Nijmegen, augustus 2013
BOA Biologische Oorzaken Autisme
Ruim 4 jaar geleden ging het BOA-project van start. Inmiddels zijn alle gegevens verzameld en daarvoor willen wij de 180 ASS gezinnen en 103 controlegezinnen die hun medewerking hebben verleend aan dit project heel hartelijk bedanken! Middels deze nieuwsbrief informeren wij jullie graag over enkele nieuwe bevindingen, maar ook over nieuwe vragen en onderzoeken.
Wat staat er allemaal in deze nieuwsbrief? 1. Autisme, ADHD en gezinsfunctioneren (Daphne van Steijn) 2. Autisme en vermannelijking van de hersenen (Ingeborg Hauth, Yvette de Bruijn, Wouter Staal, Jan Buitelaar, Nanda Rommelse) Studenten over hun afstudeerscriptie en ervaringen 3. Autisme, ADHD en risicofactoren tijdens de zwangerschap (Marlot Burmanje) 4. Autisme en beloning (Jana Kruppa) 5. Autisme en emotieherkenning bij adolescenten en volwassenen met ADHD (Lenthe Martin)
1. Autisme, ADHD en gezinsfunctioneren Inleiding Promovenda Daphne van Steijn van Karakter kinder- en jeugdpsychiatrie heeft zich de afgelopen jaren onder leiding van Prof. Jan Buitelaar en Dr. Nanda Lambregts-Rommelse bezig gehouden met de verzamelde data van het BOA-project. Zij heeft zich vooral gericht op het gezinsfunctioneren van
gezinnen met kinderen met Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) en/ of Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) en zal eind oktober van dit jaar promoveren op haar proefschrift getiteld ‘the influence of parental and offspring ASD and ADHD symptoms on family functioning’ (Nederlandse titel: de invloed van ouder en kind symptomen van ASS en ADHD
op
het
gezinsfunctioneren).
Resultaten Uit de resultaten blijkt dat het opvoeden van een kind met ASS en/ of ADHD pathologie veel van ouders vraagt en kind pathologie negatieve consequenties kan hebben op de kwaliteit van de ouderkind interacties (conflictoplossende vaardigheden van ouders en de mate van warmte, comfort en bescherming), opvoedstijlen en voor de mate van ervaren opvoedstress in ouders. Hiernaast lijkt het erop dat ook ASS of ADHD symptomen van ouders negatieve consequenties kunnen hebben op bijvoorbeeld de kwaliteit van ouder- kind interacties, opvoedstijlen en de mate van opvoedstress die ouders ervaren. Deze negatieve invloeden van ouder en kind symptomen op het gezinsfunctioneren lijken in deze studie echter niet ten koste te gaan van aspecten van het gezinsklimaat zoals de mate van samenhang tussen gezinsleden, expressiviteit, controle en organisatie binnen een gezin. Met andere woorden, het gezinsfunctioneren binnen families met kinderen met ASS en/ of ADHD pathologie heeft ook positieve aspecten. De resultaten geven verder aan dat niet aangedane kinderen ook een verhoogd risico lopen om op te groeien in een suboptimale opvoedomgeving omdat ouders geneigd zijn om dezelfde aanpak te hanteren naar hun aangedane en niet aangedane kinderen. Dit hoeft niet per definitie slecht te zijn want in de literatuur is beschreven dat dezelfde aanpak naar kinderen juist kan leiden tot gunstige sociale en emotionele uitkomsten in kinderen. Tot slot vinden we dat symptomen van depressie of opvoedstress bij één van de ouders versterkt kunnen
worden door dezelfde symptomen van de partner; wanneer vaders hoog scoren op opvoedstress/ depressie blijken moeders ook hoog te scoren op opvoedstress/ depressie, of andersom. Conclusies Gezien de resultaten lijkt het belangrijk om elk gezinslid standaard te screenen op symptomen van ASS en ADHD en depressie. Deze voorgestelde screening van alle gezinsleden dient te worden opgenomen in de reguliere zorg (diagnostiek en behandeling) van gespecialiseerde centra voor kind en volwassen psychiatrie en vraagt om een nauwe samenwerking tussen de twee centra. Tevens is het wenselijk dat het gezinsfunctioneren in kaart word gebracht en zonodig gezinsbehandeling wordt toegepast. