag is in hoeverre die schaal en de functie van het regionaal werkbedrijf ook al feitelijk goed aansluit op de sub regio’s en arbeidsmarktdynamiek daarbinnen. Betrokkenheid Gemeenteraden In de regio wordt de betrokkenheid van raden wisselend getaxeerd. De centrumregeling met centrumfunctie voor Sittard-Geleen zorgt dat raden op sommige zaken op afstand komen te staan. Het streven van de raden is om in positie gebracht te worden, grip te houden op de materie. De regio zoekt naar mogelijkheden om die behoefte van de raden te honoreren. Als verkenners zien wij daarin een kans. Op dit moment is er in de sub regionale samenwerking veel op informele basis geregeld. Formalisering van sommige samenwerkingen zou de raden beter in positie kunnen brengen. Het zou in onze ogen dus meerdere doelen kunnen dienen als solide regionale samenwerkingsconstructies gevonden worden die door hun duidelijkheid ook meer ruimte bieden voor flexibiliteit in de omgang met raden. De gemeenteraden zijn in ieder geval goed geïnformeerd en er zijn afspraken hoe om te gaan met crisissituaties. Op het programma staat nog om de raden in regio met elkaar in verbinding te brengen. De regio constateert dat de behandelcyclus van gemeenteraden nog niet goed is afgestemd op de dynamiek van de 3D’s. Het gevolg is dat de individuele gemeenten op zoek zijn naar werkwijzen om de raad toch aangehaakt te houden. Tegelijk ontwikkelt de regio als geheel steeds meer naar een netwerksamenwerking. Die ontwikkeling stelt de gemeenteraden voor vragen over hun rol en vergt dat ze oude patronen van een regelreflex en controle deels los moeten laten. Als gezamenlijke raden hebben de gemeenteraden van Westelijke Mijnstreek de intentie uitgesproken om bij incidenten te voorkomen dat zij in een regelreflex schieten. Iedereen ziet en
15
erkent dat er handelingsruimte nodig is voor de transformatie. De gemeenteraden willen sturen op hoofdlijnen. Transformatie De gemeenten hebben al wel gezamenlijke beelden ontwikkeld over de transformatie. Tegelijkertijd moet er nog veel uitgezocht worden. Dit zal de komende periode tijd en aandacht vergen. De gemeenten in de Westelijke Mijnstreek zijn bezig een nieuwe leidende filosofie voor het omgaan met doelgroepen te ontwikkelen. Daar hoort ook een andere wijze van omgaan met aanbieders bij. De regio onderkent het belang in burgerinitiatieven, en de portefeuillehouders tonen bevlogenheid om daar op in te spelen. Ze merken daarbij wel regelmatig dat regelgeving nog in de weg staat. Transformatie hangt ook samen met gebiedsgericht werken en vereist een samenhang tussen sociaal, economisch en ruimtelijk. In de Westelijke Mijnstreek is de wil om te vernieuwen en te pionieren duidelijk aanwezig. De centrumgemeente Sittard Geleen staat in startblokken om de transformatie handen en voeten te geven. Er is een programmateam, een programmamanager en een plan. De andere gemeenten haken hierbij aan. 3.1.2 Conditie van de ambtelijke organisatie(s) Qua conditie van de ambtelijke organisaties is duidelijk dat de kleine gemeenten een zorgpunt hebben. Ze dienen massa te maken om de daadwerkelijke veranderkracht te organiseren. Voor Sittard-Geleen is dit punt minder urgent. Schinnen zet voorlopig in op de VONSS-samenwerking waarin de hoop ligt dat deze massa gevonden kan worden. De ambtelijke organisatie van Beek is druk doende een verregaande kanteling te realiseren. Stein bouwt aan een nieuwe organisatie. Dat gaat met leersessies, een uitgebreid plan van aanpak en ook het ‘openzetten van de ramen’ om frisse lucht en energie binnen te halen. Wat opvalt, is dat de ambtelijke samenwerking binnen de subregio feitelijk vrij los is. Er lijkt, voor zover ons bekend, geen sprake te zijn van ambtelijke samenvoeging of bundeling van mensen in nieuwe organisaties. Met name voor de kleinere gemeenten Schinnen, Beek en Stein is het wat ons betreft een aandachtspunt dat ze borgen dat die massa (die ze zelf benoemen als rand voorwaardelijk) ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. 3.2 De quatro helix in de regio 3.2.1 Conditie van de regio als partner De regio ervaart de (zorg)aanbieders niet altijd als bereidwillig en/of constructief. Zo schetsen de gemeenten situaties waarin aanbieders proberen de gemeenten onder druk te zetten. Ze geven daar bij aan meer geld nodig te hebben. De kortingen die de regio en de gemeenten willen doorvoeren zijn in de ogen van de aanbieders niet realistisch. Er is eenmaal per 6 weken een overlegtafel met ketenpartners. Zodoende zit regio letterlijk aan tafel met de andere partners. Ketenpartners zoeken onderling nog regelmatig naar de goede afstemming en overdacht in de zorgketen.
