Bots 7 | No risk na claimbeoordeling Wajong
Bots 7 | No risk na claimbeoordeling Wajong 7.1
Werkgevers willen met het in dienst nemen van jongeren met een beperking zo weinig mogelijk risico lopen. De wetgever heeft ze daarom het recht gegeven op de no risk polis. Dat is een combinatie van een vangnet bij ziekte en compensatie bij nieuwe arbeidsongeschiktheid. Als de werknemer ziek is, kan de werkgever een beroep doen op artikel 29b ZW dat de directe loonkosten over de ziekteperiode aan de werkgever vergoed. Als de werknemer opnieuw arbeidsongeschikt raakt, is de werkgever geen verhoogde WIA-premie verschuldigd op grond van artikel 38 Wet Financiering sociale verzekeringen en Besluit gedifferentieerde premie WGA 2007.
Casus Nico heeft een baan gekregen bij een garagebedrijf. Hij is nu 24 jaar en dit is al zijn veertiende baan in acht jaar. Hij is de twaalf ambachten en dertien ongelukken ruimschoots voorbij. Nico was voortijdig schoolverlater. Het basisonderwijs volgde hij met veel plezier, maar het vmbo kon hem niet boeien. Hij was vaak afwezig in meerdere opzichten. Was hij wel op school, dan kon hij zich niet concentreren op de les. Hij werd een beetje de pias van de klas. Maakte veel grappen en werd de klas uitgezet en soms geschorst. Werd hij te veel door zijn ouders en leerkrachten op de huid gezeten, dan kon hij zelfs heel agressief worden. Uiteindelijk was hij meer echt afwezig en kwam hij niet meer opdagen. Zijn ouders eisen van hem dat hij aan het werk gaat en niet de hele dag rond hangt en op de zak van zijn ouders teert. Nico begint als vakkenvuller in de supermarkt, maar maakt ruzie met zijn collega’s. Hij wordt ontslagen. Hij gaat werken bij een discount voor bouwmaterialen, maar verzuimt zoveel, dat hij zijn proeftijd niet doorkomt. Hij gaat werken in een kwekerij, maar gedraagt zich onwelvoeglijk naar zijn leidinggevenden. Grote mond, minachtende taal en na het opsteken van zijn middelvinger naar de werkgever staat hij weer op straat. Het moet Nico nagegeven worden, dat hij vanaf zijn zestiende steeds geprobeerd heeft om aan de slag te komen. Ondanks alle mislukkingen probeert hij het elke keer opnieuw. Omdat hij steeds meer als prototype van een onopgevoede jongen wordt gezien, die opgroeit voor galg en rad, wordt het moeilijker om, in de kleine gemeente waar hij woont, een werkgever te vinden waar de mare over zijn agressieve en onaangepaste gedrag nog niet voor hem uit is gesneld. Uiteindelijk, als hij opnieuw op straat komt te staan, vragen zijn ouders hulp van een oom, die als jobcoach mensen met psychiatrische problematiek begeleidt. Deze oom kent de eigenaar van een garage, die een zoon heeft met een psychiatrische achtergrond, en als ‘vriendendienst’ Nico een contract wil aanbieden. Hij herkent in Nico namelijk dezelfde problemen en gedragingen als bij zijn zoon. Het werk wordt zo aangepast, dat Nico te handhaven is. De werkgever wil echter wel gebruik maken van de no riskpolis, omdat Nico regelmatig verzuimt door overbelasting en spontane ingevingen. Geen onrechtvaardige eis. Jobcoach en werkgever besluiten voor Nico een Wajonguitkering aan te vragen. De huisarts werkt mee door in zijn patiëntendossier op te rakelen dat er veel klachten waren bij Nico vanaf zijn vmbo-tijd. Een ander belangrijk argument is de arbeidsprestatie van Nico. Niet alleen werkt hij parttime vanwege het feit dat hij niet in staat is zich 40 uur te concentreren en actief te zijn, maar in de 24 uur die hij nu werkt, presteert hij minder dan vergelijkbare collega’s. De Wajongaanvraag wordt gedaan op grond van psychische problematiek. Aan Nico wordt inderdaad een Wajongrecht toegekend. Maar dat leidt niet tot de broodnodige no riskpolis. Werkgevers krijgen alleen de no riskpolis voor werknemers die er al werken, als die werknemer tijdens dat dienstverband ziek is geworden en gedeeltelijk in de WIA komt. Voor Wajongers geldt dat niet. Alleen werkgevers die een Wajonger in dienst némen hebben recht op de no riskpolis. Niet als de werknemer al in dienst ís en pas later een Wajongrecht krijgt. Het was weer anders geweest als Nico voor zijn 18e jaar de baan bij de garage was aangegaan. Dan kan het weer wel. Nu hij het dienstverband aanging op zijn 24e en pas met terugwerkende kracht zijn Wajongrecht werd vastgesteld heeft hij geen recht op de no riskpolis. “Wat onrechtvaardig” zegt de garage-eigenaar en hij veronderstelt dat hij, als Nico ooit na ziekte in de WIA belandt, ook een hogere premie moet gaan betalen. Dat is juist, hoewel dat risico bij zijn andere werknemers natuurlijk evengoed aan de orde is.
