utrecht voorontwerpbestemmingsplan
sol (oog in al)
utrecht sol (oog in al)
voorontwerpbestemmingsplan
procedure plannummer
datum
11804.00
6 sept. 2005
opdrachtleider
:
raad
gedeputeerde staten
mw. ir. K.M.A. Hoogenboezem-Lanslots
beroep
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplannen Planvorm Leeswijzer
1
blz. 3 3 3 3 4 4
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
3. Gebiedsvisie 3.1. 3.2. 3.3.
Bestaande situatie en uitgangspunten Doelstellingen en randvoorwaarden Toekomstige situatie
4. Programma 4.1. 4.2. 4.3.
Wonen Voorzieningen Verkeer en parkeren
5. (Milieu)onderzoek 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9.
Wegverkeerslawaai Externe veiligheid Luchtkwaliteit Bedrijven Bodemkwaliteit Waterhuishouding Planologisch relevante leidingen en straalpaden Flora en fauna Archeologie en cultuurhistorie
6. Juridische planbeschrijving 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Opbouw voorschriften Verantwoording planvorm Bestemmingsregeling Handhaving
7. Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.1. 7.2. 7.3.
5 5 5 6 9
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
Economische uitvoerbaarheid Inspraak ingevolge artikel 6a WRO Overleg ingevolge artikel 10 Bro
11 11 13 13 17 17 17 18 21 21 21 22 23 24 25 27 27 28 29 29 29 29 32 35 35 36 36
Bijlage: 1. Luchtkwaliteit.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
3
1. Inleiding
Dit hoofdstuk bevat informatie over de aanleiding en de begrenzing van het plangebied. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de vigerende regeling en de planvorm. Tot slot volgt een beschrijving van de opbouw van het bestemmingsplan.
1.1. Aanleiding Bijna 100 jaar was de Stichtsche Oliën- en Lijnkoekenfabriek (SOL) in velerlei opzichten dominant aanwezig in het zuidwestelijk stadsdeel van Utrecht, Oog in Al. Eind 2001 is de fabriek, die vanaf 1990 Cereol heette, uitgekocht door de gemeente. De fabriek is medio 2002 gesloten. Naast dit complex ligt enerzijds het distributiebedrijf van postbedrijf TNT. TNT zal in de toekomst eveneens de activiteiten ter plaatse beëindigen (vanaf medio 2005). Het andere naastgelegen bedrijfsgebouw van de KPN is al niet meer in gebruik als kantoor. De gronden zijn aangekocht door verschillende private ontwikkelende partijen. Er is door de gemeente een planidentificatie voor het gebied geschreven. De samenwerkende partijen hebben zich als ontwikkelingscombinatie bij de gemeente gemeld om het gebied te ontwikkelen. In dit kader is door de ontwikkelingscombinatie en de gemeente een integraal stedenbouwkundig plan ontwikkeld, in samenwerking met een ontwerpbureau. Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan zijn op 26 april 2005 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De belanghebbenden zijn geïnformeerd met een informatiebijeenkomst op 18 mei 2005. Tevens hebben belanghebbenden een klankbordgroep gevormd die participeert in de planvorming. De beoogde ontwikkeling van het gehele terrein past niet binnen de vigerende bestemmingsregelingen. Om de ontwikkeling van het plangebied juridisch-planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.
1.2. Ligging plangebied Het plangebied ligt aan de westzijde van Utrecht in de wijk Oog in Al. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Everard Meisterlaan en het park Oog in Al, aan de westzijde begrensd door de achterzijde van bestaande bebouwing en aan de noordoostzijde door de Kanaalweg langs het Merwedekanaal (zie figuur 1).
1.3. Vigerend bestemmingsplannen Voorschriften Bebouwde Kom Binnen het plangebied gelden de Voorschriften Bebouwde Kom 1958 (VBK). Deze zijn vastgesteld door de raad d.d. 27-03-1958 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 14-071958. Gebieden die onder de VBK vallen zijn onderverdeeld in VBK-geel (woonbestemming: gestapeld), VBK-rood (woonbestemming: eengezinshuizen of beneden/bovenwoning), VBKgroen (groenbestemming) en VBK-blauw (bedrijfsbestemming). De VBK geven geen voorschriften met betrekking tot de bebouwingsmogelijkheden (hoogteopbouw en rooilijnen) en het gebruik van de gronden. Hiervoor moet grotendeels worden teruggevallen op de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening. Leefmilieuverordening Een Algemene Leefmilieuverordening (ALMV),op grond van artikel 7 van de Wet op de Stadsen dorpsvernieuwing, is door de gemeenteraad vastgesteld d.d. 31-08-2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 28-11-2000 voor een periode van vijf jaar. De ALMV heeft als doel het voorkomen van achteruitgang van de woon- en werkomstandigheden in, of het uiterlijk aanzien van, een gebied zolang voor dat gebied nog niet kan worden beschikt over een modern stadsvernieuwings- of bestemmingsplan. De ALMV is een overbruggingsmaatregel met een beperkte geldigheidsduur en heeft een aanvullend karakter. De ALMV verbiedt de wijziging van het gebruik van gebouwen of van één of meer delen van een gebouw Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Inleiding
4
anders dan voor woondoeleinden, en het oprichten of vergroten van gebouwen ten behoeve van een bedrijf. Verder is de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing van belang in verband met het verkrijgen van een sloopvergunning. Een nieuwe ALMV is op dit moment in voorbereiding.
1.4. Planvorm Het bestemmingsplan staat in dit plangebied een aantal nieuwe ontwikkelingen toe ten behoeve van de ruimtelijke en functionele versterking van de omgeving Oog in Al. De juridische planvorm is dan ook afgestemd op het kunnen realiseren van de beoogde nieuwe ontwikkelingen. Ten behoeve van de gewenste ontwikkelingen is het bestemmingsplan in hoofdzaak een gedetailleerd plan, waarin duidelijke grenzen aan de bestemmingen zijn gegeven waarbinnen een redelijke mate van flexibiliteit opgenomen is. Om de ruimtelijke aanvaardbaarheid te garanderen en voldoende rechtszekerheid te bieden aan de bewoners en andere gebruikers van het gebied is een daarbij redelijk gedetailleerd plan opgesteld.
1.5. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van het actuele beleidskader op het gebied van ruimtelijke ordening dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het rijk, de provincie en de gemeente. Sectorale beleidsdocumenten komen in hoofdstuk 4 en 5 aan bod. Hoofdstuk 3 bevat de gebiedsvisie waarin een korte beschrijving van het plangebied is opgenomen en de uitgangspunten voor de regeling in het bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op het beoogde programma. In hoofdstuk 5 wordt inzicht gegeven in de relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 6 wordt in aansluiting op de gebiedsvisie een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de plankaart en in de voorschriften is opgenomen. Hoofdstuk 7 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
5
2. Beleidskader
De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal alsmede lokaal beleid beknopt samengevat. Sectoraal beleid komt, waar relevant, aan bod in hoofdstuk 5 en 6.
2.1. Rijksbeleid Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (1999) Op dit moment is het vigerend rijksbeleid nog de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX). Centrale doelstelling van dit beleid is een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid en welvaart van Nederland. Het rijksbeleid bestaat eruit om nieuwe woon-, werk- en recreatiegebieden en verzorgingselementen in en zo dicht mogelijk bij grote en middelgrote steden te lokaliseren. Nota Ruimte (deel 3 PKB (kabinetsbesluit), april 2004) In april 2004 is het kabinetsbesluit over de Nota Ruimte verschenen. Deze Nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale, stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding, en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk, meer dan in de Vijfde Nota, te liggen op economische ontwikkeling. Het rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. Utrecht maakt als deel van de Randstad onderdeel uit van een belangrijk nationaal stedelijk netwerk. Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de Randstad te behouden en te versterken, en de eigen ruimtevraag binnen de Randstad op te vangen. Becijferd is dat in de Randstad tussen 2010 en 2030 rekening moet worden gehouden met een vraag naar ruim 8.000 ha bedrijventerreinen en ruimte voor 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door "verdichting" in bestaand stedelijk gebied. Vooral oude en achteruitgegane stadswijken kunnen aan aantrekkelijkheid winnen door herstructurering en vernieuwing. Ook bedrijventerreinen voldoen niet altijd meer aan de huidige eisen. Soms is revitalisering een optie, maar ingeval van functieverlies (zoals bij verouderde spoorwegemplacementen, haven- en industriegebieden) kan transformatie in nieuwe woon- en werkgebieden een reële mogelijkheid zijn. De voor het SOL-terrein beoogde herstructurering past in het streven naar transformatie van verouderde bedrijfsterreinen en het toevoegen van woningen binnen bestaand stedelijk gebied.
2.2. Provinciaal beleid Streekplan Utrecht 2005-2015 (2004) De provincie geeft aan dat het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Ook de contrastwerking tussen stad en land dient versterkt te worden. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe verstedelijkingsmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Beleidskader
6
is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren. Het plangebied ligt binnen de contour en is aangeduid als stedelijk gebied. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is zorgvuldig, intensief en meervoudig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt. Het stadsgewest Utrecht is het zwaartepunt van de verstedelijking en economie in de provincie. Dat wil zeggen dat de provincie nieuwe opgaven voor wonen en werken vooral hier wil realiseren. Utrecht heeft bij deze opgave als centrale stad in het stadsgewest de belangrijkste taak om door verdichting, herstructurering en transformatie binnenstedelijke capaciteit voor wonen, werken en voorzieningen te ontwikkelen en tegelijkertijd een kwaliteitssprong te realiseren. De beoogde herstructurering van het SOL-terrein is hier een voorbeeld van.
