Bodembeheer: kwaliteit & opleiding Competentiemanagement en kader voor het ontwikkelen van cursussen en trainingen voor ambtenaren
VOORT fase 1
SIKB Prj. 44, fase 1
voor de provincies
December 2003
Inhoudsopgave Inleiding.......................................................................................................... 3 Aanleiding voor VOORT............................................................................................3 Doel, uitgangspunten en randvoorwaarden .......................................................4 Algemene werkwijze, resultaten en gebruik.........................................................4 Vervolg; fase 2 en 3...................................................................................................5 Uitvoeringsteam: ........................................................................................................5 Begeleidingscommissie:............................................................................................5
Competentiemanagement en VOORT ....................................................... 6 Hoe werkt competentiemanagement?................................................................6 Opleidingsniveau & ervaringsontwikkeling & POP...............................................6 VOORT & competentiemanagement ...................................................................8
Bodembeheer: taken, kennis & vaardigheden ......................................... 9 De takentabel ............................................................................................................9
Opleidingsmodules Bodembeheer ........................................................... 17 Typen taken, kennis & vaardigheden..................................................................17 Welke modules zijn ontwikkeld en voor wie?......................................................18 Hoeveel opleidingstijd vragen de modules?......................................................19 Hoe zijn de modules te gebruiken?......................................................................19 Opbouw van de modules......................................................................................19 Module type A: Bodembeheer algemeen, kennis en vaardigheden...........20 Module type B: Vaardigheden .............................................................................21 Module C1: Bodembeheerbeleid, verdieping kennis en vaardigheden.....22 Module C2: Integraal werken, verdieping kennis en vaardigheden .............22 Module C3: Bodemhygiëne, verdieping kennis en vaardigheden................23 Module C4: Bodemtechniek, verdieping kennis en vaardigheden...............24 Module C5: Juridische aspecten, verdieping kennis en vaardigheden .......25 Module C6: Financiële aspecten, verdieping kennis en vaardigheden.......25 Module C7: Ondersteuning, verdieping kennis en vaardigheden.................26
Bodembeheer bij andere overheden ....................................................... 27 Bijlage 1: Lijst van competenties met omschrijving................................. 28 Bijlage 2: Handreiking competentiecatalogus ........................................ 32
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
2
Inleiding Het Ministerie van VROM, de provincies en de gemeenten hebben het initiatief genomen tot het project VOORT. VOORT staat voor ‘Verbeteren Opleiding, Ontwikkeling, Rol- en Taakinvulling’ van ambtenaren op het gebied van Bodembeheer. Het gaat om ongeveer 1000 mensen bij de overheid. VROM heeft de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) gevraagd trekker van het project te zijn. Het SIKB heeft KAM Milieuadvies b.v. opdracht gegeven tot uitwerking van VOORT. Leeswijzer Deze rapportage betreft fase 1 van VOORT, de inhoudelijke uitwerking. Er is een aparte rapportage gemaakt voor provincies, rechtstreekse gemeenten, programmagemeenten, projectgemeenten en opleidingsinstituten. Deze rapportage voor de provincies bestaat uit vijf hoofdstukken en twee bijlagen. In dit hoofdstuk – Inleiding – zijn de aanleiding, doelstelling, werkwijze, algemene resultaten en het vervolg van VOORT beschreven. Het tweede hoofdstuk – Competentiemanagement & VOORT – licht toe wat competentiemanagement is, hoe het werkt en wat daar voor nodig is. Het derde hoofdstuk – Bodembeheer: taken, kennis & vaardigheden – geeft een overzicht van de provinciale taken op het gebied van Bodembeheer en per taak ook de benodigde kennis en vaardigheden voor een goede taakuitvoering. Het vierde hoofdstuk – Opleidingsmodules Bopdembeheer – beschrijft de achtergronden en de inhoud van het opleidingskader VOORT. Het vijfde hoofdstuk – Bodembeheer bij andere overheden – behandelt kort bij welke andere overheden Bodembeheer een rol speelt, maar dat in het kader van VOORT niet verder is uitgewerkt. Bijlage 1 is de ‘IPO-competentielijst, waar de vaardigheden die in de takenlijst staan uit zijn geselecteerd. Bijlage 2 is de IPO-handreiking voor de ontwikkelfasen van de vaardigheden.
Aanleiding voor VOORT De provincies hebben als bevoegd gezag circa 50 wettelijke en beleidsmatige taken op het gebied van Bodembeheer. Een deel van die taken is nieuw. Tevens is er doorstroming van medewerkers en komen nieuwe medewerkers binnen. Om de kwaliteit van de uitvoering van bodemtaken te waarborgen, is bij- en nascholing van de (nieuwe) medewerkers belangrijk. Echter, vraag en aanbod van de scholing zijn nu niet goed op elkaar afgestemd. Daarnaast doet het zogenaamde ‘competentiemanagement’ bij de overheden steeds meer opgeld. Daarin spelen, naast kennis, ook houding en vaardigheden van de ambtenaren een grote rol. In het bestaande aanbod van cursussen en trainingen op het gebied van bodembeheer ligt de nadruk echter sterk op kennis en niet zozeer op houding en vaardigheden. Naast bovengenoemde inhoudelijke aanleidingen voor het project VOORT is er ook een procesmatige aanleiding. Door het SIKB is het project ‘Vakbekwaamheid van sleutelfunctionarissen in de bodemketen’ uitgevoerd. Daarbij zijn voor een aantal kritische bodemfuncties in de marktsector na- en bijBodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
3
scholingstrajecten ontwikkeld. Met het project VOORT wordt een equivalent daarvan voor de overheid verkregen.
Doel, uitgangspunten en randvoorwaarden Het doel van VOORT is om vraag en aanbod van cursussen en trainingen op het gebied van Bodembeheer te structureren. De overheden kunnen zo hun opleidingsbehoeften beter definiëren en de opleidingsinstituten kunnen beter dan nu in die opleidingsbehoefte voorzien. De mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit van bodembeheer worden daarmee vergroot. De uitgangspunten en randvoorwaarden voor de uitvoering van fase 1 van VOORT zijn: VOORT vormt het kader voor opleidingsinstituten om cursussen en trainingen te kunnen gaan ontwikkelen die beantwoorden aan de vraag van de bodemoverheden. De opleidingsinstituten ontwikkelen cursussen en trainingen op commerciële basis In VOORT wordt uitgegaan van taken die de verschillende overheidsorganisaties hebben op het gebied van Bodembeheer, in plaats van functies van bodembeheermedewerkers, omdat taken eenduidig zijn te definiëren en functies niet VOORT gaat uit van de bodembeheertaken van provincies en gemeenten. Bodembeheertaken van andere overheden, zoals Waterschappen en Rijkswaterstaat, blijven buiten beschouwing, omdat die bodembeheertaken nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd In VOORT wordt Bodembeheer gezien als het omgaan met chemisch verontreinigde bodem. Zaken als preventie van bodemverontreiniging (ondanks het gebruik van het begrip ‘bodembescherming’), fysische bodemaantasting en het omgaan met bodemnatuur- en –cultuurschatten, vallen buiten de beschouwing VOORT sluit zo veel mogelijk aan bij lopende initiatieven en projecten met betrekking tot cursussen en trainingen op het gebied van Bodembeheer, zoals het project ‘Leerwerktraject’ van de provincie Noord Holland met haar gemeenten en de opleidingstrajecten in de provincies Groningen en Drenthe.
Algemene werkwijze, resultaten en gebruik VOORT wordt uitgevoerd in drie fasen. Fase 1 betreft het inhoudelijke deel. Daarin zijn alle bodembeheertaken van provincies en gemeenten geïnventariseerd, als uitwerking van de indeling in de Normbladen Bodem 8001 en 8002. Voor elke taak zijn de kennis en de vaardigheden1 die passen bij een kwalitatief goede uitvoering van die taak beschreven, evenals het opleidingsniveau en de (globale) functiebenaming.
1
Voor wat betreft vaardigheden is de lijst van ‘algemene competenties’ van de provincies (project FUWAPROV) gebruikt, omdat deze lijst vastligt vanwege CAO-afspraken.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
4
Uit de takenlijst zijn opleidingsmodules samengesteld. Elke module bevat een aantal onderwerpen en elk moduleonderwerp is rechtstreeks gekoppeld aan de betreffende taken met bijbehorende kennis en vaardigheden. De resultaten van fase 1 van VOORT hebben meerdere (samenhangende) toepassingen. VOORT speelt in op de maatschappelijke tendens naar ‘competentiemanagement’ en tegelijkertijd geeft VOORT invulling aan het onderwerp ‘vakbekwaamheid’ uit het Normblad Bodem: De koppeling van algemene competenties (vaardigheden) aan de takenlijst van Bodembeheer geeft de verantwoordelijke leidinggevenden van provincies en gemeenten een instrument in handen om, samen met de medewerker, op eenvoudiger wijze persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP’s) te kunnen opstellen; Met de opleidingsmodules en de takenlijst zijn de opleidingsinstituten beter in staat om cursussen en trainingen te ontwikkelen die aansluiten op de daadwerkelijke opleidingsbehoefte. Met de te ontwikkelen cursussen en trainingen kan de kennis van bodembeheer worden verhoogd én kunnen de gewenste algemene competenties worden getraind. Zo kan invulling worden gegeven aan de uitvoering van de POP’s.
Vervolg; fase 2 en 3 VOORT fase 1 zal in 2003 zijn afgerond. De resultaten en daarop volgende implementatie ervan zullen in fase 2 worden afgestemd met de bevoegde overheden. In fase 3 gebeurt datzelfde met de opleidingsinstituten aan de hand van het VOORT-kader. De opleidingsinstituten kunnen dan starten met het ontwikkelen van cursussen en trainingen Bodembeheer. Indien de uitvoering van de fasen 2 en 3 direct aansluit op fase 1, kunnen de cursussen en trainingen naar verwachting eind voorjaar van 2004 beschikbaar zijn.
Uitvoeringsteam: KAM Milieuadvies b.v. FFact
W.F. Kooper F. Hopstaken
Begeleidingscommissie: Gemeente Arnhem Haskoning IPO Provincie Noord Holland SIKB SKB VNG VROM VKB
mevrouw M. Visser C. Neeft F. Kok (tot juli 2003) C. Denneman W. de Koning J. Verheul J. Verburg M. de Steenwinkel M. Veul (voorzitter)
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
5
Competentiemanagement en VOORT Competentiemanagement is een instrument voor kwaliteitsverbetering, gericht op de individuele medewerker (functioneren) en daarmee tevens gericht op de organisatie (prestaties). Of iemand goed functioneert in een organisatie hangt af van hoe iemand bijdraagt aan de doelen van die organisatie. Competentiemanagement kan dus niet zonder heldere organisatiedoelen. Vanuit die organisatiedoelen vervullen mensen functies en voeren zij taken uit. Voor een goede uitvoering van de taken (en daarmee de functie) zijn individuele kennis, vaardigheden en houding bepalend. Competentiemanagement stuurt daarom op kennis, vaardigheden en houding van de medewerker.
Hoe werkt competentiemanagement? Competentiemanagement is individueel gericht. Voor competentiemanagement zijn competenties nodig – zoals gezegd kennis, vaardigheden en houding – die het (gewenste) gedrag van medewerkers in een bepaalde functie beschrijven. Medewerker en leidinggevende vullen dat samen in, de medewerker voert de afspraken uit: De functie van de medewerker bepaalt de welke competenties belangrijk zijn; Welke competenties (verder) ontwikkeld moeten worden staat in het Persoonlijke Ontwikkelingsplan (POP) van de medewerker; De medewerker voert zijn of haar POP uit en koppelt de resultaten terug naar de leidinggevende. Er worden in de praktijk diverse ‘competentielijsten’ gebruikt, waarbij vooral het aantal competenties verschilt (30 – 70). Die lijsten bevatten ‘algemene competenties’, die niet zijn gekoppeld aan ‘kennis’, omdat men competenties vaak organisatiebreed wil inzetten. Competentiemanagement is dus het managen van kennis, vaardigheden en houding, maar in de praktijk beschrijven ‘competentielijsten’ geen kennis2. Om deze reden is het zinvol om er vanuit te gaan dat met ‘competenties’ in feite ‘vaardigheden’ worden bedoeld. In VOORT doen we dat ook.
Opleidingsniveau & ervaringsontwikkeling & POP Werk- en denkniveau De uitvoering van bodembeheertaken vindt plaats door mensen met een initieel opleidingsniveau MBO, HBO of WO. Mensen met zo’n initiële opleiding kunnen zich verder ontwikkelen. Bepalend wordt dan vooral het denk- en 2
Het onderscheid tussen vaardigheden en houding is niet altijd precies aan te geven: een vaardigheid kan een bepaalde houding zijn en een bepaalde houding vertonen kan tegelijkertijd een vaardigheid zijn.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
6
werkniveau waarop men functioneert. Vervolgopleiding in de vorm van cursussen en trainingen Bodembeheer zal op dit verschil in denk- en werkniveau moeten aansluiten. Gegeven de praktijk hanteert VOORT twee denken werkniveau’s van de deelnemers: MBO/HBO en HBO/WO, aansluitend op de aard van een aantal taken: standaard en complex. VOORT vraagt de opleidingsinstituten daarom cursussen en trainingen, waar dat zinvol is, op twee niveaus te ontwikkelen (zie ook hoofdstuk vier). Ervaringsniveau Vanuit de startpositie MBO, HBO of WO wordt het ervaringsniveau van mensen meestal ingedeeld in junior, medior en senior. Tabel: Ervaringsniveaus Junior
het ‘leren van het vak’ staat voorop uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden; geen eindverantwoordelijkheid ‘learning on the job’, met coaching door meer ervaren collega’s
Medior
zelfstandig functioneren staat voorop kernkwaliteiten zijn zichtbaar en worden waar mogelijk benut coachen kan onderdeel van de werkzaamheden worden.
Senior
inzet op kernkwaliteiten en voor coaching van minder ervaren collega’s opgebouwd netwerk en het gebruik maken daarvan betrokkenheid bij productontwikkeling.
De juniormedewerker heeft kennis en vaardigheden die passen bij de gevolgde initiële opleiding. De ontwikkeling van specifieke (bodembeheer) kennis, verbonden met ‘kennen’, vindt ‘on the job’ plaats, door het bijwonen van symposia en door het volgen van cursussen, vooral tijdens de groei van ‘junior’ naar ‘medior’3. Daarom is in de takenlijst (volgend hoofdstuk) de kennis beschreven op mediorniveau. Dat wil zeggen dat de medewerker op mediorniveau voor wat betreft ‘kennis’ zelfstandig moet kunnen functioneren. Vanzelfsprekend gaat het adagium ‘eenmaal medior, altijd medior’ niet op. Immers, er doen zich nieuwe ontwikkelingen – beleidsmatig, technisch, juridisch enz. – voor, waarop de medewerker moet inspelen. VOORT houdt ook hier rekening mee door aan de opleidingsinstituten te vragen om, naast ‘basiscursussen’ ook ‘opfriscursussen’ te (blijven) ontwikkelen. De ontwikkeling van vaardigheden, verbonden met ‘kunnen’ verloopt op een andere wijze. Anders dan bij kennis – die men ‘tot zich kan nemen’ – zijn vaardigheden (bijlage 1) voor een belangrijk deel (potentiële of latente) eigenschappen van een persoon. Vaardigheden die iemand potentieel of latent in zich heeft zijn wel te ‘ontwikkelen’ (trainen), maar bij afwezigheid van dat potentieel lastiger ‘te leren’. Elke vaardigheid is op 3 ‘ontwikkelfasen’ beschreven (bijlage 2). Deze ontwikkelfasen kunnen worden gebruikt in relatie tot het denk- en werkniveau
3
Ontwikkeling van medior naar senior heeft minder met kennis, maar des te meer met vaardigheden te maken
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
7
en het ervaringsniveau van de betreffende medewerker, namelijk junior (niveau 1), medior (niveau 2) en senior (niveau 3). De relatie van deze drie ontwikkelfasen met de initiële opleiding is moeilijker te leggen. Iemand met een WO-opleiding bijvoorbeeld, is vanwege die opleiding niet vanzelfsprekend een betere onderhandelaar dan iemand met een MBO-opleiding. Het tegendeel kan het geval zijn. Op welke vaardigheden en tot welk niveau iemand vaardigheden ontwikkelt (kan ontwikkelen), is dan ook een individuele aangelegenheid. Houding, tenslotte, is een psychologisch aspect, verbonden met ‘willen’ en is niet direct verbonden met werk- en denkniveau en ervaringsniveau. Competentiemanagement is sturen op de drie bovenbeschreven onderdelen kennis, vaardigheden en houding. Sturing vindt individueel plaats, gerelateerd aan opleidings- of denk- en werkniveau en ervaringsniveau, ten behoeve van de (verdere) ontwikkeling van de medewerker en - daarmee – ten behoeve van de effectiviteit en kwaliteit van de organisatie. Een POP is het instrument om tot de gewenste ontwikkeling van de medewerker te komen. Het POP komt tot stand door wisselwerking tussen medewerker en leidinggevende over ‘kennen’, ‘kunnen’ en ‘willen’. De medewerker voert zijn of haar POP uit.
VOORT & competentiemanagement Door VOORT zijn de bodembeheertaken van de provincies geïnventariseerd (zie het volgende hoofdstuk). Aan elke afzonderlijke taak zijn zowel de benodigde kennis als de vereiste vaardigheden voor een goede taakuitvoering gekoppeld. Voor de vaardigheden is geput uit de competentielijst die het IPO in het kader van nieuwe CAO-afspraken heeft opgesteld (FUWAPROV). Deze competentielijst bevat 50 ‘algemene competenties’, niet gericht op kennis, maar op vaardigheden (en houding). Hoewel minder gebruikelijk, zijn de vaardigheden dus niet aan functies, maar aan taken gekoppeld. De reden daarvan is dat een opleidingskader Bodembeheer – het primaire product van VOORT – niet uit functies kan worden opgesteld, omdat de functie-invulling per organisatie verschilt. Daarentegen zijn de taken voor elk type organisatie wel vergelijkbaar. Elke individuele organisatie kan vervolgens haar eigen vertaalslag van taken naar functies maken, omdat een bepaalde functie-invulling altijd uit de uitvoering van één of meer taken bestaat. De optelsom van de afzonderlijke taken behorend bij een bepaalde functie, levert dan het totaal aan relevante kennis en vaardigheden (algemene competenties) voor de functie. Op bovenbeschreven wijze levert de VOORT-takenlijst een instrument op voor competentiemanagement, gericht op vooral kennis en vaardigheden. Met dat instrument kunnen medewerker en leidinggevende Bodembeheer samen een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) opstellen. In de uitvoering van dat POP kunnen de cursussen en trainingen van pas komen, die de opleidingsinstituten uit dezelfde VOORT-takenlijst ontwikkelen.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
8
Bodembeheer: taken, kennis & vaardigheden De provincies hebben circa 50 taken op het gebied van Bodembeheer. Deze taken zijn gerubriceerd naar het wettelijke kader waar zij uit voortkomen.
De takentabel De takentabel heeft 6 kolommen, waarvan de inhoud hieronder staat beschreven. Daarachter is de tabel zelf opgenomen. Kolom 1: Specifieke taken Bodembeheer per wettelijk kader. Kolom 2: Per taak is de benodigde kennis op ‘mediorniveau’ aangegeven. Wat ‘mediorniveau’ is en waarom de kennis juist op dit niveau is beschreven, staat in het vorige hoofdstuk. Kolom 3: Hier is het initiële opleidingsniveau aangegeven. Omdat niet in elke organisatie hetzelfde initiële opleidingsniveau wordt gehanteerd en omdat in een aantal gevallen mensen met verschillende initiële opleidingsniveaus aan vergelijkbare taken werken, kunnen meerdere opleidingsniveaus voorkomen. Een + betekent ‘en’, een / betekent ‘of’. Kolom 4: Deze kolom bevat de globale functieaanduiding. Deze is globaal, omdat de verschillende organisaties niet altijd dezelfde functiebenaming gebruiken. Net als in kolom 3 betekent een + ‘en’ en een / ‘of’. Kolom 5: Hier staat de functiecategorie volgens het IPO-project FUWAPROV. Uit de FUWAPROV-omschrijving kan niet altijd eenduidig worden opgemaakt om welke functiecategorie het bij Bodembeheer gaat. Daarom kan het zijn dat de geselecteerde vaardigheden niet steeds geheel overeen komen met de invulling die individuele provincies aan de FUWAPROV-systematiek geven. De evaluatie van VOORT in fase 3 zal zich daarom ook richten op de relatie FUWAPROV-functiecategorieën, bodembeheerfuncties en vaardigheden. Kolom 6 In deze kolom staan de benodigde vaardigheden voor een goede uitvoering van de betreffende taken aangegeven. Per taak zijn steeds twee vaardigheden vet en schuin gedrukt. Dit zijn de voor die taak meest relevante vaardigheden (op individueel niveau kan dit afwijken, onder meer vanwege beleidsuitgangspunten). De vaardigheden (tussen haakjes) staan niet in het FUWAPROV-overzicht van de betreffende functiecategorieën, maar zijn uit het oogpunt van Bodembeheer wel van belang. Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
9
Bodembeheertaken, kennis, opleiding, functie, functiecategorie en vaardigheden
Taken 1.