7.2
Wetgeving De no riskpolis bestaat uit twee componenten. De eerste berust op artikel 29b Ziektewet. Met dit artikel kan de werkgever de loonkosten vergoed krijgen als zijn structureel functioneel beperkte werknemer tijdens het dienstverband ziek wordt. De tweede component houdt in dat een werknemer geen nadelige gevolgen ondervindt van de gedifferentieerde premie als tijdens het dienstverband zijn structureel functioneel beperkte werknemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard in het kader van de WIA.
1
Artikel 29 b ZW 1. De werknemer: a. die onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5 recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; b. die onmiddellijk voorafgaand aan zijn dienstbetrekking met een werkgever, niet zijnde een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet Sociale Werkvoorziening, een indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van die wet had; c. van wie in een arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, of van het tijdvak, bedoeld in artikel 24 of 25, negende lid, van die wet: 1º. minder dan 35% arbeidsongeschikt is; 2º. alsmede op de eerste dag van dertien weken voorafgaand aan die dag geen dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever, tenzij de dienstbetrekking met die andere werkgever reeds bestond op de eerste dag van de wachttijd; 3º. niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere passende arbeid bij de eigen werkgever; en 4º. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever; d. die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten; of e. die geen werknemer is als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, 18 jaar is of ouder en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten; heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van de dienstbetrekking. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die, onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, naar het oordeel van de Centrale organisatie werk en inkomen een structurele functionele beperking had en voor wiens ondersteuning bij arbeidsinschakeling het college van burgemeester en wethouders, onmiddellijk voorafgaand aan die dienstbetrekking, op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet werk en bijstand verantwoordelijk was. 3. De werknemer: a. die voorafgaand aan zijn dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, recht had of heeft gehad op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten; b. die een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet Sociale Werkvoorziening; of c. wiens dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, is aangevangen voordat zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ontstond, omdat die dienstbetrekking is aangevangen voordat hij 18 jaar werd, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen na aanvang van de dienstbetrekking. Het recht op ziekengeld van de werknemer, bedoeld in onderdeel c, ontstaat niet eerder dan zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. 4. De werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en ten aanzien van wie een dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, bij diens werkgever wordt voortgezet nadat dat recht is vastgesteld, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na vaststelling van het recht op uitkering. 5. Het ziekengeld, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, bedraagt 70% van het dagloon van de verzekerde. 6. In afwijking van het vijfde lid wordt het ziekengeld in het tijdvak van 52 weken vanaf de eerste dag van ongeschiktheid tot werken van de werknemer, bedoeld in artikel 3, op verzoek van de werkgever gesteld op het dagloon, met dien verstande dat het ziekengeld niet meer kan bedragen dan de aanspraak van de werknemer op het loon dat de werkgever verschuldigd zou zijn indien daarop geen ziekengeld in mindering zou zijn gebracht. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken zijn de tweede en derde zin van artikel 29, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing. 7. Indien de werknemer, bedoeld in het derde lid, werkzaam is op een arbeidsovereenkomst als bedoeld
2