2.3. Gemeentelijk beleid Nota "Recreatief Perspectief" (1997) Deze nota bevat een pleidooi voor een integrale aanpak van de openbare buitenruimte, waar het gaat om de inrichting ervan ten behoeve van recreatief gebruik. Ruimtelijke ordening kan hierbij voorwaardenscheppend zijn door in het bestemmingsplan voor diverse doelgroepen ruimte te reserveren dan wel aan te wijzen. Belangrijk daarbij is het gebruik van de buitenruimte door kinderen. De Nota "Recreatief Perspectief" beoogt verder stimulering van recreatieve plekken en mogelijkheden. Recreatieve mogelijkheden kunnen vaak zeer goed plaatsvinden in combinatie met groen. Het groen kan eveneens een ecologische functie vervullen. Wijkperspectief Oog in Al (1998) In 1998 is voor de wijk Oog in Al een wijkperspectief opgemaakt. Dit perspectief analyseert de situatie en besteedt aandacht aan de sterke en zwakke kanten. Vervolgens wordt een visie gegeven op de gewenste ontwikkelingen in de komende 10 tot 15 jaar. Het beschrijft de gewenste toekomst op sociaal-maatschappelijk, ruimtelijk-functioneel, fysiek-technisch en financieel-economisch opzicht. Het wijkperspectief onderscheidt zes speerpunten onder het centrale thema "Oog in Al, een (woon)wijk met pluspunten". Deze speerpunten zijn: 1. bevorderen van de sociale samenhang in de wijk door ontmoetingsplaatsen te creëren en initiatieven te ondersteunen die gezelligheid en levendigheid stimuleren; 2. inspelen op de veranderende bevolkingssamenstelling door welzijnsvoorzieningen en ontspanningsmogelijkheden voor jongeren en ouderen te creëren; 3. streven naar verbetering van de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving waar deze dreigt af te zakken; 4. handhaven en versterken van het goede leefklimaat (vergroten verkeersveiligheid en sociale veiligheid en vervangen van niet-passende bedrijvigheid); 5. het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn mag niet leiden tot aantasting van het karakter van Oog in Al of de wijk verder isoleren. Oog in Al wordt geprofileerd als een open wijk waarbij de huidige barrières als de verbindingen van morgen worden beschouwd en ook op die wijze worden ingericht en/of herontwikkeld; 6. herontwikkeling van de openbare ruimte gericht op wijkverbinding en recreatie met behoud van het voor Oog in Al zo typerende open en groene karakter. Beleidsnotitie Prostitutie (1999) In verband met het afschaffen van het bordeelverbod in 2000, is door het college van burgemeester en wethouders op 16 november 1999 een gemeentelijke beleidsnotitie inzake prostitutie vastgesteld. Het prostitutiebeleid is zoveel mogelijk geformaliseerd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In hoofdstuk 3 van de APV is geregeld dat voor het drijven van seksinrichtingen en escortbedrijven een vergunning verplicht is. Onder seksinrichting wordt op grond van de APV (artikel 69) in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. Een prostitutiebedrijf is volgens hetzelfde artikel een "voor het publiek toeganke-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Beleidskader
7
lijke, besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines". Verder vermeld de APV dat onder deze definitie ook erotische massagesalons en prostitutiehotels vallen. Onder prostitutiebedrijf wordt niet verstaan (het kantoor) van een escortbedrijf, dat meestal telefonisch bemiddelt tussen de zich aanmeldende klanten en de prostituee. Wat betreft het formaliseren van de planologische situatie, is in de gemeentelijke beleidsnotitie aangegeven, dat alle prostitutiebedrijven met een vergunning de positieve bestemming "Prostitutiebedrijf" kunnen krijgen. Uitgangspunt is verder, dat daar waar niets geregeld is, een nieuw prostitutiebedrijf verboden is op basis van het bestemmingsplan. In de Beleidsnotitie prostitutie is voorts aangegeven, dat voor prostitutiebedrijven een maximumstelsel gehanteerd wordt, dat gebaseerd is op de situatie in 1999. Hiervoor is gekozen vanwege de op dat moment bestaande stabiele situatie die, over een langere periode bezien, beheersbaar is gebleken. Dit betekent dat de prostitutiebedrijven die voor 1 januari 1999 gevestigd waren in Utrecht, bekend waren bij de politie en in het verleden geen overlast hebben veroorzaakt in de omgeving, in principe een vergunning kunnen krijgen als zij voldoen aan bepaalde vergunningsvoorwaarden. Voor de overige seksinrichtingen, geen prostitutiebedrijven zijnde, en escortbedrijven geldt geen maximumstelsel, omdat daar geen specifieke overlast van te verwachten is. Als de vestiging van een dergelijk bedrijf een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of veiligheid, een onacceptabele aantasting van het woon- en leefmilieu zal veroorzaken of als er een grote kans is op overlast voor de omgeving, kan een vergunning echter geweigerd worden. In het voorliggende plangebied komen geen prostitutiebedrijven voor. Visie Merwedekanaalzone (concept 2002) Als toetsingskader voor nieuwe initiatieven is een samenhangende conceptvisie opgesteld voor de Merwedekanaalzone. De oorspronkelijk industriële functie langs dit kanaal verdwijnt langzaam en past ook niet meer op deze centraal gelegen locatie. Het Merwedekanaal lijkt nu uiteen te vallen in verschillende deelgebieden, maar de grote lijn is nog steeds herkenbaar. Versnippering en verstoringen van de herkenbaarheid zijn op sommige plekken groot, op andere delen valt het relatief mee. Hoewel het Merwedekanaal deel uitmaakt van een stedelijke en zelfs bovenstedelijke infrastructuur (provinciaal), kunnen diverse delen een eigen "sfeer" krijgen. Nieuwe ontwikkelingen dienen de potentie van het kanaal en het oude profiel langs de westkant als uitgangspunt te nemen en de aanwezige monumenten en structuren op een goede manier in te passen. Overige uitgangspunten zijn onder meer: het maken van goede oost-westverbindingen; diversiteit in maat en schaal; hogere kwaliteit en hogere dichtheid; versterken woonfunctie, grotere menging van functies; verbeteren openbare ruimte langs het kanaal; kanaalzone als ecologische verbinding versterken; beter benutting kanaal voor recreatie/toerisme/sport. Monumentenbeleid (2004) "Beheer van de chaos der eeuwen" is de titel van het Monumentenbeleidsplan, dat op 2 september 2004 door de raad is vastgesteld. Het is een evaluatie van het monumentenbeleid sinds 1993 en doet aanbevelingen voor de periode tot en met 2008. Het gemeentelijk monumentenbeleid is gebaseerd op drie pijlers. Ten eerste het stimuleren van restauratie en onderhoud van de beschermde monumenten. Ten tweede het gebruikmaken van de cultuurhistorische waarden bij het maken van ruimtelijke plannen in de stad. Ten derde het beheer van de archeologische ondergrond en de bekostiging van archeologisch onderzoek.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Beleidskader
8
Welstandsnota (2004) In de Welstandsnota Utrecht, getiteld "De schoonheid van Utrecht", is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van bouwvergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de loketcriteria. Voor bouwvergunningplichtige bouwwerken geldt het volgende: in de nota wordt op basis van een gebiedsgerichte analyse per buurt of wijk in hoofdlijnen een ruimtelijke karakteristiek gegeven; voorts wordt er onderscheid gemaakt in ambities en worden deze vertaald in beleidsniveaus per gebied; deze beleidsniveaus zijn: Behoud, Respect en Open; de drie niveaus onderscheiden zich onderling in mate van vrijheid in omgaan met de bestaande structuur en architectuur; tenslotte worden er algemeen geldende beoordelingscriteria geformuleerd die alleen per Beleidsniveau verschillen en dus niet per gebied. De Welstandsnota is per gebied raadpleegbaar, de loketcriteria voor lichtvergunningplichtige bouwwerken vormen een apart onderdeel. Voor Oog in Al als geheel geldt dat de wijk grotendeels als "Open" is gekenmerkt. Het park en de randen en enkele incidentele gebouwen (waaronder de monumenten in het plangebied) zijn aangegeven met de typering "Behoud". Onder Open wordt verstaan dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld mogelijk is zowel naar structuur als naar architectuur, maar met behoud van landschappelijke waarden. In het gebied dat is getypeerd als Behoud geldt dat het behoud en herstel van het aanwezige bebouwingsbeeld en het versterken van de bestaande of historisch bepaalde karakteristiek van stedenbouwkundige, architectonische, landschappelijke of cultuurhistorische aard centraal staat. Voor alle drie de beleidsniveaus (Open, Respect en Behoud) geldt een negental criteria met betrekking tot de beoordeling van "redelijke eisen van welstand". De beleidsniveaus "Respect" en "Behoud" zijn aangevuld met een viertal criteria en voor de beleidscategorie "Behoud" is daaraan nog eens een viertal criteria toegevoegd. Naarmate het aantal beoordelingscriteria afneemt, biedt het daarvoor geldende beleidsniveau meer ruimte. Visie Hoogbouw (2004) Voor de Hoogbouwvisie is gewerkt met de volgende vaststaande uitgangspunten: hoogbouw wordt altijd in verhouding gezien met de omgeving; behoud van het kleinschalige karakter van stadswijken; de zichtlijnen op de Dom moeten behouden blijven; hoogbouw als middel om de stad beter zichtbaar en herkenbaar te maken; Utrecht wordt één stad met twee centra: het huidige centrum met stationsgebied en het toekomstige Centrum Leidsche Rijn; de kloof tussen de twee stadsdelen wordt in de toekomst gedicht door de zogeheten Centrale Zone, die ruwweg parallel loopt aan de A2 en het AmsterdamRijnkanaal. In de woonwijken zou volgens de Hoogbouwvisie af en toe een hoger gebouw kunnen worden toegestaan, maar alleen als het aan de volgende eisen voldoet: het geeft een speciaal accent wat op die plaats goed past; het gebouw is in principe niet hoger dan twee keer de gemiddelde hoogte in die wijk; het gebouw is goed bereikbaar. Daarbij wordt opgemerkt dat het bepalen van de wenselijke hoogte uiteindelijk maatwerk is. De beoogde maximale hoogte in het plangebied is meer dan twee keer de gemiddelde hoogte in de omliggende wijk. Gezien de huidige bebouwing en de ligging van de locatie wordt dit aanvaardbaar geacht. Stedenbouwkundig Plan en Beeldkwaliteitplan SOL (2005) Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan is op 26 april 2005 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De basis voor het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan wordt gevormd door de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals beschreven in de Planvisie SOL, de gemeentelijke Planidentificatie en de Cul-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Beleidskader
9
tuurhistorische Effectrapportage. Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan omschrijven de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied, en dienen als onderleggers voor de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt ontwikkeling. Structuurvisie Utrecht (2004) In de structuurvisie Utrecht (op 1 juli 2004 door de Raad vastgesteld) wordt de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Utrecht beschreven. Daarbij wordt uitgegaan van de kernkwaliteiten van Utrecht: de stad als randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving; de stad als ontmoetingsplaats voor kunst, cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie; de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken. Deze kernkwaliteiten zijn vertaald in drie ontwikkelingsperspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuin. De ambitie en denkrichting van de perspectieven vormen het kader voor de toekomstige ontwikkeling van de stad. Voor het plangebied is vooral het perspectief van De Binnentuin relevant. In de Binnentuin is onder meer te zien: woningen met een tuin, ruimte voor buurtactiviteiten, kleinschalige openbare ruimte, winkelen in de buurt, wooncarrière binnen de wijk, lage mobiliteit, kleinschalige bedrijvigheid en basisscholen. Voor De Binnentuin is geen omvangrijke programmatische opgave nodig of gewenst. Het programma is primair gericht op kwaliteitsverbetering. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van bijvoorbeeld intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hiervoor leidend. De binnentuinen worden niet te zwaar belast met stedelijke functies, er moet wel ruimte zijn voor voldoende wijkvoorzieningen. De woonfunctie is in de binnentuinen dominant. Kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid. De wijken zijn autoluw. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld. Op die manier wordt ook de onderlinge verbinding tussen de wijken georganiseerd. De relatie tussen woongebieden en aanwezige waterstructuren kan worden versterkt. Momenteel ligt de stad als het ware afgekeerd van het water. Toegevoegde waarde van het water kan liggen in differentiatie van woonmilieus en het benadrukken van de "luwe" gebieden in de wijk. De beoogde herstructurering van het SOL-terrein is een voorbeeld van een kwaliteitsverbetering voor de wijk, omdat het de uitplaatsing van een minder in de omgeving passend bedrijfscomplex mogelijk maakt. Bij de herstructurering wordt gebruikgemaakt van de kwaliteit van het aanwezige water.