Kennis
Niveau initiële opleiding Functie
Functiecategorie Vaardigheid
Provincies
1.1 Bodemsanering 1.1.1
Programmeren
1.
Opstellen en periodiek actualiseren van een bodemsaneringsbeleidskader.
Europees, landelijk en provinciaal beleid ten aanzien van bodemsanering en de ontwikkelingen daarin kennen, inclusief de van toepassing zijnde regelgeving. De provinciale bestuurlijk/politieke uitgangspunten inzake het bodemsaneringsbeleid kennen en de gevoeligheden daarin weten te duiden. Het provinciale beleid op hoofdlijnen kennen en toegang hebben tot detaillering daarvan.
wo + wo + hbo + wo
sr.b.mw + coörd + sr.mw + jz
2, 6, 5
2.
het opstellen van het Meerjarenprogramma Wbb (voorheen Bodemsaneringsprogramma), op grond van de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer en de Wet stedelijke vernieuwing (voor het gehele grondgebied).
wo
sr.b.mw + coörd:
2, 6
3.
het uitvoeren van Meerjarenprogramma Wbb, op grond van de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer en de Wet stedelijke vernieuwing (voor het gehele grondgebied).
hbo of mbo
(sr)mw
2/3
Voortgangscontrole, aanpassingsvermogen, omgevingsbewustzijn, oordeelsvorming, initiatief, plannen en organiseren, onderhandelen
4.
Opstellen, samen met de gemeenten, van de ISV-bodemmodules van de niet-rechtstreekse gemeenten en aan het einde van de planningscyclus, het beoordelen of de programma- en projectgemeenten hun bodemsaneringsdoelen hebben bereikt.
De van toepassing zijnde regelgeving (Wbb, ISV en Wm) met de proceseisen die daar uit voortvloeien voor de Meerjarenprogrammering kennen. Landelijke, provinciale en gemeentelijke protocollen inzake de systematiek van de Meerjarenprogrammering bij de hand hebben en kunnen gebruiken. De stand van zaken met betrekking tot de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem van de provincie globaal kennen. De doelstelling en temporisering van de provinciale bodemsaneringsoperatie kennen. Inzicht in de aard en de werking van de (beleidsmatige, juridische en financiële) instrumenten t.b.v. de programmering (op hoofdlijnen) kennen en kunnen hanteren, alsmede het benodigde (beleidsmatige en inventariserende) onderzoek dat nodig is voor programmering kunnen benoemen. De bij de bodemsanering betrokken partijen kennen. De van toepassing zijnde regelgeving (Wbb, ISV en Wm) op hoofdlijn kennen. De stand van zaken met betrekking tot de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem van de provincie globaal kunnen beschrijven. De doelstelling en temporisering van de provinciale bodemsaneringsoperatie kennen. Inzicht in de aard en de werking van de (beleidsmatige, juridische en financiële) instrumenten t.b.v. de uitvoering, alsmede het benodigde (beleidsmatige en inventariserende) onderzoek dat nodig is voor de uitvoering bij de hand hebben en kunnen duiden. De bij de bodemsanering betrokken partijen kennen. De van toepassing zijnde regelgeving (Wbb, ISV en Wm) met de proceseisen die daar uit voortvloeien voor de Meerjarenprogrammering kennen. Landelijke en provinciale protocollen inzake de systematiek van de Meerjarenprogrammering kunnen gebruiken. Inzicht hebben in de stand van zaken met betrekking tot de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem van de provincie. De doelstelling en temporisering van de provinciale bodemsaneringsoperatie kennen. Inzicht hebben in de aard en de werking van de (beleidsmatige, juridische en financiële) instrumenten t.b.v. de programmering, alsmede het benodigde (beleidsmatige en inventariserende) onderzoek dat nodig is voor programmering. Het bodembeleid van betreffende gemeenten en de gemeentelijke politiek/bestuurlijke uitgangspunten daarbij op hoofdlijnen kennen. In algemene zin de milieuhygiënische bodemsituatie in de betreffende gemeenten kunnen beoordelen.
wo + hbo + wo
sr.b.mw + sr.mw + jz
2, 6, 5
Klantgerichtheid, overtuigingskracht, probleemanalyse, omgevingsbewustzijn, oordeelvorming, flexibel gedrag, schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid, aanpassingsvermogen,
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
Oordeelvorming, schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid,probleemanalyse, omgevingsbewustzijn, , flexibel gedrag, aanpassingsvermogen, overtuigingskracht integraal werken, coöperatief gedrag, aanpassingsvermogen, onderhandelen, netwerkvaardigheid, overtuigingskracht, samenwerken
10
1.1.2
Regisseren
1.
Sturen op het halen van de NMP 3-doelstelling binnen het eigen grondgebied uitgaande van de actuele werkvoorraad ofwel het op/bijstellen van het Meerjarenprogramma.
2.
Stagnatie van maatschappelijke processen voorkomen en het marktaandeel van de bodemsaneringsoperatie vergroten, de bodemsaneringsoperatie versnellen en dus maximaal stimuleren.
3.
Afwegingen maken om een evenwichtige verdeling van middelen over het landelijk en stedelijk gebied en een realistische taakstelling van de gemeenten te bewerkstelligen.
4.
Het geven van zwaarwegend advies aan de Minister over de bodemmodule van rechtstreekse gemeenten;
5.
De programma- en projectgemeenten hun ISVbodemsaneringstaakstelling effectief, efficiënt en kwalitatief goed kunnen laten uitvoeren.
1.1.3 1.
Alle (potentieel) bij de bodemsanering betrokken partijen, hun motieven en belangen om te investeren in bodemkwaliteit kennen of kunnen achterhalen. Relatie tussen landelijke, provinciale en gemeentelijke bodemsaneringsdoelstelling (algemeen, programma- en jaaropgave) kennen en kunnen vertalen in termen van mogelijke -, kansrijke - en concrete projecten. De beoogde provinciale multiplier (algemeen, programma- en jaaropgave), uitgewerkt naar doelstellingen per individueel project en betrokkenen kunnen bepalen. Aard en werking van financiële, juridische en communicatieve instrumenten die bijdragen aan het realiseren van de provinciale NMP-doelstelling en de (onderling afhankelijke) werking van deze instrumenten kunnen inschatten, mede in relatie tot het provinciale beleid voor inzet van deze instrumenten. Lopende en geplande ontwikkelingsprojecten (RO, economie, natuur, water, infrastructuur, riolering etc.) globaal kennen. De mogelijke belemmeringen die deze projecten kunnen ondervinden vanuit bodemverontreiniging en bodemsanering kunnen inschatten. De partijen die verantwoordelijk zijn voor het realiseren van deze projecten kennen. De benodigde bodemsaneringskennis (op projectniveau) die deze partijen nodig hebben om hun projecten adequaat te sturen en te plannen (in tijd en geld) kunnen aangeven. Aard en werking van financiële, juridische en communicatieve instrumenten die bijdragen aan het realiseren van de provinciale NMP-doelstelling en de (onderling afhankelijke) werking van deze instrumenten, mede in relatie tot het provinciale beleid voor inzet van deze instrumenten kunnen benoemen. De bodemverontreinigingssituatie in het gehele provinciale grondgebied, ingedeeld naar stedelijke en landelijke problematiek, zowel in kwantitatieve zin (aantallen gevallen en geld) als in kwalitatieve zin (aard van de problematiek) kennen. Het effect dat de bodemverontreinigingsproblematiek kan hebben op de (provinciale en gemeentelijke) (beleids)doelstelling aangaande te realiseren opgaven op het gebied van RO, economie, infrastructuur, water, natuur en riolering etc. kunnen inschatten. Zicht hebben op de bodemverontreinigingssituatie in betreffende gemeente(n) en het mogelijke effect daarvan op lopende en geplande gemeentelijke maatschappelijke en economische processen. De capaciteiten en kwaliteiten van de gemeentelijke bodemsaneringsorganisatie kennen. De relatie tussen de omvang van het bodemverontreinigingsprobleem in de betreffende gemeente(n) en de totale provinciale problematiek, zowel kwantitatief (projecten en geld) als kwantitatief (aard van de bodemverontreiniging) kunnen bepalen. Benodigde en aanwezige capaciteiten en kwaliteiten (mensen, middelen, organisatie) van de individuele gemeenten op technisch, juridisch, financieel en communicatief gebied kennen. Kunnen beoordelen welke provinciale ondersteuning betreffende gemeenten nodig hebben.
wo
coörd + sr.b.mw
6, 2
Initiatief, onderhandelen, netwerkvaardigheid, durf, besluitvaardigheid, doelgericht handelen, integraal werken, onafhankelijkheid,
wo/wo/hbo/ mbo
sr.b.mw/coör d /sr. mw / mw
2/6/5/3
Integraal werken, durf, aanpassingsvermogen, omgevingsbewustzijn, oordeelsvorming, initiatief, organisatiesensitiviteit, overtuigingskracht
Wo/wo/hbo
Sr.b.mw/ coörd /sr. mw
2/6/5
omgevingsbewustzijn, oordeelsvorming, durf, organisatiesensitiviteit, overtuigingskracht
Wo / wo
Sr.b.mw/ coörd
2/6
omgevingsbewustzijn, durf, oordeelsvorming, initiatief, organisatiesensitiviteit, overtuigingskracht
Sr.b.mw/ coörd + jz
Wo / wo / jz
Klantgericht werken, organisatiesensitiviteit, omgevingsbewustzijn, durf, oordeelsvorming, , overtuigingskracht, zorg voor kwaliteit
sr.mw / mw
5/3
voortgangscontrole, zorg voor kwaliteit, omgang met details, toewijding
Evalueren en monitoren
Het monitoren van de voortgang van de bodemsaneringsoperatie binnen het grondgebied.
Monitoringshandboek en BIS kennen. Procedures bij en werking van beide hbo / mbo systemen kunnen opzoeken. Het belang van specifieke bodemverontreinigings- en bodemsaneringsgegevens voor monitoring in relatie tot rapportages naar het bestuur, de Provinciale Staten, VROM, burgers en eventueel provincie kunnen onderkennen.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
11
2.
Het op grond van de monitoringsresultaten evalueren en zonodig bijstellen van het bodemsaneringsbeleid of het Meerjarenprogramma/.
3.
Het afstemmen met de rechtstreekse gemeenten over bereikte resultaten met het oog op het behalen van de NMP 3-doelstelling.
4.
Het afleggen van prestatie- en bestedingsverantwoording aan het ministerie van VROM met het oog op het behalen van de NMP3doelstellingen.
1.1.4
Bodemmodule ISV en de daarin specifiek benoemde (jaarlijkse en meerjaarwo lijkse) doelen kennen. De behaalde (jaarlijkse en meerjaarlijkse) bodemsaneringsresultaten op het gehele grondgebied kunnen aangeven. De aard en werking van de ingezette instrumenten om de doelstelling te halen begrijpen. Projectanalyses op grond van de inzet van de instrumenten en de gepleegde inspanning om tot resultaat te komen kunnen maken. Mogelijkheden (scenario's) om zonodig het beleid bij te stellen om beoogde resultaten te behalen kunnen uitwerken. Mogelijkheden kunnen aangeven (inhoudelijk en politiek/bestuurlijk) om het geformuleerde beleid bij te stellen (jaarlijks als wel per planningscyclus). ISV-modules van de rechtstreekse gemeenten op hoofdlijn kennen. De beoog- wo de provinciale doelen en resultaten globaal kennen. De werkwijze (inzet van financiële, juridische en communicatieve instrumenten) van de rechtstreekse gemeenten om hun doelen te realiseren en de daarbij behaalde resultaten kunnen duiden. Dit alles in relatie tot de provinciale doelen, resultaten en werkwijze. Formats vanuit VROM en ISV (inhoudelijk en financieel) met betrekking tot de wo verantwoording bij de hand hebben en kunnen gebruiken. De relatie tussen de VROM- en provinciale systematiek en de afstemming daartussen met name ten aanzien van de financiële verantwoording kunnen aangeven. De benodigde inspanning (tijd en termijnen) om te komen tot oplevering van de prestatie- en bestedingsverantwoording kunnen inschatten, mede in relatie tot de afstemming met de provinciale procedures.
sr.b.mw + coörd
2, 6
probleemanalyse, organisatiesensitiviteit, omgevingsbewustzijn, oordeelvorming, flexibel gedrag, schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid
sr.b.mw + coörd
2, 6
flexibel gedrag, overtuigingskracht, netwerkvaardigheid, coöperatief gedrag, onderhandelen
coörd + sr.b.mw
6, 2
Initiatief, (luisteren), omgaan met details, organisatiesensitiviteit, mondelinge presentatie, probleemanalyse,
mbo / hbo + hbo
mw / sr.mw + jz
3 / 5, 2
doelgericht handelen, omgang met details, probleemanalyse, plannen en organiseren
mbo / hbo + hbo
mw / sr.mw + jz
3 / 5, 2
doelgericht handelen, omgang met details, probleemanalyse, plannen en organiseren
mbo / hbo + hbo
mw / sr.mw + jz
3 / 5, 2
oordeelsvorming, zorg voor kwaliteit, klantgericht werken, toewijding, voortgangscontrole
bevoegd gezag
1.
het afhandelen van meldingen van (mogelijke) bestaande gevallen van bodemverontreiniging.
2.
het afhandelen van meldingen van (mogelijke) nieuwe gevallen van bodemverontreiniging.
3.
Standaard: het nemen van beschikkingen op ernst en urgentie van bodemverontreiniging, het tijdstip van saneren.
Gedrag van stoffen in de bodem op hoofdlijnen kennen. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming (de Saneringsregeling Wbb) met bijbehorende toelichtingen kennen. De protocollen op grond waarvan het te beoordelen onderzoek (melding) moet zijn uitgevoerd bij de hand hebben en kunnen duiden. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het bodemonderzoek dient plaats te vinden kennen. De interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen. Gedrag van stoffen in de bodem op hoofdlijnen kennen. De relevante bepalingen van de Wet bodembescherming (o.a. het Zorgplichtartikel) kennen. De protocollen op grond waarvan het te beoordelen onderzoek (melding) moet zijn uitgevoerd bij de hand hebben en kunnen duiden. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het bodemonderzoek dient plaats te vinden De interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen. Gedrag van stoffen in de bodem op hoofdlijnen kennen. Een risicobeoordeling kunnen toetsen. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming (Saneringsregeling Wbb) en het van toepassing zijnde beleid kennen. De protocollen op grond waarvan het bodemonderzoek (oriënterend - en nader onderzoek) moet zijn uitgevoerd bij de hand hebben en kunnen gebruiken. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het bodemonderzoek dient plaats te vinden kennen. De wijze van urgentie- en tijdstipbepaling kunnen toetsen. De juridische implicaties kunnen beoordelen. De voorschriften voor het opstellen van de beschikking kennen. De interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
12
4.
5.
6.
7.
Complex: het nemen van beschikkingen op ernst en urgentie van bodemverontreiniging, het tijdstip van saneren.
Gedrag van stoffen in de bodem weten. Belang van grondwaterstroming kunnen beoordelen. Risicobeoordeling kunnen maken. Uitwisseling van stoffen tussen de bodem en andere milieucompartimenten kunnen inschatten. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming (Saneringsregeling Wbb) en het van toepassing zijnde beleid kennen. De protocollen op grond waarvan het bodemonderzoek (oriënterend - en nader onderzoek) moet zijn uitgevoerd kennen. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het bodemonderzoek dient plaats te vinden kennen. De wijze van urgentie- en tijdstipbepaling kennen. De juridische implicaties kunnen inschatten. De voorschriften voor het opstellen van de beschikking kennen. De interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen. Standaard: het nemen van beschikkingen op Gedrag van stoffen in de bodem kunnen vinden. Het handboek Bodemsanesaneringsplannen, inclusief daaraan gekoppelringstechnieken kennen. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming de saneringsonderzoeken. (Saneringsregeling Wbb) en het van toepassing zijnde beleid kunnen opzoeken. De protocollen op grond waarvan het te beoordelen saneringsonderzoek en saneringsplan moeten zijn uitgevoerd bij de hand hebben en kunnen gebruiken. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het saneringsonderzoek dient plaats te vinden kennen. De wijze van urgentie- en tijdstipbepaling kennen. De juridische implicaties kunnen duiden. De voorschriften voor het opstellen van de beschikking kennen. De interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen. Complex: het nemen van beschikkingen op Gedrag van stoffen in de bodem op hoofdlinnen kennen. Grondwaterstroming saneringsplannen, inclusief daaraan gekoppelkunnen interpreteren. Risicobeoordeling weten te duiden. Uitwisseling van de saneringsonderzoeken. stoffen tussen de bodem en andere milieucompartimenten kunnen beoordelen. Het handboek Bodemsaneringstechnieken kennen. Ontwikkelingen met betrekking tot bodemsaneringstechnieken voor zover (nog) niet opgenomen in het handboek Bodemsaneringstechnieken kennen. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming (Saneringsregeling Wbb) en het van toepassing zijnde beleid kennen. De protocollen op grond waarvan het te beoordelen saneringsonderzoek en saneringsplan moeten zijn uitgevoerd kennen. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het saneringsonderzoek dient plaats te vinden kennen. De wijze van urgentie- en tijdstipbepaling kunnen vinden. De juridische implicaties kunnen inschatten. De voorschriften voor het opstellen van de beschikking kennen. De interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen. het beoordelen/beschikken van evaluatierappor- Het saneringsplan en de daarin vastgelegde sanerings- en projectdoelen kennen en kunnen duiden. De beleidsmatige ruimte die bestaat voor het afwegen ten van uitgevoerde saneringen en het laten van de beoogde en gerealiseerde sanerings- en projectdoelen kennen om te vastleggen daarvan in het kadastrale register. kunnen komen tot een oordeel van uitgevoerde saneringen en projecten in relatie tot de inhoudelijke -, financiële - en planmatige aspecten.
8.
Inzet van het juridische instrumentarium.
9.
het uitoefenen van toezicht en handhaving op saneringen (standaard).
10. Het uitoefenen van toezicht en handhaving op saneringen (complex)
hbo / wo + wo
sr.mw / sr.b.mw + jz
5 / 2, 2
oordeelsvorming, klantgericht werken, toewijding, voortgangscontrole, zorg voor kwaliteit, organisatiesensitiviteit, onafhankelijkheid
mbo / hbo + hbo + mbo
mw / sr.mw + jz + mw.haha
5 / 3, 2, 4
oordeelsvorming, klantgericht werken, probleemanalyse, toewijding, voortgangscontrole, zorg voor kwaliteit
hbo / wo + wo + mbo
sr.mw / sr.b.mw + jz + mw. haha
5 / 2, 2, 4
probleemanalyse, besluitvaardigheid, oordeelsvorming, klantgericht werken, toewijding, voortgangscontrole, zorg voor kwaliteit, organisatiesensitiviteit, overtuigingskracht,
mbo / hbo + hbo + mbo
mw / sr.mw + jz + mw.haha
3 / 5, 2, 4
oordeelsvorming, organisatiesensitiviteit, onafhankelijkheid, zorg voor kwaliteit,
Het provinciale beleid met betrekking tot de inzet van het juridisch instrumentarium kennen. De werking van de in te zetten juridische instrumenten kunnen inschatten. De procedurele aspecten per in te zetten juridisch instrumenten kennen. De jurisprudentie met betrekking tot de specifieke juridische instrumenten kennen en kunnen duiden. De betreffende Europese en landelijke wetgeving (bestuursrecht en privaat recht) kennen. Het Europese, landelijke en provinciale beleid kennen. Het saneringsplan en de beschikking daarop kennen. De protocollen betreffende het toezicht op bodemsaneringen kunnen toepassen.
wo + mbo / hbo
jz + mw / sr. mw
2, 5 / 3
mbo
mw. haha
4
onafhankelijkheid, zelfvertrouwen, toewijding, organisatiesensitiviteit, overtuigingskracht, vasthoudendheid, netwerkvaardigheid gezag, onafhankelijkheid, luisteren, zelfvertrouwen, vasthoudendheid, (integriteit)
De betreffende Europese en landelijke wetgeving (bestuursrecht en privaat recht) kennen. Het Europese, landelijke en provinciale beleid kennen. Het saneringsplan en de beschikking daarop kennen. De protocollen betreffende het toezicht op bodemsaneringen kunnen toepassen.
hbo
sen mw. haha
4
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
Luisteren, gezag, onafhankelijkheid, zelfvertrouwen, vasthoudendheid, overtuigingskracht, (integriteit)
13
11. Registreren van bij bodemsanering vrijkomende gronden het controleren van het bereiken van de eindbestemming van de grond.