in artikel 7 van de Wet Sociale Werkvoorziening, wordt het dagloon, bedoeld in het vijfde en zesde lid, verminderd met het, naar werkdagen herleide, aan de werkgever verstrekte subsidiebedrag, bedoeld in artikel 7 van de Wet Sociale Werkvoorziening. 8. Dit artikel is niet van toepassing indien de werknemer werkzaam is in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet Sociale Werkvoorziening. 9. Ter uitvoering van het tweede lid wordt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in dat lid, de aanwezigheid van een structurele functionele beperking vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor het tweede lid en dit lid in ieder geval met betrekking tot de gegevens die bij de aanvraag worden verstrekt en de kosten die voor de beoordeling van de aanvraag bij de aanvrager in rekening worden gebracht. 10.Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het tweede lid. 11. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt op verzoek van de werknemer of de persoon die verwacht een dienstbetrekking met een werkgever te zullen aangaan een verklaring of de aanvrager naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van het eerste lid, onderdeel d of e. MvT artikel 29b ZW In artikel 29b is geregeld dat bij uitval door ziekte door een arbeidsgehandicapte als bedoeld in de Wet Rea binnen vijf jaar na indiensttreding, aanspraak bestaat op ziekengeld. Deze bepaling wordt aangepast aan de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving. Eerste lid Dit artikellid heeft dezelfde strekking als het huidige artikel 29b, eerste lid. Dit artikel regelt de hoofdregel dat de werkgever van een werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan zijn dienstbetrekking een uitkering op grond van de Wet WIA (dit kan dus zowel een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als een arbeidsongeschiktheidsuitkering betreffen) ontving, bij ziekte van die werknemer ter compensatie van de loondoorbetaling de betrokkene een ziekengelduitkering krijgt van het UWV. De periode gedurende welke de werkgever is ontslagen van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte wordt niet gewijzigd en bedraagt vijf jaar. De term arbeidsgehandicapte wordt niet meer gehanteerd in dit artikellid. De doelgroep van dit reïntegratieinstrument wordt daarom in het eerste lid met name genoemd. Deze "no-riskpolis" geldt ook gedurende vijf jaar voor de persoon die voorafgaand aan een dienstbetrekking met zijn werkgever een indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) had. Het moet dan wel gaan om een dienstbetrekking die de werknemer is aangegaan met een "reguliere" werkgever, niet zijnde een werkgever in de zin van artikel 7 WSW. Indien de dienstbetrekking door de voor de WSW-geïndiceerde is aangegaan met de laatstgenoemde werkgever, is het derde lid van toepassing en geldt een no-riskpolis voor onbeperkte duur (na aanvang van de dienstbetrekking). Opgemerkt wordt dat het feit dat men voorafgaand aan de dienstbetrekking een indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 WSW had zowel kan inhouden dat men werkzaam was in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 WSW als dat men in een dienstbetrekking met een werkgever als bedoeld in artikel 7 WSW werkzaam kon zijn. Verder wordt opgemerkt dat dit instrument niet van toepassing is indien de aangegane dienstbetrekking een dienstbetrekking is in de zin van artikel 2 WSW, hetgeen volgt uit het achtste lid. Tweede en negende lid Op grond van het tweede lid kan de no-riskpolis Ziektewet ook worden toegepast op de gemeentelijke doelgroep. Deze personen behoeven niet meer dan 35% arbeidsongeschikt te zijn, maar dienen, volgens het tweede lid, onmiddellijk voorafgaand aan de dienstbetrekking, naar het oordeel van de CWI, structurele functionele beperking te hebben, alvorens dit instrument met betrekking tot hen kan worden toegepast. Op grond van het negende lid kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld omtrent de mate van beperking als bedoeld in het tweede lid. Derde lid Op grond van het derde lid kan de no-riskpolis tevens worden toegepast indien een werkgever een Wajonggerechtigde in dienst neemt. Hierbij wordt opgemerkt dat de periode gedurende welke de werkgever is ontslagen van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte wordt uitgebreid; deze is op grond van het thans geldende artikel 29b vijf jaar en wordt op grond van het voorgestelde derde lid van onbeperkte
