Bossche School De architectuur van Priorij Emmaus
De Priorij is gebouwd in de jaren 1963- 1966 in de markante architectuur van De Bossche School een bouwstijl waar de benedictijner monnik Hans van de Laan o.s.b. grondlegger van was. Architect van de Priorij was Jan de Jong, een leerling van ans van der Laan. Onderstaande vind u informatie over De Bossche School, Hans van der Laan en an de Jong.
De Bossche School De Bossche School is een verzamelnaam voor een geheel an ideeën aangaande architectuur, stedenbouw, meubilair, etc., waar het gedachtegoed van de Benedictijner monnik Dom Hans van der Laan aan ten grondslag ligt. In de beslotenhei van het klooster wijdde hij zich aan een speurtocht naar de grondslagen van de architectuur. Hi rbij ontdekte hij de beginselen vo or de verhoudingenleer die later ‘het plastische getal’ zou orden genoemd. Dit is een ordening en maatverhoudingen- stelsel zowel in de natuur als in vele architectuurstr mingen in de klassieke oudheid van diverse culturen. Het bouwen is in feite h t ontnemen en verbijzonderen van een stukje natuur om de mens fysiek te beschermen met wand n, vloeren en daken; het op deze wijze expressief maken van dat omhulsel met openingen n de juiste afmetingen is architectuur. Dit geldt voor de dikte, de lengte en de breedte van d diverse onderdelen als zodanig maar ook ten opzichte van elkaar. Omdat vanaf 1946 in Den Bosch de cursus over deze vernieuwende architectuur werd gegeven, ontstond de benaming Bossche chool. Deze cursus was bedoeld om de naoorlogse kerkenbouw te ondersteunen en heeft twee generaties architecten opgeleverd.
De Dom Hans van der Laan Bij een beschouwing over architectuur ligt het niet di ect voor de hand om hierbij een relatie te leggen tussen het leven van een benedictijner monnik e de ontwikkeling van vernieuwende architectuur en meubelontwerpen. Toch was het juist in de beslotenheid van het klooster waar Dom Hans van der Laan ( 190 4- 1991) tijdens zijn opmerkelijke leven een geheel nieuw visie ontwikkelde op de essentie van architectuur en alles w t daarmee samenhangt. Het werd een levenslange zoektocht, waarbij hij steeds meer medestand rs vond. Een voortdurend zoeken naar het menselijk verblijf, naar de verhouding tussen binn n en buiten, en de meest oorspronkelijke vorm van kleding en meubilair. Zonder de bedoeling te ebben een religieuze boodschap over te willen brengen, liet Van der Laan zich zien als theore icus, ontwerper en leraar van formaat.. In de jaren dat hij zijn ideeën ontwikkelde, zouden tw e generaties ontwerpers hem met groot ontzag volgen, terwijl buitenstaanders vaak met onbegr p en verbazing van zijn werk kennisnamen. Zijn vernieuwende werk werd gekenmerkt door een a lesomvattende eenvoud die het resultaat was van een architectonische harmonieleer, geb seerd op driedimensionale maten.
Hij begon als jonge man een bouwkundestudie in Delft, aar beëindigde zijn opleiding om monnik te worden. In de beslotenheid van het klooster ou hij zich opnieuw in de architectuur verdiepen. In de vrijheid die hij hier genoot, niet be nvloed door zijn omgeving, wist hij een nieuwe architectuurvisie vorm te geven en verder te on wikkelen. Zijn duiding van de ‘architectonische ruimte’ benaderd de architectuur zowel filosofisch als technisch door zich allereerst af te vragen wat een hu s eigenlijk is. Het gaat daarbij om het afscheiden van een binnen in betrekking tot een buiten e een uiterst eenvoudig gamma van vormen en maten, uitgaande van de dikte van de wand die d kleinste maat aangeeft. De bepaling van de afmetingen van een kolom, een travee en een hel wand is daarbij het uitgangspunt. Met wanden wordt dan een galerij gemaakt, met galerijen ee zaal en met zalen een huis. Meerdere huizen doen op grotere schaal weer binnen- en buitenruimten ontstaan, maar dan bevindt men zich inmiddels op het brede terrein van de stedenbouw.
Het centrale begrip bij Van der Laan is ‘het Plastisch Getal’. Hij bedoelt daarmee: ‘Zoals wij door het gewone getal – door te tellen – ons een inzicht verschaffen in de elkaar opvolgende h eVEELheden, zo zou er ook een ‘getal’ moeten zijn dat o s vertrouwd maakt met de elkaar opvolgende hoeGROOTheden. Dit is het zogenaamde Plastisc e Getal, dat niet werkt met een getallenstelsel, maar met een matenstelsel’. Het inzicht in hoegrootheid gekoppeld aan een zuiver v rhoudingsbesef, dat is wat voor Van der Laan gebouw en meubels doortrekt. Alles wordt verbonde en geordend door dit getal, van het grootste tot het kleinste.
