bergen op zoom bergse plaat / binnenschelde
bestemmingsplan
procedure plannummer
006832.00
datum
raad
gedeputeerde staten
beroep
Inhoud van de toelichting 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
DOEL EN OPZET BERGSE PLAAT/BINNENSCHELDE 1.1. Aanleiding en doel 1.2. Begrenzing en ligging plangebied 1.3. Geldende (bestemmings)regelingen 1.4. Opzet RUIMTELIJKE ANALYSE PLANGEBIED 2.1. Ontstaansgeschiedenis 2.2. Ruimtelijke structuur en opbouw 2.3. Stedenbouwkundige kenmerken deelgebieden 2.4. Welstand FUNCTIONELE ANALYSE PLANGEBIED 3.1. Functionele structuur 3.2. Cultuurhistorie 3.3. Wonen 3.4. Voorzieningen/verzorgingsstructuur 3.5. Bedrijven 3.6. Verkeer 3.7. Groenvoorzieningen 3.8. Water 3.9. Milieu BELEIDSBESCHRIJVING 4.1. Van analyse naar beleidsbeschrijving 4.2. Beleidsprogramma BESTEMMINGSREGELING 5.1. Overwegingen en uitgangspunten bestemmingsmethodiek 5.2. Toelichting bestemmingsregeling UITVOERINGSASPECTEN 6.1. Economische uitvoerbaarheid 6.2. Handhaving RESULTATEN INSPRAAK EN OVERLEG 7.1. Resultaten overleg ex artikel 10 BRO 7.2. Resultaten inspraak
Bijlagen: 1. 2. 3.
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten Overzicht gevestigde bedrijven Bergse Plaat/Binnenschelde Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
1 BLZ. 3 3 3 3 6 7 7 7 9 14 17 17 17 20 22 24 24 25 29 28 35 35 35 39 39 40 48 48 48 50 50 54
Inhoud van de toelichting
2
1. Doel en opzet Bergse Plaat / Binnenschelde
3
1.1. Aanleiding en doel In het kader van het ruimtelijk beleid is in 2001 gestart met de actualisering van bestemmingsplannen in Bergen op Zoom. Doel en aanpak daarvan zijn vastgelegd in het Plan van Aanpak actualisering bestemmingsplannen (april 2000). Uitvoering van deze actualiseringsoperatie is noodzakelijk vanwege het sterk verouderde en gefragmenteerde bestemmingsplannenbestand (zo'n 150 veelal verouderde plannen/ regelingen; voor enkele gebieden ontbreekt een juridischplanologische regeling). Deze situatie van versnipperd, verouderd en inhoudelijk verschillend juridisch-planologisch instrumentarium sluit niet meer aan bij actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen. Door de jaren heen is er een steeds grotere afstand ontstaan tussen formeel geldend ruimtelijk beleid (vastgelegd in genoemde 150 vigerende plannen) en actueel/ gewenst ruimtelijk beleid. De aanstaande fundamentele wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft deze noodzaak van actualisering verder versterkt. In deze wijziging is opgenomen het voorstel om bestemmingsplannen niet langer dan 10 jaar geldig te laten zijn. Besloten is dan ook tot de volgende inhaalslag: het actualiseren van de bestemmingsregelingen zodanig dat een samenhangend en op actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen afgestemd geheel aan bestemmingsplannen ontstaat. De doelstellingen van deze actualiseringsopgave zijn kort samengevat: reductie van het grote aantal plannen; samenhang en afstemming in opzet en inhoud van bestemmingsplannen; rechtszekerheid en klantgerichtheid, dat wil zeggen voor de burger duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen (onder andere via een meer globale en flexibele bestemmingsregeling); in de praktijk (voor de gemeentelijke diensten) toepasbare en hanteerbare plannen. Vertaald naar programma betekent dit het terugbrengen van het huidige bestand van circa 150 verouderde regelingen naar 28 nieuwe, actuele bestemmingsplannen. In het Plan van Aanpak is aan de opstelling van een nieuw bestemmingsplan voor de wijk Bergse Plaat/ Binnenschelde hoge prioriteit gegeven omdat het woongebied is gerealiseerd op basis van een globaal bestemmingsplan en diverse uitwerkingsplannen. Deze globale en sterk op ontwikkeling en uitvoering gerichte juridisch-planologische regeling blijkt in de praktijk een onvoldoende toetsingskader voor het ruimtelijk beheer van de gerealiseerde jonge woonwijk. Inmiddels zijn in het kader van de actualiseringsoperatie reeds enkele nieuwe bestemmingsplannen in procedure gebracht: Het Fort/Zeekant, Gageldonk-West en Vestinggronden-Noord.
1.2. Begrenzing en ligging plangebied Het plangebied Bergse Plaat/Binnenschelde ligt ten zuidwesten van het stadscentrum en omvat het op een opgespoten landtong in het Markiezaatsmeer gerealiseerd woongebied (zuidelijk deel plangebied) en het aangrenzende strand met boulevardgebied (noordelijk deel plangebied). Dit omvangrijke woongebied is vanaf begin jaren negentig ontwikkeld en nadert met de bouw van de woningen in het noordwestelijk deel tussen de Schippersvliet en Reigersvliet en de aanleg van het Reimerswaalpark haar voltooiing.
1.3. Geldende (bestemmings)regelingen Voor het woongebied Bergse Plaat/ Binnenschelde gelden de bestemmingsplannen Markiezaatsgebied (basisplan 1987) en Bergen op Zoom Zuid-West (basisplan 1992) waarin het grootste deel van het woongebied is geregeld. Binnen het Markiezaatsgebied zijn bij uitwerkingen en herzieningen in totaal 9 verschillende woonbestemmingen toegevoegd. Het bestemmingsplan Bergen op Zoom Zuid-West is tweemaal herzien en hiervoor zijn ook twee uitwerkingsplannen opgesteld.
Doel en opzet Bergse Plaat / Binnenschelde
Figuur 1 Ligging en begrenzing plangebied
4
Doel en opzet Bergse Plaat / Binnenschelde
5
Bestemmingsplan Markiezaatsgebied Bestemmingsplan Markiezaatsgebied: vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 1987, gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 27 juli 1988 (G nr. 8800116). 1. 1e herziening Markiezaatsgebied; vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 26 juni 1990; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 25 september 1990, G nr. 34268. 2. Uitwerkingsplan 1e fase Bergse Plaat; vastgesteld bij raadbesluit d.d. 17 april 1990; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 29 mei 1990, G nr. 29551. 3. Uitwerkingsplan 1e fase Bergse Plaat, herziening; vastgesteld d.d. 11 december 1990; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 februari 1991, G nr. 41265. 4. Uitwerkingsplan 2 van de 1e fase Bergse Plaat; vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 augustus 1990; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 30 oktober 1990, G nr. 36869. 5. Uitwerkingsplan 2 Bergse Plaat; 1e herziening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 11 december 1990; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 februari 1991, G nr. 41266. 6. Uitwerkingsplan 3 Bergse Plaats; vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 11 december 1990; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 februari 1991, G nr. 41266. 7. Uitwerkingsplan 3 Bergse Plaat, 1e herziening; vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 20 augustus 1991; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 14 oktober 1991, G nr. 52230. 8. Uitwerkingsplan 3 Bergse Plaat, 2e herziening; vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 februari 1992; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 15 april 1992, G nr. 85044. 9. Uitwerkingsplan 4 Bergse Plaat; vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 11 december 1990; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 27 februari 1991, G nr. 42066 (b). 10. Uitwerkingsplan 5 Bergse Plaat; vastgesteld bij raadsbesluit 11 december 1990; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 27 februari 1991, G nr. 42066 (c). 11. Uitwerkingsplan 6 Bergse Plaat; vastgesteld bij raadsbesluit 20 augustus 1991; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 14 oktober 1991, G nr. 52229. 12. Uitwerkingsplan 6 Bergse Plaat, 1e herziening; vastgesteld bij raadsbesluit 10 november 1992; goedgekeurd door gedeputeerde Staten op 2 december 1992, G nr. 96806. 13. Uitwerkingsplan 7 Bergse Plaat; vastgesteld bij raadsbesluit 20 augustus 1991; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 14 oktober 1991, G nr. 52228. 14. Uitwerkingsplan 8 Bergse Plaat; vastgesteld bij raadsbesluit 28 april 1992; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 17 juni 1992, nr. 88597. 15. Uitwerkingsplan 9 Bergse Plaat; vastgesteld bij raadsbesluit 28 april 1992; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 17 juni 1992, nr. 88594. Bestemmingsplan Bergen op Zoom Zuid-West Bestemmingsplan Bergen op Zoom Zuid-West: vastgesteld bij raadsbesluit van 29 oktober 1992, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 27 mei 1993 (96733). 1. Bergen op Zoom Zuid-West, 1e herziening; vastgesteld bij raadsbesluit 31 augustus 1995; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 12 maart 1996, no. 147600. 2. Bergen op Zoom Zuid-West, uitwerkingsplan 1; vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 3 september 1996; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 31 oktober 1996, no. 166289/168706. 3. Bergen op Zoom Zuid-West, 2e herziening; vastgesteld bij raadsbesluit 29 juni 2000; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 17 oktober 2000, no. 701593. 4. Bergen op Zoom Zuid-West, uitwerkingsplan 2; vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 8 mei 2001; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 26 juni 2001, no. 758315. Verschillende regelingen Dit overzicht geeft aan dat voor het plangebied verschillende regelingen gelden inzake gebruik en bouwen. Actualisering is dan ook noodzakelijk. Het nieuw op te stellen bestemmingsplan Bergse Plaat/ Binnenschelde vervangt de globale op gefaseerde uitvoering gerichte bestemmingsregelingen door één regeling voor het totale plangebied en geeft daarmee ook invulling aan de doelstelling van het reduceren van het aantal bestemmingsplannen en onderling verschillende regelingen.
Doel en opzet Bergse Plaat / Binnenschelde
6
1.4. Opzet In het nieuw op te stellen bestemmingsplan zal het accent liggen op het bevestigen en regelen van het huidige gebruik (met name wonen en daarop afgestemde voorzieningen), het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde ruimte en het actualiseren (verruiming/ uniformering) van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is ook van belang het invulling geven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in de regeling. Het bestemmingsplan zal ten opzichte van de vigerende regelingen nadrukkelijker worden gericht op het beheer van het gebied en minder op realisering, zonder daarbij de bedoelingen van de stedenbouwkundige opzet uit het oog te verliezen. Gelet op dit accent is gekozen voor de volgende opzet/werkwijze van het plan. Analyse en beleid (hoofdstukken 2, 3 en 4) Ruimtelijke analyse plangebied (hoofdstuk 2) In hoofdstuk 2 wordt de ruimtelijke situatie van het plangebied geanalyseerd en beschreven. Daarbij wordt eerst ingegaan op de ruimtelijke opbouw en structuur van het totale plangebied. Vervolgens worden te onderscheiden deelgebieden nader gekarakteriseerd op ruimtelijke en stedenbouwkundige kenmerken. Dit is met name van belang om inzicht te krijgen in de wenselijkheid van het vastleggen van bepaalde ruimtelijke kwaliteiten. Voor een goed inzicht in de ruimtelijke situatie is voorafgaand aan de ruimtelijke analyse de ontstaansgeschiedenis van de wijk Bergse Plaat/Binnenschelde kort toegelicht. Functionele analyse plangebied (hoofdstuk 3) In hoofdstuk 3 zijn de resultaten vermeld van de inventarisatie en analyse van de functies in het plangebied en het daarop betrekking hebbende beleidskader. Met behulp van deze inventarisatie en analyse is de huidige functionele situatie van het plangebied in beeld gebracht alsmede de aandachtspunten en beleidsrichtingen voor ontwikkeling en regeling. Bij de inventarisatie en analyse is gebruikgemaakt van de beschikbare sectorale gemeentelijke beleidsnota's en notities met betrekking tot onderwerpen als wonen, cultuurhistorie (archeologie), groenstructuur en verkeersstructuur diverse milieuaspecten. Beleidsbeschrijving (hoofdstuk 4) Op basis van de bevindingen uit de hoofdstukken 2 en 3 is het gemeentelijk beleid voor de ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het totale plangebied beschreven. Het gaat daarbij om een samenhangend beleidskader voor zowel bevestiging en consolidatie van functies en ruimtegebruik als gewenste ruimtelijke veranderingen en ontwikkelingen. De beleidsbeschrijving vormt samen met de analyses de onderlegger voor de bestemmingsregeling. Bestemmingsregeling (hoofdstuk 5) De beleidsbeschrijving vormt de onderlegger van de bestemmingsregeling (plankaart en voorschriften). In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de overwegingen en uitgangspunten van de bestemmingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende voorschriften. Voor de opstelling van de bestemmingsplankaart is uitgegaan van een schaal 1:1.000. In verband met de hanteerbaarheid is de plankaart verdeeld over zes kaartbladen. De begrenzing van deze kaartbladen is op figuur 1 aangegeven. Uitvoering (hoofdstuk 6) In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de uitvoering van het plan. Ingegaan wordt op de aspecten economische uitvoerbaarheid (voorzover aan de orde) en handhaving. Procedure (hoofdstuk 7) Het bestemmingsplan is getoetst aan het oordeel van bewoners en andere belanghebbenden (inspraak ex artikel 6a WRO) en diverse instanties (overleg ex artikel 10 Bro). De resultaten van de inspraak- en overlegprocedure zijn vermeld in hoofdstuk 7.
2. Ruimtelijke analyse plangebied
7
2.1. Ontstaansgeschiedenis Bijna het gehele grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom, voorzover niet tot natuur- en landbouwgebied bestemd, was rond 1987 volgebouwd. In het kader van de Deltawerken werd de Oosterschelde gecompartimenteerd. Langs de in 1975 geopende Schelde-Rijnverbinding werden de dammen aangelegd, die van het meest oostelijk deel van dit voormalige waterrijke gebied een kom met stilstaand water maakte. Een deel van deze kom is bestemd voor een waterplas met recreatieve doeleinden, de Binnenschelde. Een ander deel is in 1988 benut voor een nieuwe stadsuitbreiding op een in de voormalige Oosterschelde opgespoten landtong, genaamd Bergse Plaat. De abrupte overgangssituatie tussen de hoger gelegen zandgronden van Noord-Brabant en de kleigronden van de Zeeuwse delta is een voor Nederland unieke geomorfologische omstandigheid. Deze bijzondere omstandigheid krijgt nader betekenis door de historische ontwikkeling van de stad Bergen op Zoom, met de tot in zee vooruitgeschoven positie langs het stroompje de Zoom. De historische kern werd op de hogere gronden gesitueerd en was strategisch interessant vanwege de positie aan het water en langs de noord-zuid landverbinding. Dit gegeven wordt benadrukt door de occupatie op de overgang tussen zand en klei; langs de rand liggen de woonkernen met daar tussen vele landgoederen. Ondanks de suburbane uitbreidingen in dit aantrekkelijke woongebied is er een duidelijke samenhang tussen landschappelijke ondergrond en occupatie afleesbaar gebleven: een besloten landschap met verrassende doorkijken. Vanaf de besloten hoogte van de steilrand wordt de blik altijd weer naar de weidse openheid van de Delta getrokken. Uitgestrekt en vlak, met tal van variaties in de opbouw met kronkelende dijken, bomenrijen, dorpen en boerderijen. Het is precies op de grens van deze twee zo verschillende landschappen, waar de gemeente Bergen op Zoom het plangebied Bergse Plaat heeft verwezenlijkt.
2.2. Ruimtelijke structuur en opbouw Ruimtelijke positie Het plangebied wordt begrensd door herkenbare ruimtelijke en functionele elementen die ook op het schaalniveau van de structurele opbouw van de stad hun betekenis hebben: aan de zuidzijde het Markiezaatsmeer; de noordelijke en westelijk begrenzing is de natuurlijke begrenzing die gevormd wordt door de Binnenschelde; de oostelijke begrenzing wordt gevormd door de Markiezaatsweg; Het plangebied Bergse Plaat/Binnenschelde ligt ten zuidwesten van het stadscentrum en grenst aan de Binnenschelde en het Markiezaatsmeer. Het Markiezaatsmeer is bestemd tot natuurgebied. Op de overgang van Bergse Plaat en het Markiezaatsmeer is een randzone vastgesteld die het natuurgebied afschermt van de Bergse Plaat. De Gertrudisboulevard vormt vanaf de Zuidsingel via de Tuibrug een directe verbinding tussen de Binnenstad en de Binnenschelde Boulevard. De Markiezaatsweg vormt de verbinding tussen Industrieterrein-Noord en de Antwerpsestraatweg. Het gebied is voor langzaam verkeer bereikbaar via bruggen over de Markiezaatsweg. Structuur en opbouw Op figuur 2 is de structurele opbouw van het plangebied weergegeven. De volgende elementen worden daarbij onderscheiden. Randen/bebouwingslinten De uitvalswegen zoals de Laan van Hildernisse en Laan van Reimerswaal kennen een lintbebouwing.
Ruimtelijke analyse plangebied
Figuur 2 Ruimtelijke structuur
8
Ruimtelijke analyse plangebied
9
Lange lijnen Door de waterlopen in de wijk (Schippersvliet, Reigersvliet, Steenvliet, Zwanenvliet en Plaatvliet) zijn er lange zichtlijnen ontstaan naar de groenvoorzieningen, de Binnenschelde en het Markiezaatsmeer. Deelgebieden De Bergse Plaat is een opgespoten terrein met hoogteverschillen variërend tussen 1.50 en 4.50 meter +NAP. Kenmerkend is ook de draaiing in het midden van de landtong. Het Boulevardgebied aan de noordzijde wordt intensief gebruikt voor recreatieve doeleinden. Ten oosten hiervan ligt in Kijk in de Pot een hotel met enkele appartementencomplexen (Bergse Veste). Op het scharnierpunt tussen het boulevardgebied en de woongebieden is het centrumgebied gerealiseerd (winkels, kantoorunits). Het woongebied bestaat uit twee delen: Bergse Plaat Oost (in termen van plangebieden Markiezaatsgebied) en Bergse Plaat West (als plangebied Bergen op Zoom Zuid-West). Het scharnier wordt gevormd door het Reimerswaalpark. In de zuidelijke delen van deze woongebieden en het noordwestelijk deel van Bergse Plaat West, zijn vrijstaande woningen in woonhoven gerealiseerd. Geschakelde, aaneengebouwde en gestapelde woningen zijn in de andere delen in zelfstandige woonbuurten gebouwd. Centrum Het centrum vormt een knoop tussen de woonbebouwing van de Bergse Plaat en de Boulevard. Het is kleinschalig van opzet en omvat dan ook de primaire openbare-, dienstverlenende-, commerciële- en woonfuncties. Daarbij is gestreefd naar een duidelijke concentratie en versterking van de functies onderling. Groenvoorzieningen De wijk omvat diverse groenvoorzieningen. Tussen de woonbuurten zijn grootschalige open ruimtes gecreëerd met verschillende functies wat betreft gebruik (speelterreinen, wandelroutes, velden). Belangrijk zijn de van grote afstand waar te nemen parken: het Reimerswaalpark met de Snoekplas in het midden tussen de twee woongebieden en het Beatrixbos aan de zuidoostzijde met in aansluiting daarop het Zeldijkepark in noordelijke richting. Uniek is ook het park Kijk in de Pot in het uiterste noordoosten van het plangebied. Bebouwingsstructuur Er is een driedeling in de bebouwingsdichtheid. Langs de Binnenschelde bedraagt de woningdichtheid circa 30 woningen per hectare in de oostelijke wijk en 20 woningen per hectare in de westelijke wijk. De combinatie van enerzijds hoogbouw en rijenbouw en anderzijds vrijstaande woningbouw, zorgen ervoor dat de dichtheid verschillend wordt beleefd. Aan de zijde van het Markiezaatsmeer is een woongebied gelegen met een nettodichtheid van circa 10 woningen per hectare. Tussen deze twee zones is een tuinstedelijk gebied gelegen met een nettodichtheid van 20-25 woningen per hectare. De woonstraten maken weliswaar een stedelijke indruk, de grootschalige, centraal gelegen groengebieden zorgen voor een sfeer van ruimte en een open bebouwingsstructuur.
2.3. Stedenbouwkundige kenmerken deelgebieden Het gebied kan in een aantal ruimtelijk samenhangende eenheden worden verdeeld met elk specifieke kenmerken. Op figuur 3 zijn deze deelgebieden of "ensembles" aangegeven. De structurele ruimtelijke kenmerken worden per deelgebied kort beschreven. Daarbij wordt de route gevolgd vanaf Kijk in de Pot, via de Boulevard naar Bergse Plaat Oost en Bergse Plaat West. 1. Kijk in de Pot Appartementengebouwen in een park met bijzonder uitzicht alsmede een hotelgebouw.
