Bommelstraat 24 - 9000 Gent - Tel. 09 220 88 58 - Fax: 09 220 83 58 www.gentdeboomgaard.be -
[email protected] Departement Onderwijs en Opvoeding
BASISSCHOOL
1
Welkom! Beste ouders, kinderen, grootouders, In onze school is elk kind welkom. Je huidskleur, je karakter, wat je kan of wat je niet kan, je geloof in God, in Allah of alleen in je medemens; het maakt voor ons geen verschil. Iedereen is anders en dat hebben we graag. Een school met veel verschillende mensen is een rijke school. We zijn altijd blij dat je erbij bent. Laten we daarom samenwerken om een school te zijn met een warm hart voor alle mensen. Dat doen we door de kinderen te leren praten met elkaar over wat ze plezant vinden, over wat ze meemaakten, over wat soms fout loopt. Door hen te leren hun eerlijke mening te geven zonder anderen te kwetsen. Door hen te leren goed en lang met andere mensen samen te werken. En natuurlijk door elkaar te helpen.
Allemaal leren we goed te luisteren zodat kinderen veel kunnen bijleren, ook van elkaar. Daarbij doen we onze kinderen nadenken om niet zomaar alles te geloven en soms stil te staan vooraleer men iets doet. De kinderen leren ook om rekening te houden met anderen en samen beslissingen te nemen via hun klassenraad en de schoolraad. Op De Boomgaard blijven we de kinderen nieuwsgierig maken om nieuwe dingen te ontdekken. Ieder op zijn eigen tempo. Zo leert iedereen bij uit wat men zelf interessant vindt en gaan de kinderen samen op zoek naar meer. Om op het eind van de basisschool met veel verwachting uit te kijken naar de volgende stap. Het Boomgaardteam
Inhoud Een korte voorstelling Een dag uit het leven van... Kleuters praktisch Is een freinetschool anders? Werken met projecten Praktische info lager Projecten met ouders Het Boomgaardteam
2
4 6 8 10 16 20 22 23
3
PEER TUTORING. PARDON? Zeg: pier tjoe-turrin. Het betekent letterlijk “medeleerlingen geven elkaar les” en is een vorm van leren door samenwerken. Karel en Max zitten in de derde leefgroep. Twee keer per maand krijgen ze op maandag een uurtje les van Casper. Leraar Casper is drie jaar ouder dan Karel en Max en hij zit in de vierde leefgroep. Samen schrijven of bespreken ze teksten en maken er oefeningen over. Vorige keer ging het over ‘wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe’ om een tekst beter te leren begrijpen. De volgende keer komen homoniemen aan bod (dat zijn woorden die verschillende dingen kunnen betekenen, zoals: bank, pad, weg, licht, vorst, sla, meter, rug). De Boomgaard heeft ervoor gekozen om begrijpend lezen en het schrijven van vrije teksten door middel van peer tutoring aan te leren vanaf de tweede leefgroep. De leerkrachten laten de kinderen zelf hun weg zoeken in hun teksten en komen tussen wanneer de kinderen erom vragen. Voor begrijpend lezen worden er tien verschillende leesstrategieën ingeoefend. De leerkracht heeft die vooraf besproken met de kinderen en laat ze via peer tutoring inoefenen.
Een korte voorstelling... KLASRAAD MAAKT REGELS EN AFSPRAKEN Kinderen zijn op school voortdurend met van alles bezig, alleen of in groep. Schilderen kan je daar doen, lezen in die hoek, je taken maak je aan je bank. Soms helpen ze elkaar, soms hinderen ze elkaar. Sommigen zijn al aan het opruimen terwijl anderen nog rommel maken. In een klas wordt er geleefd, de vele activiteiten in de klas vragen om regels en afspraken. Elke week wordt dat klasleven met de ganse groep besproken in de klasraad. In de loop van de week maakt men voorstellen, schrijft men de goede en de fout gelopen dingen op. De klasraad dient om die te bespreken: kinderen worden gefeliciteerd of krijgen kritiek, we zoeken samen naar oplossingen voor problemen, de klas stemt over een leefregel, werkt een voorstel uit, geeft iemand een nieuwe taak. De klasraad zorgt er mee voor dat men in een leefgroep echt met elkaar samenwerkt. Iedereen leert samen zoeken, beslissen, verantwoordelijk zijn, opkomen en zorg dragen voor elkaar. Bij de kleuters spreekt men ook bijna elke dag over wat er gebeurt in en buiten de klas.
ELKE OCHTEND OPNIEUW Bij het begin van elke schooldag vertellen de kinderen elkaar iets over wat hen bezighoudt: dat kan een persoonlijke belevenis zijn (“bij mijn opa zijn dieven geweest”, “ik heb nieuwe schoenen en ook een nieuw broertje”) of iets uit de actualiteit (een aangespoelde potvis, een gezonken schip, een grote betoging). Kinderen kunnen ook iets vertellen over een meegebracht spulletje: een rare schelp, een cadeautje of een boek dat ze graag lazen. Met een stukje muziek of een gedicht mogen ze ook iets vertellen. In de basisschool volgt op deze ‘praatronde’ een ‘stille schrijftijd’. Dan schrijven ze bijvoorbeeld over iets wat ze in de kring gehoord hebben, over iets anders wat ze kwijt willen of gewoon een tekst uit hun fantasie. Het kunnen ook vragen zijn die ze proberen te beantwoorden. Nadien maakt de klas een planning. Wat de kinderen boeide tijdens de praatronde krijgt daarin een plaats. De rest van de dag krijgt vorm. In de eerste leefgroep zal dit wellicht niet verder gaan dan de onmiddellijk daarop volgende werktijd. De kleuters zeggen wat ze gaan doen of pikken in op een voorstel van de kleuterjuf.