Dom van der Laan kreeg de gelegenheid zijn opvattingen daadwerkelijk uit te voeren als architect van zijn eigen abdij in Vaals alsmede van een abd j in het Belgische Waasmunster en één in Tomelilla in Zweden en een woonhuis in Best, inclusief de meubels. Al deze werken vertellen bovenal iets van de kloosterlijke alledag waarin ze zi n ontstaan. Als goed monnikenwerk zijn ze van een degelijke constructie. Tot rijping gekomen in e stilte van de abdij, maar evenzeer in de ruimte van de wereld en niet gebonden aan een bepaalde periode. Voor iemand die dit weet te begrijpen zelfs tijdloos. “Als we iets maken, moeten we niet letten op wat we ma en, ook niet op de mogelijkheden van het maken, maar op het maken zelf”. Met dit geloof voo ogen onderzocht hij de dingen in hun wezen en kwam hij tot heel concrete ontwerpen vo or zij kloosters in Nederland en daarbuiten. Terwijl het vo or niet- ingewijden niet makkelijk is de theorieën van Van der aan volledig te do orgronden, bieden met name de meubels een goed aankn pingspunt voor zijn opvattingen o ver ‘het echte maken’, het ritme en het samenvoegen v n dingen, van plank en klamp zoals bij de deur van een simpele boerenschuur te zien is. Van der Laan ontkende het gangbare onderscheid tussen rofane en sacrale kunst. Volgens Van der Laan wordt de ‘spirit’ of de geest van menselijke aaksels niet van bo venaf of van buitenaf gedicteerd. Dit zou immers betekenen dat de kunst slec ts sacraal of religieus kan worden door het onderwerp, het thema, de inhoud. Voor Van der Laan daarentegen behoort de vergeestelijking tot het vakmanschap van al het menselijk maken. En da proces geschiedt van beneden af, van onderuit, vanuit de materiele functie van het te m ken voorwerp. Bij het maken zelf dient de functie die het voorwerp t.a.v. het lichaam vervult voor de geest zichtbaar te worden in de uiterlijke vorm. Van der Laan noemt dit ‘de expressivi eit van eigengemaakte dingen’.
Vo or Van der Laan was er dus maar één soort kunst die owel seculiere als religieuze functies kon vervullen. Daarbij is de religieuze functie van bijvo o beeld een gebouw géén projectie van godsdienstige beelden of concepten in materiele vormen, ma r het opnemen van een architectonische ruimte in een religieuze context. De beweging is iet van boven naar beneden, maar van beneden naar boven. In 1960 publiceerde Van der Laan een Franstalige studi over het plastische getal, in 1967 in bijgewerkte vorm in het Nederlands vertaald, die in 1977 ou worden gevolgd door het boek ‘De Achitectonische Ruimte’. In 1985 zag een derde publica ie het licht: ‘Vormenspel der Liturgie’, waarin zijn these nogmaals op een meer algemene wijze ordt gepresenteerd. Hoewel hij zelf opmerkelijk weinig heeft gebouwd, kreeg Hans van der L an in 1989 de Limburgse architectuurprijs voor zijn ontwerp van een bibliotheekvleugel met trappenhuis en galerij bij zijn Benedictijnenabdij te Vaals uit 1986 en vo or zijn totale werkzaa heden ten dienste van de architectuur, op het gebied van onderwijs en uitvoering tegelijk. De architectuur van Dom Hans van der Laan leeft voort ndanks het feit dat zij in de loop van de jaren voortdurend onderwerp van discussie is geweest. aar in tegenstelling tot andere architecten, die in een volstrekt andere situatie verkeerden e moesten bouwen in een wereld waar functie, constructie, sociale betekenis en niet in de laat te plaats rendement bepalend zijn, kon Dom Hans van der Laan zijn ideeën ontwikkelen in een tamel jk besloten omgeving, aan de hand van ideale opdrachten, waarbij hij als ontwerper grote vri heid kreeg. De veranderingen in kerk en samenleving leidden uiteindelijk tot een einde van de pleiding in ‘s- Hertogenbosch. Als een visie op architectuur heeft ze echter school gemaakt. p verschillende universiteiten houdt men zich met zijn werk bezig ( Londen, Boston, Durban, N ape s, Dresden, Berlijn en Aken) .
