3-HOEK RGZ 2010
BODEM EN ECOLOGIE - ecologie en groenstructuur
De inzet op gebied van ecologie voor de periode tot 2010 toont de ambitie om een aantal regionale verbindingszones te realiseren. Bovendien staat Bentwoud als robuust groenproject op de agenda. Een aantal natuurontwikkelingsgebieden staan op het programma. De calamiteitenberging in de Eendrachtspolder kan ook in ecologische zin een bijdrage leveren. Al met al kan op deze manier de ecologische basis en de structuur van het plangebied aanmerkelijk verbeteren.
ZUIDVLEUGEL 2010
BODEM EN ECOLOGIE - ecologie geextrapoleerde natuurwaarden
Deze kaart geeft doormiddel van extrapolatie de te verwachten ecologische kwaliteiten in 2010 weer. In deze extrapolatie is er van uitgegaan dat de inzet, zoals die op de kaart “ecologie en groenstructuur 2010” te zien is, is gerealiseerd. Het Bentwoud is gerealiseerd als “step-stone” de verbinding: Heuvelrug - binnenduinrand. Tevens is de verbinding: Krimpenerwaard - Bentwoud tot stand gekomen. Deze bestaat idealiter uit een zone met een park-karakter, alsmede uit een zone van vernat open landschap.
40
Bodem en ecologie 2030
2003
2010
2030
Algemeen
De lagen van de Driehoek RZG
• water, bodem en ecologie
• infrastructuur
• stedelijke en landschappelijke structuur
De programmatische opgave
• woonmilieus in de Driehoek
• werkmilieus in de Driehoek
• voorzieningen in de Driehoek
41
3-HOEK RZG 2030
BODEM EN ECOLOGIE ZUIDPLASPOLDER - ecologische potenties vier deelgebieden
Deze matrix geeft een overzicht van de bandbreedte van de mogelijke ontwikkelingen per bodemtype. Diverse zoetwaterhabitats, laaggelegen schraal hooiland, veenmosrietland, voedselrijke ruigten en veenbossen vormen, afhankelijk van de waterkwaliteit en het peilbeheer in en langs de polders van het plangebied, de belangrijkste na te streven natuurdoeltypen. De verbindingen tussen deze natuurcomplexen en de ‘ophanging’ in de Ecologische Hoofdstructuur in de omgeving van de Driehoek zijn essentieel voor de totale ecologische kwaliteit en de veerkracht van het systeem. Het zuidoostelijk deel van het plangebied, en daarbinnen met name het kattekleigebied, springen er uit als het gaat om de ecologische potenties.
Dit kaartbeeld geeft voor de Zuidplaspolder een mogelijke ontwikkelingsrichting weer op basis van de differentiatie in bodemtypen. De gedachtengang sluit aan bij de oplossingsrichting voor het watersysteem, waarbij ook werd uitgegaan van vier in bodemkundige en hydrologische zin verschillende systemen. De bovenlanden en de dijken, die in ecologische zin grote potenties hebben, staan “met stip” op de kaart . Van de vier bodemtypen die zijn onderscheiden is geanalyseerd welke beheermogelijkheden er mogelijk zijn en welke soorten er zullen gaan verschijnen bij diverse vormen van waterbeheer.
3-HOEK RZG 2030
BODEM EN ECOLOGIE - casco en ontwikkelingsruimte
Vanuit bodem en ecologie bekenen is de “maximale” variant uit: “het Groen-Blauwe Casco Zoetermeer-Zuidplas een prima langetermijn streefbeeld voor de Driehoek. In het “casco” ontwikkelen water-, groen- en recreatieve structuur zich optimaal; in de “ontwikkelingsruimte” daartussen liggen bestaande en nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kassengebieden, akkerbouwgebied en weiland. De kop van het casco wordt gevormd door het bos van het Bentwoud, de westrand door de combinatie van de Rottemeren en hun parkachtige setting; de oostelijke rand door de natte en open natuur van het veen- en kattekleigebied in de Zuidplaspolder. Aan de zuidzijde sluit het casco aan op het landschappelijke complex: Hollandse IJssel - Krimpenerwaard.
bron: Groen-Blauwe Casco, Zoetermeer - Zuidplas, 2001 42
Zuidplaspolder - 2003
ontwikkelingsmogelijkheden gebieden
43
Conclusies bodem, ecologie Het ‘schrale’ plangebied kan in ecologisch opzicht in de periode tot 2030 aanmerkelijk aan kwaliteit winnen, d.w.z.: • De rijkdom aan verschillen in condities (bodem, waterhuishouding) wordt benut om de ecologische potenties te verzilveren. Een robuuste structuur van ecologische kerngebieden en gebiedjes, onderling verbonden en opgehangen aan de EHS in de omgeving, wordt gerealiseerd. • In de vier voorkomende bodemcomplexen (klei, katteklei, veen, bovenland) worden voorbeelden van de diverse mogelijke natuurdoeltypen nagestreefd. Voor het katteklei en veengebied resulteert dit in eenheden van minimaal enkele honderden hectares. • Variatie en differentiatie in de natuurtypen op basis van verschillen in condities zijn uitgangspunt. In de stedelijke context van het plangebied gaat het in principe om het realiseren van gebruiksnatuur. Menging met andere functies (wonen, werken, landbouw, recreatie) is mogelijk, mits de verschijningsvorm en de dichtheden daarvan corresponderen met de condities. • Een aaneengesloten, niet verstoord, open weidevogelgebied van minimaal duizend hectare (een omvang die hoort bij een weidevogelgebied van regionale betekenis) behoort in principe in de zuid- en oostrand nog steeds tot de mogelijkheden. Gezien bovenstaande uitgangspunten lijkt het realistischer een dergelijk groot weidevogelgebied in het veenweidelandschap in de directe omgeving van het plangebied na te streven. In het plangebied kan het weiland/ hooiland/ rietland/ open water wel ondersteunend aan een dergelijk weidevogelcomplex in de omgeving werken. 44
Infrastructuur
2003
2010
2030
Algemeen
De lagen van de Driehoek RZG
• water, bodem en ecologie
• infrastructuur
• stedelijke en landschappelijke structuur
De programmatische opgave
• woonmilieus in de Driehoek
• werkmilieus in de Driehoek
• voorzieningen in de Driehoek
45
Infrastructuur 2003
ZUIDVLEUGEL 2003
INFRASTRUCTUUR - infrastructuur Zuidvleugel
De Zuidvleugel is een stedelijk netwerk geworden. De locaties voor wonen, werken en voorzieningen vereisen een meervoudige oriëntatie. De driehoek ligt uitstekend ten opzichte van het Zuidvleugelnetwerk. Behalve de Hoge Snelheids Lijn doorkruisen ook de spoorlijnen Den Haag - Gouda - Utrecht en Rotterdam - Gouda - Utrecht het gebied. Bovendien gaan de snelwegen A 12 en A 20 door de Driehoek.
ZUIDVLEUGEL 2003
INFRASTRUCTUUR - oriëntatie van kernen rond de RZG driehoek
De stedelijke kernen in en om de Driehoek ontwikkelen een steeds alzijdiger oriëntatie. Was er oorspronkelijk nog sprake van “moeder”-steden, momenteel haalt de stedeling hetgeen voor hem/haar belangrijk is (werk, boodschappen, leisure) waar het hem het meeste oplevert. Deze oriëntatie leidt tot allerlei kriskrasbewegingen, in dit geval in en door het Groene Hart.
