STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN PERIODE 5 OPLEIDING DA/BOL
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 1
Inleiding: Deze periode van 10 weken ga je aan de slag met stage vervangende opdrachten. Omdat je helaas geen stage loopt, mis je de ervaring om te kunnen leren in de praktijk. Vanuit school willen wij je nu extra ondersteuning bieden, zodat je toch beroepsgericht je kennis kan verbreden en vaardig wordt in het aannemen en afhandelen van hulpvragen van “patiënten” en het geven van voorlichting. Jouw zorg voor patiënten begint op school. Het zijn verplichte opdrachten die in een resultatenoverzicht worden afgetekend. Wanneer je een opdracht niet hebt gemaakt of een presentatie of rolspeloefening tijdens het begeleide moment niet hebt uitgevoerd, dan zorg je voor bewijslast. Voor een gemiste rolspeloefening ten aanzien van intake of voorlichting geldt dat je alsnog een filmopname met de verkregen feedback van de patiënt als bewijslast laat zien. Deze filmopname stuur je naar de vakdocent die jullie begeleidt.
Zorg voor patiënten
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 2
Resultatenoverzicht stage vervangende opdrachten periode 1 Naam student: Groep: Week
Dag
Onderdeel
O/V
Handtekening
omcirkelen
1
1
Zeeffunctie: Belangrijke punten in steekwoorden Vragen beantwoorden Beoordeling opname rolspel casus Triage bij telefonische hulpvragen: Notities over triageren inzichtelijk maken Rolspel: adviezen geven Presentatie geven als voorlichtingsexpert
O/V
Vakdocent
O/V
Vakdocent
O/V
Vakdocent
2
Influenza opdracht: vragen beantwoorden Rolspeloefening
O/V
Vakdocent
1
Vragen beantwoorden opdr. 1 Vragen beantwoorden opdr. 2 Samenvatting/overzicht koorts + oorpijn Casus gemaakt over koorts + oorpijn Rolspeloefening Vragen beantwoorden Discussie over stelling
O/V
Vakdocent
O/V
Vakdocent
O/V
Vakdocent
2
Betekenis begrippen Bijsluiter opdracht Recept uitwerken Kwartet maken en spelen
O/V
Vakdocent
1
Rolspel voorbereiden en uitspelen
O/V
Vakdocent
2
Afkortingen medische brieven Pat. namen op alfabetische volgorde Brief schrijven KIT opdracht Vragen beantwoorden: pijn op de borst Voorstel/oplossingen medicatietrouw Vragen beantwoorden (opdr. 1 t/m 3) Betekenis afkortingen Rolspel oefening voorlichting met folder Voorlichtingsfolder maken Voorlichting geven
O/V
Vakdocent
O/V
Vakdocent
O/V
Vakdocent
O/V
Vakdocent
2
Opdracht gezondheidszorg Engelse brief
O/V
Vakdocent
1
Casuïstiek vragen beantwoorden Intake oefenen
O/V
Vakdocent
2
2
3
1
2
4
5
6
1
1
2
7
8
1
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 3
9
2
Flap opdracht (schema’s uitwerken) Vragen beantwoorden
O/V
Vakdocent
1
Uitwerking tel. hulpvragen en uitvoeren intake Voorbereiden en uitvoeren voorlichting geven Receptuur opdracht: voorbereiding cursus
O/V
Vakdocent
O/V
Vakdocent
1
Casuïstiek opdrachten (luchtwegen en gynaecologie)
O/V
Vakdocent
2
Praktijkbrieven uitwerken Moeilijke woorden specialistenbrief (in WRTS) noteren en betekenis vermelden, Noteren waar de medicatie voor dient Samenvatting brief maken
O/V
Vakdocent
2
10
Onvoldoende / Voldoende
Datum afronding:
Naam studieloopbaanbegeleider:
Naam student:
Handtekening:
Handtekening:
Toelichting resultaat / leerpunten:
Dit resultatenoverzicht opnemen in je portfolio. Alle onderdelen dienen minimaal voldoende te scoren voor een voldoende.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 4
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 1
Dag 1: Zeeffunctie bij telefonische hulpvragen Inleiding: In een huisartsenpraktijk heeft de assistente een telefonische zeeffunctie om de arts te ontlasten in zijn werkdruk. Eenvoudige klachten kunnen door de assistente zelfstandig worden afgehandeld. Een assistente stelt immers vragen aan de patiënt om zodoende, spoed, geen spoed of het kunnen geven van advies in te kunnen schatten. Er zijn patiënten die dit zien als inbreuk op hun privacy. Het is daarom van belang dat je de patiënten overtuigt van het belang van een zeeffunctie. Bovendien moet je over voldoende medisch inzicht beschikken om de zeeffunctie toe te kunnen passen en het vertrouwen van de patiënt weten te winnen. Opdracht: 1. Bereid je voor op deze opdracht en zoek informatie in de NHG Triagewijzer en op internet. Noteer voor jou belangrijke informatie. 2. Beantwoord onderstaande vragen en bespreek indien mogelijk de vragen met andere groepsgenoten. Noteer je vragen en laat deze aan het einde van de dag of volgens afspraak aan de betreffende docent zien. Bespreek zo nodig onduidelijkheden. Wat vind jij van een zeeffunctie? Hoe moet de praktijk georganiseerd zijn? Welke rol/ verantwoordelijkheden heeft de huisarts in de zeeffunctie? Wat heeft de wet BIG met de zeeffunctie te maken? Welke BIG- voorwaarden zijn er geformuleerd voor een verantwoordelijke taakdelegatie? Welke extra aandachtspunten (op school en straks op stage) acht jij nodig, om de zeeffunctie als zelfstandig assistente beter uit te kunnen voeren?
3. Beantwoord onderstaande vraag en bespreek indien mogelijk de vraag met andere groepsgenoten: - Je hebt de opdracht om de zeeffunctie uit te voeren. De patiënt wil een afspraak en wil jou pertinent niet vertellen wat de reden is van zijn/haar consult aanvraag. Hoe ga jij dit aanpakken? Wat ga je vertellen en hoe? Oefen deze casus in een rolspel (assistent, patiënt en beoordelaar) en geef elkaar na afloop feedback. Let op: Iedereen heeft alle bovengenoemde rollen uitgevoerd en het rolspel moet als film worden opgenomen (met feedback). Zorg dat jouw rol als assistent op je eigen telefoon staat, zodat jijzelf verantwoordelijk bent voor je bewijslast. Bovendien kan je zelf nog eens rustig jouw gesprek terugzien. Tijdens het begeleide moment met de docent worden de opnamen bekeken en besproken.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 5
Dag 2: Triage bij telefonische hulpvragen. Inleiding: Je gaat wellicht werken in een huisartsenpraktijk, HOED of groepspraktijk, waarbij de arts de zeeffunctie aan de assistente overlaat. Er wordt dan dus van jou verwacht dat je goed met de NHG- Triagewijzer kunt omgaan. Wat weet jij er al allemaal al over en wat ga je nog verdiepen? Opdracht: 1. Maak d.m.v. notities of een mindmap voor jezelf inzichtelijk wat jij allemaal al weet over Triage bij telefonische hulpvragen. 2. Lees de handleiding, die voor in je NHG- Triagewijzer staat aandachtig door. Vul zo nodig je notities/ mindmap aan om zodoende straks in de praktijk de zeeffunctie en de triage goed uit te kunnen voeren. Zie ook de vragen van punt 3. 3. Beantwoord onderstaande vragen en bespreek indien mogelijk de vragen met andere groepsgenoten. In eigen woorden kort en bondig samenvatten. Noteer je vragen en laat deze aan het einde van de dag aan de betreffende docent zien. Bespreek zo nodig onduidelijkheden.
