Tritium Advies B.V. Gulberg 35 5674 TE NUENEN Telefoon 040 - 2 951 951 Fax 040 - 2 951 950
Bouwbedrijf van Bree B.V. t.a.v. de heer J. Vlassak Postbus 19 5710 AA SOMEREN
Vestiging, datum Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer Gecontroleerd door Betreft
: : : : : : :
Groenstraat 27 4841 BA PRINSENBEEK Telefoon 076 - 5 429 564 Fax 076 - 5 416 894
Nuenen, 14 juni 2011 1106/010/RV Robert van de Voort 040-2907375 Marjolijn Frensch Waterparagraaf project Beemden Zuid te Heeze
E-mail
[email protected] Internet www.tritiumadvies.nl ING 66.25.72.645 K.v.K nr. 17108024
Geachte heer Vlassak, In opdracht van Bouwbedrijf van Bree B.V. is door Tritium Advies onderhavige waterparagraaf opgesteld voor het plangebied Beemden Zuid te Heeze, gemeente Heeze-Leende. Op deze locatie zullen 27 nieuwe woningen worden opgericht. Het plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Voor deze locatie wordt derhalve een nieuw bestemmingsplan opgesteld conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het kader van deze procedure dient onder andere een waterparagraaf te worden opgesteld. Inleiding Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beide is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit en verdroging te voorkomen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Nationaal waterbeleid In het afgelopen decennium heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het kabinet heeft in december 2000 voor het Waterbeleid 21e eeuw drie uitgangspunten opgesteld, te weten anticiperen in plaats van reageren, niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van vasthouden-bergen-afvoeren en meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Nieuwe plannen en projecten moeten worden getoetst aan de effecten op veiligheid, wateroverlast en verdroging. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast mag niet sluipenderwijs
1106/010/RV pagina 1 van 8
verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet en vervangt hiermee een aantal bestaande wetten, zoals het Waterbeleid 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water, op het gebied van waterbeheer. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De visie richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming vanwege veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en een aantal mogelijke technische maatregelen welke kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van vasthouden, bergen en afvoeren. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te krijgen die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wabo bevoegde gezag (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het gezag van de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de Rijkswateren). De directe lozingen vallen onder de Waterwet (Wtw). De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet milieubeheer (Wm) en vallen inmiddels onder de omgevingsvergunning (Wabo). Beleid waterschap en provincie Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om de gemeente Heeze-Leende. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. De regels zijn vastgelegd in de “Keur Waterschap De Dommel 2009”. De Dommel toetst voor vergunning en ontheffingsverlening of een activiteit of werk wordt uitgevoerd in keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden of daarbuiten. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundigbeleid kaartmateriaal vast. Voor wat betreft de aanwijzing van de gebieden waarvoor een vergunning voor het lozen in en afvoeren naar oppervlaktewateren is vereist, is dit ook een taak van het waterschap. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt uitgegaan van de begrenzing van de keurbeschermingsgebieden en attentiegebieden zoals deze is vastgelegd op de keurkaart. Het plangebied Beemden Zuid valt in het keurbeschermingsgebied en voor een klein deel in een attentiegebied. De verboden in een keurbeschermingsgebied zijn onder andere: − het graven, dempen en verleggen van waterlopen; − het leggen, verplaatsen of weghalen van duikers, stuwen, bruggen en dergelijke;
1106/010/RV pagina 2 van 8
−
−
− − −
op stroken van vier meter breed naast de hoofdwaterlopen (zgn. A-wateren) obstakels, bouwwerken en beplantingen neerzetten, omdat dit het onderhoud belemmert; op stroken van 25 meter langs beken met een natuurfunctie bouwwerken plaatsen die beekherstel bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken; op kaden ploegen, spitten, graven, motorrijden etcetera, waardoor de kade minder stevig wordt; onttrekken van grondwater; draineren in en rondom natte natuurparels.