Ruimtelijke analyse plangebied
Figuur 3 Deelgebieden
10
Ruimtelijke analyse plangebied
11
2. Boulevard De woonbebouwing langs de Boulevard heeft een stedelijk karakter in een parkachtige omgeving. Evenwijdig aan de Boulevard is urban-villa bebouwing gerealiseerd met daarachter een aaneengesloten rij woningen; noordelijk hiervan komen drie appartementengebouwen tot een maximale hoogte van 20 meter. De urban villa’s hebben vijf lagen, de rij woningen zijn in principe in één laag gebouwd met regelmatige opbouwen over circa een derde van het oppervlak. De appartementenblokken worden vier lagen hoog. Parkeren gebeurt geconcentreerd. Aan de noordkant van de boulevard springen het zwembadcomplex en sportcentrum met bijbehorende horecavoorziening als markante gebouwen en functies in het oog. Het restaurant is minder opvallend en past in deze omgeving als ondersteunende voorziening. Ook is recent een skatebaan aangelegd en voorziet het plan in de aanleg van een speeltuin, nabij de Olaf Palme brug. Ten behoeve van de recreatie op het strand worden naast en direct ten noorden van het zwembad respectievelijk een uitkijktoren en een EHBO-post gerealiseerd. Foto 1 Zwembad De Schelp
3. Centrumgebied-Cromvliet De centrumbebouwing huisvest winkelvoorzieningen en dienstverlenende voorzieningen evenals winkel/ kantoorachtige functies. De bebouwing is niet door de hoogte, deze is relatief bescheiden, maar juist door de vormgeving van de overkapping opmerkelijk. De hoogbouw aan de westzijde is bijvoorbeeld nadrukkelijker aanwezig. Oostelijk is een woonbuurt gerealiseerd met voornamelijk rijenwoningen met verschillende karakters per woonstraat. Afwijkend is het introverte woonhof tussen de Oostplaat en Tarweplaat. Het centrumgebied is nabij de Markiezaatsweg afgerond met een vijftal vrijstaande kantoorblokken. 4. Bergse Plaat Oost 4a. Laan van Everswaard-Markiezaatsweg Het meest opvallend zijn de vier urban villa’s tussen de woonstraten met rijenwoningen en de Markiezaatsweg. In het westelijk deel is de bebouwing ruimer van opzet door toepassing van twee-aan-één gebouwde woningen. Zuidelijk van de Stelleweg zijn enkele woonwagens gesitueerd, ernaast is een zaak met verkoop van haarden gevestigd. Tevens is hier tegenover een kinderopvangcentrum gerealiseerd. Het stratenpatroon is consequent en rechtlijnig van opzet met een knik ter hoogte van Beiershil aan de oostzijde. 4b. Ansjovislaan-Laan van Hindernisse Noord Kenmerkend zijn de appartementengebouwen langs de rand van het meer. De sterke gerichtheid op de Binnenschelde is voelbaar. De bebouwingsstrook bestaat uit twee blokken die ieder uit twee halfopen carrés zijn samengesteld. De samenhang tussen de carrés in een bouwblok is bereikt door dezelfde bouwvormen voor appartementengebouwen en rijenwoningen per bouwblok en door de situering van een groot groengebied tussen de blokken. Langs de Laan van Hildernisse zorgt de lintbebouwing bestaande uit twee-aan-één gebouwde woningen voor een
Ruimtelijke analyse plangebied
12
aantrekkelijk en minder stedelijk beeld, ten opzichte van het beeld aan de Binnenschelde, langs de Zwanenvliet. Opvallend zijn ook de garageboxcomplexen voor de appartementengebouwen. De afronding aan de noordzijde in de vorm van urban villa’s, inclusief een ontspanningsruimte, is nog niet gerealiseerd. Hiermee krijgt het gebied een opvallende diversiteit in bouw- en woonvormen (urban villa’s, appartementengebouwen, twee-onder-éénkapwoningen) en in oriëntaties (op het water met kadebebouwing, woonstraten en singelbebouwing). Aan de westzijde ligt het wijkpark, de Binnenschelde aan de noordzijde en het Zeldijkepark aan de oostzijde. Zuidelijk van het gebied liggen woonbuurten. 4c. Laan van Hindernisse Zuid-Laan van Reimerswaal In dit gebied is gestreefd naar optimaal tuingericht wonen in een besloten groen karakter. De buurt maakt hierdoor plaatselijk een introverte, van de woonstraat afgekeerde indruk. Dit komt het meest markant tot uitdrukking door de patiowoningen aan Tolseinde. Er zijn twee buurten te onderscheiden met daartussen een groenstrook met schoolvoorzieningen. Deze schoolvoorzieningen beslaan een aanzienlijke oppervlakte, de hoogte van de bebouwing is echter beperkt gebleven (3 of 6 meter). Gelet op de bevindingen uit het Meerjareninvesteringsplan Onderwijshuisvesting (juni 2001) is op de hoek Laan van Reimerswaal/Laan van HildernisseZuid een dependence voor de scholen voorzien. De noord- en zuidbegrenzing is door singels, het wijkpark vormt de westgrens en een groenstrook de oostgrens. Het water is vormgegeven door strakke oevers, grastaluds en laanbomen. De rooilijn ligt vast op 4 meter. De bouwhoogte is gesteld op twee lagen met een kap, garages ook te voorzien van een kap. 4d. Steenvliet-Plaatvliet De allure van landelijk en wonen in het bos is hier nagestreefd. Het betekent vrijstaand wonen in een bosrijke omgeving op ruime en bijzonder ruime percelen. Hiertoe dragen ook de niveauverschillen bij. De straten hebben een informeel landelijk karakter, mede door de korte rechtstanden of de gebogen profilering alsmede de beperkte breedte (4,5 meter) met aan weerszijden grasbermen en asymmetrische boombeplanting. Parkeren gebeurt hoofdzakelijk op eigen terrein. De woningen zijn allen vrijstaand, met uitzondering van enkele woningen langs de Steenvliet. Met de aangehouden afwisseling in perceelsgrootte is er ook een variëteit ontstaan in bouwvormen en massa van de woningen. Het gebied wordt in noord-zuid richting doorsneden door een groene zone, in oost-west richting door de hoofdontsluitingsweg met aan weerszijden aarden geluidswallen. Aan de noordzijde vormt de singel de begrenzing, aan de westzijde het wijkpark en oostzijde een geaccidenteerd bosaanplant. De zuidzijde is aangeplant met brede groenstroken, met ertussen een leidingenstrook en watergang. De kavelmaten wisselen van 300 m² tot 1.000 m². De rooilijn bedraagt veelal 4 meter, afstand van bebouwing tot de zijgrens minimaal 3 meter (garages uitgezonderd). 5. Bergse Plaat West 5a. Tjalken-Schippersvliet Het woongebied aan de Tjalken tot aan de Schippersvliet is een waterwijk en heeft de sfeer van een wooneiland. De opzet wordt bepaald door het water als structurerend element. Er is een grote oeverlengte gecreëerd door middel van insteken met water (grachtjes). In dit gebied staan voornamelijk eengezinswoningen: rijenwoningen direct langs de Tjalkstraten, Klipper en Aak; vrijstaande woningen aan de haaks hierop georiënteerde straten en waterlopen. Langs de Binnenschelde zijn drie vergelijkbare appartementengebouwen gesitueerd met hiertussen woonbebouwing bestaande uit drie lagen zonder kap. Aan de binnenkant overheerst vrijstaande bebouwing met kap of plat dak. Het in aanbouw zijnde appartementengebouw op de "kop van het eiland" krijgt de uitstraling van een landmark. Het gebied is met enkele bruggen verbonden met de andere delen van de wijk. In het midden zorgt een noord-zuid gericht groengebied voor doorsnijding van de buurt. Parkeren is geconcentreerd voor de rijenbouw en appartementen, bij de vrijstaande woningen heeft het eigen erf hiervoor voldoende ruimte. Er wordt een samenhangende rooilijn voor de woningen aangehouden. De vrijstaande woningen staan 3 meter uit de zijerfgrens. 5b. Schippersvliet-Reigersvliet Deze twee symmetrische opgezette woonbuurten hebben een besloten, introvert maar groen karakter, gescheiden door een centrale groenstrook. Er is ook sprake van afwisselend tuin- of
Ruimtelijke analyse plangebied
13
straatgericht wonen. In het zuidoosten is op de grens van het wijkpark nabij het Reimerswaalpark een woonwagencentrum gelegen. Er zijn alleen eengezinswoningen in rijen en twee-onder-één-kap gerealiseerd. De twee-onder-één-kappers staan langs de buitenranden. Er is naar gestreefd het karakter van de buurt te verbijzonderen door middel van de architectonische detaillering van de hoeken in combinatie met tuinmuren en bergingen, door erkers, dakkapellen en schoorstenen. Opvallend is de modernere architectuur die is toegepast in vergelijking met bijvoorbeeld het oostelijk deel van Bergse Plaat. Aan de noord- en zuidzijde is de begrenzing aan de vlieten kenmerkend, aan de westzijde de Binnenschelde en het wijkpark aan de oostzijde. Binnen de woonbuurten liggen groene kernen met speelvoorzieningen. De hoofdontsluiting ligt rondom de woonbuurten. De nokrichtingen liggen evenwijdig aan de woonstraten, rooilijnen op 4 meter en garages zijn af te dekken met een kap. De woningen zelf zijn twee lagen hoog met een kap. 5c. Reigersvliet-Baarsvliet Deze woonbuurt is gelegen in een waterrijk ruigtenmilieu. De woningen bestaan hoofdzakelijk uit vrijstaande woningen. Geschakelde of twee-onder-één-kapwoningen komen voor langs de binnenrand en in het oostelijk deel. De bebouwing langs de singel bestaat uit twee lagen met kap waarbij de nokrichting veelal haaks op de singel is gericht. De overige woningen bestaan uit 1 of 2 lagen met kap waarbij de dakhelling en de nokrichting vrij is. Afwisselend komen ook plat afgedekte woningen voor. De afwisseling in bouwvormen neemt in de richting van het Markiezaatsmeer toe. Dit geldt ook voor de oppervlakte van de kavels (van 300 m² naar 600 m²). De buurt wordt in het oosten begrensd door het wijkpark, de vliet aan de noordzijde en aan de andere zijden is een groen- en watergebied als overgang naar het Markiezaatsmeer gelegen, met daarbinnen de leidingenstrook. Ontsluiting vindt plaats door een kamstructuur vanaf de singel. Straten hebben een symmetrisch profiel met brede grasbermen en groepsgewijs boombeplanting. Parkeren is op eigen terrein of in de berm mogelijk. De rooilijn ligt vast op 4 meter, afstand van de woning tot de zijerfgrens is ten minste 3 meter, garages uitgezonderd. Schakeling van woningen door garages of carports is toegestaan. 6. Beatrixpark en Reimerswaalpark Het Beatrixpark heeft deels nog een tijdelijke inrichting. Daarentegen is het Reimerswaalpark een in aanleg afgerond gebied dat tot wasdom moet komen. Opvallend zijn de Snoekplas, de hoogteverschillen, de voorzieningen, zoals trappen, en de kunstwerken. 7. Vlieten, openbare ruimten en infrastructuur Het gebied is dooraderd door vlieten, wisselend in breedte en aftakkingen. De Zwanenvliet en Reigersvliet zijn met de combinatie met de hoofdroutes belangrijke structuurdragers. Deze verbinden diverse grote groengebieden die als "grote velden" de diverse woonbuurten geleden. Opvallend is ook het Zeldijkepark dat ruimte biedt voor een bovenlokale leidingenstrook evenals de oever van het Markiezaatsmeer. Het gebied is op een beperkt aantal punten aangesloten op de lokale wegenstructuur: Gertrudisboulevard, Laan van Hildernisse en Laan van Reimerswaal. Elementair is ook de Laan van Reimerswaal als hoofdverbinding voor autoverkeer. De busroute loopt overigens via de Boulevard, Laan van Hildernisse Noord, Fuut, Strandplevier en Lepelaar. Voor het langzaam verkeer zijn afzonderlijke routes dwars door het woongebied aangelegd. Routes liggen langs de Binnenschelde, centraal door de woonbuurten tussen de oost- en westzijde, parallel aan de Laan van Reimerswaal en kortsluitingen tussen deze routes, richting het centrumgebied. Hiermee zijn drie karakters ontstaan: een boulevardroute, een tuinstedelijke route door de woonbuurten en een landelijke route. Exclusief is het eigentijdse recreatieve waterfront aan de Boulevard, gecompleteerd door strandvoorzieningen, een statige promenade, parkeervoorzieningen en bijbehorende horeca. Wanneer de boombeplanting volwassen afmetingen krijgt, is ook een duidelijke aaneenschakeling van groengebieden mogelijk. Stedenbouwkundige structuren en kenmerken: specifieke kwaliteit In structurele zin kan het volgende worden opgemerkt. Er is een opvallend heldere structuur en geleding in het plangebied aangehouden. In ruimtelijk-functioneel opzicht is sprake van een vijfdeling: Kijk in de Pot, de Boulevard, het centrumgebied, Bergse Plaat Oost en Bergse Plaat West.
Ruimtelijke analyse plangebied
-
-
14
De Binnenschelde Boulevard heeft een recreatieve functie met openbaar karakter gecombineerd met een rand exclusieve woonbebouwing. Waar de Boulevard aansluit op de Bergse Plaat is een centrumgebied met winkelvoorzieningen gesitueerd. Het centrumgebied vormt daarmee een scharnierpunt in het plangebied. Er zijn duidelijk te onderscheiden woonbuurten gerealiseerd met eigen karakters, waarbinnen toch een afwisseling van woontypes mogelijk is gebleken. De identiteit van woonbuurten komt ook tot uitdrukking in de bouwvormen, ontsluiting en architectuur. Het onderscheid wordt eveneens beleefbaar door de tussenliggende groengebieden, vlieten en hoofdontsluiting.
Als ruimtelijk-stedenbouwkundige kenmerken zijn voor de woonbuurten bepalend: dezelfde woningtypologie: appartementen, aaneengebouwd, twee-aaneen gebouwd, vrijstaand, urban villa’s; de nokrichting; het al dan niet strak toepassen van de kapvorm (wel of geen kap, plat afgedekt) en/ of indien kappen worden toegepast, de vorm van die kap; de aangehouden rooilijn; de toelaatbaarheid van bebouwing op straathoeken (verschil tussen noord- en zuid); het behouden van de open bebouwingsstructuur in het zuidelijk deel; het niet dichtbouwen van de ruimtes tussen twee-aaneen gebouwde woningen binnen drie of 5 meter uit de voorgevel van de woning; het al dan niet doorgetrokken of opgevuld zijn van bebouwing op de eerste en/ of tweede bouwlaag bij aaneengebouwde woningen op de begane grond (dak- en kapvorm); Deze elementen bepalen de ruimtelijke kwaliteit van de woonbuurten. Het vastleggen en beschermen door een specifieke bestemmingsregeling is gewenst om de beoogde kwaliteit en daarmee ook de waarde van het gebied en de woningen afzonderlijk, te handhaven. Op kaart 2 zijn de gebieden of woonblokken met deze bijzondere elementen aangegeven.
2.4. Welstand In relatie tot deze ruimtelijke analyse is de in voorbereiding zijnde Welstandsnota van de gemeente van belang. Recente woonwijken De eigentijdse architectuur kent in Bergse Plaat/Binnenschelde een grote variatie maar wel met samenhang binnen het bouwblok. Verstoring van samenhangende gevelbeelden door aan- en uitbouwen en toevoegingen aan het dakvlak vormen dan ook een ernstige bedreiging voor dit woongebied. Het welstandsbeleid spitst zich derhalve toe op het behoud van de samenhang en afstemming op belendende bebouwing. Voor welstandstoezicht zijn de volgende aandachtspunten relevant: - relatie met omliggende landschappelijke gebieden; - samenhang en diversiteit in gevelwanden; - massa en maatvoering; - gevelkenmerken en –opbouw; - bouwstijl en architectuur; - detaillering van gevel- en dakvlak; - materialen en kleuren; - toevoegingen aan hoofdgebouw (met name aan voor- en zijgevels). Sport-, recreatie- en open parkgebieden Voor bijna alle terreinen geldt dat zij een groen karakter hebben door de aanwezigheid van sportvelden en groenvoorzieningen. De aanwezige bebouwing is incidenteel van aard en meestal alleenstaand. Hierbij is de functie van de gebouwen vaak van buitenaf zichtbaar en bepalend voor de architectuur van het gebouw. Kenmerkend voor alle sportvoorzieningen is het solitaire karakter, eenvoudige vormgeving en functionele herkenbaarheid. Doordat meestal meerdere gevels grenzen aan de openbare ruimte dient er ook overeenkomstig meer aandacht aan de vormgeving van deze gevels te worden besteed. Daarnaast is de relatie met aangren-
Ruimtelijke analyse plangebied
15
zende landschappelijke of stedelijke gebieden van belang. Voor parkgebieden is een duidelijke fysieke en visuele relatie van belang terwijl sportgebieden vaak een meer introvert karakter hebben. Voor welstandstoezicht zijn de volgende aandachtspunten relevant: - relatie met omliggende landschappelijke gebieden; - positionering en oriëntatie - herkenbaarheid functie van het gebouw; - massa en maatvoering; - materialen en kleuren; - reclametoepassingen. Binnenstedelijke groenzones Binnen de kern Bergen op Zoom worden drie binnenstedelijke groenzones onderscheiden; Het gebied rondom de Mondaf en sportpark Rozenoord, de "Kijk in de Pot" en het gebied "Kleine Melanen/ Meilustbos. Door middel van de binnenstedelijke groenzones dringt het omringende landschap de kern binnen waardoor er geleding in het stadsbeeld ontstaat en groene buffers tussen de planmatige woonwijken. Beschrijving karakteristiek Kijk in de Pot Voor het gebied Kijk in de Pot is aangegeven dat naast de parken en sportparken gelegen tussen de woonbebouwing, Bergen op Zoom over een grootschalig sport en recreatieterrein "Kijk in de Pot" beschikt. Dit terrein met boulevard, strand en park vormt het gezicht van de stad aan het water en zorgt ervoor dat het water toegankelijk wordt als recreatieve ruimte voor haar bewoners en gebruikers. Naast het vervullen van een recreatieve en sportieve functie kunnen groenvoorzieningen ook zorgen voor een aangename afscherming van storende ruimtelijke elementen zoals de grootschalige industriebebouwing van de Theodorushaven. Deze binnenstedelijke groenzone is gesitueerd aan de westrand van Bergen op Zoom. Hier zorgt het gebied voor de overgang van water in de vorm van de Binnenschelde naar het hoger, op de Brabantse Wal gelegen stedelijk gebied van Bergen op Zoom met de wijk Fort/ Zeekant en Bergse Plaat. De structuur van het gebied wordt gekenmerkt door een grootschalig parkgebied, dat doorsneden wordt door infrastructuurlijnen als de Markiezaatsweg en de spoorlijn. Het gebied verkrijgt zijn uitstraling voornamelijk door de recreatieve functie met onder meer het baden surfstrand, het sportcentrum langs de Geertrudisboulevard en de wandel- en fietsboulevard langs het strand. Daarnaast zijn nog enkele solitaire alzijdige woontorens in het gebied gesitueerd. Het gebied heeft door de ligging aan het water open karakteristiek, het geaccidenteerde terrein met een open parkachtige structuur naar de stad toe completeert het geheel. Waardebepaling, gewenste ontwikkeling en beleid De binnenstedelijke groenzones zijn gelegen tussen de planmatige uitbreidingswijken van de kern Bergen op Zoom. Deze gebieden hebben een multifunctionele betekenis als groene buffer tussen grootschalige bebouwde gebieden, recreatieve ruimten en als plek voor solitair geplaatste bebouwing in de vorm van gestapelde woningbouw en voorzieningen zoals scholen, kerken, zorg- en sportvoorzieningen. Bebouwingselementen staan als losse elementen alzijdig georiënteerd in een open parkachtige omgeving. De kansen en tevens bedreigingen voor deze gebieden liggen in uitbreiding van bestaande bebouwing of aangrenzende stedelijke gebieden. Het respecteren van waardevolle grootschalige groenvoorzieningen waarbinnen in beperkte hoeveelheid en met extra zorg bebouwing wordt geplaatst vormt het uitgangspunt. Het zwaartepunt met betrekking tot de welstandsbeoordeling ligt op de situering en massa en vorm van bebouwingselementen. Welstandstoezicht is met name gericht op de alzijdige oriëntatie van de bebouwing, afstemming op de hoofdbebouwing en de relatie met de omliggende groenstructuren en aangrenzende stedelijke gebieden. Welstandsniveau De binnenstedelijke groenzones zijn gezien hun ligging, betekenis en multifunctionaliteit binnen het stedelijk gebied aangewezen als bijzondere welstandsgebieden. Onder dit niveau vallen de gebieden die om een zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouwkundige ingrepen. Deze bijzondere welstandsgebieden hebben bijzondere cultuurhistorische, landschappelijke, stedenbouwkundige of architectonische karakteristieken, waarbij nieuwe ingrepen extra zorgvuldig beoordeeld dienen te worden. Per bijzonder welstandsgebied is een afweging gemaakt of het wel-
Ruimtelijke analyse plangebied
16
standsbeleid hierin behoudend moet zijn dan wel dient te streven naar vernieuwing. Bijzondere welstandsgebieden met een behoudende insteek verdragen in beginsel geen verandering, vernieuwing of afwijking van de bestaande karakteristiek. Het welstandsbeleid in deze gebieden is gericht op behoud of herstel van de waardevolle elementen en structuren, met de mogelijkheid om gericht nieuwe elementen toe te voegen ter versterking van de karakteristiek. De binnenstedelijke groenzones zijn aangemerkt als bijzondere welstandsgebieden gericht op behoud van de bestaande context. Welstandscriteria De hierna genoemde criteria vloeien voort uit de bestaande aanwezige karakteristieken en het gewenste beeld. De welstandscriteria dienen altijd in samenhang met de hiervoor behandelde beschrijving, waardebepaling en beleidsinrichting van het gebied gehanteerd te worden. Situering - Respecteren van de autonome ligging van de binnenstedelijke groenzones, als groene recreatieve buffers, in het stedelijk gebied. - Respecteren van zichtlijnen, zowel binnen het gebied als naar de omliggende gebieden. - Interpreteren van gevarieerde positionering met grote onderlinge afstand. - Alzijdige oriëntatie van bebouwing respecteren. Massa en vorm - Interpreteren van maat en schaal van de bebouwing gerelateerd aan de maat en schaal van het gebied. - Interpreteren van bebouwing als een op zichzelf staande hoofdmassa, met een eigen vormgeving en architectuur. - Gevarieerde of experimentele vormbehandeling is wenselijk. Gevelkarakteristiek - Aanwezige cultuurhistorische waardevolle architectuurbeeld van bebouwing in ensembles respecteren en bij nieuwbouw interpreteren. - Representatieve en eigentijdse vormgegeven van nieuwbouw is wenselijk. - Alle gevels behandelen als voorgevel. Kleur en materiaal - Variatie in kleur en materiaal is wenselijk.
3. Functionele analyse plangebied
17
3.1. Functionele structuur De in het plangebied aanwezige functies zijn weergegeven op figuur 4. Het karakter van woongebied komt daarbij duidelijk naar voren. Het gebruik is hoofdzakelijk wonen met daaraan verbonden voorzieningen (onderwijsvoorzieningen, winkelvoorzieningen) en met een cluster van centrumvoorzieningen. De Binnenschelde Boulevard heeft een recreatief karakter, maar fungeert ook als ontsluiting voor de hierlangs gelegen woonbebouwing en aansluiting op de binnenstad. De ontsluiting van de Bergse Plaat heeft een noordelijke as die het oostelijke woongebied en een zuidelijke as die het westelijke woongebied van de plaat ontsluit. De Markiezaatsweg is de belangrijkste gebiedsontsluitingsweg. In de navolgende paragrafen zijn de diverse functies kort beschreven, is het relevante gemeentelijke beleid vermeld en zijn eventuele ontwikkelingen aangegeven.