3
duur. Bovendien hebben ook ex-Wajong-gerechtigden (bij aanvang van een dienstverband) aanspraak op de permanente no-riskpolis. Het betreft werknemers die eerder Wajong-gerechtigd zijn geweest (de Wajong bestaat sinds 1998), maar op het moment van indiensttreding geen Wajonguitkering meer hebben. Opgemerkt wordt dat de uitbreiding van de no-riskpolis voor Wajong-gerechtigden, zowel voor wat betreft doelgroep als duur, thans ook reeds geldt op grond van artikel 8 van het Arbeidsgehandicaptebesluit. Het is echter gewenst dit ook wettelijk te regelen. Ten overvloede wordt vermeld dat Wajong-gerechtigden ook als ze na verloop van tijd volledig arbeidsgeschikt bevonden worden aanspraak houden op de no-riskpolis; dit volgt uit de tekst van het derde lid. Deze no-riskpolis voor onbeperkte duur geldt tevens voor de werknemer die een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever als bedoeld in artikel 7 WSW. Artikel 7 WSW stelt als voorwaarde voor het sluiten van zo’n arbeidsovereenkomst dat de werknemer een indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 WSW heeft. Het is mogelijk dat de werknemer met die indicatiebeschikking reeds eerder dan het aangaan van bedoelde arbeidsovereenkomst bij een (andere) werkgever als bedoeld in artikel 7 WSW werkzaam was of dat hij werkzaam was in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 WSW. Het feit dat de werknemer reeds eerder een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 of 7 van de WSW had, doet niet af aan de toepassing van artikel 29b, derde lid, onderdeel b. Vierde lid Op grond van het vierde lid is de no-riskpolis ook van toepassing indien een werkgever de dienstbetrekking met een werknemer, nadat diens recht op een uitkering op grond van de Wet WIA is vastgesteld, voortzet. Dit betekent een uitbreiding van het instrument, dat thans immers slechts kan worden toegepast bij aanvang een (nieuwe) dienstbetrekking. Vijfde, zesde, zevende en achtste lid Deze artikelleden zijn gelijkluidend aan het huidige tweede, derde, vierde en vijfde lid van artikel 29b. Niet bedoeld is hier wijzigingen in aan te brengen. Wel is in het achtste lid verwezen naar artikel 2 van de WSW om aan te geven dat het hier om een in dat artikel bedoelde dienstbetrekking gaat. Dit om het verschil met de "werkgever als bedoeld in artikel 7 van de WSW", die elders in artikel 29b ZW wordt genoemd, aan te geven. Staatsblad 703 2006 Door de toevoeging van een elfde lid aan artikel 29b ZW ontstaat de mogelijkheid voor (aspirant-) werknemers om een verklaring van het UWV te ontvangen of zij in aanmerking komen voor de no-riskpolis, bedoeld in artikel 29b, eerste lid, onderdeel d of e, ZW. De verklaring kan, indien gewenst en mits de (aspirant-)werknemer deze tijdig aanvraagt, worden afgegeven alvorens hij een dienstbetrekking aangaat. Juist met het oog op het feit dat de verklaring (ook) kan worden aangevraagd voordat de betrokkene als werknemer kan worden beschouwd, wordt in het nieuwe elfde lid naast "werknemer" ook genoemd "de persoon die verwacht een dienstbetrekking met een werkgever aan te zullen gaan". Artikel 38 WFSV Artikel 38. Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 1. Het UWV stelt vast: a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage; b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage. 2. Elk jaar wordt met ingang van 1 januari een opslag of korting vastgesteld waarmee het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid, kan worden bepaald dat de opslag of korting voor een werkgever dan wel voor categorieën van werkgevers wordt vastgesteld, waarbij de korting of opslag voor categorieën van werkgevers kan verschillen of op nihil kan worden vastgesteld. Indien een werkgever met toepassing van de artikelen 96 of 97 is aangesloten bij verschillende sectoren, wordt voor elk bedrijfsonderdeel van de werkgever waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een afzonderlijke sector, de opslag of korting toegepast als was dat bedrijfsonderdeel een afzonderlijke werkgever. Voor de werkgever die niet behoort tot een categorie als bedoeld in de tweede zin stelt de inspecteur de korting of opslag vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. 3. De inspecteur stelt in geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, de vastgestelde