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat, hoewel een positief gezinsklimaat is gevonden in gezinnen met kind ASS en/ of ADHD pathologie, aangedane en niet aangedane kinderen kunnen opgroeien in een omgeving die wordt gekenmerkt door een minder optimale opvoedstijl, problemen in de ouder-kind interacties/ relaties en meer opvoedstress. Tot slot, mijn proefschrift had echter niet tot stand kunnen komen zonder de medewerking van de ouders en kinderen van het BOA-project. Wat werden jullie belast en overspoeld met vragenlijsten, interviews en bloedprikken. Vooral dit laatste is natuurlijk niet zo heel leuk dus we hebben ook menig betraand snoetje moeten aanschouwen. En dit alles in de naam van de wetenschap. En denk je als kind na het bloedprikken al het nare gehad te hebben werd je vervolgens nog drie uur blootgesteld aan saaie computer taakjes die lang duurden en soms zelfs irritant waren. Onderwijl werden jullie als ouders blootgesteld aan interviews over het gedrag van jullie kinderen. Alles werd onder de loep genomen om zo een indruk te vormen van jullie kinderen en het gezin als geheel. De ervaren strijd in het verleden, de huidige problemen en eventueel bestaande zorgen over de toekomst, maar ook de grappige en humoristische gebeurtenissen en de onvoorwaardelijke liefde voor jullie kinderen kwamen in de verhalen naar voren. Het heeft me geïntrigeerd, verbaasd en verwonderd, maar bovendien aan de basis gestaan van mijn enthousiasme om over gezinnen met een kind met ASS en/ of ADHD te schrijven. Dank daarvoor! Daphne van Steijn
2. Autism en vermannelijking van de hersenen Geneeskunde studente Ingeborg Hauth heeft onderzoek gedaan naar autisme en het brein. Een theorie die een mogelijke verklaring biedt voor het ontwikkelen van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) betreft de ‘Extreem Mannelijk Brein’ (EMB) theorie. Deze theorie suggereert dat ASS een uitingsvorm is van een extreme vermannelijking van de hersenen. De oorzaak van deze vermannelijking van de hersenen wordt gezocht in verhoogde niveau’s van het hormoon testosteron tijdens de zwangerschap. Normaliter is het niveau van testosteron in het vruchtwater aanzienlijk hoger bij jongens dan bij meisjes, en dit begint al zo vroeg al 8 weken zwangerschap. Het is echter lastig om direct bewijs te vinden voor abnormaal verhoogde niveau’s van testosteron bij kinderen die later ASS ontwikkelen, omdat het geen routine aangelegenheid is om vruchtwaterpuncties te nemen en dit vaak alleen gebeurt wanneer er een medische indicatie voor bestaat. Daarom wordt in veel onderzoeken gebruik gemaakt van indirecte maten om het prenatale niveau van testosteron te bepalen. Deze indirecte maat wordt de 2D:4D ratio genoemd, waarbij 2D staat voor de lengte (digit) van de wijsvinger en 4D voor de lengte (digit) van de ringvinger. Een laag ratio (langere ringvinger dan wijsvinger) drukt een verhoogde blootstelling aan testosteron uit en lijkt over het algemeen meer voor te komen bij mannen. Waarom dit onderzoek? Tot op heden is nog onduidelijk of er inderdaad afwijkende 2D:4D ratio’s te vinden zijn bij kinderen met ASS, mogelijk wijzend op abnormale concentraties van prenatale blootstelling aan testosteron, omdat de onderzoeken die hiernaar verricht zijn weinig deelnemers omvatten. Verder is niet bekend of er mogelijk een familie genetische oorzaak aan ten grondslag ligt en we dergelijke afwijkende 2D:4D ratio’s ook bij ouders en broes/zussen van kinderen met ASS kunnen waarnemen. aan abnormaal verhoogde testosteron niveau’s. Familieleden van een individu met ASS vertonen vaak dezelfde kenmerken, maar laten deze in mindere mate zien. Ten slotte wilden we nagaan in hoeverre deze ratio maat inderdaad al vastligt bij de geboorte, wat men zou verwachten als het een pure