De verplichtingen in een keurbeschermingsgebied zijn onder andere: het regelmatig schoonmaken van de waterlopen; − bij beweiding plaatsen van een afrastering; − het opruimen van specie en maaisel uit de waterlopen nadat deze zijn schoongemaakt. −
Afwijken van de verboden en verplichtingen is mogelijk als u een watervergunning van het waterschap heeft. Een aanvraag voor een watervergunning kan worden ingediend bij gemeente of waterschap met het 'aanvraagformulier watervergunning'. Voor tijdelijke grondwateronttrekkingen (bemaling, korter dan 6 maanden of minder dan 50.000 m3 per maand) is een vergunning vereist. Voor een aantal zaken geldt een vrijstelling. Het provinciaal beleid is onder andere verwoord in het Provinciaal Waterplan 2010 tot 2015. Het Provinciaal Waterplan vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. Het Waterplan houdt rekening met duurzaamheid en klimaatveranderingen. Het is een breed gedragen beleidsplan, omdat het tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel belanghebbende (water)partijen in Brabant. Gemeentelijk beleid De gemeente heeft een wettelijke zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater. Het rioleringsbeheer is een belangrijke gemeentelijke taak. De Wet milieubeheer verplicht de gemeente tot het vaststellen van een Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP). Het GRP moet op basis van de Waterwet worden verbreed met aspecten van grond- en hemelwater. In de gemeente Heeze-Leende heeft de gemeenteraad op 30 juni 2008 derhalve het Dynamisch Gemeentelijk Rioleringsplan (D-GRP) vastgesteld. In het D-GRP geeft de gemeente aan hoe ze het rioleringsstelsel beheert en onderhoudt. Daarnaast staan hierin de nieuwe projecten opgenomen die de gemeente moet uitvoeren om te voldoen aan de eisen vanuit de milieuwetgeving. De toevoeging Dynamisch slaat op het direct verwerken van de ervaringen en veranderingen. Het D-GRP kent geen vaste einddatum meer, maar is een continu (dynamisch) proces. Gebied Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied Boven Dommel. Het beleid van het waterschap is om te proberen om 100% van het verhard oppervlak af te koppelen en het schone regenwater te infiltreren in de bodem. De volgende stap is het bergen van water. Pas wanneer vasthouden en bergen niet mogelijk is kan gekozen worden voor afvoeren. De keuze van voorziening moet uiteraard afgestemd zijn op de kenmerken van de ondergrond. Uit informatie van de Wateratlas van de Provincie Noord-Brabant blijkt dat het plangebied enkel geschikt is voor het aanleggen van een bovengrondse infiltratievoorziening. De omgeving van het plangebied is
1106/010/RV pagina 3 van 8
namelijk gelegen nabij een gebied met een grondwaterdynamiek met een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) variërend van 0,40 - 1,20 m-mv en een gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) van 1,20 m-mv of dieper. Tevens is het plangebied gelegen in een gebied waar sterke kwel optreedt. In de nabije omgeving treedt tevens maaiveldkwel op. Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied (25-jaarszone). Voornoemd kaartmateriaal is opgenomen in bijlage B. Beïnvloeding van het waterhuishoudkundig systeem Door de beoogde realisatie van het bouwplan zullen er wijzigingen plaatsvinden aan de verharde oppervlakten. De waterhuishoudkundige situatie ter plaatse zal derhalve veranderen. Een aspect binnen het plangebied Beemden Zuid is de afkoppeling en eventuele infiltratie van hemelwater in de bodem. Infiltratie van hemelwater biedt namelijk voordelen tegenover de gebruikelijke afvoermethoden via het oppervlaktewater of via rioleringssystemen. Deze voordelen zijn onder andere: • verdroging van de bodem wordt tegengegaan en de natuurlijke waterkringloop wordt verbeterd; • minder of geen belasting van het rioolstelsel. Daardoor zullen minder of geen overstorten plaatsvinden, zodat minder vuillast in het oppervlaktewater terecht komt; • lagere piekaanvoer op de RioolWaterZuiveringInstallatie (RWZI); • mogelijkheid tot hergebruik van (geïnfiltreerd) water. Infiltratie van regenwater is in Nederland een relatief nieuwe ontwikkeling. In Duitsland is hiermee al meer ervaring opgedaan en is vastgelegd dat minimaal een infiltratiesnelheid (k-waarde) van 1-5 . 