Borggravevijversstraat 9 3500 Hasselt Tel. 011 22 25 93 Fax. 011 24 20 14 E-mail:
[email protected] http://www.welcom-vzw.be
HOOROPVOEDING
Deze bundel werd samengesteld door Leo De Raeve, Josefa Jans, Ria Pans, Marleen Bammens en Yvette Vrolix
Deze informatiebundel werd gerealiseerd dankzij projectsubsidie Provincie Limburg
1.
HOOROPVOEDING Binnen de opvoeding en het onderwijs aan gehoorgestoorde kinderen neemt de hooropvoeding een belangrijke plaats in. Met hoorapparaten bedoelen we dat in de hooropvoeding van het gehoorgestoorde kind aan de hand van de beste hoorapparatuur, de nog aanwezige hoorresten optimaal zullen benutten. De hooropvoeding is één van de componenten in de totale pedagogische benadering en wordt dan ook voor elk kind opgenomen in het individueel handelingsplan. Binnen de hooropvoeding dient men immers rekening te houden met de individuele mogelijkheden van elk kind. Daarenboven zijn de gehoormogelijkheden een dynamisch gegeven die vooral tijdens de eerste levensjaren enorm kunnen beïnvloed worden. M.a.w. door goede en voldoende hoorervaringen op te doen kan een kind zijn nog aanwezige hoorresten steeds beter leren gebruiken. Maar ook de ter beschikking gestelde hoorapparatuur (steeds betere hoorapparaten, cochleaire implantatie...) heeft een enorme invloed op de hoormogelijkheden van het gehoorgestoorde kind.
1.1.
ENKELE DOELSTELLINGEN VAN HOOROPVOEDING • • • •
de gehoorgestoorde leerling proberen uit zijn akoestisch isolement te halen en vervolgens te proberen te integreren in een wereld van geluid (geluidbewust maken); omgevingsgeluiden leren waarnemen (eventueel in combinatie met het tactiele). Dit kan onder andere een groter veiligheidsgevoel (bij ouders en kind) teweegbrengen; spraakverstaan in combinatie met liplezen verbeteren; ontwikkelen van een auditieve feedback wat enorm belangrijk is voor de articulatie en de stemgeving (naar zichzelf leren luisteren); het leren ontdekken van ritmische structuren wat een enorme positieve invloed heeft op het taalgeheugen (zie ritmisch muzikale opvoeding).
Hooropvoeding is dus meer dan hoortraining (specifieke oefeningen doen op een bepaald niveau). Het kind moet immers zijn gehoorresten niet alleen leren gebruiken in het therapielokaal van de logopediste, maar gedurende de ganse dag: thuis, in de klas, in de leefgroep, op de speelplaats, op straat… Om hun gehoorvermogen gericht te oefenen dienen wij hen voortdurend op de hoogte te brengen van omringende geluiden (omgevingsgeluiden of geluiden die zijzelf maken). In klasverband kunnen wij aan hooropvoeding doen door hen bepaalde taken te geven, waardoor zij bewust meer aandacht moeten vestigen op geluiden. B.v. noteer eens welke geluiden je allemaal hoort als je aan tafel zit te eten. Naast hooropvoeding dienen wij voortdurend hooroefeningen te doen op een bepaald niveau (=hoortraining) met de bedoeling de nog aanwezige hoorresten en de hoorapparaten zo optimaal mogelijk te leren gebruiken. Deze hoortraining is niet alleen de taak van de logopediste, maar ook van de leerkracht. Nieuwe leerstof moet immers multi-sensorisch geïntegreerd zijn om nadien makkelijker te kunnen oproepen. Hooropvoeding
1
Alvorens hier dieper op in te gaan is het wel nodig om enkele basisbegrippen zoals geluid en spraakklanken, wat nader toe te lichten.
Hooropvoeding
2
1.2.