Het saneringsplan en de beschikking daarop kennen. De resultaten van partijkeuringen, de afleveringscertificaten inzake de eindbestemming van grond ter beschikking hebben.
mbo
mw. haha
12. Het verzorgen van adequate inspraak en participatie van burgers bij de aanpak van bodemverontreiniging.
De rechten en plichten van burgers aangaande betrokkenheid bij gevallen van bodemverontreiniging en -sanering (Wbb) kennen. Weten op welke informatie burgers recht hebben bij betrokkenheid bij gevallen van bodemverontreiniging. De financiële vergoeding waarop burgers recht hebben bij confrontatie met bodemverontreiniging kennen.
mbo / hbo + hbo
mw / sr. mw + 3 / 5, 5 comm. mw
13. Projectmatige – of raamafspraken met saneerders in eigen beheer over de inzet van Wbbmiddelen voor co- of medefinanciering.
Weten welke partijen aanspraak kunnen maken op co- of medefinanciering. De beleidsmatige ruimte kennen die (landelijk) bestaat om te komen tot financiële afspraken (co- of medefinanciering) met saneerders en de criteria waaraan zij moeten voldoen om tot afspraken te kunnen komen.
hbo + wo
sr. mw + jz
5, 2
klantgerichtheid, onderhandelen, doelgericht handelen, , omgevingsbewustzijn, ondernemersschap
14. Het vaststellen van de subsidiabele kosten in het kader van de Bedrijvenregeling bij het beoordelen van het saneringsplan en het in de beschikking vastleggen van de hoogte van de aanspraak die een bedrijf heeft in het kader van de Bedrijvenregeling.
De aard, inhoud en strekking van de Bedrijvenregeling alsmede de criteria waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor een beroep op de Bedrijvenregeling kennen. De protocollen op grond waarvan bepaald wordt in welke mate (percentage van de saneringskosten) saneerders een beroep kunnen doen op de bedrijvenregeling kunnen toepassen. De wijze waarop de aanspraken van de saneerder formeel in een beschikking moeten worden vastgelegd kennen. De aard, inhoud en strekking van de Bedrijvenregeling kennen. De aanspraken van de saneerder die formeel in een beschikking zijn vastgelegd kennen. De wijze waarop (landelijke protocollen) de gemaakte saneringskosten moeten worden getoetst om tot goedkeuring of afwijking van de vastgelegde aanspraken te kunnen overgaan kennen.
hbo + wo
sr. mw + jz
5, 2
oordeelsvorming, doelgericht handelen, onderhandelen, onafhankelijkheid
hbo + hbo
sr. mw + jz
5, 2
oordeelsvorming, aanpassingsvermogen, onafhankelijkheid, onderhandelen
15. het vaststellen van de werkelijk gemaakte kosten in het kader van de Bedrijvenregeling bij het beoordelen van het evaluatierapport.
1.1.5
4
Luisteren, onafhankelijkheid, gezag,, zelfvertrouwen, vasthoudendheid, overtuigingskracht flexibel gedrag, presentatie, snel schakelen
Uitvoeren
1.
(Laten) uitvoeren bijzonder inventariserende onderzoeken (BIO’s) en gebiedsstudies.
Achtergronden, doel en beoogd resultaat van BIO's en/of gebiedsstudies kennen. De bij het onderzoek betrokken partijen kennen en kunnen aanspreken.
mbo / hbo
mw/ mw. pr
probleemanalyse, ondernemerschap
2.
Het verzorgen van adequate inspraak en participatie van burgers bij de aanpak van bodemverontreiniging
mbo / hbo + hbo
mw / sr. mw + 3 / 5, 5 comm. mw
flexibel gedrag, presentatie, snel schakelen
3.
(Laten) uitvoeren van bodemonderzoeken in landelijk gebied.
De rechten en plichten van burgers aangaande betrokkenheid bij gevallen van bodemverontreiniging en -sanering (Wbb) kennen. Weten op welke informatie burgers recht hebben bij betrokkenheid bij gevallen van bodemverontreiniging. De financiële vergoeding waarop burgers recht hebben bij confrontatie met bodemverontreiniging kennen. Goed inzicht hebben in gedrag van stoffen in de bodem. Het belang en risico van grondwaterstroming kennen. Risicobeoordeling kunnen uitvoeren. Uitwisseling van stoffen tussen de bodem en andere milieucompartimenten kunnen inschatten. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming (Saneringsregeling Wbb) en het van toepassing zijnde beleid kennen. De protocollen op grond waarvan het bodemonderzoek (oriënterend - en nader onderzoek) moet zijn uitgevoerd kunnen toepassen. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het (door derden uitgevoerde) bodemonderzoek dient plaats te vinden en de interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen.
mbo / hbo
mw/ mw. pr
oordeelsvorming, toewijding, voortgangscontrole, zorg voor kwaliteit, omgevingsbewustzijn, plannen en organiseren
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
3/5
14
4.
(Laten) uitvoeren van overheidssaneringen in landelijk gebied.
5.
Het inkopen van onderzoeks-, advies- en uitvoeringsdiensten en het beoordelen van de kwaliteit van deze diensten.
Gedrag van stoffen in de bodem kunnen inschatten. Grondwaterstromingsanalyses kunnen beoordelen. Risicobeoordeling kunnen uitvoeren. Inzicht hebben in uitwisseling van stoffen tussen de bodem en andere milieucompartimenten. Het handboek Bodemsaneringstechnieken kennen. Ontwikkelingen met betrekking tot bodemsaneringstechnieken voor zover (nog) niet opgenomen in het handboek Bodemsaneringstechnieken bijhouden. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming (Saneringsregeling Wbb) en het van toepassing zijnde beleid kennen. De protocollen op grond waarvan het (door derden) uitgevoerde onderzoek (saneringsonderzoek en saneringsplan) moet zijn verricht kunnen toepassen. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het saneringsonderzoek dient plaats te vinden en de interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen. Het doel en beoogde resultaat, alsmede de globale aard en omvang van de in te kopen dienst kennen. De gewenste kwaliteit van de in te kopen dienst in relatie tot de aard, het belang en de politiek/bestuurlijke gevoeligheid van de gevraagde dienst kunnen beoordelen. De gewenste prijs/kwaliteitverhouding kunnen bepalen.
mbo / hbo / mbo
mw/ sr. mw / mw. pr
3/5/3
oordeelsvorming, plannen en organiseren, toewijding, voortgangscontrole, zorg voor kwaliteit, omgevingsbewustzijn,
wo + hbo + mbo
coörd + sr.b.mw + sr. mw + mw + mw. PR + mw. haha
6, 2, 5, 3, 4
onderhandelen, ondernemerschap, besluitvaardigheid, durf, gezag, initiatief, overtuigingskracht, vasthoudendheid
probleemanalyse, omgevingsbewustzijn, organisatiesensitiviteit, oordeelvorming, conceptuele flexibiliteit, schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid toewijding, (omgang met details), flexibel gedrag, (stressbestendigheid) omgang met details, voortgangscontrole, (doelgericht handelen), prestatievermogen
1.2 Bodembescherming en grondstromen 1.
Opstellen en vaststellen van bodembeschermingsbeleid en bodemkwaliteitskaarten voor in het provinciaal beleid aangewezen gebieden.
Europees, landelijk en provinciaal beleid ten aanzien van bodembescherming en de ontwikkelingen daarin, inclusief de van toepassing zijnde regelgeving. De provinciale bestuurlijk/politieke uitgangspunten inzake het bodembeschermingsbeleid. Het vertalen van beleid in bodemkwaliteitskaarten.
wo + hbo
sr. b. mw + sr. mw
2, 5
2.
Implementeren van een geografisch en bodeminformatiesysteem.
Provinciaal beleid kennen en protocollen met betrekking tot het vastleggen van bodeminformatie in GIS en BIS kunnen toepassen.
hbo
sr. mw
5
3.
Onderhouden van een geografisch en bodeminformatiesysteem.
Protocollen met betrekking tot het vastleggen van bodeminformatie in GIS en BIS kunnen toepassen. De operationele werking en het gebruik van de systemen kennen.
mbo
mw
3
4.
Instellen van een bodemloket voor het informeren van belanghebbenden over de (kwaliteit van de) bodem.
Provinciaal beleid en hoofdlijn van protocollen met betrekking tot het informeren van belanghebbenden over de (kwaliteit van) de bodem kennen. De 'zeggingskracht' van de informatie (wat betekent de aan de belanghebbende aangeleverde informatie) kunnen inschatten.
Mbo / hbo
mw / sr. mw
3/5
(stressbestendigheid), omgang met details, toewijding, flexibel gedrag
5.
Onderhouden van een bodemloket en het informeren van belanghebbenden over de (kwaliteit van de) bodem.
mbo
mw
3
klantgerichtheid, omgang met details, (durf, luisteren), probleemanalyse
6.
Het opstellen en vaststellen van grondstromenbeleidsplan.
Provinciaal beleid met betrekking tot het informeren van belanghebbenden over de (kwaliteit van) de bodem kennen en protocollen kunnen toepassen. De 'zeggingskracht' van de informatie (wat betekent de aan de belanghebbende aangeleverde informatie) kunnen inschatten. Het operationele gebruik van daarvoor relevante informatiesystemen kennen. Europees, landelijk en provinciaal beleid ten aanzien van grondstromen en de ontwikkelingen daarin, inclusief de van toepassing zijnde regelgeving. De provinciale bestuurlijk/politieke uitgangspunten inzake het grondstromenbeleid.
wo + hbo
sr. b. mw + sr. mw
2, 5
7.
Handhaving van het bodembeschermings- en grondstromenbeleid.
mbo
mw. haha
4
probleemanalyse, omgevingsbewustzijn, organisatiesensitiviteit, oordeelvorming, conceptuele flexibiliteit, schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid vasthoudendheid, overtuigingskracht, luisteren, gezag, onafhankelijkheid, zelfvertrouwen,
De betreffende Europese en landelijke wetgeving (bestuursrecht en privaat recht) kennen. Het Europese, landelijke en provinciale beleid kennen. Het saneringsplan en de beschikking daarop kennen. De protocollen betreffende het toezicht op bodemsaneringen kunnen toepassen.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
15
8.
Het stimuleren van gemeentelijk beleid met betrekking tot bodembeheer.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bodembeheer. De relatie tussen dit Wo/hbo gemeentelijk beleid en het provinciale beleid c.q. de provinciale uitgangspunten daarvoor.
Sr.b.mw/sr. mw
2, 5
9.
Het initiëren van (pilot)projecten en het leveren van financiële en personele ondersteuning aan gemeenten.
De personele en organisatorische capaciteiten en kwaliteiten om op adequate wijze de bodembeheertaken uit te voeren in relatie tot de actuele personele en organisatorische capaciteiten en kwaliteiten binnen de betreffende gemeenten.
Wo/hbo
Sr.b.mw/sr.m w.
2, 5
10. Vergunningverlening voor inrichtingen voor grondreiniging, stortplaatsen en opslagplaatsen voor grond.
Gedrag van stoffen in de bodem op hoofdlijnen kennen. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming (Saneringsregeling Wbb), de Wet milieubeheer en het van toepassing zijnde beleid kennen. De protocollen op grond waarvan de beoordeling moet worden uitgevoerd bij de hand hebben en kunnen gebruiken. De juridische implicaties kunnen beoordelen. De voorschriften voor het opstellen van de vergunning kennen. De interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen. Het Europese, landelijke en provinciale beleid ten aanzien van de toepassing van secundaire grondstoffen. Mogelijke secundaire grondstoffen, de kwaliteitskarakteristieken daarvan evenals de toepassingsgebieden. Protocollen op grond waarvan de kwaliteit van secundaire grondstoffen dient te worden vastgesteld Provinciaal beleid ten aanzien van de toepassing van lichtverontreinigde grond in bodembeschermingsgebieden. Eventuele protocollen op grond waarvan de kwaliteit van licht verontreinigde grond dient te worden bepaald. Kunnen beoordelen welke extra eisen relevant en haalbaar zijn
mbo / hbo + hbo
mw / sr.mw + jz
3 / 5, 2
mbo / hbo + hbo
mw / sr.mw + jz
3 / 5, 2
oordeelsvorming, zorg voor kwaliteit, toewijding, voortgangscontrole,
Hbo + hbo
sr.mw + jz
5, 2
Klantgerichtheid, conceptuele flexibiliteit, zorg voor kwaliteit, mondelinge uitdrukkingsvaardigheid
Globaal inzicht hebben in gedrag van stoffen in de bodem. De relevante bepalingen van Wet bodembescherming (Saneringsregeling Wbb) en de Wet Milieubeheer (Wm) en het van toepassing zijnde beleid kennen. De protocollen op grond waarvan het bodemonderzoek moet zijn uitgevoerd kunnen toepassen. De wijze waarop de inhoudelijke beoordeling van het bodemonderzoek dient plaats te vinden kennen. De juridische implicaties kunnen inschatten. De voorschriften ten behoeve van de beoordelingsrapportage en de interne procedure voor afhandeling c.q. doorgeleiding van de beoordelingsresultaten kennen. Mogelijke bodembedreigende activiteiten en handelingen binnen inrichtingen c.q. clusters van inrichtingen kunnen beoordelen. Adequate maatregelen kunnen voorschrijven om de risico's van bodembedreigende activiteiten en handelingen tegen te gaan.
mbo / hbo
mw / sr. mw
3/5
oordeelsvorming, zorg voor kwaliteit, klantgericht werken, toewijding, voortgangscontrole,
hbo + hbo
sr.mw + jz
5, 2
zorg voor kwaliteit, oordeelsvorming, klantgericht werken, toewijding, voortgangscontrole,
11. Het voorschrijven van het toepassen van secundaire grondstoffen in bestekken.
12. Eventueel het stellen van extra eisen aan het hergebruik van lichtverontreinigde grond in bodembeschermingsgebieden (provinciale milieuverordening).
conceptuele flexibiliteit, klantgerichtheid, omgevingsbewustzijn, oordeelvorming, schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid Klantgerichtheid, voortgangscontrole, zorg voor kwaliteit, mondelinge uitdrukkingsvaardigheid oordeelsvorming, omgevingsbewustzijn, klantgericht werken, toewijding, voortgangscontrole, zorg voor kwaliteit
1.3 Vergunningverlening 1.
Het beoordelen van actuele bodemkwaliteit van bedrijfsterreinen (nulonderzoeken en eindonderzoeken). Beoordelen periodieke controlemetingen inzake de bodemkwaliteit.
2.
Het maken van raamafspraken (bedrijventerreinen) inzake handhaving van de bodemkwaliteit binnen inrichtingen.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
16
Opleidingsmodules Bodembeheer Het opleidingskader van VOORT is beschreven in 9 opleidingsmodules. In de paragrafen hierna wordt eerst aangegeven hoe de modules zijn ontwikkeld en hoe ze kunnen worden gebruikt. Daarna worden de modules zelf gepresenteerd.
Typen taken, kennis & vaardigheden De kennis en vaardigheden die nodig zijn om de bodembeheertaken te kunnen uitvoeren, kan in 7 typen of clusters worden onderscheiden: a. Beleidsgeoriënteerde kennis/vaardigheden; specifiek gericht op uitvoering van de beleidstaak, maar meer algemeen ook van belang voor de toetsende -, controle en handhavende - en uitvoerende taak b. Integratiegeoriënteerde kennis/vaardigheden; specifiek gericht op de uitvoering van de beleids- en uitvoerende taak en in meer globale zin bij de toetsende - en de controle - en handhavingstaak. In mindere mate relevant voor de ondersteunende taak c. Bodemhygiënische kennis/vaardigheden (bodemonderzoek, risicobeoordeling); in algemene zin van belang bij de beleidstaak en meer tot zeer specifiek van belang bij de toetsende -, controle en handhavingsen uitvoerende taak d. Bodemtechnische kennis/vaardigheden (bodemsanering); in algemene zin van belang bij de beleidstaak en meer tot zeer specifiek van belang bij de toetsende -, controle en handhavings- en uitvoerende taak e. Juridische kennis/vaardigheden; relevant binnen alle taakclusters maar meer tot zeer specifiek binnen de beleids-, toetsende - en controle- en handhavingstaak. f. Financiële kennis/vaardigheden; in algemene zin van belang bij alle taken en meer tot zeer specifiek van belang bij de beleidstaak (financiële verantwoording), de toetsende taak (beoordelen Bedrijvenregeling) en de uitvoerende taak (inkopen van diensten) g. Kennis/vaardigheden van automatisering of automatiseringssystemen; gekoppeld aan de ondersteunende taak (GIS, BIS, andere beheersystemen). Deze 7 ‘kennis/vaardighedenclusters’ vormen de basis voor de indeling naar de opleidingsmodules.
Alle 50 bodembeheertaken komen voort uit 5 ‘taakclusters’: Beleidsgerichte taken, zoals programmeren van de bodemsanering en het grondstromenbeleid, regisseren van de bodemsanering, evaluatie van de uitvoering en het maken van raamafspraken met saneerders in eigen beheer
1.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
17
2.
3.
4.
5.
Toetsende taken (alleen bevoegd gezag), zoals het beoordelen van saneringsplannen en het beoordelen van de bodemkwaliteit in het kader van vergunningverlening (Wet milieubeheer, Woningwet en BOOT) Controle- en handhavingstaken zowel in het kader van de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer als het Bouwstoffenbesluit Uitvoerende taken, zoals het (laten) uitvoeren van bodemonderzoeken en bodemsaneringensaneringen en het inkopen van diensten Ondersteunende taken zoals gegevensverwerking voor monitoring en het bemensen van het bodemloket.
De 5 ‘taakclusters’ worden gebruikt om de (functies van) de potentiële deelnemers aan cursussen en trainingen die uit de modules worden ontwikkeld aan te duiden.
Welke modules zijn ontwikkeld en voor wie? Vanuit de bovenstaande indelingen zijn kennisclusters zijn 3 typen opleidingsmodules (A, B en C) ontwikkeld. Module type A is algemeen. Het totale veld van Bodembeheer komt aan de orde; de samenhang van de verschillende onderdelen van Bodembeheer, kennis en vaardigheden. Deze module is bedoeld voor ‘iedereen die op welke manier dan ook met bodembeheer in zijn of haar werk te maken heeft’. Dat zijn in de eerste plaats de bodemmedewerkers van provincies en gemeenten. Maar het zijn ook medewerkers van bijvoorbeeld de afdelingen Handhaving, Ruimtelijke Ordening, Verkeer & Vervoer, Natuur. Ook kunnen dat ambtenaren zijn van de ministeries VROM, Justitie, Financiën, V&W, Landbouw. Tevens kunnen het ‘niet-ambtenaren’ zijn, zoals technische adviseurs, accountants, juristen, verzekeraars, bouwers, uitvoerders enz.4 Module type B is exclusief gericht op vaardigheden, niet op kennis. Deze module is opgenomen omdat voor een bepaalde medewerker met een bepaalde functie niet ‘kennis’, maar juist ‘vaardigheden’ belangrijk zijn voor het goed kunnen uitvoeren van de taken. Deze module kan eveneens zinvol zijn voor anderen dan medewerkers Bodembeheer. Module type C (C1 t/m C7) zijn ‘verdiepingsmodules’, bedoeld voor bodemambtenaren met hun eigen specialisme: ‘voor iedere bodemambtenaar een eigen, functiegerelateerde module’. Het gaat om het samenspel van specifieke kennis en bijbehorende vaardigheden. De verdiepingsmodules zijn ook relevant voor mensen buiten de overheid: zoals financiële -, technische - of juridische adviseurs die provincies en gemeenten ondersteunen bij Bodembeheer.
4
Degenen die een bepaalde ‘verdiepingsmodule’ volgen (zie C) kunnen dit onderdeel in de algemene module laten vallen
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
18
In een aantal gevallen is het gewenst om modules uit te werken op twee verschillende denk- en werkniveaus (MBO/HBO en HBO/WO). Per module is aangegeven wanneer dit onderscheid zinvol wordt geacht.
Hoeveel opleidingstijd vragen de modules? De gedachten gaan uit naar het uitwerken van de modules in twee vormen: Een ‘basisvorm’, waarin een cursus of training uit circa 6 - 8 dagdelen kan bestaan en Een ‘opfrisvorm’, waarin een cursus of training uit circa 2 dagdelen kan bestaan.
De bodemmedewerkers zullen, gegeven hun functie, in het algemeen één (specifieke) of twee (de algemene en een specifieke) cursus of training volgen. Voor een aantal bodemmedewerkers is echter ook een extra cursus zinvol, namelijk Integraliteit. Deelnemen aan cursussen of trainingen Bodembeheer vraagt – afhankelijk van functie c.q. takenpakket en ervaring – dus om een ruimte van 1 – 7 dagen. In een aantal gevallen kan dit enkele dagen meer zijn.
Hoe zijn de modules te gebruiken? Binnen elke module worden meerdere onderwerpen of activiteiten beschreven. Aan elke activiteit zijn vervolgens de betreffende taken uit de takenlijst gekoppeld, en daarmee tevens de benodigde kennis en vaardigheden. Zo is een ‘gesloten systeem’ van opleiding (modules), taken, kennis en vaardigheden beschikbaar. Bodemmedewerker en bodemmanager kunnen dit ‘gesloten systeem’ van opleidingen, taken, kennis en vaardigheden benutten voor het opstellen en uitvoeren van persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP’s). De opleidingsinstituten kunnen het stelsel van taakclusters, kennisclusters, afzonderlijke taken en détailkennis en algemene vaardigheden benutten voor het ontwikkelen van adequate cursussen en trainingen.