2.4. Conclusie De beoogde herstructurering van het SOL-terrein past binnen de uitgangspunten van het rijksen provinciaal beleid om de uitbreiding van stedelijke functies zoveel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren, de ruimte intensief te benutten en daar waar mogelijk en noodzakelijk door herstructurering kwaliteit aan bestaande wijken toe te voegen. De ontwikkeling past ook in het gemeentelijk beleid. De kwaliteitsopgave komt terug in de structuurvisie Utrecht. Verschillende gemeentelijke beleidsdocumenten leggen randvoorwaarden op aan de ontwikkeling, die in dit plan verwerkt zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
3. Gebiedsvisie
11
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie, de doelstellingen en randvoorwaarden en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Eerst wordt ingegaan op de historische en ruimtelijke context en vervolgens worden de doelstellingen en randvoorwaarden voor het gebied beschreven. Daarna worden de verschillende elementen van de beoogde ontwikkeling in beeld gebracht.
3.1. Bestaande situatie en uitgangspunten Het plangebied heeft een oppervlakte van 2,55 ha. De locatie was in gebruik door het bedrijf Olie- en Lijnkoekenfabriek Cereol, het distributiebedrijf van de TNT en door een kantoor van de KPN (zie figuur 2). Historische context In Utrecht vestigde zich aan het Merwedekanaal in 1908 het complex van de Stichtsche Oliënen Lijnkoekenfabriek (SOL). Aan het Merwedekanaal werd een kleine aanlegplaats gerealiseerd met scheepselevator met transporteur ten behoeve van aan- en afvoer van grondstoffen en producten. Het complex bestond aanvankelijk uit een fabriek, een ketelhuis en een pakhuis. Een eeuw fabriceren en bouwen op het terrein heeft een intrigerend conglomeraat van gebouwen, loodsen en silo's opgeleverd. Aan de kanaalzijde verrezen olietanks en een kantoor. De gebouwen zijn ontworpen met stijlelementen uit de Jugendstil en de Overgangsstijl. In de loop van de jaren heeft het bedrijf zich verder uitgebreid met een pakhuis, een betonnen graansilo en een voorpersgebouw. Hoge bebouwing was in deze branche gebruikelijk omdat in het productieproces gebruik werd gemaakt van de zwaartekracht. Ruimtelijke context Voor de locatieontwikkeling van het plangebied zijn twee ruimtelijke-functionele invalshoeken van belang. Het gebied wordt gekarakteriseerd door twee uitersten van historische ontwikkeling. Enerzijds ligt het gebied midden in de planmatige stadsuitleg uit het begin van de vorige eeuw, ontworpen door H.P. Berlage en L.N. Holsboer. Anderzijds kent het terrein zelf een autonome ontwikkelingsgeschiedenis gebaseerd op de behoefte van geleidelijke uitbreiding en aanpassing van het productieproces. Het uitbreidingsplan van Berlage en Holsboer wordt gekenmerkt door een sterke hiërarchische organisatie van planonderdelen. De hoofdstructuur bestaat uit een assenstelsel van lanen en straten die uitkomen op pleinen en parken. De woongebieden zijn op basis van symmetrie ingedeeld. De Lessinglaan/J. Haydnlaan vormt de stedelijke hoofdlaan door de wijk Oog in Al en maakt deel uit van de Stedelijke Verdeelring. Dwars op de stedelijke hoofdlaan zijn concentrische ringen van een lagere orde ontworpen met op de kruispunten voorzieningen. In dit stelsel neemt het park Oog in Al een centrale positie in. De wandvormende bebouwing langs het park aan de Mozartlaan vormt een esthetische architectonische eenheid. Langs het Merwedekanaal waren ten tijde van het ontwerp van Berlage reeds bedrijven gevestigd. Dit betekende voor Berlage een gegeven situatie. Dit verklaart waarom de Mozartlaan abrupt stopt op de Everard Meijsterlaan en de plansymmetrie niet kon worden afgerond. Het plangebied SOL (Oog in Al) bevindt zich op het einde van de lijn van de Mozartlaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Gebiedsvisie
13
3.2. Doelstellingen en randvoorwaarden Voor de ontwikkeling en het ontwerp van de locatie zelf zijn de volgende ruimtelijke doelstellingen verwoord: behoud van de diversiteit op het SOL-terrein met herstel van de ruimtelijke continuïteit en het openbare karakter van het terrein; gebruik het industriële verleden van een belangrijk deel van de locatie, met behoud van monumentale waarden; verscheidenheid in het toekomstige programma, zowel in typologie als in architectuur. Voor een goede ruimtelijke afstemming met de bestaande omgeving van de locatie zijn als uitgangspunten opgenomen dat gebruikt dient te worden gemaakt van: de stedenbouwkundige kwaliteit en verbondenheid met de wijk Oog in Al; de aanwezigheid van het park en het water. Voorts geldt het beeldkwaliteitplan voor de locatie als uitgangspunt voor het karakter en de uitstraling van het gebied. Daarnaast zijn programmatische uitgangspunten voor de invulling van de locatie te onderscheiden: het realiseren van een mix van functies (wonen, toeristisch/recreatief en multifunctionele voorzieningen voor de wijk), met de nadruk op wonen; parkeren op eigen terrein en een goede ontsluitingsstructuur.
