BIZ-special, september 2013
BIZ-ervaringen BIZ: wat kan er beter? Seminar BIZ 30 september Hoogeveen gemeente met eerste BIZ-fonds
Wet BIZ: van ? naar ! Een vraagteken lijkt een uitroepteken te worden. Op basis van de evaluatie experimentenwet BI-zones, kortweg BIZ, heeft minister Kamp van ELI het parlement voorgesteld het experiment bedrijveninvesteringszones om te zetten in een definitieve wet. Dat is goed nieuws voor al die lokale ondernemersorganisaties die meer grip op de kwaliteit van hun bedrijvenpark of winkelgebied willen hebben en zelf willen bepalen wat er nog nodig is om de bedrijfsomgeving nog aantrekkelijker te maken. Zeker in deze tijd van massale leegstand is het cruciaal dat een bedrijvenpark en een winkelcentrum er tip-top uitzien. Verloedering is zeker geen goed visitekaartje. Uit de evaluatie is al gebleken dat het echter niet eenvoudig is om een lokaal ondernemersfonds, een BIZ dus, op te zetten. Het zijn de ondernemers zelf die het initiatief moeten nemen en de grote meerderheid van de mede-ondernemers moeten overtuigen van het nut. De drempel in de wet om met een BIZ aan de slag te gaan is niet mals, maar de ervaring van vele BIZ-fondsen leert dat het wel degelijk mogelijk is om voldoende ondernemers enthousiast te maken voor een BIZ. Nergens is het realiseren van een BIZ een ‘appeltje-eitje’ geweest. Ondernemers werden alleen overtuigd met een goed en gedegen BIZ-plan. Uit de vele plannen blijkt dat met name collectieve beveiliging en cameratoezicht een belangrijk onderdeel uitmaakt van de activiteiten.
Colofon Contactpersoon: Buro voor Economische Ontwikkeling BEO Postbus 405 3100 AK Schiedam
[email protected] www.businessparkmagazine.nl Twitter: businessparkmag Redactie: Ton Sels en Koos van Houdt Foto’s: BEO, gemeenten Veenendaal en ministerie ELI Ontwerp en drukwerk: Mud Company Oplage: 3.500 exemplaren
Ik zou hier echter ook een lans willen breken voor andere elementen die te vatten zijn onder de noemer schoon, heel en veilig, zoals de wet voorschrijft. Wat dacht u van gezamenlijke duurzaam verantwoorde groenvoorziening, samen aan de slag voor een goede gladheidbestrijding in de winter (ook op private kavels), collectieve shuttles voor personeel naar knooppunten voor openbaar vervoer, samen zorgen voor oplaadpunten voor elektrische auto’s, collectieve warmte-koude opslag, inzet van stewards in winkelcentra, enz., enz…? De voorbereiding van een BIZ-fonds vergt veel tijd en energie. Met het opstellen van een vijfjarenplan ben je er niet als ondernemersvereniging. Je moet naar de bedrijven toe om het verhaal te vertellen. Om voldoende andere ondernemers te overtuigen. Op 30 september is er een seminar over BIZ in Amersfoort. Zie elders in dit blad en op de website www.businessparkmagazine.nl. Hoor hoe anderen het hebben geflikt en doe hier uw voordeel mee. Ton Sels, Uitgever BusinessPark Magazine.
• • • • • • • • • • •
Evaluatie experimentenwet BIZ
4
Interview Rinke Zonneveld
6
BIZ: we want more!.
8
Gemeente Hoogeveen
10
ATN Beveiliging
12
Wat kan er nog beter in de BIZ?
14
Bedrijven in investeringszones
16
Lokaal Verhaal
18
Groen doen!
20
BIZ in andere landen
21
BIZ: schoon, heel, veilig en …… Seminar
22
Tien tips en zeven zonden bij citymarketing volgens Roeland Tameling: Tip 1: Citymarketing is geen doel op zich Tip 2: ken uw klant Tip 3: durf te kiezen Tip 4: stel vooraf goede prestatiecriteria op Tip 5: de D van draagvlak Tip 6: Citymarketing is geen project Tip 7: doe aan productontwikkeling Tip 8: wees creatief bij het organiseren van citymarketing én het verzamelen van middelen Tip 9: betrek (bijna) de hele stad erbij Tip 10: Niet lezen maar voelen Zonde 1: vergeet je huidige klanten Zonde 2: Navelstaren Zonde 3: marketing met promotie verwarren Zonde 4: campagne staat klaar, organisatie vergeten Zonde 5: de verkeerde dingen meten Zonde 6: laaghangend fruit plukken Zonde 7: focus alleen op toerisme Lees verder op pagina 16
6 12 16 Kom naar seminar BIZ op 30 september!
Evaluatie experimentenwet BIZ 4 Kamp wil doorgaan met bedrijven investeringszones Zoals we hem kennen. Kort maar duidelijk. Op die manier liet minister Kamp (economische zaken) onlangs aan het eind van een brief over het evaluatierapport van Berenschot weten, door te willen gaan met regelgeving voor de bedrijven investeringszones BIZ. Op welke wijze, dat is nog niet helemaal duidelijk. Maar door zo nadrukkelijk bij het onderzoek van Berenschot aan te knopen, lijkt het erop dat de minister zo nauw mogelijk wil aansluiten bij de aanbevelingen van dit onderzoeksbureau. Dat rapport, gedateerd 24 augustus 2012, geeft in overweging een definitieve regelgeving op te nemen in de Gemeentewet. Daarmee zou BIZ een plekje krijgen naast bepalingen over de mogelijkheden van reclamebelasting en van een opslag op de onroerende zaakbelasting OZB. Dat zou goed kunnen aansluiten bij de huidige praktijk, waarin sommige gemeenten vanwege al langer bestaande afspraken met het bedrijfsleven van deze alternatieven gebruik maken en dat willen blijven doen. Het aloude middel van de reclamebelasting heeft de afgelopen jaren ook al een tweede leven gekregen. Dat heeft onder meer geleid tot een aantal rechterlijke uitspraken. Daardoor is vast komen te staan, dat ook met de reclamebelasting juridisch valt te leven. De rechter accepteert allerlei varianten, die in feite zijn bedacht voor een regeling als de BIZ. Daarbij worden vooraf afspraken met het bedrijfsleven gemaakt. Het gaat dan om een beperking van deze belasting voor een bepaald gebied en afspraken vooraf over de besteding. Dat zouden bewoners van een huis eens moeten vragen, wanneer het gaat om hun aanslag in de onroerende zaakbelasting. Met andere woorden, daar zijn belastingen niet voor. Dat klopt wel, zegt de rechter, maar wanneer het belastingtarief in de reclamebelasting overzienbaar blijft, dan accepteer ik dit maatwerk. Kritischer wordt de rechter wanneer het tarief in de duizenden euro gaat lopen. De Rechtbank in Alkmaar greep in toen een bedrijf in Hoorn in de ogen van de rechter onevenredig hoog werd aangeslagen in de reclamebelasting. Toch blijkt uit het rapport van Berenschot dat de BIZ, ook financieel gesproken, uiteindelijk meer mogelijkheden biedt dan de reclamebelasting. De eerste fase
5 van een BIZ, de zogenaamde draagkrachtmeting, is relatief kostbaar en vraagt een hoop energie van initiatiefnemers. Maar als deze fase eenmaal succesvol achter de rug is, dan hebben de betrokken ondernemers ook duidelijk meer mogelijkheden om precies datgene te doen, wat men van plan was. Het democratische gehalte is bij een BIZ uiteindelijk groter dan bij de besteding van het geld, dat beschikbaar komt uit reclamebelasting. Uit het rapport van Berenschot blijkt verder dat deelnemende ondernemers en gemeenten in het merendeel van de gevallen tevreden zijn over de resultaten. De projecten sorteren vaak het gewenste effect. Zo is er sprake van professionalisering van de samenwerking tussen ondernemers. De structuur van een meerjarenplan, jaarplan en verantwoording dwingt om verder vooruit te kijken. Bovendien is er door de beschikbaarheid van financiële middelen geen drempel meer om activiteiten te ondernemen. Ook neemt het onderlinge vertrouwen tussen initiatiefnemende ondernemers en de gemeente toe. Het proces van totstandkoming van de BIZ draagt bij aan wederzijds begrip. Daardoor is ook de betrokkenheid van ondernemers bij de activiteiten van de BIZ organisatie naar verhouding groot. Hoewel dit zeker niet in alle gebieden het geval is, lijkt de opkomst bij vergaderingen en de bereidheid tot deelname aan commissies toe te nemen. De mate waarin deze effecten zich voordoen verschilt wel sterk per gebied. Hoewel de tijd daarvoor nog kort is, zijn er duidelijke signalen dat BIZ gebieden ook effecten bereiken op het gebied van de kwaliteit van de openbare ruimte. Met name op bedrijventerreinen zijn ondernemers overwegend positief over de bijdrage van de BIZ aan de veiligheid van het gebied. De belangrijkste kenmerken van een succesvolle BIZ zijn volgens Berenschot: 1. Het moet gaan om een beperkt gebied van ongeveer 50 – 250 ondernemers 2. De doelgroep moet relatief homogeen zijn en een gedeeld belang herkennen in deelname. 3. Het moet ergens over gaan: de problematiek moet als urgent worden gevoeld. 4. De faciliterende gemeente dient op de achtergrond te blijven. 5. Bij het zoeken van draagvlak is de beste methode, dat de ene ondernemer de andere benadert en daarover persoonlijk in gesprek gaat.