46
3-HOEK RZG 2003 kenmerken & kwaliteiten
INFRASTRUCTUUR - infrastructuur Driehoek
Het regionale wegennet loopt in aanvulling op het hoofdwegennet vooral in noord zuid richting. Genoemd kunnen worden de N 209 van Rotterdam noord door de B-Driehoek naar Hazerswoude. De N 219 langs de ringvaart tussen Nieuwerkerk en de A 12 en de N 207, de verbinding tussen de Krimpenerwaard en Alphen aan de Rijn via Gouda en Waddinxveen. Behalve de NS lijnen bevinden zich nog vier regionale raillijnen aan de rand van de Driehoek. De NS lijnen Rotterdam Hofplein - Den Haag CS, de Zoetermeerlijn met doortrekking naar Oosterheem, de Rijn Gouwe lijn van Gouda naar Alphen en Leiden en tenslotte de uitbreiding van het Rotterdamse metronet naar Nesselande. Vanuit mobiliteitsperspectief kunnen in de Driehoek RZG drie zones worden onderscheiden: De B-Driehoek. De huidige hoofdfunctie is glastuinbouw. Het regionaal wegennet is zwaar belast en openbaar vervoerverbindingen zijn zeer beperkt. De B-Driehoek ligt relatief centraal in de Zuidvleugel met potentieel goede OV-verbindingen naar Rotterdam, Den Haag en Zoetermeer (RaRa, ZoRo) en een te verbeteren autoverbinding. Wanneer de genoemde investeringen in de potentiele verbindingen worden gedaan is de BDriehoek uit oogpunt van mobiliteit geschikt voor wonen. De Rottewig: een waardevol recreatief gebied met meer dan 2.5 miljoen gebruikers per jaar. Veel recreatief verkeer: fietsers, skaters, e.d.. Niet geschikt voor verstedelijking. Kan nauwelijks verkeersstromen verdragen. De Zuidplaspolder: ligt aan de rand van de Zuidvleugel, op grotere afstand van Rotterdam en Den Haag. In de huidige situatie zeer beperkte OVverbindingen. Met goede aansluitingen op de autosnelwegen. Zonder investeringen in de infrastructuur is de Zuidplaspolder uit oogpunt van mobiliteit nu vooral geschikt voor werken, maar ook voor landelijk / recreatief wonen door de goede kwaliteit van de nabijgelegen landschappen.
47
Ontwikkeling intensiteit infrastructuur ZUIDVLEUGEL 2003
SNELHEDEN AVONDSPITS OP HOOFDWEGEN
Op de hoofdwegen, ook op de A 12 en de A 20, is de gemiddelde snelheid de afgelopen jaren flink verminderd. ZUIDVLEUGEL 2003
BAANVAKBELASTING NS
Drukte op het spoor is op de lijnen Gouda - Rotterdam en Gouda - Den Haag nog net niet zo heftig als op de Oude lijn, traject Rotterdam - Leiden.
48
ZUIDVLEUGEL 2003
SNELHEDEN OCHTENDSPITS OP HOOFDWEGEN
ZUIDVLEUGEL 2003
SNELHEDEN OCHTENDSPITS OP PROVINCIALE WEGEN
ZUIDVLEUGEL 2003
SNELHEDEN AVONDSPITS OP PROVINCIALE WEGEN
ZUIDVLEUGEL 2003
VERKEERSINTENSITEITEN OP RIJKSWEGEN
ZUIDVLEUGEL 2003
VERKEERSINTENSITEITEN OP PROVINCIALE WEGEN
Ook op het onderliggende wegennet is de drukte aanzienlijk toegenomen.
49
ZUIDVLEUGEL 2003
INTENSITEIT VRACHTVERKEER OP RIJKSWEGEN
ZUIDVLEUGEL 2003
Het aantal vrachtauto’s is aanzienlijk, vooral op de A 20, maar komt niet boven een aandeel van 20%.
Conclusie van de reeks van 9 kaarten: de huidige infrastructuur heeft nog (zeer) beperkte restcapaciteit. 3-HOEK RZG 2003
INFRASTRUCTUUR - geluid & externe veiligheid
De geluidscontour van hoofdwegen en onderliggend wegennet beslaat een aanzienlijk oppervlak. Ook de geluidscontour van Rotterdam Airport loopt dwars door de Driehoek. Het bouwen bij nieuwe stations, dat vanuit mobiliteitsoogpunt wenselijk is, wordt belemmerd door de snelwegen, die dermate dicht bij de spoorlijnen liggen dat de hinderzones langs die snelwegen een optimale benutting van eventuele nieuwe stations belemmeren. Verleggen of overbouwen van de snelwegen is hiervoor noodzakelijk.
50
PERCENTAGE VRACHTVERKEER OP RIJKSWEGEN
Infrastructtur 2010
2003
2010
2030
Algemeen
De lagen van de Driehoek RZG
• water, bodem en ecologie
• infrastructuur
• stedelijke en landschappelijke structuur
De programmatische opgave
• woonmilieus in de Driehoek
• werkmilieus in de Driehoek
• voorzieningen in de Driehoek
51
Inzet infrastructuur 2010 De toevoegingen ten opzichte van de huidige situatie betreffen: • HSL • RijnGouweLijn • Zoetermeer Oosterheemlijn • spoorlijn Den Haag CS –Rotterdam Hofplein: RandstadRail • tracé ZoRo-bus • verlenging van de metro naar Nesselande • Plusstrook A12 • N470 Zoetermeer naar Delft en Rotterdam • omleiding Zevenhuizen met nieuwe aansluiting op A12
Toelichting: De komende jaren wordt de huidige infrastructuur uitgebreid en verbeterd. Dit gebeurt om bestaande capaciteitsproblemen op te lossen en om extra verkeer als gevolg van de Vinexuitbreidingen op te kunnen vangen. In de situatie tot 2030 is er extra uitbreiding van de infrastructuur nodig: • Ten behoeve van het opvangen van autonome groei • Ten behoeve van het extra programma (zie Opgavendocument) Extra programma in de Driehoek kan een extra argument geven om de toch al noodzakelijke uitbreiding van infra (eerder) gerealiseerd te krijgen. De huidige spoorlijnen zitten weliswaar aan de capaciteitsgrens, maar met ‘Benutten&Bouwen’ en Stedenbaan-concept zijn enkele nieuwe stations mogelijk. Ergens rond 2020/30 zal viersporigheid van de spoorlijnen noodzakelijk zijn. De capaciteit van de A12 wordt nu verbeterd (plus-/spitsstrook); op langere termijn is een structurele capaciteitsuitbreiding noodzakelijk. Extra capaciteit op de A20 is nog niet voorzien, maar is vanuit bovenregionale overwegingen noodzakelijk. Uitbreiding kan door extra stroken of tracé. Bij extra programma is lokale uitbreiding van het regionale wegennet noodzakelijk (rondweg, verbreding, extra schakel, etc).