16
Kennispartners Als partner van kennisinstellingen is Westelijke Mijnstreek een regio die boven het maaiveld uitsteekt. Zo is de regio actief bezig met het inzetten van studenten van het WO en HO voor diverse aspecten rondom de 3Ds. De gemeenten zien hier ook een gezamenlijke opgave: het faciliteren van de samenleving om optimaal te participeren en bij te dragen. Op het thema gezondheid is er een project met Orbis waarin binnen 3 pilots wordt samengewerkt. Beeld conditie van de regio We horen en zien dat de relaties in de regio sterk verbeterd zijn. De samenwerking is geïntensiveerd. Tegelijkertijd blijft er bij de kleine gemeenten ook een hang naar eigenheid en vrijheid. We constateren dat de sub regionale kracht t.a.v. de participatiewet beperkt is. Dat betekent dat een belangrijk deel van de participatievraagstukken op de schaal van Zuid Limburg opgelost moet worden.
17
4. Regio Parkstad
De regio Parkstad bestaat uit 8 gemeenten. De regio heeft ongeveer 247.000 inwoners. De centrumgemeente is Heerlen (± 88.000 inwoners). De overige gemeenten zijn:
Onderbanken (± 7.900 inwoners) Brunssum (± 28.800 inwoners) Landgraaf (± 37.500 inwoners) Kerkrade (± 46.600 inwoners) Nuth (± 15.600 inwoners) Voerendaal (± 12.400 inwoners) Simpelveld (± 10.900 inwoners)
De regio kent twee intergemeentelijke sociale diensten (BOL en KOMPAS) en daarnaast 2 UWV-regio’s (Heerlen e.o. en Kerkrade), een gedeeld SWbedrijf met diverse gemeenten uit de regio Maastricht Heuvelland en maakt onderdeel uit van de arbeidsmarktregio Zuid Limburg, de WMO-regio Zuid-Limburg, de veiligheidsregio, de jeugdzorgregio, het AWBZ-zorgkantoor en de GGD Zuid-Limburg. Voerendaal, Onderbanken, Nuth, Schinnen en Simpelveld vormen samen de VONSS-samenwerking. 4.1 Conditie van de regio Parkstad kent een lange geschiedenis van intensieve samenwerking. Deze richt zich vanuit historie voornamelijk op het ruimtelijk en economisch domein. De regio heeft een zwaar profiel qua problematiek op het sociaal domein: hoge werkloosheid, grote WSW-populatie, relatief slechte gezondheid, sterk dynamische arbeidsmarkt). Er liggen ook grote opgaven op de domeinen ruimte en economie. Parkstad is al jaren een krimpregio. De inhoudelijke opgaven hebben gemeenten ‘gedwongen’ samen te werken. Als gevolg van intensieve samenwerking en grote schaalverschillen tussen de inliggende gemeenten is ook het onderwerp herindeling en opschaling een bekend (en verguisd) onderwerp aan de regionale tafels. De acht Parkstad gemeenten hebben tot 1-1-2014 samengewerkt binnen het bestuurlijk vehikel van een WGR+ samenwerking (stadsregio). Binnen de GR werkten gezamenlijke ambtenaren aan beleidsvraagstukken van de regio. Per 1-1-2015 is de mogelijkheid van een WGR+ samenwerking komen te vervallen. Het Rijk schrapte deze constructie.