De huidige Experimentenwet BIZ is een generieke wet. De uitgangspunten ervan worden over het algemeen herkend, gewaardeerd en als actueel gezien. Het ligt het meest voor de hand, zegt Berenschot, om permanente BIZ-wetgeving te positioneren naast het bestaande belastinginstrumentarium van de gemeente. Permanente BIZ-regelgeving als onderdeel van de Gemeentewet ligt daarmee het meest voor de hand. Berenschot heeft ook de financiële gevolgen van de praktijk onder de Experimentenwet onderzocht. Kosten en baten blijken beide fors hoger dan verwacht. Algemene conclusie: het levert voldoende baten op. Daaraan ligt ten grondslag dat op het moment van evaluatie er 112 experimenten liepen. Dat was veel meer dan waarop was gerekend op het moment dat de Experimentenwet in de Staten-Generaal werd behandeld. Toen was er sprake van een schatting van 30 experimenten, die elk gemiddeld voor een periode van vijf jaar € 200.000 in kas zou brengen. Het zou dus in totaal kunnen gaan, dacht de wetgever toen, om € 6 miljoen. In de praktijk blijken deze opbrengsten veel hoger. Niet alleen het aantal van 112 is veel hoger dan gedacht, ook de gemiddelde opbrengst blijkt veel hoger: Die wordt nu geschat op € 60.000 per experiment en over alle projecten samen € 33 miljoen. Daar staan aan de kostenkant ook duidelijk hogere bedragen tegenover. Berenschot rekende uit dat zou kunnen gaan om ongeveer € 4 miljoen totaal
oftewel 13% van de geschatte opbrengsten. Ook de gemeenten moeten fors in de buidel tasten om het systeem van heffingen op te zetten, vooral als het om de eerste BIZ gaat, die binnen de gemeente tot stand is gebracht. Daarna zijn deze kosten per project ruim lager. Uiteindelijk draait het bij de BIZ allemaal om de bekende trits van begrippen ‘schoon, heel en veilig’. Berenschot meent dat het nog te vroeg is definitieve conclusies te trekken. Daarvoor was het experiment in de maanden voorafgaand aan augustus 2012 nog te kort in de praktijk gebracht. Maar ondernemers hebben wel grote behoefte aan het soort van maatregelen in het gebied waar hun bedrijf is gevestigd. In een aantrekkelijker omgeving valt beter aan klantenbinding te doen. Al met al adviseert Berenschot, inmiddels met steun van de minister, om met definitieve wetgeving te komen. Die zou er halverwege 2015 moeten zijn. Voor de tussenliggende periode is er een probleem. Want op dit moment kunnen geen nieuwe experimenten van start gaan. Maar de behoefte eraan is wel groot. Berenschot heeft daarom een praktisch advies. Als er toch definitieve wetgeving komt, stel dan in de tussentijd ook weer de mogelijkheid open om op basis van de huidige Experimentenwet met projecten te beginnen. Maar daarover hebben we minister Kamp nog niet gehoord. Koos van Houdt
Interview
Met Rinke Zonneveld ministerie ELI
6 1. Minister Kamp heeft in december vorig jaar de Tweede Kamer een brief geschreven met een voorstel om de Experimentenwet BI-zones om te zetten in een definitieve wet. Hoe belangrijk is het grote draagvlak bij lokale ondernemersorganisaties voor de BIZ geweest bij deze besluitvorming? Draagvlak is van essentieel belang. Het wetsvoorstel voor de experimentenwet is er destijds gekomen, omdat vanuit ondernemers behoefte was aan een instrument dat gezamenlijke investeringen van ondernemers in de openbare ruimte zou faciliteren. Het grote aantal experimenten, er zijn ruim meer dan 100 BIZ-en opgericht, geeft aan dat de experimentenwet in deze behoefte voorziet. Dit werd mede bevestigd door de positieve evaluatie waar ondernemers en vertegenwoordigers van lokale ondernemersorganisaties bij zijn betrokken. De lokale ervaringen met de experimentenwet vormen de basis voor het voornemen om de experimentenwet om te willen zetten in permanente wetgeving. 2. Lokale ondernemersorganisaties mogen hun BIZ-budget besteden aan activiteiten op het vlak van schoon, heel en veilig. De memorie van toelichting in de wet geeft daarbij aan dat het moet gaan om activiteiten die in het publieke belang zijn op een bedrijventerrein of in een winkelgebied. Zo is er veel discussie geweest over de vraag of promotie en citymarketing onderdeel kunnen zijn van een BIZ-fonds. Is het niet raadzaam de beperkte scope van schoon, heel en veilig te verbreden in de definitieve wet BIZ? We hechten er veel belang aan dat de activiteiten die onder de BIZ gefinancierd worden mede het publiek belang dienen. Het gaat bij de BIZ echt om het snijvlak tussen publiek en privaat belang. Dat is ook de legitimering om door middel van een verplichte heffing de middelen bijeen te brengen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat deze zomer voor internetconsultatie wordt aangeboden / is aangeboden wordt betoogd dat ook bepaalde vormen van promotie gedefinieerd kunnen worden als mede
7 publiek belang en daarmee in beginsel onder de BIZ kunnen worden gefinancierd. Uiteraard is één en ander afhankelijk van draagvlak en politieke besluitvorming in hoeverre deze gedachte wordt ondersteund. 3. In de afgelopen jaren zijn er veel BIZ-fondsen aan de slag gegaan. Toch zijn er ook veel initiatieven die het bij de stemming onder de ondernemers niet gehaald hebben. Is de drempel in de wet om een BIZ goedgekeurd te krijgen na stemming niet wat te hoog? De evaluatie geeft aan dat zowel ondernemers als gemeenten in algemene zin de draagvlakverseisten als ‘zwaar’ maar ‘redelijk’ c.q. ‘noodzakelijk’ ervaren. Dit beeld wordt ondersteund door de slagingspercentages van de formele draagvlaktoets: dit ligt rond de 60%. Volgens de meeste respondenten geldt dat als de eisen niet gehaald worden, er ook onvoldoende draagvlak is. Daarbij geldt volgens hen dat de mate van steun ook nodig is om tegenstanders te overtuigen van het democratisch gehalte van het instrument. Tot slot geven ondernemers aan dat dit draagvlak ook nodig is om een goede uitvoering mogelijk te maken.
dat is opgebracht door middel van de gebiedsgerichte heffing enkel in de vorm van een subsidie dan wel in de vorm van een opdracht aan de ondernemers teruggeven kan worden. Daarbij is de vorm van een subsidie gezien de herkomst van de middelen (heffing op verzoek van ondernemers zelf ) de meest aangewezen vorm.
beeld door gemeenten steeds meer als bedrijventerrein behandeld te worden. Wanneer het tuinbouwgebied logisch valt af te bakenen en het binnen de gemeentegrenzen valt, is er op basis van de wettekst veel mogelijk, zolang de kaders van de BIZ-wet voor wat betreft doelstelling, draagvlak, bijdrageplichtigen (niet-woningen) etc. maar nageleefd worden.
5. De BIZ geldt thans voor bedrijvenparken en winkelgebieden. Is het ook mogelijk de Wet BIZ van toepassing te laten zijn op bijvoorbeeld tuinbouw- of landbouwgebieden of andere geografische eenheden met een redelijk aaneengesloten economisch belang, zoals toeristische zones? De wet spreekt van een afgebakend gebied binnen een gemeente. Tuinbouwgebieden schijnen bijvoor-
4. De gemeente heeft in de Wet BIZ drie hoofdtaken, namelijk het vaststellen van de gemeentelijke verordening voor de BIZ, het fungeren als neutraal stembureau en het innen van de jaarlijkse BIZ-bijdragen bij de ondernemers. Het budget dat wordt geïnd door de gemeente gaat dan als subsidie naar het lokale ondernemersfonds. Er zijn gemeenten die het budget dat eigendom is van de ondernemers als overheidssubsidie gaan hanteren en zeer strakke eisen stellen aan de subsidievoorwaarden. Kan dit in de definitieve BIZ-wet niet anders geregeld worden? Het signaal dat gemeenten zeer strakke eisen stellen aan de subsidievoorwaarden herken ik niet. Wel behoort het tot de taak van de gemeente om de subsidie uit te keren en te controleren of de subsidie rechtmatig wordt besteed. Daarbij is het zo dat het geld
Rinke Zonneveld
BIZ
we want more!