3.2. Cultuurhistorie In aansluiting op het verdrag van Malta streeft de provincie Noord-Brabant naar een versterking van de relatie ruimtelijke ordening en archeologie. Concreet betekent dit dat de bescherming van het archeologisch erfgoed vastgelegd dient te worden en dat bij ruimtelijke afwegingen rekening gehouden wordt met archeologische waarden (aandacht voor de onderste lagen, zie streekplan Noord-Brabant 2002). Ter effectuering van dit beleid zijn de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) opgestelde Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) beschikbaar als toetsingskader bij beoordeling van ruimtelijke plannen en projecten. Deze kaarten zijn door de provincie NoordBrabant samengevoegd tot de Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant (CHW). Op de CHW staan alle thans bekende terreinen in Noord-Brabant die archeologisch van belang zijn of waar sprake is van een trefkans of verwachtingswaarde op aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed, de archeologische waarden door middel van een vooronderzoek in kaart worden gebracht. Kasteel van Borgvliet De huidige Oosterschelde was vroeger de oorspronkelijke monding van de Schelde. Eeuwen lang was de huidige Westerschelde, zo rond 1400 nog de Ottogracht geheten, niet meer dan een brede poldersloot met het Hontemeer als boezem. Rond het jaar 700 ontstond de Westerschelde ten zuiden van de plaats Bath. De Oosterschelde veranderde in een zeearm en de hoger gelegen delen werden langzaam aan bewoond. In de loop der eeuwen zijn de omliggende slikken ingepolderd. In de 12e eeuw is men overgegaan tot bewoning van deze polders. Als gevolg van diverse stormvloeden in de eerste helft van de 16e eeuw zijn veel van deze polders overstroomd (Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen Op Zoom en Verdronken Land van Zuid-Beveland). Pogingen om de polders terug te winnen zijn tot circa 1980 op niets uitgelopen. Tijdens de aanleg en ontwikkeling van de Bergse Plaat/ Binnenschelde is door de Stichting In den Scherminckel in 1993 onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van restanten van het "Kasteel van Borgvliet". Het kasteel lag 250 meter ten zuiden van het denkbeeldige punt waar de Borgvlietse dreef en het Benedenbaantje op elkaar aansloten, daar waar vroeger het stadsriool (nu waterafvoer van de Augustapolder) loosde op het badstrand. Deze plaats lag sinds de grote overstroming in de zestiende eeuw buitendijks, op een laag terrein net onder de "Brabantse wal" en stond tot de afsluiting van de Binnenschelde bloot aan eb en vloed. Het kasteel dateert waarschijnlijk uit de 13e eeuw. In die tijd werd de oostmoer bedijkt en in cultuur gebracht. Het kasteel heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Bergen op Zoom. Het kasteel heeft niet, zoals het dorp Borgvliet, op een uitloper van de Brabantse wal gestaan, maar in het laaggelegen polderland daar beneden.
Functionele analyse plangebied
18
Uit een archieftekst is bekend dat in 1657 toestemming is verleend om bakstenen en natuurstenen uit de kasteelruïne te slopen en te verkopen. Op plattegronden uit het begin van de 19e eeuw is het kasteelterrein niet meer vermeld. In 1993 is er onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van restanten van het kasteel. Bij uitgevoerde booronderzoeken bleek dat er op een diepte van 3,50 - 4 meter volop resten van het kasteel in de grond bevinden. Bij dit onderzoek is baksteenpuin aangetroffen alsmede kloostermoppen, delen van venstertraceringen, scherven en halfverrot hout. De kasteellocatie is thans voor een deel overbouwd en deels als groenstrook ingericht tussen het Zeldijkepad en de woningen Bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek zijn geen zogenaamde meldingsgebieden in het plangebied aangewezen. Bij de Archeologische dienst van de gemeente Bergen op Zoom zijn enkele vondsten uit de Romeinse Tijd uit het gebied bekend. In 1982 werden een slijpsteen en een fibula (mantelspeld) gevonden bij de aanleg van de Laan van Hildernisse. De kans dat er in het gebied nog archeologische resten uit de pre- en protohistorie in situ aanwezig zijn, is klein. Mogelijke resten zijn tijdens de stormvloeden in de 16e eeuw weggespoeld dan wel onder meters lagen zand verdwenen als gevolg van het creëren van de landtong waarop Bergse Plaat is gerealiseerd. Figuur 4 Plattegrond van Bergen op Zoom rond 1560 (Jacob van Deventer)
Archeologische waardebepaling De archeologische waardebepaling van Bergse Plaat/ Binnenschelde is voornamelijk gebaseerd op historisch (cartografisch) onderzoek. De beste bron hiervoor is de plattegrond van Bergen op Zoom van Jacob van Deventer, gemaakt omstreeks 1560. In het gebied bevindt zich een plaats waar nog archeologische resten uit de middeleeuwse- en post-middeleeuwse periode bewaard zijn. Op basis van die plattegrond is in het plangebied één plaats met potentiële archeologische waarden aan te wijzen, het Zeldijkepad. Hier stond vanaf waarschijnlijk de 13e eeuw tot halver-
Functionele analyse plangebied
19
wege de 17e eeuw (ruïnes van) Kasteel van Borgvliet. Onder het Zeldijkepad en Yersekeroord zijn sporen aanwezig van het Kasteel van Borgvliet. Kijk in de Pot Het terrein Kijk in de Pot heeft een bewogen geschiedenis. Voor de 16e eeuw was hier een heuvel gelegen die de Holwegenberg werd genoemd. Tijdens de Tachtigjarige oorlog (15681648) is de middeleeuwse ommuring van Bergen op Zoom omgevormd tot een vestiging volgens het Oudnederlandse stelsel. Daarbij kreeg het vestingsfront aan de westzijde van de stad een geheel ander uitzicht door de aanleg van het onderdeel, dat Beckaff werd genoemd. Tijdens en na de belegering van 1622, door Spinoza, zijn de heuvels rond de stad verlaagd. Ook de Holwegenberg is in die periode verlaagd. Ter plaatse is een vierkante versterkte toren gebouwd. Die toren lag bij een laagte (een put) en kreeg daarom al gauw de naam: Kijk in de Pot (put). Later werd het gehele terrein zo genoemd. In de loop der jaren werd de toren verbonden met de diverse stadspoorten. Een bekroning van die werkzaamheden vormde de aanleg van de linie van Bergen op Zoom naar Steenbergen in 1628-1629. Figuur 5 Plattegrond van Bergen op Zoom anno 1724 (C. van Bommel)
Het Koninklijk Besluit van 16 januari 1867 maakte formeel een eind aan de vestinggeschiedenis van Bergen op Zoom. Na de ontmanteling van de vestingwerken was Bergen op Zoom nog niet van zijn militaire karakter af. Op de noordelijke vestinggronden kwam de Artilleriekazerne tot stand, later Wilhelminakazerne gedoopt. Aan de zuidkant van de stad zijn de vrijgekomen terreinen bij Kijk in de Pot en nabij wachtpost 13, later Plein 13 genoemd, als militair oefenterrein ingericht. In 1979 is Kijk in de Pot verkocht aan de gemeente Bergen op Zoom en in 1986 is ter plaatse een bos aangeplant. Monumenten De wijk is pas begin 1990 ontwikkeld en er bevinden zich in het plangebied dan ook geen monumenten. Historische stedenbouw Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie zijn de cultuurhistorische (landschaps) waarden van bovenlokaal belang aangegeven. Op deze kaart is de oostelijke rand van het plangebied opgenomen als gebied met een lage indicatieve waarde. Het betreft direct langs de Markiezaatskade gelegen gronden die tot aan 1987 de "kustlijn" vormde met de Oosterschelde. Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet met deze waarden rekening worden gehouden. Vertrekpunt daarbij is dat in betreffende gebieden alleen ruimtelijke ingrepen
Functionele analyse plangebied
20
toelaatbaar zijn die gericht zijn op de voortzetting of het herstel van de cultuurhistorische situatie en die leiden tot behoud of herstel van de cultuurhistorische waarden.
3.3. Wonen Bevolking en woningvoorraad Op 1 januari 2002 woonden er in Bergse Plaat/ Binnenschelde 7.531 inwoners, dat is ruim 11% van het totale inwonertal van Bergen op Zoom. Tabel 1 Inwonertal en woningvoorraad 1992 – 2002 jaar
inwonertal
woningvoorraad
g.w.b.
1996
3.333
1.379
2,42
2002
7.531
2.832
2,66
+ 4.198
+ 1.453
+ 0,24
toe/afname
De leeftijdsopbouw van de bevolking van Bergse Plaat/Binnenschelde is vermeld in tabel 2. Tabel 2 Leeftijdsopbouw bevolking Bergse Plaat/Binnenschelde leeftijdsgroep 0-17
Bergse Plaat/ Binnenschelde
gemeente
30%
22%
18-24
5%
8%
25-39
30%
23%
40-54
21%
22%
55-64
7%
11%
65 plus
7%
14%
Totaal
100%
100%
Uit de tabel blijkt dat de leeftijdsopbouw van Bergse Plaat/ Binnenschelde afwijkt van de totale gemeente. Uit de leeftijdsopbouw blijkt duidelijk dat Bergse Plaat een nieuwbouwwijk is met jonge gezinnen. De leeftijdscategorieën 0-17 en 25-39 zijn met in totaal 60% van de bewoners van Bergse Plaat/ Binnenschelde sterk vertegenwoordigd, terwijl de leeftijdscategorieën 55-64 en 65+ in vergelijking met de totale bevolking van Bergen op Zoom minder vertegenwoordigd zijn. In totaal behoort 20% van de inwoners van Bergen op Zoom behoort, volgens de standaarddefinitie van het CBS1 tot de groep allochtonen. Het aandeel afkomstig uit zogeheten westerse landen bedraagt hierin 8,5%, het aandeel uit niet westerse landen 11,5%. Deze laatste groep betreft vooral inwoners met een Turkse en Marokkaanse culturele achtergrond. In de buurt Bergse Plaat woonden op 1 januari 2002 in totaal 1.147 allochtonen, dat is 18% van de totale bevolking. Het aandeel westerse allochtonen was toen 12% en het aandeel niet-westers 5,9%. Hierin zijn de verhoudingen duidelijk anders in vergelijking met de gehele gemeente. Woonomgeving In de gemeentepeiling waarderen de inwoners hun buurt met een rapportcijfer. In 2002 was het gemiddelde in de buurt Bergse Plaat 7,9. Dit cijfer ligt duidelijk boven het gemiddelde voor de gemeente als geheel (7,2). De waardering van de woonomgeving verschilt per aspect. Zo worden de aspecten verkeersveiligheid en speelvoorzieningen verhoudingsgewijs lager gewaardeerd.
1
Een inwoner telt mee als allochtoon als betrokkene zelf of ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Het begrip nationaliteit speelt hierbij geen rol.
Functionele analyse plangebied
Figuur 6 Functies
21
Functionele analyse plangebied
22
3.4. Voorzieningen / verzorgingsstructuur Onderwijsvoorzieningen In Bergse Plaat/ Binnenschelde zijn twee onderwijsvoorzieningen gevestigd (zie figuur 4). Het betreffen de Openbare basisschool De Kreek gevestigd aan de Hinkelenoord 14 en RK basisschool Lodijke, gevestigd aan de Ouderdinge 15. In het Meerjareninvesteringsplan Onderwijshuisvesting (juni 2001) wordt een beeld gegeven van de te verwachten investeringen in het voortgezet- en primair onderwijs uitsluitend met betrekking tot het vergroten van de huisvestingscapaciteit en het uitbreiden van het onderwijsleerpakket en meubilair. Voor het bestemmingsplan zijn van belang de bevindingen inzake het vergroten van de huisvestingscapaciteit van de aanwezige scholen. Daaruit blijkt dat ten aanzien van de basisscholen Lodijke en De Kreek dat de prognose tot 2007 een behoorlijke stijging laat zien. Vanaf 2016 is de permanente huisvesting van de school voldoende om de leerlingen te huisvesten. Kinderopvangcentrum De raad heeft op 24 november 1999 een besluit genomen over het nieuw te voeren kinderopvangbeleid. Belangrijke punten hierbij zijn de bedrijfsmatige benadering van de kinderopvangorganisaties en het centraliseren van de bemiddeling en behandeling aangaande gesubsidieerde kinderplaatsen. Het gemeentelijk kinderopvangbeleid heeft als doel het creëren van mogelijkheden om de zorg voor kinderen te combineren met maatschappelijke participatie. Tot de gemeentelijke taken behoren daarbij onder meer het houden van toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang door middel van vergunningen en het scheppen van voorwaarden op het gebied van huisvesting. De realisering van de kinderopvang op de Bergse Plaat/ Binnenschelde past goed binnen de uitgangspunten van dit kinderopvangbeleid. Binnen de wijk is echter nog geen permanente kinderopvang aanwezig. De kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk zijn thans tijdelijk ondergebracht in noodlokalen aan de Boulevard. De locatie aan de Laan van Everswaard is planologisch gezien een geschikte locatie om de bewoners van de wijk een voorziening te kunnen bieden ten behoeve van kinderopvang en buitenschoolse opvang. De bereikbaarheid voor zowel auto’s als voor fietsers en voetgangers is goed en de situering de bushalte ligt op ongeveer 400 meter nabij de kruising Laan van Everswaard-Laan van Hildernisse noord/ zuid. De ligging van de locatie vraagt bijzondere aandacht voor de kwaliteit van de architectuur. Het betreft hier immers een bijzondere zichtlocatie. Het in nauw overleg met de toekomstige gebruikers ontworpen plan, bestaat uit een gebouw deels in 1 en deels in 2 bouwlagen en een buitenruimte met speelgelegenheid voor de kinderen. Er zijn 12 parkeerplaatsen aan de noordzijde van het terrein gesitueerd, aansluitend aan de bestaande woningen aan de Laan van Everswaard. Tussen de particuliere tuin en de parkeerplaatsen is een groenstrook van 2 meter geprojecteerd om hinder te voorkomen. Het gebouw bestaat uit een oostelijk deel in twee lagen en een westelijk deel in één laag. De entree is gesitueerd aan de zijde van de parkeerplaatsen. De totale bruto vloeroppervlakte van het gebouw is 775 m² waarvan 530 m² op de begane grond en 245 m² op de verdieping. Dit betekent dat ongeveer eenderde van het totale perceel is bebouwd. Sociaal-culturele voorzieningen Bergse Plaat/ Binnenschelde herbergt naast genoemde onderwijsvoorzieningen een aantal sociaal-culturele voorzieningen. Dit betreft: zwembadcomplex De Schelp en het sportcentrum aan de Boulevard; medische voorzieningen: huisarts, fysiotherapie, tandarts, apotheek en logopedist alsmede een dierenkliniek; wijkcentrum "De Bergse Plaat" aan de Ooitas. Voor deze voorzieningen geldt met uitzondering van de onderwijsvoorzieningen dat er thans geen veranderingen aan de orde zijn of de komende jaren verwacht worden die van belang zijn voor de bestemmingsregeling. Detailhandelsvoorzieningen Op het knooppunt van de Bergse Plaat en de Boulevard zijn de winkelvoorzieningen gelegen. Gelet op het karakter van het buurtwinkelcentrum omvat het aanbod vooral winkels in de dagelijkse sector/ doelgerichte aankopen, zoals een supermarkt, drogisterij, bakker en boekhandel.
Functionele analyse plangebied
23
Tevens omvat het centrum een horecavoorziening. Het centrum heeft de vorm van een boog en een rechthoekig gevormd gebouw, waartussen een winkelplein is gerealiseerd. Ontwikkelingen in de sfeer van uitbreiding of inkrimping zijn niet aan de orde. De ruimtelijke inrichting is vooral functioneel; ruime opzet, optimale bereikbaarheid, er is voldoende parkeerruimte. In de beleidsnotitie Nota Detailhandel (vastgesteld 30 oktober 2003) is vermeld dat het moderne winkelcentrum "Het Kompas" een vrij verscholen ligging binnen de wijk heeft. Door middel van een duidelijke bewegwijzering zouden de aantrekkingskracht en herkenbaarheid van dit centrum verbeterd kunnen worden. Hoewel de aanwezigheid van dit winkelcentrum bij de bewoners van de wijk bekend zal zijn, kan het geen kwaad de ligging van dit centrum te accentueren. Met de ontwikkeling van de aangrenzende nieuwbouwwijk Augustapolder kan het draagvlak van "Het Kompas"in de toekomst toenemen en is een verdere uitbreiding van het aanbod mogelijk. Met de voorgenomen uitbreiding van de supermarkt wordt hiermee de eerste aanzet gegeven. Voorwaarde bij het vergroten van het draagvlak van "Het Kompas" is een goede ontsluiting vanuit de Augustapolder naar "Het Kompas" en vanuit de wijk zelf. Skatevoorzieningen In 1998 is een gemeentelijke notitie gepresenteerd met als onderwerp de realisering van een skatevoorziening in Bergen op Zoom. In Bergen op Zoom zijn ruim 4.000 beoefenaars van deze sport (1998). Deze komen het meest voor in de leeftijdscategorie van 8 t / m 22 jaar. De belangstelling voor deze sport is sinds 1998 alleen maar toegenomen en het aantal sportbeoefenaars is in aantal te vergelijken met het ledenaantal van meerdere sportverenigingen tezamen. Gekozen is voor de aanleg van een kwalitatief goede skatevoorziening van enige allure. Om dit te kunnen realiseren ligt het in de rede te kiezen voor een stedelijk skatepark, gelegen op één locatie. De locatie aan de Boulevard ligt in de directe nabijheid van andere sportvoorzieningen en nabij fiets- en skeelerpaden. De locatie kan ook een bijdrage verlenen aan de beoogde levendigheid van de boulevard. Uitgegaan wordt van een speeloppervlak van circa 2.000 m². Er worden zeven objecten geplaatst die samen een circuit vormen. Het terrein zal geasfalteerd worden en ingepast in de omgeving. Tussen de objecten bevinden zich openbare ruimten. Om het park zal uit veiligheidsoverwegingen een hekwerk worden aangebracht. Eveneens wordt gedacht aan een schuilgelegenheid tegen regen en wind en het plaatsen van fietsenrekken. Het skatepark zal niet worden voorzien van verlichting, zodat geluidsproducerende activiteiten alleen plaats zullen vinden tussen zonsopgang en zonsondergang (in de zomerperiode tot circa 23.00 uur). Foto 2 Winkelcentrum ‘t Kompas
Functionele analyse plangebied
24
Horecavoorzieningen In het plangebied zijn solitair het hotel/restaurant/conferentieoord Golden Tullip in Kijk in de Pot, restaurant ‘t Strandhuys en Mc Donalds gelegen. Tevens is in Winkelcentrum ’t Kompas een cafetaria gevestigd. Ook in zwembad De Schelp is een horecavoorziening gevestigd. Het Golden Tulip Parkhotel is voornemens in de (nabije) toekomst de hotelaccommodatie uit te breiden in noordelijke richting. Hiervoor zijn gronden met een gezamenlijke grootte van circa 2.778 m2 aangekocht. Langs de Boulevard zijn mogelijkheden voor het realiseren van nog 2 horecapaviljoens voorzien. Het gemeentelijk horecabeleid is gericht op het tegengaan van ongewenste horecavestigingen (vermijden conflictsituaties met woon- en winkelfuncties). Om daarbij greep te houden op de bestaande horecavestigingen verdient het aanbeveling om, analoog aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten, gebruik te maken van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat worden drie categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: "lichte horeca" (categorie I), "middelzware horeca" (categorie II) en "zware horeca" (categorie III). Voor een nadere toelichting op deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 1 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten). De inschaling van de gevestigde horecabedrijven overeenkomstig deze staat is opgenomen in bijlage 2. Gelet op het gemeentelijk beleid en het karakter van het plangebied verdient het aanbeveling om de toelaatbaarheid van horecavestigingen in Bergse Plaat/ Binnenschelde te beperken tot categorie I. Kantoren Zelfstandige kantoren komen in Bergse Plaat/ Binnenschelde alleen ten noorden van de Laan van Hildernisse Noord voor, nabij de aansluiting op de Markiezaatskade. Prostitutiebeleid Op 1 oktober 2000 is het wetsvoorstel tot opheffing van het algemeen bordeelverbod in werking getreden. Dat betekent dat de exploitatie van prostitutie vanaf deze datum niet meer in algemene zin strafbaar is op grond van het Wetboek van Strafrecht. Slechts de exploitatie van onvrijwillige prostitutie en van prostitutie door minderjarigen blijft strafbaar gesteld. Met het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om regulerend op te treden. Zij kunnen dit doen door een vergunningenstelsel te introduceren en prostitutiebeleid te voren. Het gemeentelijk beleid is gericht op het tegengaan van seksinrichtingen in woonwijken. Dit gemeentelijk prostitutiebeleid dient verwerkt te worden in het ruimtelijk beleid. Voor het bestemmingsplan Bergse Plaat/ Binnenschelde betekent dit het uitsluiten van vestigingsmogelijkheden voor seksinrichtingen.
3.5. Bedrijven In Bergse Plaat/Binnenschelde zijn slechts enkele bedrijven gevestigd. Het merendeel van deze bedrijven is gevestigd nabij de Binnenschelde aan de Boulevard. Het betreft de hiervoor genoemde kantoren en medische dienstverlenende bedrijven. Ook is er een bedrijf voor haarden aan de ingang van het woongebied, nabij de Laan van Reimerswaal, gevestigd. Naast de vorenvermelde afzonderlijke bedrijfsvestigingen kunnen er door het gehele plangebied aan-huis-gebonden beroepen en bedrijfsactiviteiten-aan-huis voor zoals accountant, modevakschool, schoonheidssalon en pedicure voorkomen. Gelet op de ontwikkelingen in de samenleving waarbij wonen en werken meer in samenhang met elkaar plaatsvinden acht de gemeente ruimere mogelijkheden voor het toestaan van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toelaatbaar met inachtneming van een aantal ruimtelijke randvoorwaarden.