3.3. Toekomstige situatie Op de locatie wordt een nieuw gemengd woongebied gerealiseerd (zie figuur 3). Het stedenbouwkundig concept gaat uit van meerdere ingrediënten van de kwaliteit van de locatie. Het plan gaat daarom uit van een tweedeling van het gebied. De scheidslijn is de doortrekking van de Mozartlaan. Aan de westzijde wordt de stedelijke structuur van het plan van Berlage afgerond met een duidelijke wand langs de Mozartlaan. Aan de andere zijde wordt het SOL-terrein als ensemble ontwikkeld. De samenhangende compositie van gebouwen combineert daarbij de kwaliteiten van bestaande monumentale panden en die van nieuwbouw met verwijzingen naar de oorspronkelijke functie van het terrein. De zijde langs de Mozartlaan krijgt een meer gesloten karakter terwijl de wand aan het park juist wordt geopend. Door openingen in de verspringende blokverkaveling op te nemen wordt het binnengebied doorkruisbaar. Het voormalige directiegebouw en de sluiswachterwoning zullen als solitaire bestaande elementen in het plan worden opgenomen en een nieuwe functie krijgen. De wand langs de Mozartlaan Door de Mozartlaan te verlengen in de richting van de Kanaalweg wordt invulling gegeven aan de "afronding" van het plan van Berlage. De wand wordt aan de westzijde van de verlengde Mozartlaan doorgezet en ingevuld met een aansluitende typologie van rijwoningen en een appartementengebouw. Karakteristieke details als bijzondere kapvormen en aparte hoekoplossingen zullen in deze nieuwe parkwand terugkomen. Aan de oostzijde wordt de verlengde Mozartlaan begeleid door groen. Op de kop, aan het Merwedekanaal is een appartementengebouw voorzien dat qua vorm geïnspireerd is op de ronde vormen van de vroegere opslagtanks. Het Ensemble Het huidige SOL-complex is een combinatie van verschillende gebouwen en installaties uit verschillende bouwperioden met uiteenlopende bouwhoogten, massa en betekenis. Het uitgangspunt van de stedenbouwkundige uitwerking is deze verscheidenheid. Het complex bevat een uiteenlopend scala aan gebouwen waarvan een deel beschermingswaardig is of zelfs de status van rijksmonument heeft verkregen. Een deel van de bestaande bebouwing wordt opgenomen in het nieuwe ensemble. Het betreft naast de rijksmonumenten de silo uit 1932 en de kraan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Gebiedsvisie
14
In het stedenbouwkundig plan neemt de ontwikkelingsgeschiedenis van het complex een belangrijke plaats in. De positie van verschillende gebouwen en het contrast van architectonische vormgeving van de gebouwen zijn uitgangspunt. Het concept gaat daarom uit van een robuuste verschijningsvorm van het totaal met afzonderlijke architectonische uitwerking van gebouwdelen. Centraal in het blok wordt een hoog gebouw geplaatst dat verwijst naar het vroegere extractiegebouw. Het nieuwe programma bestaat op basis van het stedenbouwkundig plan uit circa 33 grondgebonden woningen en circa 189 appartementen, maatschappelijke voorzieningen zoals bijvoorbeeld een bibliotheek en enkele aanvullende horecafuncties. Kraan Voor de kraan die aan het Merwedekanaal staat bestaan plannen om er een woonfunctie te realiseren. De plannen gaan uit van de benutting van de kraan en het vergroten van het volume door containers in de kraan te hangen. Er wordt aan gedacht om het bestaande gebouwtje tussen de poten van de kraan te reconstrueren waarbij de maat in de diepte iets groter wordt dan oorspronkelijk. Dit bouwdeel omvat dan circa drie bouwlagen van circa 20 m². Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Er kan gebruikgemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid indien de woonoppervlakte niet groter is dan 75 m² (met uitzondering van de bestaande ruimte in de kraan). Hierbij geldt dat de nieuwe woonoppervlakte op minimaal 9 en maximaal 18 m moet worden gerealiseerd. Bouwhoogte De woningen die de afronding vormen van het stedenbouwkundig blok in het plan van Berlage zullen worden gerealiseerd met drie bouwlagen en een kap. Ook de appartementen op de kop krijgen deze bouwhoogte. Enerzijds sluit dit aan met het achterliggende woongebied dat voornamelijk woningen kent die zijn uitgevoerd in twee bouwlagen en een kap. Aan de andere kant maakt dit blok een geleidelijke overgang naar de hogere bouwhoogten binnen het ensemble van het SOL-terrein. Ook de bouwhoogten van het ensemble zijn sterk gerelateerd aan de kenmerken van de bestaande bebouwing en de ontwikkelingsgeschiedenis. Aan het Merwedekanaal (5 bouwlagen) wordt lager gebouwd dan aan de parkzijde (58 bouwlagen). Uitzondering hierop is de losse bouwmassa aan de kop bij het kanaal. Dit gebouw wordt uitgevoerd in maximaal 9 bouwlagen. Het gebouw centraal in het ensemble krijgt een hoogte van 10 bouwlagen met een karakteristieke industriële kapvorm, waarin 2 bouwlagen gerealiseerd kunnen worden. Deze bouwhoogten zijn acceptabel gezien de ligging nabij grote open ruimten zoals het kanaal en het park. Tevens wordt er langs het park een duidelijke wand gemaakt die de ruimte inkadert. In het hele ensemble worden de appartementen uitgevoerd met balkons en loggia's. Openbare ruimte De openbare ruimte kent twee sferen. Aansluitend op de woonwijk Oog in Al en de Mozartlaan wordt de parkrand in de richting van het Merwedekanaal doorgezet. Het wegprofiel sluit aan bij het profiel van de huidige Mozartlaan. Tussen het nieuwe ensemble en het Merwedekanaal wordt een afwijkend openbaar gebied gecreëerd, dat is geïnspireerd op het industriële karakter van het gebied. In dit deel van het openbaar gebied zal in de inrichting ruimte worden geboden voor onder andere cultureel-maatschappelijke festiviteiten en andere manifestaties. Het semi-openbare binnenhof heeft een meer intieme karakteristiek. De omslotenheid door het blok in combinatie met binnentuinen, biedt de bewoners een geborgen plek voor samenkomst en verpozen. Verkeer en parkeren Met de doortrekking van de Mozartlaan wordt de ontsluitingsstructuur vormgegeven. Via de Kanaalweg, de nieuw aan te leggen weg in het verlengde van de Mozartlaan en de Everard Meijsterlaan zullen de gebouwde parkeervoorzieningen worden ontsloten. Onder het ensemble en
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Gebiedsvisie
15
het kleinschaliger appartementenblok aan de kop van de Mozartlaan worden verdiepte garages aangelegd. Grondgebonden woningen worden voorzien van parkeergelegenheid op eigen terrein. Het parkeren voor bezoekers vindt plaats in de openbare ruimte. Op de verbinding die langs het kanaal loopt, is gemotoriseerd en langzaam verkeer toegelaten. Het gebied tussen het ensemble en het kanaal wordt ingericht als voetgangersvriendelijk gebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Gebiedsvisie
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
16
214.11804.00
4. Programma
17
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving en onderbouwing van het te realiseren programma. Daarbij wordt achtereenvolgens ingegaan op wonen, voorzieningen en verkeer en parkeren.
4.1. Wonen Het plan voorziet op basis van het stedenbouwkundig plan in totaal in circa 222 woningen. In het plan zijn circa 33 grondgebonden woningen opgenomen en circa 189 appartementen. De appartementen worden vooral in het ensemble gesitueerd. Een aantal van deze appartementen in het ensemble is geschikt als atelierwoning. Het aanbod van appartementen is sterk gedifferentieerd in bouwvorm, ligging, oriëntatie, oppervlak en prijsstelling. De grondgebonden woningen worden uitgevoerd als herenhuizen. Deze zijn aan de noordoostzijde van het plangebied gesitueerd. Onderbouwing Om te komen tot een onderbouwd woningprogramma is een marktonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van het marktonderzoek zijn als volgt. Gezien de ligging binnen de wijk Oog in Al en de stad Utrecht en de stedenbouwkundige en architectonische opzet van de wijk met karakteristieke interbellumuitstraling, is het deel ten oosten van de Lessinglaan een zeer gewilde woonlocatie, ook voor mensen buiten de wijk. De doorstroommogelijkheden in de wijk zijn echter enigszins beperkt gezien het eenzijdige aanbod van eengezinswoningen van vergelijkbare grootte. De belangrijkste doelgroepen zijn als volgt geformuleerd: Starters (alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens): jongeren tussen de 20 en 25 jaar met een binding met Utrecht door bijvoorbeeld studietijd of werk. Zij zoeken een betaalbare woning in een stedelijke setting. Gezinnen: stedelijk georiënteerde gezinnen met jonge kinderen. De betrokkenheid van deze doelgroep met de wijk is groot. De groep zoekt een ruime eengezinswoning met tuin en eigen parkeergelegenheid. Ouderen: veel woningen worden nog bewoond door ouderen die al lang in de wijk wonen en die inmiddels een respectabele leeftijd hebben bereikt. Dit geldt ook voor veel eengezinswoningen buiten de wijk. Deze groep is op zoek naar appartementen van verschillende grootte met een hoogwaardig basisniveau in de nabijheid van voorzieningen in een aantrekkelijke woonomgeving. Het woningprogramma past binnen de gemeentelijke Visie op Wonen (2003), waarin de ruimtelijke aspecten van het wonen in de gemeente tot 2030 zijn vastgelegd. Er worden 2 doelen onderscheiden: vermindering van de hoge druk op de woningmarkt; verbetering van de kwaliteit van de bestaande voorraad. In de visie wordt een grote vraag naar woningen in de stad geconstateerd. De vraag naar ruimte en kwaliteit van de woningen is structureel. Het beleid om midden- en hogere inkomens aan de stad te binden zal ook voor de langere termijn moeten worden doorgezet. Er wordt ingezet op meer groenstedelijke woonmilieus en op een aantal punten centrum en buitencentrum stedelijke woonmilieus (gestapeld bouwen met hoge kwaliteit).
4.2. Voorzieningen In het plan worden enkele voorzieningen beoogd. Het betreft horeca en maatschappelijke functies (bijvoorbeeld een bibliotheek). Bij horeca wordt uitgegaan van voorzieningen als een grand café of een restaurant. Deze functies hebben grote kans van slagen. De locaties voor horeca zijn de voormalige kantoorvilla en de voormalige dienstwoning. In het plan is in overleg met de gemeentebibliotheek ruimte gereserveerd om een bibliotheek te accommoderen. De bibliotheek zal een relatie met het plein aan de zijde van het Merwedekanaal krijgen om de verblijfsfunctie van het plein te verzwaren. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Programma
18
Onderbouwing De opname van horeca en maatschappelijke voorzieningen in het gebied komt voort uit de bij het marktonderzoek gehanteerde programmatische uitgangspunten: realisering van een nieuw woongebied dat wordt gekenmerkt door menging met functies die vallen onder de titel Tension Relief, Leisure and Care, zoals ontspanning, uitgaan, cultuur (bijvoorbeeld bibliotheek, horeca); parkeren op eigen terrein en een goede ontsluitingsstructuur. Hiermee wordt beoogd een aantrekkelijk gebied te realiseren, dat op wijkniveau en wat betreft de horeca, wijkoverschrijdende niveau-uitstraling heeft. Het toeristisch beleid, zoals opgenomen in de nota's "Zet 'm op toerisme, meerjarenprogramma toerisme 2002-2004" (2001) en "Welterusten, hotelnota Utrecht 2000-2004" (2000), zet in op kwaliteitstoerisme. Daarbij wordt voor het plangebied opgemerkt dat de wijk Oog in Al zelf geen echte toeristische bestemming zal worden, maar er wel kansen bestaan voor een horecavestiging en een eventuele aanlegplaats voor (recreatie) boten bij het SOL-terrein.