8 Voor ondernemersorganisaties die samen willen investeren in de kwaliteit van een bestaand bedrijvenpark of winkelgebied is er sinds 1 mei 2009 een wet die dat mogelijk maakt. Deze experimentenwet BedrijveninvesteringsZones (BIZ) geeft ondernemersorganisaties de kans een eigen ondernemersfonds op te richten voor een afgebakend gebied. Voor dat gebied moet een vijfjarenplan worden gemaakt waarin de gezamenlijke investeringen op het gebied van de thema’s schoon, heel en veilig worden beschreven. Dit plan wordt aan alle ondernemers in de BIZ-zone voorgelegd ter (schriftelijke) stemming. Als er voldoende draagvlak blijkt te zijn, zoals in de wet dat is bepaald, kan het fonds in werking treden en zijn alle gevestigde ondernemers verplicht jaarlijks bij te dragen aan het ondernemersfonds. Hiermee creëert een ondernemersorganisatie de waarborg voor investeringen gedurende vijf jaar. De investeringen moeten volgens de wet betrekking hebben op schoon, heel en veilig. In de memorie van toelichting van de wet wordt dit nader omschreven als alle zaken die voor de verbetering van de kwaliteit van het openbaar gebied relevant kunnen zijn. Dat betekent dat het niet alleen kan gaan om groenonderhoud, parkmanagement en collectieve beveiliging, maar dat ook zaken als gezamenlijk vervoersmanagement, gezamenlijke investeringen in de energie-infrastructuur en ook promotie van het bedrijvenpark ertoe kunnen behoren. Investeringen in gezamenlijke promotie wordt vooral opgenomen in BIZ-plannen van winkelgebieden. Bij het opstellen van een vijfjarenplan voor de BIZ schrijft de wet voor dat de investeringen van de ondernemers uitsluitend betrekking mogen hebben op kwaliteitsimpulsen bovenop het reeds bestaande niveau dat de gemeente al biedt. Dit is om te voorkomen dat een gemeente met bezuinigingsoverwegingen besluit fors te korten op het groenonderhoud, omdat de ondernemers dat gezamenlijk gaan betalen via het ondernemersfonds. Dat is niet de bedoeling. Voorafgaande aan het schrijven van het vijfjarenplan moet met de gemeente een service level agreement (SLA) worden gesloten, waarin de gemeente het reguliere onderhouds- en serviceniveau voor vijf jaar garandeert. De investeringen van de gezamenlijke ondernemers gaan dan over de uitvoering van taken boven
9 het niveau dat de gemeente al biedt. Als voorbeeld: stel, de gemeente heeft vastgelegd dat viermaal per jaar het gras op het bedrijvenpark wordt gemaaid, conform het gemeentelijke beeldkwaliteitsplan. Als de ondernemers vinden dat dit eigenlijk te weinig is, kunnen in het vijfjarenplan extra maairondes worden opgenomen. Een goede afstemming van de gemeentelijke en extra maairondes is wel van belang, omdat de situatie zich voor kan doen dat ik dezelfde week door twee verschillende partijen wordt gemaaid. Het is daarom aan te bevelen dat het ondernemersfonds de extra maairondes inkoopt via de gemeente of dat alle maairondes in één hand worden georganiseerd. Met het vastleggen van een SLA is de betrokkenheid van de gemeente nog niet ten einde. In de wet BIZ heeft een gemeente nog een aantal cruciale taken om het ondernemersfonds te kunnen realiseren. Ten eerste moet de gemeenteraad een BIZ-verordening vaststellen waarin het ondernemersfonds formeel kan worden ingesteld. Ten tweede moet de gemeente de inning van de bijdragen van de ondernemers in de BI-zone verzorgen op basis van de in het vijfjarenplan vastgelegde grondslag van opcenten op de waarde van het onroerend goed op het bedrijvenpark. De heffing van het ondernemersfonds is aanvullend op de reguliere heffing voor de OZB. De gemeente mag voor de zone van het ondernemersfonds uitsluitend de totale WOZ-waarde van alle betrokken bedrijven bekend maken aan de initiatiefnemers van het ondernemersfonds. Deze kunnen daarmee dan de grondslag voor de jaarlijkse heffing bepalen afhankelijk van de begroting in het vijfjarenplan. De heffing mag in promillages van de WOZ-waarde, maar ook in een staffel. Eveneens is het toegestaan om elk bedrijf een jaarlijkse bijdrage te vragen die voor elk bedrijf hetzelfde bedrag bevat. Voor de inning van de gelden mag de gemeente, volgens de wet BIZ, maximaal 4% van het totaalbedrag inhouden om de eventuele kosten van inning te vergoeden. In de praktijk komt veelal voor dat gemeenten hiervan afzien, omdat men het initiatief van de ondernemers om een eigen investeringsfonds op te richten bijzonder toejuicht. Of dat in de huidige tijd met zware financiële druk op de gemeente zo blijft, is de vraag. Ten derde krijgt de gemeente de rol van subsidiege-
ver, omdat in de wet geregeld is dat de gelden die de gemeente ophaalt bij de betrokken gebruikers van de panden (bij leegstand de eigenaar) in de vorm van een subsidie aan het ondernemersfonds worden uitgekeerd. Deze uitkering wordt doorgaans in twee of vier termijnen per jaar verzorgd. Het is natuurlijk wat vreemd dat de gelden die de ondernemers samen opbrengen en investeren in de kwaliteit van het eigen bedrijvenpark als subsidie door de gemeente wordt uitgekeerd. Aan de andere kant is het voor de ondernemers prettig dat de gemeente verantwoordelijk is voor de inning en deze inning wordt gedaan als gemeentelijke belasting. Dit scheelt voor de ondernemers veel gedoe. Gemeenten doen er goed aan heldere afspraken te maken met het bestuur van het ondernemersfonds over de beschikbaarstelling van de budgetten. Het geheel puur als een subsidiekwestie behandelen door de gemeente is dan niet wenselijk. Van experiment naar definitieve wet Sinds mei 2009 is er in opdracht van het ministerie van Economische Zaken door Berenschot een constante monitoring gedaan van de ontwikkeling van en de ervaringen met het aantal BIZ-fondsen. Uit de evaluatie bleek dat een veel groter aantal lokale ondernemersfondsen was opgezet dan aanvankelijk gedacht. Ook de ervaringen van ondernemers met de mogelijkheid om zelf te bepalen waar gezamenlijk in wordt geïnvesteerd, scoorde hoog. Op basis van de evaluatie heeft minister Kamp eind 2012 een brief naar de Tweede Kamer gezonden met daarin zijn voornemen om van de experimentenwet BIZ een definitieve wet te maken. In ondernemend Nederland en bij gemeenten is dit besluit goed gevallen. Naar verwachting zal de behandeling van de evaluatie en het voorstel van minister Kamp in het najaar in de Tweede Kamer plaatsvinden. Daarna zal de Eerste Kamer zich erover buigen. Het is heel wel mogelijk dat de definitieve BIZ-wet op 1 januari 2014 in werking zou kunnen treden. Ondernemersorganisaties en gemeenten kunnen aan de slag Lokale ondernemersorganisaties die willen starten met een eigen ondernemersfonds conform de wet BIZ doen er goed aan in het najaar al te beginnen met
de voorbereidingen. Het succes van de BIZ hangt namelijk sterk af van de wijze waarop een en ander is gestructureerd. Daarbij is het hebben van voldoende draagvlak bij de betrokken ondernemers cruciaal. Uit de experimentenfase is gebleken dat een BIZ-fonds loont, maar dat het deskundige inzet en tijd vergt om alle seinen op groen te krijgen om te kunnen starten met de BIZ. Stappenplan van BEO Buro voor Economische Ontwikkeling BEO is in de experimentenfase als adviseur bij de opstart van tientallen lokale BIZ-fondsen betrokken geweest. Op basis van de wet is een helder stappenplan ontwikkeld om een initiatief voor een BIZ-fonds succesvol van start te laten gaan. Daarnaast begeleidt BEO ook BIZ-fondsen vanaf de start bij de uitvoering van het vijfjarenplan. De ondernemers bepalen gezamenlijk de inhoud van het plan en de wijze van financiering. De procesbegeleiding wordt verzorgd door BEO. Gebleken is dat het opzetten van een BIZ-fonds voor ondernemers die logischerwijs hun eigen bedrijf als topprioriteit hebben een te grote aanslag is op tijd en energie om het even ernaast te doen. Helaas zijn er teveel voorbeelden van BIZ-fondsen die op deze wijze het startbewijs niet hebben kunnen behalen. Deskundige begeleiding is ook met oog op het maken van afspraken met de gemeente van groot belang. Meer informatie hierover is te vinden op www.businessparkmagazine.nl.