Wat wordt er verstaan onder denken in toestandsbeelden bij het werken met de Triagewijzer? Aan welke voorwaarden moet een goed triagegesprek voldoen bij een zeeffunctie? Wat zijn voor jou praktische handvatten bij het gebruiken van de Traigewijzer? Wat zijn (voor jou) mogelijke valkuilen? Welke onderverdeling in urgentieclassificatie zijn er? Noteer voor jezelf in eigen bewoording wanneer jij welke hulpvraag in welke classificatie onderbrengt? Geef ten aanzien van elke bovengenoemde classificatie minimaal 3 voorbeelden van hulpvragen (met toegevoegde klacht(en) die in aanmerking komen. Welke andere informatie vind jij nog van belang? Noteer in eigen woorden hoe je pijn tijdens een zeeffunctie kan beoordelen. Wat wordt er verstaan onder een hoog letselrisico? Wat wordt er verstaan onder een licht schedel- en hersenletsel en wat is daarbij van belang? Hoe zou jij met kindermishandeling en ander huishoudelijk geweld dat tijdens een intake binnenkomt omgaan?
4. Welke advieskaarten (zie achterin de Triagewijzer) ga jij nog extra bestuderen om straks in de praktijk vlot toe te kunnen passen? Minimaal 5. Met als tip: pak een advieskaart waarvan je de kennis nog niet (goed) beheerst. Zorg er ook voor dat je moeilijke woorden kunt uitleggen. Oefen ter voorbereiding op deze les het geven van adviezen met medestudenten en beoordeel elkaar. Maak eerst een eigen criterialijst (waar wil je dat men op let voor feedback). Hiermee maak je voor de docent inzichtelijk hoe jij als “doktersassistent” betreffende adviezen hebt overgebracht. Tijdens het afsluitmoment zal de docent jullie voorbereiding bespreken en klassikaal enkele rolspeloefeningen laten uitvoeren.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 6
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 2
Dag 1: Voorlichtingsexpert t.a.v. maag- en buikpijnklachten Vorm 4 expertgroepjes samen van 3 – 4 studenten. Verdeel de volgende expert onderwerpen: - Buikpijn kind en buikpijn volwassenen - Diarree bij kinderen en volwassenen - Maagpijn/maagklachten - Obstipatie - Overgeven Het is de bedoeling dat je aan het eind van de dag (afsluit moment met de docent) als expertgroep voorlichting geeft aan de totale groep met behulp van een PowerPoint presentatie. Het moet een boeiende, interactieve en informatieve voorlichting worden, gericht op de aandoening en de voorlichtende rol van doktersassistenten. Bespreek eerst met je groep wat je al weet over het onderwerp, (wat het is, wat de oorzaak is, of het kwaad kan, wat men er zelf aan kan doen, behandeling/ advies van de arts of assistente, wanneer men contact op moet nemen met de praktijk). Maak hier in steekwoorden notities van. Noteer ook hoe jullie deze opdracht gaan aanpakken. Ga vervolgens aan de slag. Elke expertgroep zoekt informatie. Zowel in de NHG- Triagewijzer, als ook de NHGpatiëntenfolders en NHG- patiëntenbrieven. Voor eventuele aanvulling kan je gebruik maken van betrouwbare sites. Tijdens de voorlichtingspresentatie wordt je beoordeeld door de groep en krijg je tips en tops. Let op: het betreft een opdracht die in je resultatenoverzicht wordt afgetekend. Het resultatenoverzicht moet worden opgenomen in je portfolio.
Dag 2: Voorlichting geven over influenza Ieder jaar krijgt Nederland te maken met een ‘griepgolf’, meestal in de winter of het begin van het voorjaar. De griep wordt veroorzaakt door het influenzavirus en infecteert de luchtwegen. Dit is een individuele opdracht. Let op: het mag geen kopietje van elkaar zijn. Opdracht 1: Beantwoord de volgende vragen: 1. Noteer hoe een virus het lichaam infecteert en hoe het lichaam daar op reageert. Gebruik in je uitleg de volgende begrippen: antigenen neutrofiel antistoffen niet-specifieke afweer B-cellen NK-cel fagocytose ontsteking hoesten specifieke afweer huid spierpijn koorts T- cellen leukocyten verkoudheid macrofaag ziek voelen (algehele malaise) moeheid 2. Noteer welke misverstanden patiënten kunnen hebben over het hebben en krijgen van de griep. 3. Waaruit bestaan de bestanddelen van een griepvaccin. 4. Noteer hoe de grieppprik werkt. 5. Noteer patiënten die behoren tot de risicogroep en dus in aanmerking komen voor een griepvaccin. 6. Noteer de kosten van een griepprik, indien men niet tot de risicogroep behoort. 7. Noteer voor- en nadelen van het krijgen van een griepvaccinatie. 8. Noteer adviezen en zelfzorgmiddelen voor de patiënt. Opdracht 2: Rolspel oefening: Tijdens het afsluitmoment van deze dag ga je in groepjes van drie studenten in de rol van assistent, patiënt en beoordelaar voorlichting geven over de griep.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 7
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 3
Dag 1: Het zieke kind Opdracht 1: Beantwoord de volgende vragen: 1 Leg uit waarom een kind snel last heeft van koorts. 2 Wanneer spreekt men van verhoging, wanneer van koorts, wanneer van hypothermie en wanneer van hyperpyrexie? 3 Geef voorbeelden waarbij deze koorts kan optreden. 4 Waarom is het belangrijk dat de lichaamstemperatuur op peil blijft. 5 Welke wijze van temperatuur meten adviseer je ouders en waarom adviseer je dat? 6 Bij koorts zijn de hersenen, het hart, de longen en de huid betrokken. Wat is de rol ervan? 7 In welk deel van de hersenen wordt de lichaamstemperatuur gereguleerd? 8 Sommige ouders stoppen hun kind met koorts extra warm onder het dekbed. Wat vind je van deze aanpak? Beargumenteer dit. 9 Waarom krijgt men bij koorts eerst koude rillingen? 10 Wat zijn alarmfactoren bij kinderen met koorts? 11 Welke koortsadviezen geef jij ouders met een ziek kind met koorts? 12 Leg uit wat een koortsstuip is en welke adviezen jij als doktersassistent geeft. 13 Wat is de betekenis van het woord dehydratie? 14 Wat zijn oorzaken van dehydratie? 15 MC vraag: Welk symptoom wordt niet aangetroffen bij een kind met dehydratie? A: sufheid F: droge slijmvliezen B: ingevallen buik G: onrustig kind C: de laatste 12 uur geen natte luiers H: snelle hartslag D: snelle ademhaling I: koude handen en voeten E: geen traanvocht meer J: dieper liggende ogen Opdracht 2: Beantwoord de volgende vragen: 1 Waar kan oorpijn allemaal door worden veroorzaakt? 2 Welke klachten passen bij de door jou genoemde oorzaken? 3 Wat zijn mogelijke gevolgen voor de door jou genoemde oorzaken? 4 Wat zijn mogelijke alarmfactoren bij oorpijn? 5 Welke medicatie kan er worden voorgeschreven bij oorpijn? En in welke dosering en aantal keer per dag schrijf je dat bij kinderen voor? 6 Leg uit wat de buis van Eustachius te maken heeft met oorpijn en welke adviezen jij daarbij kan geven. 7 Job Wesseling (6 jaar) heeft het Down syndroom. Zijn moeder belt de praktijk omdat Job last heeft van oorpijn en koorts (38.4°C). Voor welk beleid kies je en waarom? Opdracht 3: Bestudeer in de NHG Triagewijzer het onderwerp ‘Koorts kind’ en het onderwerp ‘Oorklachten’ Maak van beiden een eigen korte samenvatting of een overzicht. Werk vervolgens van koorts en van oorpijn een casus uit met hulpvraag, persoonsgegevens en extra informatie (klachten). Opdracht 4: Oefen tijdens het begeleide afsluit uur de uitgewerkte rolspeloefeningen.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 8