18
Op basis van een evaluatie van de samenwerking van de Wgrplus regeling in samenhang met het wegvallen van de WGR+ samenwerking heeft de regio gekozen voor een nieuwe GR (met collegebevoegdheden, geen raadsbevoegdheden) waarin samengewerkt wordt. Deze regeling is meer open en flexibel dan de voorgaande regeling. Het aantal stafleden wordt afgebouwd. Kernagenda van de nieuwe samenwerking bestaat uit ruimte, wonen, mobiliteit en economie. De betreffende portefeuillehouders treffen elkaar aan bestuurstafels. Het AB en DB van de GR (de burgemeesters) treffen elkaar elke acht weken. Thema’s kunnen eenvoudig worden toegevoegd aan de agenda. De gemeenten hebben met elkaar afgesproken om binnen de GR gewogen meerderheidsbesluitvorming mogelijk te maken. Dit betekent dat unanimiteit niet altijd vereist is. Het sociaal domein maakt vooralsnog geen onderdeel uit van de agenda van de GR. Parkstad werkt intensief samen op het sociaal domein. De gemeenten hebben al veel bereikt samen. Zo zijn er gezamenlijke visies ontwikkeld op de WSW, de jeugdzorg en de Participatiewet. Ook trekken ze gezamenlijk op in diverse centrumregelingen, in het verbinden van wonen en de Wmo, in gezamenlijke klanttevredenheidsonderzoeken en in de VSV, CJG en Wmo. Daarnaast is er recent een gezamenlijk contract getekend tussen Parkstad en CZ, waarin samenwerking met de zorgverzekeraar wordt geregeld. Er is een groot gezamenlijk SW-bedrijf (ook buiten de regio) en er zijn vier (dit worden er drie) intergemeentelijke sociale diensten. Het UWV is apart georganiseerd voor Kerkrade. Op schaal van Zuid Limburg (bovenregionaal) wordt op alle drie de decentralisaties samengewerkt. Daarin is het trekkerschap verdeeld over de leden van tripool-overleg (Heerlen, Maastricht en Sittard-Geleen). 4.1.1 Conditie van het bestuur De gemeenten typeren hun samenwerking tijdens de regiobijeenkomst als intensief. Ze hebben niet alleen formeel maar ook informeel veel contact. Men geeft aan dat dat ook veel tijd vraagt (‘bestuurlijke drukte’) maar dat de regio er in slaagt dit functioneel te houden. En het onderlinge afstemmen levert veel op. De samenwerking is in de basis goed. Iedereen profiteert en iedereen draagt bij. We zien de positieve zaken zoals de meerderheidsbesluitvorming in de GR die getuigt van serieuze samenwerkingsintenties. In de gevoerde regiobijeenkomst zagen wij een harmonieuze regio de overtuiging uitstraalde. Tegelijkertijd zien we in Parkstad ook een zoektocht naar de juiste balans tussen samen en alleen. In bilaterale gesprekken met zowel grote als kleinere gemeenten binnen Parkstad heeft wij ook beelden ontvangen van een minder goed lopende samenwerking, soms stroeve relaties en weinig onderling vertrouwen. Ambtelijke schaalvergroting: schakelen tussen schalen De regiogemeenten ervaren zelf ook knelpunten in hun dienstverlening en kwetsbaarheid. Daar wordt verschillend op gereageerd. Zo pakken de kleine gemeenten gezamenlijk de handschoen op om vraagstukken over kwaliteit en kwetsbaarheid te beantwoorden in de VONSS samenwerking. Brunssum en Landgraaf kiezen voor een andere oplossing.