3.6. Verkeer Ontsluiting en bereikbaarheid Gemotoriseerd verkeer Het gebied wordt via de twee hoofdwegen Gertrudisboulevard en Markiezaatsweg verbonden met het wegenstelsel van Bergen op Zoom. De overige wegen in Bergse Plaat/ Binnenschelde behoren tot het verblijfsgebied.
Functionele analyse plangebied
25
De Gertrudisboulevard vormt vanaf de Zuidsingel via de Tuibrug een directe verbinding tussen de binnenstad en de Binnenschelde Boulevard. De Markiezaatsweg heeft enkele aansluitpunten voor de ontsluiting van Geertruidapolder/ Kijk in de Pot, de Binnenschelde Boulevard en de Bergse Plaat. De ontsluiting van de Bergse Plaat heeft een noordelijke as (Laan van Hildernisse) die het oostelijk woongebieden ontsluit en een zuidelijke as (Laan van Reimerswaal) die het westelijk woongebied van de Bergse Plaat ontsluit. Beide wegen hebben een aansluiting op de Markiezaatsweg. Langzaam verkeer De Bergse plaat/ Binnenschelde is voor fietsers en voetgangers bereikbaar via bruggen over de Markiezaatsweg, in het noorden ter hoogte van Kijk in de Pot, via de Tuibrug en via twee overgangen naar de wijk ’t Fort-Zeekant. De routes door het woongebied zijn in hoofdstuk 2 reeds beschreven. Ontsluiting per openbaar vervoer De busroute loopt via De Boulevard, Laan van Hildernisse Noord, Fuut, Strandplevier en Lepelaar. Parkeren Knelpunten op het gebied van parkeren komen in het plangebied niet voor, met dien verstande dat in sommige woonbuurten een strak parkeerregime (relatief weinig parkeerplaatsen) is toegepast. In het woongebied is een parkeernorm van 1,2 gehanteerd voor het aantal parkeerplaatsen langs de openbare weg in gebieden waar geen mogelijkheid is om te parkeren op eigen terrein. Duurzaam Veilig/categorisering wegen In het verkeersveiligheidsplan Bergen op Zoom (Goudappel Coffeng, 1998) heeft de gemeente haar verkeersveiligheidsbeleid vastgelegd. In het plan is de visie ten aanzien van verkeersruimten en verblijfsgebieden beschreven en uitgewerkt in een ontwerp (vorm en inrichting) van een duurzaam veilige verkeersstructuur voor geheel Bergen op Zoom. Concreet voor het plangebied leidt dit tot de volgende wegencategorisering. Gebiedsontsluitingswegen De Markiezaatsweg en Laan van Reimerswaal vervullen de functie van gebiedsontsluitingsweg. Verblijfsgebied (30 km/u-zone) De straten en erven binnen het plangebied Bergse Plaat/Binnenschelde, vormen samen een op wonen en verblijven afgestemde 30 km/ u-zone. Dit betekent dat alle straten en wegen, ook de interne ontsluitingswegen De Boulevard en Laan van Hildernisse-Noord en Zuid als duurzaamveilig zijn ingericht (30 km/ u-gebied). De rijbaanbreedte en de inrichtingsvorm zijn daarbij afhankelijk van de verkeersintensiteit, de parkeersituatie en de aanwezigheid van fietsen busroute.
3.7. Groenvoorzieningen Parken en andere groenvoorzieningen De belangrijkste groenvoorziening voor Bergse Plaat/Binnenschelde zijn het Park Reimerswaal, het Beatrixbos en het Zeldijkepark. Deze brede en openbaar toegankelijke parken vormen een belangrijk onderdeel in het woon- en leefklimaat van Bergse Plaat/ Binnenschelde. Binnen het plangebied Bergse Plaat/ Binnenschelde zijn relatief veel openbare groenvoorzieningen aanwezig. In het gemeentelijk Groenstructuurplan (1995) is de situatie van de groenvoorzieningen beschreven. Daarbij is ingegaan op het hanteren van de gebruikelijke norm en de gewenste situering in het centrum van het gebied en aan de randen van woonbuurten. Over de karakteristiek is vermeld dat een duidelijk herkenbare groenstructuur is toegepast als kapstok voor de stedenbouwkundige opzet met cultuurrijk, representatief groen dat aansluit op het recreatieve karakter van het boulevardgebied; strak vormgegeven gebruiksvoorzieningen in de woongebieden; extensief groen aan de randen van de buurt; herkenbare laanbeplanting langs de hoofdroutes.
Functionele analyse plangebied
26
In genoemd groenstructuurplan is eveneens aangegeven hoe het bestaande groen te beheren (basis voor groenbeheer) en waar nieuw groen te realiseren (basis voor groenvisie- en ontwikkeling). Voor het plangebied zijn daarbij de volgende uitgangspunten /maatregelen van belang. Op structuurniveau In het groenstructuurplan is een ontwerp voor een groene hoofdstructuur voor Bergen op Zoom beschreven. Daarbij is een onderscheid gemaakt in parkzones en groene verbindingszones. Een van de groene verbindingszones is de Markiezaatsweg. Langs deze zone ligt een essentiële groene verbinding tussen de Binnenschelde en het zuidelijk uitloopgebied (dal Molenbeek/ oevers Markiezaatsmeer/ Kraaijenberg). Ook heeft deze zone een belangrijke taak als (visuele) stedelijke contactzone tussen de Bergse Plaat en het centrum (Zeekant). De ecologische verbinding ligt langs de Markiezaatsweg en de spoorlijn. De verbinding voor de mens (Brabantse Wal wandelroute) loopt langs de bovenkant van de steilrand naar de daartoe te behouden groenstrook. Op buurtniveau In het groenstructuurplan is als streefbeeld voor de groenstructuur van Bergse Plaat/ Binnenschelde het volgende opgenomen: volgens opzet met architectonisch groen langs de Binnenschelde, via cultuurlijk groen met een strakke vormgeving overgaand in los, natuurlijker groen aan de zuidzijde, in aansluiting op de natuurrandzone, met uitzondering van het scharnierpunt met de "oude stad" aan de oostzijde.
3.8. Water Vigerend beleid en algemene uitgangspunten Provinciaal beleid De provincie verzorgt de planvorming voor het beleidsveld water op regionaal niveau. In de partiële herziening van het Waterhuishoudingsplan 2 van Noord-Brabant (beleid voor de periode 2003-2006) is de deelfunctie "water in bebouwd gebied" toegekend aan het plangebied en omgeving voor de huidige situatie. In het waterhuishoudingsplan zijn enkele algemene uitgangspunten genoemd waarmee bij de inrichting van het plangebied rekening moet worden gehouden: scheiding van relatief schone en vuile waterstromen binnen het rioolwatersysteem realiseren; zoeken naar mogelijkheden voor infiltratie en/ of conservering van hemelwater teneinde de verdrogingsproblematiek tegen te gaan; in vroegtijdig stadium de mogelijkheden van afkoppelen en het vasthouden van water in het gebied bezien. Beleid Waterschap Waterschap Brabantse Delta is belast met het beheer van het oppervlakte water. Het beheer betreft zowel het waterkwantiteitskwaliteits als het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid van deze waterbeheerder is verwoord in het Integraal Waterbeheersplan West-Brabant (IWWB-2) dat in 2001 is vastgesteld. Voor het waterschap vormen de nieuwste inzichten gericht op duurzaam stedelijk waterbeheer het uitgangspunt voor de inrichting en het beheer van stedelijk water. Het plan valt volgens de "Keur" van het waterschap binnen de aangewezen "Bijzondere Beheersgebieden"(BB-gebieden). Voor BB-gebieden wordt gestreefd naar minimaal een standstill van de hydrologische situatie en maximaal naar volledig herstel van grondwaterstanden en kwelsituaties. Alle afvoer, aanvoer, lozing en onttrekking van water op of uit oppervlaktewater is vergunningplichtig bij het Waterschap. Dit wil zeggen dat ook voor alle lozingen door middel van drainage en onderbemaling een vergunning vereist is. Gemeentelijk beleid De gemeente dient zorg te dragen voor een doelmatige inzameling en transport van het afvalwater dat binnen haar grondgebied vrijkomt (zorgplicht). Als middel voor de inzameling en het transport van afvalwater wordt in het algemeen de riolering aangewend. Het ingezamelde afvalwater al of niet vermengd met regenwater verlaat de riolering via bijvoorbeeld het overnamepunt naar de rioolwaterzuiveringsinrichting, via de overstorten of via de nooduitlaten. In alle ge-
Functionele analyse plangebied
27
vallen is (zijn) de waterkwaliteitsbeheerder(s) de ontvangende partij(en). Voor dit plangebied is dat het waterschap Brabantse Delta. Op waterhuishoudkundig gebied zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het bouwrijp maken, woonrijp houden en de ontwatering van het stedelijk gebied. De gemeente zorgt verder voor de ruimtelijke inpassing van diverse voorzieningen voor het waterbeheer, zoals retentievijvers. Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met integraal waterbeleid en rioleringsplannen. Voor de gemeente Bergen op Zoom is in 2001 een Waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. De hoofddoelstelling van dit Waterplan is als volgt geformuleerd: Herstel van veilige, gezonde, duurzame en veerkrachtige watersystemen en een waterketen die tot een samenhangend geheel gesmeed moet worden, waarbij de verbetering van het leefmilieu van mens, plant en dier centraal staat. Daarnaast moeten economische en ecologische ontwikkeling zoveel mogelijk met elkaar in evenwicht zijn. De opstelling van dit plan is gebeurd in samenwerking met het hoogheemraadschap van WestBrabant, het waterschap Het Scheldekwartier (welke allebei begin 2004 zijn opgegaan in het waterschap Brabantse Delta), het waterleidingbedrijf WNWB (inmiddels opgegaan in Brabant Water), de provincie Noord-Brabant en Rijkswaterstaat Noord-Brabant. Het Waterplan is eind februari 2002 door de gemeenteraad vastgesteld. Het vigerende Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van Bergen op Zoom is onlangs geactualiseerd op basis van de uitgangspunten zoals verwoord in het Waterplan en in 2003 vastgesteld. Huidige situatie waterhuishouding Oppervlaktewater Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Molenbeek. In het gebied is momenteel veel oppervlaktewater aanwezig. Zowel in de vorm van vijvers: Snoekplas en Spelevaartplas als in de vorm van waterlopen: Schippersvliet, Reigersvliet, Baarsvliet, Plaatvliet, Steenvliet, Zwanenvliet en Cromvliet. Daarnaast vindt een beperkt gedeelte van de afwatering plaats via de riolering (zie regen- en afvalwatersysteem). Grondwater De grondwaterstand in het plangebied is circa 1.5 m NAP. Het peil wordt beheerst en wordt bepaald door de waterstanden in de Plaatvliet en de Binnenschelde. Vanwege de ligging boven grondwaterniveau en de redelijk goede doorlatende eigenschappen van de ophooglaag is er sprake van inzijging. Het freatische grondwater stroomt plaatselijk in de richting van het dichtstbijzijnde oppervlaktewater. De Brabantse Wal wordt gekenmerkt door een kwelzone ten westen van de steilrand. Het kwelwater is afkomstig uit de Formatie van Tegelen, die slecht doorlatend is in verticale richting, maar redelijk goed doorlaat in horizontale richting. Het kwel water is afkomstig uit zuidoostelijk gelegen vanggebieden en is kalkhoudend. De kwelzone is zowel onder de Bergse Plaat als de Boulevard onder de ophooglaag aanwezig. Regen- en afvalwatersysteem Het regen- en afvalwatersysteem wordt middels een verbeterd gescheiden (riool)stelsel ingezameld en afgevoerd. De afvoer ligt in meerdere riooldistricten (RWA en DWA) van het hoofdgemaalgebied. Nieuwe situatie waterhuishouding Oppervlaktewater Het is verboden zonder vergunning van het Waterschap water te lozen, te ontrekken aan, aan te voeren uit of af te voeren naar oppervlaktewateren volgens artikel 3 van de "Keur" van het waterschap. Om te voorkomen dat water vanwege toenemende mate van verharding in het gebied voor overlast kan zorgen in lager gelegen gebieden is infiltratie en/ of voldoende mate van buffering in oppervlaktewater noodzakelijk. Het bestemmingsplan voorziet in voldoende ruimte voor infil-
Functionele analyse plangebied
28
tratie ten behoeve van regenwater uit het gebied en indien nodig aanvullend in de aanleg van infiltratievoorzieningen en/of berging in oppervlaktewater.
-
-
-
Riolering Algemeen De gemeente Bergen op Zoom wenst gebiedsgericht, duurzaam stedelijk waterbeheer te bevorderen. Dit houdt in dat water dat binnen een betreffend plangebied vrijkomt zoveel mogelijk binnen dit plangebied wordt gehouden door middel van infiltratie in de bodem of door afvoer naar oppervlaktewater binnen dit gebied. Daarnaast houdt dit in, dat de diverse waterstromen zodanig gescheiden worden dat schoon water niet verontreinigd wordt en de hoeveelheid verontreinigd water zoveel mogelijk wordt beperkt. Alle bebouwing, zowel woningen als bedrijven, instellingen en dergelijke moeten overtollig water aanbieden dor middel van gescheiden (huis)aansluitingen uit te voeren in groene PVC voor schoon hemelwater en bruine PVC voor afvalwater. voor bedrijven en instellingen kan vereist worden dat een derde aansluiting wordt aangelegd (uitgevoerd in grijze PVC) voor afvoer van verontreinigd hemelwater van terreinen. Aansluiting hiervan geschiedt op een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Vuilwaterriolering De vuilwaterriolering (DWA) is bedoeld voor de inzameling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater van woningen en vrijkomend afvalwater van bedrijven en instellingen. Voor afvalwater van die plandelen waar bedrijven zijn voorzien, zal per bedrijf een afvoercapaciteit van circa 0,5 m3/uur/ha afvalwater worden geleverd. Voor woningen wordt gerekend op een afvoer van maximaal 120 l/ pers*/etmaal. Bij gestapelde woningbouw dienen door de (vereniging van) eigenaren centrale autowasplaten te worden aangelegd voorzien van een olieafscheider van voldoende capaciteit. Lozing vanuit de olieafscheider vindt plaats op het DWA-stelsel. Het te gebruiken waswater voor deze inrichtingen wordt betrokken uit de hemelwateropvang van de betreffende panden (zie Hemelwaterafvoer). Hemelwaterafvoer Hemelwaterafvoer van wegen en parkeervoorzieningen moet zoveel mogelijk op het al aanwezige of in een later stadium aan te leggen hemelwaterstelsel (HWA) worden geloosd. Dit HWA-stelsel voert het water af naar oppervlaktewater en/ of infiltratievoorzieningen binnen of buiten het plangebied. Indien echter dusdanige risico's bestaan dat hemelwater te zeer vervuild wordt en het daardoor niet wenselijk is om op het HWA-stelsel aan te sluiten, dan kan in bijzondere gevallen aangesloten worden op het verbeterd gescheiden rioolstelsel (VGS) dat de first flush afpompt op het vuilwaterstelsel (DWA). Er dient in het VGS een berging van 2 mm aanwezig te zijn gerelateerd aan het aan te sluiten verhard oppervlak. De pompcapaciteit in het VGS bedraagt 0,2 mm/ uur. Rechtstreekse aansluitingen van hemelwater op het vuilwaterstelsel zijn vanwege de beheersbaarheid van kwaliteit en kwantiteit niet toegestaan voor nieuwe ontwikkelingsplannen binnen het gebied. In geval van nieuwbouw moet voor zowel de grondgebonden woningen als de gestapelde woningen en bedrijfspanden door de eigenaren een regenwateropvang worden gerealiseerd ten behoeve van beregening van tuinen. Als buffercapaciteit van de voorziening is ten minste 3,0 m3 per wooneenheid redelijk. Voor suppletie van water in de buffers kan worden voorzien door middel van leidingwater. De installatie voor suppletie dient de goedkeuring te hebben van het waterleverend bedrijf. De overloop van de buffers kunnen op het HWA-stelsel worden aangesloten. Om verontreiniging van hemelwater te voorkomen is toepassing van uitlogende materialen zoals zink, lood of koper voor dakgoten of –bedekkingen ongewenst. Dit geldt ook voor loden dakloketten. Uitlogende bouwmaterialen zijn eveneens niet gewenst voor overige constructies die in aanraking komen met regen- en/ of oppervlaktewater (onder andere beschoeiing en betuining). Ook rechtstreekse afkoppeling op de Binnenschelde van bestaand verhard oppervlak waarin (deels) uitlogende materialen zijn verwerkt wordt vanwege de zwemwaterdoelstelling niet nagestreefd. Om ten behoeve van infiltratie en opvang van regenwater de toepassing van uitlogende materialen te beperkten zal met name voorlichting als instrument worden ingezet om te komen tot een bereidwillige medewerking van betrokkenen.
Functionele analyse plangebied
29
3.9. Milieu In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de volgende milieuaspecten: bodem(kwaliteit), geluid, bedrijvigheid, geur, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Bodem Het beleid van de provincie Noord-Brabant gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren). Historische ontwikkeling De bodemkwaliteit van het gebied wordt gekenmerkt door het feit dat het gebied bestaat uit "nieuw" land. Dit land is ontstaan bij de uitvoering van de Deltawerken vanaf 1980 door de Rijksdienst IJsselmeerpolders op de slikken en schorren van het Verdronken Land van het Markizaat grote hoeveelheden baggerspecie in depot zijn gezet. Deze specie kwam vrij bij de aanleg van het spuikanaal bij Rilland en bij andere werken bij de aanleg van het Schelde-Rijn Kanaal. De baggerspecie is opgeslagen in de depots waaruit later de Bergse Plaat en de Vogelplaat zijn ontstaan. Voor de aanleg van de depots zijn dammen aangelegd die werden versterkt met zinkmatten. Tussen de dammen is de baggerspecie opgespoten. De zinkmatten zijn verzwaard met fosfor- en aluminiumslakken. Daar waar deze verzwaring niet voldoende bleek, is plaatselijk mijnsteen aangebracht. Ook langs de toenmalige kustlijn vanaf Kijk in de Pot zuidwaarts tot aan de zuidelijke aanzet van de Bergse Plaat zijn deze zinkmatten aangebracht. Omdat uit onderzoek bleek dat het zoutgehalte van de baggerspecie te hoog was voor een goede plantengroei, is op de baggerspecie voor plantengroei geschikte grond aangebracht. De oorsprong van die grond is niet bekend. Bij de aanleg van het gebied tussen Kijk in de Pot en de Bergse Plaat is de oorspronkelijke kust verbreed tot een opgehoogde kuststrook. Deze kust bestond uit een vlakte van harde kleilagen langs de afbraakwand (questa) van Borgvliet- Zeekant, onderdeel van de aardkundige belangrijke Brabantse Wal. Daarvoor lag een strand van wisselende breedte. De verbreding en ophoging is gebeurd met zandige baggerspecie uit de Binnenschelde. Bodemopbouw De bodemopbouw van het plangebied is verschillend voor de Bergse Plaat en de voormalige kust, nu Boulevard. Classificatie zand, zandige klei, mengsels van beide zandige klei
veen zandige estuarine- en geulafzettingen harde kleien
geologie [3] antropogene (ophoog)laag
Bergse Plaat *) 0 – 8 m –NAP
Boulevard *) 0 – 2 m –NAP
formatie van Duinkerken – afzettingen van schorren en slikken basisveen formatie van Calais
2 – 12 m –NAP
plaatselijk
- 35 m –NAP
-
formatie van Tegelen
35- 50 m –NAP
0 – 50 m –NAP
*) laagdieptes bij benadering.
