Bots 2 | Ophoging Wajong alleen bij volledige arbeidsongeschiktheid
Bots 2 | Ophoging Wajong alleen bij volledige arbeidsongeschiktheid 2.1
Volgens de wet kun je, als er sprake is van hulpbehoevendheid, de volledige uitkering verhogen van 75% tot 85% of zelfs 100%, afhankelijk van de mate van zorgbehoefte en oppassing/handreikingsafhankelijkheid. De wet Wajong geeft regels en in de uitvoering wordt gewerkt met beleidsregels.
Casus Jan is 80-100% arbeidsongeschikt verklaard in het kader van de Wajong. Hij heeft een hoge dwarslaesie. Zijn uitkering is in verband met ‘hulpbehoevendheid’ opgehoogd tot 100% van het wettelijk minimumloon. Jan gaat werken, 25 uur per week met een loonwaarde/arbeidsprestatie van 35%. De uitkering wordt, op basis van het loon dat hij verdient, herberekend naar de klasse 65-80%. Omdat Jan niet langer 80-100% arbeidsongeschikt is, trekt het UWV de ophoging voor hulpbehoevendheid in. Zijn inkomen (loon + uitkering) bedraagt 83% van het minimumloon. De inkomsten van Jan zijn daardoor aanmerkelijk verminderd. Jan doet navraag bij de arbeidsdeskundige die uitlegt dat dit nu eenmaal beleid is en zich afvraagt of werken niet betekent dat de hulpbehoevendheid is verminderd. Jan vindt de beslissing onrechtvaardig en wil actie ondernemen om zijn werk te laten lonen.
2.2
Wetgeving Welke wet- en regelgeving speelt een rol in deze botsing? Artikel 9 van de Wajong geeft het recht op verhoging aan. Artikel 9. Verhoging arbeidsongeschiktheidsuitkering Een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, wordt, indien de jonggehandicapte verkeert in een althans voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid die geregeld oppassing en verzorging nodig maakt, voor de duur van die hulpbehoevendheid tot ten hoogste zijn grondslag verhoogd. De eerste zin vindt geen toepassing indien de jonggehandicapte in een inrichting is opgenomen en de kosten van verblijf ten laste van een zorgverzekering of een verzekering inzake ziektekosten komen. De Memorie van Toelichting op de wet legt het nog eens helder uit. Met dit artikel wordt een tegemoetkoming geregeld voor de jonggehandicapte die extra kosten maakt in verband met oppassing en verzorging. De tegemoetkoming bestaat uit een verhoging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering tot de grondslag. Het gaat om de jonggehandicapte die ten minste 80% arbeidsongeschikt is en voorlopig blijvend hulpbehoevend is. Wordt de jonggehandicapte in deze toestand opgenomen in een inrichting en worden de kosten van verblijf in die inrichting door een verzekeraar betaald, dan geldt de verhoging van de uitkering niet. Vervolgens wordt het recht in een uitvoeringsregeling nader bepaald. De ‘Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid’ geeft aan wanneer de uitkering tot 100% of tot 85% wordt opgehoogd. Artikel 2. Verhoging tot 100% 1. De uitkering wordt verhoogd tot 100% van het dagloon, het vervolgdagloon of de grondslag, dan wel tot 100/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 100/75 of 100/70 van de WGA-uitkering: a. indien de verzekerde hulp nodig heeft bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en continue oppassing noodzakelijk is; b. indien de verzekerde hulp nodig heeft bij sommige essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en continue oppassing noodzakelijk is; c. indien de verzekerde hulp nodig heeft bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en geregelde handreikingen door derden noodzakelijk zijn. 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt de uitkering slechts verhoogd tot 85% van het dagloon, het vervolgdagloon of de grondslag dan wel tot 85/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 85/75 of 85/70 van de WGA-uitkering, indien uit hoofde van een andere voorziening reeds in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging van de verzekerde wordt voorzien.