Dag 2: Opdracht 1: Beantwoord onderstaande vragen: Bij welke kinderziekte horen onderstaande symptomen (zie vraag 1 t/m 10). 1. Vlekjes die overgaan in blaasjes, de blaasjes drogen uit. 2. Acute hoge koorts, hoofdpijn, nekstijfheid. 3. Gebrek aan eetlust, buikpijn, hoofdpijn, pijn bij het kauwen. 4. Pijnlijke hoest, loopneus, hoge koorts, witte vlekjes met een rode rand. 5. Licht verkouden, rode keel en gehemelte, vergrote lymfeklieren. 6. Hoesten, lichte temperatuurverhoging, hoestaanvallen ’s avonds, benauwdheid. 7. Uitslag, vlekjes op romp en gezicht, niet jeukend, plotseling hoogoplopende koorts die ook weer plotseling daalt. 8. Hevige keelpijn, hoofdpijn, stuipen, soms een frambozentong . 9. Vaak koorts, felrode bultjes op de wangen die zich uitbreidt naar billen ledematen en romp, vlekjes verbleken zonder te vervellen. 10 Blaasjes met zweertjes op het mondslijmvlies. 11 Mariëlle van 10 maanden heeft ineens zeer hoge koorts. Ze is prikkelbaar, huilt klaaglijk, wil niet drinken en ze ziet wat grauw. a. Wat kan er aan de hand zijn? b. Wat is je beleid en waarom? c. Welke adviezen kan je geven? 12 Marc is allergisch voor huisstofmijt. In de loop van de middag krijgt hij het benauwd, begint hevig te hoesten en raakt buiten adem. a. Wat kan er aan de hand zijn? b. Wat is je beleid en waarom? c. Welke adviezen kan je geven? 13 Davy van 3 is verkouden, lusteloos, heeft hoofdpijn en keelpijn. Zijn temperatuur is 40 graden C. a. Wat kan er aan de hand zijn? b. Wat is je beleid en waarom? c. Welke adviezen kan je geven? 14 Vishal heeft rode vlekjes met centraal blaasjes met helder vocht erin. a. Wat kan er aan de hand zijn? b. Wat is het beleid en waarom? c. Welke adviezen kan je geven? 15 Nicolette had last van felrode wangen en na een paar dagen kreeg zij last van grillige rozerode vlekjes op de strekzijde van armen, benen en billen. a. Wat kan er aan de hand zijn? b. Wat is het beleid en waarom? c. Welke adviezen kan je geven? 16 Odile heeft hoge koorts (boven de 40°C), een loopneus en keelpijn en rode vlekjes op de romp en armen plus benen. a. Wat kan er aan de hand zijn? Waarom heeft zij deze kinderziekte gekregen? b. Wat is het beleid en waarom? c. Welke adviezen kan je geven? 17 Laurens heeft koorts en een verdikking voor en onder het oor. Slikken doet pijn. a. Wat kan er aan de hand zijn? Wie kunnen deze kinderziekte niet krijgen? b. Wat is het beleid en waarom? c. Welke adviezen kan je geven? 18 Wat adviseer je de ouders van een ziek of hangerig kind om te drinken en te eten? Leg uit waarom. 19 Zet de inentingen van kinderziekten nog eens op een rij (wat/wanneer). 20 Hoe kunnen kinderen op een inenting reageren? Opdracht 2: Je discussieert tijdens het begeleide afsluit moment met je medestudenten over de volgende stelling: Alle kinderen moeten worden ingeënt (ongeacht hun achtergrond of geloof). Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 9
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 4
Dag 1: Geneesmiddelen: begrippen en bijsluiters Doel van deze opdracht is, dat je begrippen t.a.v. medicijngebruik/ bijsluiter gebruik kan uitleggen en toe te kunnen passen in de praktijk. Opdracht 1: Begrippen In deze opdracht ga je uitzoeken wat ondergenoemde begrippen betekenen en leg je uit (met hypnotica als voorbeeld) wat die begrippen betekenen. Individuele opdracht: Noteer achter de begrippen (met hypnotica als voorbeeld) de juiste uitleg (zie volgende bladzijde). Het spreekt voor zich dat de volgorde niet overeenkomt met ondergenoemde begrippen. Ga voor informatie naar: de site Farmacotherapeutisch Kompas’, of via www.fk.cvz.nl. Maak eventueel ook gebruik van je boek geneesmiddelenkennis.
Eigenschappen:
Indicaties:
Contra- indicaties:
Bijwerkingen:
Interacties:
Waarschuwing/ voorzorgen:
Overdosering:
Dosering:
CFH- advies:
Zwangerschap/ lactatie
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 10
Klachten van ernstige bewustzijnsdaling.
Tijdens gebruik geen borstvoeding geven.
Risico van ademhalingsproblemen.
0,5 mg per dag (tablet innemen vlak voor het slapen).
Stoffen in het geneesmiddel, die slaap kunnen introduceren en verlengen.
Alcohol en het slaapmiddel benzodiapine versterken elkaars werking.
Het risico van afhankelijkheid neemt toe bij langer gebruik.
Beïnvloeden van de rijvaardigheid.
Slaapmiddelen komen alleen in aanmerking als het functioneren overdag gestoord is.
Slaapklachten die het functioneren overdag beïnvloeden. Opdracht 2: Bijsluiters Geneesmiddelen zijn altijd voorzien van een bijsluiter. Zie vetgedrukte termen op bladzijde 12 Noteer in de vakjes waarover elk kopje informatie geeft. Maak een kopie van de volgende bladzijde en vul je antwoord in de tabellen in.
Opdracht 3: Recept uitschrijven - Noteer de betekenis van het woord hypnotica? - Zoek uit welke hypnotica middelen kunnen worden voorgeschreven en zet ze op een rij. Maak zo nodig een notitie van voor jou onbekende informatie. - Schrijf een recept uit van een hypnotica middel. Weet je niet meer aan welke voorwaarden je allemaal moet voldoen voor het uitschrijven van een recept? Zoek dit dan op in je boek GMK.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 11
1. EIGENSCHAPPEN
2. INDICATIE
In dit stukje van de bijsluiter wordt uitgelegd:
In dit stukje van de bijsluiter wordt uitgelegd:
3. BIJWERKINGEN In dit stukje van de bijsluiter wordt uitgelegd:
4. INTERACTIES
In dit stukje van de bijsluiter wordt uitgelegd:
5. WAARSCHUWINGEN/ VOORZORGEN In dit stukje v.d. bijsluiter wordt uitgelegd:
6. DOSERING
In dit stukje van de bijsluiter wordt uitgelegd:
7. OVERDOSERING In dit stukje van de bijsluiter wordt uitgelegd:
8. ZWANGERSCHAP/LACTATIE In dit stukje van de bijsluiter wordt uitgelegd:
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 12
Dag 2: Kwartet maken en spelen (medicatie en hartklachten) Mag ik van jou…………! Je gaat vandaag een kwartet maken over medicatie bij hartklachten. Aan het eind van de dag ga je tijdens het afsluitmoment met de docent het kwartetspel spelen. Op deze manier leer je veel over betreffende medicatie. Je start deze opdracht eerst individueel. Ga via google naar de site Farmacotherapeutisch Kompas’, of via www.fk.cvz.nl. Maak ook gebruik van je boek geneesmiddelenkennis. Noteer de 11 groepen en ga op zoek naar medicatie , waarvan jij denkt dat deze veel voorkomen in de praktijk. Vervolgens bespreek je met je groep welke medicatie jullie als groep gaan uitwerken. In totaal moeten alle 11 de groepen met 4 kaarten uitgewerkt zijn voor het te spelen kaartspel. Formeer een groep van 5 - 6 studenten. Vraag de docent om stevig (gekleurd papier). Ga op zoek naar veel voorkomende medicatie voor betreffende hartaandoening en maak hier een notitie van. Lees de criteria goed voordat je het kwartet met je groep gaat uitwerken. Criteria: (zie voorb.)