Functionele analyse plangebied
30
Historische bodemverontreiniging Uit de historische ontwikkeling valt af te leiden dat zowel de oorspronkelijke (water)bodem onder de Bergse Plaat als de land- en waterbodem onder de Boulevard zeer waarschijnlijk niet zijn verontreinigd. Er zijn geen gevallen bekend van afzinken van scheepswrakken, dumpen van afval en munitie of door calamiteiten. Tijdens de aanleg zijn wel zinkmatten geplaatst die zijn verzwaard met fosfor-, aluminiumslakken en mijnsteen. Dit zijn bouwstoffen waaruit mogelijk verontreinigende stoffen kunnen uitlogen die de onderliggende bodem of het grondwater verontreinigen. De exacte locatie van deze zinkmatten is niet (meer) bekend. Op de zinkmatten is een laag baggerspecie opgebracht. Deze ophooglaag bestaat uit materiaal dat is gewonnen op een plaats (Spuikanaal bij Rilland-Bath) waar geen verontreinigingen bekend zijn. Het grondwater kan plaatselijk verhoogde concentraties van zink of arseen bevatten. Deze worden toegeschreven aan natuurlijke oorzaken, in het bijzonder de aanwezigheid van schelpen in de ophooglaag. Er is geen onderzoek bekend naar het uitlogingsgedrag van de slakken op de zinkmatten. Het is mogelijk dat de fosfor- en aluminiumslakken wel uitlogen naar het grondwater. Huidige milieuhygiënische bodemkwaliteit Sinds 1990 is de bodem van gehele Bergse Plaats en het zuidelijke deel van de Boulevard vrijwel volledig onderzocht. Uit de rapportages blijkt dat de ophooglaag plaatselijk licht tot zeer licht verontreinigd is met zware metalen en/ of minerale olie. De minerale olie lijkt van natuurlijke oorsprong te zijn en houdt verband met veendeeltjes die afkomstig zijn uit de ondergrond of die bij het opspuiten zijn meegekomen. Plaatselijk worden ook stukjes mijnsteen als zichtbare verontreiniging vastgesteld. In die gevallen kunnen de gehalten aan zware metalen licht verhoogd zijn. De bodemkwaliteit is zodanig dat alle gebruiksvormen in het plangebied zijn toegestaan. Het plangebied bestaat dus formeel uit een onverdachte ophooglaag op een onverdachte bodem, met uitzondering op de plaatsen waar mijnsteen wordt aangetroffen of waar mogelijk zinkmatten met slakken in de bodem aanwezig zijn. Op die plaatsen dient door bodemonderzoek altijd de milieuhygiënische kwaliteit te worden vastgesteld. In het grondwater komen plaatselijk licht verhoogde gehaltes van zware metalen, in het bijzondere arseen, voor. Plaatselijk worden ook licht verhoogde concentratie organische chloriden en fenolen vastgesteld. Het arseen is afkomstig uit schelpresten, terwijl de organische chloriden en fenolen samenhangen met de aanwezigheid van veen in de ondergrond en veenbrokjes in de ophooglaag. De milieukundige kwaliteit van het grondwater geeft geen aanleiding tot gebruiksbeperkingen. Voor het plangebied is geen bodemkwaliteitskaart beschikbaar. De Ministeriele Vrijstellingsregeling Grondverzet is niet van toepassing. Voor het toepassen, verplaatsen en hergebruik van grond geldt daarom onverkort de regelgeving uit het Bouwstoffenbesluit. De laag van baggerspecie die op het hele plangebied op de oorspronkelijke bodem is aangebracht heeft de functie van bodem (grond) gekregen en dient als zodanig beschouwd te worden. De plaatselijk in de bodem aanwezige mijnsteen, fosfor- en aluminiumslakken dienen als een afvalstof te worden beschouwd en mogen niet zonder meer in werken worden teruggezet of worden hergebruikt. Op het hergebruik hiervan is het Bouwstoffenbesluit van toepassing. Geluid Wegverkeerslawaai Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. Ook aan de wegenstructuur wordt niets gewijzigd. Alle in de wijk gelegen woonstraten zullen als een 30 km/ uur gebied worden ingericht, behalve de Markiezaatsweg en de Laan van Reimerswaal. Door het aanwijzen van 30 km/ uur gebieden vervalt ter plaatse de zoneringsplicht. Met betrekking tot de Markiezaatsweg moet worden opgemerkt dat de verkeersfunctie en inrichting opnieuw wordt bestudeerd in het kader van het bestemmingsplan Augustapolder. Indien naar aanleiding van een uit deze studie voortgekomen keuze blijkt dat dit negatieve consequenties heeft voor de geluidsgevoelige functies binnen het bestemmingsplan Bergse
Functionele analyse plangebied
31
Plaat, zullen daar in het kader van het bestemmingsplan Augustapolder oplossingen voor aangegeven dienen te worden. Industrielawaai In de nabijheid van het plangebied liggen de industrieterreinen Theodorushaven, Geertruidapolder en Noordland. Deze industrieterreinen zijn voorzien van een geluidzone. Het plangebied valt echter buiten de betreffende geluidzone. Bedrijvigheid Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Om een handreiking te bieden voor een verantwoord inpassen van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, is door de VNG de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (geheel herziene uitgave juli 1999) opgesteld. In die publicatie is een basiszoneringslijst opgenomen. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. De categorie 1 staat voor de laagste potentiële milieubelastingen en de categorie 6 staat voor de hoogste potentiële milieubelasting. De basis zoneringslijst inclusief categorie-indeling en afstandscriteria zijn voor dit bestemmingsplan als uitgangspunt gehanteerd. Bestaande bedrijven De bestaande bedrijven in het plangebied "Bergse Plaat" zijn zeer verschillend van aard en omvang en variëren van categorie 1 tot en met categorie 3. Ten tijde van de verlening van de milieuvergunning of de behandeling van de melding voor de bestaande bedrijven is er getoetst aan de fysieke bestaande situatie waarbij per milieuaspect een afweging is gemaakt met het oog op de omgeving. Bij vergunningplichtige bedrijven is de milieubelasting op basis daarvan door middel van voorschriften begrensd. Bij meldingsplichtige bedrijven zijn eventueel, naast de algemeen geldende voorschriften, nadere eisen gesteld. Voor het bestemmingsplan zijn alleen de horecabedrijven relevant in verband met milieuzonering. Deze zijn in bijlage 1 vermeld. De andere functies zoals kantoren en winkels passen binnen de gebruikelijke bestemmingen waarbij geen milieuzonering aan de orde is. Nieuwe bedrijven Voor de vestiging van nieuwe bedrijven vindt er een toetsing plaats in planologisch opzicht en in het kader van de Wet milieubeheer (onder andere bij de milieuvergunningverlening). Geur Algemeen Voor de bestaande bedrijven is ten aanzien van het milieuaspect geur een dossieronderzoek (onder andere milieuvergunningen, controlerapporten, klachtenoverzichten) uitgevoerd. Op basis van het dossieronderzoek kan, uitgaande van de geldende wet- en regelgeving, worden geconcludeerd dat er zich rond het plangebied een aantal bedrijven bevindt dat ten aanzien van geur bedrijfsactiviteiten uitvoert die een negatieve invloed kunnen hebben op de omgeving. Het betreft het ten zuidoosten gelegen persstation van het Hoogheemraadschap West-Brabant en het ten noordwesten, op grotere afstand, gelegen industrieterrein Theodorushaven. Persstation Hoogheemraadschap West-Brabant Het persstation heeft een milieuvergunning waarin een geuremissie van 120 miljoen ge/ uur (geureenheden per uur) is toegestaan. Binnen de bijbehorende geurcontour (1 ge/ m3 als 98percentiel) is geen woonbebouwing (en andere geurgevoelige bestemmingen) toegestaan. De bij de vergunde emissie behorende, geurcontour heeft in de richting van het plangebied een straal van 400 meter die niet over woningen is gelegen. Bij de realisatie van de Bergse Plaat is al rekening gehouden met de geurcontour van het persstation. Sinds 1 november 1996 zijn er geurreducerende maatregelen genomen in verband met de aansluiting van een extra persleiding die geen extra geuremissie mocht veroorzaken. Het Hoogheemraadschap West-Brabant voert regelmatig geurmetingen uit. De resultaten blijken telkens (ruim) beneden de vergunde emissie te zijn gelegen.
Functionele analyse plangebied
32
Industrieterrein Theodorushaven Op het industrieterrein is een aantal bedrijven gevestigd dat een substantiële geuremissie heeft. Sinds de uitvoering van het IMZ-project (integrale milieuzonering) in 1995 zijn er diverse geurreducerende maatregelen getroffen die inmiddels in de Wet milieubeheer-vergunningen zijn vastgelegd. De huidige fysieke of vergunde geurbelasting is zodanig dat geen enkele geurcontour tot in het plangebied reikt. Luchtkwaliteit Industrie en wegverkeer zijn de twee belangrijkste bronnen van de uitstoot van schadelijke stoffen. Het Besluit luchtkwaliteit (inwerking getreden op 19 juli 2001), dat betrekking heeft op beide bronnen, bevat voor gemeenten een rapportageplicht richting provincie. De gemeente Bergen op Zoom heeft in dit kader concentratieberekeningen en een inventarisatie uitgevoerd. Daarbij zijn ook gegevens van de provincie (met betrekking tot industrie) en rijkswaterstaat (met betrekkingen tot snelwegen) gehanteerd. Het resultaat is opgenomen in een rapport d.d. 2 juli 2002. Uit de rapportage is gebleken dat er voor de stoffen benzeen, koolmonoxide, lood en zwaveldioxide geen overschrijding van de grenswaarden optreedt. Voor stikstofdioxide en fijn stof (PM10) treedt nergens een overschrijding van de plandrempels op. Bovenstaande betekent dat er geen overschrijding is van de wettelijke normen. Toelichting: plandrempel en grenswaarde In het Besluit luchtkwaliteit worden grenswaarden en plandrempels gegeven voor verschillende luchtverontreinigende stoffen. Een grenswaarde geeft een niveau van luchtkwaliteit aan dat voor de stoffen benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en lood reeds moet zijn bereikt. Voor stikstofdioxide en fijn stof (PM10) geven de grenswaarden een niveau aan dat in de toekomst moet worden bereikt. Voor fijn stof geldt dit voor 2005, voor stikstofdioxide geldt dit voor 2010. Een plandrempel kan worden beschouwd als een tijdelijk verhoogde grenswaarde die elk jaar iets wordt aangescherpt totdat in 2005 c.q. 2010 de plandrempel overeenkomt met de grenswaarde. Indien men onder de plandrempel blijft dan is de verwachting dat, door generiek (nationaal) beleid en verbetering en toepassing van de stand der techniek, in de toekomst de grenswaarde niet zal worden overschreden. Externe Veiligheid Bedrijven In de directe omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven waar opslag en be- en verwerking van gevaarlijke stoffen in die hoeveelheden plaatsvinden dat ze relevant zijn voor de externe veiligheid. Concrete toetsing aan het Ontwerpbesluit kwaliteitseisen is niet uitgevoerd. Vanwege het ontbreken van risicobedrijven in de directe omgeving van het plangebied kan indicatief worden gesteld dat er in het plangebied geen sprake is van saneringssituatie op basis van het ontwerpBesluit Kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (2002). Wegverkeer In een vijfjaarlijkse inventarisatie door de provincie Noord-Brabant van de door het verkeer veroorzaakte risico's op doorgaande wegen, uitgevoerd in 1997, komen geen wegen voor die in of in de nabijheid van het plangebied liggen. Dit betekent dat de risico’s op die wegen door de provincie Noord-Brabant niet bovenmatig hoog worden geacht. Railverkeer Het plangebied is op een afstand van meer dan 750 meter van de doorgaande spoorlijn Roosendaal-Vlissingen gelegen en behoeft geen verdere toetsing. Het raccordementspoor echter is op korte afstand van de woonbebouwing gelegen. In 1997 is, in opdracht van de gemeente Bergen op Zoom, door Aviv een risicoberekening uitgevoerd in het kader van de voorgenomen ontwikkelingen in Augustapolder. Hierbij bleek dat bij de diverse toekomstscenario's, waarin zowel de intensiteiten van het vervoer gevaarlijke stoffen als de bevolkingsdichtheden substantieel toenamen, er geen overschrijding van het individueel of groepsrisico optreedt.
Functionele analyse plangebied
33
Scheepvaartverkeer In de eerder bij het onderdeel wegverkeer genoemde vijfjaarlijkse inventarisatie door de provincie Noord-Brabant, zijn ook de door het scheepvaartverkeer veroorzaakte risico's in beeld gebracht. In de nabijheid van het plangebied is het Schelde-Rijnkanaal gelegen. Uit de inventarisatie blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 /jaar niet buiten de oevers van het kanaal is gelegen zodat dit geen invloed heeft op het plangebied. Het plangebied is ook niet gelegen in de toetsingzone van 200 meter voor het groepsrisico. Leidingen De beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen door (buis)leidingen dient plaats te vinden aan de hand van de nota "Risico-normering vervoer gevaarlijke stoffen, 2e kamer 1995-1996" en de handreiking "Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen, VNG 1998". In deze publicaties wordt onder meer verwezen naar het Structuurschema Buisleidingen (SBUI, Kamerstuk II; 17353, nummers 1-2). In het SBUI is de buisleidingenstraat Pernis-Belgische grens opgenomen. Voor wat betreft de aan te houden veiligheidsafstanden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande gastransportleidingen is de richtlijn van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, getiteld: “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” onder kenmerk DGMH/B nr. 0104004 van 26 november 1984, van toepassing. Bij buisleidingen en gastransportleidingen dient rekening gehouden te worden met een bebouwingsafstand en een toetsingsafstand. Het streven dient erop gericht te zijn dat er binnen de toetsingsafstand geen woonbebouwing of bijzondere objecten worden gerealiseerd (met uitzondering van wegen, verharding en dergelijke). Buiten de toetsingsafstand zijn in principe geen beperkingen. Ontwikkelingen tussen de bebouwingsafstand en de toetsingsafstand dienen getoetst te worden aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. De bebouwingsafstand voor twee genoemde leidingen (stikstof- en waterstofleiding) bedraagt bij categorie l objecten 5 meter. De toetsingsafstand 25 meter. Bij de twee gastransportleidingen, één van de N.V. Nederlandse Gasunie en één van Zebra, bedraagt de toetsingsafstand 30 meter respectievelijk 20 meter. Uit het oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering is het binnen een afstand van vier meter uit het hart van de gasleidingen niet toegestaan werkzaamheden uit te voeren die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen of gevaar voor personen en/of goederen kunnen opleveren. Het college kan hiervan vrijstelling verlenen na schriftelijke toestemming van de leidingbeheerder. Voor de in het gebied gelegen hoogspanningskabel en afvalwaterleiding van GEP bedraagt de bebouwingsafstand vier meter uit het hart van de kabel respectievelijk leiding. Binnen het plangebied zijn 2 leidingen gelegen die vanaf de buisleidingenstraat door het plangebied naar het terrein van GEP lopen. Deze beide leidingen zijn in beheer bij Air Liquide en transporteren waterstof en stikstof. Bij leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd hoort een toetsing- en bebouwingszone die echter voor deze stoffen in de regelgeving niet is genoemd. Soort
Beheerder
Druk
Stikstof Air Liquide 64 bar Waterstof Air Liquide 64 bar
diameter Bebouwings-afstand Bebouwings-afstand Woonwijken, Incidentele flatgebouwen en bebouwing en Cat-2 Cat-1 objecten objecten 10 inch 8 inch
(6) (6)
(6) (6)
Toetsingsafstand
(25) (25)
De tussen haakjes geplaatste afstanden zijn indicatief en onzeker. Er zijn geen afstanden bekend voor het vervoer door buisleidingen van deze stoffen. Voor vloeibare zuurstof is aansluiting gezocht bij de richtlijn CPR 5, waarin aan te houden afstanden voor zuurstoftanks zijn opgenomen. Bij het voornemen om bestemmingen te realiseren zal er altijd overleg dienen plaats te vinden met de beheerder van de leidingen. Op 8 meter van de betreffende leidingen wordt een kinderopvang gerealiseerd. Kinderopvang geniet de hoogste bescherming (categorie I). Er heeft daarom een andere toets plaatsgevonden aan den oriënterende waarde voor het groepsrisico.
Functionele analyse plangebied
34
Deze is uitgevoerd met behulp van de IPORBM rekenmal. Dit is een landelijk gebruikt model dat nauw aansluit bij vorengenoemde handreiking van de VNG. In de handreiking en rekenmal komen de vervoerde stoffen (zuursof en waterstof) niet voor. Daarom heeft de Regionale Milieudienst West-Brabant de berekening uitgevoerd op basis van een aardgasleiding. Daaruit is gebleken dat er een groepsrisico wordt berekend. Dit betekent dat het groepsrisico lager is dan 10-10/jaar en dat dus het werkelijke risico ruim onder de oriënteerde waarde is gelegen. Voor het veiligstellen van de in het plangebied gelegen leidingen zijn stroken ter weerszijden van de op de plankaart aangegeven leidingen aangewezen als beschermingszone. In de voorschriften is bepaald dat op deze gronden slechts gebouwd mag worden na vrijsteling, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leidingen. Voorts is er een aanlegvergunningenstelsel van kracht, om te voorkomen dat diepwortelende beplantingen of bomen worden aangebracht, dan wel heiwerkzaamheden of werkzaamheden betreffende het ophogen of egaliseren, bodemverlagen of afgraven worden verricht. De vrijstelling respectievelijk de aanlegvergunning wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de leidingen(en).
Beleidsbeschrijving
35
4. Beleidsbeschrijving 4.1. Van analyse naar beleidsbeschrijving Uit de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied zoals beschreven in de hoofdstukken 2 en 3 ontstaat het volgende samenvattende beeld van het plangebied Bergse Plaat/ Binnenschelde. Bergse Plaat/ Binnenschelde omvat het omvangrijke woongebied grenzend aan het Markiezaatsmeer en de Binnenschelde aan de zuidwestzijde van stad. Het gebied kent een jonge ontstaansgeschiedenis: het is ontstaan bij de uitvoering van de Deltawerken. Vanaf 1980 zijn door de Rijksdienst IJsselmeerpolders op de slikken en schorren van het Verdronken Land van het Markiezaat grote hoeveelheden baggerspecie opgespoten, afkomstig van de aanleg van het spuikanaal bij Rilland en van andere werken van het ScheldeRijnkanaal. De situering en ruimtelijke positie van de wijk wordt gekenmerkt door de natuurlijke begrenzing van het Markiezaatsmeer en de Binnenschelde. Dit versterkt de identiteit van de wijk. Bergse Plaat/ Binnenschelde is vooral een woongebied. Wonen vormt de belangrijkste functie. De leeftijdsopbouw is jonger dan die van geheel Bergen op Zoom. Het aantal bewoners met een buitenlandse nationaliteit is laag (16%). De woningvoorraad wordt gekenmerkt door zeer recente woningbouw en een goede woon- en bouwtechnische kwaliteit. De waardering van de bewoners voor de woonomgeving ligt met een rapportcijfer van 7,9 hoger dan de gemiddelde waardering van de gehele gemeente (7). Bergse Plaat/ Binnenschelde is een gevarieerd stadsdeel met wonen en recreatie als gevolg van de ligging aan het Markiezaatsmeer den de Binnenschelde. De Boulevard vormt een eigen gebied met een belangrijke recreatieve functie. Het in de navolgende paragraaf beschreven beleidsprogramma vormt (tezamen met de inventarisaties en analyses uit de hoofdstukken 2 en 3) de onderbouwing en de onderlegger voor de bestemmingsregeling. Voorzover mogelijk zijn de onderdelen uit dit beleidsprogramma weergegeven op figuur 7.
4.2. Beleidsprogramma Actualisering bestemmingsregeling Belangrijkste uitgangspunt voor het opstellen van het bestemmingsplan Bergse Plaat/ Binnenschelde is het onderbrengen van het totale plangebied (de ruimtelijk-functioneel samenhangende woonwijk) onder één uniforme en actuele bestemmingsregeling. Dit betekent dat de huidige globale, op gefaseerde uitvoering gerichte, bestemmingsregeling wordt vervangen door een regeling voor het totale plangebied die gericht is op ruimtelijk beheer. Dit raakt met name de bestemmingen waarin het wonen geregeld wordt. Er komt één voor het totale plangebied geldende regeling voor de grondgebonden woningen (bestemming Woondoeleinden) met alleen nadere nuanceringen in gebruiks- en bouwmogelijkheden wanneer specifieke omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld in relatie tot cultuurhistorische waarden). De invulling van de bestemming Woondoeleinden zal daarbij, binnen de grenzen van ruimtelijke kwaliteit, gericht zijn op het verruimen van gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden (verruimen individuele woonkwaliteit binnen waarborgen ruimtelijke kwaliteit). De regeling krijgt daarmee een sterker accent op beheer ten opzichte van de vigerende regeling, waarin de realisering van het woongebied sterker tot uitdrukking kwam.
Beleidsbeschrijving
Figuur 7 Beleidskaart
36
Beleidsbeschrijving
37
Vastleggen ruimtelijke kenmerken bebouwingspatroon In hoofdstuk 2 is het plangebied nader geanalyseerd op ruimtelijke kenmerken met als doel om inzicht te krijgen in de wenselijkheid en noodzaak van het in de bestemmingsregeling waarborgen van ruimtelijke kenmerken. Uit de analyse blijkt dat in de onderscheiden deelgebieden bepaalde aspecten van het bebouwingspatroon kenmerkend zijn voor het karakter en de ruimtelijke kwaliteit van die gebieden. Aspecten als bebouwingstypologie (variatie, stapeling), bebouwingshoogte (één laag, hoogbouw), dakvorm (plat, flauwe dakhelling, gebogen, etc.), tuin en erf worden, voorzover deze bepalend zijn voor het specifieke karakter van het gebied in de bestemmingsregeling vastgelegd. Daarbij is ook de continuering van het bestaande beleid van belang. Afronding woonwijk De woonwijk Bergse Plaat is voor het grootste deel gerealiseerd. Nog niet alle ontwikkelingen die in het oorspronkelijke plan waren voorzien, zijn totstandgekomen. Het bestemmingsplan voorziet dan ook in de mogelijkheid om de woonwijk in die zin geheel af te ronden. Het betreft de volgende concrete projecten: appartementengebouw De Naald op de noordwestpunt van de Bergse Plaat; urban villa;s in het scharnierpunt; (tijdelijke) uitbreiding van scholen in het centrale deel van het gebied, ondermeer een dependence op de hoek Laan van Reimerswaal/Laan van Hildernisse-Zuid; permanent gebouw voor kinderdagopvang aan de Laan van Everswaard-Laan van Hildernisse noord/zuid; EHBO-post en uitkijktoren nabij het zwembad appartementengebouwen aan de Boulevard in het gebied van de tijdelijke kinderdagopvang; skatepark ten noordoosten van het zwembad; speeltuin nabij de Olaf Palme brug; uitbreiding Golden Tulip Parkhotel; situering van de Mc Donalds-mast. Deze ontwikkelingen zijn op de plankaart en in de voorschriften opgenomen. Voorwaarden beroep/bedrijf aan huis De toenemende belangstelling voor zelfstandig ondernemerschap, telewerken en het hebben van een werkplek aan huis hebben, naast de dalende gemiddelde woningbezetting en andere gewijzigde woonwensen, geleid tot de behoefte aan vestigingsmogelijkheden van beroepen en bedrijven aan huis in woonwijken. Het gaat hier niet om afzonderlijke, kleinschalige bedrijvigheid. Beroepen aan huis kunnen tot op zekere hoogte stedenbouwkundig worden ingepast. In bestaande woonwijken zal zorgvuldig met vestiging dienen te worden omgegaan om te voorkomen dat de vrijheid van een individu de overlast voor velen kan betekenen. Hieruit volgt dat aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan. De woning (met inbegrip van aan- en bijgebouwen), die voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep nodig is, moet in overwegende mate de woonfunctie behouden Het gebruik ten behoeve van een aan huis gebonden beroep mag geen ernstige afbreuk of onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leiden tot een onaanvaardbare parkeerdruk. Detailhandel mag alleen plaatsvinden als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep. Behouden cultuurhistorische waarden/ruimtelijke kwaliteiten De wijk Bergse Plaat/ Binnenschelde ontleent haar identiteit en kwaliteit mede aan de herkenbaarheid van haar ontstaansgeschiedenis. In hoofdstuk 3.2. zijn deze waarden vermeld. Behoud van deze waarden is noodzakelijk. Voor het bestemmingsplan houdt dit het volgende in.