1
Artikel 3. Verhoging tot 85% 1. De uitkering wordt verhoogd tot 85% van het dagloon, het vervolgdagloon of de grondslag, dan wel tot 85/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 85/75 of 85/70 van de WGA-uitkering, indien de verzekerde hulp nodig heeft bij sommige essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en geregelde handreikingen door derden noodzakelijk zijn. 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt de uitkering niet verhoogd indien uit hoofde van een andere voorziening reeds in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging van verzekerde wordt voorzien. Artikel 4. Einde verhoging bij volledige opname Indien de verzekerde volledig wordt opgenomen in een inrichting, wordt de verhoging als bedoeld in de artikelen 2 en 3 beëindigd ingaande de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin de opname in de inrichting plaatsvond. Artikelsgewijze toelichting Artikel 2 en 3 In de mate van hulpbehoevendheid wordt een onderscheid gemaakt: bij een beperkte mate van hulpbehoevendheid wordt de uitkering gedeeltelijk verhoogd tot 85% van het dagloon of de grondslag of tot 85/75 van de arbeidsongeschiktheid dan wel tot 85/75 of 85/70 van de WGA-uitkering; bij een grotere hulpbehoevendheid wordt de uitkering volledig verhoogd tot 100% van het dagloon en de grondslag of 100/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 100/75 en 100/70 van de WGA-uitkering. Als betrokkene zodanig hulpbehoevend is dat de uitkering verhoogd zou moeten worden tot 100%, maar er een andere voorziening is die in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging voorziet, dan wordt de uitkering verhoogd tot 85%. Als betrokkene zodanig hulpbehoevend is dat de uitkering verhoogd zou moeten worden tot 85%, maar er een andere voorziening is die in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging voorziet, dan wordt de uitkering niet verhoogd. Als betrokkene hulpbehoevend is, maar volledig in een inrichting is opgenomen en de kosten van het verblijf ten laste van een zorgverzekering of een ziektekostenverzekering komen, zal UWV geen verhoging van de uitkering toekennen. Wordt betrokkene na een aanvankelijke verhoging van de uitkering opgenomen in een inrichting, dan moet UWV de verhoging beëindigen. Bij de behoefte aan oppassing en verzorging gaat het om essentiële en steeds terugkerende op de persoonlijke verzorging betrekking hebbende levensverrichtingen (zoals wassen, aankleden, toiletgang). Het gaat niet om huishoudelijke taken of vervoer. Bij voorzieningen die in de behoefte aan oppassing en verzorging voorzien, gaat het om collectieve voorzieningen (al dan niet in natura) die in beginsel voor alle ingezetenen/verzekerden op grond van de wettelijke bepalingen en al dan niet tegen betaling van een eigen bijdrage beschikbaar zijn. Uit particuliere gelden gefinancierde initiatieven, waarvan betrokkene al dan niet een deel zelf betaalt, worden hieronder niet begrepen. Bij de vraag of uit anderen hoofde een voorziening wordt ontvangen die al dan niet in belangrijke mate voorziet in de behoefte aan oppassing en verzorging, wordt gekeken naar het effect dat een dergelijke voorziening heeft op de belasting van betrokkene en diens verzorgers: als er geen vermindering in de belasting is, is er geen reden de verhoging van de uitkering te matigen. In elk geval kan het volgende worden gesteld: • Als betrokkene enkele dagen per week gebruikt maakt van een inrichting, mag worden aangenomen dat in de behoefte aan oppassing en verzorging in belangrijke mate, maar niet volledig, wordt voorzien. • Als betrokkene gebruik maakt van een school voor speciaal onderwijs, mag worden aangenomen dat in de behoefte aan oppassing en verzorging in belangrijke mate, maar niet volledig, wordt voorzien. Regulier onderwijs daarentegen zal als regel niet leiden tot een (substantieel) mindere belasting voor betrokkene en diens verzorgers. • Als verzekerde in een ADL-clusterwoning (ADL: algemene dagelijkse levensverrichtingen) verblijft dan wel hulp in natura ontvangt dan wel via een persoonsgebonden budget in staat is op zijn behoefte toegespitste voorzieningen aan te schaffen, wordt in de behoefte aan oppassing en verzorging in belangrijke mate, maar niet volledig, voorzien.