52
3-Hoek RZG - 2003
INFRASTRUCTUUR - inzet
53
54
infrastructuur 2030
2003
2010
2030
Algemeen
De lagen van de Driehoek RZG
• water, bodem en ecologie
• infrastructuur
• stedelijke en landschappelijke structuur
De programmatische opgave
• woonmilieus in de Driehoek
• werkmilieus in de Driehoek
• voorzieningen in de Driehoek
55
3-HOEK RZG 2030
INFRASTRUCTUUR - HSL shutlestops
De HSL stad hier zonder de verlengde A16 naar Schiphol en zonder ZoRoraillijn.
INVALSHOEK 1: HSL Een extreem denkmodel. Wellicht niet reëel op de middellange termijn, maar wel belangrijk als model om de impact van infrastructuur op verstedelijking inzichtelijk te maken. Stel je voor dat op de HSL-zuid Zoetermeer/Bleiswijk een shuttlestop krijgt (Breda heeft er tenslotte ook een) en dat de HSL-oost op termijn ook een aftakking naar de Zuidvleugel krijgt. Stel dat die aftakking naar Den haag gaat en Zoetermeer/Bleiwijk een HSL-station krijgt. Combineer dat met een doorgetrokken A-16, parallel aan de HSL-trace naar de A4, dan verandert de infrastructurele conditie aan de oostkant van Zoetermeer dermate extreem dat de stad meteen door kan groeien tot de zesde van Nederland. Hoge dichtheden wonen kunnen gerealiseerd worden en hoogwaardige kantoor- en schoollocaties kunnen worden ontwikkeld. Glas- en bedrijfslocaties kunnen op grotere afstand van dit knooppunt een plek krijgen (oostzijde Zuidplaspolder). Het Rottegebied en Bentwoud worden nog belangrijker als noodzakelijke recreatieve gebieden voor de stedelingen van de Zuidvleugel. Deze plek krijgt een perfecte alzijdige oriëntatie. De hele deltametropool ligt binnen handbereik. Door de hoge dichtheden en het perfecte openbaar vervoer zullen veel mensen kiezen voor lopen, fietsen, trein en bus Zoetermeer wordt Zoetermeest..... Zoals gezegd een extreem model, niet reeël op middellange termijn. Maar wel een model dat zeer duidelijk in beeld brengt hoe het toevoegen van schakels in het bestaande netwerk een compleet andere conditie kan scheppen voor verstedelijking. Bij uitstek het Erasmusbrug-effect, maar dan op grotere schaal..
VARIATIES: Variaties op dit model zouden kunnen bestaan in het realiseren van het HSL-kruisstation zonder de doorgetrokken A16 door de B-driehoek en het Groene Hart.
KENMERKEN: Omvangrijk, duur, extreem, grootschalig, vernieuwend, complex, zware regie, nationaal project.
56
3-HOEK RZG 2030
INFRASTRUCTUUR - aanpassingen nieuw spoorknooppunt
Station Gouda-West, net westelijk van de spoorsplitsing, als centrum van een nieuw stedelijk gebied, waarvoor wel verlegging van de A20 nodig is.
INVALSHOEK 2: SPOORKNOOP Het model spoorknoop zoekt in het plangebied een locatie waar de reeds in het plangebied aanwezige spoorlijnen met elkaar verknoopt kunnen worden. Het realiseren van een knooppuntstation op deze nieuwe positie in het spoornetwerk van de zuidvleugel creëert een nieuwe samensmelting in het netwerk. Hierdoor ontstaan nieuwe bereikbaarheidsprofielen, voor het grootste gedeelte echter gebaseerd op bestaande infrastructuren. In het plangebied zijn daarvoor verschillende mogelijkheden. Een kruisstation waarbij de Rijngouwelijn, de spoorlijn Denhaag-Zoetermeer en de spoorlijn Rotterdam met elkaar verknoopt worden lijkt echter het meest zinvol. Door rondom dit knooppunt in redelijk hoge dichtheden woningbouw te realiseren, ontstaat de mogelijkheid een woonlocatie te ontwikkelen die in alle windrichtingen goed ontsloten is met openbaar vervoer. Tevens is deze woonlocatie perfect aangesloten op het nationale wegennet in oostelijke-, westelijke- en zuidelijke richting. Door op een compacte wijze de woningbouw te realiseren blijft een groot deel van de Zuidplaspolder beschikbaar voor glas, bedrijven en recreatie. De middelgrote kern, georganiseerd rondom het kruisstation zal qua omvang en betekenis vergelijkbaar kunnen zijn met Nieuwekerk a/d IJssel. Dit vereist dus ook een vergelijkbaar woonmilieu. Lokaal zal er veel gewandeld en gefietst worden. Tijdens dag-uren zullen de kernen van Zoetermeer-DenHaag-Gouda-Rotterdam relatief veel met openbaar vervoer worden bereisd, de overige gebieden op Zuidvleugelschaal en daarbuiten vooral met de auto.
VARIATIES: Variaties op deze wijze van verknoping van sporen zijn mogelijk maar maken omvangrijkere ingrepen in de spoorinfrastructuur noodzakelijk of leveren een mindere oriëntatie op
KENMERKEN: Benutten, slimme schakels, nieuwe verknoping, middelgrote kern, concentratie, sterke regie, Zuidvleugel project.
57
3-HOEK RZG 2030
INFRASTRUCTUUR - stedenbaan; benutten aanwezigheid bestaande baanvakken
west bereikbaarheid (Rotterdam-Utrecht). De richtingen Zoetermeer/DenHaag en Amsterdam zijn moeilijker bereisbaar. Lokaal zal er veel gewandeld en gefietst worden. Deze, maar ook de overige gebieden op Zuidvleugelschaal en daarbuiten kunnen goed per auto bereisd worden. Autoverplaatsingen vanuit grootMoordrecht langer dan circa 5 kilometer zullen voor een groot gedeelte over de snelwegen plaatsvinden. De bundeling van deze stromen betekent weliswaar een extra belasting van de snelwegen, maar levert in de woongebieden geen of weinig extra overlast op. De noordzone van de Zuidplaspolder is beschikbaar voor glas en bedrijven. Voor recreatie kan met name de Hollandse IJssel en het Rottegebied worden opgedikt.
VARIATIES:
INVALSHOEK 3: STEDENBAAN Stedenbaan zoekt naar benutten van bestaande spoorinfrastructuur door het toevoegen van een station en in de directe nabijheid van dit station een compact woonprogramma te realiseren. De spoorlijnen in het plangebied worden echter al erg intensief gebruikt en lopen parallel aan snelwegen. De nabijheid van snelwegen betekent dat eventuele nieuwe stations niet goed benut kunnen worden: rondom een station moeten namelijk woningen gerealiseerd worden om er voor te zorgen dat er ook daadwerkelijk een trein gaat stoppen. De hinderzones rondom snelwegen zijn vele
NS halte NieuwerkerkOost, waarvan de verstedelijkingsruimte beperkt wordt door de A20.