- in totaal zijn er 11 groepen van de tractus circulatorius uitgewerkt - elke groep maakt een kwartet die per vier kaarten genummerd zijn van 1 tot en met 11 - het kwartet is uitgewerkt in lettertype 12 - het kwartet is in 1 kleur uitgewerkt (elke groep evt. een andere kleur) - de kwartet kaarten zijn volgens voorbeeld uitgewerkt: > op elk kwartet schrijft de groep vier medicijnnamen van verschillende geneesmiddelen voor hartaandoeningen, waarbij elke naam op één van de kaarten een keer bovenaan staan > bovenaan vet het betreffende geneesmiddel noteren (stofnaam) > de merknaam is tussen haakjes > op de kaart staat tot welke groep het middel behoort > indicatie is opgenomen: korte uitleg waar het middel toe dient > de dosering is vermeld > de contra-indicatie is vermeld > de 4 geneesmiddelen zijn onder elkaar vermeld (zie voorbeeld)
Voorbeeld:
1 FUROSEMIDE (Lasix) Groep: diuretica Indicatie: hypertensie/ bij onvoldoende werking van het hart Dosering: 12,5 mg per dag (startdosis) Contra-indicatie: borstvoeding
acenocoumarol budenoside furosemide diclofenac
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 13
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 5
DAG 1: Rolspel voorbereiden en uitvoeren Situatie: Je werkt als doktersassistent op een polikliniek. Dagelijks doe je veel uiteenlopende werkzaamheden: Je ontvangt patiënten die op het spreekuur komen, je geeft voorlichting, je wijst patiënten de weg als ze bij een andere polikliniek of afdeling een afspraak moeten maken, je stelt mensen gerust, je maakt (telefonisch) afspraken en nog veel meer. In deze taak ga je enkele werkzaamheden oefenen en aan het eind van de dag ga je klassikaal tijdens een begeleid moment de rollenspellen uitvoeren. Bereid je goed voor op deze taak. Formeer een groep van 3 - 4 studenten (absoluut niet meer of minder). Verdeel de onderstaande poliklinieken over de 3 of 4 studenten: Cardiologie Chirurgie Gynaecologie Kindergeneeskunde Elke student bereidt het gekozen rollenspel voor een polikliniek voor. a) In deze taak zijn per polikliniek een aantal situaties beschreven. Lees de situaties van de betreffende polikliniek goed door (zie volgende bladzijde). b) Werk voor de polikliniek van je keuze de ziektegeschiedenis en de achtergrond van de patiënten uit. Doe dit zo dat iemand van jullie tijdens het rollenspel de rol van de patiënt en (indien van toepassing) van de specialist overtuigend kan spelen. c) Verzamel alle benodigde materialen en formulieren die nodig zijn voor de afspraken bij de betreffende polikliniek. d) Zoek een toepasselijke voorlichtingsfolder voor situaties waarin voorlichting moet worden gegeven en bestudeer deze. Speel tijdens het begeleide moment de rollenspellen. Zorg dat het resultaat van de beoordeling van de voorlichting in je resultaatoverzicht wordt afgetekend. Het groepje die de situaties voor een polikliniek heeft voorbereid, speelt de patiënt en indien van toepassing de arts. Iemand uit een ander groepje speelt de doktersassistent. De deelnemers die niet meespelen in het rollenspel observeren de doktersassistent. Gebruik hierbij de criteria die zijn benoemd in de aftekenlijst. Deze criteria zijn als bijlage bij deze taak opgenomen. Criteria: Kennis en vaardigheid: Je kunt tijdens een spreekuur van een polikliniek als gastvrouw optreden en hebt kennis van zaken. Voorbereiding rollenspel: Je hebt het rollenspel voor een polikliniek voorbereid door: per situatie de ziektegeschiedenis en de achtergrond van de patiënt uit te werken; alle benodigde materialen, folders en formulieren te verzamelen. Rolspel: Je hebt in de rol van de patiënt gespeeld (van de situaties die jezelf hebt voorbereid). Je hebt een keer de doktersassistente geobserveerd en feedback gegeven op basis van de gestelde criteria. Je hebt een keer zelf de rol van doktersassistente vervuld en feedback gekregen van de andere deelnemers. Je zorgt dat het resultaat van de beoordeling op je resultaatoverzicht wordt afgetekend.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 14
POLIKLINIEK CARDIOLOGIE a) De heer Maasdam (64 jaar) komt voor hypertensie controle op de poli cardiologie. Voordat hij naar de arts gaat moet jij zijn bloeddruk meten en de uitslag aan de arts doorgeven. Je roept hem op uit de wachtkamer. Na de meting moet de heer Maasdam nog even in de wachtkamer wachten totdat hij bij de specialist aan de beurt is. b) Bij mevrouw van Hoek (72 jaar) moet een vaatonderzoek worden uitgevoerd. Je legt haar uit wat er precies gaat gebeuren. POLIKLINIEK CHIRURGIE a) Madelon Bolhuis (23 jaar) komt naar de polikliniek omdat de huisarts een blindendarm ontsteking vermoed. Paulien van Dissel (19 jaar) komt voor controle. Zes dagen geleden heeft ze haar vinger gebroken tijdens het volleyballen. De vinger is toen gespalkt. Pauline moet nu foto's laten maken. Jij regelt dit met de röntgen. Daarna wil de arts haar weer zien. b) Mevr. Suwala (58 jaar) wil een voorlichting over onderzoek met behulp van een CT scan. POLIKLINIEK GYNAECOLOGIE a) Mevrouw Ozir (44 jaar) komt aan de balie. Ze komt voor het eerst bij de gynaecoloog. Ze moet nog even in de wachtkamer plaatsnemen. Als de specialist haar heeft gezien, wil deze dat zij met urgentie bloed en urine laat onderzoeken, waarna zij zich weer bij jou aan de balie moet melden. Zij komt met het labformulier bij jou met de vraag waar ze precies moet zijn voor onderzoek. b) Mevrouw Laurens (30 jaar) is zwanger. Er moet een echo worden gemaakt. POLIKLINIEK KINDERGENEESKUNDE a) Lina Delnaay (4 jaar) moet een tonsillectomie ondergaan. Jij geeft de moeder informatie over de ingreep en stuurt haar naar het opname bureau voor een afspraak. b) De ouders van Misha Feron (3 jaar) moeten worden voorgelicht over het plaatsen van TV buisjes. Rolspel beoordeling
V= voldoende O= onvoldoende A= aandachtspunt
Optreden als polikliniek assistent
V
O
A
O
A
1. Kan patiënten ontvangen en te woord staan. 2. Kan patiënten naar de wachtkamer/ onderzoekskamer/ afdeling verwijzen. 3. Draagt zorg voor persoonlijke verzorging (hygiëne, kleding, haardracht).
Voorlichting geven 1. Sluit aan bij voorkennis patiënt.
V
2. Neemt zo nodig ongerustheid bij de patiënt weg. 3. Herhaalt/ benadrukt belangrijke informatie. 4.
Legt uit wat mogelijke consequenties of complicaties kunnen zijn.