250
4
ELKE DAG PROJECTVOORSTELLING
GEEN LEERJAREN MAAR LEEFGROEPEN
De kinderen versieren regelmatig hun klas om hun projecten voor te stellen. Een paar keer per jaar zijn zelfs alle ouders en ook de rest van de familie welkom om te komen kijken naar de teksten, tekeningen, video’s, boetseerwerkjes en andere bouwsels. Bij de kleuters heeft meestal iedereen meegewerkt aan hetzelfde project. In de hogere klassen kunnen de kinderen kiezen om alleen aan een project te werken. Om er iets speciaals van te maken, werken ze graag eens in groep. Zo is het elke dag projectvoorstelling in De Boomgaard. Want alle afgewerkte projecten hangen uit in de klas, in de gang of worden op een andere manier tentoongesteld. Als ouder wandel je best een paar keer per week rond in de klas van je kind. Er is altijd iets nieuws te ontdekken.
In De Boomgaard werken we met leefgroepen. Kleuters van tweeënhalf tot vijf of zes jaar zitten drie tot vier jaar lang samen in eenzelfde klas. In het lager onderwijs zijn er geen traditionele zes leerjaren, maar drie leefgroepen waarin kinderen uit twee leerjaren samen zitten. In elke klas werken kinderen van verschillende leeftijden samen, waardoor ze ook op een natuurlijke manier van elkaar leren. Deze manier van groepen maken, biedt nog andere voordelen. Bij een nieuw schooljaar blijft ongeveer de helft van de leerlingen in dezelfde groep. Daardoor werkt een klas beter samen. Oudere leerlingen leren zorgen voor hun jongste klasgenoten. Kinderen zijn het ene jaar bij de jongsten en het volgende jaar bij de oudsten van een groep. Dankzij de leefgroepen wordt er veel gemakkelijker en veel meer samengewerkt. In een gemengde leefgroep kan iedereen gemakkelijker de lessen op zijn eigen tempo volgen. De kinderen vinden het maar normaal dat andere kinderen niet altijd evenveel aankunnen. In een leefgroep kunnen we beter inspelen op de mogelijkheden van elke leerling.
Op De Boomgaard is plaats voor tien tot elf klassen van gemiddeld iets meer dan 20 kinderen. Dat maakt samen 250 leerlingen. Plaats voor meer kinderen is er niet. De nieuwe school werd gebouwd in 1997 maar De Boomgaard bestaat al sinds 1985 en is een van de oudste freinetscholen in België. Intussen zijn er in Gent alleen al 15 freinetscholen, in heel Vlaanderen meer dan 50. Meer dan 7.000 Vlaamse kinderen gaan elke dag naar hun freinetschool.
WE LEREN ... 10% van wat we lezen 20% van wat we horen 50% van wat we zien 70% van waarover we met anderen praatten 80% van wat we zelf ervaren hebben 95% van wat we uitlegden aan anderen
5
mama’s en een tentoonstelling maken over hoe men taarten bakt. We willen ook weten wat de bakker doet en een film tonen over ons bezoek. Allemaal willen we een bakkersmuts en een schort. De juf schrijft op het bord in de kijkhoek een oproep aan de ouders om stof mee te brengen en vraagt wie mee kan naar de bakker. De tweede juf van onze klas, de kinderbegeleidster, komt er nu bij. In onze klas zijn er vaak twee juffen. Zo kan de ene juf eens apart een spelletje doen met een klein groepje of de grootste kleuters helpen om lettertjes te stempelen. Ik kies om samen met Joppe en Kjell een spelletje te spelen. Zo leer ik de bolletjes op de dobbelsteen tellen. De juf helpt ons met de spelregels.
Een dag uit het leven van... Vandaag brengt papa mij naar school. Hij tilt me op aan de schooldeur, ik mag op het knopje duwen om de deur open te maken. Beneden in de gang leest papa enkele berichtjes. Hij schrijft zich, samen met de papa van Luna, in voor een quiz. Ik hoop dat ze winnen. Samen gaan we naar boven. Ik hang mijn jasje op aan de kapstok, bij het fotootje van een prinses. Dat heb ik zelf mogen kiezen. We gaan nog heel even samen naar de klas van Sandra. Daar blijven de kindjes bij de eetjuffen (zo noem ik de kinderbegeleidsters) tot het klastijd is. De juf, Carine, komt ons straks halen en papa blijft nog even om met haar te praten. Ik speel intussen in de poppenhoek. Papa roept mij om samen in het leefboek te kijken, daarin schrijft de juf elke dag op wat we die dag gedaan hebben. Papa leest over ons ‘taarten-project’. Ik toon hem trots mijn tekening van een taart. Morgen gaan we op bezoek bij een echte bakker en straks komt de opa van mijn vriendinnetje Stien. Samen zullen we een superlekkere taart bakken. Ik zwaai papa uit en we gaan in de kring zitten. Ik ken alle ‘kleuren van de week’ (de weekdagen hebben nog geen naam maar een kleur). Vandaag is het donderdag, de groene dag. Josse heeft een kookboek meegebracht vol lekkere taarten en Lien een echte bakkersmuts. We praten over wat we allemaal kunnen doen met taarten. We willen veel taarten bakken voor de papa’s en de
6
Om tien uur eten we soep en dan kunnen we even buiten spelen. Het liefst van al rijd ik op de fietsjes. Ik kan ook in de zandbak spelen of in het speelhuisje. Ik speel met Anna, dat is mijn vriendinnetje uit de klas van Barbara, en ik vertel haar over ons taartenproject. Terug naar de klas want daar is de opa al. We bakken natuurlijk de lekkerste taart van heel de wereld. ‘s Middags eten we samen in de klas. Na het eten gaan de kleinsten van de klas even slapen, ik mag helpen om Sennes schoentjes uit te doen. Daarna gaan wij buiten spelen en is het tijd om een stukje taart te eten. Met een groepje uit de klas gaan we samen naar de turnzaal. Meester Ben heeft weer leuke klim- en loopspelletjes bedacht. Op het eind van de namiddag gaan de oudste kinderen uit mijn klas voor een uurtje naar de tweede leefgroep om het daar gewoon te worden. Nu nog het leefboek invullen. Samen vertellen we wat we allemaal gedaan hebben vandaag. Mama komt mij pas later halen, maar ik mag nog even blijven spelen in de opvang. Anna en Josse zijn er ook. We eten een boterhammetje en drinken melk. Daarna spelen we nog even buiten. Mama komt mij halen. Ik loods haar mee naar de klas om te tonen dat we stof mee moeten brengen en dat we morgen naar de bakker gaan. Mama werkt morgen niet en kan mee met ons. Joepie. Het wordt weer een reuzeleuke dag.