Hoogeveen: eerste BIZ in Nederland 10 Hoogeveen bouwde in een paar jaar met BIZ een nieuw centrum In weinig lijkt Hoogeveen nog op de straatarme veenkolonie uit de 19e eeuw, zoals we die leren kennen uit de roman ‘Publieke werken’ van Thomas Rosenboom. Maar één ding zal niet veranderen en dat is de stratenstructuur in het centrum. Die wordt bepaald door lange, rechthoekige lintbebouwing. Met die culturele erfenis moet je wat doen. Dat heeft deze “middelgrote” stad in het zuidelijke deel van de provincie Drenthe in de afgelopen tien jaar goed gedaan. Dat is de eerste gedachte tijdens een bezoek op een zonnige dinsdag in de zomer van dit jaar in wat tegenwoordig een gemoedelijke en aantrekkelijke woongemeente lijkt. De stad ligt strategisch gunstig op een hoek van een belangrijk vierkant van autosnelwegen, dat het noordelijke deel van Nederland uitstekende verbindingen geeft met het nationale, Europese en Duitse net van snelwegen. Hoogeveen ligt ook midden in wat wel de zuidelijke as van Drenthe wordt genoemd. Een strook van voornamelijk veengebieden tussen Meppel en Emmen, die voordat de economische crisis toesloeg, was voorbestemd voor toenemende industrialisatie. Daar zal het vast nog wel een keer van komen. Intussen is Hoogeveen voorbereid op die toekomst. De Hoofdstraat is zodanig ontwikkeld, dat de stad uit verre omtrek klanten trekt voor de vele winkels, die je er de laatste jaren kunt vinden. Hoogeveen mist de gezelligheid van vele oude straa tjes rondom een prachtig marktplein, zoals je die wel vindt in andere, vaak wat oudere steden in ons land. Maar binnen de eigen beperkingen heeft de gemeente een centrum weten tot ontwikkeling te brengen, waarin het prettig toeven is. Dat komt niet alleen door het winkelaanbod, met weinig leegstand. Het mooiste voorbeeld van leegstand is wel het pand van ‘Goudaankoop’ in een zijstraat. Maar dat lijkt eerder te duiden op het einde van de crisis. Het winkelgebied is mede door de inrichting van de Hoofdstraat en aanliggende zijstraten het bezoeken waard. Op deze zomerdag geniet je dan vooral van de mooie bomen en prachtige bloembakken, die de hele straat een prettig aanzien geven. Maar voor donkere dagen en koopavonden kent de stad een goed en modern verlichtingsplan, waaraan een bekend bedrijf uit het zuiden van ons land het nodige heeft bij-
11 gedragen met de nieuwste vindingen op dat gebied. Alle ruimte voor de gewenste ‘reuring’ met in de zomer de ter plekke bekende Pulledagen en ook verder door het jaar heen allerlei activiteiten, die een winkelgebied extra aantrekkingskracht geven. Op de kop van de winkelstraat, waar een groot kunstwerk een boodschappentas uitbeeldt, vindt je dan ook nog Theater De Tamboer, waar het hele jaar door van cultuur op niveau kan worden genoten. Is er dan niets aan te merken op een binnenstad, die het predikaat ‘Beste binnenstad van Nederland 2011-2013’ heeft verworven? Er is altijd wat te wensen. Op deze dinsdagmorgen valt op dat ongestoord winkelen, niet helemaal ongestoord is. Af en toe komen auto’s en fietsers de rust voor het winkelende publiek bederven. Het plein voor de Hoofdstraatkerk schreeuwt als het ware om betere invulling. En – mooi concept – de parkeerterreinen achter de winkels zijn bereikbaar via steegjes, waarvan je je afvraagt of die op donkere avonden voldoende veilig zijn. Sommige winkelketens ontbreken. Maar daar staat dan weer tegenover, dat er niet veel steden zijn die zowel een ‘Feestwinkel’ als een ‘Cadeauwinkel’ kennen. Drijvende kracht achter alle centrumplannen op het stadhuis is Gert Bolkesteijn. Hij werkt veel samen met centrummanager Leo Hoksbergen van Stichting Centrummanagement Hoogeveen. Samen hebben ze gewerkt aan de realisering van een plan, waarin de Experimentenwet BIZ uit 2009 een belangrijke rol speelde. Bolkesteijn en Hoksbergen hebben ervoor gezorgd dat het winkelgebied in Hoogeveen het eerste werd in Nederland, waar via een BIZ de benodigde hoeveelheid geld op tafel kwam om de ambitieuze plannen van het gemeentebestuur te kunnen realiseren. Ze kunnen er gedreven over vertellen. Zo blijkt uit hun verhalen, dat het lang niet altijd goed boterde tussen de ondernemers in het centrum van Hoogeveen. In 2005 klapte de Hoogeveense Ondernemersvereniging HOV uit elkaar. Het was zelfs zo erg, dat ondernemers elkaar niet meer groetten. Op zo’n moment past een vlucht naar voren. En dat hebben ze in Hoogeveen gedaan. De eerste stap was om de ondernemers weer bij elkaar te krijgen. In een situatie waarin lage omzetten en weinig bezoekers het ondernemersklimaat bedierven, viel dat niet mee. Toch was dat een situatie waarin de geesten snel rijp konden worden gemaakt
voor het werken aan een kwaliteitsimpuls. In anderhalf jaar tijd werden twee dingen bereikt. De ondernemers wilden elkaar weer aankijken. En er kwam in anderhalf jaar tijd een visie op tafel, waarin een nieuwe toekomst voor de binnenstad van Hoogeveen werd geschetst. Ook in Hoogeveen kwam de vraag op tafel wie dat allemaal zou moeten betalen. Op dat moment was in de Tweede Kamer al de Experimentenwet BIZ aanhangig. Hoogeveen besloot, anders dan Veenendaal, niet in te zetten op het heffen van het aloude instrument van de reclamebelasting. Dat zou tot teveel administratieve lasten voor de gemeente leiden, was de inschatting. Zo werd de lobby vanuit Hoogeveen een steen in het bouwwerk dat nu ‘bedrijveninvesteringszone’ heet. Omdat de stad had voorgesorteerd, kon direct na invoering van de Experimentenwet, het centrum de eerste BIZ voor een winkelgebied in ons land op poten zetten. In de tijd dat de plannen werden gesmeed, werd eerst bekeken, wat er allemaal ontbrak aan het centrum. Uit dat onderzoek bleek dat er geen winkelketens waren vertegenwoordigd in het centrum, dat er weinig horeca zat en dat er geen terrassen waren. In vrij korte tijd konden een aantal landelijke ketens naar Hoogeveen worden gehaald en werd voorzien in de behoeften aan horeca en terrassen. Dat was doorslaggevend. In vrij korte tijd is de trek van de klant naar het winkelgebied van Hoogeveen gigantisch gegroeid. In 2011 werd door ‘Locatus’ een bezoekersaantal van 125.000 per week gemeten. Ook blijkt in dit goed ingericht winkelgebied de hoeveelheid leegstand sterk teruggedrongen te kunnen worden. Waar landelijk een percentage rond 10% leegstand wordt gemeten, is dat in een stad als Hoogeveen nog beperkt gebleven tot 2 à 3%. De gemeente meet nu omzetcijfers die tot de hoogste in Oost-Nederland behoren. Ook dat was reden om in 2011 de prijs voor beste winkelstad van Nederland te verkrijgen. De ondernemers hebben gezamenlijk hun BIZ-geldpot ingezet voor oplossingen, die de sfeer en beleving voor het winkelgebied verhoogden. Bloembakken, straatmeubilair en grotere evenementen worden ervan bekostigd. Investeringen in winkelpanden en de inrichting van de straat zelf konden zo harmonisch op elkaar worden afgestemd. De gedachte erachter is dat “er reuring in de stad”
moet zijn. Rond Hoogeveeen worden per jaar 1,4 miljoen overnachtingen van toeristen worden gemeten. Die toeristen worden naar de stad gehaald door middel van de zes donderdagen in de zomer, die Pulledagen heten. Dat is een herinnering uit vroegere tijd toen de arbeiders van de melkfabriek kwamen op donderdagen werden uitbetaald. Dat geld werd vaak onmiddellijk weer uitgegeven via de drank (bier), die in pullen werd verkocht. Daarnaast maakt Hoogeveen naam met de Noorderlichtdagen in december, als het centrum sfeervol en feestelijk wordt verlicht. Voor Hoogeveen is het nu de vraag, hoe de verworven voorsprong kan worden behouden. Het winkelgebied is gecertificeerd als Veilig Winkelgebied. Ook op dat punt was deze stad de eerste in Nederland. Die voorsprong wil de stad behouden. Topambtenaar Rinke Zonneveld van het ministerie van economische zaken is daarom af en toe ook in de stad op bezoek. Hij vindt er inspiratie om verder te werken aan definitieve wetgeving voor de BIZ. Daarbij hangt alles met alles samen. Hoogeveen kent met 14% een relatief hoog werkloosheidscijfer. Reden voor de stad om in korte tijd een stimuleringsplan voor de bouw vast te stellen en tot uitvoering te brengen. Daardoor kan ook de noodzakelijke activiteit worden bevorderd om het winkelgebied aantrekkelijk te houden en het centrum ook op andere plekken te verbeteren. Daardoor blijft Hoogeveen aantrekkelijk. Bezoekersaantallen stijgen nog steeds met zo’n 2 tot 3% per jaar, waar andere steden vaak dalingen van 10 tot 15% kennen. In 2030, zo is de inschatting van deskundigen, zal er nog maar in één van de vijf huidige stadscentra goed gewinkeld kunnen worden. Hoogeveen wil daarbij zitten. De stad is goed op weg die doelstelling te halen. door Koos van Houdt
ATN Beveiliging
Sterke partner van BIZ op Spoorzicht
12 Collectieve beveiliging in combinatie met cameratoezicht is de stevige basis waarop het BIZ-fonds op bedrijvenpark Spoorzicht in Nieuw-Vennep is gegrondvest. ATN Beveiliging waakt over de veiligheid op dit bedrijvenpark in de gemeente Haarlemmermeer. Aanbesteding op basis van plan van aanpak Het vijfjarenplan van BIZ Vereniging Spoorzicht is duidelijk. De ondernemers willen samen vooral investeren in een veilig bedrijvenpark. Het totaalbedrag dat de 250 ondernemers samen in het BIZ-fonds steken komt in deze periode op ruim driekwart miljoen euro. Een belangrijk deel daarvan wordt besteed aan collectieve beveiliging in combinatie met cameratoezicht. Dat Spoorzicht niet lichtvaardig te werk is gegaan, blijkt al uit de aanbestedingsnota die werd opgesteld. Diverse beveiligingsbedrijven werden uitgenodigd een offerte uit te brengen. Uit de offerteprocedure scoorde, na presentaties van diverse beveiligingsbedrijven in de ledenvergadering, ATN Beveiliging als beste op de parameters die voor de aanbesteding waren opgesteld.