2
2.3
Analyse Hulpbehoevendheid De formulering in de wet lijkt tot verwarring te leiden. De wet geeft aan dat de ophogingsregeling bestemd is voor diegenen die volledig arbeidsongeschikt zijn (80-100%) en hulpbehoevend. Uitvoeringsorganisaties lijken daaraan de gedachtegang te ontlenen, dat bij afschatting van iemand die gaat werken (<80% arbeidsongeschiktheid), de ophoging vervalt omdat ook de mate van hulpbehoevendheid is veranderd. Dat hoeft zeker niet het geval te zijn. De mate van arbeidsongeschiktheid kan inderdaad veranderen al naar gelang men meer of minder aan het werk gaat. Maar de mate van hulpbehoevendheid verandert niet noodzakelijkerwijs als iemand gaat werken. Als een slechte handfunctie leidt tot een grote zorgbehoefte (adl-zorg bij de toiletgang en eten/ drinken), dan blijft die behoefte natuurlijk hetzelfde, ook als je door een functie bij een bedrijf zoveel verdient, dat je afgeschat wordt tot <80% arbeidsongeschiktheid. Zelfs als dat zou leiden tot een volledige beëindiging van je (Wajong) uitkering. Als je bij alle essentiële dagelijkse levenverrichtingen (adl) hulp nodig hebt en geregeld handreikingen van derden om goed te kunnen functioneren, dan kun je daar natuurlijk best bij werken. De Britse natuurkundige Stephen Hawking is daar een goed voorbeeld van, het lijkt of hij slechts met zijn ogen kan knipperen, maar zijn brein produceert treffende analyses. Hij publiceert succesvol en wordt geprezen om zijn kennis, meer dan medelijdend bejegend vanwege zijn beperking en grote zorgbehoefte. Zonder “oppassing en verzorging” was meneer Hawking ongetwijfeld geen bekendheid geworden. Maar ook dichter bij huis zijn mensen met een beperking aan het werk, die bij de dagelijkse activiteiten hulp nodig hebben en op de werkplek niet zonder intermediair voor hand- en spandiensten kunnen. Er verandert niets aan je beperkingen omdat je op een andere plek bent. Er zou daarom geen goede reden zijn om de ophoging te beperken tot volledig arbeidsongeschikten. In de onderliggende stukken bij de wetgeving (memorie van toelichting, verslaglegging kamerdebatten) komt ook op geen enkele plek aan de orde waarom daarvoor is gekozen. Waarschijnlijk bevinden de UWV-medewerkers zich in goed gezelschap en heeft de wetgever ook niet bedacht dat mensen die werken toch hulpbehoevend kunnen zijn of heeft men gedacht dat die mensen door hun inkomen in staat zijn om de meerkosten voor eigen rekening te nemen. De casus van Jan laat zien dat dit stellig niet het geval is. De meeste mensen met een grote zorgbehoefte (hulpbehoevendheid) zijn ook juist de mensen die niet fulltime kunnen werken en in enkele gevallen ook een lagere loonwaarde hebben, waardoor hun inkomsten uit arbeid sowieso lager liggen (het verschil met het functieloon wordt meestentijds niet volledig door toeslagen zoals uit de Regeling Samenloop - wetje Breman - aangevuld). Tegemoetkoming De verhoging ex artikel 9 Wajong is bedoeld om kosten te compenseren die niet door andere regelingen worden gedekt. Met name de verstrekkingen in het kader van de AWBZ vormen een voorliggende voorziening. Maar ook binnen het onderwijs (speciaal onderwijs of rugzakje/LGF) kan in zorgbehoeften voorzien worden op grond van voorliggende regelingen. Toch blijven er altijd kosten voor mensen met een grote zorgbehoefte waarvoor geen verstrekking mogelijk is. Er zijn de buren, mantelzorgers, familieleden die even langskomen, iets aanreiken, kinderen ophalen uit school, een boodschap doen, er gewoon zijn, signaleren. Ook dat brengt kosten met zich mee, al was het maar in de vorm van een bloemetje of een verjaardagscadeautje of iets lekkers bij de koffie. Andere meerkosten worden gevormd door eigen bijdragen op vervoer, hulpmiddelen als orthopedisch schoeisel en op zorg. Voor rolstoelgebonden mensen komen daar nog kosten bij aangepaste kleding en voor veel chronisch zieken zijn er extra kosten van bewassing en slijtage. Ondanks fiscale voorzieningen, blijven er altijd kosten ongedekt. Er zijn vergelijkbare tegemoetkomingen in andere regelingen. Zo is een klein bedrag in het persoonsgebonden budget (pgb) AWBZ vrij van verantwoording, juist omdat niet alle uitgaven leiden tot een salarisadministratie en bonnetjes. We kennen de TOG-regeling voor jongeren tot 18 jaar. Daar gaat het ook om kosten die gemaakt worden als derden belast worden met vormen van zorg en/of verzorgers/begeleiders overbelast worden (evenals natuurlijk betrokkene zelf). De verhoging ex artikel 9 Wajong kan eigenlijk wel gezien worden als voortzetting van de TOGregeling die stopt als je 18 bent. De ophoging ex artikel 9 Wajong begint juist als je 18 jaar bent.