5. Geeft begrijpelijke en duidelijke informatie tijdens de voorlichting 6. Geeft ter ondersteuning foldermateriaal mee.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 15
Dag 2: Administratie in de praktijk Opdracht 1: Afkortingen in medische brieven In de gezondheidszorg wordt er veel met afkortingen gewerkt, vooral in medische brieven. Wellicht ben je al op de hoogte van enkele afkortingen, maar zijn er ook nog afkortingen niet duidelijk voor jou. Noteer in het overzicht de betekenis van betreffende afkortingen (zo nodig ook de Nederlands vertaling). De opdracht vind je hieronder. A. AAP abd. AD ADL AP APR art. AT ATE BC BMR ca. / carc. CCU CHT CVA cyan. dd. DKTP ECG EEG go. grav. ic. IC icr. ict.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 16
im. inaeq./irr. IUD iv. KPR LM mo. MS OAC P PA P(B)GO PKS PKU PPO RA r.a. rec. RR sc. SC ther. TIA UA UC UKG UR uwi. V.(v.) VBO VG VT
Opdracht 2: zie volgende bladzijde. Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 17
Opdracht 2: Alfabetische volgorde Werk deze opdracht individueel uit. Op de poli urologie waar jij werkzaam bent, moeten de volgende statussen op alfabetische volgorde worden opgeborgen: J. Maasbracht G. van Maarssen N. Meerewijk V. Mensink T. Montfoort P.R. Meijer B. Matahelumual G. Mese- van Putten P. Maasland T. Maarling H. Mees- van Hal G. van Maarsen G. Makrini S. Michels S.W. Migros D. Matei P. Mathijsen Y. Mackaaij L. Murach H. Mohan R. Meijers G. Mandels T.G. Modest R. Mirani T. Marut J.J. Masi M. Mishin A. Mohamed Mulu P. Matheij Chr. van Maaren R. Miron L.B. Mooiman T.J. Maanen F. Matuszek T. A. Moehamat M.K. Mandaat W. Meeuwessen L. van Maanen R. Maarland S. Mohamed A. Mohamed Mahamoud D.P. Maarland M. de Maan T. Masouti V.K. Meijerink A. Maas N. van der Meer P.A. Mathijssen M. Moro J. van Merwede Nabespreken met de docent aan het einde van deze dag. Opdracht 3: Brief schrijven. Stel: het gezondheidscentrum waar jij werkt verzorgt een cursus ‘stoppen met roken’ en de arts vraagt jou om patiënten via een brief voor deze cursus uit te nodigen. Gegevens over de cursus: - omvang: 2 bijeenkomsten van elk 1½ uur - tijdsstip: maandagavond van 19.30 – 21.00 uur (over 1 maand start de eerste bijeenkomst) - locatie: Gezondheidscentrum Laageveld, Laageveldselaan 114, 2581 DK Den Haag - cursusleider: medewerker van de Nederlandse Hartstichting - deelnemers: groep van maximaal 15 personen - kosten: gratis - aanmelden: telefonisch (070-2354770) of per e mail (
[email protected]) tot uiterlijk 1 week voor de start Schrijf een pakkende brief om patiënten voor deze cursus uit te nodigen. Tips: - Gebruik een pakkende titel voor de uitnodigingsbrief die de patiënt - Verplaats je in de lezer: welke argumenten en welke toon zullen de lezer aanspreken? - Wees duidelijk maar niet belerend - Gebruik zo min mogelijk moeilijke woorden of medische termen - Als je toch een moeilijk woord gebruikt, leg dit dan uit - Gebruik geen “strenge” woorden zoals ‘u moet’ of ‘u mag niet’ - Deel de brief overzichtelijk in Vergelijk elkaars brieven tijdens het begeleide uur met de docent. Welke brief komt het meest motiverend over? Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 18
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 6
Dag 1: Pijn op de borst kennis integreren en toepassen (KIT) Opdracht 1: KIT Tijdens de opstart van deze dag ga je begeleid de KIT opdracht uitvoeren over aandoeningen met pijn op de borst. Je voert deze opdracht met kaartjes met een groepje van 3 – 4 studenten uit. Het is de bedoeling dat de groep bij de betreffende aandoeningen, de klachten en het beleid kunt neerleggen. Overleg goed met elkaar voordat je definitief jullie keuze neerlegt. Vraag na het uitwerken van de opdracht om het antwoordblad en vergelijk jullie uitwerking. Opdracht 2: Pijn op de borst Een patiënt belt met klachten over pijn op de borst. Beantwoord de volgende vragen: 1. Hoe kan je de hulpvraag van de patiënt verduidelijken? 2. Welke anamnese vragen ga je stellen? 3. Wat is de reden dat je tijdens de intake een notitie maakt van de anamnese? 4. Wat is de reden dat je de anamnese uitvraagt volgens structuur? 5. Welke 3 algemene gegevens zijn belangrijk om na te vragen en te noteren? En waarom is dat? 6. Hoe krijg je de voornaamste klacht snel duidelijk? 7. Wat zijn de verschillen in klachten tussen een hartinfarct en een longembolie? 8. Welke vragen wil je beantwoord hebben bij de specifieke anamnese? 9. Wat is belangrijk om de situatie in te kunnen schatten na de anamnese? 10. Welke voorbeelden van gegevens die ook een rol kunnen spelen bij het inschatten van de situatie kan je geven? Noteer minimaal 3 voorbeelden. 11. Welke 3 manieren van vraagstellen kan je beter niet gebruiken tijdens de anamnese? 12. Wat is het doel van samenvatten van wat de patiënt jou heeft verteld? 13. Hoe laat je de patiënt merken dat je actief luistert? 14. Welke keuzemogelijkheden heb je als doktersassistent ten aanzien van een beleid? 15. Wat moet je doen als je twijfelt aan een beleid? 16. Geef voorbeelden van emoties die het gesprek kunnen bemoeilijken. Opdracht 3: Hartmedicatie Vier van de tien patiënten met hartklachten neemt na een jaar zijn of haar hartmedicatie niet meer in zoals door de arts is voorgeschreven, of laat een of meerdere pillen staan. Dit kan leiden tot onnodige schade aan hart en vaten. Ga op onderzoek uit hoe patiënten hun hartmedicatie (op de juiste manier) kunnen innemen. Het moet gaan om haalbare en nuttige oplossingen waarbij medicatietrouw ook echt kan worden gerealiseerd. Kom met een voorstel voor patiënten en ga hierbij creatief te werk. Het moet voor de patiënt een opdracht op A4 zijn en geen voorlichting. Noteer welke bronnen je hebt gebruikt in je onderzoek en je voorstel. Let op: het is een opdracht die tijd kost. De voorstellen/ oplossingen worden tijdens het begeleide moment klassikaal besproken. Indien er tijdens het afsluitmoment tijd voor is, ga je klassikaal een rolspel oefening uitvoeren waarbij een patiënt pijn op de borst heeft en benauwd is.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 19
Dag 2:
Opdracht ter voorbereiding stage afdeling cardiologie
Opdracht 1: Anatomie van het hart 1) Benoem vanuit het onderstaande figuur wat je bij ieder nummer ziet.
1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= 9= 10= 11= 12= 13= 2) Rondom het hart lopen 3 grote kransslagaders die het hart van zuurstof voorzien. Noteer de volledige benamingen van deze 3 kransslagaders? 3) Hoe lopen deze 3 kransslagaders rondom het hart en waaruit ontspringen ze? Opdracht 2: Prikkelgeleiding van het hart Het hart is een spier die als een pomp werkt, waardoor de bloedsomloop aan de gang blijft. Om het hart te doen samenknijpen krijgt het hart een elektrische impuls. Onderstaande afbeelding is een schematisch overzicht van het prikkelgeleidingssysteem van het hart. 1) Benoem bij de nummers 1 t/m 8 wat je ziet.
1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= 2) Beschrijf vervolgens het prikkelgeleidingssysteem aan de hand van de afbeelding/nummers.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 20
Opdracht 3: EHH en CCU Veel cardiologische patiënten worden eerst opgenomen op de Eerste Harthulp (EHH) of de Coronary Care Unit (CCU), ook wel hartbewakingsafdeling genoemd. 1) Noteer wat de functie is van de EHH. 2) Noteer wat de eerste verrichtingen/onderzoeken zijn op de Eerste Harthulp. Opdracht 4: Woordenlijst Op de polikliniek cardiologie worden veel Latijnse woorden en afkortingen gebruikt. Hieronder volgt een overzicht van afkortingen die veel voorkomen. Noteer de betekenis van de afkortingen en geef er een korte toelichting op. AC
=
ACS
=
AED
=
AF/Afib
=
BMI
=
CAG
=
CCU
=
ECG
=
HR
=
ICU
=
LA
=
LV
=
MI
=
POB
=
SEH
=
SR
=
VF
=
Opdracht 5: Je gaat met 2 medestudenten in de rol van assistent, patiënt en beoordelaar een rolspel uitvoeren. Je geeft elkaar voorlichting over een onderzoek op het gebied van cardiologie. Zorg voor foldermateriaal en maak de gegeven voorlichting met ontvangen feedback inzichtelijk voor een aftekenparaaf van de docent.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 21
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 7
Dag 1: Voorlichting geven Opdracht 1: Maak een voorlichtingsfolder over het bewegingsapparaat. Hierin moet je informatie over verschillende soorten gewrichtspijn en rugpijn verwerken. Je gaat vandaag tijdens het begeleide afsluit moment met je uitgewerkte folder voorlichting geven. Criteria: - het moet op een echte folder lijken (niet met de hand geschreven) - het moet eigen tekst zijn met zelf gezochte plaatjes - in de folder zijn de volgende onderdelen verwerkt: wat gewrichtspijn en rugpijn is, wat de klachten zijn, wat oorzaken kunnen zijn, welke adviezen en behandelingen er mogelijk zijn en wanneer men contact op moet nemen met de huisarts. - wanneer de voorlichtingsfolder en het geven van voorlichting voldoende is, wordt deze afgetekend op je resultatenoverzicht.