13 ATN trots op opdracht Ronald Zoet, directeur van ATN Beveiliging, is er trots op dat ATN deze mooie klus heeft binnengehaald. “Als aanbieder van de vrijwillige collectieve beveiliging in de gemeente Haarlemmermeer hadden wij natuurlijk al veel kennis over de situatie op Spoorzicht. Daarnaast heeft ook meegespeeld dat wij door onze vestiging op het aanpalende bedrijvenpark Nieuw-Vennep Zuid een zeer korte aanrijtijd kunnen bieden.” Maar ondanks deze pluspunten moet je integrale aanbod echt klinken als een klok om de opdracht binnen te halen en dat is gelukt.” Efficiënte inzet beveiliging Zoet bevestigt dat het lukraak rondrijden met een auto in de mobiele surveillance niet meer van deze tijd is. “Ook al kom je op heel verschillende tijden op het bedrijvenpark voor je ronde, dan lukt het criminelen om op plek A een fake-incident te creëren waarop door de surveillant gereden wordt, terwijl handlangers op plek B aan de andere kant van het bedrijvenpark hun slag slaan.” De keuze om collectieve beveiliging te baseren op een stevig netwerk van camera’s is volgens Zoet de
beste aanpak om optimale veiligheid te waarborgen. “De camera’s worden niet 24/24 bekeken, maar de beelden springen op bij de gespecialiseerde medewerker van de meldkamer als er beweging wordt gedetecteerd. We kunnen personen en voertuigen dan volgen via het cameranetwerk. Als het nodig is, gaan we ter plaatse en ook kunnen we de beelden doorgeven aan de politie als geverifieerde melding. We werken met verschillende soorten camera’s, zoawel domes als vaste camera’s. Ook zetten we kentekenherkenning in.” De ondernemers op Spoorzicht zijn blij met deze inzet, omdat het niet alleen effectiever is, maar ook nog eens veel goedkoper dan het volledig verzorgen van collectieve beveiliging met het rondjes rijden op het bedrijvenpark. De surveillant gaat ter plaatse als het echt nodig is. Ook de gemeente is tevreden de vergunningaanvraag voor cameratoezicht is in nauwe afstemming met de gemeente opgesteld en voldoet aan de wettelijke regelgeving.
Voorbeeldaanpak Momenteel wordt de plaatsing van de 22 camera’s op Spoorzicht afgerond. ATN ziet hetgeen is gerealiseerd op Spoorzicht als mooi voorbeeld voor andere bedrijvenparken. Zoet geeft aan dat gemeenten en ondernemersorganisaties van harte welkom zijn op Spoorzicht om te kijken naar de werking van het systeem. Maar ook op de website www.atn.nl is al veel informatie te vinden met filmpjes en situaties.
Wat kan er nog beter in de BIZ? 14 In de afgelopen jaren zijn ervaringen opgedaan met BIZ als experimentenwet. Nu minister Kamp naar een definitieve wet wil een mooie gelegenheid om BIZ eens nader onder het vergrootglas te leggen om te kijken naar mogelijke verbeteringen, dan wel aanscherpingen. Hierbij enkele suggesties.
Meer dan schoon, heel en veilig De BIZ-plannen van ondernemersorganisaties moesten in het teken staan van schoon, heel en veilig. Activiteiten die daar niet onder te scharen waren, werden niet geaccepteerd. Dat heeft bijvoorbeeld op het vlak van promotie van winkelgebieden door BIZ-fondsen in menige gemeente tot rechtszaken geleid over de vraag of promotie wel of niet onder de wet was te vatten. De experimentenwet schrijft dat alle activiteiten in de openbare ruimte in de BIZ-zone die in het belang zijn van de ondernemers gezamenlijk toegestaan zijn.
Advies: Voor de definitieve wet zou het aan te raden zijn om niet kunstmatig te focussen op een slogan als schoon, heel en veilig maar eerder de nadruk te leggen op het samen investeren in de kwaliteit van de bedrijfsomgeving. Compensatiefonds in statuten van lokale ondernemersfondsen Bij leegstand van panden zijn het de vastgoedeigenaars die de BIZ-bijdrage voor het lege pand moeten ophoesten. Zij betalen de bijdrage, maar kunnen dit niet doorbelasten naar een huurder. De wet geeft aan dat het mogelijk is om leegstaande panden uit te zonderen van de stemming voor de BIZ. Echter, de faciliteiten die de BIZ biedt kunnen voor vastgoedeigenaren extra argumenten zijn voor het verkopen of verhuren van het pand.
15 Advies: Neem in de statuten van het BIZ-fonds een passage op dat de BIZ-organisatie een compensatieregeling hanteert voor vastgoedeigenaren die gedurende het gehele BIZ-jaar meerdere leegstaande panden hebben in de BIZ-zone. Het is verstandig een maximum vast te leggen in deze regeling. Op deze wijze is het voor vastgoedeigenaren aantrekkelijk om voor te stemmen. Op bedrijvenpark Spoorzicht in Nieuw-Vennep wordt met een dergelijke compensatieregeling gewerkt. BIZ niet alleen voor bedrijvenparken en winkelgebieden De experimentenwet is uitsluitend gericht op winkelcentra en bedrijvenparken als geografisch af te zonderen eenheden. Op basis van de wettekst zijn er echter meer mogelijkheden met een lokaal ondernemersfonds. Het verdient aanbeveling de mogelijkheden hiervoor nader te bekijken. Advies: Ook voor land- en tuinbouwgebieden, waterschappen, toeristische gebieden, zoals zones met strandtenten en havens voor pleziervaart kan de wet BIZ van toepassing zijn als het gaat om het gezamenlijk investeren in de kwaliteit van de bedrijfsomgeving. Momenteel werkt Buro voor Economische Ontwikkeling BEO aan een modelplan voor dergelijke nieuwe BIZ-fondsen.
Rol gemeente helder maken Ondanks het feit dat het initiatief voor een BIZ-fonds bij de ondernemers moet liggen, zijn er toch belangrijke stappen in het gehele BIZ-proces waar niet om de gemeente heen kan worden gegaan. Di e rol van de gemeente is niet altijd duidelijk. Dit komt door de in de wet vastgelegde constructie dat de inning van de BIZ-gelden als opcenten op de OZB-heffing door de gemeente wordt verzorgd en het bedrag vervolgens door de gemeente als subsidie aan de BIZ-organisatie wordt uitgekeerd. Hierdoor ontstaat de vreemde situatie dat de ondernemers subsidie moeten aanvragen voor hun eigen geld met de daarbij door de gemeente opgestelde spelregels in algemene subsidieverordeningen. Advies: Neem in de lokale BIZ-verordening van de gemeente op dat het budget dat betrekking heeft op de BIZ op basis van het vijfjarenplan met bijbehorende begroting als subsidie aan de BIZ-organisatie wordt uitgekeerd, waarbij de BIZ-organisatie voor de hoogte van dit budget gedurende vijf jaar wordt vrijgesteld van de verplichtingen in de algemene subsidieverordening. Dit scheelt alle betrokken partijen veel tijd met het invullen en beoordelen van subsidieformulieren.
BIZ is serieuze taak Het opzetten, beheren en uitvoeren van een lokaal ondernemersfonds is een serieuze verantwoordelijkheid voor de bestuurders van een BIZ-fonds. De wijze waarop de wet is ingericht is tamelijk complex en vraagt van bestuurders de nodige aandacht en inzet. Er is een afbreukrisico voor fondsen als door tijdgebrek of vertraging het enthousiasme van verantwoordelijk bestuurders afneemt. Een BIZ gaat echter om behoorlijke bedragen die in een tijd van vijf jaar worden geïnvesteerd door de ondernemers. Advies: Stimuleer het deelnemen aan een BIZ-bestuur door ondernemers door een korte introductieworkshop aan te bieden. Dit kan op gemeentelijk niveau, maar ook per provincie. BusinessPark Magazine is benieuwd in hoeverre er behoefte is aan een dergelijke introductieworkshop. U kunt reageren naar
[email protected]. Door Ton Sels
Bedrijven in investeringszones 16
17 Waarom niet wordt aangesloten bij de landelijke wetgeving inzake bedrijveninvesteringszones?
Roeland Tameling
Winkelen in Veenendaal wordt hoog gewaardeerd In Veenendaal is “het gezin de hoeksteen van de samenleving”. De demografische samenstelling van de bevolking vertoont nog steeds de vorm van een piramide. Veel jonge gezinnen, waarvan de ouders hoog zijn opgeleid, wonen in prettig aangelegde nieuwe woonwijken. Vooral in Veenendaal-Oost. Veenendaal heeft als doelstelling verder te groeien van nu 63.000 naar uiteindelijk 70.000 inwoners. Het voorzieningenbestand, waaronder vooral ook de winkels in het centrum, richt zich op een regio van rond 130.000 mensen. Die mensen wonen in de Betuwe, in de richting van Amersfoort en op de Utrechtse Heuvelrug. Ede en Wageningen zijn zowel samenwerkingspartners als concurrenten, maar uit onderzoek blijkt dat deze steden lager gewaardeerd worden als winkelstad dan Veenendaal. De gemeente kent geen bedrijven investeringszones op basis van de experimentenwet BIZ, maar wel iets vergelijkbaars. Lokale ondernemersfondsen werden opgezet op basis van een verplichte zogenaamde ‘reclamebelasting’. Er wordt een heffing gelegd per m2 reclame-uiting op de gevels van bedrijven. Dat geld gaat in het lokale ondernemersfonds. Per bedrijventerrein is een coöperatieve vereniging gevormd. De binnenstad heeft zijn eigen CV. In theorie zou dit systeem ruimte laten voor ‘freeriders’, maar in de praktijk blijkt elk bedrijf wel iets op de gevel te hebben, waarover een reclameheffing moet worden betaald.