10-6 m/s (circa 0,09-0,43 meter/dag ofwel 3,6 - 18 mm/h) vereist is voor het succesvol toepassen van regenwaterinfiltratie. De reden die hiervoor wordt opgegeven is dat er bij lagere doorlatendheden reducerende omstandigheden kunnen optreden in de onverzadigde zone, die een ongunstige invloed kunnen hebben op het retentie- en omzettingsvermogen ervan. Daarnaast is bij lagere doorlatendheden ook een groot ruimtebeslag nodig voor het aanleggen van infiltratievoorzieningen. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat deze langer (dagen achtereen) water blijven voeren, hetgeen onwenselijk kan zijn in een (woon)omgeving. De doorlatendheid van een bodem is afhankelijk van vele factoren, onder meer poriëngrootte, de continuïteit van de poriën, de poriënvorm, het poriënaantal, de geometrie van de poriënkanalen en de diepte tot de grondwaterstand. De poriëngrootte en de verdeling ervan hangen in de eerste plaats van de bodemsoort en de bodemstructuur af. Bovendien is de doorlatendheid afhankelijk van de verzadigingsgraad en kan ze beïnvloed worden door micro-organismen. Hieruit kan worden afgeleid dat de infiltratiesnelheid van de ondergrond geen constante waarde heeft, maar van plaats tot plaats varieert, waarbij zelfs op vrij kleine schaal belangrijke verschillen kunnen optreden. Locatie plangebied Het plangebied ligt aan de rand van de bebouwde kom van Heeze. Het gebied wordt ten noorden, ten westen en ten zuiden begrensd door woonhuizen. Ten oosten van het plangebied zijn agrarische percelen gelegen, waar de Grootte Aa doorheen stroomt. De omgeving kan derhalve worden beschreven als woonbebouwing omgeven door een agrarisch buitengebied. Het gebied kent geen duidelijke hoogteverschillen en is geologisch gezien gelegen in de Roerdalslenk, ten noordoosten en nabij de Feldbissbreuk, op een gemiddelde hoogte van circa 23 meter + NAP. In bijlage A is een schets van de toekomstige situatie weergegeven.
1106/010/RV pagina 4 van 8
Van het nieuwbouwplan zijn verder de volgende gegevens bekend: Locatie toekomstige bestemming totale oppervlakte plangebied bestaand verhard oppervlak totaal extra verhard oppervlak dak terreinverharding
: Beemden Zuid te Heeze; : 27 woningen met parkeervoorziening en infrastructuur; : 17.750 m2; : 0 m2; : 7.300 m2, waarvan: : 2.900 m2; : 4.400 m2.
De watersystemen zoals die in de locatie en omgeving voorkomen worden onderverdeeld in grondwater, oppervlaktewater, regenwater en afvalwater. Grondwater Het heersende grondwaterpeil ligt tussen 0,8 - 0,9 meter beneden maaiveld. De stromingsrichting van het grondwater is volgens de kaart Dienst Grondwaterverkenning TNO globaal noordwestelijk. Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van de locatie geen grootschalige grondwateronttrekkingen plaats die een directe invloed hebben op de grondwaterstand en grondwaterstroming op de locatie. Oppervlaktewateren Binnen de locatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Op een afstand van circa 100 meter ten oosten van het plangebied stroomt in noordelijke richting de “Grootte Aa”. Verder zijn in de directe omgeving diverse schouwsloten aanwezig. Ecosystemen Het plangebied ligt niet in een natuurgebied. Ook in de directe nabijheid van de locatie is geen natuurgebied gelegen. Op een afstand van circa 2.000 meter ten noordoosten van het plangebied is de Strabrechtsche Heide (natuurreservaat) gelegen. Op een afstand van circa 1.000 meter zijn de Hubertusbossen gelegen. Bodem De bovenste bodemlaag (tot 2,0 m-mv) is opgebouwd uit zeer fijn tot matig grof, zwak tot matig siltig zand. De directe omgeving van het plangebied ligt circa 0,4 meter hoger. De ontwikkelaar is derhalve voornemens het plangebied dusdanig op te hogen dat het peil van de te realiseren woningen gelijk is aan de woningen in de nabije omgeving. Bij het ophoogmateriaal dient het infiltrerend vermogen te worden bekeken. Op de onderzoekslocatie is door DvL Milieu & Techniek een verkennend bodemonderzoek (rapportnummer B-081152, d.d. 3-12-2008) uitgevoerd. Bij dit bodemonderzoek bleek de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd te zijn met cadmium, lood en zink. De ondergrond (0,5 - 2,0 m-mv) is niet verontreinigd met de onderzochte stoffen. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium, zink en naftaleen en niet verontreinigd met de overige onderzochte stoffen. Op basis van voornoemde resultaten zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen directe beperkingen en/of belemmeringen aan het gebruik van de onderzoekslocatie voor de bouw van 27 nieuwe woningen.