Beleidsbeschrijving
38
Archeologische waarden Binnen het plangebied zijn restanten gelegen van het Kasteel van Borgvliet. Op de Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant (CHW) is deze locatie niet vermeld als een locatie met een indicatieve archeologische waarde, noch met een historisch geografische waarde. De oostelijke rand van het plangebied is op de CHW aangegeven als een gebied met een lage indicatieve archeologische waarde. Een integrale bescherming van deze archeologisch locatie is niet noodzakelijk. Wel is het van belang om voor locaties waar ruimtelijke ingrepen binnen de plantermijn zijn te verwachten het eventuele archeologische belang te waarborgen. Aan de oostelijke rand van het plangebied zijn echter geen ruimtelijke ingrepen te verwachten. Monumenten In het plangebied bevinden zich geen rijksmonument of gemeentelijk monumenten. Behouden en versterken verzorgingsstructuur Behoud van de bestaande verzorgingsstructuur is van belang voor de toekomst van de wijk. Voor het bestemmingsplan is daarbij het volgende uitgangspunt van belang: bevestiging van de bestaande voorzieningen (detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen) met waar ruimtelijk aanvaardbaar flexibiliteit ten aanzien van intensivering en uitbreiding, met name in het centrumgebied. Verbetering inrichting wegenstructuur Verbetering van de wegenstructuur is in Bergse Plaat/Binnenschelde niet aan de orde. Groenstructuur Grote wijzigingen in de bestaande groenstructuur zijn niet aan de orde. Het accent zal met name liggen op onderhoud. In voorbereiding is een groenstructuurplan voor de gehele kern. Daarin zal op basis van de bevindingen met betrekking tot de bestaande groenstructuur een actie- en uitvoeringsplan voor de verbetering van de groenstructuur opgesteld worden. Voor het plangebied is met name van belang het behoud van de bestaande hoofdgroenstructuur van het plangebied.
5. Bestemmingsregeling
39
5.1. Overwegingen en uitgangspunten bestemmingsmethodiek Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling zijn enkele overwegingen en uitgangspunten van belang die bepalend zijn voor de opzet van de bestemmingslegging (plankaart en voorschriften). Planvorm De WRO biedt de keuze uit drie planvormen: het gedetailleerde bestemmingsplan; gebaseerd op artikel 10 WRO; het zogenaamde globale eindplan; gebaseerd op artikel 10 WRO; het globale uitwerkingsplan met een uitwerkingsplicht gebaseerd op artikel 11 WRO. Het verschil tussen de op artikel 10 en de op artikel 11 gebaseerde plannen is dat de artikel 10plannen meteen een basis bieden voor het verlenen van bouwvergunning en dat de artikel 11plannen eerst moeten worden uitgewerkt voordat bouwvergunning verleend kan worden. Artikel 10-plannen kunnen gedetailleerd of globaal zijn. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden toegepast, afhankelijk van het te voeren beleid en strategie (regiefunctie gemeente). De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijke beleid en de regiefunctie van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierin een belangrijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer rechtszekerheid. Globale eindplannen bieden meer flexibiliteit. Deze planvorm ligt minder voor de hand wanneer de gemeente geen eigenaar van de gronden is. Als zo'n plan eenmaal vigeert kan de gemeente ongewenste ontwikkelingen moeilijker tegengaan, omdat nu eenmaal bouwvergunning moet worden verleend voor alle aanvragen om bouwvergunning, die binnen het plan passen. Bovendien dient er voor te worden gewaakt, dat een dergelijk plan zo globaal wordt, dat de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening aanvullende werking krijgen. Volgens jurisprudentie is het niet toegestaan een zogenaamd inrichtingsplan als barrière voor ongewenste ontwikkelingen op te nemen. Het globale nog uit te werken plan biedt dan uitkomst. Een dergelijke planvorm biedt het gemeentebestuur een onderhandelingspositie, omdat de bouwvergunning pas kan worden verleend wanneer het uitgewerkte plan van kracht is geworden. Zoals reeds gesteld, kan een bestemmingsplan een mengvorm zijn van vorenstaande planvormen. Op basis van het vorenstaande worden de volgende uitgangspunten gehanteerd. Bij de gebieden en percelen waar het bestemmingsplan is gericht op beheer en consolidatie ligt een gedetailleerde planvorm voor de hand. In geval van ontwikkelingen (actief of passief beleid) ligt een globale planvorm voor de hand in vorm van wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheden. Dit zal evenwel worden beoordeeld aan de hand van de voortgang en concreetheid van het wijkontwikkelingsplan. Doelstellingen en uitgangspunten Het uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan is dat de van kracht zijnde regelingen zodanig worden geactualiseerd dat samenhangende, op actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen afgestemde bestemmingsregelingen ontstaan. Als doelstellingen en uitgangspunten kunnen daarbij worden onderscheiden: - Rechtszekerheid en klantgerichtheid, dat wil zeggen voor de burger een duidelijk, toegankelijk en op actuele behoeften en eisen afgestemd plan; - Makkelijke toepasbaarheid en hanteerbaarheid voor de gemeentelijke diensten; een plan waaraan bouwaanvragen op heldere wijze kunnen worden getoetst met als resultaat een minimale bestuurslast; - Duidelijkheid en inzichtelijkheid van hetgeen is toegestaan, dit houdt in dat de bestemmingen met hun bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel als mogelijk is op de plankaart zichtbaar worden gemaakt. Het bestemmingsplan is gericht op beheer. Er zijn geen nieuwe bouwinitiatieven voor gebieden en percelen (op langere termijn) te verwachten. De aandacht richt zich in eerste instantie op de woonfunctie en de aard en de verschijningsvorm van de woonbebouwing in de plangebieden. Bij de opbouw van de regeling wordt uitgeAdviesbureau RBOI Middelburg
720.006832.00
Bestemmingsregeling
40
gaan van een collectieve doelstelling die van toepassing zal zijn bij alle woningen. Deze doelstelling is om enerzijds een goede regeling voor de uitbreidingsmogelijkheden van de woningen te bieden ten behoeve van een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de bestaande ruimtelijke kwaliteit in het plangebied te handhaven. Op basis van het vorenstaande worden de volgende uitgangspunten gehanteerd. De bestemmingen met hun bouwmogelijkheden zullen zoveel mogelijk op de plankaart zichtbaar worden gemaakt (zie ook hierna) De in het plan neergelegde regeling zal worden onderbouwd en zal het gewenste ruimtelijke beleid aangeven. Dit betekent dat een eventuele afwijzing van een verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 19 WRO (nieuw) kan worden gemotiveerd. Uitgangspunten De opgestelde analyses van en beleidsbeschrijvingen voor de plangebieden vormen het kader voor de op de plankaart geprojecteerde bestemmingen en begrenzingen van bestemmingen alsmede voor de voorschriften. Met betrekking tot de in het plan geprojecteerde bestemmingen kan in het algemeen het volgende worden opgemerkt. a. Het uitgangspunt is op de eerste plaats consolidatie/bevestiging van de aanwezige situatie waarbij, voorzover planologisch aanvaardbaar en ruimtelijk mogelijk, veranderings- en/ of ontwikkelingsmogelijkheden voor aanwezige gebruiksvormen in de vorm van uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. De uitbreidingsmogelijkheden worden echter beperkt door mogelijke conflicten met ruimtelijke kwaliteit of beperkt door potentiële conflicten, strijdigheden en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen. b. De zeer globale bestemmingsregelingen die tot dusver vigeerden, hebben dikwijls geleid tot het moeten inwilligen van een verzoek om bouwvergunning, terwijl er uit ruimtelijk oogpunt overwegende bezwaren bestonden om aan het bouwwerk medewerking te verlenen. In het onderhavige bestemmingsplan is gestreefd naar een aanscherping van bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de grenzen van de hoofdlijnen van het te voeren beleid. c. De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied noodzaken tot een zorgvuldige afstemming van bouwmogelijkheden. Bij het leggen van bestemmingen, het bepalen van bouwgrenzen en opstellen van flexibiliteitsbepalingen heeft steeds een zorgvuldige afweging plaatsgevonden van de aanwezige belangen en is rekening gehouden met hedendaagse eisen. Binnen de marges van het beleid is gezocht naar aanscherping in de bestemmingsregeling als bedoeld onder a en b. d. Er bestaan vooralsnog geen concrete voornemens tot ingrijpende functieverandering. Het zal wel tot de mogelijkheden moeten behoren in sommige gevallen een bestaande gebruiksvorm om te zetten wanneer bepaalde functies voor het plangebied niet als optimaal kunnen worden beschouwd of er rekening mee moet worden gehouden dat de bestaande gebruiksvorm mogelijk niet duurzaam is. e. De regeling zal zo uniform mogelijk dienen te zijn teneinde een zo groot mogelijke rechtsgelijkheid te kunnen bieden. Dit neemt niet weg dat gelet op de ruimtelijke karakteristiek van de kern en van enkele afzonderlijke locaties specifieke (beperkende) bepalingen zijn gewenst.
5.2. Toelichting bestemmingsregeling Inleiding In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze de hiervoor beschreven, gewenste ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (het karakter van het plan, de kaart en de voorschriften). Binnen het plangebied is in hoofdzaak sprake van bestaande bebouwing. Het bestemmingsplan kent in hoofdzaak een beheerskarakter. Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan. Dit houdt onder meer in dat indien aanvragen passen binnen de bestemmings- en bebouwingsbepalingen een directe bouwtitel ontstaat. In de voorschriften wordt de nodige flexibiliteit ingebracht die mogelijkheden biedt om in de planperiode te kunnen inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen zonder dat de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plan wordt aangetast.
Bestemmingsregeling
41
Kaart De kaart bestaat uit zes kaartbladen. Door middel van een combinatie van begrenzingen, coderingen, arceringen en kleuren, is de verdeling aangegeven van de diverse binnen het plangebied onderscheiden bestemmingen. Bovendien bevat het kaartblad aanduidingen die gelezen moeten worden in samenhang met de bebouwingsbepalingen, die voor de onderscheiden bestemmingen zijn gegeven. De materiële inhoud van de bestemmingen is weergegeven in hoofdstuk III van de voorschriften. Voorschriften De voorschriften bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/ of nog op te richten bouwwerken. De voorschriften zijn onderverdeeld in hoofdstukken, te weten: - Hoofdstuk I Algemene en technische bepalingen - Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen - Hoofdstuk III Gebruiksbepalingen - Hoofdstuk IV Flexibiliteitsbepalingen - Hoofdstuk V Strafrechtelijke, overgangs- en slotbepaling. Hoofdstuk I Algemene en technische bepalingen Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze voorschriften. Begripsbepalingen Deze geven een nadere uitleg van een aantal in de voorschriften gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Wijze van meten en berekenen Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden bepaald. Relatie bestemmingsplan en overige wetgeving Het artikel legt een relatie met bepalingen van de gemeentelijke bouwverordening die, door opname van het artikel, hun werking ook voor het plangebied blijven behouden. Procedureregels Het artikel procedureregels geeft aan welke procedure dient te worden gevolgd, indien burgemeester en wethouders de aan hun toegekende vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden (willen) effectueren. Het geeft belanghebbenden de mogelijkheid gedurende een bepaalde periode bij burgemeester en wethouders hun zienswijze of bedenkingen kenbaar te maken tegen een voornemen tot toepassing van bedoelde flexibiliteitsbepalingen. Voorzover de procedureregels van toepassing zijn, is er in de betreffende artikelen naar verwezen. Bescherming van het plan en bestaande afstanden en andere maten Het onderhavige artikel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Voort is een bepaling opgenomen dat wanneer een bestaande afstand afwijkt van hetgeen is voorgeschreven, die bestaande maat als maatgevend wordt gezien in plaats van hetgeen is bepaald. Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen Dit hoofdstuk bevat voorschriften waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de op de kaart voorkomende bestemmingen en de op de kaart gegeven aanwijzingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opzet van deze voorschriften is de volgende vaste indeling aangehouden teneinde de duidelijkheid te bevorderen: Bestemmingsbepalingen In dit onderdeel wordt de materiele inhoud van de bestemming aangegeven, dit houdt in: de functies die binnen de bestemming "als recht" zijn toegestaan. De doeleindenomschrijving vormt de eerste "toetssteen" voor bouwactiviteiten en/ of gebruiksvormen. Beide zijn slechts toegestaan, voorzover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving. Bebouwingsbepalingen
Bestemmingsregeling
42
Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven doeleindenomschrijving. In een aantal gevallen zijn voor de bestemming specifieke vrijstellingsbepalingen opgenomen. Gebruiksbepalingen In dit onderdeel wordt een relatie gelegd met de in artikel 20 opgenomen algemene gebruiksbepaling. Voorzover van belang zijn in dit onderdeel tevens bestemmingsspecifieke gebruiksbepalingen opgenomen. De in dit hoofdstuk opgenomen bestemmingen worden hieronder artikelsgewijs toegelicht. Woondoeleinden (W) De in het plangebied gelegen eengezinshuizen zijn ondergebracht in de bestemming Woondoeleinden. Als woningtypen zijn toegestaan: vrijstaande, halfvrijstaande woningen en blokken aaneengesloten woningen. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen op de kaart aangegeven bebouwingsvlakken met een standaarddiepte van 10 meter, met uitzondering van de urban-villa’s. Hiervoor wordt een bouwblok aangehouden van 24 bij 24 meter. leder bebouwingsvlak mag geheel worden bebouwd. In het belang van het behoud van het stedenbouwkundig patroon zijn de volgende specifieke bepalingen opgenomen. Ten behoeve van het behoud van het open bebouwingspatroon (stedenbouwkundig patroon) zijn voor enkele gebieden specifieke bouwvoorschriften opgenomen, overeenkomstig het vigerende beleid en zoals ook opgenomen in het welstandsbeleid. De architectonische aspecten worden overigens via het welstandsbeleid geregeld. In diverse woonstraten en delen van gebieden is bepaald dat de bestaande dak- of kapvormen niet mogen worden veranderd in het belang van het behoud van de gerealiseerde stedenbouwkundige uitstraling en kwaliteit hiervan. Voor vlonders en steigers zijn afzonderlijke bepalingen opgenomen. Het behoud van de onbebouwde ruimten tussen woningen in de projectmatig gerealiseerde woonblokken (afstand van bijgebouwen 5 meter tot de voorgevel) is door een zorgvuldige bepaling van de bouwgrenzen (voortuin, hoofdgebouw, erfbebouwing) vastgelegd. Deze bepalingen zijn veelal gekoppeld aan specifieke nadere aanwijzingen op de plankaart. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de goothoogte en/of de bouwhoogte. Bij de woonbestemming is een regeling opgenomen inzake het medegebruik van de woning voor beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte (gedeeltelijk na vrijstelling). Woondoeleinden Gestapeld (WS) Voor de divers gestapelde wooncomplexen is een afzonderlijke bestemming opgenomen. Hier zijn niet alleen gestapelde woningen toegestaan, ook eengezinshuizen, die kunnen ontstaan door meerdere lagen samen te voegen. Deze ontwikkeling zal zich niet vaak voordoen. Het is niet toelaatbaar dat hierin beroeps- of bedrijfsmatig gebruik wordt uitgeoefend. Aan de medisch dienstverlenende vestigingen tegenover en ten zuiden van het winkelcentrum is een subbestemming maatschappelijke voorzieningen opgenomen. Bij de te bouwen urban villa’s in het scharnierpunt en de appartementengebouwen aan de Boulevard is voorzien in een ondergrondse stallingsruimte. Bij de urban villa’s is ook voorzien in een ontmoetingsruimte. Woonwagens (WW) De woonwagencentra zuidelijk van de Stelleweg en nabij het Reimerswaalpark zijn als zodanig bestemd. Ter plaatse zijn bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan. Er zijn geen woningen toegestaan. Centrumdoeleinden (C ) De bestemming heeft betrekking op het centrumgebied en heeft als uitgangspunt de bestaande functie en bebouwing. Binnen de bestemming zijn winkels, dienstverlenende bedrijven, kantoren en/ of praktijkruimten en bijbehorende horecabedrijven toegestaan. Er is geen ruimte gereserveerd voor toename van de omvang of het aantal horecabedrijven. Aan de medisch dienstverlenende vestigingen ten zuiden van het winkelcentrum is een subbestemming maatschappelijke voorzieningen opgenomen. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van behoud van het bestaande gebouw binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak. Voor het gehele bebouwingsvlak is de hoogte aangegeven.
Bestemmingsregeling
43
Bedrijfsdoeleinden (B) Het bedrijf voor haarden aan de ingang van het woongebied, nabij de Laan van Reimerswaal, is de bestemming Bedrijfsdoeleinden toegekend. De bestaande woning is bevestigd. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van behoud van het bestaande gebouw binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak. Voor het gehele bebouwingsvlak is de hoogte aangegeven. Horecadoeleinden (H) Aan het restaurant op de Boulevard en het hotel in Kijk in de Pot zijn horecabestemmingen gegeven. Ook voorziet het plan in nog twee strandpaviljoens. De toelaatbaarheid van de horecabedrijven is gekoppeld aan een Staat van Horeca-activiteiten, afgestemd op de beoogde karakteristiek ter plaatse. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van behoud van het bestaande gebouw binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak. Voor het gehele bebouwingsvlak is de hoogte aangegeven. Voor de strandpaviljoens geldt dat ze als verenigingsgebouw te gebruiken zijn door de opgenomen subbestemming maatschappelijke voorzieningen. Bij bedrijfsbeëindiging kan detailhandel worden toegestaan, die wel gericht moeten zijn op het recreatieve karakter van de Boulevard. Kantoordoeleinden (K) De kantoren nabij de Markiezaatsweg en Laan der Hildernisse Noord zijn als zodanig bestemd. Er zijn geen woningen toegestaan. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van behoud van het bestaande gebouw binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak. Voor het gehele bebouwingsvlak is de hoogte aangegeven. Maatschappelijke doeleinden (M) De bestemming is specifiek opgenomen voor de in het plangebied aanwezige scholen, de dependence en voor nutsvoorzieningen. De toelaatbaarheid van bebouwing is met behulp van de het veld duidelijk waarneembare grenzen, aangegeven. Voor uitbreiding van de bebouwing wordt dan ook uitgegaan van situering binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak. Voor het gehele bebouwingsvlak is de hoogte aangegeven. Voor de dependance is de subbestemming “bs” opgenomen zodat de bebouwing enkel ten behoeve van basisonderwijs kan worden gebruikt. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor overtollige ruimte die aan de openbare ruimte kan worden toegevoegd. Om te voorkomen dat een overschrijding van de richtwaarden op basis van de Wet Geluidhinder zal plaatsvinden, is het gebruik van de parkeerplaatsen op het schoolterrein specifiek bestemd en is ook de strook tussen het toekomstig schoolgebouw en de woningen aan de Agger dusdanig bestemd dat deze niet mag worden ingericht als buitenspeelplaats. Recreatieve doeleinden (R) Gezien het recreatieve karakter van de Boulevard zijn de voorzieningen zoals het zwembadcomplex, het sportcomplex, de tussen het strand en de het sportcomplex gelegen gronden en het strand voorzien van een recreatiebestemming en daarbinnen afzonderlijk aangeduid. Tevens zijn de bijbehorende voorzieningen en functies specifiek toelaatbaar gesteld. Autoboxen (AB) Voor de autoboxen in het plangebied is een aparte bestemming opgenomen. Dit om te verduidelijken dat het hier om garages gaat die niet aan een specifieke woning gerelateerd zijn. Het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak mag geheel worden bebouwd. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de hoogte en oppervlakte. Het gebruik van de garages en bergplaatsen voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten is uitgesloten. Groenvoorzieningen (G) De gronden met deze bestemming betreffen gebieden met (openbare) groenvoorzieningen, de waterlopen en waterpartijen, die binnen de ruimtelijke hoofdopzet van het plan van belang zijn en om die reden behouden dienen te blijven. Binnen de bestemming is de bouw van straatmeubilair en kunstobjecten toegestaan. Binnen de bestemming Groenvoorzieningen is een wijzigingsbevoegdheid voor sportvoorzieningen en evenementen opgenomen. In de wijzigingsbevoegdheid zijn voorwaarden gesteld aan de toepassing hiervan, waaronder de voorwaarde dat een en ander geen onevenredig nadeel mag hebben voor de omgeving. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor verplaatsing van de Mc Donalds
Bestemmingsregeling
44
reclamemast in de richting van de kruising Olaf Palmebrug-Markiezaatsweg. Ook daarbij zijn voorwaarden gesteld. Verkeersdoeleinden (V) De bestemming is opgenomen voor de wegen, parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes en bermen. Binnen de bestemming is het oprichten van kunstobjecten en straatmeubilair, zoals nutsvoorzieningen en abri's, toegestaan. De inrichting van de wegen is, in verband met het bepaalde in het Bro 1985, nader aangegeven (aantal rijstroken). Voor de Laan van Reimerswaal is de subbestemming gebiedsontsluitingsweg opgenomen. Spoorwegdoeleinden (S) De bestemming is opgenomen voor het gedeelte van het spoortraject Roosendaal-Vlissingen. Binnen de bestemming is het oprichten van bouwwerken ten dienste van de spoorwegen toegestaan. Leidingen (medebestemmingen) De aanwezige, planologisch relevante leidingen zijn als zodanig bestemd. Archeologisch waardevol gebied Voor het "Kasteel van Borgvliet" is de bestemming Archeologisch waardevol gebied opgenomen. Met het aanlegvergunningsstelsel worden deze waarden beschermd. Hoofdstuk III Gebruiksbepalingen Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk II van toepassing zijn. Algemene gebruiksbepalingen De gebruiksbepalingen bevatten een algemeen verbod om de gronden anders te gebruiken dan overeenkomstig de gegeven bestemming. Ten behoeve van de flexibiliteit van het plan is vrijstelling mogelijk. Dit houdt in dat burgemeester en wethouders vrijstelling moeten verlenen, indien strikte toepassing van de verbodsbepaling leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Het opnemen van deze vrijstelling (ook wel toverformule genoemd) is een eis van de Kroon en gebaseerd op een interpretatie van artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Mede gezien de jurisprudentie zal het andere gebruik moeten aansluiten bij de in de doeleindenomschrijving omschreven bestemming. Toepassing van de vrijstelling mag nimmer leiden tot een formele bestemmingswijziging. Verboden is het gebruik van gebouwen als seksinrichting, voor smartshops en vliegende winkels. Daarbij is het volgende relevant. a. Seksinrichtingen Op 26 oktober 1999 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel tot opheffing van het algemeen bordeelverbod. Deze wetswijziging is op 1 oktober 2000 in werking getreden. Dat betekent dat de exploitatie van prostitutie vanaf deze datum niet meer in algemene zin strafbaar is op grond van het Wetboek van Strafrecht. Slechts de exploitatie van onvrijwillige prostitutie en van prostitutie door minderjarigen blijft strafbaar gesteld. Met het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om regulerend op te treden. Zij kunnen dit doen door een vergunningenstelsel te introduceren en prostitutiebeleid te voeren. Daarbij wordt tevens gebruikgemaakt van een combinatie van twee instrumenten: de Algemene Plaatselijke Verordening (prostitutieverordening) en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (bestemmingsplannen). Door de opheffing van het bordeelverbod is het mogelijk de bedrijfsmatige uitoefening van prostitutie positief te bestemmen en de uitoefening daarvan op ongewenste locaties te verbieden. Het instrument van het bestemmingsplannen is voornamelijk ondersteunend aan het door de gemeente gevoerde beleid en aan het instrument van de vergunningverlening, zoals neergelegd in de APV. Echter doordat in de APV strijdigheid met het bestemmingsplan als dwingende weigeringgrond is opgenomen, kan door herziening van de bestemmingsplannen een sluitend systeem worden gecreëerd. De vergunningverlening ten behoeve van een seksinrichting in het kader van de APV wordt dan ook gekoppeld aan de bestemming van gronden en opstallen die aangeeft waar seksinrichtingen zich al dan niet mogen vesti-
Bestemmingsregeling
b.
c.