19
VONSS is een ambtelijk samenwerkingsverband tussen de gemeenten Voerendaal, Onderbanken, Nuth, Schinnen en Simpelveld. Daarvan liggen er vier in de regio Parkstad. Schinnen ligt in de regio Westelijke Mijnstreek. De insteek is vooral op een bundeling van krachten ten aanzien van uitvoering en bedrijfsvoering. Doelstelling is de ambtelijke kracht te vergroten en de kwetsbaarheid te verminderen. Uiteindelijk doel van de VONSS-gemeenten is om bestuurlijke zelfstandigheid te behouden. De VONSS-samenwerking is nog ‘in wording’, de gemeenten hebben een extern adviseur ingeschakeld om over de toekomst en koers van het samenwerkingsverband na te denken. Dit onderzoek gaat om vier scenario’s voor de toekomst van VONSS (waaronder ambtelijke en bestuurlijke fusie) en moet leiden tot besluitvorming op 1 mei 2015. Buiten de VONSS om werken de kleine gemeenten in Parkstad ook op diverse andere manieren samen. Ze geven aan dat de samenwerking op de verschillende schalen complementair is en elkaar versterkt. Een sleutel begrip in dat verband is het ‘schakelen tussen schalen’. Ze zien multi schalige samenwerking als randvoorwaarde voor het behouden van de kracht van kleine gemeenten. Die kracht ligt in het dicht bij de burgers organiseren van zorg en dienstverlening. Betrokkenheid gemeenteraden De gemeenten geven aan dat sommigen zich zorgen maken over het aangehaakt houden van de gemeenteraden. Ook zijn er zorgen over de bestuurlijke drukte (zowel voor organisatie als voor college maar ook zeker voor raad) die de vele samenwerkingen met zich meebrengen. De raden zien veel schaalniveaus voorbij komen. Budgetten worden naar hogere schaalniveaus gebracht. Er leeft binnen de raden (mede daardoor) weerstand tegen GR’en als instituut. Het gevoel van ‘Waar gaan we nog over?’ is daardoor een kwestie. Zorgwekkend wordt het als deze houding de inhoudelijke samenwerking en doorontwikkeling schaad. 4.1.2 Conditie van de ambtelijke organisatie(s) De ambtelijke organisaties op het sociaal domein in Parkstad werken samen in de vorm van een netwerksamenwerking. Daarnaast is er in de regio (zoals hierboven benoemd) op meer uitvoeringsgerichte vlakken veel samenwerking. 4.2 De quatro helix in de regio 4.2.1 Conditie van de regio als partner Alle betrokken partijen in andere kolommen (of het nu onderwijs, ketenpartners of cliënten/burgers zijn) hebben ons meegegeven de bestuurlijke zoektocht van de 8 Parkstad gemeenten te zien en te voelen. Daardoor is het soms ingewikkeld afstemmen met de regio. De zoektocht levert onduidelijkheid op. Tegelijkertijd slaagt Parkstad er in op vele vlakken tot bijzonder interessante samenwerkingen te komen met partijen uit de overige kolommen. Dit lukt doordat Parkstad zich als een ontvankelijke en enthousiaste partner opstelt. 4.2.2 Kracht We zien in Parkstad krachtige en vruchtbare samenwerking tussen ketenpartners en gemeenten, volledig in geest met de gedachte achter de quatro helix.