indicator zou zijn voor prenatale blootstelling aan testosteron, of dat de ratio toch nog verandert met leeftijd. Om deze vragen te kunnen onderzoeken zijn de vingerlengtes van kinderen met ASS hun broers/zussen zonder ASS en ouders vergeleken met controles. Deze gezinnen hebben deelgenomen aan een grootschalig onderzoek naar ASS, het BOA-project (Biologische Oorzaken van Autisme). Wat zijn de resultaten? In tegenstelling tot enkele eerdere onderzoeken, vonden we voor de 2D:4D ratio geen verschillen tussen kinderen met ASS, hun broers/zussen zonder ASS en controlekinderen. Wel zagen we duidelijk dat leeftijd een grote rol speelde: jonge kinderen hebben kleinere ratio’s dan oudere kinderen. Bij volwassenen werd dit niet gevonden. Dit wijst er op dat de ratio zeker geen pure maat is voor enkel en alleen prenatale blootstelling aan testosteron, maar dat er ook postnataal nog factoren zijn die van invloed zijn op deze maat. Verrassend genoeg vonden we heel sterke groepsverschillen voor vingerlengte: kinderen met ASS (jongens en meisjes), hun broers/zussen zonder ASS en vaders en moeders hadden langere vingers dan controle kinderen en ouders, helemaal wanneer dit bekeken werd in relatie tot hun lengte. Bekend is dat vingerlengte wordt beïnvloed door zowel prenatale als postnatale testosteron. Deze bevinding suggereert dus dat vingerlengte in relatie tot lengte een belangrijke maat zou kunnen zijn voor verhoogde pre- en postnatale testosteron niveau’s in families waarin ASS voorkomt. Wat kunnen we met deze resultaten? Kun je dan op basis van abnormaal lange vingers een diagnose ASS vaststellen? Nee. We weten nu wel dat abnormaal hoge testosteron niveau’s mogelijk een rol spelen bij het ontwikkelen van ASS en dat de oorzaak hiervan mogelijk genetisch is. Onderzoek naar genen die betrokken zijn bij de testosteronhuishouding kunnen dus kandidaatgenen zijn voor ASS. In de toekomst zou het bepalen van testosteron niveau’s als een mogelijk aanknopingspunt kunnen dienen voor diagnostiek en behandeling, maar daarbij is het van belang dat het testosteron niveau op grond van een directe maat wordt bepaald. Ingeborg Hauth, Yvette de Bruijn, Wouter Staal, Jan Buitelaar en Nanda Rommelse
3. Autisme, ADHD en risicofactoren tijdens de zwangerschap Voor het afstuderen van mijn opleiding Gezondheidszorgpsychologie aan de Radboud Universiteit, schrijf ik mijn afstudeerscriptie bij Karakter Nijmegen geschreven. Het leek me erg leuk om mee te werken aan een grootschalig onderzoek naar ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. In mijn onderzoek maak ik gebruik van gegevens uit het BOA-project die ik later ook nog vergelijk met een vergelijkbaar onderzoek, afgenomen bij ADHD gezinnen. Voor en tijdens de geboorte(pre- en perinataal) kunnen omstandigheden optreden die een verhoogd risico op autisme en/of ADHD met zich meebrengen. Zo kunnen zich complicaties voordoen tijdens de bevalling, of kan het kind tijdens de zwangerschap blootgesteld zijn aan een hoeveelheid schadelijke stoffen zoals nicotine uit sigaretten, alcohol of drugs. Ik heb bekeken welke pre- en perinatale omstandigheden geïdentificeerd kunnen worden als risicofactoren voor deze stoornissen en welke overeenkomsten & verschillen er zijn. ADHD en Autisme komen vaak samen voor, dus wellicht zijn er bepaalde risicofactoren die aan beide stoornissen ten grondslag liggen. Bovendien zal ik het eerder genoemde onderscheid in multiplex (meerdere kinderen binnen een gezin zijn aangedaan met de stoornis) en simplex (alleen één kind is aangedaan) gezinnen gebruiken. Verwacht wordt, dat in gezinnen waarbij meerdere kinderen kenmerken van dezelfde stoornis laten zien, deze kinderen bepaalde factoren delen die tot de stoornis hebben geleid. Wanneer enkel één kind is aangedaan, zal dit waarschijnlijk meer te maken hebben met unieke omstandigheden die alleen op dat kind van toepassing zijn. Ik ben erg benieuwd naar de resultaten van dit onderzoek en ik hoop dat ik hiermee een steentje kan bijdragen aan de complexe vraag naar het ontstaan van deze stoornissen. Marlot Burmanje
4. Autisme en beloning Een van de hoofdkenmerken van ASS is een tekortkoming in wederkerige sociale interactie. Volgens de ‘social motivation theory’ kan het sociaal dysfunctioneren verklaard worden door een afwijking in
beloningsverwerking en motivatie specifiek gericht op sociale stimuli. Er zijn een aantal studies die deze theorie ondersteunen, maar er zijn ook aanwijzingen voor een wellicht bredere afwijking dan alleen maar sociaal. Zo is bijvoorbeeld een verminderde hersenactiviteit niet alleen voor sociale beloning, maar ook voor finaciële beloning gevonden.