Opbouw van de modules Elke opleidingsmodule is in tabelvorm uitgewerkt naar ‘onderwerp’ (kolom 1), ‘deelnemers’ (kolom 2) en ‘taken’ (kolom 3). De hoofdindeling is, zoals eerder aangegeven, gebaseerd op ‘kennis’, zodat de onderwerpen van de modules (1e kolom) steeds een voor Bodembeheer relevante ‘kenniscluster’ is. De (potentiële) deelnemers aan een bepaalde module (2e kolom) zijn beschreven vanuit de taken (‘taakclusters’) die zij uitvoeren. In de 3e kolom van de module zijn de bodembeheertaken (genummerd) aangegeven die betrekking hebben op het onderwerp in kolom 1 en het takenpakket van de deelnemers in kolom 2. Daarmee wordt elke module of Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
19
elk onderwerp direct verbonden met de Takenlijst en dus met elke afzonderlijke bodembeheertaak met bijbehorende kennis en vaardigheden.
Module type A: Bodembeheer algemeen, kennis en vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
Taken
1.
Bodembeheerbeleid algemeen
alle medewerkers taakgroep 2, 3, 4 en 5
2.
Integraliteit algemeen
alle medewerkers taakgroep 2, 3 en 5
3.
Juridische aspecten algemeen
niet-juridische medewerkers taakgroep 1, 2, 3, 4 en 5
4.
Financiële aspecten algemeen
niet-financiële medewerkers taakgroep 1, 2, 3, 4 en 5
1.1.1, 1.1.2, 1.1.3.4, 1.1.4.9, 1.1.4.13, 1.1.4.14, 1.1.4.15, 1.1.5.5, 1.2.1, 1.2.5,
5.
Bodemhygiëne algemeen
alle medewerkers taakgroep 1 en 5 en de nietbodemhygiënische medewerkers taken 2, 3 en 4.
1.1.4.1, 1.1.4.2, 1.1.4.3, 1.1.4.4, 1.1.4.11, 1.1.5.1, 1.1.5.3, 1.1.5.5, 1.2.7, 1.2.12, 1.3
6.
Bodemtechniek algemeen
alle medewerkers taakgroep 1 en 5 en de nietbodemtechnische medewerkers taakgroep 2, 3 en 4.
7.
Beheersystemen algemeen
alle medewerkers taakgroep 1, 2, 3 en 4
1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.7, 1.1.4.9, 1.1.4.10, 1.1.4.11, 1.1.4.12, 1.1.4.13, 1.1.4.14, 1.1.4.15, 1.1.5.4, 1.1.5.5, 1.2.10, 1.2.11, 1.2.12 1.1.1.2, 1.1.3.1, 1.2.2, 1.2.3, 1.2.4, 1.2.5,
8.
Introductie in het belang en de aard van de relevante vaardigheden (algemene competenties)
Alle medewerkers
1.1.1, 1.1.2, 1.1.3, 1.1.4.13, 1.1.5.1, 1.2.1, 1.2.6, 1.2.8, 1.2.9 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3, 1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.13, 1.1.5.1, 1.1.5.4, 1.2.1, 1.2.6, 1.2.12 1.1.1.1, 1.1.4, 1.1.5.5, 1.2.1, 1.2.4, 1.2.7, 1.3
Alle vaardigheden uit de takenlijst (zie appendix)
Aan deze algemene cluster kunnen medewerkers van alle niveaus deelnemen. Dat is in principe mogelijk omdat dit cluster het ‘hele palet’ omvat. Belangstelling, vragen, aard van de discussie en ‘perceptie’ van de deelnemers per werk- en denkniveau kunnen echter verschillend zijn. Een tweedeling naar niveau zou daarom gewenst kunnen zijn.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
20
Module type B: Vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
Taken
Beleidsgeoriënteerde vaardigheden 1. probleemanalyse, omgevingsbewustzijn en visie 2. doelgericht handelen, integraal werken en initiatief 3. ondernemerschap en luisteren.
Alle medewerkers taakgroep 1
1.1.1, 1.1.2, 1.1.3, 1.2.1, 1.2.6
Integratiegeoriënteerde vaardigheden 1. aanpassingsvermogen, besluitvaardigheid 2. overtuigen (sturen met en zonder stuur), netwerken, vernieuwingskracht
alle medewerkers taakgroep 1 en 4
1.1.1, 1.1.2, 1.1.3, 1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.8, 1.1.4.13, 1.1.5.1, 1.1.5.4
Bodemhygiënisch georiënteerde vaardigheden 1. zorg voor kwaliteit en ondernemerschap (kosten/baten) 2. klantgericht werken en omgaan met details 3. onafhankelijkheid en voortgangscontrole.
Een deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Bodemtechnisch georiënteerde vaardigheden 1. zorg voor kwaliteit en ondernemerschap (kosten/baten) 2. probleemanalyse en oordeelsvorming 3. bestuurlijke effectiviteit
Ander deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Juridisch georiënteerde vaardigheden 1. onafhankelijkheid, integriteit, zorg voor kwaliteit en klantvriendelijkheid 2. toewijding, vasthoudendheid en bestuurssensitiviteit 3. oordeelsvorming
juridische medewerkers van taakgroep 1, 2 en 3
Financieel georiënteerde vaardigheden 1. probleemanalyse, oordeelsvorming en integriteit 2. Ondernemersschap
(een deel van) de (financiële) medewerkers van taakgroep 1, 3 en 4
1.1.1.3, 1.1.3.2, 1.1.4.1, 1.1.4.2, 1.1.4.3, 1.1.4.4, 1.1.4.12, 1.1.5.1, 1.1.5.3, 1.1.5.5, 1.2.5, 1.2.7, 1.2.10, 1.3.1, 1.1.1.3, 1.1.3.2, 1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.7, 1.1.4.12, 1.1.4.13, 1.1.4.14 1.1.4.15, 1.1.5.1, 1.1.5.4, 1.1.5.5 1.1.1, 1.1.3.1, 1.1.3.4, 1.1.4.1, 1.1.4.2, 1.1.4.3, 1.1.4.4, 1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.7, 1.1.4.8, 1.1.4.9, 1.1.4.10, 1.1.4.12, 1.1.4.13, 1.1.4.14, 1.1.4.15, 1.1.5, 1.2.1, 1.2.6 1.1.1.2, 1.1.2.1, 1.1.2.2, 1.1.2.3, 1.1.3.2, 1.1.3.4, 1.1.4.14, 1.1.4.15, 1.1.5.5
Ondersteuning georiënteerde vaardigheden 1. omgaan met details en zorg voor kwaliteit 2. klantvriendelijkheid, omgevingsbewustzijn en luisteren
de medewerkers van taakgroep 5
1.1.1.2, 1.1.1.3, 1.1.3.1, 1.1.3.4, 1.1.4.1, 1.1.4.2, 1.2.2, 1.2.3, 1.2.4, 1.2.5
Module B is gericht op mensen die voor de uitvoering van hun taken voldoende kennis hebben, maar specifiek de op hun taken gerichte vaardigheden willen vergroten.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
21
Module C1: Bodembeheerbeleid, verdieping kennis en vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
Taken
4.
De rollen en verantwoordelijkheden in de ‘bodemkolom’ (EU, VROM, provincie en gemeente)
alle medewerkers taakgroep 1
1.1.1.1, 1.2.1, 1.2.6
5.
Programmeren van bodembeheer; overeenkomsten en verschillen tussen bodemsanering, bodembescherming en grondstromen met als algemene vaardigheden o.a. probleemanalyse, omgevingsbewustzijn en visie
alle medewerkers taakgroep 1
1.1.1.2, 1.1.1.3, 1.1.1.4
6.
Regisseren; sturen op doelstellingen, marktaandeel vergroten, kwaliteit verhogen met als algemene vaardigheden o.a. doelgericht handelen, integraal werken en initiatief
alle medewerkers taakgroep 1
1.1.2.1, 1.1.2.2, 1.1.2.3, 1.1.2.4, 1.1.2.5
7.
Monitoring, evaluatie en actualisatie van beleid met als algemene vaardigheden o.a. omgevingsbewustzijn, ondernemerschap en luisteren.
alle medewerkers taakgroep 1
1.1.3.1, 1.1.3.2, 1.1.3.3, 1.1.3.4
Module C2: Integraal werken, verdieping kennis en vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
1.
planprocessen stadsvernieuwing
alle medewerkers taakgroep 1 en 4
2.
planprocessen buitengebied
alle medewerkers taakgroep 1 en 4
3.
Culturele overeenkomsten en verschillen met als algemene vaardigheden o.a. aanpassingsvermogen, besluitvaardigheid
alle medewerkers taak 1 en 4
4.
kansen benutten met als algemene vaardigheden overtuigen (sturen met en zonder stuur), netwerken, vernieuwingskracht
alle medewerkers taakgroep 1 en 4
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
Taken 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3, 1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.8, 1.1.4.13, 1.1.5.1, 1.1.5.4 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3, 1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.8, 1.1.4.13, 1.1.5.1, 1.1.5.4 De vaardigheden behorend bij bovengenoemde taken
De vaardigheden behorend bij bovengenoemde taken
22
Module C3: Bodemhygiëne, verdieping kennis en vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
Taken 1.1.1.3, 1.1.3.2, 1.1.4.1, 1.1.4.2, 1.1.4.3, 1.1.4.4, 1.1.4.12, 1.1.5.1, 1.1.5.3, 1.1.5.5, 1.2.5, 1.2.7, 1.2.10, 1.3.1,
4.
Het belang van de bodem en het belang van kwaliteit met als algemene vaardigheid zorg voor kwaliteit
Een deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
5.
Het bodemsysteem (gedrag van stoffen in de bodem)
Een deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
Onderzoek; typen, doelstellingen en onderzoeksprotocollen
Een deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
Inkopen van de ‘dienst’ bodemonderzoek met als algemene vaardigheden o.a. zorg voor kwaliteit en ondernemerschap (kosten/baten)
Een deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
Risicobeoordeling met als algemene vaardigheid o.a. omgaan met details
Een deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
Het beoordelen van bodemonderzoeken van derden met als algemene vaardigheden o.a. klantgericht werken en omgaan met details
Een deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
10. Beschikkingen met als algemene vaardigheden o.a. onafhankelijkheid en voortgangscontrole.
Een deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
6.
7.
8.
9.
Deze module zou kunnen worden uitgewerkt in een cursus ‘standaard’ en ‘complex’. Omdat deze module gedeeltelijk overlapt met module E (Bodemtechniek), kan wellicht ook gekozen om de onderwerpen van beide modules dezelfde te laten zijn, maar ze voor D uit te werken als ‘standaard’ en voor E als ‘complex’. Aan beide benaderingen zijn voor- en nadelen verbonden.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
23
Module C4: Bodemtechniek, verdieping kennis en vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
Taken
4.
Het belang van de bodem en belang van kwaliteit met als algemene vaardigheid zorg voor kwaliteit
Ander deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
5.
Het bodemsysteem (gedrag van stoffen in de bodem)
Ander deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
Hydrologie
Ander deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
Civieltechnische bodemsaneringstechnieken
Ander deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
In-situ bodemsaneringstechnieken
Ander deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
Inkopen van de ‘dienst’ bodemtechniek met als algemene vaardigheden o.a. zorg voor kwaliteit en ondernemerschap (kosten/baten)
Ander deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
10. Het beoordelen van saneringsonderzoeken en saneringsplannen met als algemene vaardigheden o.a. probleemanalyse en oordeelsvorming
Ander deel van de medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
Zie boven
11. Beschikkingen met als algemene vaardigheid o.a. bestuurlijke effectiviteit
Alle medewerkers taakgroep 2, 3 en 4
6.
7.
8.
9.
1.1.1.3, 1.1.3.2, 1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.7, 1.1.4.12, 1.1.4.13, 1.1.4.14 1.1.4.15, 1.1.5.1, 1.1.5.4, 1.1.5.5
Zie boven
Deze module zou kunnen worden uitgewerkt in een cursus ‘standaard’ en ‘complex’. Omdat deze module gedeeltelijk overlapt met module D (Bodemhygiëne), kan wellicht ook gekozen om de onderwerpen van beide modules dezelfde te laten zijn, maar ze voor D uit te werken als ‘standaard’ en voor E als ‘complex’. Aan beide benaderingen zijn voor- en nadelen verbonden.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
24
Module C5: Juridische aspecten, verdieping kennis en vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
Taken 1.1.1, 1.1.3.1, 1.1.3.4, 1.1.4.1, 1.1.4.2, 1.1.4.3, 1.1.4.4, 1.1.4.5, 1.1.4.6, 1.1.4.7, 1.1.4.8, 1.1.4.9, 1.1.4.10, 1.1.4.12, 1.1.4.13, 1.1.4.14, 1.1.4.15, 1.1.5, 1.2.1, 1.2.6
1.
De wet, de regels en het beleid; ruimte voor interpretatie
juridische medewerkers van taakgroep 1, 2 en 3
2.
De rol van het bevoegd gezag; met als algemene vaardigheden o.a. onafhankelijkheid, integriteit, zorg voor kwaliteit en klantvriendelijkheid
juridische medewerkers van taakgroep 1, 2 en 3
Zie boven
Mogelijkheden en gebruik van het juridisch instrumentarium met als algemene vaardigheden o.a. toewijding, vasthoudendheid en bestuurssensitiviteit
juridische medewerkers van taakgroep 1, 2 en 3
Zie boven
4.
Jurisprudentie
5.
Omgaan met onzekerheden met als algemene vaardigheden o.a. oordeelsvorming
juridische medewerkers van taakgroep 1, 2 en 3 juridische medewerkers van taakgroep 1, 2 en 3
3.
Zie boven Zie boven
Module C6: Financiële aspecten, verdieping kennis en vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
3.
Omgaan met begrotingen en budgetbewaking; de afspraken vooraf, tussentijds en achteraf: de regels en de systematiek met als algemene vaardigheden o.a. ondernemersschap
(een deel van) de medewerkers van taakgroep 1, 3 en 4
4.
Omgaan met (financiële) onzekerheden met als algemene vaardigheden o.a. probleemanalyse, oordeelsvorming en integriteit,
(een deel van) de medewerkers van taakgroep 1, 3 en 4
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
Taken 1.1.1.2, 1.1.2.1, 1.1.2.2, 1.1.2.3, 1.1.3.2, 1.1.3.4, 1.1.4.14, 1.1.4.15, 1.1.5.5
Zie boven
25
Module C7: Ondersteuning, verdieping kennis en vaardigheden Onderwerpen
Deelnemers
Taken
1.
Verwerken van administratieve, technische en financiële (project)gegevens met als algemene vaardigheden o.a. voortgangscontrole, omgaan met details en zorg voor kwaliteit
de medewerkers van taakgroep 5
1.1.1.2, 1.1.1.3, 1.1.3.1, 1.1.3.4, 1.1.4.1, 1.1.4.2
2.
Beheer van het bodemloket met als algemene vaardigheden o.a. klantvriendelijkheid, omgevingsbewustzijn en luisteren
de medewerkers van taakgroep 5
1.2.2, 1.2.3, 1.2.4, 1.2.5
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
26
Bodembeheer bij andere overheden Op het gebied van de waterbodem zijn er nog twee overheidsinstanties die bodembeheertaken uitvoeren. Dat zijn het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Waterschappen. Het Ministerie van V&W is bevoegd gezag met betrekking tot de waterbodem van de Rijkswateren. De bodembeheertaken van V&W zijn daarom vergelijkbaar met die van de provincies en de rechtstreekse gemeenten. De Waterschappen hebben uitvoerende taken met betrekking tot de waterbodem van de regionale wateren, waarbij de provincies bevoegd gezag zijn. De bodembeheertaken van de Waterschappen zijn daarom vergelijkbaar met die van programma- en projectgemeenten. De taken van V&W en de Waterschappen zijn echter om twee redenen niet dezelfde als die van de provincies en rechtstreekse gemeenten respectievelijk programma- en project gemeenten. Die redenen zijn: De beleidsvernieuwing Bodemsanering volgens het Regeringsstandpunt van 2001 heeft geen betrekking op de waterbodem. Dit betekent dat bijvoorbeeld taken als regisseren en monitoren anders of niet spelen voor waterbodems; Waterbodems vormen een dynamischer systeem dan landbodems. Dit betekent dat beheer van de waterbodem andere kennis en vaardigheden vraagt dan beheer van landbodem. Door deze verschillen in bodembeheertaken en omdat er ontwikkelingen zijn ten aanzien van de taakuitvoering van de Waterschappen, zijn voor het Ministerie van V&W en voor de Waterschappen in dit stadium geen taakoverzichten met bijbehorende kennis en vaardigheden voor een goede taakuitvoering opgesteld.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
27
Bijlage 1: Lijst van competenties met omschrijving 1. Aanpassingsvermogen Doelmatig blijven handelen door zich aan te passen aan veranderende omgeving, taken, verantwoordelijkheden en/of mensen. 2. Ambitie Ernaar streven hogerop te komen in de organisatie, gedrag vertonen dat erop gericht is succes te boeken en/of carrière te maken. Zich moeite geven zichzelf te ontwikkelen om dit te bereiken. 3. Besluitvaardigheid Beslissingen nemen door middel van het ondernemen van acties of zich vastleggen door het uitspreken van meningen. 4. Bestuurlijke effectiviteit Zich bewust zijn van de eigen verantwoordelijkheid in de taken van de overheid en de eigen organisatie en onderkennen van politieke/bestuurlijke belangen. In staat om ondanks complexe informatie kansen te signaleren, denkkader op te bouwen en hiernaar te handelen. 5. Bestuurssensitiviteit Anticiperen op, en onderkennen van het belang van, gebeurtenissen die van invloed zijn op het bestaande beleid en het handelen van politiek/bestuurlijk verantwoordelijken. 6. Conceptuele flexibiliteit Opbouwen van denkkaders of modellen en formuleren van meervoudige concepties, hypothesen of ideeën op basis van complexe informatie. 7. Coöperatief gedrag Bijdragen aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct van persoonlijk belang is. 8. Delegeren Eigen beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op een duidelijke wijze toedelen aan de juiste medewerkers. 9. Doelgericht handelen Formuleren en uitdragen van heldere doelen en deze als leidraad nemen voor het eigen handelen. 10. Durf Risico’s aangaan om uiteindelijk een bepaald herkenbaar voordeel te behalen. 11. Energie Gedurende een lange periode actief zijn wanneer de functie dat vraagt. Dit uitstralen en over weten te dragen op anderen; uithoudingsvermogen. 12. Flexibel gedrag Indien zich problemen voordoen de eigen gedragsstijl veranderen teneinde een gesteld doel te bereiken. 13. Gezag Verkrijgen van invloed horend bij de eigen positie of rol om acceptatie bij anderen te krijgen voor de eigen uitspraken, meningen of besluiten.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
28
14. Individu gericht leiderschap Richting en sturing geven aan een medewerker in het kader van diens taakvervulling en hem aanspreken op gemaakte afspraken en resultaten. 15. Initiatief Kansen signaleren en ernaar handelen. Liever uit zichzelf beginnen dan passief afwachten. 16. Integraal werken De eigen bijdrage afstemmen op de context van de organisatie, rekening houdend met diverse invalshoeken, vakgebieden en beleidsterreinen. 17. Integriteit Handhaven van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in activiteiten die met de functie te maken hebben. 18. Interpersoonlijke sensitiviteit Onderkennen van gevoelens en behoeften van anderen; verplaatsen in anderen en zich bewust tonen van de invloed van het eigen handelen. 19. Klantgerichtheid Onderzoeken van wensen en behoeften van de klant/gebruiker en hiernaar handelen. 20. Leervermogen Nieuwe informatie in zich opnemen en deze effectief toepassen. 21. Luisteren Tonen belangrijke informatie op te pikken uit mondelinge mededelingen. Doorvragen, ingaan op reacties. 22. Managementidentificatie Een goed oog hebben voor de belangen van de leiding van de organisatie. 23. Mondelinge presentatie Ideeën en feiten in begrijpelijke taal aan anderen duidelijk maken, gebruikmakend van ter zake doende communicatiemiddelen. 24. Motiveren Mensen ertoe weten te bewegen zich optimaal in te zetten en het beste uit henzelf te halen. 25. Netwerkvaardigheid Ontwikkelen en bestendigen van relaties en samenwerkingsverbanden binnen en buiten de eigen organisatie en deze benutten voor het verkrijgen van informatie, steun en medewerking. 26. Omgang met details Lang en effectief kunnen omgaan met detailinformatie. 27. Omgevingsbewustzijn Laten blijken goed te zijn geïnformeerd over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren en deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of organisatie. 28. Onafhankelijkheid Acties ondernemen die meer gebaseerd zijn op eigen overtuiging dan op een verlangen om anderen een plezier te doen; een eigen koers varen. Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
29
29. Onderhandelen Helder verwoorden van het organisatiebelang, onderkennen van belangen van de andere partij en initiatieven nemen voor een win-win situatie. 30. Ondernemerschap Signaleren van kansen in de markt voor bestaande en nieuwe producten, ernaar handelen rekening houdend met de financiële effecten en daarbij risico’s durven nemen. 31. Ontwikkelen medewerkers Onderkennen van ontwikkelbehoeften van medewerkers en het bevorderen en (laten) uitvoeren van ontwikkelingsactiviteiten. 32. Oordeelsvorming Gegevens en mogelijke handelwijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar afwegen en tot realistische beoordelingen komen. 33. Organisatiesensitiviteit Onderkennen van invloed en gevolgen van eigen beslissingen of activiteiten op onderdelen van de organisatie. 34. Overtuigingskracht Gedrag dat erop gericht is om anderen te overtuigen van een bepaald standpunten instemming te krijgen met bepaalde plannen, ideeën of producten. 35. Plannen en organiseren Op effectieve wijze doelen en prioriteiten bepalen alsmede benodigde acties. Tijd en middelen aangeven om deze doelen te kunnen bereiken. 36. Prestatiemotivatie Hoge eisen stellen aan eigen werk. Laten zien niet tevreden te zijn met gemiddelde prestaties. 37. Probleemanalyse Signaleren van problemen, herkennen van belangrijke informatie, verbanden leggen tussen gegevens. Opsporen van mogelijke oorzaken van problemen, zoeken naar ter zake doende gegevens. 38. Samenbindend leiderschap Geven van richting en sturing aan een groep, onder meer door het stellen van doelen. Het tot stand brengen en handhaven van doeltreffende samenwerkingsverbanden. 39. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid Ideeën en meningen in begrijpelijke en correcte taal op schrift stellen. 40. Snel schakelen Kunnen concentreren op snel wisselende onderwerpen en op basis daarvan effectief handelen. 41. Stressbestendigheid Effectief blijven presteren onder tijdsdruk, bij complicaties, tegenslag, teleurstelling of tegenspel of loyaliteiten aan groepen met verschillende belangen. 42. Toewijding Toewijding aan de taak van de organisatie, bewust zijn van de eigen rol hierin en in staat om anderen op basis hiervan te inspireren. Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
30
43. Vasthoudendheid Bij een bepaald actieplan of een bepaalde opvatting blijven totdat een beoogd doel is bereikt of ophoudt redelijkerwijs bereikbaar te zijn. 44. Verantwoordelijkheid De consequenties aanvaarden van gemaakte afspraken. Noch anderen, noch de omstandigheden de schuld geven wanneer afspraken niet worden nagekomen.