Dag 2: Gezondheidszorg Opdracht 1: Zorgindelingen binnen de gezondheidszorg Er zijn binnen de gezondheidszorg veel beroepen bekend. Om deze beroepen overzichtelijk in te delen is er voor gekozen om ze in categorieën onder te verdelen. Zo heeft de gezondheidszorg te maken met een eerstelijns zorg, een tweedelijns zorg en een derdelijns zorg. Er bestaat ook een zogenaamde nuldelijns zorg. Opdracht: - Zoek van de drie categorieën de betekenis op en vat dit samen. Noteer bij elke categorie met welke patiënten/zorgvragers men te maken heeft en geef van de eerste- en tweedelijns zorg minimaal 10 voorbeelden van beroepen. Van de derdelijns zijn er minder te noemen. - Zoek ook op wat men verstaat onder een nuldelijns zorg. Leg dit uit en geef een voorbeeld. - Noteer wat men binnen de gezondheidszorg met zelfzorg bedoelt. - Noteer welke veel voorkomende zelfzorg adviezen jij als doktersassistent in de praktijk zal gaan geven. - Noteer wat er wordt bedoeld met een paramedicus. Noteer minimaal 10 voorbeelden van beoefenaars binnen deze tak van zorg. Een andere vorm van zorg is de zogenaamde complementaire zorg. Ook wel alternatieve zorg genoemd. Deze is aanvullend op de bekende reguliere zorg. Opdracht: - Noteer wat men precies verstaat onder complementaire/ alternatieve zorg. Geef voorbeelden van behandelaars en leg uit wat hun behandeling precies inhoudt. - Noteer wat de ARBO- wet te maken heeft met gezondheidszorg en wat het doel is van deze wet. - Bedenk bij elk aandachtsgebied van de bij jouw doel van de wet genoemde onderwerpen/punten een voorbeeld van zo’n situatie binnen de huisartsenpraktijk/ instelling. Opdracht 2: Bij jou in de praktijk komen veel expats. Daarom wordt er van je verwacht dat jij je ontwikkelt op het gebied van de Engelse taal. Twee weken geleden heb je een brief opgesteld voor een uitnodiging voor een cursus ‘stoppen met roken’. Deze week ga je deze brief vertalen in het Engels. Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 22
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 8
Dag 1: AG Context casuïstiek De heer Kloos, 47 jaar Situatiebeschrijving: Meneer Kloos belt op en zegt: ‘Ik ga over 3 weken voor een periode van 4 weken naar Zuid Afrika. Bij de GGD heb ik voor volgende week een afspraak gemaakt om me te laten inenten, maar mijn vraag aan u is, of ik nog meer medicijnen mee moet nemen op vakantie, preventief dan. Ik zat zelf te denken aan paracetamol en misschien iets voor diarree of braken, of misschien antibiotica? Weet u daar iets van? Moet ik verder nog speciaal ergens op letten?’ Beantwoord de volgende vragen. Welke vragen stel je? Handel je zelfstandig (wel/geen afspraak maken, voorlichting en advies geven) of in overleg met de huisarts? Motiveer je antwoord. Welke voorlichting geef je meneer Kloos over medicijnen voor verre reizen? De heer Dommels, 39 jaar Situatiebeschrijving: De heer Dommels belt op en zegt: ‘Ik ga over drie weken voor een periode van vier weken naar Vietnam. Bij de GGD heb ik voor volgende week een afspraak gemaakt om me te laten inenten, maar mijn vraag aan u is, of ik nog meer medicijnen mee moet nemen op vakantie, preventief dan. Ik zat zelf te denken aan paracetamol en misschien iets voor diarree of braken, of misschien antibiotica? Weet u daar iets van? Moet ik verder nog speciaal ergens op letten? Beantwoord de volgende vragen: Welke vragen stel je? Wat doe je zo nodig? Welke voorlichting geef je de heer Dommels over het voorkomen van reizigersdiarree? Monique Frik, 22 jaar Situatie beschrijving: Monique belt op met de volgende vraag: ‘Ik heb ooit eens een paar jaar geleden een koortslip gehad en ik denk dat ik het nu weer heb, kan dat? Kan ik er hetzelfde recept voor krijgen als een paar jaar geleden?’ Beantwoord de volgende vragen: Welke vragen stel je? Handel je zelfstandig (wel/geen afspraak maken, voorlichting en advies geven) of in overleg met de huisarts? Motiveer je antwoord. Welke voorlichting geef je Monique over een koortslip? Mevrouw van den Berg-Swinkels, 72 jaar Situatie beschrijving: Mevrouw Van den Berg belt met de volgende vraag: ‘Mijn buurvrouw raadde mij aan om een griepprik te gaan halen, in verband met mijn leeftijd. Wat raadt u mij aan?’ Beantwoord de volgende vragen: Welke vragen stel je? Handel je zelfstandig (wel/geen afspraak maken, voorlichting en advies geven) of in overleg met de huisarts? Motiveer je antwoord. Wat doe je zo nodig? Welke voorlichting geef je mevrouw Van den Berg over de griepprik? Mustafa Çelik, 5 jaar Situatiebeschrijving: Het is half november en er hebben zich in de praktijk al verschillende mensen gemeld met griepklachten. Tijdens het spreekuur belt de vader van Mustafa. Hij vraagt: ‘Mijn zoontje heeft een aangeboren hartafwijking, komt hij in aanmerking voor een griepprik?’ Ook vraagt hij: ‘Heeft het nog wel zin om hem die prik te geven? In mijn omgeving zijn al verschillende mensen met griep.’ Beantwoord de volgende vragen: Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 23
Hoe laat jij merken dat je begrip hebt voor de vraag van meneer Çelik? Welke vragen stel je? Handel je zelfstandig (wel/geen afspraak maken, voorlichting en advies geven) of in overleg met de huisarts. Motiveer je antwoord. Welke voorlichting geef je over de griepprik?
Mevrouw van Straaten, 76 jaar Situatiebeschrijving: Mevrouw van Straaten heeft een consult gehad bij de dokter. De dokter wil dat jij het hemoglobinegehalte meet bij mevrouw en de uitslag aan hem doorgeeft. Mevrouw vraagt je helemaal uit over bloedarmoede, omdat ze zich zorgen maakt. Beantwoord de volgende vragen: Hoe laat jij merken dat je begrip hebt voor de zorgen van mevrouw van Straaten? Welke vragen stel je? Handel je zelfstandig (wel/geen afspraak maken, voorlichting en advies geven) of in overleg met de huisarts? Motiveer je antwoord. Welke voorlichting geef je mevrouw van Straaten over bloedarmoede? Wat doe je zo nodig? Karlijn de Wit, 5 jaar Situatiebeschrijving: Mevrouw de Wit belt op met de volgende vraag: ‘Gisteren ontdekte ik wormpjes in de ontlasting van Karlijn en daar schrok ik nogal van, maar de buurvrouw heeft mij gerustgesteld, dat het niets ernstigs was. Is het nodig om op het spreekuur te komen?’ Beantwoord de volgende vragen: Waar denk je aan in deze situatie? Hoe laat jij merken dat je begrip hebt voor de schrik van mevrouw de Wit? Welke vragen stel je? Welke voorlichting geef je over hygiëne en wormpjes? Oscar Cesar, 3 jaar Situatiebeschrijving: Mevrouw Cesar belt op en zegt: ‘Mijn zoontje Oscar van drie jaar heeft ongeveer een maand geleden een kuurtje gehad tegen wormpjes. Dat heb ik zo bij de apotheek kunnen halen. Maar nu heeft hij er alweer last van, weet u hoe dit kan en hoe ik het kan voorkomen? Ik ben altijd erg schoon, ik snap niet hoe we hier nu weer aan komen!’ Beantwoord de volgende vragen: Waar denk je in eerste instantie aan? Welke vragen stel je? Handel je zelfstandig (wel/geen afspraak maken, voorlichting en advies geven) of in overleg met de huisarts. Motiveer je antwoord. Wat doe je zo nodig? Welke voorlichting geef je mevrouw Cesar over wormpjes? Doris de Jong-Van Schie, 42 jaar Situatiebeschrijving: Mevrouw De Jong belt op met de volgende vraag: ‘Wat is normaal wat ontlasting betreft? Mijn vriendin zegt dat ze elke dag wel ontlasting heeft. Bij mij is dat niet zo, ik heb al dagenlang geen ontlasting gehad. Het lijkt wel of mijn buik dikker is, ik vind het ook niet mooi staan. Kan ik er iets voor krijgen?’ Beantwoord de volgende vragen: Waar denk je aan in deze situatie? Welke vragen stel je? Handel je zelfstandig (wel/geen afspraak maken, voorlichting en advies geven) of in overleg met de huisarts. Motiveer je antwoord. Wat doe je zo nodig? Welke voorlichting geef je het defecatiepatroon?