7
Kleuters praktisch KLEUTERKLASSEN De Boomgaard telt vier kleuterklassen van gemiddeld 23 kinderen. De kleuters zitten niet samen volgens leeftijd maar zitten allemaal samen in een gemengde leefgroep. Voor elke kleuterklas is er een kleuterjuf en een kinderbegeleidster.
OPVANG Kleuters zijn welkom vanaf 07.30u. De opvang van de kleuters gebeurt door de kinderbegeleidsters, dit voor en na de schooluren en tijdens het middagmaal.. De kleuters die zijn ingeschreven in het STIBO (Stedelijk Initiatief Buitenschoolse Opvang) krijgen er hun middageten en kunnen in de opvang spelen, eventueel ook op woensdag. In de namiddag mogen de jongste kleuters slapen in het slaapzaaltje. Na de lessen kunnen de kleuters onder begeleiding op school blijven tot 18.00u.
ZWEMMEN De ganse klas kleuters gaan éénmaal per maand zwemmen, de oudste kleuters 2-wekelijks en indien mogelijk wekelijks.
TIJDENS DE VAKANTIE Het STIBO is voor kleuters en kinderen tot 8 jaar ook open op studiedagen en tijdens de schoolvakanties, elke dag van 07.30u tot 18.00u. Er zijn inschrijvingsperiodes voorzien. Rond Nieuwjaar en de Gentse Feesten sluit ook het STIBO.
INSCHRIJVING
jaar vroeger. Lees meer op onze website www. gentdeboomgaard.be - inschrijvingsbeleid. Als ze jonger dan drie jaar zijn, worden ze toegelaten vanaf de eerstvolgende instapdatum na hun inschrijving Een kleuter van drie jaar kan elke dag worden ingeschreven, zonder rekening te houden met de instapdata. Er zijn zeven instapdata: de eerste schooldag na de zomervakantie, de eerste schooldag na de herfstvakantie, de eerste schooldag na de krokusvakantie, de eerste schooldag na de paasvakantie en de eerste schooldag na hemelvaart.
SCHOOLUREN 07.30u 08.20u 12.10u 13.45u 15.25u 18.00u
opvang start school middagpauze (woensdag: einde schooldag) start lestijd einde schooldag einde opvang
TE LAAT KOMEN? ’s Morgens te laat in de klas komen, is nooit een goed idee en op De Boomgaard al zeker niet. Kleuters vinden het niet leuk om binnen te komen als de anderen al gestart zijn met de praatronde. Zo missen ze het interessante begin van hun schooldag en een belangrijke manier van werken van onze freinetschool. De les start elke dag om 08.20u.
Ouders mogen hun kleuters inschrijven om naar school te gaan vanaf de datum dat ze twee jaar en zes maanden oud zijn. Let op, het aanmelden van je kleuter gebeurt minstens een
8
9
Is een freinetschool anders? Freinetonderwijs werkt met technieken zoals vrije teksten schrijven, correspondentie voeren met andere klassen, leren presenteren, schilderen, samen oplossingen voor vragen zoeken, planten en dieren verzorgen, het nieuws volgen en beoordelen, leren plannen, boetseren, projectwerking en nog een hele reeks andere technieken. De kinderen leren er zelf initiatief door nemen, werken heel vaak samen en gaan vooruit op een eigen tempo. Het zijn echter niet alleen dergelijke freinettechnieken die ervoor zorgen dat de kinderen zich goed voelen op onze school. Freinet wou rekening houden met iedereen. Hij heeft duidelijk beschreven hoe we daar kunnen voor zorgen. Zijn ‘invarianten’ volgen we ook op onze school. Ze vormen de basis van hoe we met de kinderen omgaan, hoe we hen helpen de wereld te ontdekken, hoe we hen helpen om te leren.
DE WERELD VAN HET KIND Daarom start alles vanuit de leefwereld van het kind. We kijken en we luisteren echt naar de kinderen om uit te vissen wat hen interesseert en waar ze mee bezig zijn. We hebben oog voor: vertrouwen De kinderen moeten elkaar en hun leerkracht kunnen vertrouwen. Alleen dan kan iedereen aan de anderen tonen en vertellen wat men al weet, wat men nog niet weet, wat boeit en wat men wil leren. natuurlijk leren Alle kinderen willen bijleren, helemaal vanzelf. Het is voldoende om op zoek te gaan naar nieuwe dingen in het leven van de kinderen. Daarom vertrekken we van wat er bij de kinderen leeft,
10
van hun eigen ervaring. Ze delen hun ervaringen met elkaar en leren eruit bij. Zo krijg je een school met geïnteresseerde, nieuwsgierige leerlingen die vooruit gaan door vaak te experimenteren. Stap voor stap leren ze rekenen, schrijven, aardrijkskunde of met de computer werken. Bij velen lukt dat helemaal vanzelf omdat ze hun naam willen schrijven als ze kleuter zijn, omdat ze de ondertitels van The Simpsons willen lezen op het eind van de lagere school, omdat ze willen weten waar ze zijn als ze met de auto over het viaduct van Vilvoorde rijden, omdat ze een eenvoudige grafiek in Excel willen kunnen maken. Als ze daarin geïnteresseerd zijn, dan leren ze dat op onze school. We pakken het aan op de freinetmanier, waardoor ze nog een pak andere dingen onder de knie krijgen. Want sommige
OP ONZE SCHOOL IS EEN KIND (M/V): bakker
nieuwslezer
tekenaar
cameraman
onderwijzer
timmerman
componist
ontdekker
toerist
danser
parlementslid
toneelspeler
denker
pc-gebruiker
tuinman
dichter
redenaar
vriendje
drukker
schilder
wetenschapper
‘googler’
schrijver
wiskundige
zanger Het juiste antwoord staat op de volgende pagina! informatie zullen ze zelf moeten opzoeken en
11