NS halte Doelwijk (ZPP) is de enige halte aan de NS lijnen met ruimte verstedelijkingspotenties zonder grote ingrepen in de infrastructuur. 58
Variaties op dit model zijn legio. Op elke spoortraject is op verschillende locaties wel een station te bedenken. Maar altijd moet, om er voor te zorgen dat op dat station ook treinen stoppen, rondom dat station woningen gerealiseerd worden in aanzienlijke dichtheden. Een station verplicht dus tot de realisatie van kernen. De nabijheid van de snelwegen honderden meters breed en beperken de bemoeilijkt bij elk model het realiseren van een bebouwingsmogelijkheden aanzienlijk. efficiente kern. De snelweg zal dan overbouwd Een station Moordrecht lijkt een interessante of verlegd moeten worden. Er zijn twee locaties woonlocatie mogelijk te maken in de oostflank waar deze bundeling niet aanwezig is: van de Zuidvleugel. Het resultaat: groot Moordrecht, gelegen aan de Hollandse IJssel, een Niewekerk-Oost en Doelwijk, maar op deze locaties lijkt slechts een beperkt oude kern, een spoorontsluiting en een directe aansluiting op het landelijke snelwegenstelsel. De woningbouwprogramma mogelijk. A20 moet hiervoor echter wel verlegd worden. KENMERKEN: Dit kan samenvallen met de op termijn toch Benutten, afhankelijkheid auto-trein projecten, noodzakelijke capaciteitsuitbreiding. De bewoners van groot Moordrecht hebben zowel uitbouwen bestaande kern, concentratie, sterke regie, Zuidvleugel project. qua auto als trein en per fiets een perfect oost-
NS halte ZevenhuizenMoerkapelle kan vooral goed gevoed worden als de A12 ter plaatse wordt ondertunneld.
Drie NS halten aan verschillende spoorlijnen, ten westen van de spoorsplitsing bieden voor een groot stedelijk veld. Oriëntatie naar de omliggende steden Rotterdam, Zoetermeer (Den Haag) en Alphen (Leiden). Daarvoor is wel verlegging van de A20 nodig.
3-HOEK RZG 2030
INFRASTRUCTUUR - regiorail; uitbouwen van het randstadailnetwerk in de Zuidvleugel
met een nieuw treinstation op de spoorlijn DenHaagUtrecht. Om deze nieuwe openbaarvervoersvoorzieningen ook realiseerbaar te maken moet rondom deze stations wel in aanzienlijke dichtheden worden gebouwd. Het verdiepen of overbouwen van de uit te breiden A12 is daarvoor noodzakelijk. Hierdoor kan overigens tevens de recreatieve kwaliteit van de Rotte in noord-zuidrichting verbeterd worden. De bewoners van deze woningbouwlocaties bevinden zich in de periferie van de Zuidvleugel en hebben met directe aansluitingen op A12 en A20 een goede autobereikbaarheid. In tegenstelling tot veel perifere woongebieden hebben deze bewoners echter ook een goede openbaar vervoer ontsluiting door de regionale spoorlijn en de koppelingen met het nationale spoornet. Voor de relatie Rotterdam-centrum is de reistijd echter zeer lang en is een optimalisatie in het Rotterdamse netwerk noodzakelijk: een shortcut van de metrolijn in Ommoord, via het veilingterrein naar de randstadrailboortunnel. Dit verkort de reistijd uit deze nieuwe woongebieden naar Rotterdam-centrum met een kwartier. Met een overstap op Rotterdam-Centraal komen daardoor ook Dordrecht, Breda, Antwerpen en Amsterdam binnen redelijke reistijd te liggen.
INVALSHOEK 4: REGIO RAIL VARIATIES: De Zuidvleugel kent een relatief hoge dichtheid van regionaal functionerende spoorlijnen. Deze vormen echter geen hecht en efficiënt netwerk, maar bestaan uit losse lijnen, veelal bereden met verschillende technieken. Koppelingen kunnen leiden tot nieuwe bereikbaarheidskwaliteiten. De ZORO-lijn, een koppeling van de Randstadraillijn Rotterdam met de krakeling van Zoetermeer biedt vanuit mobiliteitsinvalshoek op Zuidvleugel-niveau verreweg de meest interessante woningbouwmogelijkheid: centraal in de Zuidvleugel, gekoppeld aan een directe
De ZoRo lijn is de koppeling van de Hofpleinlijn met de Zoetermeer Oosterheemlijn met ruimte voor 4 halten.
openbaarvervoersas tussen twee belangrijke Zuidvleugelsteden en met aan beide kanten een koppeling met het nationale spoornet. Als tweede verstedelijkingsmogelijkheid, geredeneerd vanuit de invalshoek regio-rail is de koppeling Nesselandelijn (Rotterdam) met de Oosterheemlijn (Zoetermeer) interessant. Op deze lijn kunnen een vijftal stations gerealiseerd worden waar onder andere bestaande kernen als Zevenhuizen en Moerkappelle door ontsloten worden maar ook nieuwbouwlocaties met openbaar vervoer bereikbaar worden. Eén van deze stations kan gecombineerd worden
Koppeling van de Nesselande metro met de Rijn Gouwe lijn met 4 halten plus de nieuwe NS halte Doelwijk (ZPP) op de lijn Den Haag Gouda.
Verlenging van de Nesselande metro met 2 halten in de Eendragtspolder.
Voor regiorail zijn vele variaties denkbaar. ZORO blijft echter de meest interessante vanuit mobiliteitsoverwegingen, met de NESSO-lijn als goede tweede. Alle andere zijn minder interessant, deels om hun meer perifere ligging, dus buiten het krachtenveld van de Zuidvleugel, deels omdat ze slechts verlengingen zijn van een bestaande lijn en geen nieuwe koppelingen creëren.
KENMERKEN: Uitbouwen randstadrailnetwerk, slimme koppelingen, uitbouwen stedelijk veld, concentratie, sterke regie, Zuidvleugel project.
Idem met koppeling aan de spoorlijn Den Haag Gouda, inclusief de nieuwe NS halte Zevenhuizen-Moerkapelle.
Koppeling van de Zoetermeer Oosterheem lijn met de Rijn Gouwe lijn 77 met 4 halten.
59
3-HOEK RZG 2030
INFRASTRUCTUUR - bus; OV voorzieningen als basisniveau
wijze dat openbaar vervoer aangeboden kan worden. Een groot deel van de opgave zal echter geen openbaar vervoer voorziening kennen. Bewoners zijn daardoor voor alle activiteiten aangewezen op individueel vervoer. Bij korte afstanden en goed weer is de fiets daar een perfecte mogelijkheid voor. Voor de langere verplaatsingen en bij slecht weer biedt de auto uitkomst. In de gehele driehoek kan verder glas en bedrijven gerealiseerd worden. Dit zal een hoge mate van menging met wonen kennen en ook een zeer gemengd verkeersbeeld tot gevolg hebben. Scheiden van verkeerssoorten zal binnen het plangebied veel toegepast moeten worden. Bijvoorbeeld door bestaande linten voor recreatief verkeer te reserveren of door nieuwe regionale wegen voor auto- en vrachtverkeer te realiseren.
VARIATIES:
INVALSHOEK 5: BUS Wat voor verstedelijking is denkbaar met als invalshoek een busvoorziening? Daar hoort een notie aan vooraf te gaan: de huidige streekbussen staan vanwege bezuinigingsmaatregelen onder druk en zullen op termijn gaan verdwijnen als de Zuidplaspolder blijft zoals die is. Het zal steeds moeilijker worden om in dit soort rurale, extensief bewoonde gebieden een basisvoorziening openbaar vervoer
Buslijn NS halte Nieuwerkerk met Zoetermeer Centrum via de ringvaart.