1106/010/RV pagina 5 van 8
Bij het voornoemde verkennend bodemonderzoek is tevens het aangrenzende perceel onderzocht. Op dit perceel is thans de Gemeentewerf van Heeze-Leende nog gevestigd. Op dit perceel is een ernstige verontreiniging met zware metalen vastgesteld. Na afvoer van de genoemde verontreinigde grond zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen directe beperkingen en/of belemmeringen aan het gebruik van de onderzoekslocatie voor de bouw van 27 nieuwe woningen. Neerslaggegevens Voor de dimensionering van de eventuele infiltratie- of bergingsvoorzieningen zijn de volgende parameters van belang: •
• •
de k-waarde van de ondergrond. Hiervoor wordt conform het in 2008 door DvL Milieu & Techniek uitgevoerde infiltratieonderzoek een gemiddelde van 1,37 meter per dag aangehouden; de afgekoppelde oppervlakken die worden aangesloten op de voorziening; de te verwachten neerslag, evenals de intensiteit ervan.
Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal ontwikkelen'. Dit houdt in dat het hemelwater dat op daken en verhardingen valt, niet versneld mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor behandeling van dit water geldt de waterkwantiteitstrits, waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 4 het minst wenselijk is: 1. hergebruiken; 2. vasthouden; 3. bergen; 4. afvoeren naar oppervlaktewater. Deze trits dient te worden doorlopen en er dient beargumenteerd te worden voor welke optie wordt gekozen. 'Vasthouden' betekent infiltratie in de bodem. Als hergebruik en (volledige) infiltratie niet mogelijk zijn, is het noodzakelijk om water te bergen of af te voeren naar oppervlaktewater. Bij 'bergen' kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een buffersloot met een geknepen afvoer naar een watergang. De te bergen hoeveelheid hemelwater dient te worden berekend met een neerslagreeks van T = 10 + 10%. De initiatiefnemer dient deze berging op eigen terrein te realiseren. De afvoer vanuit de berging mag niet meer bedragen dan de afvoer in de oorspronkelijke situatie. Deze afvoer is locatiegebonden en varieert grofweg van 0,1 tot 2 l/s/ha. Voor de projectlocatie geldt een afvoercoëfficiënt van 0,87 l/s/ha. Bij de berekeningen van de maatgevende berging en de berging bij extreme neerslag, een neerslagreeks van T = 100 + 10%, wordt derhalve uitgegaan van een gemiddelde afvoer van 0,87 l/s/ha. De maatgevende berging uitgaande van een toename van het verhard oppervlak met 7.300 m² bedraagt 337 m3 waarbij een hoeveelheid van 439 m3 geen overlast bij derden mag veroorzaken. De berekende hoeveelheid hemelwater zal in de vorm van een op het terrein nog aan te leggen infiltratievoorziening (wadi) worden geborgen. Het hemelwater wat op de verharde oppervlakken valt zal derhalve via een regenwaterriolering, of over het maaiveld, worden afgevoerd naar de infiltratievoorziening waar het kan infiltreren in de bodem. In bijlage C is de berekening van de maatgevende berging, middels het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen, weergegeven.
1106/010/RV pagina 6 van 8
Aangezien het hemelwater niet op het riool wordt afgevoerd maar op bovenstaande wijze op locatie geborgen, geïnfiltreerd en vertraagd afgevoerd wordt, dient er rekening gehouden te worden met de geconstateerde cadmium, lood en zink in de bodem. De aangetroffen verontreinigingen leveren gezien de relatief lage gehalten echter geen humane, ecologische of verspreidingsrisico’s op. Locatie en dimensionering infiltratievoorziening In de onderhavige situatie wordt ervoor gekozen om een wadi c.q. retentievijver aan te leggen als infiltratievoorziening. Een wadi is een laagte in het bodemprofiel, meestal beplant met gras, waarin het afgekoppelde regenwater zich kan verzamelen, wordt geborgen en in de bodem infiltreert. Tevens wordt een wadi een buffer bij hevige regenval. Gezien het af te koppelen dakoppervlak en terreinverharding en de te bergen “neerslaggebeurtenis” dient de wadi een minimale bergingscapaciteit van 337 m3 te hebben. In de in bijlage A opgenomen situatietekening is de locatie en de omvang van de wadi weergegeven. De wadi heeft een oppervlakte van circa 1.340 m2. Met een diepte van 0,4 m en een talud van 1:2,5 (verticaal:horizontaal) zal de bergingscapaciteit circa 510 m3 bedragen. Hierbij wordt derhalve zelfs ruimschoots voldaan aan de eis voor berging bij extreme neerslag. In onderstaand figuur 1 wordt schematisch een dwarsdoorsnede van de aan te leggen wadi weergegeven.