nadien presenteren aan hun klasgenoten. Ze zullen zelf een tekst schrijven over wat ze geleerd hebben en er een tekening bij maken. Of ze kunnen er met klasgenoten aan werken wanneer het te veel of te moeilijk is. Misschien vinden ze dan samen een wetenschappelijk experiment uit, zoals zelf shampoo maken. Zo leren ze samenwerken, initiatief nemen, plannen en zichzelf uitdrukken. Ook kinderen hebben hun goede en hun mindere dagen. Soms hebben ze geen idee wat ze die dag willen leren, soms hebben ze er gewoon niet veel zin in, soms zijn er zaken die hen niet fantastisch interesseren, soms zijn ze moe na een nachtje slecht slapen. Dan is het aan de leerkracht om samen met elk kind op zoek te gaan naar wat ze wel willen leren. Misschien hebben ze die dag alleen een klein duwtje nodig, moeten we er eens mee praten of er iets anders aan de hand is, kan een vriendje hen overtuigen om mee te doen, zullen we de eerste tien minuten samen aan iets werken om hen op weg te helpen of gaan we op zoek naar een andere manier om onderwerpen zoals de vlinder, de tafel van vijf en het heelal toch leuk te maken. iedereen is anders De meeste zaken leren de kinderen vanzelf, bijna zoals een peuter leert lopen en spreken. Om echter iedereen te leren lezen, schrijven en rekenen moeten we extra oefeningen maken. Zonder dagelijkse herhaling lukt het niet. Niet alle kinderen moeten evenveel inoefenen, de een leert al wat vlotter lezen dan de ander. Daarom houden
we rekening met verschillen tussen de kinderen. Er zijn kinderen die moeilijkere oefeningen krijgen omdat ze toevallig sneller kunnen rekenen. Kinderen die het lastiger hebben, krijgen dan extra hulp van de leerkracht. Ze kunnen ook geholpen worden door een klasgenoot, door een ouder, door de taakleerkracht of door een leerling uit een hogere klas.
af te hebben voor het eind van de week. Op projectwerk komen we verder nog terug omdat het wellicht de belangrijkste methode is. Een klas, een groepje kinderen of een leerling alleen bestudeert tijdens een project een bepaald onderwerp (de kikker, Denemarken, lijfeigenen, trekvogels, een stamboom, de atoombom) via allerlei invalshoeken. Op het eind presenteert men het project aan de rest van de klas, zodat ook zij leren wat hun klasgenoten opstaken.
zelf initiatief nemen Op school leren de kinderen samenwerken en zorg dragen voor anderen in de groep. Via planning, afspraken en regels beslissen ze mee in de organisatie van de klas en de school. Maar ze leren ook zorg dragen voor zichzelf en moeten evengoed hun eigen taken kunnen plannen. Elke leerling stelt elke dag min of meer zijn eigen agenda op, binnen de planning van de klas. Zo gaan we allemaal samen en toch op eigen tempo vooruit. zelfstandig werken Hoekenwerk, contractwerk en projectwerk zijn de drie voornaamste methodes die typisch zijn voor een freinetschool als De Boomgaard. Als je deze brochure helemaal doorleest, kom je ze wel een paar keer tegen in allerlei voorbeelden. Bij hoekenwerk zijn de leerlingen van een leefgroep apart of in groepjes in de hoeken van de klas aan de slag met verschillende activiteiten. Voor contractwerk maken leerlingen samen met de leerkracht een persoonlijke weekplanning om op eigen tempo hun taken, projecten en oefeningen af te werken. Elke leerling stelt een soort contract op met zichzelf om zijn werk
de groep We voeden onze kinderen op zodat ze hun eigen wensen opzij leren zetten als de klas er beter van wordt. We leren ze ook opkomen voor elkaar. de leraar als begeleider Meestal stellen de kinderen zelf voor wat ze willen leren. Ze gaan dan samen of apart aan de slag en zijn op die manier een voorbeeld voor de anderen: iedereen ziet iedereen bijleren. De leraar zorgt er dan voor dat iedereen in de klas kan leren. Dat klinkt wellicht een beetje belachelijk, maar het is veel minder voor de hand liggend dan het lijkt. Iedereen in de klas heeft namelijk andere interesses, een andere achtergrond en leert aan een ander tempo. Dat vraagt om heel wat goede ideeën en afspraken om alles vlot te laten
verlopen. Heel de klas moet vooruit en niet alleen de meest pientere of meest opvallende leerlingen. Dat is de voornaamste taak van de leraar. De kinderen mogen natuurlijk niet over alles beslissen. Lezen, schrijven, rekenen, muziek, Frans en vele andere zaken moeten voldoende aan bod komen. Het mag niet altijd over de dinosauriërs gaan, ook al is dat nog zo leuk. Er is officieel bepaald wat kinderen op het einde van elk studiejaar moeten kennen en kunnen. Daar houden we ons ook aan. En we proberen daarin een stapje verder te gaan door nieuwe leerstof te koppelen aan de interesses van de kinderen. Door ervoor te zorgen dat ze alles wat ze moeten kennen ook met plezier willen aanleren. Echt eenvoudig is dat niet altijd. Het is de meest creatieve taak van de leraar.
HELEMAAL ANDERS OF NIET? Is een freinetschool dan anders? Zeker niet. Op De Boomgaard proberen we net als op alle andere scholen ervoor te zorgen dat de kinderen zich goed voelen. Ze kunnen veel bijleren en hebben nog voldoende tijd om met elkaar te ravotten. Op het eind van het zesde leerjaar zijn onze leerlingen even goed in hun schoolvakken zoals alle andere kinderen in Vlaanderen.
EEN LESROOSTER ZIET ER IN HET LAATSTE JAAR VAN DE VIERDE LEEFGROEP BIJVOORBEELD ALS VOLGT UIT: MAANDAG
DINSDAG
WOENSDAG
DONDERDAG
VRIJDAG
Planning + Agenda
Planning + Agenda
Planning + Agenda
Planning + Agenda
LO Turnen
PRAATRONDE
ACTUARONDE
MUZIKALE OPV.