RAADGEVINGEN OM TOT EEN BETERE GELUIDSWAARNEMING TE KOMEN
1.2.1. Voor het gehoorgestoorde kind We streven ernaar dat het hoorapparaat op zo jong mogelijke leeftijd wordt aangepast en dat gehoorgestoorden, in zoveel mogelijk luisteromstandigheden, kunnen beroep doen op versterkt geluid, via het individueel hoorapparaat of cochleaire inplant. Andere geluidsbronnen, zoals radio, TV, CD, leerkracht,... gaan wij rechtstreeks (via de audio-input of de T-stand) aansluiten op de eigen oorhangers. Opm. het apparaat moet dan wel steeds gedragen worden en goed functioneren. (vertrouw hierbij niet teveel op het kind zelf) Enkele voorbeelden en tips: - de TV kan een goed middel zijn om de kinderen geluidbewust te maken. Ze zien het beeld en horen de geluiden die erbij horen. Ook het opzetten van ondertiteling tijdens een Nederlandstalige tvuitzending kan een goede auditieve oefening zijn op vlak van spraakherkenning - maak hun ook attent op toevallig voorkomende geluiden: bij het tafel dekken, in het verkeer... - indien het geluid dat zijzelf maken storend is, verbied dit niet te snel, maar maak het voor hun meer bewust: b.v. deuren smijten, voeten niet opheffen, hoorbaar eten... - leer hen ook steeds te praten met stem omwille van de auditieve feedback - geef hen opdrachten zodat zij meer op geluiden moeten letten. b.v. schrijf eens op welke geluiden je allemaal hoort van thuis tot aan de school; of welke geluiden je vanmorgen aan tafel allemaal gehoord hebt… - vooral bij kleine kinderen is het belangrijk dat geluiden niet alleen auditief worden waargenomen, maar tegelijkertijd ook tactiel (trilbox) of visueel (via tekening of visuel speech) 1.2.2.
Bij ons als horenden - Het eerste wat wij moeten doen als wij een gesprek willen hebben met een gehoorgestoord kind, is zorgen voor goede luisteromstandigheden. Namelijk: een rustige omgeving zonder omgevingslawaai. Vooral het geschuif van voeten en stoelen op de vloer kan nogal wat geluid veroorzaken. Ook het getik met bestek op tafelblad of borden kan een hinderlijk geluid geven. - Probeer de afstand tussen jezelf en het kind te beperken tot maximaal twee meter, en dit niet alleen omwille van het lipbeeld dat dan duidelijker zichtbaar is. De sterkte van het geluid neemt immers met 6 dB af per
Hooropvoeding
3
verdubbeling van de afstand. M.a.w. een geluid van 70 dB op één meter neemt toe tot 82 dB bij 25 cm (vandaar o.a. nut FM-microfoon) en neemt af tot 58dB op een afstand van 4 meter. - zorg zelf voor voldoende geluidsvolume. De stem moet in ieder geval boven het omgevingslawaai en het rumoer uitkomen (S/R 10dB). Daarnaast is echter een goede productie van de spraakklanken, de articulatie van centraal belang. Indien je hoortraining doet, denk er dan aan dat een blad voor de mond zorgt voor een geluidsverzwakking van 10 à 20 dB. 1.3.
HOORTRAINING
1.3.1. Het geluidenboek Een belangrijk onderdeel van de auditieve training in de aanvangsfase is de bewustwording van het geluid. Het is van belang om zo vroeg mogelijk het geluidsbewustzijn te activeren en te trainen. Via allerhande spelletjes en door het kind attent te maken op omgevingsgeluiden of geluiden die het zelf maakt, kunnen we het kind bewust maken van deze geluiden. Vandaar dat we op het KIDS niet alleen met een “dagboek”, maar ook met een “geluidenboek” werken. We proberen per thema te werken (herfst, feest, speelgoed, …) en het geluid te visualiseren. Dit geeft het kind een extra geheugensteun. Op deze manier gaat het kind betekenis geven aan geluiden, wat de uiteindelijke bedoeling is. Dit boekje wordt regelmatig mee naar huis gegeven, waardoor ook thuis extra aandacht aan geluidsopvoeding gegeven wordt. 1.3.2. De luisterkubus Voor de verdere auditieve training baseren we ons in het KIDS op de luisterkubus (naar het model van dhr. P. Corthals). Hoortraining houdt in dat tegelijkertijd uit elk van de drie parameters een onderdeel wordt genomen.