45. Vernieuwingskracht Met originele oplossingen komen voor problemen die met de functie verband houden. Nieuwe werkwijzen bedenken ter vervanging van bestaande. 46. Vertrouwen opbouwen In staat zijn om bij anderen vertrouwen te wekken in de eigen professionaliteit, integriteit, deskundigheid en doelmatigheid. 47. Visie Afstand nemen van de dagelijkse praktijk; concentreren op de hoofdlijnen en het lange termijn beleid. 48. Voortgangscontrole Opstellen en uitvoeren van procedures om de voortgang van processen, taken of activiteiten van medewerkers, alsook de voortgang van eigen functieactiviteiten en verantwoordelijkheden te bewaken en te controleren. 49. Zelfvertrouwen Zekere indruk maken bij het formuleren van de eigen standpunten en voorstellen; deze indruk kunnen handhaven en op anderen overdragen. 50. Zorg voor kwaliteit Hoge kwaliteitsnormen hanteren voor doelstellingen, processen en resultaten, streven naar voortdurende verbetering.
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
31
Bijlage 2: Handreiking competentiecatalogus 1. AANPASSINGSVERMOGEN Doelmatig blijven handelen door zich aan te passen aan veranderende omgeving, taken, verantwoordelijkheden en/of mensen. Ontwikkelfase 1 Veranderende werkwijze
Past de eigen werkwijze gemakkelijk aan ingeval van knelpunten Pakt dingen praktisch en snel op, heeft weinig tijd nodig te wennen aan nieuwe situaties Kan snel overschakelen naar nieuwe procedures of werkwijze Blijft effectief wanneer taken onverwacht veranderen Reageert snel op wijzigende prioriteiten
Ontwikkelfase 2 Veranderende verantwoordelijkheid of rol
Past opstelling en rol aan, afhankelijk van de situatie Integreert andere verantwoordelijkheid snel in eigen functioneren Blijft effectief als situaties of mensen veranderen en past de eigen rol zonodig aan Stelt standpunt bij als blijkt dat doel niet bereikbaar is, doet tijdig water in de wijn. Gaat effectief om met personen op verschillende niveaus
Ontwikkelfase 3 Veranderende context
Blijft effectief wanneer binnen de organisatie veranderingen optreden (bijv. in de projectdefinitie, de doelgroep, bij de opdrachtgever) Past zich goed aan ingeval van zich wijzigende politieke verhoudingen Maakt zich een nieuwe organisatiestructuur snel eigen en functioneert snel effectief Doorziet veranderingen (in inhoud, relatiepatroon, belangenposities etc) en past zijn opstelling en werkwijze hier op aan Past zich makkelijk aan bij gewoonten van mensen uit andere culturen
2. AMBITIE Er naar streven hogerop te komen in de organisatie, gedrag vertonen dat er op gericht is succes te boeken en/of carrière te maken. Zich moeite geven zich te ontwikkelen om dit te bereiken. Ontwikkelfase 1 Hoge eisen stellen
Doet zijn best om uit te blinken in de functie of op het vakgebied Maakt volledig gebruik van zijn kwaliteiten en probeert deze verder te ontwikkelen Werkt en studeert ook in eigen tijd om zijn expertise te versterken Zoekt kansen om succes te behalen en om hogerop te komen. Streeft naar erkenning als vakman of deskundige
Ontwikkelfase 2 Prestatie en loopbaan
Is niet tevreden met gemiddelde resultaten, probeert uitstekende prestaties te leveren Trekt verantwoordelijkheden naar zich toe in de organisatie, durft moeilijke klussen aan, gericht op eigen ontwikkeling en loopbaankansen Is sterk gericht op versterking van de eigen professionaliteit en expertise Zoekt en benut kansen om zich in de breedte van de organisatie te profileren Werkt hard om hogerop te komen Ambieert een loopbaan.
Ontwikkelfase 3 Ambitie in breed perspectief
Komt tot prestaties van hoog niveau, waarbij alle relevante aspecten en partners zijn betrokken Richt zich op bijdragen aan de eigen organisatie, met oog op effect in de samenleving Vertegenwoordigt de organisatie graag in maatschappelijke context Zoekt en benut kansen om de organisatie te profileren en om voor de organisatie zichtbaar te zijn in de media, bij symposia e.d. Werkt aan het realiseren van eigen professionele of bestuurlijke ambities
3. BESLUITVAARDIGHEID Beslissingen nemen door middel van het ondernemen van acties of zich vastleggen door het uitspreken van meningen. Ontwikkelfase 1 Voldoende informatie
Als de gegevens voorhanden zijn, knopen doorhakken, ook in lastige keuzen De noodzaak van besluiten voorzien en besluiten tijdig nemen Beslissingen op duidelijke wijze nemen De beslissing en de afwegingen helder communiceren
Ontwikkelfase 2 Onzekerheid en/of met risico's
In tijdnood en/of bij gebrek aan informatie beoordelen of besloten kan worden Ook bij onzekerheid of beperkte informatie een besluit nemen of standpunt innemen Neemt besluiten die haalbaar en waar te maken zijn én waarvan de risico's zijn afgewogen Communiceert het besluit en de afwegingen Bij te groot afbreukrisico beslissingen of standpunten van duidelijke voorwaarden voorzien
Ontwikkelfase 3 Besluitvormingsprocessen
Zet besluitvormingsprocessen uit en betrekt sleutelfiguren Bewerkt de relevante omgeving en taxeert waar en op welk moment voldoende draagvlak ontstaat voor besluiten of standpunten Doseert besluitvorming en zoekt naar win-win situaties, dan wel bouwt compensatie in voor tegenstanders bij omvangrijke beslissingstrajecten Neemt besluiten of formuleert standpunten, zowel om zaak af te sluiten als om koers te bepalen, beide veelal op basis van beperkte zekerheden Effectief lobbyen om besluiten gerealiseerd te krijgen
4. BESTUURLIJKE EFFECTIVITEIT Zich bewust zijn van de eigen verantwoordelijkheid in de taken van de overheid en de eigen organisatie en onderkennen van politiek/bestuurlijke belangen. In staat om ondanks complexe informatie kansen te signaleren, denkkader op te bouwen en hiernaar te handelen. Ontwikkelfase 1 Positie kennen
Blijkt de eigen verantwoordelijkheid en positie goed in te schatten en handelt daarnaar Maakt realistische afspraken met griffier, directie of bestuur; zegt alleen zaken toe die waargemaakt kunnen worden Voelt goed aan wanneer griffier, directie of bestuur geïnformeerd moeten worden "Kent de weg" in het politiek-bestuurlijke deel van de organisatie en is op de hoogte van belangrijkste gevoeligheden Geeft feedback van de griffier of het politiek bestuur door aan hen die het betreft
Ontwikkel fase 2 Politiek-bestuurlijke antenne
Is inhoudelijk de expert, maar voelt goed aan wat de politiek-bestuurlijke realiteit is en handelt daarnaar. Blijkt goed op de hoogte van de positie van de Provincie en van politiek bestuurlijke belangen en handelt daarnaar Kent de wegen en de bestuurders die belangrijk zijn voor het creëren van draagvlak en commitment Integreert externe, politiek-bestuurlijk relevante ontwikkelingen en belangen goed in eigen beleids-/adviesproces Verkent ambtelijke en bestuurlijke mogelijkheden om vooruitgang te boeken
Ontwikkel fase 3 Politiek-bestuurlijke effectiviteit
Toont aan op de hoogte te zijn van de strategische ontwikkelingen op bestuurlijk niveau en van de maatschappelijke en inhoudelijke ontwikkelingen; relateert die aan elkaar Heeft een goed beeld van de provinciale rol in bestuurlijk Nederland en in het maatschappelijke veld Maakt gebruik van de invloed van bestuurders, zowel in- als extern en creëert bestuurlijk of maatschappelijk draagvlak Werkt in lijn van het bestuursprogram en de politieke besluitvorming Heeft zicht op de maatschappelijke effecten van (strategische) bestuurlijke besluitvorming Verkent kansen en brengt mede op basis daarvan bestuurlijke en politieke processen een stap verder
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
33
5. BESTUURSSENSITIVITEIT Anticiperen op en onderkennen van het belang van gebeurtenissen die van invloed zijn op het bestaande beleid en het handelen van politiek-bestuurlijke verantwoordelijken. Ontwikkelfase 1 Positie kennen
Voelt bij actuele feiten goed aan wanneer griffier, directie of bestuur geïnformeerd moeten worden Is op de hoogte van belangrijkste gevoeligheden en plaatst gebeurtenissen in de juiste context Signaleert belangrijke feiten of meningen en geeft deze intern door aan de juiste personen
Ontwikkelfase 2 Actief sensitief
Heeft goed zicht op de opvattingen van GS/PS en integreert deze in eigen functie Neemt ambtelijk en bestuurlijk relevante gebeurtenissen en ontwikkelingen waar, signaleert deze tijdig en biedt daarbij oplossingen of alternatieven Houdt zicht op de media en anticipeert op verschuivingen in het politiek-bestuurlijke klimaat Integreert externe, politiek-bestuurlijk relevante ontwikkelingen en belangen goed in eigen beleids-/adviesproces Anticipeert en signaleert wanneer de belangen van de Provincie en/of van bestuurders in het geding dreigen te komen/zijn
Ontwikkelfase 3 Politiek-bestuurlijk afbreukrisico
Anticipeert en handelt actief wanneer de belangen van de Provincie en/of van bestuurders in het geding dreigen te komen! zijn Heeft een goed oog voor de partijpolitieke aspecten en de verhoudingen in GS/PS ingeval van relevante ontwikkelingen en gebeurtenissen Taxeert tijdig en juist verschuivingen in belangen en inhoudelijke standpunten, ook indien deze zich op langere termijn voordoen Overziet de bestuurlijke en maatschappelijke doelen/belangen/prioriteiten
6. CONCEPTUELE FLEXIBILITEIT Opbouwen van denkkaders of modellen en formuleren van meervoudige concepties, hypothesen of ideeën op basis van complexe informatie.
Ontwikkelfase 1 Boven dagelijkse praktijk uitgaan
Zoekt een algemene oplossing of benadering als op zichzelf staande problemen zich toch steeds blijven herhalen Systematiseert vaak voorkomende vragen en komt met handige algemene aanpak Maakt gebruik van eerdere ervaringen Herkent overeenkomsten tussen gelijksoortige problemen
Ontwikkelfase 2 Breed (theoretisch) kader
Tilt het probleem naar een hoger abstractieniveau Maakt gebruik van een conceptueel kader, raamwerk of theoretisch kader om de problematiek helder te krijgen Gebruikt meerdere soorten informatie om tot een geïntegreerd beeld/afweging te komen Gebruikt metaforen om inzicht te krijgen in de problematiek of situatie Creëert op basis van gemeenschappelijke kenmerken een globaal kader
Ontwikkelfase 3 Conceptueel denken
Herkent beleidsmatige of politiek-bestuurlijke overeenkomsten tussen gelijksoortige problemen, ook al manifesteren die zich verschillend Integreert verschillende concepten vanuit verschillende invalshoeken om een algemeen begrip van de situatie te verkrijgen Ontwikkelt voor probleem verschillende scenario's, inclusief effecten daarvan Vindt op basis van nieuwe concepten meerdere inzichten en toepassingen in een probleemsituatie of werkterrein Gebruikt verschillende metaforen en brengt deze met elkaar in verband
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
34
7. COÖPERATIEF GEDRAG Bijdragen aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct van persoonlijk belang is. Ontwikkelfase 1 Goede communicatie en samenwerking met directe collega's
Is snel bereid taken te delen of over te nemen Stelt het gezamenlijke resultaat boven het eigen resultaat Zoekt actief naar samenwerking, ook als dat niet persé nodig is Deelt informatie en ervaringen met anderen Staat open voor meningen en ervaringen van anderen Respecteert de bijdrage van anderen in de groep
Ontwikkel fase 2 Effectieve samenwerking in team of afdeling
Formuleert in groepsverband gemeenschappelijke noemers en versterkt de groepsbinding Is gericht op het resultaat van de eenheid, minder op eigen succes Deelt actief kennis, ‘best practises’ en ervaring om de kwaliteit als geheel te verhogen Respecteert ervaringen en bijdragen uit andere (vak-)gebieden en probeert daar bij aan te sluiten Zoekt bewust naar andere invalshoeken en meningen, luistert goed en integreert deze in gezamenlijke visie Is actief beschikbaar om anderen bij te staan
Ontwikkelfase 3 Effectieve samenwerking in de gehele organisatie en met externe partners
Bevordert en structureert overleg en samenwerking met andere onderdelen van de organisatie Overbrugt tegenstellingen en grijpt mogelijkheden aan om met "tegenstanders" samen te werken op aspecten die zich daarvoor lenen Zoekt in- en extern contacten met anderen over belangen- en cultuurverschillen heen Zoekt samenwerking met veelbelovende partners die het gezamenlijke resultaat verder kunnen brengen Hanteert het organisatiebelang als uitgangspunt bij samenwerking
8. DELEGEREN Eigen beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op duidelijke wijze toedelen aan de juiste medewerkers. Ontwikkel fase 1 Delegeren van uitvoerende taken
Draagt aan medewerkers taken over die passen bij wat zij aankunnen Geeft duidelijke instructies bij over te dragen taken Geeft duidelijk het gewenste resultaat aan Kiest de geschikte mensen voor overdracht van taken Toont vertrouwen in degenen die taken krijgen overgedragen
Ontwikkelfase 2 Delegeren van (specifieke) verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Houdt bij delegeren van verantwoordelijkheden rekening met haalbaarheid en afbreukrisico Geeft duidelijk aan welke criteria het resultaat moet voldoen Bespreekt mogelijke gevolgen van problemen van gedelegeerde verantwoordelijkheid tevoren Bespreekt delegatie tevoren goed met relevante betrokkenen als die ermee te maken krijgen Ziet delegeren onder meer als het geven van ontwikkelingskansen en gebruikt het als zodanig gericht Geeft speelruimte bij gedelegeerde bevoegdheden, legt niet alles uit voorzorg vast
Ontwikkelfase 3 Delegeren van doelen
Stuurt vooral op het na te streven doel en geeft algemene indicaties over de prestatieverwachting Delegeert brede resultaatgebieden, geeft daarbij algemene kaders rond verantwoordelijkheden en bevoegdheden Bespreekt delegatie tevoren goed met relevante betrokkenen als die ermee te maken krijgen Gebruikt delegatie mede als instrument om medewerkers de ruimte te geven zich te ontwikkelen Maakt het delegatiepatroon in directe omgeving helder Bespreekt periodiek voortgang en resultaten
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
35
9. DOELGERICHT HANDELEN Formuleren en uitdragen van heldere doelstellingen en resultaten en deze als leidraad nemen voor het eigen handelen. Ontwikkelfase 1 Productie
Maakt duidelijk welke doelen/resultaten gesteld worden Zorgt dat afgesproken resultaten gerealiseerd worden Maakt efficiënt gebruik van de beschikbare tijd Geeft voorrang aan het realiseren van het doel boven de manier waarop Is klaar op het afgesproken tijdstip Spreekt anderen aan op het nakomen van afspraken en het produceren van de beloofde bijdrage Deelt het werk goed in en geeft concreet de resultaatverwachtingen aan
Ontwikkelfase 2 (Zelf)sturing op resultaat
Spreekt anderen aan op het behalen van resultaten en het nakomen van afspraken Geeft bij keuzeproblemen steeds prioriteit aan te behalen resultaten Is in advies-/beleids-/ondersteunend werk primair oplossings-/resultaatgericht Houdt overleg kort en effectief, brengt goed evenwicht aan tussen overleg en voorbereiding enerzijds en realisatie van het resultaat anderzijds Vertaalt doelen voor zichzelf en/of medewerkers in concreet meetbare of zichtbare resultaten Ondersteunt medewerkers zodanig dat zij geplande resultaten kunnen halen Maakt medewerkers duidelijk welke resultaten behaald moeten worden Waardeert oplossingen en resultaten
Ontwikkelfase 3 Strategisch sturen op doel en resultaat
Formuleert realistische en uitvoerbare doelen, houdt regie op processen in de organisatie Zet algemeen geformuleerde strategieën om in beleidsplannen met duidelijke mijlpalen en SMART-resultaten Richt projecten en processen in de organisatie zo in dat het behalen van resultaten en het oplossen van vraagstukken voorop staat en resultaten snel zichtbaar zijn Stimuleert speciale acties wanneer geplande resultaten niet gehaald lijken te worden Zorgt voor een efficiënte informatiestroom over resultaten in de richting van het verantwoordelijke management Initieert en onderhoudt een systeem (en een cultuur) waarin mensen worden aangesproken en beoordeeld op hun resultaten
10. DURF Risico's aangaan om uiteindelijk een bepaald herkenbaar voordeel te behalen. Ontwikkelfase 1 Beperkte risico's
Neemt een zeker risico in de uitvoering van bepaalde taken om vooruitgang te boeken Wijkt zonder toestemming van afspraken of procedures af als de situatie daar om vraagt Blijkt in staat om met onzekerheden te werken, gaat dan toch zijn eigen weg Neemt enige vrijheid van handelen als hij voordelen voor de afdeling of organisatie kan behalen
Ontwikkelfase 2 Risico's
Blijft niet passief, maar handelt als de situatie daarom vraagt, ook als de risico's op mislukking duidelijke aanwezig zijn Neemt in overleg standpunten in die niet zijn voorbereid en is aanspreekbaar daar op Taxeert kansen en handelt er naar, ook in onzekere situaties of zonder vooroverleg Neemt intuïtief beslissingen en accepteert daarbij het afbreukrisico van het eigen functioneren of de beslissing zelf Neemt ruimte bij onderhandelingen en probeert daarmee voordelen te behalen
Ontwikkelfase 3 Belangrijk afbreukrisico
Durft beslissingen te nemen die het imago van de Provincie kunnen veranderen Neemt kansen te baat en handelt actief in overlegsituaties, ook als ambtelijke en politiekbestuurlijke dekking nog afwezig is Gaat risico's aan in onderhandelingen, durft de organisatie te binden, neemt kansen waar om duidelijke voordelen te behalen Investeert in grootschalige experimenten en nieuwe methoden en durft veranderprocessen te initiëren Investeert veel in samenwerkingsverbanden, waar veel te winnen is, ondanks een groot afbreukrisico
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
36
11. ENERGIE Gedurende een lange periode actief zijn wanneer de functie dat vraagt. Dit uitstralen en over weten te dragen op anderen; uithoudingsvermogen. Ontwikkelfase 1 Volharden
Werkt lang door zonder moeheid en aandachtsverlies Gaat efficiënt met eigen krachten om, verdeelt zijn energie goed Vertoont geen sterke terugval na een lange periode van extra hard werken Heeft een hoog werktempo Pakt nieuwe taken fris en monter op
Ontwikkelfase 2 Fysieke energie
Geeft blijk zich langdurig te kunnen concentreren Pakt ad hoc zaken soepel en constructief op, ondanks bestaande werkdruk Laadt zich telkens op voor nieuwe taken of prestaties en stimuleert collega's Kan langdurig meerdere taken of projecten tegelijk aan
Ontwikkel fase 3 Mentale energie
Produceert constant, ondanks wijzigende politieke en/of bestuurlijke context Pakt uitbreiding van doel- of taakstelling en nieuwe invalshoeken enthousiast en effectief op, ondanks bestaande werkdruk Schakelt soepel over in hogere versnelling als het werk dat vraagt Bewaart ook onder hoge werkdruk innerlijke rust en blijft zowel constructief in gedrag als effectief presteren, motiveert daarin ook anderen
12. FLEXIBEL GEDRAG Indien zich problemen voordoen de eigen gedragsstijl veranderen om een gesteld doel te bereiken. Ontwikkelfase 1 Flexibele aanpak
Kiest tijdig een andere aanpak als de eerste niet goed werkt Stelt een gekozen aanpak ter discussie als die ineffectief lijkt Heeft een andere aanpak voorhanden als de eerste niet blijkt te werken Bereikt zijn doel door soepel en handig om te gaan met knelpunten
Ontwikkelfase 2 Flexibele benadering
Toont zich wendbaar in overleg en bij onderhandelingen als doel niet direct bereikbaar blijkt Herziet de eigen mening en past zich aan aan gesprekspartners als dat het einddoel dichterbij brengt Hanteert verschillende benaderingswijzen om doel te bereiken in situaties waarin sprake is van weerstanden of problemen Bewandelt ook informele wegen om doel te realiseren
Ontwikkelfase 3 Flexibele positie
Schakelt bij weerstanden in overleg en onderhandelingen met meerdere partijen soepel over op andere tactiek of strategie Wisselt een leidende en sturende rol als dat nodig is goed af met een luisterende en afwachtende rol Signaleert tijdig overeenkomsten in belangen en posities en maakt daar effectief gebruik van om doel te realiseren Gebruikt in belangrijke gesprekken of onderhandelingen de subtiele signalen van anderen om zijn eigen rol te bepalen of bij te stellen Voelt goed aan in welke rol hij gewaardeerd wordt en maakt daar effectief gebruik van
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
37
13. GEZAG Verkrijgen van invloed horend bij de eigen positie of rol om acceptatie bij anderen te krijgen voor de eigen uitspraken, meningen of besluiten.
