Handleiding voor de leerkracht
bladvretertjes Aflevering 3 Vrijdag 21 september 2012
Doelstellingen Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal kunnen de kinderen vertellen: • wat plantengallen zijn; • dat er in blaadjes ook beestjes kunnen leven: bladmineerders; • hoe de levenscyclus van een bladmineerder verloopt. Sluit aan bij kerndoelen 40 en 41.
+ Lesverloop +
+
Voor het kijken Deze aflevering gaat over insectenlarven die verborgen in planten leven: de bladmineerders en galvormers (zoals galwespen, galmuggen en galmotten). Die laatste verraden hun aanwezigheid doordat ze opvallende zwellingen in planten veroorzaken: gallen. De mooiste introductie op dit thema heeft u als u wat echte gallen naar de klas meeneemt. In dit seizoen zijn er volop gallen te vinden. Vooral de geel met rode eikengallen vallen op. U vindt ze aan de onderkant van eikenbladeren.
Het leerlingenblad Pagina 9 Op de foto is een eikengal van de gewone eikengalwesp te zien. In september zijn ze mooi geel en rood. In juli als ze ontstaan zijn ze vaak nog groen. In maart, als het galwespje eruit gevlogen is, zijn ze lichtbruin met een duidelijk zwart gaatje. Daar is het wespje door naar buiten gekropen. Op de foto is te zien dat de gallen aan de onderkant van het blad zitten. De fotograaf heeft het blad omgekeerd, want van het blad ernaast zien we de bovenkant.
Het tv-programma Presentatrice Mylène Gordinou de Gouberville ontdekt dat er aan bladeren merkwaardige balletjes kunnen hangen. Ze komt er achter dat er in die balletjes kleine diertjes leven: larfjes van een insect. Ook ziet ze dat er in bladeren van planten larfjes zitten. Hoe komen ze in het blad? En waarom zitten ze daar? Presentator Jurre Bosman laat in de studio zien dat er veel verschillende plantengallen zijn.
Na het kijken Na de les kunnen de leerlingen de gevonden galappeltjes opensnijden. Vaak is er dan een wit wormpje te zien. Het is de larve van de eikengalwesp. Soms is de larf al verpopt en tref je de pop aan, maar meestal vindt de verpopping later in de herfst plaats. U kunt de kinderen vertellen dat de larf in de herfst verpopt en dat er dan in januari of februari een wespje uitkomt. Niet zo’n grote zwart-gele wesp, maar een kleine zwarte die op jacht gaat naar mugjes om op te eten. Als de gal is opengesneden zal de larve dat waarschijnlijk niet overleven maar dat hoeft u niet te benadrukken. Zamel daarom alles weer netjes in en leg ze liever in de schooltuin dan in de vuilnisbak.
Maak de leerlingen in een klassengesprek nog eens duidelijk dat het diertje in de gal een planteneter is. Hij gaat echter niet op pad om planten te zoeken, hij blijft in de gal zitten waarin de plant steeds nieuw weefsel vormt onder invloed van de hormonen die het larfje afgeeft. De plant geeft hem dus eten en een woning en daar doet de larf helemaal niets voor terug. Pagina 10 Naast galvormers is er nog een groep diertjes die zich op een ongebruikelijke manier met planten voeden: de bladmineerders. Mineerder komt van het Franse woord voor mijnwerker. Ze vreten zich een weg door het bladmoes en vormen zo een ‘mijn’ in het blad. Aan de vorm van de mijn en het soort blad waarin ze leven kun je de bladmineerders determineren. Geen gemakkelijke taak, want er zijn zo’n 800 soorten in Nederland. Er is een speciale website die helemaal aan bladmineerders is gewijd. We zijn al blij als de leerlingen een blad met een vraatspoor herkennen en zeggen: hé dat is een bladmineerder.