Hooropvoeding
4
Afhankelijk van de individuele mogelijkheden (en beperkingen) wordt dan een individueel hoortrainingsprogramma opgesteld. De drie dimensies van de kubus omvatten: 1. De oefenomstandigheden: signaal-ruisverhouding - apparatuur auditief/auditief-visuele stimulatie - open/halfopen/gesloten setting geluidsbron: radio, tv, cd, telefoon,… 2. Het oefenmateriaal: - omgevingsgeluiden - klanken - taal: onomatopeeën, woorden, accentgroepen, zinnen, tekst en gesprek - en de hierbij behorende prosodie 3. Binnen de hoortraining kunnen wij vier grote delen onderscheiden; namelijk detectie, discriminatie, identificatie, begrijpen van het geluid.
Hooropvoeding
5
•
Detectie Onder detectie van geluid verstaan wij het waarnemen van de aan- en afwezigheid van geluid. M.a.w. horen wij iets of horen wij niets. Mogelijke oefeningen - opmerken van wel/geen geluid (omgevingsgeluid) - opmerken van wel of niet spreken - opmerken van begin of einde van een geluid - opmerken van specifieke klanken - al deze oefeningen kunnen herhaald worden met omgevingslawaai. Enkele opmerkingen bij detectieoefeningen - maak de leerling regelmatig attent op omgevingsgeluiden of geluiden die hij zelf veroorzaakt - leer hem, via geluid- of spraakdetectie, zijn hoorapparaten te controleren - belangrijk is dat de leerling zelf geluiden maakt en leert waarnemen (actieve hoortraining) - train niet altijd alleen unisensorisch, maar ook multisensorisch (in combinatie met zien, voelen) - bepaalde aspecten van het geluid kunnen gevisualiseerd worden (grafische voorstelling) - wij proberen steeds te polsen of hij het geluid nog niet herkent, zodat wij naar een hoger oefenniveau kunnen overschakelen - noteer voor uzelf wat elke leerling kan en wat niet
•
Discriminatie Onder discriminatie van geluiden verstaan wij het kunnen waarnemen van verschillen en overeenkomsten tussen twee of meer geluiden. M.a.w. waarnemen of de geluiden hetzelfde of verschillend zijn. Geluiden verschillen van elkaar op basis van geluidssterkte, toonhoogte, geluidsduur en de klankkleur. Mogelijke oefeningen - discriminatie van omgevingsgeluiden - discriminatie op basis van de geluidsduur (kort/lang) - discriminatie op basis van het ritme of klemtoon - discriminatie op basis van toonhoogte en intonatie (vraagzin/bevestigende zin) - discriminatie op basis van intensiteitsverschillen van geluid (hard/zacht) - discriminatie tussen sprekers (man/vrouw/kind) - discriminatie van woorden op basis van de suprasegmentale kenmerken (lettergrepen, accent) - discriminatie van woorden op basis van de segmentale kenmerken (klankkenmerken) b.v. woorden die van elkaar verschillen door één klank (bal/bad) - discriminatie van losse klanken (oe/ie) Enkele opmerkingen - het taalkundig geheugen speelt een belangrijke rol in discriminatieoefeningen
Hooropvoeding
6
- doe zowel uni- als multisensorische oefeningen - auditieve feedback is ook hier belangrijk : laat de leerling de opdrachten zelf hardop verwoorden. - vertrek eerst vanuit grote verschillen en maak vervolgens de verschillen steeds kleiner •
Identificatie Onder identificatie van geluiden verstaan wij het kunnen koppelen van een geluidwaarneming aan de geluidsbron. Meestal wordt er geoefend in gesloten set (een beperkt aantal afleiders waartussen moet gekozen worden). Mogelijke oefeningen - identificatie van omgevingsgeluiden - identificatie van nonverbale stemgeluiden (lachen, huilen, niezen...) - identificatie van de spreker - identificatie van teksten, liedjes, versjes op basis van suprasegmentale kenmerken (liedjes herkennen op basis van melodie) - identificatie van zinnen op basis van suprasegmentale