4.3. Verkeer en parkeren Ontsluiting autoverkeer Het plangebied wordt voor het autoverkeer via de Everard Meijsterlaan ontsloten op de hoofdwegenstructuur van Utrecht. Via de Lessinglaan en de Vleutenseweg in noordelijke richting en de Joseph Haydnlaan en de ds. Martin Luther Kinglaan in het zuiden, wordt het gebied ontsloten vanaf de A2 (Amsterdam-Den Bosch). De wegen in het plangebied zelf zullen worden ingericht als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. De Kanaalweg is ten noorden en ten zuiden van het plangebied afgesloten voor doorgaand autoverkeer door een zogenaamde "knip". Niet gebiedseigen verkeer zal daardoor niet in het gebied aanwezig zijn. De Kanaalweg en de nieuw aan te leggen weg in het verlengde van de Mozartlaan zullen de voornaamste wegen in het gebied zijn. De Everard Meijsterlaan heeft ten westen van de Mozartlaan een verzamelfunctie. Ten oosten van de Mozartlaan zal de Everard Meijsterlaan worden versmald en een parkachtig karakter en een verblijfsfunctie krijgen. De woonboten aan de Kanaalweg blijven bereikbaar. Ontsluiting openbaar vervoer Het plangebied wordt via het openbaar vervoer ontsloten via verschillende busdiensten, die op verschillende haltes op enige afstand (5-10 minuten loopafstand) halteren. De busdiensten geven verbinding met het station Utrecht CS. De sneltram Utrecht CS-Nieuwegein halteert op circa 10 minuten loopafstand van het plangebied (Graadt van Roggenweg). De ontsluiting per openbaar vervoer is redelijk tot goed te noemen. Ontsluiting langzaam verkeer Alle straten in het gebied zijn voor fietsers toegankelijk. De Kanaalweg vervult een belangrijke rol als doorgaande fietsroute voor het fietsverkeer dat het Merwedekanaal volgt. Daarnaast zal de Everard Meijsterlaan in de toekomst mogelijk van betekenis zijn voor fietsverkeer van en naar Leidsche Rijn. Conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig worden geen specifieke fietsvoorzieningen aangebracht, maar vinden het autoverkeer en het fietsverkeer gemengd plaats. Ten behoeve van de voetgangers zal in het gebied aan ten minste een zijde van de rijbaan een trottoir worden gerealiseerd. Parkeren Ten behoeve van het parkeren in het plangebied is uitgegaan van de parkeernormering zoals opgenomen in de Planvisie SOL en het stedenbouwkundig plan die in juni 2004 respectievelijk april 2005 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht is vastgesteld. Afhankelijk van het woningtype varieert deze norm in het plangebied van 1,0 tot 1,5 parkeerplaatsen per woning. Onderstaand is de parkeersituatie op basis van de woningaantallen zoals opgenomen in het stedenbouwkundig plan in beeld gebracht. Voor de 56 woningen met als doelgroep starters wordt een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per woning aangehouden. Voor de 103 senioren/ouderenwoningen wordt een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per woning gehanteerd. Voor het benodigd aantal parkeerplaatsen voor de 63 meerpersoonshuishoudens is uitgegaan
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Programma
19
van een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning. Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen voor de 222 woningen bedraagt daardoor 285. In het plangebied zullen op eigen terrein van de woningen 225 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In het openbaar gebied zullen 60 parkeerplaatsen voor de bezoekers van de woningen en de appartementen worden gerealiseerd, waardoor het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen 285 bedraagt. Er kan worden geconcludeerd dat voor het plan voldoende parkeerplaatsen opgenomen zijn. Voor een eventuele aanpassing van het programma gelden de genoemde parkeernormen. Ter voorkoming van eventuele parkeerproblemen in de toekomst, zullen in aanvulling op de normstelling 8 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan de exacte locatie nog nader zal worden bepaald. Het parkeren zal bij de grondgebonden woningen plaatsvinden op de eigen kavel, maar ook onder de appartementengebouwen, waar parkeerkelders worden gerealiseerd. De parkeerkelders worden via de Kanaalweg, de nieuw aan te leggen weg in het verlengde van de Mozartlaan en de Everard Meijsterlaan ontsloten. De parkeerplaatsen voor de grondgebonden woningen worden via het achterterrein ontsloten. Parkeren in de voortuinen van de woningen is niet toegestaan. Voor de bezoekers van de bibliotheek geldt conform de kentallen uit het ASVV 2004 een behoefte van 0,5 parkeerplaats per 100 m², zodat hiervoor 4 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Ten behoeve van de horeca zijn conform de richtlijn uit het ASVV van 8 parkeerplaatsen per 100 m², 16 parkeerplaatsen noodzakelijk. De in totaal 20 benodigde parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd langs de Everard Meijsterlaan. Voor de maatschappelijke functies en horeca is ook aandacht voor voldoende fietsparkeerplaatsen van belang.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Programma
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
20
214.11804.00
5. (Milieu)onderzoek
21
Naar aanleiding van de geformuleerde gebiedsvisie heeft onderzoek plaatsgevonden ten aanzien van wegverkeerslawaai, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bedrijven in de nabijheid van het plangebied, bodem, water, leidingen en ecologie en archeologie. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de onderzoeken met de randvoorwaarden die daaruit voortvloeien.
5.1. Wegverkeerslawaai Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van: woonerven; 30 km/h-wegen; wegen waarvan op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op de gevels van aanliggende woningen op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk). Het plangebied bevindt zich niet in de geluidszone van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde weg. Alle wegen in en rond het plangebied hebben een maximumsnelheid van 30 km/h en zijn daardoor gedezoneerd. De geluidsbelasting op de woningen in het plangebied is bij de verwachte verkeersintensiteiten laag. De hoogste verkeersintensiteit is te verwachten op de Everard Meijsterlaan. Bij de verwachte verkeersintensiteit ligt de 50 dB(A)-contour op 32 m. De dichtstbijzijnde woningen liggen op 20 m van de weg. De geluidsbelasting is daar circa 53 dB(A). De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder zou daarmee worden overschreden indien sprake zou zijn van een gezoneerde weg. Bij een gevelbelasting tot 55 dB(A) is echter nog steeds sprake van een (op basis van de jurisprudentie vereist) aanvaardbaar geluidsniveau. Conform het Bouwbesluit moet de geluidsbelasting in een nieuwe woning en langs bestaande wegen voldoen aan een binnenwaarde van 35 dB(A). De geluidsreducerende werking van een gevel moet bij een gevelwaarde van 55 dB(A), inclusief 5 dB(A) aftrek conform artikel 103 Wgh, dus minimaal 25 dB(A) zijn om de binnenwaarde van 35 dB(A) te kunnen garanderen. Het Bouwbesluit (artikel 3.2. lid 1) vereist dat de gevels van nieuwe woningen minimaal 20 dB(A) dienen te reduceren. In de praktijk reduceert een standaardgevel met dubbelglas en kierafdichtingen zeker 25 dB(A), zodat aan deze eis kan worden voldaan en sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. De wegen langs de andere woningen hebben zo'n lage verkeersintensiteit, dat de geluidsbelasting op de gevel van de aanliggende woningen lager zal zijn dan 50 dB(A). Daarmee is duidelijk dat hier een goed woonklimaat komt wat betreft geluid.
5.2. Externe veiligheid Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op: vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen; bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid. In de directe omgeving van het plangebied vinden dergelijke relevante activiteiten (vervoer of bedrijvigheid) niet plaats. Derhalve wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen gevolgen heeft voor de voorgenomen ontwikkeling in dit bestemmingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
(Milieu)onderzoek
22
5.3. Luchtkwaliteit Algemeen Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) opgenomen grenswaarden. De ontwikkeling van het Cereolterrein heeft mogelijk gevolgen op de luchtkwaliteit in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse is van de beoogde ontwikkeling. Beleid en normstelling In de nabijheid van wegen en parkeergarages kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging die negatieve effecten voor de gezondheid kan hebben. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk). Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof van belang (zie bijlage 1). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
Stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
grenswaarde 40 µg/m³
geldig vanaf 2010
uurgemiddelde concentratie2)
2010 max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ Fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ 2005 24 uurgemiddelde concentratie 2005 max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ Benzeen jaargemiddelde concentratie 10 µg/m³ Tot 2010 5 µg/m³ Vanaf 2010 1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling). 2) Geldt alleen voor wegen met een verkeersintensiteit van ten minste 40.000 mvt/etmaal.