Ontwikkelfase 1 Positieve indruk
Schept een prettig klimaat bij kennismaking met anderen Wekt positieve indruk voor de eigen rol en professionaliteit Gedraagt zich correct in de omgang met anderen Zorgt er voor dat zijn mening wordt gehoord Heeft invloed op directe omgeving
Ontwikkelfase 2 Waardering
Verkrijgt natuurlijke invloed als gevolg van waardering voor eigen opstelling en deskundigheid Blijft ook onder druk zichzelf, blijft transparant in zijn opstelling Dwingt respect af Is consistent in woord en daad en is evenwichtig in opvattingen en attitude Toont zelfbewustzijn in verschillende omstandigheden
Ontwikkelfase 3 Uitstraling
Stelt zich zodanig op dat hij binnen en buiten de organisatie breed respect geniet Heeft algemeen erkende invloed op basis van persoonlijkheid en/of professionaliteit Is bereikbaar en aanspreekbaar om knelpunten op te lossen en stelt algemeen belang boven deelbelang of persoonlijk belang Treedt gesprekspartners open en integer tegemoet en wint vertrouwen door respectvolle benadering
14. INDIVIDUGERICHT LEIDERSCHAP Richting en sturing geven aan een medewerker in het kader van diens functievervulling en hem aanspreken op gemaakte afspraken en resultaten Ontwikkelfase 1 Concreet resultaat
Schept duidelijkheid over de verwachte resultaten en helpt die te bereiken Bespreekt met medewerkers de geleverde prestaties, gedrag en wijze van functioneren, spreekt hen hier zonodig op aan Maakt duidelijk welke verbeterpunten er zijn en coacht de medewerker hierbij Stelt zich open voor vragen van anderen
Ontwikkelfase 2 Individueel functioneren
Maakt duidelijk welke resultaten in de functie verwacht worden en welke prestatie-indicatoren hierbij gelden Bespreekt met de medewerker zijn rol in het productie-/beleids-/adviesproces Ondersteunt de medewerker om doelstellingen te vertalen in concrete acties Helpt medewerkers hun inzicht in de eigen capaciteiten te vergroten Bespreekt met medewerkers welke competenties zij verder kunnen ontwikkelen Geeft ruimte aan initiatieven en leerdoelen Verbreedt het functioneren naar de gehele organisatie
Ontwikkelfase 3 Functioneren en ontwikkelen
Hanteert duidelijke verwachtingen rond jaarwerkplan en ontwikkelplan van de medewerker Hanteert zelfsturing en delegatie, rekening houdend met het competentieniveau en de ontwikkelcapaciteit van de medewerker Ondersteunt de medewerker bij het vergroten van zijn capaciteiten voor de functie en de gewenste mobiliteit en loopbaan Confronteert medewerkers met consequenties van hun keuzen rond functievervulling, ontwikkeling en loopbaan Geeft medewerkers persoonlijke feedback over sterke en minder sterke punten
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
38
15. INITIATIEF Kansen signaleren en ernaar handelen. Liever uit zichzelf beginnen dan passief afwachten. Ontwikkelfase 1 Meer doen dan wordt verwacht
Doet meer dan strikt genomen verwacht wordt, springt in waar nodig Komt uit zichzelf met voorstellen ter verbetering van procedures en werkwijzen Denkt vooruit en onderneemt daarop actie om een doel te bereiken Onderneemt ongevraagd actie in het verlengde van zijn/haar eigen werk
Ontwikkelfase 2 Initiatief
Onderneemt ongevraagd acties gericht op het verbeteren van het resultaat, waarbij het niet altijd zeker is of het gewenste resultaat ook behaald zal worden Zoekt ook naar kansen die op de (middel-)lange termijn liggen Ziet kansen die buiten de eigen doelstelling liggen en onderneemt daarop actie Ziet kansen voor de eigen afdeling of organisatie(onderdeel) en onderneemt daarop actie Zoekt zelfstandig naar nieuwe samenwerkingsverbanden en/of overeenkomsten in belangen.
Ontwikkelfase 3 Strategisch initiatief
16.
Onderzoekt nog onbekende mogelijkheden in termen van samenwerking, coalities e.d. en zet acties uit om kansen te grijpen als deze zich voordoen Neemt actie met een duidelijke koers, waarbij geen sprake is van een concreet doel op de korte termijn Ziet kansen op de lange termijn en initieert daartoe contact met de belangrijkste spelers Combineert trends of ontwikkelingen en bepaalt richting om in de toekomst een (nu nog onbekende) kans te grijpen en de beleids-/bestuurlijke positie van de Provincie te verbeteren
INTEGRAAL WERKEN De eigen bijdrage afstemmen op de context van de organisatie, rekening houdend met diverse invalshoeken, vakgebieden en beleidsterreinen. Ontwikkelfase 1 Inzicht in onderlinge relaties
Stemt het eigen werk af met anderen, houdt daartoe contact met collega's Volgt de ontwikkelingen in andere onderdelen van de organisatie en houdt daarmee rekening bij de eigen planning Geeft voorrang aan het collectieve resultaat boven het belang van het eigen onderdeel Houdt bij het eigen werk rekening met (beoogde) resultaten van anderen
Ontwikkelfase 2 Actieve afstemming
Is actief op zoek naar sociaal-economische, politieke, technologische en/of maatschappelijke trends op andere vakgebieden/beleidsterreinen die van betekenis zijn voor het eigen werkgebied Integreert externe ontwikkelingen in interne beleidsvorming en uitvoering Integreert inhoudelijk en proces matig verschillende interne werkvelden om als organisatie en als provinciale overheid effectiever op te treden Houdt (verticale) integraliteit tussen operationele uitvoering en bestuurlijke aspecten in het oog
Ontwikkelfase 3 Strategische afstemming
Bevordert en bewaakt integraliteit in interbestuurlijke relatie Provincie, lokaal bestuur, maatschappelijke organisaties e.d. Verkent trends in inhoud en proces en initieert afstemming t.b.v. toekomstige posities, beleidsvorming en uitvoering. Toont zich bewust van de relaties met andere vakgebieden/beleidsterreinen Legt integrale beleidsconcepten voor aan directie en gedeputeerde
17. INTEGRITEIT Handhaven van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in activiteiten die met de functie te maken hebben. Ontwikkelfase 1 Correct optreden
Treedt correct en eerlijk op in werksituatie, volgens algemeen aanvaarde sociale en ethische normen Komt gemaakte afspraken na en levert volledige en waarheidsgetrouwe informatie Maakt geen onderscheid in personen en posities bij de uitoefening van de functie Wijst voordelen voor voorrangsbehandeling af Gaat correct om met vertrouwelijke informatie
Ontwikkelfase 2 Functionele integriteit
Hanteert algemeen aanvaarde normen, alsmede de professionele en in de organisatie geldende normen t.a.v. integriteit Gaat zorgvuldig om met posities, belangen en vertrouwelijke informatie Houdt contacten zakelijk zolang opdracht of samenwerking nog in wording is Is niet gevoelig voor geboden voordelen, laat standpunt of positie daardoor ongewijzigd
Ontwikkelfase 3 Integriteit
Is alert op situaties waarin belangen van organisaties en functionarissen groot zijn, ook als doelen, resultaten en posities nog diffuus of onduidelijk zijn Houdt zich aan algemene en in de organisatie geschreven én ongeschreven waarden en normen Houdt zich consequent aan het vereiste integriteitniveau en vertoont daarin voorbeeldrol Is zorgvuldig met de macht die zijn positie hem toekent
18. INTERPERSOONLIJKE SENSITIVITEIT Onderkennen van gevoelens en behoeften van anderen; verplaatsen in anderen en zich bewust tonen van de invloed van het eigen handelen. Ontwikkelfase 1 Interesse laten blijken
Geeft anderen de ruimte om te praten Toont openheid en interesse in de mening van de ander Laat de ander in zijn waarde en houdt rekening met zijn omstandigheden Gaat in op de behoefte en de onderliggende gevoelens van de ander Benoemt gevoeligheden in het eigen gedrag naar de ander
Ontwikkelfase 2 Inspelen op signalen in individueel contact
Laat anderen in hun waarde in emotionele en lastige situaties Maakt vermoede onvrede van de ander bespreekbaar Maakt privé-kwesties die het functioneren beïnvloeden tactvol bespreekbaar en creëert een atmosfeer van veiligheid Maakt (het effect van) gevoeligheden in het eigen gedrag naar anderen bespreekbaar
Ontwikkelfase 3 Hanteren van signalen en emoties tussen anderen
Signaleert spanningen tussen anderen en maakt ze bespreekbaar Stelt in een groep de onderlinge omgang aan de orde op een manier die door allen wordt geaccepteerd Onderkent vroegtijdig tegenstellingen of conflicten Toont gevoel voor de eigen positie en is kritisch op het eigen gedrag in een groep Signaleert en anticipeert op latente gevoelens, posities en behoeften van verschillende betrokkenen
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
40
19. KLANTGERICHTHElD Onderzoeken van wensen en behoeften van de klant/gebruiker en hiernaar handelen. Ontwikkelfase 1 Wensen afnemer
Luistert goed naar de wensen/problemen/klachten van de afnemer en vat de vraag goed samen Stelt gerichte vragen om na te gaan wat de echte behoefte van de afnemer is Controleert of de gevraagde oplossing de juiste is, biedt zonodig een alternatieve oplossing Neemt een klacht van de klant serieus; blijft rustig, ook wanneer de afnemer ontevreden reageert Toont begrip voor een klacht van de klant; zoekt naar mogelijke oplossingen, bespreekt die met de klant Informeert de afnemer over nieuwe producten/diensten
Ontwikkelfase 2 Belangen afnemer
Stelt de klant(situatie) centraal, werkt niet vanuit oplossingen Is pro-actief; onderzoekt en anticipeert op mogelijke wensen van de afnemer en maakt hem hiervan bewust Handelt op basis van inzicht in de situatie, positie en belangen van de afnemer en plaatst deze in de juiste context Is alert op eventuele aanverwante/aanvullende problemen/wensen en benoemt die Is gericht op het onderhouden van een langere termijn relatie met de klant Gaat op effectieve wijze om met klachten van de klant; toont begrip, vraagt door om het achterliggende probleem helder te krijgen, onderzoekt de mogelijkheden en biedt concrete oplossingen
Ontwikkelfase 3 Relatie afnemer
Handelt op basis van inzicht in situatie, positie en belangen afnemer, binnen het brede veld van de ambtelijke en politiek-bestuurlijke afhankelijkheidsrelaties Plaatst vraag afnemer in de juiste inhoudelijke context en anticipeert op diens belang Stelt de relatie centraal; is gericht op het versterken van de relatie met meerdere contactpersonen binnen de klantorganisatie Heeft oog voor de lange termijnontwikkelingen bij de afnemer; vervult daar de rol van raadgever Weet op effectieve wijze om te gaan met (dreigende) verstoringen in de relatie
20. LEERVERMOGEN Nieuwe informatie in zich opnemen en deze effectief toepassen. Ontwikkelfase 1 Toepassen
Is nieuwsgierig, heeft altijd aandacht voor nieuwe informatie Heeft snel weet van nieuwe zaken en past deze snel toe Pakt nieuwe werkwijzen en vaardigheden snel op Hoort of leest veel, pikt veel nieuwtjes op rond het werk Past nieuwe methoden of procedures als eerste toe, probeert graag iets nieuws Past nieuwe technieken of werkwijzen snel en effectief toe
Ontwikkelfase 2 Verbeteren
Laat zien dat hij leert van gemaakte fouten Is gericht op feedback over eigen werk en optreden en verwerkt deze in zijn functioneren Vindt zelfstandig zijn weg in ingewikkelde nieuwe informatie (bijvoorbeeld software) Integreert gewijzigde inzichten en/of standpunten soepel in eigen functioneren
Ontwikkelfase 3 Actief integreren
Toetst eigen optreden en kennis en vult deze waar nodig aan Is in staat om effectief nieuwe politiek-bestuurlijke, maatschappelijke of professionele realiteit te integreren in eigen functioneren Vindt in complexe situaties snel zijn weg en heeft dan zijn zaken op orde Gaat kritisch om met nieuwe informatie, checkt voor hij accepteert Toetst bestaande kaders, tactiek en strategieën en heeft goed oog voor noodzakelijke aanpassingen
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
41
21. LUISTEREN Tonen belangrijke informatie op te pikken uit mondelinge mededelingen. Doorvragen, ingaan op reacties. Ontwikkelfase 1 Aandacht
Heeft aandacht en tijd voor de ander Laat in houding en gedrag merken actief naar anderen te luisteren Hoort wat de ander zegt en reageert daarop
Ontwikkelfase 2 Informatie
Luistert aandachtig en actief, structureert verkregen informatie en vat deze kort samen om te onderzoeken of hij de ander begrepen heeft Toetst zijn eigen begrip en interpretatie door vragen te stellen Vat aan het einde van het gesprek kernachtig samen wat hij heeft gehoord en laat zich daarin bijsturen
Ontwikkelfase 3 Doel
Maakt tijdens en na het gesprek door kernachtige samenvattingen duidelijk het doel, de betekenis en de implicaties daarvan te hebben begrepen Maakt in zijn reactie duidelijk zowel de inhoud als de diepere betekenis te begrijpen Vraagt actief door op de achterliggende doelen of de condities en plaatst deze in bredere context Nodigt de ander uit zijn doel en de context te expliciteren
22. MANAGEMENTIDENTIFICATIE Een goed oog hebben voor de belangen van de leiding van de organisatie. Ontwikkelfase 1 Op de hoogte
Neemt actief kennis van plannen en keuzes management Stelt zich loyaal op over genomen beslissingen Houdt zich aan beleid, regels en procedures Beantwoordt vragen van management snel Benadrukt de positieve kanten van voornemens, plannen en keuzes management
Ontwikkelfase 2 Betrokken
Toont betrokkenheid bij positie management Draagt genomen beslissingen uit Heeft oog voor dilemma's management en onderneemt initiatief aan het oplossen ervan Is constructief-kritisch in de fase van beeld- en beleidsvorming en loyaal in de uitvoeringsfase Houdt zich aan de interne organisatie en systemen
Ontwikkel fase 3 Medeverantwoordelijkheid
Toont zich in beleidsvormende fase een kritisch gesprekspartner vanuit loyaliteit aan de organisatie en heeft daarbij oog voor de ambtelijke en politiek-bestuurlijke dilemma's Draagt beleidskeuzes management actief en met verve uit Verdedigt in externe situaties of daar waar management afwezig is, het standpunt van organisatie en management Draagt loyaal het organisatiestandpunt uit, ook als hij het er niet zo mee eens is Ondersteunt de producten en het imago van de organisatie in externe contacten
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
42
23. MONDELINGE PRESENTATIE Ideeën en feiten in begrijpelijke taal aan anderen duidelijk maken, gebruikmakend van ter zake doende communicatiemiddelen. Ontwikkelfase 1 Helder taalgebruik
Hanteert helder taalgebruik, is kort en bondig Spreekt in vloeiende zinnen; komt makkelijk uit zijn woorden Bouwt rust in bij het naar voren brengen van eigen standpunt, ideeën, etc. Structureert de informatie, bijvoorbeeld door vorm en opbouw Plaatst de boodschap in een context: geeft achtergrond, reden en eigen betrokkenheid aan
Ontwikkelfase 2 Standpunt verwoorden
Brengt in overlegsituaties het probleem, standpunt of advies helder en begrijpelijk naar voren Stemt het verhaal qua vorm en inhoud af op de doelgroep en boeit toehoorders Maakt gebruik van passende presentatietechnieken Maakt relevantie van een doel, plan en/of visie duidelijk aan de doelgroep Wijze van communiceren is afgestemd op het doel: verkrijgen van medewerking, draagvlak creëren, standpunt of visie meedelen, informeren Vat de conclusies van een complex verhaal compact samen
Ontwikkelfase 3 Communiceren en beïnvloeden
Geeft de kern weer uit een breed gevoerde discussie, waarin verschillende partijen argumenten hebben aangevoerd; komt hierdoor op efficiënte wijze tot syntheses, conclusies en verbinding Gebruikt verhelderende voorbeelden/metaforen die aansluiten bij de belevingswereld van de verschillende partijen Hanteert effectieve en gevarieerde communicatiemiddelen Kan complexe, abstracte informatie vertalen in concrete informatie; geeft grote lijnen aan in veelheid van informatie Communiceert met duidelijke doelen voor ogen en heeft daartoe communicatieplan opgesteld
24. MOTIVEREN Mensen ertoe weten te bewegen zich optimaal in te zetten en het beste uit henzelf te halen. Ontwikkelfase 1 Waarderen
Spreekt waardering uit over geleverde prestaties of inzet Laat erkenning blijken ingeval van positief functioneren Zet medewerkers aan zich meer in te zetten Zorgt dat team extra prestaties of inzet levert
Ontwikkelfase 2 Enthousiasmeren
Beweegt medewerkers hun beste beentje voor te zetten Creëert enthousiasme in team of afdeling Krijgt mensen achter bepaalde taakstellingen Stimuleert medewerkers eigen verantwoordelijkheid te nemen en optimaal te presteren
Ontwikkelfase 3 Motiveren
Genereert commitment voor doelen en de organisatie bij mensen Stimuleert medewerkers en teams optimaal gebruik te maken van eigen en elkaars kracht Krijgt medewerkers en teams uit het slop, dan wel ziet kans hen teleurstellingen of tegenslagen te laten overwinnen Beweegt mensen tot extra prestaties, ook buiten eigen functie- of verantwoordelijkheidsgebied
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
43
25. NETWERKVAARDIGHEID Ontwikkelen en bestendigen van relaties en samenwerkingsverbanden binnen en buiten de eigen organisatie en deze benutten voor het verkrijgen van informatie, steun en medewerking. Ontwikkelfase 1 Onderhouden van contacten
Kent de mensen in de organisatie en kan op hen een beroep doen wanneer nodig Ontwikkelt en onderhoudt goede werkrelatie met direct betrokken externe ’collega's’ Maakt gebruik van bestaande contacten om effectief met bestaande procedures om te gaan (weet dingen 'even snel te regelen') Aarzelt niet om personen te benaderen voor het beantwoorden van een specifieke vraag Is bereid anderen informatie te geven, met hen mee te denken of anderszins te helpen
Ontwikkelfase 2 Professioneel netwerk
Ontwikkelt en onderhoudt samenwerkingsrelaties met voor het werk relevante personen binnen en buiten de eigen organisatie Creëert bij nieuwe ontwikkelingen en/of nieuwe werkvelden een bijbehorend netwerk, legt contact met personen die nu of later nuttig kunnen zijn Zorgt dat anderen hem weten te vinden en levert zelf bijdragen aan anderen Durft nieuwe contacten te leggen, ook met personen die hiërarchisch hoger in organisaties zitten
Ontwikkelfase 3 Invloed uitoefenen via het eigen netwerk
Ontwikkelt binnen het krachtenveld van organisatie en relevante betrokken personen en organisaties een effectief netwerk en smeedt zonodig coalities Stelt zich op de hoogte van de ambtelijke en politieke verhoudingen en de interne ontwikkelingen bij andere organisaties en maakt hier effectief gebruik van Stapt makkelijk op nieuwe contacten af, laat daartoe geen kans onbenut Bouwt en onderhoudt relatienetwerken in verschillende maatschappelijke sferen (sport, cultuur, politiek. etc.) met het doel informatie en invloed te verkrijgen Houdt bij de keuze van nevenactiviteiten en andere high profile activiteiten rekening met het organisatiebelang
26. OMGANG MET DETAILS Lang en effectief kunnen omgaan met detailinformatie. Ontwikkelfase 1 Aandacht voor details in het eigen werk
Kan langdurig details bewerken zonder dat het aantal fouten sterk toeneemt Controleert het eigen werk nauwkeurig, vindt fouten in het eigen werk en dat van anderen Blijft kritisch en alert in het eigen werk (vooral als het gaat om routinematige zaken) Gebruikt checklisten ter controle op belangrijke aspecten Blijft in routinetaken kritisch en alert op afwijkingen
Ontwikkelfase 2 Informatie en details systematisch op orde
Ontwikkelt methoden of systemen om detailinformatie (over inhoud, relaties, proces) efficiënter te kunnen behandelen Heeft gegevens over een besproken onderwerp altijd goed geordend bij de hand Werkt plannen en ideeën grondig en gedetailleerd uit in een plan van aanpak Maakt anderen alert op detailzaken door aan te geven waar men op moet letten Leert anderen gebruik te maken van raamwerken, modellen en checklisten om er zeker van te zijn dat alle aspecten zijn meegenomen en gecontroleerd
Ontwikkelfase 3 Aandacht hebben voor de essentie
Neemt belangrijke zaken niet klakkeloos over, is kritisch op aangeboden informatie Let op kleine zaken die van essentieel belang zijn Heeft oog voor typerende details met een hoge informatiewaarde Leest aan kleinigheden snel de algemene toestand af Ziet bij problemen in een proces snel waar de fout zit Let naast hoofdlijnen goed op praktische, operationele aspecten
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
44
27. OMGEVINGSBEWUSTZIJN Laten blijken goed te zijn geïnformeerd over maatschappelijke en politieke of andere omgevingsfactoren en deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of organisatie. Ontwikkelfase 1 Omgevingskennis rond eigen werk- en vakgebied
Houdt het eigen vak bij en benut de nieuw verkregen kennis in de functie Geeft blijkt in algemene zin maatschappelijke en/of politieke ontwikkelingen te volgen Komt met ideeën, meningen of suggesties, op basis van ontwikkelingen elders Gebruikt voorbeelden van externe ontwikkelingen of hoe zaken elders geregeld zijn in interne discussies Gebruikt relevante kennis van/over andere organisaties in het eigen werk
Ontwikkelfase 2 Kennis van relevante externe ontwikkelingen en betrokkenen
Is actief op zoek naar vakinhoudelijke, sociaal-economische, politieke, technologische en/of maatschappelijke trends die van betekenis zijn voor de eigen afdeling of vakgebied Volgt de ontwikkelingen in andere vakgebieden/beleidsterreinen en legt relaties met het eigen vakgebied/beleidsterrein Kent de belangrijkste betrokken partijen en relevante derden, alsmede hun standpunten en belangen Zoekt bij de aanvang van projecten of beleids-/adviestrajecten actief naar relevante partijen Wisselt regelmatig ervaringen en informatie uit met andere vergelijkbare afdelingen of onderdelen (intern en extern) en maakt effectief gebruik van hun ervaringen
Ontwikkelfase 3 Brede context
Heeft een breed uitstaande antenne voor de relevante inhoudelijke, procesmatige en politiekbestuurlijke context Initieert op basis van eigen taxatie van omgevingsfactoren op het hoogste ambtelijke en op politiek-bestuurlijk niveau discussie over trends Toont zich bewust van de plaats van het bedrijf in de externe omgeving Blijkt externe belanghebbenden goed te kennen, inclusief hun standpunten en belangen Toont zich bewust van de plaats van het eigen vakgebied/beleidsterrein binnen de organisatie en de relatie met andere vakgebieden/beleidsterreinen
28. ONAFHANKELIJKHEID Acties ondernemen die meer zijn gebaseerd op eigen overtuiging dan op een verlangen om anderen een plezier te doen; een eigen koers varen. Ontwikkelfase 1 Eigen werkwijze
Vormt zich een beeld over mensen en situaties op basis van een eigen mening, niet op die van anderen Ontwikkelt eigen werkwijzen, doet niet vanzelfsprekend wat iedereen doet Draagt, ongeacht sociale druk, de eigen mening uit en verdedigt dat actief Is in staat kritisch te blijven als iedereen enthousiast is Volgt een aanpak waarin hij gelooft, ook als anderen bezwaren maken.