BOEKENRONDE
WISKUNDE
WISKUNDE
WISKUNDE
WISKUNDE
WISKUNDE
10.30u
FRANS
NEDERLANDS Instructie Taalfiche
LO Zwemmen / Turnen
NEDERLANDS
FRANS
11.20u
NEDERLANDS WP / dictee
NEDERLANDS Taalbeschouwing
STILLE WERKTIJD
KLASRAAD
CONTROLE PLANNING
13.45u
LVB Levensbeschouwing
PROJECT / PEER -TUTORING
PROJECT
PROJECT
14.35u
LVB Levensbeschouwing
Voorstelronde Klastaak + stoelen
Voorstelronde Klastaak + stoelen
Voorstelronde Klastaak + stoelen
08.20u
09.10u
HET JUISTE ANTWOORD: DAT ALLEMAAL EN NOG VEEL MEER. Om twee redenen: ten eerste omdat we vertrekken vanuit wat leeft bij de kinderen. Vandaag willen ze brood bakken, morgen willen ze op de computer werken, overmorgen willen ze een toneelstukje beginnen voorbereiden over de klimaatverandering. Als het past in de planning of projectwerking, dan doen we dat gewoon. Ten tweede omdat we als freinetschool ervoor zorgen dat kinderen zich op allerlei manieren kunnen uiten, dat ze leren om goed met anderen te communiceren, dat ze de wereld rondom hen bestuderen en in vraag stellen en dat ze tot slot zowel zelfstandig kunnen werken als samenwerken. Om dat allemaal mogelijk te maken, gebruiken we onze freinettechnieken (een overzicht van de belangrijkste technieken staat op onze website www.gentdeboomgaard.be of kan je vragen aan het schoolsecretariaat).
12
Plannig + Agenda
Zowat elke schooldag start met een voorstelling of discussie voor heel de groep. Nog iets dat altijd terugkeert, is het laatste halfuur van de schooldag. Daarin lezen de kinderen hun teksten aan elkaar voor of bespreekt de klas iets uit het nieuws. Boekbespreking, weetje, iets vertellen over een liedje en beluisteren, gedichtje bespreken en voordragen. Een paar keer
per week starten de kinderen hun namiddag door aan hun projecten te werken. Op dinsdagnamiddag is het geregeld tijd voor peer tutoring. Kinderen uit de oudere leefgroepen werken dan samen met kinderen uit een jongere leefgroep. Ze helpen elkaar met oefeningen en schrijven of bespreken teksten.
13
Toch zijn we ook anders. De klassen zijn anders samengesteld met verschillende leeftijden door elkaar. We gebruiken zo goed als geen schoolboeken. In de lagere school begint bijna elke dag met een praatronde van waaruit grotendeels volgt wat er voor de rest van de schooldag op het programma zal staan. (De kleuters starten hun dag meestal met hoekenwerk.) Elke week is er klasraad om mogelijke problemen in de klas te bespreken en samen op te lossen. De kinderen kiezen heel vaak zelf wat ze tijdens de schooldag zullen doen, alleen of met anderen. De klassen zijn verdeeld in hoeken, om te lezen, te knutselen, te
Die manier van werken zorgt ervoor dat de interesses van de kinderen voor het grootste deel bepalen wat er gebeurt op school. Dat ze leren omdat ze nieuwe dingen willen ontdekken. Het is aan ons om dat elke dag opnieuw mogelijk te maken.
Celestin Freinet?
Adult education
Célestin Freinet (1896-1966) was een onderwijzer die een eigen pedagogie heeft ontwikkeld op basis van zijn ervaringen met kinderen op gewone plattelandsscholen in het zuiden van Frankrijk. Omdat hij als soldaat in de borst gewond was geraakt tijdens de Eerste Wereldoorlog, kon hij niet lang aan een stuk door praten. Daarom moet hij wel op een andere manier les geven, weg van het traditionele ‘de leraars praten en de kinderen zwijgen’ uit zijn tijd. Hij merkt ook dat leerlingen niet fel geïnteresseerd zijn in de leerstof uit de handboeken, maar veel enthousiaster reageren als het over hun eigen leven gaat. Van het een komt het ander en Freinet wil dat kinderen moeten leren vanuit hun leefwereld, niet vanuit handboeken maar vanuit wat hen zelf interesseert: het ‘levend leren’ is geboren.
De Amerikaan Malcolm Knowles (1913-1997) is gekend als de vader van het onderwijs voor volwassenen. Hij schreef verschillende boeken met de basisideeën voor die adult education en was jarenlang voorzitter van de Amerikaanse vereniging voor volwassenenonderwijs. Door hem gebruiken we nu ook in het Nederlands begrippen als ‘levenslang leren’. In zijn boeken beschreef hij vijf basisregels die helpen op een goede manier te onderwijzen aan volwassenen:
Freinet en andere Franse opvoedkundigen vonden dat de klassieke lagere scholen teveel leken op legerkazernes waar kennis in de hoofden van de leerlingen werd gepompt, waarbij kinderen vooral moesten luisteren. Die
14
spelen, taken te maken, aan projecten te werken. Ouders zijn altijd welkom en helpen ons vaak mee. Enzovoort.
école caserne was volgens hen de beste manier om de leergierigheid van kinderen voorgoed te blokkeren. De Boomgaard wil zeker geen leerstoffabriekje zijn en denkt dat zowat alle scholen dat idee intussen vaarwel zegden. Of hoe de invloed van Célestin Freinet veel groter is dan hij in 1920 ooit kon vermoeden. We zouden andere pedagogen onrechtvaardig behandelen door Freinet met alle eer te gaan laten lopen. Hij werkte samen met collega’s en werd onder meer geïnspireerd door gelijkaardige ideeën uit Zwitserland en de Verenigde Staten. Zijn tegenstanders maakten van Freinet een controversieel figuur. Zijn levensloop en de controverse doen zijn naam wellicht voortleven. Men noemde Freinet een communistisch spion, onder meer omdat hij in 1925 de Sovjetunie van Lenin bezocht met een vakbondsafvaardiging. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog vliegt hij daarom voor ruim anderhalf jaar achter de tralies. In die periode zet hij het grootste deel van zijn
1. Volwassenen willen begrijpen waarom ze iets moeten bijleren alvorens ze er tijd willen in stoppen. Het is aan opleiders om ervoor te zorgen dat volwassenen zo vroeg mogelijk het doel van de opleiding kennen. ideeën op papier. Na zijn vrijlating in oktober 1941 neemt hij contact met de Résistance om de oorlog te eindigen als lokaal verzetsleider. Kort na de oorlog keert de Franse communistische partij zich tegen de freinetscholen en schildert men Freinet af als een oorlogscollaborateur. In 1946 opent hij samen met zijn echtgenote Elise een privéschooltje in de buurt van Cannes om zijn gelijk te bewijzen en zijn pedagogie verder te ontwikkelen. Hij werkt er tot aan zijn dood.