4
opslag of korting, bedoeld in het tweede lid, opnieuw bij voor bezwaar vatbare beschikking vast voor de werkgever die een onderneming of een deel daarvan verkrijgt en voor de werkgever die een deel van zijn onderneming overdraagt. 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent: a. de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden vastgesteld; b. de wijze waarop de in het tweede en het derde lid bedoelde opslag en korting worden berekend; c. de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste voor een werkgever mogen gelden en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste voor een werkgever moeten gelden. 5. Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden genomen gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV. Besluit gedifferentieerde premie WGA Artikel 1. Voor de berekening van de gedifferentieerde premie op grond van artikel 38 van de Wet Financiering sociale verzekeringen over het jaar 2007 worden voor alle takken van bedrijf en beroep de navolgende premies en parameters vastgesteld: Gemiddeld premieplichtig loon: u 27.000,Grens grote/kleine werkgever: u 675.000,Gemiddeld percentage: 0,70% Maximumpremie grote werkgevers: 2,80% Maximumpremie kleine werkgevers: 2,10% Minimumpremie kleine werkgevers: 0,40% Gemiddeld werkgeversrisicopercentage: 1,39% Rekenpercentage: 0,75% Correctiefactor werkgeversrisico: 0,50 Correctiefactoren bij onvolledige periode werkgever: 1 jaar bekend: 5,14 2 jaar bekend: 2,52 3 jaar bekend: 1,67 4 jaar bekend: 1,25
7.3
Analyse Twee zaken vallen door dit praktijkvoorbeeld op. De eerste is dat (een aanzienlijk aantal) mensen met een beperking pas op latere leeftijd gebruik willen maken van een verondersteld Wajongrecht. Het is overigens niet altijd de betrokkene zelf die dat bedenkt, de laatste tijd zijn het veelal gemeenten en dienstverleners die mensen ondersteunen om alsnog te laten vaststellen dat er voor hun 18e jaar sprake zou kunnen zijn geweest van een mate van arbeidsongeschiktheid. De andere is dat de wetgever wel de mogelijkheid biedt van een verlate aanvraag, maar vervolgens andere wetgeving niet aanpast, waardoor voor Wajongers (en hun werkgevers) gelijke rechten kunnen ontstaan. De gedachtegang van de wetgever op zich is begrijpelijk. Artikel 29b ZW is vooral bedoeld om werkgevers aan te moedigen om mensen met een beperking in dienst te nemen. Het gaat daarbij om rechten te laten ontstaan door het aangaan van een dienstverband. Artikel 29b ZW is vanaf de inwerking treding in 1995 nogal eens gewijzigd. Met name de wijzigingen in verband met de inwerking treding van de Wet REA en met de intrekking van diezelfde wet bij inwerkingtreding van de WIA hebben momenten opgeleverd waar er gekeken is naar de populatie van 29b ZW. Er is eerst een verlenging van het recht geweest van 3 jaar recht tot 5 jaar. Er is gekeken naar de status arbeidsgehandicapt in plaats van een opsomming van allerhande uitkeringsgerechtigden. Later is dat niet gewijzigd in een status ‘structureel functioneel beperkt’ maar weer teruggebracht naar een opsomming van uitkeringsgerechtigden en anderen waar beperkingen verondersteld kunnen worden. Er is zelfs gewijzigd op jongeren met een beperking die nog niet in de Wajong ’zitten’ (onder de 18 jaar) of geen Wajongrecht hebben, maar wel moeizaam accelereren in hun onderwijsperiode (lid 11). In alle gevallen gaat het echter over mensen die een dienstbetrekking aangaan. De enige wijziging in 29bZW die in de buurt komt van de casus van Nico is als ook werkgevers die mensen in dienst hebben die tijdens het dienstverband arbeidsongeschikt raken, maar wel in dienst blijven (WGA-ers), recht krijgen (lid 4). Ondanks de vele publicaties dat de toename van het aantal Wajongers onder andere ligt in het feit dat er verlate aanvragen zijn (meer dan een derde van de aanvragen in 2006), wordt er niet gedacht aan een reparatie van de no riskpolis voor werknemers, ouder dan 18 jaar, die bij aanvang van hun vastgestelde Wajongrecht al in
5