Figuur 1: Schematisch dwarsprofiel wadi
In de wadi dient een bovengrondse noodoverloop te worden geïnstalleerd die op het vuilwaterriool is aangesloten om zo langdurige excessieve regenbuien af te kunnen voeren en wateroverlast tot een minimum te beperken. Er dient hierbij wel te worden gewaarborgd dat geen verontreinigd (afval)water terug kan lopen in de wadi. Tevens dient er een voorziening getroffen te worden om te voorkomen dat vuil en bladeren in de wadi terecht komen en de infiltratiecapaciteit hiermee negatief beïnvloeden. Het is dan ook af te raden boven of in de directe omgeving van de infiltratievoorziening bomen of grote struiken te planten. Daar wortels juist deze “natte plekken opzoeken” en de voorziening daardoor kan dichtgroeien en verstoppen, zodat de voorziening onvoldoende of niet meer functioneert. De leeglooptijd van de wadi zal circa een halve dag bedragen. In werkelijkheid zal deze leeglooptijd waarschijnlijk iets minder bedragen. Met het berekenen van de leeglooptijd is alleen uitgegaan van de infiltratiewaarde in een verzadigde zone, terwijl er over een geringe oppervlakte ook horizontale infiltratie zal plaatsvinden.
1106/010/RV pagina 7 van 8
Materiaalgebruik Afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de grondwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Het betreft uitlogende materialen zoals zink en lood. Dat betekent dat slechts duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt worden. Overige aandachtspunten In het afwateringssysteem van de daken moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, ander sediment en dergelijke achter te houden zodat het systeem niet verstopt raakt of dicht gaat slibben in de tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven, om ze regelmatig te kunnen onderhouden en reinigen. Het is niet toegestaan chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de af te koppelen verharde oppervlakken. Het is in beperkte mate toegestaan tijdens gladheid door bevriezing of sneeuwval zout als gladheidbestrijdingsmiddel op de bestrating en parkeerplaatsen e.d. toe te passen. Een alternatief kan bijvoorbeeld zand zijn. Regelmatig onderhoud van de aanvoerzijde van de voorzieningen zal noodzakelijk zijn om te garanderen dat het systeem blijft functioneren. Ook moet de noodoverloop regelmatig worden onderhouden. Wij hopen u hiermee op passende wijze van dienst te zijn geweest.
Met vriendelijke groet, Tritium Advies B.V.
ir. R.A.C. van de Voort Projectleider RO
Bijlage A Bijlage B Bijlage C
Schets toekomstige situatie Kaartmateriaal Wateratlas van de Provincie Noord-Brabant Berekening maatgevende berging
1106/010/RV pagina 8 van 8
BIJLAGE A
BIJLAGE B
BIJLAGE C
Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Compenserende berging voor nieuw verhard gebied Algemeen Naam project:
Beemden Zuid te Heeze
Contactpersoon initiatiefnemer:
de heer J. Vlassak
Datum:
10-06-2011
10 juni 2011 Hydrologisch pagina 1 van 2neutraal ontwikkelen
Kenmerken projectgebied Bruto oppervlak projectgebied
17750
m²
Bestaand verhard oppervlak
0
m²
Nieuw totaal verhard oppervlak
7300
m²
Netto te compenseren oppervlak
7300
m²
Hiervan is type 1 (volledig verhard)
7300
m²
Hiervan is type 2 (semi-verhard)
0
m²
Infiltratiepercentage semi-verhard oppervlak
50
%
Maaiveldniveau nieuw verhard oppervlak
23.4
m + NAP
GHG
22.2
m + NAP
Infiltratiesnelheid bodem
1.37
m/dag
De waterschappen Aa & Maas en De Dommel willen met deze berekening in een vroeg stadium de betrokkenen adviseren over de eisen die de waterschappen stellen ten aanzien van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het berekende wateradvies is richtinggevend. Aan de berekening kunnen geen rechten worden ontleend.