2. Volwassenen zien zichzelf als mensen die hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen en weten waar ze naartoe willen. Opleiders moeten ze helpen zoeken naar wat ze willen leren en op welke manier ze het liefst bijleren. 3. Volwassenen komen naar een opleiding met veel ervaring en kunnen aan anderen veel bijbrengen. Goede opleiders zorgen ervoor dat de volwassenen hun ervaringen met elkaar delen. 4. Volwassenen zijn geïnteresseerd om zaken bij te leren die hen vooruit helpen in het dagelijkse leven, zaken die hen helpen om hun vragen en problemen op te lossen. Opleiders moeten
zoeken naar onderwerpen die daarop aansluiten, zodat volwassenen aanvoelen dat de lessen van pas zullen komen. 5. Volwassenen zullen sneller leren wanneer ze het zelf willen; niet omdat je ze bijvoorbeeld een hoger loon belooft. Opleiders moeten ervoor zorgen dat hun lessen interessant genoeg zijn zodat de volwassenen willen blijven leren. Niet alleen voor volwassenen Het is treffend dat men deze basisregels alleen wil gebruiken voor volwassenenonderwijs. Alsof men met kinderen helemaal anders moet omgaan. Vervang in de vijf basisregels hierboven overal het woord ‘volwassenen’ door ‘kinderen’. Met maar een beetje aanpassingen lijkt het heel sterk op wat we alle dagen in het freinetonderwijs mogelijk maken. Op onze school doen we natuurlijk niet alsof kinderen plots volwassenen zijn. Maar het zijn ook mensen –gewoon in een kleiner formaat– die willen begrijpen waarom ze iets moeten leren, die verantwoordelijkheid kunnen opnemen, die uit elkaars ervaringen veel kunnen opsteken, die geïnteresseerd zijn in de praktische kant van de zaak en die van nature uit willen leren. Zo worden kinderen graag behandeld en zo behandelen wij ze graag.
15
Werken met projecten In de freinetklas werken we met projecten om veel bij te leren, zoals vragen stellen, plannen maken of teksten begrijpen en schrijven. De kinderen leren door de projectwerking ook beter samenwerken, leggen contacten met mensen buiten de school en denken na over zichzelf en hun wereld, bijvoorbeeld door anderen berichten te sturen. Projecten zorgen er finaal voor dat onze kinderen meer interesses hebben, hun blik verruimen en hun gedrag aanpassen om vlotter te leren en beter met de anderen om te gaan.
16
praatronde komen zaken naar boven die kinderen hebben meegemaakt, die ze in de krant lazen of bijvoorbeeld op televisie zagen. (Deze tekst is geschreven toen het olifantje Kai-Mook werd geboren in de Antwerpse Zoo en astronaut Frank De Winne voor zes maand de ruimte in ging. Je kan al raden waarover het ging tijdens de
HEEFT EEN OLIFANT ZES SLAGTANDEN? Projecten dienen niet om alles te weten te komen over bijvoorbeeld olifanten. Ze gaan wel over hoe men dingen bijleert, hoe leerlingen omgaan met nieuwe kennis. Dat komt overeen met wat in de leerplannen van de overheid staat. Op het einde van de lagere school hoeven leerlingen niet te weten wat het verschil is tussen een Afrikaanse en een Indische olifant. Ze zijn zelfs niet verplicht te weten hoeveel slagtanden een olifant heeft. Leerlingen moeten onder meer wel interesse hebben om bij te leren en weten hoe ze dat moeten doen.
Een gewone dinsdagochtend op school, de praatronde begint in de vierde leefgroep. Een van de leerlingen is secretaris en noteert na een paar minuten de vraag van de dag: “Kan je een mammoet klonen?” Kazzen las ergens in de krant dat wetenschappers het plan maakten om vanuit een olifant terug een mammoet te maken. Kon dat wel? Het werd besproken en een paar leerlingen beslisten om ermee aan de slag te gaan in projecten. Iemand ging een project doen over klonen, iemand anders over de mammoet, nog een ander over uitgestorven dieren die in hetzelfde tijdperk van de mammoet leefden en er kwam ook het idee voor een project over de mens en de mammoet.
praatrondes en aan welk soort projecten kinderen begonnen te denken.)
In jongere leefgroepen ontstaan projecten op precies dezelfde manier en schrijft de leerkracht de ideeën in het praatrondeboek. Tijdens die
Hoe jonger de kinderen, hoe meer men samen aan projecten werkt. Soms zelfs met de hele klas. Naarmate de kinderen jonger zijn, is ook de
17
rol van de leerkracht groter om hen op weg te helpen en bij te sturen.
de leerlingen teksten schrijven als onderdeel van elk project.
Wat willen we weten, wat kunnen we doen? Na de ideeën uit de praatronde gaat de verkennende ronde van start. Wat zou men in de eerste leefgroep allemaal kunnen doen met een onderwerp als baby’s: hoe groot waren we als we uit mama’s buik kwamen, hoe groot zijn we nu al, zullen we onze geboortekaartjes en foto’s eens bekijken, gaan we dikke buiken schilderen, hoe is het om baby’s te wassen en een luier te verversen?