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3b). Onderzoek en resultaten In het kader van het Blk is onderzoek uitgevoerd of de ontwikkeling van de nieuwe woningen en voorzieningen gevolgen heeft op de luchtkwaliteit in de omgeving. Tevens is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit ter plaatse van de voorziene functies en als gevolg van de parkeerkelders. In bijlage 1 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Luchtkwaliteit langs wegen Uit het onderzoek valt af te leiden dat de toename van het verkeer als gevolg van het project feitelijk niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving. Dit kan met name worden verklaard doordat in de toekomstige situatie de verkeersbewegingen met zwaar vrachtverkeer van de bedrijven wegvalt en leidt tot een gunstigere verdeling van de voertuigen. Te zien is dat dit voor stikstofdioxide zelfs leidt tot een verbetering van de concentraties. Bij fijn stof is er juist weer sprake van een beperkte toename van het aantal overschrijdingen. De grenswaarden worden daarbij echter niet overschreden in de eindsituatie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
(Milieu)onderzoek
23
Eveneens blijkt uit het onderzoek dat ter plaatse van de nieuwe functies aan alle grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof kan worden voldaan. Luchtkwaliteit nabij parkeergarages Met name ter plaatse van de uitrit van de parkeergarages (of in dit geval parkeerkelders) en ter plaatse van de ventilatie kan sprake zijn van hogere concentraties van met name stikstofdioxide, fijn stof en benzeen. Van belang is dat nieuw te bouwen parkeerkelders dienen te voldoen aan de eisen zoals onder andere staan vermeld in de publicaties NEN 2443, de SBR richtlijn "Parkeergarages: Brandveiligheid en Ventilatie" en het Besluit Woon- en verblijfsgebouwen. Uit deze publicaties blijkt dat indien de ventilatie aan de hierin gestelde eisen voldoet, er geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen in de parkeerkelders zullen optreden. Ook de concentraties benzeen zullen onder de norm blijven. De luchtkwaliteit in de parkeerkelders is hiermee gegarandeerd. Er zal ten alle tijde voldoende verversing van de lucht in de parkeerkelders zijn. Relevant daarnaast zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit buiten de parkeerkelders. Met betrekking tot de uitstroom van de ventilatie in de buitenlucht is in bovengenoemde publicatie en bovengenoemd Besluit gesteld dat bij het aanhouden van voldoende afstand er bij woningen geen overschrijdingen van de normen optreden. De achtergrondconcentratie van benzeen bedraagt in Utrecht 1 µg/m³. Wanneer bij het ontwerp van de parkeerkelders rekening wordt gehouden aan de geldende eisen, kan worden verwacht dat ruimschoots wordt voldaan aan de geldende normen. De uitstroom van de ventilatie zal zodanig worden geplaatst dat er geen personen worden blootgesteld. Als er, ten tijde van de bouw van de parkeerkelders, filters voor de zuivering van de ventilatielucht op de markt komen, dan zal de gemeente deze voorschrijven aan de ontwikkelaar. Te denken valt hierbij aan filters voor bijvoorbeeld roet (fijn stof) of NOx. Ook het aantal verkeersbewegingen is zodanig laag dat geen effecten te verwachten zijn van de parkeerkelders op de luchtkwaliteit. De in- en uitgang van de parkeerkelders houdt voldoende afstand aan van de beoogde woningbouw. Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het bouwplan niet in de weg. Het bouwplan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
5.4. Bedrijven Algemeen Nieuwe woningen (en andere functies) mogen de bedrijfsvoering van de bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden niet belemmeren. Indien noodzakelijk, is afstemming van deze functies dan ook noodzakelijk. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in de omgeving aanwezige en relevante bedrijven. Bedrijventerrein Oog in Al Ten westen van het plangebied bevindt zich een klein bedrijventerrein. Op grond van het in procedure zijnde bestemmingsplan zijn hier alleen maatschappelijke functies en kantoren gevestigd en mogelijk gemaakt. Uitzondering is het zuidelijk deel van dit terrein, waar binnen de bestemming categorie 1- en 2-bedrijven mogelijk zijn. Dergelijke bedrijven worden op grond van de Staat van Inrichtingen van Utrecht in de nabijheid van gevoelige functies als woningen verantwoord geacht. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet wordt belemmerd door de activiteiten op het bedrijventerrein. Overige bedrijven In de wijk Oog in Al zijn verder geen relevante bedrijven gevestigd die van belang zijn voor het plangebied. Het industrieterrein Lage Weide ligt op dermate grote afstand dat hier geen hinder van te verwachten is. De koffiebranderij SaraLee/DE ligt op een afstand van circa 900 m van het plangebied. Vanwege de activiteiten van dit bedrijf is er sprake van geurhinder in een groot gebied rondom dit bedrijf. De afstand van het plangebied is echter dermate groot dat de rele-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
(Milieu)onderzoek
24
vante geurcontour ruim buiten het plangebied is gelegen. Het aspect geurhinder levert daarom geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.5. Bodemkwaliteit Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op een schone bodem gerealiseerd te worden. Dit geldt dus uitdrukkelijk niet alleen voor woningbouw, maar ook voor alle andere functies waarbij een nieuwe inrichting plaatsvindt. Voorafgaand aan een functiewijziging of herinrichting van een gebied, dient op basis van ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, namelijk het historisch bodemonderzoek, vastgesteld te worden of ter plaatse geen risico van bodemverontreiniging bestaat. Op de (aangrenzende) percelen van de onderzoekslocatie hebben onderstaande bodemonderzoeken plaatsgevonden. TPG, Everard Meijsterlaan 51: verkennend onderzoek, locatie Everard Meijsterlaan 51 te Utrecht, ref. jopo3/brni/35589, januari 2003; aanvullend bodemonderzoek, Everard Meijsterlaan 51 te Utrecht, ref. jopo3/diku/37322, juli 2003; onderzoek asbest in grond, Everard Meijsterlaan 51 te Utrecht, ref. 253028.1, 14 juli 2003. KPN, Kanaalweg 92: indicatief bodemonderzoek, Chemielinco, rap nr. 93240, 6 oktober 1993; nader bodemonderzoek, Chemielinco, rap nr. 93513, 8 maart 1994; monitoring, Chemielinco, rap. nr. 21730-D, 22 oktober 2001; asbestinventarisatie, Hamabest, rap nr. R02.017-THT-01, 31 januari 2002; verkennend milieukundig onderzoek Kanaalweg 92 te Utrecht, Gebr. Reehorst, ref. 02.250, 6 november 2002. Cereol, SOL, Everard Meijsterlaan 3: nulsituatie bodemonderzoek, Tebodin, rap nr. 331314, 7 april 1993; nader bodemonderzoek, Tebodin, rap nr. 27411, 20 januari 1999; bodemonderzoek, Grontmij, rap nr. 13.6012, 4 mei 2000; verkennend bodemonderzoek, Tebodin, rap nr. 3315001, 24 mei 2002; aanvullend onderzoek Cereollocatie, Heijmans Milieutechniek, rap. Miie.38407, december 2003. Kanaalweg 94 (E. Meijsterlaan 57): oriënterend bodemonderzoek, Geofox, rap nr. P1200/JN/nh, 26 oktober 1999. Kanaalweg 95: oriënterend onderzoek, Van Dijk Techniek, rap nr. onbekend, 24 april 1989; 1e aanvullend onderzoek, Van Dijk Techniek, rap nr. onbekend, 12 juni 1989; 2e aanvullend onderzoek, Van Dijk Techniek, rap nr. onbekend, 30 oktober 1993; bemonstering water, Van Dijk Techniek, rap. nr. onbekend, 5 januari 1993; bemonstering grondwater, Van Dijk Techniek, rap nr. onbekend, 19 januari 1993; nader bodemonderzoek, Van Dijk Techniek, rap nr. 167.93, 3 maart 1993. Everhard Meijsterlaan 53: verkennend bodemonderzoek, Kuiper & Burger, rap nr. onbekend, 1 juli 1999; nader grondonderzoek, Kuiper & Burger, rap nr. PB99202/D1, 13 september 1999. Kort samengevat zijn de volgende bodemverontreinigingen geconstateerd1). Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de hiervoor genoemde rapportages. Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de bodem op de locatie licht tot sterk is verontreinigd met minerale olie, hexaan, PAK en zware metalen. De meeste verontreinigingen bevinden zich ter plaatse van ondergrondse tanks. Het grondwater is plaatselijk verontreinigd met benzeen en tolueen. 1) Aanvullend bodemonderzoek, Heijmans Milieutechniek, rapportnr. 203984-W0022, december 2003. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
(Milieu)onderzoek
25
In het zuidelijk terreindeel is de bodem sterk verontreinigd met minerale olie en hexaan en het grondwater met benzeen. Vanwege de geconstateerde bodemverontreinigingen is een saneringsplan opgesteld, op basis waarvan een bodemsanering wordt uitgevoerd.
5.6. Waterhuishouding Beleidskader duurzaam stedelijk water Waterbeheersplan 1996-2000, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (1997) Het Waterbeheersplan beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteitsals het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid van het waterschap voor ontwikkelingen in het stedelijk gebied is inzetten op duurzaam stedelijk waterbeheer. Algemene doelstellingen daarvan zijn: water langer vasthouden (bijvoorbeeld op vegetatiedaken), afkoppelen en infiltreren, doorlatende (weg)verharding, geen kunstmatige en structurele verlaging "natuurlijke" (historische) grondwaterstanden; meer berging van water in de wijk, onder andere inundaties in het stedelijk groen of wadi's (lokale groene berging), vergroten van hoeveelheid oppervlaktewater (blauwe berging) of mogelijke peilfluctuatie; emissiebronnen worden zoveel mogelijk gesaneerd, onder meer door gebruik van niet uitloogbare materialen. Inmiddels heeft het hoogheemraadschap een uitgebreide studie verricht naar de huidige visie op het waterbeheer, mede in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen en met het oog op klimaatveranderingen. Deze is vastgelegd in de Waterstructuurvisie. Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (2002) In deze Waterstructuurvisie is een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. Mede met het oog op klimaatveranderingen (nattere winters, drogere zomers, intensievere buien, hogere rivierafvoeren in de winter, lagere in de zomer) en gelet op de huidige knelpunten in het watersysteem ten aanzien van waterkwaliteit en waterkwantiteit is het noodzakelijk om op een meer duurzame wijze met water om te gaan. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam waterbeheer in bestaand stedelijk gebied. Ook bij eventuele nieuwbouw wordt van duurzaam stedelijk waterbeheer uitgegaan. In dit gebied gaat het dan met name om schoon water schoonhouden en zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen, daar waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering en het realiseren van voldoende waterberging. Utrecht Waterdicht? (1998) In dit rapport werkt de gemeente Utrecht, in samenwerking met diverse andere partijen, waaronder het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, de strategie uit voor een duurzamere omgang met het hemelwater in het stedelijke gebied en met het stadswater. Het stedelijk waterbeheer kent op dit moment een belangrijk knelpunt: de verspilling van (relatief) schone waterstromen (hemelwater) en verontreiniging van de stromen tijdens het verblijf in de stad. De gevolgen hiervan zijn zichtbaar, zowel in de stad als daar buiten: verdroging en verontreiniging. De nota Utrecht Waterdicht? biedt strategische uitgangspunten voor het duurzaam omgaan met het stadswater. Er zijn drie duurzaamheidsprincipes geformeerd, te weten: beperken van de instroom; verlengen van het verblijf van water in het stedelijk systeem; schoon afvoeren van water uit het systeem. Gemeentelijk Rioleringsplan 2003-2006 en Waterplan Het GRP 2003-2006 sluit aan bij de eerder geschetste duurzaamheidsprincipes. De gemeente Utrecht streeft ernaar om in de bestaande stad zoveel mogelijk verhard oppervlak af te koppelen van de gemengde riolering. Renovaties- en nieuwbouwprojecten bieden een mogelijkheid om het verhard oppervlak af te koppelen. Het gebruik van uitlogende materialen moet worden voorkomen zodat het afspoelend hemelwater zo schoon mogelijk blijft. Samen met de provincie is de gemeente bezig met het maken van een Waterplan. Waterkwaliteit, watergebruik en wa-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