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 24
Dag 2: Hoesten en proesten Productieve hoest is nuttig, zoals de naam al zegt. Onderdrukken met medicijnen is dus in principe niet wenselijk. Wel kun je het lichaam ‘een handje helpen’ bij deze schoonmaakactie en tegelijkertijd proberen het ongemak dat hoesten geeft, wat verzachten. Als er een ernstige aandoening achter het hoesten schuilt, dan moet deze natuurlijk worden behandeld. Niet productieve hoest bestrijden is wel zinvol, omdat het vooral hinderlijk is en verder weinig nut heeft. Opdracht 1: Vraag de docent om een flap plus viltstift. Vorm een groep van 4 – 5 studenten. Maak met jouw groep één flap. Neem daarbij het volgende voorbeeld schema over. Maak op dezelfde manier schema’s voor: slijmoplossende, verzachtende, infectie bestrijdende en allergie remmende medicatie. Dus op de voor en achterzijde heeft elke groep straks 5 uitgewerkte schema’s staan. Verdeel de opdrachten: hoestprikkelremende-, slijmoplossende-, verzachtende-, infectie bestrijdende- en allergie remmende medicatie. Ieder zoekt voor zijn/ haar te verwerken geneesmiddel op, in welk vak het geneesmiddel thuishoort (noteer stofnaam en/ of merknaam) en welke mogelijke bijwerkingen er zijn. Vul de schema’s vervolgens met je groepje in. Wanneer de schema’s kloppen (klassikaal nabespreken), werkt iedereen de schema’s zelf uit op één of twee A4-tjes. Iedereen zorgt er voor dat de schema’s in de GMK map zijn opgenomen. Bronnen: GMK boek voor doktersassistenten, www.medicinfo.nl, www.consumed.nl
Alleen op recept (UR)
Hoestprikkelremmend Zonder recept (OTC)
Mogelijke bijwerkingen
Opdracht 2: Beantwoord met je groepje de volgende vragen: 1. Voor welk type hoest zijn hoestprikkelremmende middelen bedoeld: voor productieve of voor niet- productieve hoest? 2. Wat betekent de term mucolytica? 3. Om de keel te verzachten zijn hoestsiropen en hoesttabletten verkrijgbaar. Wat zijn de voor- en nadelen van beide? 4. Welke verzachtende toedieningsvorm raad je bij kleine kinderen aan? 5. Welke stof komt er vrij bij een allergische reactie?
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 25
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 9
Dag 1: Rolspeloefening “Wat is er mis?” Opdracht 1: Vandaag ga jij je richten op verschillende soorten pijnklachten. Werk in een groepje van 3 – 4 studenten. Je gaat de volgende klachten omzetten in een telefonische hulpvraag (let op: alle klachten moeten per groep worden uitgewerkt (let ook op extra klachten/ informatie en persoonsgegevens: - hoofdpijn - rugpijn - keelpijn - buikpijn - maagpijn - gewrichtspijn - kaakpijn - spierpijn - pijn bij plassen - pijn op de borst Bereid je voor op het aannemen en afhandelen van bovengenoemde (door jou uitgewerkte) hulpvragen. Bereid je voor op het geven van voorlichting over bovengenoemde aandoeningen. Maak een notitie van aandachtspunten. Opdracht 2: Voorlichting geven Tijdens het afsluitmoment wordt er aandacht besteed aan het aannemen en afhandelen van hulpvragen en van het geven van voorlichting en advies.
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 26
Dag 2:
Receptuur opdracht ten aanzien van hart- en vaatziekten, astma en COPD
Verplaats je in de rol van een doktersassistent en bedenk dat je onderstaande brief krijgt toegestuurd. Brief: De werkgroep Deskundigheidsbevordering voor Assistenten (WDA) wil graag de kennis over geneesmiddelen bij assistenten actualiseren. Daarom organiseert de WDA een nascholingscursus over de volgende onderwerpen:
Middelen tegen hypertensie (4 groepen) Middelen tegen hypercholesterolaemie Middelen tegen angina pectoris en hartinfarct Middelen tegen bloedarmoede Bloedverdunnende middelen Middelen tegen hoesten Middelen bij astma en COPD
De belangstelling is groot voor de cursus; ook jij hebt je aangemeld. De cursusmap heb je ontvangen met een begeleidende brief. De brief luidt als volgt: Beste cursist, Wij zijn blij dat ook jij je hebt opgegeven voor de bijscholing over geneesmiddelenkennis. De cursus zal gegeven worden op donderdag 03-09-2014, 10-09-2014 en 17-09-2014. Locatie: Hotel Golden Tulip te den Haag. Tijdstip: 19.00 – 21.30 uur. Om de avonden wat boeiender te maken is het belangrijk dat jij je voorbereidt op de cursus. Stel, indien mogelijk, van elke geneesmiddelengroep een top 3 samen (meest voorgeschreven middelen). Schrijf van deze middelen op: De merknaam en de stofnaam Bij welke patiënten het middel het meest wordt gebruikt Wat de belangrijkste bijwerkingen zijn De dosering De interacties De contra-indicatie De toedieningswijze Andere aandachtspunten die voor jou van belang zijn
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 27
STAGE VERVANGENDE OPDRACHTEN
WEEK 10
Dag 1: Casuïstiek luchtwegen en gynaecologie Opdracht 1: (casuïstiek luchtwegen) Casus 1: Mevr. G. Lagendijk- de Groot, geb. 21- 11- (56 jaar) is bekend met chronische bronchitis waar zij inhalatiemedicatie voor krijgt. Ze voelt zich al een paar dagen niet lekker, hoest geel slijm op en heeft sinds vannacht koorts (38.7 ° C). Zij rookt gemiddeld 15 sigaretten per dag, ondanks dat haar diverse malen is aangeraden om te stoppen. Na telefonisch contact met de arts vermoedt de arts een acute bronchitis waar hij antibiotica voor uitschrijft. Om de diagnose te bevestigen en te weten van welke bacterie mogelijk sprake is, wil de arts dat er een kweek wordt afgenomen en onderzocht wordt in het laboratorium. Zoek zelf op welke medicatie kan worden voorgeschreven en met welke inhalatie medicatie zij bekend kan zijn. Zo ook de dosering en aantal. Van welke bacterie kan er sprake zijn? En om welke kweek gaat het? Casus 2: Reinier de Mooy, geb. 14-03- (6 jaar), is sinds twee maanden bekend met een allergische rhinitis. De arts heeft hem Mometason neusspray voorgeschreven in elk neusgat 50 ug/dag in 2 doses. Reinier heeft echter een hekel aan de neusspray, omdat deze een irriterend gevoel geeft in de neus. De moeder belt naar de praktijk om te vragen of Reinier andere medicatie kan krijgen. Zoek op welke andere medicatie er in dit geval kan worden voorgeschreven. Opdracht 2: (casuïstiek gynaecologische aandoeningen) Casus1: Anja Elberts 18 jaar schaamt zich verschrikkelijk. Ze heeft last van afscheiding. Ze is bang dat er niets tegen te doen is. Extra wassen en sprays helpen onvoldoende. Ze durft niet goed meer met haar vriend te vrijen. Beantwoord de volgende vragen: Welke vragen ga je stellen? Welk beleid zou je kiezen en waarom? Welke aandoening(en) kunnen deze klacht geven? Welke zelfzorg of voor te schrijven medicatie kan er worden ingezet? Casus 2: Mevrouw Timmer, 32 jaar klaagt over pijn laag in de onderbuik. Zeurende pijn die sinds