5
5 6 Opdracht: volg de mijngang
( 5)
6
5
(6 )
Groep 6 moet de opdracht individueel kunnen oplossen, voor groep 5 is het waarschijnlijk beter om de opdracht klassikaal te doen. De leerlingen kunnen het best eerst met potlood de briefjes nummeren voordat ze de oplossing invullen. Dan wordt ook duidelijk of ze de laatste twee stappen (beide een s) in de juiste volgorde hebben.
0
19
3
11
f
r
Als voorbeeld van een bladmineerder hebben wij gekozen voor de pruimenballonmot (Stigmella plagicolella): de larve van een nachtvlindertje. Die heeft een duidelijke gang waarin je kunt zien hoe hij vervelt en alsmaar groter wordt. Hij begint met een rechte mijn, met zwarte poep (frass) daarin. Na zo’n 10 dagen gaat hij wild om zich heen vreten en vormt hij een blaasvormige gang waarbij de frass in het midden ligt. De verpopping vindt buiten de gang plaats. Let op: de pop is vergroot weergegeven. Na de verpopping valt het blad af. Het motje komt er maanden later uit, als het blad al half verrot is.
a
s
++
+
s
7
Extra
Galappeljacht Als u de mogelijkheid heeft ga dan met de leerlingen in het bos op zoek naar gallen. Vooral de eikengalappeltjes laten zich goed zien in september. Kijk onder elk eikenblad. Neem de gallen mee naar de klas en snij ze dwars doormidden met een scherp mes. Daarna met een loep bekijken. Dikwijls is de dikke witte larve van de eikengalwesp te zien. Soms is er ook al een pop.
6
Handleiding voor de leerkracht
De regenworm Aflevering 4 Vrijdag 28 september 2012
Doelstellingen Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal kunnen de kinderen: • de functie van verschillende lichaamsdelen van een regenworm benoemen; • vertellen hoe een regenworm zich voortbeweegt; • vertellen hoe de levenscyclus van de regenworm verloopt; • aangeven welke plaats de regenworm in een voedselketen heeft. Sluit aan bij de kerndoelen 40 en 41.
+ Lesverloop +
+
Voor het kijken Van tevoren kunt u een klassengesprek houden over de regenworm. Wie heeft er wel eens één gezien? Zat hij in de grond of kroop hij boven de grond? Was ook te zien wat hij at? Het mooiste is als u daarna op zoek gaat naar een regenworm in de schooltuin of een braakliggend veldje. Neem een schop mee en spit een klein stukje om. Of als het een grasveld is waarin niet
Het leerlingenblad Pagina 11 Op de foto is de kop van een regenworm te zien. De voorkant is wat puntiger dan de achterkant. Op de kop zitten geen ogen. We zien dat de worm in het zonnetje op een bodem met wat mos en takjes ligt. De fotograaf heeft hem waarschijnlijk opgespit en op de bodem gelegd voor de foto. Normaal komen wormen alleen overdag boven de grond als het regent. In de volle zon drogen ze uit en ze lopen gevaar om opgegeten te worden door typische dagvijanden zoals vogels. Pagina 12 In de tekst is te lezen hoe de worm tegelijkertijd eet en graaft. Bij de wadpier is het zand dat hij niet verteert heel duidelijk te zien als hoopjes poep op de wadbodem. Bij de regenworm is dat ook soms te zien op een vochtig grasveld met kale plekken.
gespit mag worden: steek de spa in de grond en wiebel de steel schokkerig heen en weer. De kans is groot om regenwormen in het wild te spotten.
Het tv-programma Presentatrice Mylène Gordinou de Gouberville ontdekt een worm in de tuin. Ze probeert hem te pakken en merkt dat dat moeilijk gaat. Zo ontdekt ze dat wormen helemaal niet glad zijn. Ze duikt dieper in het leven van deze langwerpige beestjes. Zitten ze altijd onder de grond? Hoe bewegen ze zich voort? Wat eten ze en worden ze zelf ook gegeten? Ze komt er achter dat regenwormen erg belangrijk voor de bodem zijn. Presentator Jurre Bosman maakt in de studio een wormenbak en wormenpot. Zo kan hij de wormen bestuderen.