Jan de Jong (1917 – 20 0 1)
De Brabantse architect Jan de Jong volgde na zijn hbo- opleiding te Tilburg op de cursus Kerkelijke Architectuur in het Kruithuis te ‘s–Hertogenbosch de lessen van Dom Hans van der Laan, waar hij al spoedig een van zijn briljantste leerlinge zou blijken te zijn. De monnik/ architect bleek op hem een overweldigende invloed te hebben. Jan de Jong behoorde tot de tweede generatie architecten die via de cursus in Den Bosch ken is maakten met het plastische getal. Van deze tweede generatie cursisten ontwikkelde vo oral De ong een meer eigen vormentaal op basis van het plastische getal. Hij hanteerde de theorie van Van der Laan als basis vo or zijn latere ontwerpen. Evenals Dom Hans van der Laan slaagde hij er b ter in wat afstand te nemen van het verleden. De Jong had omgekeerd ook grote invloed op d monnik. In zijn bouwwerken bracht hij de theorie van Van der Laan, waaraan deze in de ja en vijftig en zestig nog werkte, in praktijk. In zijn ontwerpen werden de in een basilicale opzet be ldbepalende elementen zoals arcaden en galerijen sterk teruggebracht. Ook historische referen ies, ornamentiek en ronde vormen die het kenmerk waren van de oorspronkelijke basilica, verdwen n uit de kerkelijke architectuur, omwille van de ultieme uitdrukking van de ontwikkelde th orie, om als het ware het plastische getal zo scherp mogelijk te laten zien. Weliswaar waren er n g steeds de banden met het verleden, maar kregen de door hem ontworpen kerkruimten een eige karakter. Tussen 1957 en 1960 baarde hij opzien met het ontwerp van drie kerken, de . Gerardus Majellakerk te Gemert, de Kerk van de Heilige Kruisvinding in Odiliapeel ( 1959) n de St. Benedictuskerk te Rijswijk ( 1958). Hiermee werd de strakke richting van de Bossch School een feit. In de jaren tussen 1963- 1966 bouwde hij Priorij Emmaus te Maarssen. Met de bouw van de Priorij werd in 1963 begonnen. Het ebouw is ontworpen door architect
de H. Gerardus Majellakerk te Gemert,
de Kerk van de Heilige Kruisvinding in Odiliapeel
de St. Benedictuskerk te Rijswijk
Priorij Emmaus te Maarssen
Priorij Emmaus Jan de Jong in de architectuurstijl van de Bossche Sch ol, waarvan dom Hans van der Laan o.s.b. de inspirator was. De Priorij heeft twee bouwlagen en is gelegen tegen ee glooiing en gedeeltelijk voorzien van een souterrain. Het is gebouwd om een rechthoekige binnenh f en opgetrokken uit lichtbruine baksteen. De bovenste strook muurwerk is met verticaal ge laatste houten delen betimmerd. Het dak is plat. Er is een lage klokkentoren links van de hoof ingang. De gevels worden gekenmerkt door een grote horizontali eit vanwege de ‘liggende’ vensters en de lengte van de gevels. De rechthoekige binnenhof heeft en omlopende loggia en in het midden een tuin. Vierkante stenen zuilen dragen de houten con tructie met het lessenaarsdak. In de tuin bevinden zich langs de randen betonnen banken en een h lfronde waterput. Net iets uit het midden bevindt zich een kruis, staande op het ‘metrisch c ntrum’, het uitgangspunt van het ontwerp van het gebouw. Rond de binnenhof loopt de kloostergang, die toegang g eft tot de, eveneens aan de binnenhof
gelegen, bibliotheek en werkkamers. Via de kloostergan komt men ook in de kerk, de kapittelzaal en de refter. De Priorij heeft een overzichtelijke indeling, die zow l bepaald is door principes van religieuze als van architectonische aard. Het ‘plastische getal’ bepa lt de vormgeving van de ruimten, de ordening hangt uiteraard nauw samen met gebruik. Op de verdieping zijn de kamers van de zusters en de g sten, in het souterrain zijn enkele dienstruimten. Het interieur is zeer sober. De vloeren zijn ver het algemeen van grindtegels, de muren wit gestuct of van schoon metselwerk. De deuren zi n van ongekleurd hout.De deuren die tot binnenruimten toegang geven zijn van horizontaal gepla tste delen, buitendeuren zijn van verticaal geplaatste delen. Boven de vensters zijn betonnen lateien. De plafonds zijn van beton, dat vanwege de ruwe bekisting een houtnerfpatroon heeft.
de kape l
de binne nhof met galrije n
de re f t e r
de re creat ie zaal