kenmerken. (zinslengte, zinsaccent of melodie) - identificatie van woorden op basis van suprasegmentale kenmerken (lengte, lettergrepen, accent) - identificatie van woorden op basis van de klank - identificatie van de klank zelf Enkele opmerkingen - het taalkundig geheugen speelt ook hierbij een belangrijke rol - visuele ondersteuning, in grafische of geschreven vorm, kan ook hier ingeschakeld worden. - indien bepaalde klankverwisselingen steeds opnieuw voorkomen, dienen wij dit door te geven aan de logopediste die hier verder specifiek kan op oefenen. - de moeilijkheidsgraad kan geleidelijk aan verhoogd worden
•
Spraakverstaan Hieronder verstaan wij dat de leerling in staat is de aangeboden woorden en zinnen in open set te herhalen. Open set betekent dat de leerling vooraf niet weet om welke oefeningen en welke oefenstof het gaat. Mogelijke oefeningen. - het verstaan van de inhoud van een bericht of verhaal, zodat de eventuele opdracht kan uitgevoerd worden. (eventueel kan zelfs via telefoon geoefend worden) - het woordelijk herkennen, verstaan en naspreken van een zin of tekst (speech tracking) - het verstaan van zinnen en zinsdelen - één of meerdere woorden veranderen in een zin - het verstaan van woorden rond een bepaald thema of situatie (vervoer, winkelen) - het herkennen van klanken in woorden (rijmwoorden zoeken) - herkennen van losse klanken (vijf-klanken van Ling)
Hooropvoeding
7
Enkele opmerkingen. - de leerling moet de spraak niet herhalen; hij moet wel aangeven dat hij de opdracht begrepen heeft. - bij oefeningen in spraak herkennen kan de leerling geen keuze maken uit verschillende mogelijkheden (zoals bij de identificatie) - het onderwerp of de situatie moet in het begin voor de leerling duidelijk zijn - het (spraak)verstaan (eventueel eerst in combinatie met liplezen of gebaren) moet in de opvoeding van onze gehoorgestoorde leerlingen zeer vroeg een plaats krijgen, want dit is immers het uiteindelijke doel. - het uitschakelen van de visuele component (het spraakafzien) is soms nodig om het luisteren nog meer uit te dagen. 1.4. • • • • • • • • • • • •
LITERATUURLIJST Bamford,J. en Saunders E. (1985), Hearing impairment, auditory perception and language disability, Londen. De Raeve L (2001), Dove kinderen met een cochleaire inplant in Vlaanderen: een overzicht van de populatie die geïmplanteerd is tussen december 1992 en december 1999, Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie, 2001 (31) – 2. Mc Cormick, Archbold, Sheppard (1995), Cochlear implants for young children: the Nottingham approach to assessment and rehabilitation, Londen. Cnudde G. & De Smet K., Inventarisatie van gehoorgestoorde kinderen tussen 0 en 6 jaar in Vlaanderen, eindwerk graduaat logopedie, KVK, Antwerpen , 1996. Coninx F. & van Hedel R., Curriculum Hoortraining, een leidraad voor hooropvoeding en revalidatie van slechthorenden en doven, St. Michielssgestel 1995. Coninx F. & Elsendoorn B., Interactive Learining Technology for the Deaf, Heidelberg, 1993 Corremans M. & De Cock A., Ontwikkelingsgerichte Benadering van Luistervaardigheden, eindwerk graduaat logopedie, KVH, Antwerpen, 1996. Erber N., Auditory training, , Washington, 1982. Estabrooks W., Auditory-Verbal Therapy for Parents and Professianals, Washington, 1994. Geers A. & Moog J., Effectiveness of Cochlear Implants and Tactile Aids for Deaf Children, in The Volta Review, Washington, Vol. 96 nr.5, nov. 1994 Goldberg, Stout G. & Van Ert W., The development approach to succesful listening (DASL), Colorado, 1992. Lehnhardt E. & Bertram B., Rehabilitation von Cochlear-Implant-Kindern, Berlin, 1991.
Hooropvoeding
8