Ontwikkelfase 2 Eigen koers
Heeft een eigen mening over de beste oplossing en draagt die op een duidelijke manier uit Laat zich niet verleiden iets te leveren waar hij zelf niet achter staat Laat zich niet makkelijk onder druk zetten Handhaaft eigen kwaliteitsnormen in het werk, gebaseerd op eigen overtuiging en op het eigen vakgebied . Weigert diensten als onredelijke of ontoelaatbare eisen worden gesteld
Ontwikkelfase 3 Onafhankelijkheid
Is ook onder zware sociale druk in staat een objectief en onafhankelijk oordeel te geven over een voorstel Neemt uit overtuiging afwijkende standpunten in, ook als daar beroering door ontstaat Beoordeelt mensen objectief zonder beïnvloed te worden door stemmingen in de organisatie Houdt vast aan zijn (professionele) principes
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
45
29. ONDERHANDELEN Helder verwoorden van het organisatiebelang, onderkennen van belangen van de andere partij en initiatieven nemen voor een win-win situatie. Ontwikkelfase 1 Technisch onderhandelen
Wisselt standpunten en voor- en nadelen uit om voor het eigen belang voordeel te behalen Hanteert een bewuste aanpak om een bepaald doel te bereiken en schakelt over op een andere techniek als dat nodig blijkt Staat open voor argumenten en geboden voordelen van de ander en weegt deze ten opzichte van het eigen belang
Ontwikkelfase 2 Flexibel onderhandelen
Past meerdere onderhandelingstechnieken toe en schakelt soepel over Heeft vooraf zowel zijn doel als zijn marges bepaald Bouwt naar opdrachtgever en naar gesprekspartners eigen onderhandelingsruimte in en hanteert deze zorgvuldig Is zonodig hard op de eigen positie, maar houdt de relatie in stand
Ontwikkelfase 3 Win-win in complexe situaties
Onderzoekt in complexe situaties of in omstandigheden met diffuse doelen de (beleids- of onderhandelingsruimte Manoeuvreert tussen meerdere belangen, sluit coalities en zoekt naar uitruilopties Schakelt subtiel over op andere benaderingswijze Heeft oog voor eigen belang en de daarin bepaalde ondergrens, alsmede in het belang van onderhandelingspartners Stelt zich functioneel hard op, maar houdt oog op lange termijn relatie en – afhankelijkheden
30. ONDERNEMERSCHAP Signaleren van kansen in de markt voor bestaande en nieuwe producten, ernaar handelen rekening houdend met de financiële effecten en daarbij risico's durven nemen. Ontwikkelfase 1 Benutten van zakelijke kansen
Verkent de behoeften van afnemers en weet ze te interesseren voor nieuwe diensten of producten Maakt gebruik van reeds bestaand werk/materiaal als dat kosten voor de Provincie bespaart Houdt bij het maken van afspraken rekening met de kosten en opbrengsten Weet wat de kosten en baten zijn van een voorstel of een idee Neemt kansen waar om met potentiële klanten in gesprek te komen Taxeert de kosten en opbrengsten alvorens uitgaven te doen Gaat op klantgerichte wijze met afnemers om
Ontwikkelfase 2 Optimaliseren
Optimaliseert klantcontacten door een goed relatiebeheer en door bestaande contacten goed te benutten Gebruikt kennis van bedrijfsprocessen bij de klant om deze te interesseren voor eigen producten en diensten Vertaalt oplossingen/beslissingen in opbrengsten (breder dan alleen financieel) voor de klant en de eigen organisatie Kent de ontwikkelingen in de business van de klant en stemt het aanbod daarop af Vergelijkt alternatieve leveranciers op basis van prijs-kwaliteitverhouding Signaleert knelpunten in de klantorganisatie en overtuigt de klant van een relevant aanbod Weegt alternatieve oplossingen tegen elkaar af, waarbij de kosten en baten een belangrijke rol spelen
Ontwikkelfase 3 Creëren van zakelijke kansen
Is alert op veranderingen in markten en zoekt steeds naar (deel-) markten waar de eigen organisatie zich op kan richten Vertaalt ontwikkelingen in de omgeving in zakelijke mogelijkheden voor de organisatie Tracht concepten of partners te vinden om eigen positie uit te breiden en te versterken Maakt strategische keuzen met betrekking tot investeringen Doet een uitspraak over de verwachte opbrengsten van een investering op de lange termijn Zoekt in de bedrijfsvoering naar mogelijkheden om de verhouding tussen kosten en baten te optimaliseren Is steeds bezig de efficiency van de totale organisatie te verbeteren
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
46
31. ONTWIKKELEN MEDEWERKERS Ontwikkelfase 1 Ontwikkeling op functie-eisen
Maakt de functie-eisen en verwachtingen duidelijk Benoemt helder welke ontwikkeling nodig is om aan functie-eisen te voldoen Faciliteert ontwikkeling en coacht de medewerker Geeft duidelijke en opbouwende feedback op geleverde prestatie. Brengt medewerkers in situaties die voor hen uitdagend en leerzaam zijn. Vertaalt ontwikkelingen in de business naar ontwikkelstappen voor werknemers.
Ontwikkelfase 2 Ontwikkeling in organisatiecontext
Maakt duidelijk welk ontwikkeltraject gewenst is, naast ontwikkeling op functie-eisen Benoemt helder ontwikkelmogelijkheden die de medewerker lijkt te hebben en benut diens capaciteiten Coacht de medewerker op ontwikkeling en doorstroom binnen de organisatie Geeft opbouwende feedback op prestaties en ontwikkelresultaten Vertaalt ontwikkelingen in de Provincie naar ontwikkelstappen voor medewerkers en benut daartoe kansen
Ontwikkelfase 3 Loopbaanontwikkeling
Is gericht op loopbaanontwikkeling, naast ontwikkeling in de functie en de organisatie Coacht de medewerker op loopbaanontwikkeling Biedt de medewerker kansen en uitdagingen, die vervolgstappen in zijn loopbaan dichterbij brengen Ruimt tijd in voor loopbaanactiviteiten en projecten/stages e.d. buiten de deur. Geeft opbouwende feedback op stappen gericht op doorstroom naar andere functies en organisaties
32. OORDEELVORMING Gegevens en mogelijke handelwijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar afwegen en tot realistische beoordelingen komen. Ontwikkelfase 1 Meerdere mogelijkheden
Ziet meerdere mogelijkheden om tot het gewenste resultaat te komen Weegt de voor- en nadelen van een keuze en geeft deze duidelijk aan Baseert het oordeel op aanwezige informatie, dan wel geeft aan welke informatie nog nodig is Schat de haalbaarheid van mogelijkheden in
Ontwikkelfase 2 Complexiteit alternatieven
Weegt in complex geheel de voor- en nadelen van verschillende alternatieven tegen elkaar af Maakt een inschatting van de invloed van de verschillende alternatieven op het uiteindelijk te behalen resultaat en benoemt de consequenties en risico's van de verschillende alternatieven Houdt bij de afweging rekening met effecten en afbreukrisico's, alsmede met persoonlijke voorkeuren van anderen Onderbouwt de keuze of het advies met meerdere argumenten Maakt bij de keuze een grondige afweging van de beschikbare informatie
Ontwikkelfase 3 Diffuse afwegingscriteria
Taxeert op basis van diffuse afwegingscriteria de consequenties en risico's van verschillende beleidsalternatieven Weegt vanuit verschillende percepties en standpunten de opties, zoekt zonodig aanvullende informatie Komt tot duidelijk advies of legt de meest relevante alternatieven en hun effecten voor Houdt bij de keuze rekening met standpunten/belangen van interne en/of externe partijen
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
47
33. ORGANISATIESENSITIVITEIT Onderkennen van invloed en gevolgen van eigen beslissingen of activiteiten op onderdelen van de organisatie. Ontwikkelfase 1 Bewust van het grotere geheel
’Kent de weg’ binnen de eigen organisatie Laat blijken te weten wat er speelt Geeft informatie van anderen en externe relaties door aan hen die het betreft Maakt realistische afspraken; zegt alleen zaken toe die de organisatie waar kan maken Houdt rekening met de (on)mogelijkheden in de organisatie Houdt rekening met de invloed van het eigen werk op andere afdelingen
Ontwikkel fase 2 Actief rekening houden met context
Toont aan te weten welke personen (of groepen) belangrijk zijn voor het creëren van draagvlak/commitment Benadert de juiste beïnvloeders en beslissers Houdt rekening met cultuur/werkwijzen/bedrijfsprocessen/structuren in de organisatie Kent de relevante opvattingen, belangen en afhankelijkheidrelaties binnen de organisatie Checkt bij voorstellen of maatregelen op voorhand bij betrokkenen partijen de haalbaarheid en uitvoerbaarheid af Overziet de gevolgen van beslissingen/plannen/implementaties voor de organisatie en houdt daar rekening mee
Ontwikkelfase 3 Overzien van impact voor eigen organisatie en die van externe partners
Houdt rekening met strategische ontwikkelingen, belangen en trends binnen de eigen organisatie en die van externe relaties Maakt effectief gebruik van (de invloed van) sleutelpersonen, beslissers op hoog niveau in de organisatie (intern/extern) Kiest het "juiste" moment voor ingrijpende maatregelen Bewandelt wegen om een organisatiebreed draagvlak en betrokkenheid te creëren; Stemt af op prioriteiten en doelen van verschillende groepen, zowel in- als extern Anticipeert op het effect van strategische besluiten op verschillende onderdelen
34. OVERTUIGINGSKRACHT Gedrag dat erop gericht is om anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en om instemming te verkrijgen met bepaalde plannen, ideeën of producten. Ontwikkelfase 1 Heldere argumenten
Brengt mening stellig en enthousiast Onderbouwt zijn mening met argumenten, in begrijpelijke taal Baseert argumenten op vakkennis en feiten Noemt alleen relevante argumenten en op het juiste moment Signaleert twijfels en vragen en gaat hier op in
Ontwikkelfase 2 Overtuiging
Zoekt en benut de juiste argumenten op het juiste moment om de ander te overtuigen Stuurt de gedachtegang van de ander in de gewenste richting door aangrijpingspunten in de argumenten van de ander te vinden Biedt ruimte voor tegenargumenten en kritische vragen en vertaalt deze ten voordele van het eigen standpunt Anticipeert op tegenargumenten, brengt eigen voorstel op besliste wijze Creëert draagvlak op basis van argumenten
Ontwikkelfase 3 Beïnvloedend gedrag
Blijft bij eigen opvattingen en maakt een zekere indruk bij het opkomen voor de belangen van de eigen organisatie Zoekt op basis van argumenten en belangen naar effectieve coalities en naar win-win situaties Betrekt de juiste (invloedrijke) spelers, doseert zijn overtuigingskracht en argumentatie en stemt af op personen op verschillende niveaus en met uiteenlopende achtergronden/belangen Draagt op strategisch niveaus plannen en ideeën aan en krijgt anderen hierin mee Benadert de problematiek breed en hanteert een breed scala aan gegevens om een plan te onderbouwen
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
48
35. PLANNEN EN ORGANISEREN Op effectieve wijze doelen en prioriteiten bepalen alsmede benodigde acties. Tijd en middelen aangeven om deze doelen te kunnen bereiken. Ontwikkelfase 1 Eigen werkplanning
Plant het eigen werk zodanig dat resultaten tijdig worden behaald Is in staat een eenvoudige inschatting te maken van werk/benodigdheden (kan bijv. aangeven hoeveel tijd hij voor bepaalde activiteiten nodig heeft) Weet welke resultaten hij kan leveren, gegeven de eigen capaciteit en middelen Geeft duidelijk aan wanneer tijd en/of middelen tekort schieten Voert eenvoudige of routinematige acties uit, regelt zijn eigen werk Doet wat nodig is om het resultaat te bereiken Voert alle benodigde handelingen uit om het resultaat te bereiken (hoe, wat, waar)
Ontwikkelfase 2 Resultaatplanning
Deelt doelen op in subdoelen/-resultaten en geeft de benodigde activiteiten helder aan Maakt een heldere projectplanning vóóraf, waarin tijd en middelen goed zijn afgestemd op de beoogde doelen en resultaten. Verwerkt wijzigingen in planningen van anderen en in de eigen planning Houdt bij het maken van een planning rekening met factoren die verstorend kunnen werken Organiseert eigen werk zodanig dat eindresultaat op doelmatige wijze wordt behaald Geeft aan welke kwaliteiten van mensen en middelen nodig en beschikbaar zijn, creëert randvoorwaarden Koppelt tijdig terug aan verantwoordelijke beslissers
Ontwikkelfase 3 Strategische planning
Formuleert de agenda voor de toekomst op basis van vooral externe ontwikkelingen en politiek-bestuurlijke prioriteiten Zet voor deze agenda een projectplanning op, waarin op hoofdlijnen benodigde tijd en middelen worden benoemd Vertaalt een lange termijn doelstelling voor verschillende partijen in concrete activiteiten Bouwt beslismomenten en -criteria in de planning in (go/no go) Draagt zorg voor aansturing proces en voor procesbegeleiding, mede op basis van inzicht in de kwaliteiten van mensen en middelen Anticipeert op en integreert wijzigende belangen en verwachtingen Overziet de lange termijn effecten van het resultaten en onderneemt daarop actie Zorgt voor continue afstemming tussen doel/resultaat en benodigde mensen en middelen
36. PRESTATIEMOTIVATIE Hoge eisen stellen aan het eigen werk. Laten zien niet tevreden te zijn met gemiddelde prestaties. Ontwikkelfase 1 Hoge eisen
Stelt hoge eisen aan het eigen functioneren Probeert de hoge eisen te realiseren door maximale inzet te tonen Toont een kritische houding ten aanzien van fouten en afwijkingen Zoekt oorzaken van onvoldoende prestaties uit en probeert er van te leren
Ontwikkelfase 2 Continue verbetering
Zoekt ten minste optimale, soms maximaal haalbare oplossingen Is niet gauw tevreden met resultaat, blijft streven naar verdere verbetering Daagt collega's uit prestaties te verbeteren Zoekt zwakke punten en probeert deze te ontwikkelen Stelt concreet voor de kwaliteit van het functioneren van team of afdeling te verbeteren
Ontwikkelfase 3 Grensverleggend
Evalueert eigen functioneren en dat van de organisatie en bevordert kwaliteit en optimaal functioneren, (vooral) ook buiten eigen functie Toont zich sterk gemotiveerd het altijd weer beter te doen Verbetert bestaande methoden, systemen en werkwijzen opdat de organisatie beter presteert Daagt medewerkers en management uit de ambities en prestaties te verhogen
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
49
37. PROBLEEMANALYSE Signaleren van problemen, herkennen van belangrijke informatie, verbanden leggen tussen gegevens. Opsporen van mogelijke oorzaken van problemen, zoeken naar ter zake doende gegevens.