PLANNEN MAKEN
Plus, wat willen we allemaal weten over baby’s: wat eten ze in de buik, plassen ze dan ook en waar gaat dat naartoe, wat kunnen ze horen, waarom zit er water in de buik, hoe komt de baby eruit, hoe komt die erin, hoe groeit een baby, waarom lijken tweelingen op elkaar, hoe lang zit de baby in de buik? Al die vragen komen van de kinderen zelf. In oudere leefgroepen noteert de secretaris alles, in jongere leefgroepen zorgt de leerkracht daarvoor. Soms voegt de leerkracht nog iets toe zodat de kinderen extra nieuwsgierig worden, meer willen weten, kennen of doen. Op een freinetschool mogen de kinderen veel zelf beslissen, maar niet alles. Als men in een oudere leefgroep projecten wil starten rond de mythische verhalen uit het oude Griekenland, dan zal de leerkracht voorstellen of er kinderen zijn die iets willen doen rond het ontstaan van de democratie, bijvoorbeeld. Leerkrachten zullen er ook voor zorgen dat verschillende onderdelen aan bod komen, zoals geschiedenis, natuur, technologie, sociale vaardigheden, knutselen, taal of wiskunde. Of ze gaan na dat leerlingen die altijd kiezen om te puzzelen of met klei te werken, toch regelmatig iets anders doen. Vanaf de tweede leefgroep houdt de leerkracht ook in de gaten dat
18
Het wordt dan tijd om over te stappen naar de volgende ronde in de projectwerking. De klas gaat niet blijven nadenken en praten over wat men allemaal zouden kunnen doen, er moet ook nog iets gebeuren. De kinderen leren kiezen en moeten ook leren beslissen of ze alleen, in een klein groepje of met velen aan een bepaald project zullen werken. Wie maakt een huis met klei? Wie maakt een huis met lego? Wie lost welke vragen op? Wie organiseert de uitstap? Waar willen we naartoe? Wordt het een projectvoorstelling voor de ouders, doen we iets voor de grote projectvoorstelling van de school, maken we een boekje, een flap, een video? Bijna alle klassen werken daartoe met een weekplanning die door de leerkracht wordt opgesteld. Daarin houdt men bij aan welke projecten men zal werken en wanneer ze klaar moeten zijn. In de eerste leefgroep staat de weekagenda vol met kleine tekeningen, want de kinderen kunnen nog niet lezen . Iedere dag bekijken ze wat ze die dag gedaan hebben. Veel activiteiten worden ook in het praatrondeboek en in het leefboek genoteerd zodat ouders kunnen zien waarmee de klas bezig is. In de tweede
MEEHELPEN INFORMATIE ZOEKEN De kinderen komen enthousiast thuis en vragen of je hen wil meehelpen met hun nieuwe project over het verkeer. Natuurlijk wil je dat. Het is echter minder eenvoudig dan het lijkt. Over zowat alle onderwerpen is bijzonder veel informatie te vinden op het internet. Maar hoe vaak is die informatie op het niveau van een kind van negen, een kind van zes, een kind van vier?
KIEZEN IS VERLIEZEN Wanneer leerlingen alleen aan een project werken, hebben ze niet heel veel plaats op hun blad. Ze kunnen niet alle vragen beantwoorden. Zo leren ze om alleen belangrijke kwesties te behandelen en een pak kleine details te laten voor wat ze zijn. Tijdens hun projecten moeten ze dus verschillende keren keuzes maken en dat is goed. Voor de meeste kinderen is kiezen trouwens moeilijk, in hun enthousiasme zouden ze het liefst alles doen. Maar we weten allemaal dat zoiets niet kan.
leefgroep hangt de planning met post-its aan de muur. Wie vlugger klaar is met zijn project, kan dan kiezen of zelf iets extra te doen of een ander groepje te helpen.
WERKEN GEBLAZEN EN DAN SHOWTIME Aan de zogenaamde ‘doe-fase’ van de projecten, het vierde onderdeel van elk project, werken de leerlingen het langst. Alle plannen worden uitgevoerd. Men gaat knutselen, schrijven, muziek maken, op uitstap gaan, illustreren, informatie verzamelen, doornemen, koken en nog veel meer. In oudere leefgroepen leren ze ook informatie te vergelijken als die verschillend is. Ze leren ontdekken dat niet alle informatie even waardevol is. Als hun project bijna klaar is, zijn er veel kinderen die het als oefening al eens een elkaar voorstellen. Want de presentatie van de projecten komt eraan en door te oefenen is men toch wat geruster. De projecten zijn klaar en de leerlingen mogen ze voor de klas aan elkaar voorstellen, alleen of in groep. Het valt niet te onderschatten hoe goed onze kinderen daardoor worden in het presenteren. Ze zijn van kleins af gewoon om hun ervaringen aan elkaar te vertellen tijdens praatrondes, nieuwsrondes, boekvoorstellingen
en andere. Ze kunnen ook heel goed kennis aan elkaar doorgeven en leren dat op een aangename manier te doen tijdens de projectpresentatie. We verwachten dus wel redelijk wat van de kinderen. Ze moeten regelmatig in hun eigen woorden aan de rest van de klas kunnen vertellen over zaken die ze hebben bijgeleerd. En ze zorgen maar best dat het boeiend is, goed geïllustreerd en het liefst om ook eens goed te lachen. Voor sommige projecten doen we meer dan ze alleen aan elkaar voorstellen in de klas. We gaan er al eens mee naar een andere klas, zodat ze daar ook iets kunnen opsteken van wat we zelf hebben bijgeleerd. Heel af en toe maken we er een musical of een show van. Ook een grote projectvoorstelling hoort erbij. Dan zijn de ouders, grootouders en soms ook de correspondentieklas welkom om naar de resultaten van de projecten te komen kijken. De klas wordt dan bijna een museum.
WEL, WAT HEBBEN WE GELEERD VANDAAG? Op het eind van elke projectenreeks gaan we nadenken over wat we gedaan hebben, over waar we uitgekomen zijn. Dat kan door onmiddellijk de projecten te bespreken, door elkaar tips en complimenten te geven of door nog extra vragen te stellen. Soms gebeurt dat niet meteen en moeten de kinderen nadien een evaluatie of bijkomende vragen op papier zetten. De leerkracht vat alles nog eens samen en kan er nieuwe dingen aan toevoegen die niet aan bod kwamen of belangrijk zijn. Met projecten over de kikker, de salamander en de krokodil, kan dat bijvoorbeeld gaan over het verschil tussen reptielen en amfibieën. In de oudere leefgroepen, tot slot, maakt men een verkleinde kopie van de presentaties om zo het zelfgemaakte handboek van het schooljaar samen te stellen.
