Cursus veldbiologie 2016
KNNV Regio Alkmaar
Landschap, ecologie en systematiek Inhoud van de les •Ontstaan van NoordHolland
•Het binnenland •De duinen •Verschillende biotopen
•Pauze •Practicum •Naamgeving
•Ordening
Waar vinden we welke natuur?
Elke soort heeft zijn eigen plek in het landschap
3000 voor Christus Alkmaar aan zee •Tussen de strandwallen ligt een waddengebied •De kop van NoordHolland bestaat uit kwelders •De Zuiderzee en de waddenzee bestaan nog niet
•“Friesland” is nog één geheel
waddenkust
800-1000 •De duinkust sluit zich met nieuw zand(jonge duinen) •Achter de duinen ligt een uitgestrekt veengebied (opgebouwd in 5000 jaar) •De IJssel mondt uit in het Flevomeer, dat watert af tussen Vlieland en Terschelling •Alkmaar en Castricum liggen op de strandwallen
Nieuwe duinen stuiven over de oude duinen Jonge duinen 800-1200
Strandwallen en oude duinen 5000-500 v.C
Hoogveen
1250
1100-1300 •Stormvloeden en doorbraken vormen de Zuiderzee. •Ontginning van het veen. •De kust verscheurd. •In het veengebied ontstaan grote meren.
•Doorbraken lopen tot diep in het land. •Huisduinen, Callantsoog, Texel, Wieringen en Ameland worden waddeneilanden. •Het Marsdiep ontstaat.
Veen ontginning
Doorsnede ter hoogte van Assendelft. Tussen 900 en 1500 daalde het veen van +3m NAP naar -2m NAP. Er onstonden grote meren in het oude veengebied
Van veenstroom naar binnenzee. -Veen klinkt in door ontginning. -Bodem daalt, water neemt toe.
-Rivieren en stromen voeren niet meer af.
Inkrimping
Inkrimping •Veenontginning •Waterpeil verlaging
•Ploegen bovenlaag •Veen (60/70% C) verbrandt aan de lucht.(oxidatie)
•Veen verandert in CO2 en H2O •Tot 5m verlies aan bodem in 100 jaar.
1500 •Duinen stabiliseren •Meeste meren zijn bedijkt •Veel van het veen is verdwenen •Noord-Holland raakt bewoond
Zee
Zand
1500 Veenstromen Rekere, Zaan, Stierop
Meren met duinwater
Veenmeren
Waardmeer Schermeer, Kleimeer Beemster, Wormeer , Purmeer,
Egmonder- en Bergermeer
-Het duingebied is veel natter dan heden. -Afstromend regenwater vormt meren tussen Egmond en Alkmaar.
Eilandspolder
Zee
Zand
2000 Klei en verdronken hoogveen
polders langs de duinen
Droogmakerijen Schermer , Beemster, Wormer , Heerhugowaard, Purmer,
De zee en het strand
De duinen
De polders
Stadsparken
De stad
Sloot en plas
Trofische niveau’s •Voedselketens •Voedselpiramides
Wie eet wie?
Trofische niveaus 2
Verwarrend eetgedrag
•Voedselketens •voedselpiramides
De voedselpiramide Vanaf de basis per laag: •Minder biomassa
•Minder individuen (meestal) •Minder soorten (meestal)
•De basis wordt gevormd door de producenten.
Practicum
Habitat: Duin
•In de lesruimte zijn 16 verschillende genummerde organismen opgesteld. •De soorten moeten van de juiste namen worden voorzien en in het juiste habitat geplaatst worden.
vos konijn,veldmuis Buntgras, paardenbloem
•In het 2e deel van de opdracht moeten de soorten op het juiste niveau in verschillende voedselpiramides worden gerangschikt. Nr. Naam ned. Naam wet. habitat 1
mossel
Myttilus edulis
Zee/strand
2
vos
Vulpes vulpes
duinen
Nr.
Ned. naam
Wet. naam
Habitat
1
Duindoorn
Hippophaë rhamnoides
duin
2
Waterhoen
Gallinula chloropus
sloot/plas
3
Gewone slangster
Ophiura ophiura
zee/strand
4
Zanddoorntje
Tetrix ceperoi
duin/sloot
5
Gaai
Garrulus glandarius
duin/stad
6
Nonnetje
Macoma balthica
zee/strand
7
Knikkende vogelmelk
Ornithogalum nutans
stad
8
Noordzeekrab
Cancer paguris
zee/strand
9
Mol
Talpa europaea
duin/stad
10
Fraai haarmos
Polytrichum formosum
duin
11
Posthoornslak
Planorbarius corneus
sloot/plas
12
Zwarte kraai
Corvus corone
duin/stad
13
Eenoogkreeft
Cyclops spec.
sloot/plas
14
Gewone pissebed
Porcellio scaber
duin/stad
15
Adderzeenaald
Entelurus aequoreus
strand/zee
16
Waterpest
Elodea canadensis
sloot/plas
De soortnaam Nederlandse namen zijn slechts in weinig landen te begrijpen. Dezelfde soort wordt in Zweden, Tsjechië of Italië heel anders genoemd. Linnaeus (1707-1778) heeft dat probleem opgelost door elke soort twee namen te geven (binaire nomenclatuur) die internationaal door biologen gebruikt worden. De afspraak is als volgt: 1.
Geslachts-aanduiding, in het latijn
2. Soortnaam, in het latijn 3. Naam van de beschrijver en het jaar van de beschrijving. Voorbeeld
-Leucorrhinia pectoralis, gevlekte witsnuitlibel (Charpentier,1825) -Leucorrhinia dubia, venwitsnuitlibel (van der Linden,1825) -Leucorrhinia rubicunda, noordse witsnuitlibel (Linneaus, 1758) -Libellula depressa, platbuik (Linneaus,1758)
Ordening
RIJK Dierenrijk FYLUM Geleedpotigen Superklasse Hexapoda KLASSE Insecten
ORDE Orthoptera rechtvleugeligen alle sprinkhanen en krekels
Onderorde (b.v) Kortsprieten FAMILIE (b.v) Veldsprinkhanen Genus (b.v.) Chorthippus Soort (b.v.) snortikker (Chorthippus mollis)
De vijf rijken •Bacteriën
eencelligen zonder celkern (reducenten of producenten)
•Eencelligen
met celkern (consumenten of producenten)
•Schimmels
één of meercellig met celkern (reducenten)
•Planten
één of meercellig met celkern (producenten)
•Dieren
één of meercellig met celkern (consumenten)
Een nieuwere indeling gaat uit van overeenkomsten in DNA tussen verschillende organismen. Hierbij worden schimmels en dieren b.v. zustergroepen. Complicerend is hierbij dat veel organismen verschillende soorten DNA in de cellen van een individu bevatten.
Endosymbiose
Trofische indeling 2 •Autotroof (zelf voedend) Organismen die aan fotosynthese doen of b.v. chemo-litho-autotroof zijn. (Maken organische stoffen) producenten Planten, algen, cyanobacteriën •Heterotroof(via anderen voedend) Organismen die levende of dode organismen eten. consumenten Dieren reducenten Schimmels
Veel plezier in de landschappen van de komende weken !!