(Milieu)onderzoek
26
terkwantiteit zijn daarbij leidende aspecten hoe met water in de stad om te gaan. Het gaat daarbij om water dat van buiten de stad de stad in komt, water dat op de stad valt als regen, water dat in de stad verbruikt en geloosd wordt en water dat de stad weer verlaat. Watertoets Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Het onderhoud aan de riolering wordt uitgevoerd door de gemeente. De provincie is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer. Een belangrijk instrument om ruimtelijke plannen te toetsen op het waterbeleid en het ordenend principe is de watertoets. De gemeente heeft overleg gevoerd met het hoogheemraadschap en de provincie over de planontwikkeling. In deze waterparagraaf zijn de door het hoogheemraadschap en provincie aangegeven aandachtspunten verwerkt. Huidige situatie water, bodem en riolering Bodem en grondwater Het maaiveld ligt op NAP +2,2 m. De oorspronkelijke bodem bestaat voornamelijk uit klei. Het gebied is in het verleden namelijk opgehoogd met een zandlaag van circa 1,5 m. In de nabije omgeving van het gebied bevindt zich een peilbuis van het gemeentelijk grondwatermeetnet. De grondwaterstand varieert van NAP 0,0 m tot NAP -0,4 m. De ontwateringdiepte is hiermee minimaal circa 2,2 m. Oppervlaktewater In het plangebied liggen geen watergangen. Binnen het plangebied bevindt zich een duiker ter hoogte van het SOL-fabrieksterrein langs de kanaaldijk. De duiker loopt parallel aan het Merwedekanaal en verbindt twee sloten van de Vleutense Wetering met elkaar. Het terrein boven de duiker is verhard. Het plangebied grenst aan het Merwedekanaal. De kade van het kanaal is een regionale waterkering. Riolering Het plangebied is thans vrijwel volledig verhard. Het plangebied valt binnen de wijk Oog in Al, dat voorzien is van een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat het hemelwater en huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater via dezelfde buis wordt ingezameld. Het rioolwater wordt via een gemaal getransporteerd naar het rioleringsdistrict "Hagelstraat". Het afvalwater in rioleringsdistrict "Hagelstraat" voert onder vrijverval af naar het gemaal Hagelstraat. Van hieruit wordt het afvalwater verpompt naar rioleringsdistrict "Catharijne" en loopt onder vrijverval naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie aan het Zandpad. Vertaling beleid naar het bestemmingsplan Bodem en grondwater De ontwateringsdiepte in het plangebied is voldoende voor woningbouw zonder grondophoging of (structurele) drainage. Hiermee kan goed voldaan worden aan de doelstelling om de natuurlijke grondwaterstand niet kunstmatig en structureel te verlagen. Bij de herinrichting van het plangebied zal een aantal parkeerkelders gerealiseerd worden. Indien deze onder de (hoogste) grondwaterstand gerealiseerd worden, dan dienen deze waterdicht te worden gemaakt. Een permanente onderbemaling voor het ontwateren van de kelders is niet toegestaan. Ook voor ondergrondse constructies boven de huidige grondwaterstand kan gedacht worden om deze waterdicht aan te leggen. Hiermee wordt dan voorkomen dat eventuele toekomstige grondwaterstijgingen leiden tot grondwateroverlast. Deze toekomstige stijgingen kunnen van klimatologische aard zijn, maar ook door menselijk handelen worden veroorzaakt (bijvoorbeeld opzetten waterpeilen, verhogen grondwaterstand door afkoppelen, beëindigen grondwateronttrekking, vervanging lekke riolering). Verder dient er rekening mee gehouden te worden dat eventuele doorgravingen van slecht doorlatende lagen, zoals een kleilaag, afgedicht dienen te worden. Hiermee worden lekstromen tussen verschillende watervoerende lagen of van licht verontreinigd afstromend hemelwater naar het watervoerend pakket voorkomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
(Milieu)onderzoek
27
Gezien de ontwateringsdiepte, bodemopbouw en afwezigheid van bodemverontreinigingen zijn er goede mogelijkheden voor het toepassen van infiltratievoorzieningen. Oppervlaktewater In het plan is een doorgetrokken sloot in plaats van een duiker als mogelijkheid opgenomen, zodat hiermee invulling gegeven kan worden aan duurzaam waterbeheer. De kade langs de Merwedekanaal is een regionale waterkering. Langs het Merwedekanaal is nieuwe verharding voorzien. Voor werkzaamheden binnen de keurzone van de kade is vergunning op basis van de Keur nodig. Riolering en afkoppelen In het plan is minder verhard oppervlak opgenomen dan in de bestaande situatie. Hiermee vindt een reductie van piekafvoeren plaats (afname van het afstromend hemelwater op de verhardingen). Er bestaat een voorkeur om de verharde oppervlakken af te koppelen. Hierbij kan gedacht worden aan direct afkoppelen op de Vleutense Wetering of het afkoppelen op een infiltratievoorziening zoals it-riolen (geperforeerde rioolbuizen), infiltratiekratten of wadi's. Infiltratievoorzieningen hebben een zuiverende werking, een waterbergingsfunctie en dragen bij aan een natuurlijk grondwatersysteem. Hiermee gaat de voorkeur uit naar het infiltreren van het afstromende hemelwater. De eisen die het waterschap stelt aan afkoppelvoorzieningen, zijn afhankelijk van het grondgebruik en de verontreiniginggraad. Verontreinigde oppervlakken, zoals balkons, dienen aangesloten te worden op de riolering. Licht tot matig verontreinigde oppervlakken, zoals parkeerterreinen, dienen afgekoppeld te worden via een zuiveringsvoorziening. Verder dient de toepassing van uitloogbare materialen voorkomen te worden. Bij de ontwikkeling dient de mogelijkheid tot afkoppelen nader onderzocht te worden. De definitieve systeemkeuze dient nog gemaakt te worden.
5.7. Planologisch relevante leidingen en straalpaden Leidingen Er bevinden zich geen planologische relevante leidingen in of nabij het plangebied. Straalpaden Een straalpad is een bepaalde verbinding voor sommige vormen van telecommunicatie. Over het oostelijk deel van het plangebied loopt de buitenste contour van een straalverbinding. Voor het straalpad geldt een bouwhoogtebeperking van 56 m. De toegestane bebouwing binnen het straalpad blijft ruim onder de maximaal toegestane hoogte. De aanwezigheid van het straalpad legt dan ook geen beperkingen op aan de planvorming.
5.8. Flora en fauna Het gebouwencomplex op het SOL-terrein heeft nogal wat mogelijkheden voor overwintering van vleermuizen (vanwege de bebouwing met een open spouw, ramen zonder glas en zolders). Ook bestaat de mogelijkheid van de aanwezigheid van muurflora en kunnen de gebouwen vogels met een vaste verblijfplaats, zoals uilen, huisvesten. Voor het overige wordt geen bijzondere/beschermde flora of fauna verwacht. Een uit te voeren nader veldonderzoek zal zich richten op bovengenoemde soorten. Het is wenselijk in de periode maart tot en met september het veldonderzoek uit te voeren naar vleermuizen (verblijfplaatsen en kraamkolonies), vogels en muurflora. In de periode daarbuiten kan onderzocht worden of er overwinterende vleermuizen aanwezig zijn. Het onderzoek wordt uitgevoerd door middel van diverse veldbezoeken (visueel en auditief), om de aanwezigheid van vleermuizen vast te stellen wordt een "bat-detector" gebruikt. De uitslagen van de onderzoeken worden vastgelegd in een rapportage. Uit die rapportage zal blijken of bepaalde beschermde soorten een vaste verblijfplaats hebben in het plangebied en derhalve of het aanvragen van ontheffing noodzakelijk is en/of bepaalde maatregelen moeten
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
(Milieu)onderzoek
28
worden genomen, zoals mitigerende en compenserende maatregelen. In het ergste geval dienen de huidige plannen te worden aangepast (eventueel een sloop- of bouwstop). [PM uitkomsten ecologisch onderzoek]
5.9. Archeologie en cultuurhistorie Er is een archeologische waardenkaart ontwikkeld voor de gemeente Utrecht die is gebaseerd op de AMK en de IKAW (www.archis.nl). Het plangebied is op deze kaart niet aangegeven als een archeologisch monument of als een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. De locatie ligt echter op de stroomrug van de Oude Rijn, waarop al sinds de Romeinse Tijd bewoning is geweest. Op basis van ervaringen over archeologische vondsten op deze stroomrug, is daarom toch sprake van een verwachting van archeologische sporen. Een verkennend archeologisch bodemonderzoek zal uitwijzen of er daadwerkelijk archeologisch waarden aanwezig zijn. [PM resultaten proefonderzoek]
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
6. Juridische planbeschrijving
29
In dit hoofdstuk is een toelichting gegeven op de gekozen planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.
6.1. Opbouw voorschriften De juridische regeling bestaat uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. Het tweede hoofdstuk bestaat uit de algemene bouwvoorschriften, zoals de bepalingen over het meten. In het derde hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het vierde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen, zoals een algemene bepaling voor het gebruik van de gronden die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vijfde hoofdstuk. Algemeen Het plangebied zal herontwikkeld worden waarbij overwegend woningen gebouwd worden. In dit kader is een integraal stedenbouwkundig plan ontwikkeld in samenwerking met een ontwerpbureau. De beoogde ontwikkeling van het gehele terrein past niet binnen de vigerende bestemmingsregeling. Om de ontwikkeling van het SOL-terrein juridisch-planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
6.2. Verantwoording planvorm Dit bestemmingsplan vormt in eerste instantie het juridische kader waarbinnen in dit plangebied een groot aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. De nieuwe ontwikkelingen zijn gericht op de transformatie van de gronden van de SOL-fabriek naar een overwegend woongebied. Om die reden is een toegesneden juridisch planvorm noodzakelijk die is afgestemd op de beoogde nieuwe ontwikkelingen. Ten behoeve van de diverse gewenste ontwikkelingen, is in het bestemmingsplan binnen duidelijke grenzen een redelijke mate van flexibiliteit opgenomen in de vorm van gedetailleerde bestemmingen, waarbij de beoogde ontwikkelingen zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. Op de plankaart zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de plankaart zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende voorschriften zijn de doeleindenomschrijving, de bouwvoorschriften en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele bestemmingsspecifieke vrijstellingsbevoegdheden te vinden.