Systeemeisen aan berging in projectgebied Dimensies voorziening Lengte voorziening
0.0
Talud voorziening (1:x)
0.0
m
Maximale peilstijging (in normaal nat jaar)
0.2
m
Maximale peilstijging bij T=10 jaar scenario
0.3
m
Maximale peilstijging bij T=100 jaar scenario
0.4
m
Afvoercoëfficiënt bij T=10 jaar scenario
0.87
l/s/ha
Afvoercoëfficiënt bij T=100 jaar scenario
1.74
l/s/ha
Afvoercoëfficiënten voorziening
Contactpersoon
Resultaten Totale benodigde berging in projectgebied Berging voor infiltratie
19
m³
Berging bij extreme neerslag T=10 jaar
337
m³
Berging bij extreme neerslag T=100 jaar
439
m³
Ruimtebeslag
96
m²
Maximale berging in normaal nat jaar
19
m³
Maximale ledigingstijd in normaal nat jaar
4
uren
Berging bij extreme neerslag T=10 jaar
29
m³
38
m³
Ruimtebeslag
1124
m²
Berging bij T=10 jaar
337
m³
Berging bij T=100 jaar
439
m³
Afvoercapaciteit bij T=10 jaar
2.3
m³/uur
0
m³
Ontwerp infiltratievoorziening
T=100 jaar
Ontwerp bergingsvoorziening voor extreme neerslagsituaties
Berging 'tussen de stoepranden' Berging bij T=100 jaar
de heer J. Llop Tel: 0411-61 86 18 Fax: 0411-61 86 88 http://www.dommel.nl Waterschap De Dommel Postbus 10.001 5280 DA Boxtel Bosscheweg 56 5283 WB Boxtel
Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Compenserende berging voor nieuw verhard gebied Toelichting
Neerslag die valt op verhard oppervlak wordt sneller naar het oppervlaktewater afgevoerd dan neerslag die op onverhard oppervlak valt. In het geval dat er
10 juni 2011 Hydrologisch pagina 2 van 2neutraal ontwikkelen
verharding wordt aangelegd op een locatie waar eerst geen verharding aanwezig was, is er dus sprake van een versnelde lozing naar het oppervlaktewater. Dit heeft gevolgen voor de aanvulling van het grondwater en de afvoer uit het projectgebied bij neerslagsituaties. Deze gevolgen dienen gecompenseerd te worden door infiltratie en berging in het projectgebied.
Opmerkingen
De waterschappen Aa & Maas en De Dommel willen met deze berekening in een vroeg stadium de betrokkenen adviseren over de eisen die de waterschappen stellen ten aanzien van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het berekende wateradvies is richtinggevend. Aan de berekening kunnen geen rechten worden ontleend.
Contactpersoon de heer J. Llop Tel: 0411-61 86 18 Fax: 0411-61 86 88 http://www.dommel.nl Waterschap De Dommel Postbus 10.001 5280 DA Boxtel Bosscheweg 56 5283 WB Boxtel
ADDENDUM Werknummer 143.07.072A datum 22 juni 2011
Bij controle door Bureau Grasveld is het volgende geconstateerd: • •
In het rapport en in de HNO -tool wordt een gemiddelde bestaande maaiveldhoogte van +23.4m NAP genoemd. Volgens de inmeting van Grasveld is dat +21.50m NAP. In het rapport en de HNO –tool is een GHG van +22.2m NAP opgenomen. Volgens de inmeting van Grasveld komt het grondwater dan boven het maaiveld uit.
Als antwoord heeft Tritium gegeven: De maaiveldhoogte zoals vermeld in het rapport is gebaseerd op gegevens uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en op wat er in de oude waterparagraaf stond geschreven. Met de postcodetool op www.ahn.nl is een indicatie van de actuele hoogte verkregen. Bovendien zou het maaiveld worden verhoogd. Dit is uiteraard ook meegenomen. Een daadwerkelijke inmeting is nauwkeuriger dan de postcodetool. Kortom, het huidige maaiveld is 21,5 meter + NAP in plaats van 23,0 meter. De GHG varieert, maar is gemiddeld 0,8 meter beneden het maaiveld (zie wateratlas). Het gebied wordt met 0,4 meter opgehoogd dus 23,4 meter wordt 21,9 meter en de GHG wordt 20,7 i.p.v.22,2.