loondienst zijn. Gezien de beperkte omvang van deze groep Wajong-gerechtigden ligt het niet voor de hand te denken dat de wetgever een specifieke bedoeling heeft met deze uitsluiting. De indruk is meer gerechtvaardigd dat de wetgever er helemaal niet bij stil heeft gestaan. De uitvoerder wordt wel met dit fenomeen geconfronteerd, maar ziet blijkbaar geen aanleiding de wetgever daarop te attenderen. De vrees van de garagehouder dat hij straks ook het andere deel van de no riskpolis niet kan benutten, vrijstelling van de gevolgen van premiedifferentiatie WIA, is minder rechtvaardiging voor een wetswijziging. Natuurlijk heeft hij wel een punt. Als Nico, door onbesuisdheid of onoplettendheid voortkomend uit zijn beperking, een ongeluk krijgt en daar gedeeltelijk of geheel arbeidsongeschikt van raakt, is er sprake van een claimbeoordeling WIA. Met het ontstaan van een WIA-recht wordt de premieafdracht van de garagehouder verhoogd. Nu loopt elke werkgever dit risico, ook voor werknemers zonder beperking. Maar de garagehouder, ervaringsdeskundige door zijn zoon, ziet dat Nico wellicht iets meer risico heeft op ongelukken en schade dan een vergelijkbare werknemer. Zijn zorgen zijn relevant. De no riskpolis zou deze zorgen weg kunnen nemen. Ondanks het feit dat de garagehouder het hart op de goede plek heeft, laat hij zien dat hij ook een verstandige ondernemer is. Dat zou er toe kunnen leiden dat hij het tijdelijke contract met Nico niet verlengt als hij zich niet ingedekt ziet tegen hoge kosten door ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.
7.4
Oplossingsrichting Nu we vast willen stellen dat het hier geen opzet is maar een omissie in de wetgeving ligt een kleine reparatie voor de hand. Het meest praktische is artikel 29b ZW zo te wijzigen dat, los van het aangaan van een dienstverband, een Wajongrecht op zich recht geeft op de no riskpolis. Dat zou kunnen door wijziging van artikel 29b lid 3 sub c van: c. wiens dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, is aangevangen voordat zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ontstond, omdat die dienstbetrekking is aangevangen voordat hij 18 jaar werd, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen na aanvang van de dienstbetrekking. Het recht op ziekengeld van de werknemer, bedoeld in onderdeel c, ontstaat niet eerder dan zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. in: c. wiens dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, is aangevangen voordat zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ontstond, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen na aanvang van de dienstbetrekking. De zinsnede in het huidige artikel 29b lid 3 sub ZW “Het recht op ziekengeld van de werknemer, bedoeld in onderdeel c, ontstaat niet eerder dan zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.” zou gewijzigd kunnen worden in “Het recht op ziekengeld van de werknemer, bedoeld in onderdeel c, die jonger is dan 18 jaar, ontstaat niet eerder dan zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.” Op die manier blijft de huidige strekking van het artikel intact. Overigens getuigt het op zich natuurlijk een beetje van een kruideniersmentaliteit om deze kleine groep uit te sluiten. De vraag is wat je ermee bereikt. In ieder geval dat werkgevers jongeren met een beperking onder de 18 jaar geen dienstbetrekking zullen willen aanbieden. Is dat winst? Het wetsartikel is dan weer wel van toepassing op ex-wajongers. Die zijn dan afgeschat omdat zij meer 25% dan het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Waarom hen wel het recht geven en de 16-18 jarigen niet? Tenslotte, ook mensen die tijdens een bestaand dienstverband een indicatie WSW toegekend krijgen kampen met hetzelfde probleem. Ga je het dienstverband pas aan als je de indicatie WSW hebt (in een begeleid werkenconstructie ex artikel 7 WSW) dan is er recht op de no riskpolis. Heb je al een dienstverband en volgt daarna de indicatie WSW, dan heb je dat recht niet. Er zijn zeker ook jonge mensen met een beperking en zonder Wajongrecht, die tot deze groep horen. Wellicht zou ook voor hen een soortgelijke wijziging van de wet mogelijk zijn. Lid 3 sub b zou kunnen luiden: “De werknemer, die een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet Sociale Werkvoorziening of eerder had gesloten en daarna een indicatiebeschikking ex artikel 11 WSW heeft gekregen... enz.”
6