20
5. Regio Maastricht Heuvelland
De regio Maastricht Heuvelland bestaat uit zes gemeenten. De centrumgemeente is Maastricht (± 120.000 inwoners). De regio heeft ongeveer 205.000 inwoners. De overige gemeenten zijn:
Eijsden-Margraten (± 25.000 inwoners) Gulpen Wittem (± 14.500 inwoners) Meerssen (± 19.000 inwoners) Vaals (± 10.000 inwoners) Valkenburg (±16.500 inwoners)
De regio is opgesplitst in samenwerkingsverbanden. Er is sprake van een oost en west scheiding tussen Maastricht enerzijds en het Mergelland anderzijds. Dit is het gevolg van het historische gegeven dat Gulpen-Wittem en Vaals op onderdelen gericht waren op Oostelijke Mijnstreek Er zijn twee SW-bedrijven in de regio, drie gemeenten werken samen in een intergemeentelijke sociale dienst en de regio vormt een gewest binnen de arbeidsmarktregio Zuid Limburg. Veiligheidsregio, WMO-regio Jeugdzorgregio, AWBZ-zorgkantoor en GGD worden allen opgepakt op schaal van Zuid Limburg. De regio bestaat uit twee UWV-regio’s. 5.1 Conditie van de regio De samenwerking binnen Maastricht Heuvelland is misschien wel de minst geformaliseerde in heel Limburg. De gemeenten ontmoeten elkaar bestuurlijk en ambtelijk vaak langs informele lijnen. Dit gebeurt in de vorm van regiotafels, overleggen, afstemming of niet geformaliseerde netwerken. Maastricht is daarin een trekkende kracht. Er ligt een door alle gemeenten ondertekend convenant om te komen tot verdergaande en geformaliseerde samenwerking, maar dat is tot op heden nog niet verder opgepakt of uitgevoerd. Op schaal van Zuid Limburg wordt op alle drie de decentralisaties samengewerkt. Daarin is het trekkerschap verdeeld over de leden van tripool-overleg (Heerlen, Maastricht en Sittard-Geleen). Heerlen is daarbinnen voor Zuid Limburg verantwoordelijk voor de participatiewet. Maastricht trekt de jeugdzorg (o.a. de inkoop voor heel Zuid Limburg). Sittard-Geleen is verantwoordelijk voor de Wmo. 5.1.1 Conditie van het bestuur De samenwerking binnen Maastricht Heuvelland kenmerkt zich door een combinatie van minimalistisch pragmatisme (we doen het noodzakelijke samen en tuigen zo min mogelijk op qua
21
samenwerking) en sterke verbondenheid (vanuit saamhorigheid en relaties veel betrokkenheid en kracht stoppen in samenwerking). Het gevolg hiervan is een tot op heden simpele, goed lopende en groeiende samenwerking waarin veel resultaat geboekt wordt en waar veel aandacht en ruimte is voor de lokale belangen en verschillen. Juridische vormgeving De intergemeentelijke samenwerking is geformaliseerd met een convenant waarin bestuurlijke afspraken worden gemaakt. Er is bewust gekozen voor deze lichte vorm van juridisch borgen van de samenwerking. Ook bijvoorbeeld de gezamenlijke inkoop wordt geregeld via een gezamenlijke bestuurlijke aanbesteding waardoor geen extra juridische entiteit nodig is. Voor jeugd is wel een lichte GR van 18 gemeenten waarin de inkooporganisatie is geformaliseerd en ondergebracht bij Maastricht, vooralsnog voor 1 jaar voor alle jeugd inkoop, daarna voor zwaardere zorg. Inmiddels is er sprake van een intentie bij veel gemeenten, zeker in Maastricht Heuvelland, om het totaal te continueren, Dit is echter nog niet besloten De regiogemeenten geven desgevraagd aan dat wel de vraag is of deze lichte vormgeving van de samenwerking ook voor de komende periode voldoende robuust zal zijn. Men is zich bewust van de zwaarte van de opgaves die nog op de gemeenten af zullen komen. Ook zien de bestuurders in de toekomst meer en meer samenwerkingsverbanden samenvallen. De congruentie zal daarmee dus toenemen, zoals bijv. gemeenschappelijke sociale dienst per 1-1-2016, SW, WMO-regeling). Voor de Wmo wordt ook gewerkt aan gezamenlijk contractbeheer conform jeugd). Dit vraagt wellicht om een minder vrijblijvende vormgeving van de samenwerking om zo al deze losse samenwerkingen te bundelen. Bovendien is de beperkte democratische legitimiteit van de huidige samenwerkingsvorm een aandachtspunt. Naarmate de samenwerking meeromvattend wordt, is ook dit een belangrijk argument om te kijken naar de juridische vormgeving. Tot slot speelt mee dat, wanneer meer taken gezamenlijk worden opgepakt (zoals SW, SD en WMO), er ook gezamenlijk geïnvesteerd moet worden in personeel en middelen. Voor de borging van deze belangen (werkgeverschap, allocatie van middelen) is het in onze ogen wenselijk dit te borgen in een robuuste samenwerkingsvorm. We constateren dat de regio de ambitie heeft uitgesproken de samenwerking in de komende periode (het komende jaar) te intensiveren. Welke vorm hier precies bij hoort is nog onduidelijk. Bestuurlijk Er is qua bestuurders op het sociaal domein in onze taxatie sprake van een hecht team. Er wordt open en prettig samengewerkt en afgestemd. Dit heeft geleid tot een situatie waarin bestuurders gelijkwaardig aan elkaar zijn. Er is ook aangegeven dat de bestuurders nadrukkelijk achter elkaar willen blijven staan indien bijvoorbeeld in één gemeente een incident plaatsvindt. Juist door gezamenlijk op te trekken en elkaar te sterken kunnen de bestuurders in de eigen gemeente sterker optreden. Wat daarbij ook positief opvalt, is de ruimhartige opstelling van de bestuurders van de centrumgemeente die ruimte geven aan de overige bestuurders. Daardoor kunnen bestuurlijke trekkers binnen de regio ook daadwerkelijk ‘trekken’ aan bepaalde dossiers. Tegelijk is bij ons wel een beeld ontstaan van een samenwerking en cultuur die pragmatisch is maar die wellicht een visionaire trekker of een verbindend eindbeeld mist.