Na het kijken Na afloop kunt u nog even samenvatten wat wormen eten: kleine stukjes plant of afgevallen bladeren, liefst een beetje verrot. En door wie ze gegeten worden: allerlei dieren maar vooral de mol, de spitsmuis, de das en diverse vogels zijn hun ergste vijanden.
5 poepgat 6 ( 5) 6 Opdracht: van kop tot
5
(6 )
De namen van de lichaamsdelen zijn gemakkelijk uit de tekstjes te halen. Let op dat de leerlingen de tekstjes ook echt lezen. Bij de nabespreking kunt u hier op terug komen. Eventueel kunt u nog de volgende extra informatie aanbieden: Kop: een worm heeft geen ogen, wel heeft hij zintuigen verspreid op zijn lichaam waarmee hij licht en donker kan ´zien´. Hij merkt er ook mee of het vochtig is, hoe warm het is en of hij wordt vastgepakt. Borstels: de haren van een worm zijn zo klein dat je ze niet kunt zien. Als je een regenworm op een vel papier laat bewegen kun je het krassen van de borstels wel horen. De borstels geven de worm houvast in de grond. Een merel heeft vaak de grootste moeite om een forse worm uit zijn holletje te trekken. Zadel: we zeggen dat het zadel halverwege zit, maar in werkelijkheid zit het dichter bij de kop. Daaraan kun je ook zien bij een worm wat de staart is en wat de kop. Ringen: zijn vaak het duidelijkst bij de kop maar ze zitten over het hele lichaam.
7
Het verbinden van de kaartjes met de juiste lichaamsdelen is wat lastiger. Vooral de plek van de huid, de ringen en de borstels. Die zitten eigenlijk overal.
zadel borste
ls
5 6 Opdracht: volg de wormen
( 5)
6
5
(6 )
De gegeven aantallen wormen zijn reële cijfers van hoeveel het dier er maximaal eet op een perfecte dag, gebaseerd op het gemiddelde gewicht van een regenworm. Bij veel dieren is het aantal gevangen wormen indrukwekkend. Het valt immers niet mee om ze overdag te pakken te krijgen. De wormen zitten dan gewoonlijk meer dan 10 cm onder de grond. Voor een mol maakt dat niet veel uit, die leeft zelf ook onder de grond. Maar voor een vogel of een spitsmuis is het belangrijk dat de worm naar boven komt. Dat gebeurt op regenachtige dagen. Of als een merel of meeuw op de grond trappelt. De worm denkt dan dat het regent en komt naar boven. Een merel zie je vaak aandachtig luisteren op het grasveld. Zodra hij hoort dat de worm naar boven komt, slaat hij toe.
ringen
poepgat
kop
3 300
das
huid duizendpoot
1
15 150
Pagina 13 De worm speelt een heel belangrijke rol in het ecosysteem. In de eerste plaats omdat hij de bodem verbetert. Zijn poep is een prima meststof voor planten. Daarnaast komt er door zijn gangen lucht in de bodem, wat voor veel planten noodzakelijk is. Ten slotte zijn wormen een belangrijke voedselbron voor tal van dieren. In een vierkante meter kunnen meer dan 400 wormen leven. Aangezien een gemiddelde worm een derde gram weegt zit er in een vierkante meter ruim 100 gram aan wormen. Geen wonder dat heel wat dieren de worm kiezen als stapelvoedsel.