19
Praktische info lager LAGERE SCHOOL De lagere school van De Boomgaard telt zeven klassen met 20 tot 25 leerlingen. Kinderen uit het eerste en tweede leerjaar zitten samen in een klas, leefgroep genaamd. Dat geldt ook voor kinderen uit het derde en vierde leerjaar en voor het vijfde en zesde leerjaar. Er zijn drie leefgroepen voor de jongste kinderen van de lagere school. Van de andere leefgroepen zijn er telkens twee. Zie pagina 8 voor de schooluren.
ETEN OP SCHOOL Kinderen die over de middag op school blijven, kunnen er eten. Ofwel brengen ze een lunchpakket mee, waar ze eventueel soep bij kunnen verkrijgen. Ofwel eten ze een warme maaltijd die bestaat uit soep, hoofdgerecht en dessert. Daarbij kan je ook kiezen voor vegetarisch of een hoofdgerecht zonder varkensvlees. Op donderdag is de warme maaltijd vegetarisch voor iedereen. Lagere schoolkinderen die graag een vieruurtje eten, brengen zelf koek, boterham of fruit mee. We vragen ook om boterhamdozen en drinkbussen te gebruiken. Blikjes, plasticverpakking en aluminiumfolie vermijden we het liefst. Op De Boomgaard is er geen snoep- of frisdrankautomaat, wel een drinkfontein.
FIETSEN Voor de school, in de Vlierstraat, is er een fietsenstalling. Kinderen kunnen hun fiets in de school stallen, ofwel in de bergkamer ofwel op de patio.
WOENSDAGNAMIDDAG Ook de lagere schoolkinderen kunnen op woensdagnamiddag op school blijven tot 18.00u. Na het middageten organiseert de school de
20
‘socio’. Vaak gaan de kinderen samen sporten of op uitstap. Vanaf 16.00u start de studie en kan je je kind afhalen.
ZEDENLEER OF GODSDIENST Bij het begin van de lagere school kies je voor zedenleer of godsdienst. Die keuze ligt in principe voor jaren vast, maar kan via een speciaal formulier gewijzigd worden binnen de eerste 8 kalenderdagen van het nieuwe schooljaar. Momenteel hebben we op De Boomgaard leerkrachten voor katholieke, protestantse en islamitische godsdienst; naast zedenleer.
EXTRA BEGELEIDING Een aantal mensen werkt deeltijds op De Boomgaard om de leerkrachten bij te staan. Zo beschikt onze school over een muziekleerkracht en een zorgteam met een zorgcoördinator, een taakleerkracht en een medewerkster van het CLB. Het zorgteam, waar ook de directie deel van uitmaakt, ondersteunt zowel de kinderen als de leerkrachten.
ZIEK? Als je meer dan drie dagen afwezig bent wegens ziekte, moet je een doktersbriefje binnenbrengen. Weekends en vakantiedagen tellen mee in het aantal afwezige dagen.
MINDER PAPIER Onze school stuurt informatie over speciale activiteiten, uitnodigingen, verslagen en het Boomgaardnieuws alleen nog per e-mail aan de ouders. Wie geen computer heeft, krijgt alles op papier. Heb je wel een computer, maar krijg je toch liever alles op papier, dan kan je dat aanvragen op het secretariaat.
21
Projecten voor ouders Honderden ouders hielpen ons de voorbije jaren met allerlei activiteiten. Mee begeleiden bij uitstappen, kinderen helpen met leren lezen of aan de afwas op het schoolfeest. Daarnaast zijn er vier werkgroepen actief waar ouders een aantal keer per jaar samenkomen en allerlei activiteiten organiseren. Iedereen is altijd welkom.
die de school aanbelangt. Organiseerde de voorbije jaren bijvoorbeeld ouderavonden om bepaalde onderdelen van de freinetwerking nog eens aan iedereen voor te stellen. Het ouderoverleg vormt samen met het feestcomtié de ouderraad waarbinnen de schoolraad zetelt.
BLAUWE AVOND
Zorgt ervoor dat de speelplaats steeds leuker wordt en veilig blijft. Onderhouds- en schilderwerken behoren tot de vaste taken. Geld om speeltuig en ander materiaal te kopen, komt de laatste jaren uit een wijnverkoop.
Organiseren kleinschalige, intieme vrijdagavonden zoals café op school, een spelletjesavond, een muziekquiz of een kunstveiling.
FEESTCOMITÉ Wat zou een school zijn zonder feestcomité, die de meest zichtbare activiteiten inricht. Zoals het Boomgaardontbijt bij het begin van het schooljaar, een kinderfuif, een gezinswandeling, het schoolfeest, enzovoort. Nieuwe mensen en nieuwe ideeën zijn altijd welkom. Behalve voor leuke activiteiten, zorgt het feestcomité ook voor opbrengsten. Die gebruiken we om allerlei materiaal voor in de klassen en op de speelplaats aan te kopen.
SPEELPLAATSCOMITÉ
In het verleden hadden we op school werkgroepen voor verkeer, muziek, milieu of een schoolfuif. Die bestaan voorlopig niet omdat de vrijwillige ouders van toen geen kinderen meer hebben op onze school. Wie interesse heeft, mag altijd een nieuwe werkgroep oprichten. Als school hebben we niet liever dan nieuwe ideeën. Momenteel organiseren een aantal ouders bijvoorbeeld de jaarlijkse Boomgaardquiz.
OUDEROVERLEG EN SCHOOLRAAD Een werkgroep die jaarlijks een zestal keer samenkomt om mee te denken aan onderwerpen
22
23
Deze brochure is een initiatief van het ouderoverleg i.s.m het Boomgaardteam Verantwoordelijke uitgever: Rudy Coddens
24