Roel Tameling: “We hebben deze regeling gemaakt ruim voor de start van de Experimentenwet in 2008. Toen bleek dat iedere variant voor een regeling wel iets arbitrairs in zich heeft.” Maar ook deze opzet voldoet. Bovendien heeft in de zomer van 2013 een evaluatie uitgewezen dat het systeem in de basis goed werkt.” We zijn punten aan het bijslijpen”. In de binnenstad is een manager belast met zaken rondom ‘schoon, heel en veilig” en met verkoopbevorderende maatregelen. Roeland Tameling is manager van ‘Promotie Veenendaal’ en ‘woont in’ bij de gemeente Veenendaal in het raadhuis. Dat raadhuis staat pal naast het prestigieuze winkelcentrum ‘De Passage’, dat de kern vormt van het winkelgebied in het centrum van de stad. Hij omschrijft zijn functie het liefst met de formulering “Ik ben regisseur van het merk Veenendaal”. Eigenlijk heeft hij twee ‘bazen’, maar dat is wel op een bijzondere manier opgezet. De stichting Promotie Veenendaal heeft een prestatiecontract getekend met de gemeente Veenendaal. Tameling is als manager geen verantwoording schuldig aan het gemeentebestuur, de wethouder of de gemeenteraad. Het bestuur van Promotie Veenendaal wordt op die prestatieovereenkomst afgerekend. Dat bestuur wordt geleid door een onafhankelijke voorzitter, die maatschappelijk actief is en een bekende figuur is in Veenendaal. Verder zijn er kwaliteitszetels in het bestuur voor vertegenwoordigers van de bedrijvenkring, de cultuurwereld, de sportservice en het platform binnenstadmanagement. Tameling: “Ik netwerk in de hele stad en haal en breng dingen bij deze instellingen”. Hij heeft formeel niets te maken met de wethouders, maar heeft zijn werkkamer op dezelfde gang. “De informele contacten zijn dus heel intensief en dat werkt uitstekend”. Hoe ziet het merk ‘Veenendaal’ eruit? De stad richt zich op een onderdeel (niche) van Food Valley, het cluster rondom Wageningen University and Research Centre. Verschillende andere grotere plaatsen rond Wageningen hebben daarin positie gekozen. Zo houdt Ede zich vooral bezig met aanvullende onderwijsvoorzieningen. Veenendaal kiest voor ‘ICT voor Food Valley’.
Bijna alle bouwkavels op bedrijventerreinen in Veenendaal zijn al uitgegeven. Maar er is wel aandacht voor de kwalitatieve verbetering ervan. We proberen bestaande bedrijven hier te houden en plekken die leegvallen weer op te vullen. Veenendaal was van ouds gericht op textiel en tabak. Nu is er geen sprake meer van een dergelijke specialisatie. Alle sectoren zijn aanwezig, behalve die van de havensector. Er zijn in die mand met eieren, twee grotere die eruit springen. Het ene grotere ei betreft ICT. Hele grote jongens als Microsoft en Google zitten hier niet. Maar de subtop van deze sector is wel goed vertegenwoordigd met bedrijven als Detron, Cegeka en Info Support. Dat levert veel banen op en we versterken deze sector door de bedrijven te verbinden met de wensen van FoodValley, het regionale samenwerkingsverband in dit deel van Nederland. Veenendaal ligt weliswaar in de provincie Utrecht, maar door de keuze voor deze regio is in bestuurlijk opzicht deze provincie vaak ver weg. Dat zou onder omstandigheden nog erger kunnen worden, wanneer de beoogde samenvoeging van de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland door zou gaan. Maar op de vraag of Veenendaal er wellicht aan denkt bij de provincie Gelderland gevoegd te worden, wil of kan Tameling geen antwoord geven. Door deze nadruk op Veenendaal als ICT-stad heeft het bedrijfsleven geïnvesteerd in glasvezel. Het internet zal de komende jaren tot in een verre toekomst door glasvezelkabel worden beheerst. Daarom zeggen ze in Veenendaal dat het ondenkbaar is je te profileren als ICT-stad zonder investeringen in glasvezel. Sinds kort beschikt Veenendaal op alle bedrijventerreinen in 2013 over deze snelle verbindingen. Daarmee is het de eerste grote gemeente van Nederland met glasvezel op alle bedrijventerreinen. Het tweede grotere ei van economisch Veenendaal is de detailhandel en het winkelgebied. De stad heeft een vloeroppervlak aan winkels, dat goed is voor 130.000 bezoekers per jaar. In de regio zijn Ede en Wageningen minder hoog gewaardeerd als winkelstad. Tameling zit als een spin in het web bij het bevorderen van deze positie als winkelstad. Hij legt uit dat citymarketing in dat verband een instrument is dat veel slimmer wordt toegepast, dan je misschien zou denken op basis van de kreten ‘Veenendaal doet’, ‘Veenendaal werkt’ en ‘Veenendaal winkelt’ uit de
campagnes. Het winkelgebied wordt ondersteund door marktonderzoek en door betrokken partijen bij elkaar te brengen. Mede daardoor is de leegstand in het kernwinkelgebied beperkt. In sommige aanloopstraten en op nieuwbouwlocaties zijn er nog wel meer panden beschikbaar. Om deze zo snel en goed mogelijk te vullen is onder meer de website www.winkelkaartveenendaal.nl voor investeerders ontwikkeld, naast de consumentenwebsite www.winkelstadveenendaal.nl. Ook wordt productontwikkeling bevorderd en worden relevante doelgroepen zo goed mogelijk bediend. Er bestaat ook wisselwerking tussen de citymarketeer en de parkmanager voor de verschillende bedrijventerreinen. We zorgen er zo voor, vertelt Tameling, dat het ‘IJsje Veenendaal’ toch anders smaakt dan bij voorbeeld het ‘IJsje Zeist’. Iedereen is welkom bij ons, maar wij sturen actief op onze eigen sterke punten, zoals al die jonge gezinnen die hier wonen, de regionale winkelfunctie van de stad en de aansluiting, vooral ten aanzien van ICT-voorzieningen, bij de Regio FoodValley. Anno 2013 is het voor mkb-bedrijven moeilijk om bij de bank financiering te krijgen voor eventueel lucratieve investeringen. Zou bankieren met ondernemersfondsen in dat verband een alternatief kunnen zijn? Ondernemers kiezen vooral voor activiteiten met een ‘terugverdieneffect’, zoals investeringen in energiebesparing, aanleg van glasvezelkabel en verbeterde vormen van afvalverwerking (‘afval bestaat niet’). Men is zich over het algemeen wel bewust van een zekere medeverantwoordelijkheid voor elkaar. Maar daarom wil men met de gezamenlijke pot liever geen risico’s nemen. In de praktijk bestaan er daarom belangrijke bezwaren tegen bankieren met het ondernemersfonds. Een zorgvuldig beheer is in strijd met het nemen van risico’s met dat geld. Een lening uit het fonds kan daarom alleen onder hele strenge voorwaarden en met meerwaarde voor alle deelnemers aan het fonds. De neiging tot bankieren zal gering zijn. Wellicht moet je in dat verband meer aan ‘crowd-funding’ gaan denken. Wat wij als ‘Promotie Veenendaal’ eventueel wel doen is dat we mensen met plannen aan tafel zetten bij mogelijke investeerders. Dat is een rol die we wel pakken. Maar daarbij gaat het uitdrukkelijk alleen om bemiddeling.
Lokaal Verhaal 18
19
Gemeente Den Haag koploper BIZ
Beveiliging wint het van groenvoorziening
Gemeenteraad op afstand
Met 20 BIZ-fondsen binnen de gemeente is Den Haag absoluut koploper in BIZ-land. De hofstad heeft ervoor gekozen de BIZ te benutten om met name ondernemers in winkelgebieden te stimuleren samen een lokaal ondernemersfonds te vormen. Daarbij is in de meeste gevallen de jaarlijkse BIZ-bijdrage door de ondernemersverenigingen gebaseerd op de hoogte van de jaarlijkse contributie voor de vereniging, waardoor voor alle betrokken ondernemers in één klap duidelijk is waar het totale budget aan besteed wordt. Wethouder Kool van economische zaken van de gemeente toont zich erg enthousiast over de aanpak.
In ieder geval op de meeste bedrijvenparken die een lokaal ondernemersfonds hebben opgestart is collectieve beveiliging de meest voorkomende activiteit in het BIZ-plan. De wet BIZ gaat over schoon, heel en veilig. De reden voor de populariteit van veiligheid heeft in belangrijke mate te maken met de al aanwezige collectieve beveiliging op vrijwillige basis waar een deel van de bedrijven aan meedoet. Door collectieve beveiliging (en cameratoezicht) op te nemen in een BIZ-plan gaan alle bedrijven meebetalen aan de beveiliging en zijn er geen zogenaamde freeriders meer. De kosten worden eerlijk verdeeld. Toch kan collectieve groenvoorziening een prima onderdeel zijn van een BIZ-fonds. Een aantal bedrijvenparken heeft de zorg voor het groenonderhoud overgenomen van de gemeente (inclusief gemeentelijk budget) en is nu in staat om zelf invloed uit te oefenen op de kwaliteit van de groenvoorziening. Dit leidt tot een uniform groenbeeld op het gehele bedrijvenpark. Het is aan te bevelen dergelijke opdrachten goed aan te besteden met een duidelijk plan van aanpak. Op 30 september zal directeur Egbert Roozen van de brancheorganisatie voor ondernemers in het groen, VHG, ingaan op de mogelijkheden. Alvast een voorproefje: www.vhg.org.