++
+
Extra
Wormenhotel Van Jurre hebben ze al gezien hoe je een wormenhotel moet maken en ook via het Nieuws uit de Natuurbordboek is een clipje te zien van kinderen die er één in elkaar zetten. Hier een instructie: - Neem een smalle glazen bak of een grote, schone glazen pot (bijvoorbeeld van zure bommen). Vul die met afwisselend (zandbak-)zand en tuinaarde, laagjes van ongeveer 2 cm. Begin en eindig met tuinaarde.
mere
grutto
l
10 1000
5 mol
- Leg de regenwormen op de tuinaarde. Ze kruipen vanzelf naar beneden. Leg er ook wat dode bladeren op. - Dek de bak of pot af met een stuk vitrage en een elastiek. Zet het geheel in het donker, bijvoorbeeld onder een doos. - Besproei de bak of pot af en toe met wat water. Na een paar dagen kun je kijken hoe de wormen hun hotel zelf verder hebben ingericht. Wat is er bijvoorbeeld met de laagjes gebeurd? En wat met de dode bladeren?
8
500
Handleiding voor de leerkracht
broodje couscous Aflevering 5 Vrijdag 5 oktober 2012
Doelstellingen Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal kunnen de kinderen vertellen dat: • mensen over de hele wereld granen eten; • mensen verschillende producten van granen maken, zoals brood en pasta; • elk land zijn kenmerkende graanproducten heeft; • over de hele wereld mensen verschillende soorten brood maken. Sluit aan bij kerndoelen 40, 41 en 50.
+ Lesverloop +
+
soorten brood zoals Turks brood of croissants. Pasta’s zoals spaghetti, ravioli en lasagne worden van een andere soort tarwe gemaakt: durum-tarwe. Daarnaast zijn er nog heel andere granen zoals gerst, rogge, rijst en mais.
Het tv-programma Het thema van de Kinderboekenweek dit jaar is ‘Hallo Wereld’. Presentatrice Mylène Gordinou de Gouberville komt erachter dat we in Nederland verschillende graanproducten uit verschillende landen eten. Tarwebrood uit Nederland, stokbrood uit Frankrijk, ciabatta uit Italië, pita uit Griekenland. Presentator Jurre Bosman laat zien dat er nog meer graanproducten zijn.
Voor het kijken Van tevoren kunt u een klassengesprek houden over graanproducten. Welke kennen de leerlingen? Brood natuurlijk. Maar hoe zit het met witbrood en bruinbrood? Bij witbrood zijn de zaadhuidjes (zemel en kiem) van de tarwekorrels uit het meel gezeefd. Bij volkorenbloem zitten de zemelen en kiemen er nog in. Daar zitten veel vitaminen in en vezels, daarom is bruinbrood gezonder. Maar er zijn nog veel meer
Het leerlingenblad Pagina 14 Op de foto staat een zeer bekend graanproduct (brood) en een vrij onbekend graanproduct (couscous). Laat de leerlingen voor het lezen van de tekst bedenken van welk graan deze producten gemaakt zijn. Weten ze het niet dan komen ze er wel achter als ze de tekst lezen. Brood en couscous zijn allebei van tarwe gemaakt, maar wel van verschillende rassen. Er bestaan honderden tarwerassen. Ze worden vaak onderscheiden in de hardheid. Zachte tarwe bevat veel zetmeel, waardoor het goed rijst. Bij luchtig brood wordt daarom zachte tarwe gebruikt. Harde tarwe bevat minder zetmeel maar meer gluten. Het is goed bruikbaar voor pasta en dus ook voor couscous. Want eigenlijk is couscous een soort pasta, maar dan geen slierten maar kleine balletjes. Overigens wordt couscous behalve van tarwe ook gemaakt van gierst (zie de opdracht op pagina 16).
Na het kijken Het mooiste is het als u een veelheid aan graanproducten meeneemt en u de leerlingen die kunt laten zien, voelen en proeven. Laat de verpakkingen er zoveel mogelijk bij liggen, dan kunnen ze uitzoeken uit welke landen de graanproducten komen en hoe lang ze houdbaar zijn. Pasta’s zijn vaak wel een jaar goed, terwijl brood de volgende dag al oud is.