45
gen. Voor het plangebied Bergse Plaat/ Binnenschelde wordt het, gezien de kenmerken van het gebied als woongebied, ongewenst geacht dat ter plaatse een seksinrichting wordt gevestigd. Dit dient elders in de stad plaats te vinden. Vandaar dat in de gebruiksbepalingen een verbod is opgenomen. Smartshops Het karakter van een woongebied met een geconcentreerd winkelcentrum brengt ook met zich mee dat alleen in dit gebied passende detailhandel en horecavoorzieningen toelaatbaar zijn. Gelet op de kenmerken van een smartshop die duidelijk afwijken van het wooneen leefmilieu dat in zo’n gebied gewenst is, worden smartshops uitgesloten. Doorgaans is immers sprake van openingstijden die afwijken van winkels en van een horeca-achtige onderneming die volgens de criteria die worden gehanteerd voor indeling in de Staat van Horeca-activiteiten, behoren tot de middelzware tot zware horecacategorieën. Ook de uitstraling op de omgeving is van dien aard dat dergelijke voorzieningen niet in dit plangebied thuishoren. Vliegende winkels De laatste jaren doet zich in toenemende mate het fenomeen "vliegende winkels" voor. In de gemeente Bergen op Zoom komen hieromtrent klachten binnen. Het zijn immers ondernemingen die: - gedurende een of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren; - dit doen vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantines/-ruimtes en wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis; - zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken. Deze openbare verkopen zijn vaak strijdig met het bestemmingsplan. In het algemeen is immers detailhandel op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan in horecagelegenheden, sportkantines/ -ruimtes, wijkcentra en aan huis. Volgens jurisprudentie mogen gemeentes openbare verkopen gedogen, indien een adequaat beleid is vastgesteld. Mede in het belang van distributieplanologische belangen van de plaatselijke middenstand zijn dergelijke openbare verkopen ongewenst. Het is noodzakelijk op grond van het bestemmingsplan adequaat handhavend te kunnen optreden. Voor de duidelijkheid is dit gebruik dan ook expliciet als strijdig gebruik aangemerkt. In combinatie hiermee is een standaardbrief opgesteld met hierin de uitleg dat een openbare verkoop op grond van het bestemmingsplan in horecagelegenheden, sportkantines/ -ruimtes, wijkcentra en aan huis niet is toegestaan. Dit is op 27 oktober 2002 in de Bergen op Zoomse Bode gepubliceerd. Voorts zijn de horecagelegenheden en de wijkcentra aangeschreven. Bij (dreigende) overtredingen wordt adequaat en snel gereageerd. Indien sprake is van een spoedeisend geval wordt op grond van de Awb de voorbereidingsprocedure (artikel 4:7 en 4:8 Awb) achterwege gelaten. In de brief is dan ook de mededeling opgenomen dat bij doorgang van de openbare verkoop, de gemeente genoodzaakt is om handhavend op te treden op laste van een dwangsom. Het bedrag van de dwangsom bedraagt voor een horecagelegenheid van € 10.000. Bij openbare verkoop aan huis wordt een dwangsom van € 700 gehanteerd. Er wordt gecontroleerd of de openbare verkoop doorgang heeft gevonden en in die situatie zal de dwangsom via een beschikking worden opgelegd.
Hoofdstuk IV Flexibiliteitsbepalingen Algemene vrijstellingsbepalingen Deze vrijstellingsmogelijkheden, gebaseerd op artikel 15, lid 1 onder a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsbepalingen, ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van nutsvoorzieningen en het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen en begrenzingen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een vrijstellingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Algemene wijzigingsbepalingen In dit artikel zijn voor burgemeester en wethouders enkele mogelijkheden gecreëerd om, via een voorgeschreven procedure, waarbij tevens de goedkeuring van Gedeputeerde Staten wordt vereist, in iets ruimere mate dan bij de "algemene vrijstellingen" af te wijken van de bestemmings- en bebouwingsbepalingen. De wijzigingsbevoegdheid, gebaseerd op artikel 11, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, draagt bij tot een meer flexibel plan.
Bestemmingsregeling
46
Hoofdstuk V Straf-, Overgangs- en Slotbepaling Strafbepaling De voorschriften betreffende het gebruik van gronden en bouwwerken, alsmede betreffende de eis van een aanlegvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken en/ of werkzaamheden hebben alleen dan praktisch resultaat, wanneer tevens een bepaling is opgenomen, die (ingevolge het bepaalde in artikel 9 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) overtreding van deze voorschriften uitdrukkelijk strafbaar stelt. Opgemerkt kan worden dat de strafmaat zelve in genoemd wetsartikel is geregeld. Overgangsbepalingen De overgangsbepalingen geregeld in lid 1 hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Lid 2 betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voorzover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming. Slotbepaling Dit artikel ten slotte geeft aan onder welke naam de voorschriften van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel). Vrijstellingenbeleid Opzet en inhoud notitie inzake vrijstellingenbeleid Burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom hebben aan ODplus BV te Capelle aan den IJssel opdracht verleend tot het opstellen van een vrijstellingenbeleid. Sinds 3 april 2000 biedt artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: WRO) aanzienlijk ruimere mogelijkheden om met een lichte procedure vrijstelling te verlenen van de geldende bestemmingsplanvoorschriften. Een ongereguleerde toepassing van deze vrijstellingsmogelijkheid kan op den duur leiden tot stedenbouwkundig ongewenste en juridisch gecompliceerde situaties. Het college is dan ook van opvatting dat deze bevoegdheid nader moet worden afgebakend met beleidsregels. De beleidsregels hebben tot doel om bij concrete verzoeken om vrijstelling (al dan niet in combinatie met een bouwaanvraag) een afwegingskader te bieden waarmee snel een oordeel over de wenselijkheid en aanvaardbaarheid van medewerking kan worden gegeven. Verder geldt in het algemeen voor besluiten dat ze moeten berusten op een deugdelijke motivering en dat die motivering moet worden vermeld bij de bekendmaking van het besluit. Tenslotte geven beleidsregels de burgers inzicht in de wijze waarop het bestuursorgaan een verzoek om vrijstelling beoordeeld. De notitie bevat de volgende onderdelen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de reikwijdte van flexibiliteitbepalingen, de relatie met andere wet- en regelgeving en toepassing hiervan, met name voor enkele bijzondere gebieden. In hoofdstuk 3 wordt voor de toepassing van de flexibiliteitbepalingen een aantal procedurele zorgvuldigheidsvereisten vastgelegd alsmede een kader gegeven voor toepassing. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan een aantal specifieke thema´s die tot een bijzondere belangenafweging kunnen leiden. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op een aantal procesaspecten met betrekking tot de toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid. In de bij dit vrijstellingsbeleid opgenomen bijlagen zijn begripsbepalingen en meetvoorschriften, een tekening van de bebouwde kom en een schematische weergave van het vrijstellingenbeleid opgenomen. Relevante aspecten voor het plangebied Voor het plangebied en de daarvoor opgestelde bestemmingsregeling is met name het beleid inzake artikel 19 lid 3 WRO belangrijk omdat het hier gaat om bouwen op woonpercelen. In het beleid zijn namelijk overwegingen en beleidsregels opgenomen die richting gevend zijn voor het al dan niet toestaan van extra bouwmogelijkheden op woonpercelen.
Bestemmingsregeling
47
Beleidsregels Essentieel voor het bestemmingsplannen is het nieuwe beleid inzake de bouwmogelijkheden van het woonperceel (erf). Tot voor kort werd in plangebied vrijstelling verleend voor erfbebouwing op zijerven op straathoeken. Dit beleid is bijgesteld en deze mogelijkheid is komen te vervallen. In grote delen van Bergse Plaat was dit scherpere beleid reeds van toepassing. Een en ander is voor zover nodig aanvullend op de plankaart of in de voorschriften geregeld.
Uitvoeringsaspecten
48
6. Uitvoeringsaspecten 6.1. Economische uitvoerbaarheid Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidige gebruik, het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is ook van belang het invulling gegeven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen in het plangebied. Voor de ontwikkeling van bouwinitiatieven is een exploitatiebegroting vervaardigd waarin de financiële haalbaarheid van het initiatief wordt aangetoond. Omtrent de ontwikkeling van het de bouwinitiatieven zal tussen de ontwikkelaar en gemeente een overeenkomst worden gesloten waarin de (financiële) afspraken over dit project worden vastgelegd. Daar waar sprake is van particulier initiatief is met de ontwikkelaar afgesproken dat de ontwikkelaar voor eigen rekening en risico de lokatie ontwikkelt. Het bestemmingsplan brengt als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.
6.2. Handhaving De aandacht voor handhaving neemt de laatste jaren sterk toe. Zowel de hogere overheden als de burgers spreken de gemeente in toenemende mate aan op het handhaven van de eigen regels en de rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over de verplichtingen die gemeentebesturen hebben om de eigen regelgeving te handhaven. Het bestemmingsplan vervult een aantal functies op het gebied van handhaving. Een bestemmingsplan is toekomstgericht. Het geeft een beeld van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en verwoordt het gemeentelijk beleid ten opzichte van die ontwikkelingen. Eveneens functioneert het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden. Hierdoor is het bestemmingsplan bindend voor burgers, bedrijven, instanties en overheid. Om ervoor te zorgen dat handhaving van het bestemmingsplan in de praktijk met succes kan worden afgedwongen, dient aan het volgende te worden voldaan: de voorschriften en het kaartmateriaal moeten duidelijk en overzichtelijk zijn; regels/ voorschriften moeten zodanig zijn dat duidelijk is wanneer er sprake is van een overtreding en overtredingen moeten herkenbaar/zichtbaar én controleerbaar zijn; het plan dient uitvoerbaar te zijn. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik, bebouwing) van het plangebied bij de opstelling van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de opstelling van dit bestemmingsplan heeft een grondige inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie (zie hoofdstukken 2 en 3). Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen. Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/ of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Uitvoeringsaspecten
49
Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zeker betekenis toegekend. Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Gedoeld wordt op de vrijstellingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid aanlegvergunningen te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/ of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
50
7. Resultaten inspraak en overleg 7.1. Resultaten overleg ex artikel 10 BRO
1. Overleg In het kader van het vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp van het bestemmingsplan “Bergse Plaat/Binnenschelde” toegezonden aan de volgende overlegpartners: 1. De Dienst REW van de Provincie Noord-Brabant; 2. De Provinciale Planologische Commissie; 3. Het Waterschap “Brabantse Delta” 4. Essent Netwerk Brabant BV, 5. Koninklijke KPN N.V., Operations Vaste Net; 6. Gastransport Services, District Zuid; 7. De Inspectie VROM, regio Zuid; 8. Kamer van Koophandel West-Brabant; Naar aanleiding hiervan zijn de navolgende reacties ingekomen. De reacties zijn puntsgewijs samengevat. Het antwoord van het gemeentebestuur is cursief weergegeven. 7.1.1.
1. De Dienst REW van de Provincie Noord-Brabant
De Dienst van de Provincie Noord-Brabant heeft op 6 april 2004 onderstaande opmerkingen gemaakt over het voorontwerpbestemmingsplan “Bergse Plaat/Binnenschelde”. Ontsluiting en parkeren Verzocht wordt in de toelichting nog aandacht te geven aan de ontsluiting per openbaar vervoer. Reactie gemeente: het vorenstaande heeft geleid tot het toevoegen van de ontsluiting per openbaar vervoer van het plangebied aan de toelichting. De genoemde parkeernorm van 1,2 parkeerplaats per woning dient nog te worden getoetst aan de geactualiseerde parkeercijfers van de CROW (d.d. juni 2003). Reactie gemeente: er is een Verkeersstructuurplan 2005-2015 (VSP) opgesteld, dat nog dient te worden vastgesteld. Na vaststelling zullen de nieuwe parkeernormen worden opgesteld, waarbij de geactualiseerde parkeercijfers van de CROW als leidraad zullen fungeren. Gelet op het vorenstaande is vooralsnog de opgenomen parkeernorm in de toelichting niet gewijzigd. Indien de ontsluiting van het plan Augustapolder invloed zal hebben op de wegenstructuur van onderhavig plan verwacht de Dienst dat hierop wordt ingegaan. Reactie gemeente: de ontsluiting van het plan Augustapolder heeft geen invloed op de wegenstructuur van onderhavig plangebied. Waterparagraaf Gevraagd wordt de uitkomst van het overleg met het waterschap bij het plan te voegen. In het bijzonder ten aanzien van de nog te ontwikkelen delen van onderhavig plan. Reactie gemeente: het vorenstaande heeft geleid tot het toevoegen van de uitkomst van het overleg met het waterschap aan de toelichting. Geluidhinder De Dienst mist een akoestisch onderzoek voor wat betreft de geluidsgevoelige bebouwing die wordt geprojecteerd nabij wegen die hun zone behouden. Reactie gemeente: voor die gebieden waar geluidsgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd nabij wegen die hun zone behouden wordt een akoestisch onderzoek verricht. Adviesbureau RBOI Middelburg
720.006832.00
Resultaten inspraak en overleg
51
Economische uitvoerbaarheid Verzocht wordt de paragraaf economische uitvoerbaarheid nog aan te vullen ten aanzien van de in het bestemmingsplan voorgestane nieuwe ontwikkelingen. Reactie gemeente: vorenstaande opmerking heeft geleid tot het aanpassen van de in de toelichting opgenomen paragraaf economische uitvoerbaarheid. Beleidsprogramma In de toelichting staat vermeld dat er één regeling is voor de bestemming “Woondoeleinden” terwijl in de voorschriften een onderverdeling in woonbestemmingen is gemaakt. Reactie gemeente: met de regeling wordt één gemeenschappelijke regeling voor de grondgebonden woningen bedoeld met alleen nadere nuanceringen in gebruiks- en bouwmogelijkheden wanneer specifieke omstandigheden daartoe aanleiding geven. Voor de diverse gestapelde wooncomplexen en de woonwagenstandplaatsen binnen het plangebied is een afzonderlijke bestemming opgenomen, zoals verwoord in paragraaf 5.2. van de toelichting. De vorenstaande opmerking heeft geleid tot het verduidelijken van de in de toelichting opgenomen tekst. Wijzigingsbevoegdheden Bij de bestemming “Detailhandelsdoeleinden” geeft de Dienst in overweging of de handhaving van de bestemming wel gewenst is wanneer de huidige functie is beëindigd. Mogelijk dat een nieuwe gebruiker een beperkt ontwrichtende werking kan hebben op het cluster van detailhandel en dat het bestemmingsvlak meer geschikt zou zijn voor bedrijvigheid in lagere milieuhindercategorieën en maatschappelijke functies. Reactie gemeente: in het pand, aan de ingang van het woongebied, nabij de Laan van Reimerswaal, is een bedrijf voor haarden gevestigd. Uit nader onderzoek is gebleken dat het hier niet enkel de verkoop van haarden betreft maar ook bedrijfsmatige activiteiten. De haardenzaak heeft zich destijds ter plaatse kunnen vestigen op grond van een bedrijfsbestemming. Wij zijn met de Dienst van mening dat, indien de opgenomen bestemming “Detailhandelsdoeleinden” gehandhaafd blijft een nieuwe gebruiker een mogelijke ontwrichtende werking kan hebben op het detailhandelscluster in het centrumgebied aan de Ooitas. Gelet op het vorenstaande is de bestemming gewijzigd in “Bedrijfsdoeleinden”, waarbij alleen bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en2 is toegestaan.. Bij de bestemming “Horecadoeleinden” geeft de Dienst in overweging of bij de paviljoens bedoelde bestemmingsvlakken aan de Boulevard een wijziging in de bestemming Kantoordoeleinden wel voor de hand ligt, gezien het gewenste recreatieve karakter. Reactie gemeente: wij zijn met de Dienst van mening dat de mogelijkheid tot het omzetten van de paviljoens aan de Boulevard naar de bestemming “Kantoordoeleinden”, gezien het gewenste recreatieve karakter, als niet wenselijk moet worden geacht. Gelet op het vorenstaande is de opgenomen wijzigingsmogelijkheid beperkt tot de bestemming “Detailhandelsdoeleinden”. 2. De Provinciale Planologische Commissie De Provinciale Planologische Commissie adviseert, bij schrijven 21 april 2004, overeenkomstig het advies van de Dienst REW van de provincie Noord-Brabant. 3. Waterschap Brabantse Delta Op 5 april 2004 is de reactie van het Waterschap Brabantse Delta ontvangen. Medegedeeld wordt dat akkoord wordt gegaan met de waterparagraaf onder voorbehoud van onderstaande opmerkingen. De afvoernorm bedrijfsafvalwater is in de toelichting als limitering vermeld. Het gaat echter om een algemene normatieve hoeveelheid: de toegestane bedrijvigheid zal circa 0,5 m3/h/ha afvalwater leveren.
Resultaten inspraak en overleg
52
Reactie gemeente: vorenstaande opmerking heeft geleid tot het aanpassen van de in de toelichting opgenomen waterparagraaf. Regenwateropvang voor toiletspoeling e.d. wordt niet meer actief gepropageerd. De voordelen wegen namelijk niet op tegen de risico’s. Openbare netten van “2e keus” water zijn inmiddels verboden. Reactie gemeente: vorenstaande opmerking heeft geleid tot het aanpassen van de in de toelichting opgenomen waterparagraaf. Verzocht wordt te vermelden hoe de beperkingen die gesteld worden aan het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in gevallen waarin wordt afgekoppeld, juridisch worden ingekaderd. Reactie gemeente: vorenstaande opmerking heeft geleid tot het aanpassen van de in de toelichting opgenomen waterparagraaf. Daarbij wordt opgemerkt dat met name voorlichting zal worden ingezet als instrument om te komen tot een bereidwillige medewerking van de betrokkenen. Opgemerkt wordt dat rechtstreekse afkoppeling op de Binnenschelde van bestaand verhard oppervlak waarin (deels) uitlogende materialen zijn verwerkt vanwege de zwemwaterdoelstelling niet worden nagestreefd. Reactie gemeente: vorenstaande opmerking heeft geleid tot het aanpassen van de in de toelichting opgenomen waterparagraaf. Er wordt gesproken over een “eventueel aan te leggen verbeterd gescheiden rioolstelsel”. Dit stelsel is echter al aanwezig. Reactie gemeente: vorenstaande opmerking heeft geleid tot het aanpassen van de in de toelichting opgenomen waterparagraaf. 4. Essent Netwerk Brabant BV Op 8 maart 2004 werd de reactie van Essent Netwerk Brabant BV ontvangen. Opgemerkt wordt dat zich in het plan de ondergrondse 150 kilovolt hoogspanningstransportkabels WoensdrechtBergen op Zoom bevinden. Verzocht wordt voor voornoemde kabel in de voorschriften de belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van het hart van de op de plankaart aangegeven “hoogspanningskabel” op te nemen. Reactie gemeente: conform de reactie zijn de voorschriften aangepast. 5. KONINKLIJKE KPN N.V., OPERATIONS VASTE NET Koninklijke KPN N.V. Operations Vaste Net heeft, bij schrijven van 27 januari 2004, gereageerd. Verzocht wordt bij de nadere uitwerking van het plan rekening te houden met de belangen van KPN. Reactie gemeente: bij de nadere uitwerking van het plan zal rekening worden gehouden met de belangen van KPN. 6. Gastransport Services, District Zuid Op 2 februari 2004 is de reactie van Gastransport Services, District Zuid ontvangen. Medegedeeld wordt dat binnen het plangebied een gastransportleiding van de maatschappij aanwezig is. Voor wat betreft de aan te houden veiligheidsafstanden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande gastransportleidingen wordt opgemerkt, daarbij verwijzend naar de richtlijn van het Ministerie van VROM, d.d. 26 november 1984, dat de toetsingsafstand van de betrokken leiding 30 meter bedraagt.