22
Betrokkenheid Gemeenteraden Zoals ook al benoemd bij de samenwerking is de democratische legitimiteit een aandachtspunt in de regio Maastricht Heuvelland. Dit heeft twee kanten: enerzijds de juridische vormgeving van samenwerking maar anderzijds de betrokkenheid van de raad als volksvertegenwoordiger. In de afgelopen periode (sinds de ronde van de commissie van Geel) is fors ingezet op het beter aanhaken van de gemeenteraden bij de 3-D’s. Dit gaat met wisselend succes (wisselende belangstelling van de verschillende raden) maar heeft als overall effect geleid tot meer wederzijds inzicht. Raadsleden hebben meer grip gekregen op de voorliggende vraagstukken (vooral m.b.t. transitie). De colleges hebben meer zicht gekregen op de informatiepositie van de raadsleden (wat weten ze, wat weten ze niet). Daardoor is het wederzijdse gesprek in kwaliteit verbeterd. Ook brengt het de raden beter in positie om hun 3 rollen in te vullen: kadersteller (beleid / begroting), controleur (evaluaties, jaarrekeningen etc.) en volksvertegenwoordiger (debat). Transformatie De regio gaf eind 2014 duidelijk aan nog niet druk bezig te zijn met de transformatie. De aandacht (bestuurlijk en ambtelijk) was nog volop gericht op de transitie. Tegelijkertijd was de regio wel bezig bepaalde aspecten van de transitie alvast op te pakken in de geest van de transformatie. Het ging dan om onderwerpen als organisatie-inrichting en –verandering (gericht op dienstverlening), het vormgeven van inkooprelaties (gericht op innovatie) en het opbouwen/uitbouwen van de relatie met de ketenpartners. De regio lijkt (nog) geen duidelijk en gedeeld beeld lijkt te hebben van wat de transformatie precies in zal gaan houden. Dit beeld (de stip op de horizon, een eindbestemming en globaal tijdpad) is in onze ogen wel van groot belang. De transformatie (hoe die ook precies wordt ingevuld binnen de regio) is een grote opgave waarbij de regionale kracht onontbeerlijk zal zijn. Het is dan ook zaak om als regio dit beeld wél te ontwikkelen en te delen. Dit maakt bovendien dat na 1-1-2015 snel en adequaat kan worden versneld om de transformatie in te zetten. Dat deze opgave parallel zal gaan lopen aan het afronden en borgen van de transitie, is vanzelfsprekend en in onze ogen niet bezwaarlijk maar zelfs noodzakelijk. 5.1.2 Conditie van de ambtelijke organisatie(s) Ambtelijk wordt er samengewerkt in een projectorganisatie rondom de 3D’s waarbij functionarissen van alle gemeenten betrokken zijn. Projectleiderschap over diverse projecten is verdeeld. De bestuurders zien een krachtige ontwikkeling in de ambtelijke samenwerking. Begin 2014 was de samenwerking nog aarzelend als gevolg van de vele onduidelijkheden. Eind 2014 was deze omgeslagen in een projectorganisatie die lol heeft in de grote veranderingen die ze moeten/mogen oppakken. Er werd met veel lof gesproken over de ambtelijke ondersteuning vanuit de projectorganisatie op het vlak van de transitie. Tegelijk geeft men, desgevraagd, aan dat er in de komende jaren, zeker met het oog op de transformatie-opgave, best geïnvesteerd zou mogen worden in de competenties van de ambtenaren. Ook zijn echte ambtelijke trekkers en vormgevers (visionairen) zeldzaam. Bovendien benoemen de bestuurders en ambtenaren dat de afstand tussen de projectorganisatie en de