3
De regels en de uitvoering De wet en de beleidsregels leggen de beoordeling van de zwaarte van de hulpbehoevendheid bij de uitvoeringsorganisatie. Er wordt in de regelingen gesproken over geregelde oppas en verzorging, alle of nagenoeg alle essentiële levensverrichtingen, over continue oppas en geregelde handreikingen, noodzakelijk of nagenoeg noodzakelijk, in meerdere mate enz. Volgens de wet en de beleidsregels moet ook de mate/omvang van een voorliggende voorziening worden gewogen. Is die dekkend of nagenoeg dekkend? Iemand van het UWV gaat dat bepalen. Er zijn daarmee nogal wat momenten dat de individuele weging van de UWV-behandelaar van de aanvraag bepalend is. Kan hij zo’n situatie overzien? Dat leidt in de praktijk tot ongelijke behandeling. De ene medewerker zal er anders naar kijken dan de ander. Als voorbeeld nemen we een reactie van een UWV-medewerker (niet degene die het dossier behandelt) op onze vraag over de casus van Jan. “Wellicht is er een oplossing mogelijk. Uw deelnemer is 25 uur gaan werken en heeft een arbeidsprestatie van 35%. Zijn arbeidsongeschiktheidspercentage komt daarmee waarschijnlijk net onder de 80% arbeidsongeschikt uit. Het probleem kan opgelost worden als uw deelnemer 20 uur gaat werken. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is dan waarschijnlijk weer hoger dan 80%. Uw deelnemer is dan volledig arbeidsongeschikt en kan, indien hij aan de voorwaarden voldoet, wel een ophoging tot 100% krijgen. Het is natuurlijk de vraag of de arbeidsdeskundige van UWV bereid is hieraan mee te werken. Maar u kunt het wel proberen.” En merkwaardig voorstel waarbij er zo creatief wordt omgaan met regels, dat het maatwerk lijkt, maar geen recht doet aan de vaardigheden van Jan en zeker onnodig een beroep doet op een (deel van) de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Jan kan immers best 25 uur werken. Juist zijn inzet van wat nog mogelijk is zou beloond moeten worden, niet het calculeren van financieel voordeel. Werk zou gewoon moeten lonen als je laat zien je uiterste best te doen.
2.4
Oplossingsrichting In ieder geval zou de beoordeling van zorgbehoefte (hulpbehoevendheid is een wat ouderwets woord) op grond van vastgestelde criteria moeten plaatsvinden die door alle, daartoe opgeleide, beoordelaars worden toegepast. Een mogelijkheid om de zorgbehoefte tot uitdrukking te laten komen bij het verrichten van werk is de 10 tot 25% ophoging onafhankelijk maken van de uitkering en de uitkeringsklasse. Het wordt daarmee een voortzetting van de Regeling TOG of, voor diegenen die geen recht deden gelden op de TOG een afzonderlijke ophoging. Het houdt een kleine wijziging in van artikel 9 Wajong (en artikel 53 en 63 WIA, 22 WAO en 10 WAZ). In ieder geval zou de zinsnede “berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer” uit de tekst moeten worden gehaald. Ook de laatste zinsnede uit het artikel waarin jongeren die in een inrichting verblijven, worden uitgesloten zou moeten worden aangepast. Er zijn immers jongeren die in een inrichting wonen, maar gewoon overdag werken. In de niet geïndiceerde zorgbehoefte op de werkplek zou een ophoging kunnen voorzien.
4