60
Buslijn NS halte Nieuwerkerk met Waddinxveen via de ringvaart.
geexploiteerd te krijgen. Buslijnen kunnen wel degelijk een redelijk voorzieningenniveau bieden, maar dan is een directe en snelle lijn tussen openbaarvervoersknopen wel een voorwaarde. Zo zou Alexander aan Zoetermeer gekoppeld kunnen worden. Door het trace langs Zevenhuizen en Moerkappelle te leiden en langs deze lijn dorps-achtige dichtheden te ontwikkelen is een gedeelte van de woningbouwopgave te realiseren op een
Buslijn NS halte Nieuwerkerk met Waddinxveen via de nieuwe NS halte Doelwijk (ZPP).
Voor de bus zijn vele variaties denkbaar die in essentie allemaal op hetzelfde neerkomen: een bus is goedkoop in aanleg, maar levert een beperkte voorziening waarvan slechts weinig bewoners zullen profiteren.
KENMERKEN: Lage investeringen, uitdijend stedelijk veld, lage dichtheden, lage regie, lokale ontwikkelingen, veel autolocaties, kans op dichtslibben.
Buslijn NS halte Nieuwerkerk met de nieuwe NS halte ZevenhuizenMoerkapelle.
3-HOEK RZG 2030
INFRASTRUCTUUR - geen openbaar vervoer; verstedelijking zonder openbaar vervoer
schoolbussystemen, een winkelshuttle, beltaxis, snorders, liftplekken, etc. Wel leidt dit denkmodel tot een groot aantal verplaatsingen per auto. Niet alleen omdat dit de enige verplaatsingsmogelijkheid is bij grote afstanden of bij slecht weer, maar ook doordat als gevolg van de extensiviteit van de woonplekken het gebied zelf geen of nauwelijks draagvlak zal bieden voor voorzieningen als winkels, scholen en voorzieningen. De bewoners zullen daarvoor het gebied uit moeten naar buiten het plangebied gelegen voorzieningenconcentraties. De Zuidplaspolder wordt een woonwijk van de Zuidvleugel. Dit extensieve woonmilieu verhoudt zich niet goed tot een omvangrijk glas- en bedrijvenprogramma.
VARIATIES:
INVALSHOEK 6: GEEN OPENBAAR VERVOER Geen openbaar vervoer verlost de planner van denken in midden- tot hoge dichtheden. Deze invalshoek is verlost van de verplichting enig draagvlak (lees: woningen) voor openbaar vervoer te realiseren. Geen openbaar vervoer betekent overigens niet dat alle verplaatsingen individueel met een privé auto zullen moeten plaatsvinden. Verwacht mag worden dat, als een groot aantal woningen in de driehoek
gerealiseerd worden in lage dichtheden, een zelforganiserend proces op gang komt. Zeker als het wonen op een projectontwikkelaarachtige wijze tot stand komt en woonenclaves gaan ontstaan (wonen aan de golfbaan, wonen rond een visvijver, wonen aan een zeilplas) dan zullen vanuit de bewoners zelf initiatieven voor collectieve verplaatsingen gaan ontsaan. Gedacht kan worden aan
Dit model is ook goed denkbaar zonder een woonprogramma, maar geheel gericht op de glas- en bedrijvenopgave. Hierbij zal het verkeersbeeld voor een groot deel uit vrachten bestelwagens bestaan en ontstaat een nieuw soort nutslandschap in de zuidplaspolder: na veen en weide wordt de polder nu een aantal decennia benut voor glas of bedrijven.
KENMERKEN: Lage investeringen, uitdijend stedelijk veld, lage dichtheden, lage tot geen regie, lokale ontwikkelingen, 100% autolocatie, kans op dichtslibben, menging programma leidt tot verkeersconflicten.
Volledige auto ontsluiting via de bestaande polderstructuur.
61
Conclusies infranetwerk De verschillende bereikbaarheidsniveaus voor de driehoek zijn verkend aan de hand van de mogelijkheden om (gedeelten van) de Driehoek per openbaar vervoer bereikbaar te maken. Vervolgens is gekeken welke weginfrastructuur daarbij hoort. Daarmee worden ook in verschillende mate verstedelijkingsprogramma’s mogelijk. Met uitzondering van de variant HST kruising Zoetermeer/Bleiswijk geven ze de potentiële mogelijkheden binnen de opgave weer. Wel vragen alle hier opgevoerde denklijnen een hoog (voor)investeringsniveau aan het begin van de stedelijke ontwikkeling. . De onzekerheid over de lange termijn ontwikkelingen vereisen evenwel een flexibelere investeringsstrategie voor infrastructuur. Idealiter zouden de ontwikkeling van verstedelijking en infrastructuur gelijk op moeten lopen. Er is echter een bijzonder complicerende factor dat de huidige infrastructuur in het gebied, de hoofdwegen, de regionale wegen en de spoorlijnen, ook zonder verstedelijkingsopgave in de planperiode aan de maximale capaciteit komen. Daarenboven wordt is benutten van de bestaande railinfrastructuur van de NS voor nieuwe halten, zoals nagestreefd in het Stedenbaanconcept, moeilijk realiseerbaar vanwege de gezondheidsrisico’s, de geluidhinder en de gevarenzones langs de rijkswegen. Alleen bij Doelwijk is een spoorweghalte met verstedelijkingsruimte te realiseren, zonder aanvullende ingrepen in de weginfrastructuur (overbouwen , verdiepen e.d.). Vergroting van de capaciteit van de infrastructuur kan meerwaarde hebben voor het verstedelijkingsprogramma van de Driehoek wanneer creatieve combinaties gemaakt worden van hoofd- en regionale weginfrastructuur en van NS raillijnen en regiolijnen. Naast de vergroting van de capaciteit op de oost west gerichte hoofdwegen- en spoorlijnenstructuur zal ook gezorgd moeten worden voor aanvullende wegcapaciteit om de toenemende verkeersdruk op het in noord zuid richting lopende regionale wegennet op te vangen. 62
Stedelijke en landschappelijke structuur
2003
2010
2030
Algemeen
De lagen van de Driehoek RZG
• water, bodem en ecologie
• infrastructuur
• stedelijke en landschappelijke structuur
De programmatische opgave
• woonmilieus in de Driehoek
• werkmilieus in de Driehoek
• voorzieningen in de Driehoek
63
Stedelijke en landschappelijke structuur 2003
ZUIDVLEUGEL 2003
Stedelijke en landschappelijke structuur - de driehoek in de zuidvleugel
De landschappelijke context van het gebied tussen Rotterdam, Gouda en Zoetermeer wordt bepaald door enerzijds de grote stedelijk agglomeraties van de Rijnmond en Haaglanden in het westen, en anderzijds het stelsel van rivieren en daaraan gerelateerde veenweidegebieden in het oosten. Het gebied Rotterdam Zoetermeer Gouda verschilt van zijn omgeving doordat het een van oudsher robuust landbouwgebied op stevige kleigrond is. Het conglomeraat van droogmakerijen ligt los van de grote rivieren en daardoor is het veel meer in zichzelf gekeerd. Door haar stevige grondslag is het geschikt te maken voor intensieve landbouw, kassenbouw, woningbouw en bosbouw. Omdat het in vergelijking met de veenweidegebieden van de Zuid-Hollandse en Utrechtse Waarden ook veel beter ontsloten is, is het gebied al vele decennia sterk aan het veranderen. De voortschrijdende bebouwing doet een aanslag op de oorspronkelijk weidsheid. Het leidt tot een sterke versnippering, waar tot nu toe nauwelijks nieuwe kwaliteit voor in de plaats komt. De ruimtelijke dynamiek zal in de droogmakerijen van de Driehoek ook in de toekomst groter zijn dan die in de grote veenweidegebieden in de omgeving. De zuidzijde van de Zuidplaspolder neemt in dit geheel een dubbelzinnige positie in. Hij maakt qua structuur deel uit van één en dezelfde droogmakerij, maar hij wijkt wat grondslag betreft af van de noordzijde. De noordzijde bestaat uit stevige klei, de zuidijde uit zeer nat veen. De zuidzijde hoort dus enerzijds bij het dynamische gebied van de Driehoek, maar anderzijds bij het veenweidegebied van de Krimpenerwaard, waar een veel lagere dynamiek wenselijk is.