Pagina 15 Hier gaan we in op de verschillende soorten graan en de bekendste producten die er van gemaakt worden. Van al deze soorten zijn door veredeling weer allerlei rassen ontstaan, maar daar gaan we niet op in.
9
( 5) 6 Opdracht: van graan5 tot6 product
5
(6 ) gerst rogge
tarwe
4 tarwe 1
1
6
roggebrood 1
gerst 2
2
3
mais 3
2
2
tarwe haver mais
bier
4 5
5 rogge 4
bruinbrood
havermoutpap
mais
4 1 5
haver 5
gierst
nasi goreng
sorghum
rijst
3 3
rijst 6
6
popcorn
6
5 6 Opdracht: Harco’s graantocht Bij de nabespreking kunt u nog de volgende informatie over de granen geven: Gerst: heel oud gewas, werd in middeleeuwen gebruikt voor gerstebrood. Daarnaast was er ook tarwebrood en het veel goedkopere roggebrood. Nu wordt gerst gebruikt voor veevoer en bier. Mais: bij ons vooral gekweekt als veevoer, met name voor varkens. In de VS ook voor menselijke consumptie: de sweet corn voor op de barbecue. Mais werd al 5000 jaar geleden verbouwd in MiddenAmerika. Rogge: behalve voor roggebrood ook gebruikt voor ontbijtkoek, knäckebröd en taaitaai. Er zit weinig zetmeel in waardoor het niet goed rijst. Bevat in verhouding weinig calorieën. Haver: vooral voor veevoer, met name voor paarden. Het heeft een relatief hoog vetgehalte en wordt ook gebruikt om zeep mee te maken. Rijst: als je de velletjes er niet uithaalt krijg je zilvervliesrijst. Dat is veel gezonder: er zit onder meer vitamine B1 in dat helpt tegen de ziekte beriberi en vezels die goed zijn voor de darmen. Pagina 16 In het kader van het kinderboekenthema ‘Hallo Wereld’ maken we een reis om de wereld in 600 jaar, waarbij we steeds verschillende graanproducten tegenkomen. In het begin volgen we de voetsporen van Marco Polo (waarnaar de naam Harco Solo een knipoog is) door Europa, Afrika en Azië. Dan moeten we bijna 250 jaar wachten tot de westerlingen Amerika hebben ontdekt. Om uiteindelijk, na weer 350 jaar wachten, het moderne Amerika te betreden.
( 5)
6
5
(6 )
Bij de nabespreking kunt u bij de volgende landen nog enige informatie geven: Italië: kent een veelheid van pasta’s in allerlei vormen die nog steeds van tarwe worden gemaakt. Duitsland: ook het bier wordt nog steeds van gerst gemaakt. Vroeger werd er ook brood van gemaakt. Noord-Afrika: gierst is een graansoort uit het Middellandse Zeegebied die weinig mest nodig heeft en veel warmte. Couscous wordt van gierst of van durum-tarwe gemaakt (zie de introductietekst). Centraal Azië: sorghum is een graan dat ook wel kafferkoren heet. Behalve chapati’s heb je ook een andere pannenkoek in India: de roti. Indonesië: rijst is het basisvoedsel voor mensen in het Oosten. Onder andere China, India en Indonesië. Midden-Amerika: behalve taco’s heb je ook andere maïskoekjes, zoals enchilada’s, tortilla’s (niet verwarren met de Spaanse tortilla: een soort omelet) en nachochips.
++
+
Extra
Reis om de wereld In de supermarkt kun je een wereldreis langs de schappen maken. Laat de leerlingen los in een grote supermarkt - wel even overleggen met de bedrijfsleider met de opdracht om producten op te schrijven die een bepaald land of plaats in hun naam hebben, zoals Parmezaanse kaas, Indonesische pindasaus, Chinese mie, Spaanse peper of Vietnamese loempia. Laat ze daarna terug in de klas in de wereldatlas of op Google Maps opzoeken waar de door hen gevonden plaatsen en landen liggen.
10