23
reguliere organisaties (met name op directieniveau) te groot is. Opvallend is bijvoorbeeld dat er niet één gemeentesecretaris betrokken is bij de projectorganisatie rondom de 3D’s. Voor een dergelijk fundamentele organisatorische en politieke opgave als de 3D’s is dit opvallend. We zijn van mening dat deze punten (versterking van competenties met het oog op de transformatie en versterking betrokkenheid ambtelijke top) serieus moeten worden opgepakt en dat daarmee niet te lang moet worden gewacht. Tot slot zal de transformatie een daadwerkelijk andere werkwijze met zich meebrengen die in onze ogen ook een andere cultuur vereist. Het is voor de gemeenten in Maastricht Heuvelland een aandachtspunt deze omslag te realiseren. 5.2 De quatro helix in de regio 5.2.1 Conditie van de regio als partner Van de samenwerking met de ketenpartners zeggen de gemeenten dat deze samenwerking nog altijd groeit en verbetert. Het beeld dat bestuurlijk wordt neergezet is dat vanuit een goede traditie al jaren een goed gesprek gevoerd wordt tussen gemeenten en ketenpartners. Op het terrein van de jeugdzorg geven de gemeenten, samen met de ketenpartners, vorm aan de transformatie. 3-Dbreed zijn alle ketenpartners aangehaakt bij gemeenten. In de laatste maanden van 2014 is door de regio gekozen voor een tweeledige benadering van de ketenpartners. De regio omschrijft dit zelf als een combinatie tussen een harde en een zachte lijn. De harde lijn is die van de inkoop-mechanismen. De bestuurlijke aanbesteding is een glashelder traject met duidelijke lijnen (80% van huidig budget, voorwaarden en wensen t.a.v. innovatie). De zachte lijn wordt vormgegeven door te werken met zogeheten ‘ontwikkeltafels’ en transformatietafels. Aan deze ontwikkeltafels zijn aanbieders en gemeenten met elkaar in gesprek om invulling te geven aan de bezuinigingen en daarbinnen aan de innovatie van de dienstverlening. Aan de transformatietafels die worden gestart in 2015 wordt op verschillende niveaus (gemeenteraden, cliënten, partners, bestuurders) inhoud gegeven aan de gewenste bredere transformatie-opgave De twee lijnen lopen parallel aan elkaar. De gemeenten hebben goede ervaringen met de ontwikkeltafels en zetten deze aanpak voort in 2015. De aanvliegroute van ontwikkeltafels is inmiddels ook buiten de regio populair geworden. In elk geval in Noord Limburg gaat men, gebaseerd op deze aanpak, ook met ketenpartners in gesprek aan zogeheten transformatietafels. Wat ons is opgevallen is dat de regio er ondanks het ontbreken van allerlei formele en juridische vehikels in slaagt om grotendeels als één regio te acteren naar partners. 5.2.2 Kracht De kracht van de regio Maastricht Heuvelland ligt wat ons betreft in de goede sfeer en teamgeest van de regio. Daardoor ontstaat een hechte samenwerking die geen formalisering nodig heeft in uitgebreide constructies. Ook het samenspel tussen Maastricht (evident de grootste en volkomen onomstreden als centrumgemeente) en de overige gemeenten (Maastricht gunt trekkerschap en wil niet alles zelf sturen en bepalen) is goed en bestendig.
24