3-HOEK RZG 2003
Stedelijke en landschappelijke structuur - waterstructuur
Het netwerk van waterlijnen geeft een overzichtelijk beeld van de hoofdstructuur van het landschap: rivieren en boezems begrenzen de manifeste opdeling van het landschap in polders: sloten geven de verkavelingsrichting binnen de polders aan. Deze structuur is in de ontwikkeling van het gebied een relatief continue factor. Hij is sinds de laatste droogmalingen in de 19e eeuw nauwelijks meer op hoofdlijnen aangepast of veranderd. Het waternetwerk vormt een stevige en herkenbare onderlegger van de landschapsstructuur. Toekomstige veranderingen moeten zich bij voorkeur voegen binnen deze structuur; bijvoorbeeld door bestaande waterlijnen te verbreden of binnen de dominante verkavelingsrichting nieuwe lijnen toe te voegen. Waar meer ingrijpende veranderingen onontkoombaar zijn, moeten zij geleidelijk tot stand kunnen komen. Bestaande en nieuwe waterstructuren moeten samen in alle fases een logisch geheel vormen.
64
3-HOEK RZG 2003
Stedelijke en landschappelijke structuur - water; basisstructuur van het landschap
De waterstructuur kan grofweg ingedeeld worden in drie hiërarchische niveaus: De rivieren vormen het raamwerk voor het landschap: ze takken de Driehoek RZG aan op de omgeving, de Rotte vervult een eigen rol als recreatiestrook en bovendien geeft de loop van de rivieren als eerste richting aan de verkaveling van het landschap. De boezems en vaarten geven binnen de Driehoek RZG samen met de Rotte een beeld van de indeling in verschillende poldervlakken: aan dit middenniveau is de vlakverdeling van het landschap te zien. De tochten en sloten geven richting aan de verkaveling van de polder: zo ontstaat per polder een raster met eigen richting en zetten de vele verschillende richtingen op grotere schaal het verschil aan tussen de vele poldervlakken van het West - Nederlandse landschap.
3-HOEK RZG 2003
Stedelijke en landschappelijke structuur - infrastructuur
Het wegennetwerk in de Driehoek RZG is veel meer functioneel ontwikkeld dan het waternetwerk. Het kent naast oorspronkelijke wegenpatronen ook nieuwe lagen die van bovenaf neergelegd zijn om capaciteit te bieden aan de sterk ontwikkelde mobiliteit. Het wegennetwerk wordt hier derhalve onderverdeeld in twee lagen en drie niveaus. Het oorspronkelijke netwerk van wegen draagt zeer sterk bij aan de basisstructuur van het landschap: het versterkt het netwerk van waterlijnen. De nieuw toegevoegde niveaus van infrastructuur onttrekken zich aan de basis van het landschap. Deze structuurdoorbraak heeft per nieuw toegevoegd niveau een verschillende uitwerking, die hierna toegelicht wordt.
65
Twee lagen, drie niveau’s Bij filtering van het infrastructuurnetwerk in aparte niveaus valt gelijk op dat het oorspronkelijke netwerk slechts regionale en lokale wegen kent: het hoofdwegennet is een typisch kenmerk van het ‘mobiele’ tijdperk en is pas vanaf 1850 (spoorwegen) – 1950 (snelwegen) toegevoegd.
Nieuwe niveaus: hoofdwegen, omleidingen, wijknetwerkjes Het toegevoegde hoofdwegennet (de autosnelwegen en spoorlijnen) staat qua schaal en richting sterk in contrast met het oorspronkelijke wegennet. Beide netwerken lijken zich nauwelijks aan elkaar te storen, maar sluiten ook niet echt logisch op elkaar aan.
De loop van snelwegen en spoorwegen is duidelijk te onderscheiden van de polderstructuur. In het zuidelijk deel van de Zuidplaspolder voegen snelweg (A20) en spoorlijn zich grotendeels naar de richtingen van het polderlandschap. In het noordelijk deel (A12) snijden de infrastructuurlijnen scheef door het polderlandschap, en snijden daar schegvormige reststukken in af. De omleidingen die zijn aangebracht in de regionale wegen vertroebelen veel meer de oorspronkelijke structuur: ze tasten de ruimtelijke en leefkwaliteit van de oorspronkelijke wegen (lintstructuren) sterk aan. Stroomfunctie en ontsluitingsfunctie staan op gespannen voet met elkaar. Met name in de BDriehoek is dit goed te zien. Met nieuwe plaatselijke omleidingen in Zevenhuizen en elders dreigt dit ook in de ZPP te gaan gebeuren. In plaats van ad hoc omleidingen voor plaatselijke knelpunten te gaan maken, moet worden nagedacht over een structurele aanpak voor knelpunten in de secundaire wegen voor het hele gebied. Plaatselijke oplossingen moeten daarin inpasbaar zijn. Een kansrijk alternatief zou kunnen zijn om in de polderstructuur nieuwe parallelwegen toe te voegen die het zwaardere verkeer naar zich toe trekken. Zo ontstaat een verdicht netwerk van wegen binnen het stramien van de polder waarin de oorspronkelijke wegen niet meer overbelast zijn en zich meer kunnen ontwikkelen als woonlinten. Binnen de wijknetwerkjes is alle oriëntatie van polderstructuur of richting verdwenen: de in de polder neergestreken uitbreidingswijken vullen vakken van de polder op waarin de polder niet meer te zien of te beleven is. Met de structuur van deze wijken vertroebelt de polderstructuur en brokkelt het open polderlandschap langzaam af.
66
Om het op handen zijnde woningbouwprogramma in te passen in de bestaande polderstructuur biedt een benadering vanuit losse kavels in het polderstramien wellicht een alternatief voor het uitbreiden van kernen in de gangbare woonwijken. Het uitbouwen van het losse kavelsysteem sluit aan bij de al aanwezige dynamiek in het landelijk gebied van de Driehoek. Een belangrijke ontwerpvraag is of en hoe hierin ook eventuele omvangrijke nieuwe programma’s opgenomen kunnen worden.