Een lokaal ondernemersfonds is uitdrukkelijk een initiatief van lokale ondernemersorganisaties. Gemeenten kunnen betrokken zijn als adviseur en klankbord. Daarnaast heeft een gemeentelijke organisatie ook een aantal wettelijke taken in het gehele BIZ-proces, zoals het vaststellen van een algemene lokale BIZ-verordening en het jaarlijks innen van de opcenten op de OZB-aanslag voor de BIZ-bijdrage. Zonder meer zeer cruciaal. Er zijn echter ook voorbeelden van gemeenteraadsfracties die menen zich inhoudelijk met een BIZ-plan te moeten bemoeien. Dat is vreemd, want dit initiatief van ondernemers wordt uitsluitend gefinancierd door de ondernemers zelf. De gemeente draagt financieel niet bij aan de uitvoering van de BIZ. Het is van groot belang dat raadsleden zich laten informeren over BIZ-plannen van ondernemers, maar pogingen om eigen stokpaardjes in de BIZ-plannen te brengen door een amenderingsactie tijdens de behandeling van de BIZ-verordening in de raad slaat de plank volledig mis.
Slimme aanpak bedrijvenparken Venlo Ook in Venlo wordt op interessante wijze invulling gegeven aan de wet BIZ en wel op de 18 bedrijvenparken die de stad kent. In Venlo is niet gekozen voor een BIZ-fonds per bedrijvenpark, maar zijn alle betrokken bedrijvenparken gevat onder de Stichting Parkmanagement Venlo. Deze aanpak kan beslist interessant zijn voor bedrijvenparken in andere gemeenten die in gezamenlijkheid aan de slag willen gaan met BIZ. Will Lormans, voorzitter van Stichting Parkmanagement Venlo, zal tijdens het seminar BIZ op maandagmiddag 30 september (zie elders in dit blad) ingaan op de ervaringen met dit bijzondere BIZ-fonds. BIZ in de herkansing Tijdens de experimentenperiode van de wet BIZ is het een aantal keer gebeurd dat een vijfjarenplan dat in eerste instantie was afgestemd door de ondernemers, opnieuw in aangepaste versie in stemming is gebracht. Soms lukt het niet om de plannen helder naar de ondernemers te communiceren of waren de plannen wat al te ambitieus. Ook op bedrijvenpark Spoorzicht in Nieuw-Vennep heeft het bestuur na de eerste mislukte stemming de bakens verzet en is niet alleen het plan inhoudelijk aangepast, maar ook de zone waarop de BIZ betrekking zou hebben. In combinatie met een heldere uitleg naar alle ondernemers is het Spoorzicht in de herkansing een feit!
Nieuwe wet biedt nieuwe kansen Minister Kamp heeft de Tweede Kamer zijn besluit voorgelegd om de experimentenwet BIZ om te gaan zetten in een definitieve wet BIZ. Voor veel lokale ondernemersorganisaties is dat goed nieuws, want het betekent dat zij alvast voorbereidingen kunnen treffen voor een nieuwe BIZ. Wilt u als ondernemersvereniging of als gemeente praten over een eigen BIZ-fonds, neemt u dan contact op met Buro voor Economische Ontwikkeling BEO. Op basis van ruime ervaring met het opzetten en begeleiden van lokale ondernemersfondsen kunnen voor zowel bedrijvenparken als voor winkelgebieden goede resultaten worden behaald. Info: www.burobeo.nl.
Lokaal 13 8 november, Statenzaal Den Haag - Verdiepingsworkshop Economie en Openbaar Bestuur onder leiding van Henri de Groot, hoogleraar Regionaal Economische Dynamiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en met een aantal inleiders die samen met hem het Europees economisch beleid in kaart brengen. Centraal in de verdiepingsworkshop staat het EU-cohesiebeleid voor de periode 2014-2020. De evaluatie van het cohesiebeleid (Barca-rapport) laat zien dat het correct besteden van EU-gelden nog niet betekent dat de gestelde doelen ook zijn bereikt. De EU wil naar evidence based regionaal beleid (outcome indicatoren, sturen op maatschappelijk gewenste doelen). Het opstellen van een smart specialisation strategy (S3) is een van de voorwaarden om in de periode 2014-2020 in aanmerking te komen voor EU-gelden. S3 staat voor smart, sustainable en socially inclusive. Een smart specialisation strategy is gericht op het identificeren van sterke punten en gaat uit van eigen kracht: wat is het ‘stads-DNA’ of misschien beter het
‘regio-DNA’? En ook op innovatie en het gericht inzetten van middelen. Hoe komen we tot place based policies met de daarbij passende rol van de gemeenten? S3 dient bottom up tot stand te komen en onderbouwd te worden. Het is dan ook de vraag of het topsectorenbeleid hiermee consistent is. Bij sociaal inclusief ligt de vraag voor de hand hoe dit af te stemmen met de decentralisaties (3D). Er worden regionaal-economische plannen ontwikkeld waarin o.a. sociaal inclusief een vertaalslag krijgt. Niet afstemmen lijkt geen optie. Maar gebeurt dat ook? De workshop op 8 november ’s middags staat o.l.v. professor Henri de Groot, hoogleraar of Regional Economic Dynamics en begint om 14. 00 uur in de Statenzaal van de PZH. Daaraan voorafgaande is er een ochtendsymposium over de opschaling van het bestuur, met onder meer Pieter Winsemius, Marga Kool, Arjan Vliegenthart en Jacques Wallage. Voor zowel de ochtend als de middag kunt u zich aanmelden via de link http://www.lokaal13.nl/index.php/symposia/ Vanuit een panel zullen wethouders en regionale actoren hun visie welke mogelijkheden zij zien om vanuit hun gemeente en regio op het regionaal economisch beleid en met name het S 3 – beleid effectief in te spelen.
Groen doen!
BIZ in andere landen
Column Gert Mosterd
20 Gewoonteplanning Tja. Daar zit je dan als nieuwe columnist van Business Park Magazine. Hoe te beginnen aan zo’n klus? Ik begon met het bezoeken van een aantal bedrijfsterreinen en bedrijfsparken. Ik keek daar rond met ‘columnistenblik’ en in een kwartiertje rondneuzen zie je dan veel. Het eerste dat opvalt is de na-aperij. Vaak hebben bedrijfsparken onnodig veel kenmerken gemeen. In de hoofden van planners, ambtenaren, bestuurders en ondernemers bestaat een algemeen beeld van het uiterlijk en het functioneren van een bedrijfspark. Dat beeld probeert men vaak te realiseren zonder dat de vraag opkomt of die verschijningsvorm en de wijze van functioneren voor de betreffende locatie en situatie wel de juiste is. Kort gezegd: men aapt elkaar na, en dat vaak onbewust. Men denkt ‘in the box’ (van algemeen aanvaarde kaders en beelden) en niet ‘out of the box’. Aan het uiterlijk van een bedrijvenpark is dat gemakkelijk af te lezen. Een paar voorbeelden. Vrijwel elk bedrijvenpark heeft een steriele allure. Grote glazen of stenen wanden, gelardeerd met toefjes groen en strakke gazons, proberen indruk te maken. De gebouwen spelen een wedstrijdje indrukwekkendheid, en lijken desondanks op elkaar. Er is zelden een gebouw dat wint. Als bezoeker weet je niet waar je moet kijken. Elk gebouw schreeuwt om aandacht, en dat zie je op vrijwel elk park in Nederland. Tijdens de werkuren is er vrijwel geen mens op straat te bekennen. Levendigheid ontbreekt. De vele aanwezige mensen zitten achter een bureau, vergadertafel of balie in de gebouwen hun werk te doen en hebben op straat niets te zoeken... omdat daar niets te vinden is. Ook de uitwisseling tussen de bedrijven op een bedrijventerrein is daardoor marginaal. Elk kantoor is een eilandje. En ook dit zie je op vrijwel elk park in Nederland. En dan het groen. Ondanks het woord ‘park’ is het groen ondergeschikt aan de gebouwen. Beplanting is alleen maar kijkgroen en wordt meestal klein en laag gehouden. Ik heb zelfs ontdekt dat er speciaal ‘businessparkgroen’ bestaat. Kenmerken: strak, klei-