Resultaten inspraak en overleg
53
Reactie gemeente: conform de reactie zijn de voorschriften aangepast. Ook wordt erop gewezen dat, uit het oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering, binnen een afstand van vier meter van de 40 bar leidingen, het niet is toegestaan werkzaamheden uit te voeren, die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen of gevaar voor personen en/of goederen kunnen opleveren. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan vrijstelling verlenen nadat de leidingbeheerder is gehoord. Reactie gemeente: conform de reactie zijn de voorschriften aangepast. 7. Kamer van Koophandel West-Brabant Van de Kamer van Koophandel West-Brabant werd op 1 april 2004 de reactie ontvangen. De Kamer van Koophandel is van mening dat bedrijvigheid aan huis, onder voorwaarden van inpasbaarheid in de woonomgeving, zoveel mogelijk gestimuleerd dient te worden. In het plan is weliswaar de mogelijkheid opgenomen, maar uitsluitend na vrijstelling. Dit werkt onnodig vertragend. Ook dient het deel van de woning dat voor activiteiten wordt gebruikt procentueel en niet absoluut te worden vastgelegd. Reactie gemeente: de toenemende belangstelling voor zelfstandig ondernemerschap, telewerken en het hebben van een werkplek aan huis hebben, naast de dalende gemiddelde woningbezetting en andere gewijzigde woonwensen, geleid tot de behoefte aan vestigingsmogelijkheden van beroepen aan huis in woonwijken. Beroepen aan huis kunnen tot op zekere hoogte stedenbouwkundig worden ingepast. In bestaande woonwijken zal zorgvuldig met vestiging dienen te worden omgegaan om te voorkomen dat de vrijheid van een individu de overlast voor velen kan betekenen. Hieruit volgt dat aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan en dat uitsluitend na vrijstelling medewerking kan worden verleend. Opgemerkt wordt dat onder “bedrijvigheid” zowel een beroep als bedrijf wordt verstaan. Voorgesteld wordt de in de reactie opgenomen definitie en bepaling in het plan op te nemen. Reactie gemeente: wij zijn van mening dat door het opnemen van de opgenomen begripsbepalingen duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Daarbij gelet op de bepalingen dat beroepsmatige activiteiten in tegenstelling tot bedrijfsmatige activiteiten rechtstreeks in de woning zijn toegestaan. Voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in de woning en voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw geldt een vrijstellingsprocedure. Het vorenstaande heeft geleid tot het handhaven van de opgenomen definitie en bepaling in onderhavig plan. Bij de in het plangebied gevestigde bedrijven vormt de bestaande of reeds geplande bebouwing de basis voor het ingetekende bebouwingsvlak. Hierdoor wordt geen recht gedaan aan de dynamiek die bedrijvigheid kenmerkt. Verzocht wordt om de bedrijven enige bewegingsvrijheid te geven in de vorm van mogelijkheden tot uitbreiding, waardoor de continuïteit op langere termijn wordt gewaarborgd. Reactie gemeente: omdat de functies gelegen zijn binnen een woonwijk en veelal grenzen aan woonpercelen is de huidige situatie op de plankaart opgenomen met slechts een geringe uitbreidingsmogelijkheid. Voorkomen dient te worden dat bij uitbreiding hinder ontstaat voor de omliggende woonbebouwing. De reactie heeft niet geleid tot het wijzigen van de opgenomen bebouwingsvlakken. Van de overige overlegpartners zijn geen reacties ontvangen.
Resultaten inspraak en overleg
54
7.2. Resultaten inspraak Ingevolge artikel 4 van de Inspraakverordening van de gemeente Bergen op Zoom, maken burgemeester en wethouders ter afronding van de inspraakprocedure een eindverslag op. Dit verslag bevat een overzicht van de gevolgde procedure, een weergave van de meningen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht en de reactie op voornoemde meningen. Burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom hebben, door middel van een publicatie in het weekblad "De Bergen op Zoomse Bode” van 15 februari 2004 bekend gemaakt dat met ingang van 23 februari 2004 gedurende vier weken op het stadskantoor het voorontwerpbestemmingsplan “Bergse Plaat/Binnenschelde” ter inzage lag. Op 9 maart 2004 heeft inspraakavond plaatsgevonden. Dit is ook in het weekblad gepubliceerd. Gedurende voornoemde termijn werd een ieder in de gelegenheid gesteld zowel mondeling als schriftelijk zijn reactie omtrent het concept van genoemd ontwerpbestemmingsplan bij het gemeentebestuur kenbaar te maken. Deze inspraakmogelijkheid heeft geleid tot meerdere reacties. De reacties zijn puntsgewijs samengevat. Het antwoord van het gemeentebestuur is cursief weergegeven. 7.1.2.
Inspraakreacties
1. Mevr. C. van den Heuvel, Zeetjalk 7, 4617 GS Bergen op Zoom Mevr. Van den Heuvel merkt op dat tussen de woning Zeetjalk 7 en het appartementencomplex aan de Boeieraak zich een tuin bevindt die in eigendom en beheer is van de bewoners van het appartementencomplex. Op de plankaart is aan de tuin de bestemming “V” gegeven. Verzocht wordt deze strook te bestemmen tot W(e) of W(vt) conform het feitelijk gebruik. Reactie gemeente: het eigendom en gebruik van de gronden is gecontroleerd. Dit heeft geleid tot het aanpassen van de bestemming “Verkeersdoeleinden” in de nadere aanwijzing “W(e)” op de plankaart. 2. F.H.P van Gompel, Residentie Aquacite, Ansjovislaan 401, 4617 AZ Bergen op Zoom De heer Van Gompel is het niet eens met het oprichten van twee schoolgebouwen in het Reimerswaalpark. Eén ten zuiden van de bussluis in de Laan van Hildernisse en één tegenover Aquacite aan de Wijtingstraatzijde. Verwezen wordt daarbij naar de voorlichtingsbrochure van Woonstichting Soomland, in 1996 ingewonnen bestemmingsplaninformatie en het Toelichtingsplan Reimerswaalpark (d.d. 21 november 2000), waarin sprake is van vrijblijvend uitzicht op een park. Reactie gemeente: met betrekking tot het oprichten van een schoolgebouw in het Reimerswaalpark, tegenover Aquacite aan de Wijtingstraat wordt opgemerkt dat onderhavig bestemmingsplan hierin niet voorziet. Voor het oprichten van voornoemd schoolgebouw wordt een vrijstellingsprocedure, ex artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, doorlopen omdat het hier een tijdelijke locatie betreft. Om per 1 augustus 2004 in de behoefte aan 4 extra schoollokalen te kunnen verzien en omdat op dat moment onderhavig bestemmingsplan nog niet onherroepelijk was, zodat nog geen gebruik kan worden gemaakt van de locatie bij de Laan van Hildernisse Zuid, is voor deze tijdelijke oplossing gekozen. Het plan voorziet in een dependance voor de bestaande twee basisscholen op de Bergse Plaat op de hoek van de Laan van Hildernisse, nabij het Reimerswaalpark. Bij de ontwikkeling van de Bergse Plaat is destijds geen grotere locatie voor de scholen gereserveerd omdat in een dergelijke groei niet was voorzien. Omdat de huidige locatie geen uitbreidingsmogelijkheden meer biedt zijn diverse locatie op de gehele Bergse Plaat onderzocht. In verband met de afstand tot de hoofdlocatie en het open karakter van de locatie op de hoek van de Laan van Hildernisse Zuid heeft het college ingestemd met de huidige locatie. Om het park zoveel mogelijk te ontzien is daarbij gekozen voor bebouwing aan de rand van het park.
Resultaten inspraak en overleg
55
Opgemerkt wordt dat in onderhavig bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die voorziet in het wijzigen van de bestemming “Maatschappelijke doeleinden” in de bestemming “Groenvoorzieningen” en/of “Verkeersdoeleinden” nadat de maatschappelijke functie is beëindigd. Om er zorg voor te dragen dat de gronden en de daarop te realiseren gebouwen enkel kunnen worden aangewend voor onderwijsvoorzieningen is de dependance opgenomen met de bestemming “Maatschappelijke doeleinden” en een nadere aanduiding. 3. Mr. P. Elion, Colijnspolder 10, 4617 MK Bergen op Zoom De reactie van de heer Elion richt zich op: a. het integraal onderdeel laten uitmaken van het plangebied van de door de gemeente beoogde standplaats voor de kermisexploitanten, het weiland aan de oostkant van het Beatrixbos. Verzocht wordt duidelijkheid te verschaffen waarom deze gronden uit het plangebied zijn gelaten. De bewoners van de Bergse Plaat ervaren alle gronden ten westen van de Markiezaatsweg als behorend bij de wijk Bergse Plaat. b. In het licht van punt a wordt verzocht de bestemming van het weiland gelegen tussen de binnenbandijk en het Beatrixbos niet te wijzigen. Door de kermisexploitanten aldaar een vaste standplaats te geven verandert het aanzicht van de woonwijk dramatisch. c. In plaats van het aanpassen van de bestemming van voornoemd weiland wordt voorgesteld om één van de ontwerpen die in het natuurgebied van de Augustapolder worden geplaatst geschikt te maken voor wonen en werken ten behoeve van kermisexploitanten. d. Verzocht wordt de bestemming van een aantal groenstroken in het gebied “ De Polders’, ten lanen ten zuiden van de Laan van Reimerswaal, als groen te bestemmen in plaats van de in het voorontwerp opgenomen parkeervakken. e. Verzocht wordt een studie/analyse te laten verrichten naar de te verwachten verkeersstromen via de Markiezaatsweg via Fun City. Verwacht wordt dat door de verkeersstromen niet alleen een verkeersrotonde op de Markiezaatsweg dient te komen, maar dat ook aanpassingen aan de Laan van Reimerswaal en de Laan van Everswaard dienen plaats te vinden. Verzocht wordt hiermee in het onderhavig plan rekening te houden. Reactie gemeente: Ad a. Gelet op de systematiek van de Wet op de Ruimtelijke Ordening komt de gemeenteraad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de plangrenzen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de gemeenteraad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke onderbouwing of anderszins in strijd is met het recht. De reden dat de gronden uit het plangebied zijn gelaten is dat de standplaats voor de kermisexploitanten onderdeel uitmaakt van de inrichtingsvisie voor de Augustapolder en als zodanig als behorend bij het plangebied “Zuidelijke stadsrand (Augustapolder)” dient te worden beschouwd. Het plan vormt de basis voor de beoogde ontwikkeling in de Augustapolder en aansluitende delen van de zuidelijke stadsrand van Bergen op Zoom. Voornoemd bestemmingsplan is onlangs vastgesteld. Gelet op het vorenstaande zijn wij van mening dat de gronden niet behoren tot het plangebied “Bergse Plaat/Binnenschelde”. Ad b. De reactie heeft betrekking op gronden die geen deel uitmaken van onderhavig plangebied. Gelet hierop wordt niet nader op de reactie ingegaan. Ad c. De reactie heeft betrekking op een locatie die geen deel uitmaakt van onderhavig plangebied. Gelet hierop wordt niet nader op de reactie ingegaan. Ad d. Alleen die onderdelen die binnen de ruimtelijk hoofdopzet van belang zijn en om die reden behouden dienen te blijven zijn opgenomen met de bestemming “Groenvoorzieningen”. De overige groenstroken zijn opgenomen binnen de bestemming “Verkeersdoeleinden’. De groenstroken in “De Polders” zijn niet van een dusdanig belang. Gelet op het vorenstaande heeft de reactie niet geleid tot het aanpassen van de opgenomen bestemming van voornoemde groenstroken.
Resultaten inspraak en overleg
56
Ad e. Er zal geen rotonde worden gerealiseerd op de de kruising Laan van Everswaard/Laan van Reimerswaal omdat verkeer op een ontsluitingsweg zo weinig mogelijk dient te worden gestremd. Bij de kinderopvang, net voor voornoemde kruising komt een plateau. Dit plateau geldt tevens als “poort” en krijgt een behoorlijke omvang. Zodanig dat op het plateau geparkeerd kan worden. Nader onderzoek wordt verricht om de kruising uit te voeren als Tkruising. Ook wordt nadere onderzoek verricht op de opstelruimte kan worden vergroot in verband met de kinderopvang. 4. Dhr. A.C.J. Franken, namens Vereniging van Eigenaars appartementen residentie De Bergsche Veste I, p/a Gertrudisboulevard 100, 4615 MB Bergen op Zoom De bewoners van De Bergsche Veste I zijn het niet eens met in de in het plan opgenomen noordelijke uitbreiding van het Golden Tulip Hotel. Uitdrukkelijk wordt verzocht om een uitbreiding aan de zuidzijde van het hotel in overweging te nemen. Als argumenten om niet aan de noordzijde uit te breiden wordt opgemerkt dat: a. beperking van het woongenot en het vrije uitzicht op de Binnenschelde; b. waardevermindering van de appartementen door het beperkt uitizicht; c. het doorbreken van de zichtlijn; d. het “groene” aanzicht vanaf de Boulevard op de Brabantse Wal wordt door de uitbreiding aangetast; e. een alternatieve uitbreiding aan de zuidzijde zou voor de eigenaar meer voordelen bieden. Reactie gemeente: reeds bij de bouw van het hotel is er rekening mee gehouden dat het hotel op termijn zou uitbreiden. Het huidige bestemmingsplan is een globaal, flexibel plan en voorziet reeds in de mogelijkheid om uit te breiden. Het in onderhavig voorontwerpplan opgenomen bouwvlak is hiervan een nadere uitwerking. De uitbreiding van het hotel is daarbij voorzien aan de noordzijde, gelet op de bestaande indeling van het hotel en de logische uitbreiding daarop. Aangesloten zal worden bij de bestaande bouwhoogte. Opgemerkt wordt dat indien het hotel aan de zuidzijde uitbreiden er eveneens sprake zal zijn ven een beperking van het vrije uitzicht op de Binnenschelde. 5. Dhr. R.T.C. Vonken, namens Vesteda Groep BV, Postbus 2111, 5600 CC Eindhoven De Vesteda Groep BV is eigenaresse van diverse woningen op de Bergse Plaat. Uit dien hoofde wordt aandacht gevraagd voor de (mogelijke) problemen voor woongenot door de opgenomen mogelijkheid voor het bouwen van schoollokalen grenzend aan de achtertuinen van de woningen aan de Agger. Verwacht wordt: - vervuiling van het uitzicht waardoor de verhuurbaarheid vermindert; - overlast met betrekking tot extra verkeer (inclusief parkeerproblemen); - minder groen en speelvoorzieningen voor de huurders ter plaatse van de lokalen. Reactie gemeente: de maximaal benodigde grootte van de tijdelijke dependance is nogmaals onder de loep genomen. Dit heeft geleid tot het verkleinen van het bestemmingsvlak, waardoor ertussen het bestemmingsvlak en de achtertuinen van de woningen aan de Agger een groenstrook met een breedte van enkele meters ontstaat. Daarbij zal het schoolgebouw worden opgericht op minimaal 4 meter uit de perceelsgrens. De tussenliggende ruimte zal worden benut als opstelplaats voor rijwielen. Om eventuele overlast zoveel mogelijk te voorkomen is de speelplaats aan de zijde van de bussluis voorzien. De ontsluiting zal plaatsvinden over een stukje van de bussluis gekoppeld aan een inrit. De bussluis zal ten alle tijden worden gehandhaafd. Op eigen terrein zullen 12 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Deze plaatsen zijn bestemd voor het halen en brengen van de kinderen. De personeelsleden, zover zij al met de auto komen, zullen deze elders parkeren. Een ontsluiting via de Laan van Reimerswaal is niet mogelijk omdat het hier een doorgaande weg betreft.
Resultaten inspraak en overleg
57
6. Familie Willems, Agger 70, 4617 NM Bergen op Zoom De familie Willems verzoekt om de voor de huidige groenstrook gelegen achter de woningen Agger 64 t/m 78 opgenomen bestemming “Maatschappelijke doeleinden” in heroverweging te nemen en in plaats daarvan een locatie in de onmiddellijke nabijheid van het hoofdgebouw aan te wijzen. De familie Willems verwacht dat door het opnemen van voornoemde bestemming aan de achterzijde van de woningen het woongenot op de volgende punten zal worden aangetast: a. uitzichtbelemmering. b. geluidsoverlast. c. parkeeroverlast Ook wordt opgemerkt dat het bouwen van een dependance op een redelijk grote afstand van het hoofdgebouw van basisschool Lodijke niet de meest gunstige oplossing is. Voorgesteld wordt de groenstrook gelegen tussen de basisscholen Lodijke en de Kreek hiervoor aan te wenden. Door de ligging van deze groenstrook tussen de twee schoolgebouwen zal de overlast voor omwonenden niet of minimaal zijn. Daarbij wordt opgemerkt dat deze locatie is gesitueerd aan de voorzijde van de in de onmiddellijke nabijheid gelegen woningen. Reactie gemeente: omdat de inhoud van de inspraakreactie van de familie Willems inhoudelijk overeenkomt met de reactie van de heer Vonken, namens de Vesteda Groep BV, wordt voor de inhoudelijk reactie verwezen naar de gemeentelijke reactie bij voornoemde inspreker. 7. Fam. A. van den Brink, Laan van Hildernisse Zuid 113, 4617 AB Bergen op Zoom Fam. R. de Rooij, Laan van Hildernisse Zuid 107, 4617 AB Bergen op Zoom Mevr. P.J.A. Van de Graaf-Krijger, Laan van Hildernisse Zuid 111, 4617 AB Bergen op Zoom, Mede namens meerdere insprekers zoals opgenomen in de bijlage. Namens meerder insprekers maken de familie Van den Brink, de familie De Rooij en mevrouw Van de Graaf-Krijger kenbaar het niet eens te zijn met de opgenomen bestemming “Maatschappelijke doeleinden”, op de hoek van de Laan van Hildernisse/Laan van Reimerswaal. Gevreesd wordt dat door de komst van een schoolgebouw het woongenot op de volgende punten zal worden aangetast: 1. Tijdens de inspraakavond kon niet gegarandeerd worden dat de bebouwing uiteindelijk zal verdwijnen, wanneer de noodlokalen niet meer nodig zijn. De bestemming “Maatschappelijke doeleinden” is een zeer breed begrip, waaronder diverse bebouwing kan worden gerealiseerd. Verzocht wordt de bestemming zodanig te beperken dat enkel onderwijsvoorzieningen zijn toegestaan. Opgemerkt wordt dat het opgenomen bouwblok veel groter is dan voor de school benodigd is. Daarbij komt dat geen rekening is gehouden met de zichtlijnen vanuit het park richting de Laan van Hildernisse Zuid. 2. Verkeersoverlast in de aangrenzende straten. Berekend is dat het dagelijks om 1000 extra verkeersbewegingen zou gaan. Destijds is voor het wonen aan deze straat gekozen omdat er geen sprake is van doorgaand verkeer. Een toezegging dat de ruimten zullen worden gebruikt voor bovenbouwleerlingen kan de vrees gedeeltelijk wegnemen. 3. De toegang tot de dependance is voorzien in de bussluis. Hierover wordt opgemerkt dat door de schooltijden en de bussen die vier maal per uur gebruik maken van de bussluis de kans op versperring van de bussluis vrij groot zal zijn. In de structuurschets is de bussluis niet opgenomen als onderdeel van de wegenstructuur. In onderhavig voorontwerp heeft de bussluis een verkeersbestemming gekregen, waardoor hij kan worden weggehaald. Verzocht wordt te bevestigen dat de bussluis gehandhaafd zal blijven. 4. De insprekers vragen zich af of de Welstandscommissie akkoord zal gaan met de realisering van een 8-tal lokalen door middel van porto-cabins. 5. Niet duidelijk is waarom het niet mogelijk is de scholen op hun huidige locatie uitbreidingsmogelijkheden te geven. Gedacht wordt daarbij aan het tussen de basisscholen gelegen trapveldje. Bij de eerdere uitbreidingen is uitgangspunt geweest dat de scholen zoveel mogelijk op één locatie dienen te blijven.
Resultaten inspraak en overleg
58
Reactie gemeente: Ad 1. Om er zorg voor te dragen dat de gronden en de daarop te realiseren gebouwen enkel kunnen worden aangewend voor onderwijsdoeleinden is de dependance opgenomen met de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”, aanduiding “bs”. Op grond van deze aanduiding zijn ter plaatse enkel gebouwen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een basisschool toegestaan. Ad 2. Op de lokatie zullen, afhankelijk van de prognoses, maximaal 8 lokalen worden gerealiseerd. Per lokaal gaat het daarbij om maximaal 28 kinderen, die vier keer per dag naar school gaan. Dit betekent een maximum van 896 verkeersbewegingen per dag. Daarbij wordt opgemerkt dat het leerlingen uit de bovenbouw betreft, die voor het grootste gedeelte op de Bergse Plaat wonen en daarom te voet of met de fiets naar school zullen gaan. Als de kinderen al met de auto naar school worden gebracht zal dit een gering aantal zijn en wordt uit het oogpunt van efficiëntie verwacht dat het niet één kind per auto betreft, maar meerdere kinderen. De op eigen terrein te realiseren 12 parkeerplaatsen zijn bestemd voor het halen en brengen van de kinderen. De personeelsleden, zover zij al met de auto komen, zullen deze elders parkeren. Gelet op het vorenstaande verwachten wij dat slechts een klein gedeelte van het aantal verkeersbewegingen per auto zal zijn en de daarmee gepaard gaande parkeeroverlast gering zal zijn. Ad 3. De ontsluiting zal plaatsvinden over een stukje van de bussluis gekoppeld aan een inrit. Wij verwachten dat de kans op versperring van de bussluis en daarmee de effecten op de dienstregeling van de BBA van korte duur en daardoor gering zullen zijn. Wij merken nogmaals op dat de bussluis ten alle tijden zal worden gehandhaafd. Ad 4. De reactie is ruimtelijk niet relevant en een zaak van de Welstandscommissie. Ad 5. Doordat in het verleden al diverse uitbreidingen hebben plaatsgevonden is de grens voor het ter plaatse uitbreiden van de scholen en de daarbij gepaard gaande overlast voor de omwonenden bereikt en is gezocht naar een alternatieve locatie
Resultaten inspraak en overleg
59
Bijlage 1. Toelichting op de staat van Horeca activiteiten
1
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNGpublicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden2); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 2)
Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.
Adviesbureau RBOI Middelburg
720.006832.00
Bijlage 1. Toelichting op de staat van Horeca activiteiten
2.
3.
2
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria’s, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives en dergelijke. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur en dergelijke. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend. Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde horecabedrijven en activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.
Adviesbureau RBOI Middelburg
720.006832.00
1
Bijlage 2. Overzicht gevestigde bedrijven Bergse Plaat / Binnenschelde Horeca Inrichting Mc Donalds ’t Strandhuys Golden Tulip Kombuis
Adviesbureau RBOI Middelburg
Adres Boulevard Boulevard Gertudisboulevard Vogelaar
Nr 8 55 200 31-32
Omschrijving Cafetaria Café/Cafetaria Hotel/restaurant/conferentieoord Cafetaria
SBI-code 553 553 5511 553
Wm-cat 2 2 2 2
RO-cat 2 2 2
720.006832.00
Bijlage 2. Overzicht gevestigde bedrijven Bergse Plaat / Binnenschelde
Adviesbureau RBOI Middelburg
2
720.006832.00