gisteren erger is geworden. Haar menstruatie is net achter de rug. Beantwoord de volgende vragen: Welke vragen ga je stellen? Welk beleid zou je kiezen en waarom? Welke aandoening(en) kunnen deze klacht geven? Welke zelfzorg of voor te schrijven medicatie kan er worden ingezet? Casus 3: Mevrouw Pieters 43 jaar klaagt al geruime tijd over hevige menstruatie. Ze durft dan niet eens de deur uit te gaan omdat ze zoveel bloedverlies heeft. Daarbij voelt ze zich de laatste tijd ook er erg moe en futloos. Beantwoord de volgende vragen: Welke vragen ga je stellen? Welk beleid zou je kiezen en waarom? Welke aandoening(en) kunnen deze klacht geven? Welke zelfzorg of voor te schrijven medicatie kan er worden ingezet? Casus 4: Wendy Donkers 23 jaar komt er vanmorgen achter dat ze gisteren de pil is vergeten!! Ze neemt de pil steeds in de ochtend om 8.00 uur Ze is helemaal in paniek en is bang dat ze zwanger is!! Beantwoord de volgende vragen: Welke vragen ga je stellen? Welk beleid zou je kiezen en waarom? Welke aandoening(en) kunnen deze klacht geven? Welke zelfzorg of voor te schrijven medicatie kan er worden ingezet? Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 28
Dag 2: Praktijkbrieven uitwerken. Opdracht 1: Voor Mw. G.J. Willemse-de Boer, geboren 15 maart 1945, wonend Jan Campertlaan 67, 2566 GH, te DEN HAAG heb je per abuis een afspraak gemaakt op een nascholingsdag van de huisarts. Schrijf een brief aan mevrouw Willemse waarin je de afspraak verplaatst naar een andere dag en tijdstip. Laat je brief beoordelen door de docent. In verband met ziekte van de huisarts is de praktijk de aankomende dagen gesloten. Voor dringende zaken kunnen patiënten naar de waarnemend huisartsen. Je hebt de patiënten die al in de agenda stonden zo veel mogelijk gebeld om de afspraak af te zeggen. Maar een aantal kun je telefonisch niet bereiken. Maak een briefje voor deze patiënten. De volgende gegevens kun je gebruiken. Datum van vandaag; de dokter is in ieder geval nog vijf dagen ziek. Waarnemers achternamen beginnend met A t/m G, dokter de Boer, H t/m O dokter Liem, P t/m Z dokter Gerritsen. Adressen en telefoonnummers kun je zelf verzinnen. Schrijf een brief aan de patiënten: Mw. Sluyter, Dhr. Boerboom en Astrid vd Hoeven. Opdracht 2: Hieronder vind je twee brieven van longarts Bijnen. Zoek de moeilijke woorden en medicatie op en zet ze met betekenis in een (WRTS) lijst. Vat de brieven samen. Den Haag, 25 augustus 2014 (brief 1) ‘Geachte collega, Op onze polikliniek zagen wij mevrouw van Wegen-Molders. Diagnose: ernstig astma bronchiale zonder aanwijzingen voor atopie. Anamnese: Het klachtenpatroon wisselt sterk. Er bestaat nog altijd een behoefte aan een forse hoeveelheid medicatie. Alg. lichamelijk onderzoek: niet ziek. Over de longen vesiculair ademgeruis beiderzijds. X-Thorax: geen aanwijzingen voor actieve infiltratieve afwijkingen. Longfunctieonderzoek: VC 5.44 FEV1 4.46, 81.9%, CO-diffusie normaal. BMI 23.8. Conclusie: redelijk acceptabele toestand met fors medicatiegebruik. Controle over 6 maanden. Medicatie: Seretide 250/25 4x2 per volumatic, atrovent 4-6 dd2, Ventolin zn, spiriva 1d1i, aerius 2dd 1, prednisolon 1dd3, avamys 1dd, losec 40 2dd, CAD 500/440 1dd, Actonel 1x per week, emadine ooggtt. Met vriendelijke groet, J.K. van Bijnen, longarts’
Delft, 30 augustus 2014 (brief 2) Geachte collega, Op 23-08-2010 werd opgenomen op de longafdeling en op 27 augustus 2010 werd overgeplaatst naar de afdeling Cardiologie uw patiënt dhr. G. Wensveen. Ik moge verwijzen naar mijn schrijven d.d. 27-07-2010, waaruit blijkt dat er sprake is van een licht obstructief gestoorde longfunctie, passend bij COPD, GOLD stadium I met mogelijk bijkomende hyperreactiviteit van het bronchiaal slijmvlies en persisterende nicotine-abusus. Anamnese: patiënt vertelt dat hij langzamerhand progressief kortademig is en het de laatste periode echt niet meer gaat. Zijn eetlust is verminderd en patient is 3 a 4 kg afgevallen. Patiënt is niet ziek geweest, koorts - , hoest en geeft nauwelijks sputum op. Is inmiddels een maand gestopt met roken. Heeft 60 jaar lang 20 sigaretten per dag gerookt (60 packyears). Astma -, allergie -, huisdieren - , POB - , palpitaties - , nycturie - , enkeloedeem -. Defaecatie is weinig door verminderde intake. Moeite met eten, zakt niet goed weg en braakt als hij teveel eet. Niet misselijk. Geen last van gewrichten. Sinds aantal jaar snel hematomen als patient zich stoot. Vrijdag 20-08-2010: Azithromycine gestart 3 dagen. Voorgeschiedenis: derdegraads AV-block waarvoor pacemakerimplantatie. In 2001 een CVA. Hypercholesterolemie en doorgemaakte pneumonie van de rechtermiddenkwab bij meerdere ribfracturen na val in februari 2008. Juli 2010 COPD. Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 29
Alg. Lichamelijk onderzoek: RR 115/82 mmHg, pols 100, Temp 36.4 O2sat 97%.Alg: matig zieke man. Geen leverstigmata. Georiënteerd in trias. H/H: lymfeklieren niet palpabel. Roze slijmvliezen .Cor: S1S2, geen souffle Pulm: VAG bdz, geen bijgeluiden. Sonore percussie. Abd: peristaltiek aanwezig, WT, lever tikt aan, milt niet palpabel. Extr: licht pitting oedeem enkels Neurologisch: Sensitief, reflexen symmetrisch. Kracht in linker arm verminderd. Kracht in bovenbenen goed. X-thorax: geen aanwijzingen voor actief infiltratieve afwijkingen. Het longbeeld is emfysemateus. Pacemaker in situ. CT-scan-thorax/bovenbuik: hierbij wordt dubbelzijdig pleuravocht gevonden, voorts in de longen geen afwijkingen. Geen aanwijzingen voor een ruimte-innemend proces. Geen aanwijzingen voor longembolieën. Wel is er wat ascites zichtbaar. Laboratoriumonderzoek: BSE 5 mm/eerste uur, Hb 9.1. Normaal hemogram, normale differentiatie. Klinisch chemisch bloedonderzoek zonder afwijkingen. Kreat 92 umol/l. Leverfunctiewaarden gestoord: bili 18, GGT 139, SGOT 87, SGPT 132, LDH 337 en later bepaalde BNP >7000. Bespreking: patiënt is progressief kortademig en gaat langzamerhand achteruit. Er zijn gestoorde leverfunctiewaarden, welke waarden in vergelijking met eerder gevonden waarden aanzienlijk zijn verslechterd. Op een CT-scan wordt enig pleuravocht gezien alsmede ook wat ascites. Gezien de sterk verhoogde BNP en de bevindingen op de CT-scan wordt de cardioloog in consult gevraagd, die uiteraard decompensatio cordis ten gevolge van cardiomyopathie beschrijft. Patiënt krijgt een behandeld advies en wordt overgeplaatst naar de afdeling Cardiologie op 27 augustus 2010. Ongetwijfeld ontvangt u nader bericht bij ontslag. Met vriendelijke groet, J.K. van Bijnen, longarts’
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 30
Stage vervangende opdrachten Periode 5, versie november 2014,
Pagina 31