21 ne struikvormers, gladde gazons, kleine bomen, cultivars, grote oppervlakken met dezelfde soort met daartussen veel onbedekte grond. Het groen moet de strakke vormgeving van de gebouwen onderstrepen. En ook dit zie je op vrijwel elk park in Nederland. Ik zou nog andere voorbeelden kunnen geven: wegen en paden, inpassing in het landschap, parkeren, (openbaar) vervoer, wandelmogelijkheden, openbare veiligheid, enz. Vrijwel overal ‘vindt’ men dezelfde oplossing voor het probleem of – nog vaker - onderkent men het probleem niet. Is dat erg? Soms niet. Sommige parken functioneren goed bij een standaard-inrichting. Veel parken zouden – afhankelijk van de locatie en het soort bedrijven dat er gevestigd is – aanzienlijk beter functioneren met een andere inrichting en een ander beeld. Wat te denken van meer ontmoetingsgelegenheid, natuurlijker en multifunctioneler groen, betere inpassing in het landschap, goede verbindingen met het openbaar vervoer, meer variatie en persoonlijke smaak in de architectuur, interessante combinaties met andere ruimtelijke functies, enz.? We zouden al ver gevorderd zijn als de standaard-inrichting niet meer standaard is. Hoe bereik je dat? Simpelweg door een goed planproces. En het belangrijkste in dat planproces zijn de start en de bemensing: Voor alle functies van het park moeten de juiste doelen en randvoorwaarden op papier komen. Daarvoor is een projectgroep nodig waarin een brede deskundigheid aanwezig is over alle functies van het terrein. Ook moet er iemand zijn die de ingebrachte kennis kan vertalen naar ruimtelijke concepten en het planproces in goede banen kan leiden. In zo’n groep worden de leden – door de verschillende benaderingswijzen – als vanzelf gedwongen om over hun eigen grenzen, en dus out of the box te denken. Gewoonteplanning is in zo’n multidisciplinaire projectgroep vrijwel onmogelijk. Misschien worden bedrijfsparken daarmee ooit wat minder gewoon. Gert Mostert Voor meer informatie over integrale planprocessen voor bedrijfsparken. www.businessparkmagazine.nl
Europese Unie kan veel meer doen voor lokale economie Op Times Square in New York is er één. Het begrip ‘Business Investment Districts’ is geboren aan de overkant van de grote plas. In Canada en rond New York zijn er hele netwerken van. Ook in alle delen van Groot-Brittannië wordt veel gewerkt met Business Investment Districts. Het heeft nog niet geleid tot een uitgewerkt beleid voor de lokale economie in het kader van de Europese Unie. Er is wel een begin. In Hamburg wordt veel werk gemaakt van BID’s. In de vorig jaar verschenen Evaluatie over de Bedrijven Investeringszones in ons land van Berenschot is een samenvatting opgenomen van een studie, die in 2009 door medewerkers van dat instituut is gemaakt van de situatie in de grootste Duitse havenstad. In de voorstad Bergedorf en in de grote winkelstraat Neuer Wall zijn op eigen initiatief van de ondernemers zogenaamde BID’s ingericht. De ondernemers kregen de steun van de gemeente Hamburg en van de Kamer van Koophandel. Het is naast de Nederlandse Experimentenwet BIZ het meest duidelijke voorbeeld van de manier waarop BID’s langzamerhand vastere voet aan de grond krijgen in de Europese Unie. Er zijn genoeg aanknopingspunten voor meer Europese aandacht. Onder Nederlands voorzitterschap werd in november 2004 in Rotterdam een heel nieuw beleidsterrein ontgonnen. Het ging daarbij om regionaal beleid voor stedelijke gebieden. Daarin zitten veel elementen die van belang zijn voor het lokale bedrijfsleven. Beleid tegen luchtvervuiling (fijn stof ) is er zo eentje. Ook wordt veel gedaan aan het bevorderen van de integratie van minderheden in de stad. Een goede baan is daarbij van levensbelang. Ook het bevorderen van het fietsen in de stad is gunstig voor de lokale economie. Dergelijke ontwikkelingen worden van steeds groter belang voor het bedrijfsleven. Innovatiebeleid, duurzame ontwikkeling en logistiek en transport in de grote stad kennen veel aspecten die Europees gecoördineerd worden. In Den Haag zit de hoofdzetel van het European Urban Knowledge Network. In dat netwerk wordt veel kennis uitgewisseld over stedelijk beleid. Het zou een mooie ontwikkeling kunnen zijn, wanneer ook informatie over BID’s daar beschikbaar zou komen.
Maar voorlopig moeten we ook in Nederland nog veel zelf ontdekken en ontwikkelen. De Europese Unie doet nog niet veel op dit gebied. Het debat bij ons krijgt ook nog geen hoge vlucht. We stoeien met elkaar over alledaagse zaken als het samen inkopen van energie, het verzamelen en verwerken van afval en het stimuleren van onderlinge klandizie tussen bedrijven op hetzelfde bedrijventerrein. Maar ondertussen zijn al die bedrijven, ieder in eigen branche, ook bezig met ondernemen en het zo mogelijk winnen van de concurrentieslag. En die slag vindt steeds meer Europees plaats. Als je het zo bekijkt, wordt de situatie op het bedrijventerrein ineens ook een factor in die grotere economische ontwikkelingen. Wil je als bedrijf innoveren, dan heb je goed opgeleide mensen nodig. Die moeten wel bij jou willen werken. Ook de klant wil snel en gemakkelijk bij je op bezoek kunnen komen. En dan moeten ook al die alledaagse zaken goed geregeld zijn. Sociale innovatie is een relatief nieuw begrip dat ook in dit verband opgeld doet. Er is dus veel voor te zeggen om ook in Nederland door te zetten op het gebied van bedrijven investeringszones. Natuurlijk spelen altijd bestaande belangen en verworven rechten een rol. Gemeenten die het liever houden bij het benutten van opbrengsten uit lokale belastingen, zoals de reclamebelasting, kunnen dat natuurlijk best nog wel even voortzetten. Maar met de BIZ haakt Nederland in op een ontwikkeling, die Europees en wereldwijd een steeds grotere vlucht zal nemen. Met een beetje creativiteit is er wellicht ook nog wat ondersteunende financiering van goede plannen mogelijk vanuit het Europese regionale of sociale beleid. door Koos van Houdt
BIZ: schoon, heel, veilig en …… 30 september: BIZ-seminar in Amersfoort
22 Van experiment naar definitieve wet Sinds mei 2009 is er in opdracht van het ministerie van Economische Zaken door Berenschot een constante monitoring gedaan van de ontwikkeling van en de ervaringen met het aantal BIZ-fondsen. Uit de evaluatie bleek dat een veel groter aantal lokale ondernemersfondsen was opgezet dan aanvankelijk gedacht. Ook de ervaringen van ondernemers met de mogelijkheid om zelf te bepalen waar gezamenlijk in wordt geïnvesteerd, scoorde hoog. Op basis van de evaluatie heeft minister Kamp eind 2012 een brief naar de Tweede Kamer gezonden met daarin zijn voornemen om van de experimentenwet BIZ een definitieve wet te maken. In ondernemend Nederland en bij gemeenten is dit besluit goed gevallen. Naar verwachting zal de behandeling van de evaluatie en het voorstel van minister Kamp in het najaar in de Tweede Kamer plaatsvinden. Daarna zal de Eerste Kamer zich erover buigen. Hoe kunt u zich optimaal voorbereiden voor het starten van een nieuw BIZ-fonds? Dit seminar geeft u de antwoorden.
Voor wie is het seminar interessant? - wethouders EZ en RO - bestuurders van lokale ondernemersorganisaties - bedrijfscontactfunctionarissen van gemeenten - hoofden van dienst EZ, RO en medewerkers OZB - gemeenteraadsleden
Wat neemt u mee uit dit seminar? • do’s en don’ts bij het opzetten van een lokaal ondernemersfonds • ervaringen van de eerste BIZ-fondsen in Nederland • handvatten voor combineren collectieve beveiliging en cameratoezicht • mogelijkheden om groenonderhoud in lokaal ondernemersfonds op te nemen • ideeën voor innovatieve toepassingen van wet BIZ • nieuwe contacten met ervaren ‘BIZzers’ Kosten voor deelname aan het seminar bedragen € 225,- (ex. BTW) per persoon. Ga voor het aanmeldingsformulier naar www.businessparkmagazine.nl of gebruik het formulier in dit magazine. Voor nadere informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
23 Programma 12.30 uur Ontvangst met broodjes, koffie/thee 13.00 uur Welkom door dagvoorzitter Dirk-Jan Keijser 13.10 uur Evaluatie van experimentenwet BIZ door drs. Catharine Klapwijk- van Dam, ministerie ELI 13.35 uur 18 bedrijvenparken in 1 BIZ door Will Lormans, voorzitter Stichting Parkmanagement Venlo en bestuurslid Ondernemend Venlo 14.00 uur Hoogeveen, plaats met de eerste BIZ in Nederland door de centrummanager van Hoogeveen (onder voorbehoud) 14.30 uur Pauze 15.00 uur BIZ op Spoorzicht: State of art cameratoezicht en beveiliging door Ronald Groen, ATN Beveiliging in Nieuw-Vennep 15.30 uur Schoon, heel en veilig. Mogelijkheden voor groenvoorziening in de BIZ door Egbert Roozen, directeur branchevereniging VHG 16.00 uur Naar een definitieve wet BIZ door Ton Sels, directeur Buro voor Economische Ontwikkeling BEO 16.30 uur Afsluitende vragenronde 16.45 uur Einde bijeenkomst en informele borrel
Aanmeldings Formulier BIZ: Schoon, heel, veilig en…. Ondergetekende meldt zich hierbij aan voor deelname aan het seminar op maandagmiddag 30 september a.s. in Regardz Berghotel Amersfoort. Kosten voor deelname bedragen € 225,- (ex. BTW) per persoon.
Naam: Organisatie: Functie: Correspondentie-adres: Postcode/Plaats: E-mail: Telefoon: Datum: Handtekening:
Het aanmeldingsformulier kunt u: - Sturen naar BusinessPark Magazine, Postbus 405, 3100 AK SCHIEDAM - Scannen en mailen naar
[email protected]
www.wallonia-international.be