3-HOEK RZG 2003
Stedelijke en landschappelijke structuur - Infrastructuur: nieuwe lagen en 'ruis'
67
3-HOEK 2003
Stedelijke en landschappelijke structuur - polderontwikkeling
Zoals gezegd is de waterstructuur de belangrijkste basis voor de indeling van het landschap. De rivieren en boezems sturen in belangrijke mate de ligging en richting van polders:
Sturing vanuit de rivier: Puur ruimtelijk gezien heeft de Rotte als brede rivier een ‘doodlopend’ einde in het noorden ter plaatse van Moerkapelle. Om de Rotte heen zijn poldervlakken gerangschikt. De poldervlakken rond Bleiswijk en Bergschenhoek in het westen en de Tweemanspolder en Eendragtspolder in het oosten flankeren in de vorm van waaiers de Rottemeren. In het noorden vormen de polders ‘De Noordplas’, ‘De Wilde Venen’ en de Binnenwegse polder een ‘kop’ op het doodlopende einde van de Rotte. De Gouwe bepaalt zijdelings de verkavelingsrichting van de polder Achterof in het noorden, terwijl vanuit de Hollandsche IJssel slechts de hoofdas van de Zuidplaspolder is getrokken: alleen de hoofdrichting is vanuit de rivier bepaald, verder bestaat de polder als een zelfstandige eenheid.
Sturing vanuit de boezem: Ten opzichte van de rivierlopen sturen de boezems vooral de verkavelingsrichting binnen de polders: de oriëntatie van het slotennetwerk. De vaart langs het lint Bergschenhoek – Bleiswijk is op afstand van de Rottemeren parallell daaraan getrokken. Vandaar uit fungeert het lint als middellijn van de polder. Vanuit deze middellijn is de bebouwing sterk uitgebreid tot aan de randen van de polder. De polders ten oosten van de Rottemeren en de ‘kop’ op de Rotte zijn allen verkaveld vanuit één zijlijntje: deze polders zijn mede daarom slechts licht bebouwd. De Zuidplaspolder is een unieke eenheid: het polderstramien is als neutraal netwerk ontworpen met een duidelijke maatvoering, los van de richtingen van de omringende boezems. Bebouwing in de Zuidplaspolder sluit zich aan bij dit netwerkkarakter, en concentreert zich niet in een kern of langs een lint.
68
Stedelijke en landschappelijke structuur 2010
2003
2010
2030
Algemeen
De lagen van de Driehoek RZG
• water, bodem en ecologie
• infrastructuur
• stedelijke en landschappelijke structuur
De programmatische opgave
• woonmilieus in de Driehoek
• werkmilieus in de Driehoek
• voorzieningen in de Driehoek
69
De cultuurhistorische waarden- en de nederzettingenkaart zijn samenvattingen uit de ‘Cultuurhistorische Hoofdstructuur’ van Zuid-Holland. De kenmerken van nederzettingen binnen de Driehoek RZG zijn terug te voeren op drie principes: het dijklint, het polderlint en de knooppuntnederzetting. Moordrecht als dijklint wordt gekenmerkt door flinke hoogteverschillen binnen het dorp: op de overgang polder – ringvaart – boezemland – rivierdijk ligt een hoogteverschil van _10 meter. Moerkapelle is een typische knooppuntnederzetting op de kop van ringvaart en de overgang naar de noordelijke polders: met een T-splitsing in de kern van het dorp vertegenwoordigt Moerkapelle de omslag tussen de dynamische polders in het zuiden en rustige polders in het noorden. De overige dorpen – Bleiswijk, Bergschenhoek, Zevenhuizen, Nieuwerkerk en Waddinxveen zijn allen gegroeid langs polderlinten. Ze hebben allen een bepaalde organisatie langs een polderlint: langs weg, boezem en bovenland.
70
3-Hoek RZG - 2003
STEDELIJKE EN LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR - cultuurhistoriche waarden
71
De kaart geeft een verzameling van de waarden op grond van archeologie, landschap en nederzettingen weer. Kenmerkend voor de waarden in de Driehoek RZG ten opzichte van de omgeving is dat landschappen bijna niet als ‘vlak’ gewaardeerd worden (alleen plaatselijk het boezemland tussen Hollandsche IJssel en ringvaart van de Zuidplaspolder en ter plaatse van de Rottemeren). De linten van bijvoorbeeld de Zuidplaspolder krijgen slechts een ‘redelijk’ hoge waardering. De Driehoek RZG als geheel wordt dus relatief laag gewaardeerd op het punt cultuurhistorie: er zijn zeer veel nieuwe elementen tussengevoegd in oorspronkelijke polderstructuren, er is veel bebouwing toegevoegd en de loop van wegen is op diverse plekken aangepast. Samen met het “karige” profiel van de Zuidplaspolder, die als laatste ontginning zeer efficiënt (en dus met de smalst mogelijke structuur) is aangelegd biedt het gebied van de Driehoek RZG weinig cultuurhistorische kwaliteit ten opzichte van bijvoorbeeld de veenweidegebieden ten oosten van Gouda of het Midden-Delfland.
72
3-Hoek RZG - 2003
STEDELIJKE EN LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR - kenmerken nederzettingen
73
74
Stedelijke en landschappelijke structuur 2030
2003
2010
2030
Algemeen
De lagen van de Driehoek RZG
• water, bodem en ecologie
• infrastructuur
• stedelijke en landschappelijke structuur
De programmatische opgave
• woonmilieus in de Driehoek
• werkmilieus in de Driehoek
• voorzieningen in de Driehoek
75
Intermezzo: van cultuurhistorische ‘armoede’ naar kwaliteit verscholen achter nieuwe elementen De waardering van de cultuurhistorische hoofdstructuur in de Driehoek RZG geeft goed aan dat het gebied binnen de context slechts een magere structuur heeft en oorspronkelijke elementen sterk zijn aangetast. De volgende kaartenreeks gaat echter toch uit van de kwaliteit die in de Driehoek RZG wél aanwezig is. Zonder deze kwaliteiten op te zoeken en de bestaande structuur op waarde te schatten zullen de stedelijke claims nooit in een stevig raamwerk en op een waardevolle manier kunnen “landen”. Wellicht zijn er grote nieuwe ingrepen nodig. Maar ook die zullen een logisch en begrijpelijk geheel moeten vormen met dat wat (nog) aanwezig is, zowel in een eindsituatie als in alle tussenliggende fases, die vele jaren kunnen omvatten. Dit Atlas-onderdeel ‘landschappelijke en stedelijke structuur: 2030’ analyseert de kwaliteiten van de bestaande structuur met het oog op bouwstenen voor
3-HOEK RZG 2030
de lange termijn: welke elementen vormen een waardevolle basis en waar is echt versteviging van structuur of kwaliteit nodig voordat een stevig raamwerk aan het stedelijke programma plaats kan bieden? De zoektocht naar bouwstenen voor 2030 bestaat uit: • Lange lijnen: structuurdragers en kwaliteitsverzamelaars binnen de Driehoek; • Kernen: welke kwaliteit bezitten ze nog wel degelijk, waar begint het spanningsveld? • Bedrijvigheid gerelateerd aan de snelweg: de doorgaande ontwikkeling, druk op het onderliggende landschap; • Lokaal bedrijfsinitiatief in de Zuidplaspolder: de polder als stadsrandmilieu maar ook een unieke dynamiek in het landelijk gebied; • Typologie van woonhuizen: het scharrelkarakter van erven met kleine huisjes versus een schaarste aan riantere woonvormen.