Ontwikkelfase 1 Gegevens verzamelen
Raadpleegt meerdere bronnen om de benodigde informatie te verzamelen Stelt gerichte vragen om feiten, ideeën en meningen en daarmee het probleem helder te krijgen Vraagt en zoekt door wanneer de verkregen informatie niet volledig is Ordent de beschikbare informatie en brengt in kaart welke informatie nog ontbreekt Onderscheidt feiten van meningen en ideeën
Ontwikkelfase 2 Samenhangende informatie
Doet een stap terug in de probleemdefiniëring en herformuleert eventueel de vraag Stelt vragen om de herkomst van een probleem te achterhalen, vraagt door bij onduidelijkheid/ onvolledigheid Destilleert essentiële punten uit een veelheid van informatie, onderscheidt hoofd- en bijzaken Clustert informatie in relevante categorieën, brengt samenhang aan Benoemt de factoren die een rol spelen in de situatie/het probleem Geeft het probleem kernachtig weer
Ontwikkelfase 3 Probleemanalyse in complexe situaties
Dringt bij complexe vraagstukken of situaties snel door tot de kern. Brengt samenhang aan tussen ontwikkelingen en processen van verschillende aard en importantie en/of waarbij verschillende belanghebbenden betrokken zijn Brengt een complex probleem/situatie terug tot eenvoudige componenten en legt dit goed uit aan betrokkenen Signaleert trends en geeft de gevolgen op lange termijn aan, met oog op verschillende werkgebieden Brengt een probleem/situatie in kaart, brengt rangordening aan en stelt prioriteiten
38. SAMENBINDEND LEIDERSCHAP Geven van richting en sturing geven aan een groep onder meer door het stellen van doelen. Het tot stand brengen en handhaven van doeltreffende samenwerkingsverbanden Ontwikkelfase 1 Operationele leiding
Geeft precies aan wat van medewerkers en de eenheid verwacht wordt en op welke wijze de medewerkers daaraan kunnen voldoen (SMART, duidelijke instructies ) Spreekt de groep aan op behaalde resultaten en het functioneren in algemene zin Is duidelijk over zowel negatieve als positieve implicaties van het al dan niet halen van het resultaat Motiveert medewerkers zich optimaal in te zetten en te ontwikkelen, schept daartoe randvoorwaarden Treedt direct op bij conflicten en handelt deze goed af
Ontwikkelfase 2 Leiding geven aan groepen en processen
Formuleert concrete taakstelling en prestatieverwachtingen voor teams en personen Krijgt anderen in beweging door voorbeeldwerking en motivatie Spreekt de sleutelfiguren in verschillende onderdelen van de organisatie persoonlijk aan op de noodzaak van hun support voor het behalen van de doelstellingen Draagt zorg voor optimale en motiverende condities voor medewerkers en team (procesmanagement, coördinatie, randvoorwaarden, functionele ruimte) Smeedt goed presterende samenwerkingsverbanden Heeft goed oog voor kwaliteiten en talenten van medewerkers, zet deze goed in en draagt zonodig zorg voor persoonlijke coaching/begeleiding
Ontwikkelfase 3 Leiding geven aan samenwerkingsverbanden en verandering
Heeft goed oog voor competenties van medewerkers en smeedt effectieve teams Brengt omvangrijke bewegingen binnen en buiten de organisatie op gang, o.m. via effectieve communicatie Zet zichtbare acties uit in de organisatie om het denken en handelen van managers en medewerkers in één richting te krijgen Functioneert als boegbeeld en model voor strategische veranderingen in de organisatie Schept condities voor draagvlak en voor effectieve samenwerkingsverbanden
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
50
39. SCHRIFTELIJKE UITDRUKKINGSVAARDIGHEID Ontwikkelfase 1 Duidelijk
Hanteert helder taalgebruik Schrijft kort en bondig Gebruikt geen ambtelijke taal of jargon Past de grammatica en spellingsregels correct toe Formuleert de boodschap op heldere wijze
Ontwikkelfase 2 Opgebouwd betoog
Hanteert een prettige en soepel leesbare schrijfstijl (niet ambtelijk of jargon) Past een duidelijke redeneerlijn toe en past de vorm van het betoog daarop aan Geeft een heldere probleemstelling en vat de conclusies goed afgestemd op het doel en/of de doelgroep samen Plaatst het betoog in een breder verband en geeft samenhangen weer Brengt een ingewikkeld probleem terug naar de betekenis voor de doelgroep
Ontwikkelfase 3 Transparante complexiteit
Schrijft een goed opgebouwd betoog, optimaal afgestemd op de doelgroep of lezer Legt de juiste nuances bij zowel feiten als ambtelijke en politiek-bestuurlijke afwegingen, beleidskeuzes en belangen Legt meerdere complexe onderwerpen helder uit in hun onderlinge samenhang Geeft de hoofdlijnen helder aan en doseert het gebruik van detailinformatie Vat verschillende standpunten goed samen en zet een heldere synthese op papier Biedt inzicht in een complex geheel van informatie Biedt besluitrijpe voorstellen aan
40. SNEL SCHAKELEN Kunnen concentreren op snel wisselende onderwerpen en op basis daarvan effectief handelen. Ontwikkel fase 1 Wisselende taken
Kan een veelheid van vragen aan Handelt verschillende werkzaam heden goed af Schakelt tussen diverse werkzaamheden en komt terug op taken die nog open stonden Schenkt steeds opnieuw de juiste aandacht aan taken en mensen, ook al komt er steeds iets tussendoor
Ontwikkelfase 2 Verschillende omstandigheden
Wisselt continu tussen taken, doelen en afnemers en blijft effectief handelen Speelt soepel in op urgente zaken, laat werk los en pakt dit later weer goed op Blijft effectief optreden in steeds wisselende omstandigheden Heeft steeds goed voor ogen waar onafgemaakte taken en processen moeten worden opgepakt Geeft steeds de juiste informatie over lopende werkzaamheden, ook al is hij er op dat moment niet mee bezig
Ontwikkelfase 3 Wisselende prioriteiten en posities
Pakt vele en uiteenlopende onderwerpen binnen kort tijdsbestek op Schakelt soepel over op nieuwe prioriteiten, onderwerpen en belangen en blijft daarbij effectief handelen Blijft effectief handelen onder sterk verschillende omstandigheden en situaties Speelt effectief in op onverwachte wendingen in overlegsituaties en legt dan de juiste relaties en samenhangen Schakelt snel om ingeval van wisselende en afwijkende standpunten en belangen
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
51
41. STRESSBESTENDIGHEID Effectief blijven presteren onder tijdsdruk, bij complicaties, tegenslag, teleurstelling of tegenspel of loyaliteiten aan groepen met verschillende belangen. Ontwikkelfase 1 Tijdsdruk
Handelt een onverwacht grote hoeveelheid werk effectief af Kan gedurende enige tijd extra snel werken om pieken weg te werken Blijft efficiënt werken onder grote tijdsdruk Werkt kalm en effectief door als deadlines naderen Informeert betrokkenen tijdig als deadlines overschreden dreigen te worden
Ontwikkelfase 2 Onzekerheid
Werkt doelgericht door als succes tamelijk onzeker is geworden Onderdrukt spanningen en emoties vanwege onzekerheid niet, houdt ze goed in de hand Werkt op zijn normale niveau in onzekere omstandigheden, bijvoorbeeld reorganisaties Blijft zaken objectief en rationeel benaderen als onzekerheid dreigt, vlucht niet in paniekmaatregelen
Ontwikkelfase 3 Psychische druk
Heeft zichzelf na hevige teleurstellingen, tegenwerking of complicaties in de hand, richt zijn energie weer positief op het te bereiken doel Heeft ook onder grote druk oog voor de consequenties van eigen uitspraken en gedrag, wordt niet onvoorzichtig of ongenuanceerd Behoudt het overzicht in crisissituaties, blijft kalm Blijft constructief bij forse kritiek en bij persoonlijke aanvallen; gaat hier effectief mee om Hanteert verschillende loyaliteiten ("petten") effectief
42. TOEWIJDING Toewijding aan de taak van de organisatie, bewust zijn van de eigen rol hierin en in staat om anderen op basis hiervan te inspireren. Ontwikkelfase 1 Toewijding binnen werkeenheid
Toont zich betrokken bij de prestaties en het functioneren van de werkeenheid Brengt knelpunten direct en vooral intern ter sprake Zoekt naar verbetering of uitbreiding Staat teamgenoten bij als zij door anderen bekritiseerd worden Benadrukt de positieve kwaliteiten van de werkeenheid naar derden
Ontwikkelfase 2 Toewijding binnen de organisatie
Staat voor het belang van de organisatie en is betrokken bij het functioneren daarvan Draagt intern en extern actief bij aan een positief beeld over de organisatie Gebruikt bij problemen de meest geëigende aanspreekpunten in de organisatie en draagt bij aan oplossingen, ook buiten directe eigen werksfeer Is snel bereid extra taken op te pakken in het belang van de organisatie Houdt zich aan bestaande procedures en afspraken in de organisatie, ook als anderen dat niet doen Communiceert intern actief, gericht op verbetering van de positie van de organisatie
Ontwikkelfase 3 Toewijding op rolniveau
Draagt loyaal het organisatiestandpunt uit, ook als hij het er niet zo mee eens is Verdedigt het beleid van de organisatie actief naar buiten toe Ondersteunt de producten en het imago van de organisatie in externe contacten Benadrukt de rol en de toegevoegde waarde van de Provincie in het politieke en maatschappelijke veld Communiceert extern actief, gericht op versterking van de positie van de Provincie
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
52
43 VASTHOUDENDHEID Bij een bepaald actieplan of een bepaalde opvatting blijven totdat het beoogde doel is bereikt of niet meer redelijkerwijs bereikbaar is. Ontwikkelfase 1 Vasthouden aan taakuitvoering
Houdt vast aan geldende regels en procedures Blijft systematisch werkmethode volgen, ook al wordt om aanpassing gevraagd Toont zich bij barrières juist geprikkeld om door te zetten Geeft het niet snel op, probeert het steeds opnieuw
Ontwikkelfase 2 Vasthoudend aan ingezette koers
Houdt vast aan bepaalde koers, toont vasthoudendheid bij tegenwerpingen van anderen Laat zich niet van zijn stuk brengen Houdt vast aan een bepaalde tactiek, ook bij tegenstand Herhaalt standpunten en voorstellen om zijn doel te bereiken Houdt rustig aan punten vast in overleg of onderhandelingen, doet onder druk geen concessies
Ontwikkelfase 3 Vasthoudend zijn in strategische planning
Houdt vast aan eenmaal bepaalde doelen op langere termijn Laat zich niet snel door gewijzigde omstandigheden verleiden tot een andere koers Blijft werken aan een strategisch plan, ook als omstandigheden wijzigen Handhaaft doelen en bewaakt eigen belang, ook bij stevige druk of bij turbulente veranderingen
44. VERANTWOORDELUKHEID De consequenties aanvaarden van gemaakte afspraken. Noch anderen, noch de omstandigheden de schuld geven wanneer afspraken niet worden nagekomen. Ontwikkelfase 1 Werksituatie en afspraken
Maakt duidelijke afspraken, waarin eigen en andermans bijdrage concreet en helder zijn benoemd Houdt zich aan afspraken en blijft daarop aanspreekbaar Signaleert tijdig wanneer omstandigheden aanpassing van de afspraak vragen Spreekt anderen aan op het niet nakomen van een afspraak en/of andere interpretaties
Ontwikkelfase 2 Context van het organisatieonderdeel
Neemt actief verantwoordelijkheid voor afspraken, standpunten of situaties, waaraan de organisatie-eenheid gebonden is Signaleert actief problemen, ook als deze niet op het eigen terrein liggen en draagt bij aan oplossingen Geeft de consequenties van een mogelijke afspraak of standpunt aan; maakt de afspraak pas hard als de consequenties aanvaardbaar en duidelijk zijn Houdt zich aan afspraken, ook als de consequenties ongunstiger uitpakken Informeert betrokkenen als bij een afspraak niet kan nakomen; geeft ook de achtergronden en consequenties daarvan; komt met oplossingen of alternatieven
Ontwikkel fase 3 Brede verantwoordelijkheid
Neemt in- en extern actief verantwoordelijkheid voor afspraken, standpunten of situaties, waaraan de organisatie gebonden is en draagt bij aan oplossingen Is aanspreekbaar op standpunten van de organisatie en draagt deze extern uit Maakt zich hard voor genomen besluiten; zet acties in gang om ervoor te zorgen dat deze besluiten ook daadwerkelijk worden doorgevoerd Draagt actief bij aan het bevorderen van optimale condities rond veranderingsprocessen en neemt vervolgens verantwoordelijkheid voor de (eventueel negatieve) consequenties daarvan
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
53
45. VERNIEUWINGSKRACHT Met originele oplossingen komen voor problemen die met de functie verband houden. Nieuwe werkwijzen bedenken ter vervanging van bestaande. Ontwikkelfase 1 Alternatieven bedenken
Bedenkt betere manieren om dingen te doen, is gericht op alternatieven Experimenteert met mogelijkheden, probeert andere aanpakken uit Komt met andere zienswijzen of invalshoeken Stelt nieuwe procedures, werkmethoden of regels voor Laat vaste werkmethoden los indien die ineffectief zijn en probeert deze te vernieuwen Bedenkt originele, maar praktische oplossingen voor problemen
Ontwikkelfase 2 Vernieuwing
Gebruikt ongewone combinaties van elementen voor nieuwe ideeën Combineert verschillende problemen tot een nieuwe of onverwachte aanpak Experimenteert met nieuwe methoden en denkrichtingen, gericht op verbetering Komt met onverwachte, vernieuwende suggesties Verruilt bestaande structuren in het denken voor nieuwe invalshoeken Redeneert pragmatisch met wat voorhanden is, niet vanuit wat er zou moeten zijn
Ontwikkelfase 3 Creativiteit in relatie tot de gehele organisatie
Heeft verrassende ideeën en plannen, gericht op functioneren van de Provincie als geheel Benadert problemen vanuit onverwachte invalshoeken Komt met vernieuwende oplossingen die sterk afwijken van de conventionele benadering of bestaande kaders Bedenkt dingen die niet eerder door anderen werden bedacht, die wezenlijk anders zijn Ziet mogelijkheden in termen van samenwerking, belangen en/of beleid waar anderen die niet zien
46. VERTROUWEN OPBOUWEN Is in staat bij anderen vertrouwen te wekken in de eigen professionaliteit, integriteit, deskundigheid en doelmatigheid. Ontwikkelfase 1 Operationele betrouwbaarheid
Komt afspraken na en maakt toezeggingen waar Haalt de planning zoals afgesproken Levert goed werk af, waaruit deskundigheid blijkt Hanteert middelen doelmatig Is consequent in gedrag
Ontwikkelfase 2 Functionele betrouwbaarheid
Houdt zich aan afspraken en toezeggingen, ook als het resultaat in het eigen nadeel uitpakt Is zorgvuldig naar alle partijen en belangen toe en communiceert wijzigingen in voorwaarden of posities en/of negatieve effecten tijdig Realiseert eigen bijdragen binnen afgesproken tijd en op afgesproken/verwachte kwaliteitsniveau Is aanspreekbaar op resultaat en volledige breedte van zijn functie, draagt zorg voor voorspelbaarheid Zorgt steeds dat de nadelige gevolgen van een mislukking voor de andere partij in redelijkheid worden vergoed of anderszins gecompenseerd
Ontwikkelfase 3 Rolbetrouwbaarheid
Is aanspreekbaar op de eigen professionaliteit, functie en rol en op de verwachtingen die anderen daarvan hebben Gedraagt zich in overeenstemming met de standpunten en posities die hij heeft ingenomen Maakt beloften en verwachtingen waar, komt afspraken na en blijkt gebonden aan toezeggingen die de organisatie heeft gedaan Maakt duidelijk waaraan hij zich nu en in de toekomst committeert en houdt daaraan vast
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
54
47. VISIE Afstand nemen van de dagelijkse praktijk; concentreren op de hoofdlijnen en het langetermijnbeleid. Ontwikkelfase 1 Afdelingsniveau
Geeft eigen invulling aan bredere doelstellingen binnen strikte randvoorwaarden Vertaalt de organisatiedoelstelling naar concrete doelen voor de afdeling Maakt voor medewerkers goed inzichtelijk wat de koers van afdeling of team is Houdt bij de vertaalslag rekening met de implicaties op de wat langere termijn, denkt vooruit Geeft koers aan van afdeling en heeft oog voor ontwikkeling
Ontwikkelfase 2 Organisatieniveau
Draagt bij aan het formuleren van de ontwikkeling binnen de eigen organisatie Zet richting uit voor meerdere afdelingen of een werkveld en vertaalt die in lange termijn doelstellingen; houdt daarbij rekening met relevante interne en externe ontwikkelingen, anticipeert daarop Neemt afstand van details en blijkt zich een beeld van de toekomst van de organisatie en de eigen plaats daarin te kunnen vormen Zet missie en doelen en eventuele daaruit voortvloeiende veranderingen organisatiebreed neer
Ontwikkelfase 3 Organisatie in externe context
Beschrijft in- en externe ontwikkelingen, ook op langere termijn en geeft gevolgen aan voor de eigen organisatie, stelt doelen op langere termijn Communiceert de toekomst van de Provincie (als organisatie en als overheid) op ieder relevant moment en op inspirerende wijze, zowel intern als bij ambtelijke en bestuurlijke partners Houdt bij het bepalen van de koers rekeningen met relevante omgevingsfactoren; legt verbanden en gaat na wat dergelijke factoren voor de Provincie betekenen Overziet bij het bepalen van richting de (vaak grote) implicaties voor meerdere organisaties Hanteert een brede blik; integreert verschillende invalshoeken
48. VOORTGANGSCONTROLE Opstellen en uitvoeren van procedures om de voortgang van processen, taken of activiteiten van medewerkers, alsook de voortgang van eigen functieactiviteiten en verantwoordelijkheden te bewaken en te controleren. Ontwikkelfase 1 Ongestoord verloop eigen werk
Bewaakt de gemaakte afspraken en het eigen werk en signaleert tijdig verstoringen Brengt anderen tijdig op de hoogte, zodat oplossingen mogelijk zijn Geeft van tevoren duidelijk aan hoeveel tijd nodig is om een taak af te ronden, dan wel voor welk tijdstip zaken moeten zijn aangeleverd om het nog af te krijgen Beseft wat de gevolgen zijn indien een taak niet tijdig wordt afgerond Controleert de verschillende stappen in het werkproces op voortgang
Ontwikkelfase 2 Voortgang bewaken
Hanteert controlemomenten om te bepalen of zaken lopen als nodig of afgesproken Hanteert criteria zowel voor tijdstip aanlevering als kwaliteit tussenproduct Anticipeert door ruim voor aanlevermoment navraag te doen naar verloop voorbereiding Zoekt tijdig een oplossing voor verstoringen in de voortgang Beseft wat de gevolgen zijn indien een taak niet wordt afgerond Herkent tijdig verstorende factoren
Ontwikkelfase 3 Bewaken van realisatie resultaat
Bewaakt de voortgang op basis van input van anderen, waarbij de te behalen doelen een strategisch karakter hebben en op de lange(re) termijn liggen Stemt verschillende doelstellingen op zowel strategisch als operationeel niveau op elkaar af en bewaakt zowel de afstemming als de uitvoering Stuurt een project d.m.v. het stellen van subdoelen en anticipeert tijdig op tussenresultaten Bewaakt de voortgang van zaken in een complex veld van belanghebbenden en checkt continu af met opdrachtgever en de beleids-/politiek-bestuurlijk verantwoordelijken Spreekt anderen aan op het nakomen van afspraken
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
55
49. ZELFVERTROUWEN Zekere indruk maken bij het formuleren van de eigen standpunten en voorstellen; deze indruk kunnen handhaven en op anderen overdragen. Ontwikkelfase 1 Zekere indruk
Stelt zich zelfbewust en zelfverzekerd op Staat voor de eigen mening, ook bij tegenargumenten Brengt de eigen mening stellig en gedecideerd
Ontwikkel fase 2 Respect
Maakt solide indruk en is consistent in woord en gedrag Is evenwichtig in opvattingen en houding en dwingt daardoor respect af Verwoordt standpunten op heldere en zekere wijze, blijft rustig bij inbreng andere meningen en belangen en pareert deze op respectvolle wijze
Ontwikkel fase 3 Persoonlijke kracht
Toont zich in- en extern een betrouwbaar gesprekspartner, die zonodig intern orde op zaken stelt Blijft op een eigen, kenmerkende en transparante wijze reageren, ook bij dilemma's en tegengestelde belangen en posities Ziet kans crises in de organisatie of met partners op te lossen door een zelfverzekerde, open strategie te hanteren
50. ZORG VOOR KWALITEIT Hoge kwaliteitsnormen hanteren voor doelstellingen, processen en resultaten, streven naar voortdurende verbetering. Ontwikkelfase 1 Kwaliteit in de eigen functie
Levert verzorgd, net en ordelijk werk Realiseert zich het visitekaartje van de organisatie te zijn Komt gemaakte afspraken na (als: komt op tijd, kent de naam, levert dat wat afgesproken is en op tijd) Benoemt de kwaliteit van producten en diensten en hanteert daarvoor duidelijke normen
Ontwikkelfase 2 Kwaliteitsbewustzijn in team of afdeling
Benoemt kwaliteit en norm, herkent ineffectiviteit of inefficiëntie en onderneemt actie Doet meer dan gevraagd om de kwaliteit te verbeteren, is gericht op continue verbetering Koppelt signalen over ineffectiviteit of kwaliteitsverlies terug aan betrokkenen/verantwoordelijke personen Vraagt actief feedback op eigen product of dienst en verbetert deze continu Bereidt zich professioneel voor, checkt op voorhand de gewenste kwaliteit en levert af conform Levert ongevraagd bijdragen ter verbetering van het team(-product)
Ontwikkelfase 3 Kwaliteitsbewustzijn voor de organisatie
Formuleert specifieke en meetbare kwaliteitscriteria; maakt kwaliteitseisen, verwachtingen en normen aan anderen duidelijk en geeft aan hoe die gemeten worden Signaleert kansen tot kwaliteitsverbetering in producten, diensten of organisatie en onderneemt hierop actie Organiseert en systematiseert kwaliteitsmanagement, is continu op zoek naar verbetering van bestaande werkprocessen en de organisatie, zonder dat daar direct noodzaak toe is; voert verbeteringen door Is voorwaardenscheppend om de kwaliteit op langere termijn te garanderen Laat anderen leren van eigen ervaringen en kennis (best practices)
Bodembeheer; kwaliteit & opleiding, deel Provincies
56