Een
mogelijke
verklaring
voor
deze
verschillende
bevindingen is dat vaak geen rekening wordt gehouden met het voorkomen van ASS en ADHD samen. Voor kinderen met ADHD werd juist een afwijking in beloningsverwerking voor financiële stimuli aangetoond. Autisme en ADHD gaan vaak samen en kenmerkend voor beide stoornissen is een hoge erfelijkheid. In een onderdeel van de BOA-Image studie, vervolgonderzoek van het BOA-project, willen we dus achterhalen of 1) kinderen met ASS een specifiek of algemene afwijking hebben in beloningsverwerking, 2) dit afhankelijk is het samen voorkomen van ASS en en of 3) het patroon van (dysfunctionele) beloningsverwerking familiair is. Hiervoor vragen we aan kinderen tussen 8 en 11 jaar uit gezinnen waarin autisme speelt en controlegezinnen een computerspelletje te doen waarbij ze financiële (een klein geldbedrag) en sociale (complimenten in de vorm van lachenende gezichten) beloning kunnen winnen. Het spelletje doen kinderen in de MRI scanner zodat we tegelijkertijd hun hersenactiviteit kunnen meten. Dit onderzoek is onderwerp van mijn masterscriptie, vanuit mijn masteropleiding cognitive neuroscience. Ik beleef veel plezier aan het hele onderzoeksgebeuren en het werken met de kinderen en contact met hun ouders. Ieder kind (en ook ouder) is weer anders op de onderzoeksdag, waardoor ik veel heb geleerd en ervaring heb opgedaan in het benaderen en contact leggen met hen. Ook het afnemen van de MRI scan zelf en het bekijken van de hersenplaatjes vind ik erg leuk. Nu ben ik heel benieuwd naar de resultaten van het onderzoek! Jana Kruppa
5. Autisme symptomen en emotieherkenning bij adolescenten en volwassenen met ADHD Ook lenthe Martin heeft haar afstudeerscriptie geschreven bij Karakter Nijmegen. Zij heeft gekeken naar auditieve emotieherkenning bij ADHD en de rol die autisme symptomen daarbij spelen. Zij levert daarmee een bijdrage aan de zoektocht naar het endofenotype concept. Onderzoek naar cognitief functioneren is belangrijk bij het in kaart brengen van het endofenotype. De link tussen genen en observeerbaar gedrag kunnen hierdoor beter worden bestudeerd. Kinderen en volwassenen met ADHD vertonen problemen op sociaal cognitief vlak, meer specifiek laten zij problemen zien met het herkennen van emoties. We weten nog niet of deze problemen ook bij hun broertjes en/ of zusjes voorkomen en wat ervoor zorgt dat deze problemen wel of niet bij broertjes en/ of zusjes tot uiting komen. ADHD en autisme komen geregeld samen voor. Het is dus niet uitgesloten dat autisme of symptomen van autisme een rol spelen bij de problemen in emotieherkenning. Lenthe kijkt in haar onderzoek naar reactietijden en accuraatheid bij adolescenten en volwassenen, omdat hier nog weinig onderzoek naar gedaan is. De emoties waarnaar zij gekeken heeft zijn: blijdschap, boosheid, verdriet en angst. Een rol van autisme symptomen bij emotieherkenningsproblemen is niet gevonden. Dit resultaat impliceert niet dat autisme helemaal geen rol speelt bij deze problemen. Adolescenten met een diagnose lijken over het algemeen minder snel te reageren ten opzichte van hun niet aangedane broers en/ of zussen en controles, maar het effect wisselt per emotie en wordt alleen bij meisjes gevonden. Het lijkt er dus op dat broers en/ of zussen, weliswaar in mindere mate, problemen laten zien die worden gekenmerkt bij ADHD. Een onderliggende genetische aanleg lijkt hier het geval te zijn. Om uitspraken te kunnen doen over emotieherkenningsproblemen als mogelijk endophenotype bij ADHD is verder onderzoek nodig waarbij comorbide stoornissen worden meegenomen en verschillende groepen vergelijken worden, waaronder een groep met Autisme Spectrum Stoornissen.
Mocht u nog vragen hebben over het onderzoek dan kunt u uiteraard contact opnemen.
[email protected] t. 024 35 122 22