Stedelijke en landschappelijke structuur - lange lijnen; opbouw
Lange lijnen: opbouw Het middengebied van de Driehoek RZG wordt gekenmerkt door een dominante Noord – Zuidrichting van lange lijnen met elk een eigen karakter. Aan deze lijnen is de structuur van het landschap af te lezen, vanaf deze lijnen kan het gebied in belangrijke mate worden ervaren. De lijnen spelen een rol in de basisstructuur die aan toekomstige ontwikkelingen ten grondslag ligt. Wanneer langs deze lijnen geïnvesteerd wordt in kwaliteit en rijkdom levert dat een eerste versteviging van het raamwerk van de Driehoek. 76
Lange lijnen: occupatie Het karakter en de positie van de lijnen leidt tot een verschillende mate en spreiding van occupatie. Van west naar oost: • De landscheiding valt in deze tekening weg: geen enkel gebouw staat met een voorkant aan de landscheiding; • Het lint Bleiswijk – Bergschenhoek fungeert als middellijn van de polder: dit is aanleiding geweest voor een vakvulling van de polder: op diverse plaatsen is de polder tot aan de rand toe volgebouwd; • Aan de Rottemeren is slechts recreatieve bebouwing te vinden; richting Rotterdam verandert dit naar wat kleinschalige woonbebouwing in het groen; • Het lint Zevenhuizen ligt ingebed tussen Eendragtspolder/ Tweemanspolder in het westen en Zuidplaspolder in het oosten: de ligging tussen verschillende polders heeft geleid tot een bescheiden bebouwing aan het lint; • De Middelweg van de Zuidplaspolder is in feite onderdeel van het neutrale netwerk van wegen in de Zuidplaspolder: de Middelweg verzamelt niet bebouwing als een hoofdlint maar is opgenomen in een verspreid netwerk van bebouwing. De Middelweg is ruimtelijk en verkeerstechnisch wel herkenbaar als langste doorgaande lijn van de polder.
3-HOEK RZG 2030
Stedelijke en landschappelijke structuur - lange lijnen: occupatie
77
3-HOEK RZG 2030
Stedelijke en landschappelijke structuur - lange lijnen; occupatie
Kenmerkend aan de landscheiding is de afwezigheid van elke dynamiek: aan de landscheiding grenzen slechts achterkanten van kassencomplexen. Notabene: de landscheiding wordt over grote lengte geflankeerd door het tracé van de HSL. Nog steeds heeft het minimale karakter van de landscheiding echter een bepaalde kwaliteit: de afwezigheid van elke levendigheid en stedelijke dynamiek komt nergens anders in de Driehoek in die mate voor.
Het lint Bleiswijk Bergschenhoek wordt in hoofdzaak gedomineerd door de verzwaarde provinciale weg die op diverse plekken van richting verandert en verschuift binnen de bandbreedte van het lint. Hierdoor wordt de herkenbaarheid van het oorspronkelijke lint zwaar vertroebeld. Het verkeer is sterk overheersend geworden. Verkeersfunctie en ruimtelijke kwaliteit staan op gespannen voet.
Wellicht zou het lint Bleiswijk – Bergschenhoek gebaat zijn bij een extra parallelweg op afstand van het oorspronkelijke lint. De zware verkeersdruk langs het lint zou dan kunnen worden afgewend op de parallelweg, terwijl het samengestelde lint van dorpsstraat, tussenzone en provinciale weg wellicht wat meer afgestemd kan worden op bebouwing. Een belangrijke ontwerpvraag is of dit nog mogelijk is, of er andere alternatieven zijn, en wat dit betekent voor de ontwikkeling van de B-Driehoek op de langere termijn.
3-HOEK RZG 2030
Stedelijke en landschappelijke structuur - lange lijnen; occupatie
Het karakter van de Rottemeren is nu al eenduidig en kent een sterke nadruk op recreatie. Structuurversterking zou bij de Rottemeren niet een eerste vereiste zijn voor de toekomst.
De basis van het lint Zevenhuizen – Moerkapelle is relatief breed. De nadruk ligt minder op zware verkeerswegen. Het profiel is opgebouwd uit de ringvaart van de Zuidplaspolder, in het westen geflankeerd door straatweg en bebouwing, in het oosten door een brede middenberm en provinciale weg. Het lint leent zich op plekken om wat meer ‘rijkdom’ op te nemen in de vorm van groen en ruimere woonmilieus. Daarnaast heeft het echter ook een zeker landschappelijk karakter met waardevolle doorzichten de polder in. 78
3-HOEK RZG 2030
Stedelijke en landschappelijke structuur - lange lijnen; occupatie
Ten opzichte van de overige bebouwde lijnen heeft de Middelweg een overwegend bedrijfsmatig en agrarisch karakter en ligt de nadruk minder op woonbebouwing. Voor het toekomstperspectief van de Middelweg is het belangrijk de weg niet los te zien van het samenhangende poldernetwerk en hem wat betreft koppeling met bebouwing niet anders te behandelen dan bebouwing elders in de polder. Het is de vraag of het karige profiel van de polderwegen nog in staat is op lange termijn verkeer en/of bebouwing op te vangen. Daarom is de vraag van belang of het nog mogelijk is om de huidige profielen te versterken? Of biedt het meer soelaas om geleidelijk een nieuw verkeersnetwerk te ontwikkelen, bij voorkeur in het polderstramien, waarmee de huidige maaswijdte van poldervakken verkleind en gedifferentieerd wordt? De brede geleding van ringvaart – boezemland – rivierdijk en rivier maakt dat deze zone een brede basiskwaliteit heeft. Met name het boezemland biedt plaats aan verschillend ingerichte landjes met een bepaalde kleinschalige variatie, bijvoorbeeld een parkje met vakantiehuisjes of een volkstuinencomplex. Het boezemland leent zichgoed voor doorzetten van deze ontwikkeling. Daarmee wordt het landschappelijke en besloten beeld van de rivierzone versterkt. Bedrijventerreinen moeten er zo min mogelijk in voorkomen: deze dragen niet bij aan rijkdom of kwaliteit binnen de rivierzone.
3-HOEK RZG 2030
Stedelijke en landschappelijke structuur - dorpen in het landschap
De dorpen van de Driehoek RZG vallen in landschappelijk opzicht in twee groepen uiteen: • Bleiswijk en Bergschenhoek langs de middellijn van de polders ten westen van de Rotte; • Zevenhuizen, Moerkapelle, Waddinxveen, Moordrecht en Nieuwerkerk aan den IJssel aan de ringvaart van de Zuidplaspolder, waarbij vooral Moordrecht en ook Waddinxveen nog een geleding kennen tussen ringvaart, boezemland en rivierdijk. Hierna volgt een beschrijving van drie dorpen als start van een illustratie over organisatie van het oorspronkelijke dorp en de latere uitbreidingen.
79