6.3. Bestemmingsregeling Het grootste deel van de bestaande bebouwing wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw met nieuwe functies, voornamelijk wonen. De woonbebouwing aan de rand van het park Oog in Al blijft gehandhaafd en wordt bestemd overeenkomstig het huidige gebruik. De sluiswachterwoning, de directiewoning en een deel van de fabrieksbebouwing blijven gehandhaafd, maar krijgen een andere functie. Daarnaast zal ook geheel nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt worden met overwegend een woonfunctie. Een aantal regelingen behoeft daarbij nadere toelichting.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Juridische planbeschrijving
30
Wonen In het plangebied is een tweetal woonbestemmingen opgenomen. Het ensemble heeft de bestemming Woondoeleinden (W) gekregen. Aan de wand langs de Mozartlaan en het appartementencomplex in de losse bouwmassa bij het kanaal is de bestemming Woongebied (WG) toegekend. Woondoeleinden De basis voor de bestemming Woondoeleinden wordt gevormd door een regeling, waarbij de gronden zijn bestemd voor wonen. De regeling voor tuin- en erfbebouwing is in deze bestemming opgenomen, wat betekent dat de gronden ook bestemd zijn voor bijbehorende tuinen en erven. Dit betekent dat de met het wonen samenhangende doeleinden, het wonen zelf, de tuinen en de (achter)erven, zijn gecombineerd in de bestemming Woondoeleinden. In de voorschriften en op de plankaart zijn regels geformuleerd omtrent het hoofdgebouw van de woning, de plaats en de hoogte ervan. Ook is de maximale toegestane hoogte van de erfbebouwing vastgelegd, zodat op basis van de huidige situatie eventuele uitbreidingsmogelijkheden duidelijk zijn. Op de plankaart is het bouwvlak aangegeven waarbinnen in ieder geval het hoofdgebouw gebouwd moet worden. Op de plankaart is een gevellijn opgenomen. De op de desbetreffende lijn gerichte gevel dient in de voorgevellijn te worden gebouwd ("harde" rooilijn). Dit is wenselijk in verband met de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen zoals geregeld in het Besluit bouwvergunningvrije en lichtvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) en de noodzaak vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit. Voor wat betreft voortuinen (voorzover aanwezig) is in de voorschriften geregeld dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan dienen te worden gebouwd conform de regels van de "voor- en achterkantbenadering" die opgenomen zijn in het Bblb. Deze benadering komt erop neer dat met het oog op stedenbouw en welstand verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant (voor de gevellijn) in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Dit heeft als resultaat dat voor het bouwen aan de achterkant in principe geen bouwvergunningvereiste geldt voor aanbouwen, bijgebouwen, carports, dakkapellen en erfafscheidingen, tenzij deze binnen 1 m van de grens privé-weg dan wel openbaar groen worden gerealiseerd. In dat geval zijn deze bouwwerken wel bouwvergunningplichtig. Aan de voorkant zal voor bovengenoemde bouwwerken een bouwvergunning vereist zijn. Voor de bebouwing op het achter- en zijerf geldt een maximumbebouwingspercentage van 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak, tot een maximum van 45 m² overeenkomstig het Bblb. Naast het wonen en de bijbehorende erven en tuinen zijn binnen de bestemming, ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2", ook parkeervoorzieningen toegestaan. Hierbij geldt dat de parkeerplaatsen gebouwd en geheel of grotendeels onder peil zijn toegestaan. Het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) wordt direct mogelijk gemaakt, mits de woonfunctie blijft prevaleren. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven niet groter zijn dan 30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen. In het voorschrift wordt eveneens de mogelijkheid gecreëerd via een vrijstellingsbevoegdheid ook aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven uit categorie 2 van de LvB toe te staan, indien en voorzover deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB. Aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven die niet genoemd worden in de LvB kunnen eveneens toegelaten worden, indien en voorzover deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB. Woongebied Binnen de bestemming Woongebied zijn naast het wonen ook andere voorzieningen toegestaan, zoals voet- en fietspaden en groenvoorzieningen. Parkeervoorzieningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "parkeren 1", hierbij geldt dat de parkeerplaatsen geheel of grotendeels onder peil zijn toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Juridische planbeschrijving
31
Ook binnen deze regeling geldt de mogelijkheid voor het direct uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) en de vrijstellingsbevoegdheid. De voorwaarden hiervoor zijn hierboven genoemd onder het kopje "Woondoeleinden". Wonen en maatschappelijke doeleinden Een deel van de bestaande bebouwing van de voormalige fabriek is bestemd als Woondoeleinden en Maatschappelijke doeleinden (WM) en wordt gereserveerd voor een maatschappelijke functie (bijvoorbeeld een bibliotheek) met daarboven woningen. In de regeling is aangegeven dat de woningen uitsluitend op de tweede bouwlaag en hoger gebouwd mogen worden, waardoor de begane grond in ieder geval vrijgehouden wordt voor de vestiging van bijvoorbeeld een bibliotheek. Ter plaatse van de aanduiding (a) op de plankaart is een aanbouw toegestaan met een maximale hoogte van de begane grond van het aangrenzende gebouw + 0,25 m. Tevens is hier "parkeren 2" toegestaan. Binnen deze bestemming is eveneens de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) toegestaan onder dezelfde voorwaarden als genoemd onder het kopje "Woondoeleinden". Horecadoeleinden Aan het voormalige directiegebouw en de sluiswachterwoning is de bestemming Horecadoeleinden (H) toegekend, zodat hier kleinschalige horecavoorzieningen (categorie B en D van de Lijst van Horeca-activiteiten) gerealiseerd kunnen worden. Parkeren In het plangebied zijn een tweetal halfondergrondse parkeergarages voorzien. Deze parkeergarages vallen onder verscheidene bestemmingen, namelijk woondoeleinden, woongebied, woondoeleinden en maatschappelijke doeleinden en het verkeers- en verblijfsgebied. Deze parkeergarages hebben de aanduiding "parkeren 1" of "parkeren 2". Voor "parkeren 1" geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en onder peil zijn toegestaan in ten hoogste drie bouwlagen. "Parkeren 2" komt overeen met "parkeren 1" maar mag halfondergronds gerealiseerd worden tot 60 cm boven maaiveld. Verkeer en verblijf De bestemming Verkeers- en Verblijfsdoeleinden (VV) is toegekend aan die wegen met een verblijfsfunctie en het verblijfsgebied binnen het ensemble. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en groen- en waterpartijen. Daarnaast is specifiek aangegeven dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding "parkeren 1" en "parkeren 2" parkeervoorzieningen zijn toegestaan, zie hierover de toelichting onder het kopje "parkeren". Gebouwen zijn binnen deze bestemming in principe niet toegestaan, een uitzondering geldt voor de gebouwen die nodig zijn voor de parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding. Ter plaatse van de aanduiding (hijskraan) is een hijskraan toegestaan met een maximale hoogte van 25 m en ter plaatse van de aanduiding (t) zijn 2 trappenhuizen en loopbruggen ten behoeve van de bestemming Woondoeleinden toegestaan. Voor het gebied rond de hijskraan is een wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen, om de omvorming van de kraan naar een woonfunctie onder voorwaarden mogelijk te maken. Groenvoorzieningen Op een aantal plekken in het plangebied is de bestemming Groenvoorzieningen (G) opgenomen, waar de gronden specifiek bestemd zijn voor bijvoorbeeld beplantingen, voet- en fietspaden en water. Daarnaast zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" ook bestemd voor parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen, ter plaatse van de aanduiding (b), tevens balkons gebouwd worden die behoren tot de aangrenzende gebouwen met de bestemming Woondoeleinden. De maximale diepte van de balkons is op de plankaart vastgelegd en de maximale breedte van de balkons per woning is 4 m. In principe zijn binnen deze bestemming geen gebouwen toegestaan, alleen ter plaatse van de twee aanduidingen geldt een uitzondering. Hier zijn gebouwen toegestaan, zoals parkeergarages en balkons.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Juridische planbeschrijving
32
Aan het Merwedekanaal bevinden zich gronden die vanwege hun ecologische en natuurlijke waarden de bestemming Groenvoorzieningen, ecologische verbindingszone (Ev) hebben gekregen. Binnen deze bestemming staat specifiek het behoud van de ecologische en natuurlijke waarden centraal. Water De gronden op de kaart aangewezen voor Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het verkeer te water. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd. Waterstaatsdoeleinden De op de plankaart als Waterstaatsdoeleinden aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de instandhouding van waterkeringen met de daarbijbehorende voorzieningen ten behoeve van de waterkering zoals dijken, kaden en dijksloten. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd. Archeologisch waardevol gebied De aanwezige archeologische waarden in het hele plangebied worden beschermd via de medebestemming Archeologisch waardevol gebied. Op grond van deze medebestemming is voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden, een wijziging of een aanlegvergunning nodig. Het toepassen van de wijziging of het verlenen van de vergunning is slechts mogelijk, indien is aangetoond dat de te verrichten activiteiten de archeologische waarden niet zullen schaden. Monumenten en beeldbepalende bebouwing In het plangebied komt een aantal rijksmonumenten voor die als zodanig door de overheid als te behouden bebouwing zijn aangewezen: een deel van de bebouwing van de voormalige fabriek, de directeurswoning, de voormalige sluiswachterwoning en het pand tegenover de voormalige sluiswachterwoning. Ter plaatse van de rijksmonumenten zijn ter behoud van deze bijzondere bebouwing de bouwmogelijkheden beperkt. De bescherming van de monumenten is geregeld in de monumentenregelgeving. De rijksmonumenten zijn als verklaringen op de kaart opgenomen.
6.4. Handhaving Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo handhaaft de afdeling Bouwbeheer (Dienst Stadsontwikkeling) namens het college onder andere de voorschriften van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de voorschriften voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsbepalingen door het bouwtoezicht gehandhaafd worden. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. De Dienst Stadsbeheer handhaaft namens het college het gebruik van gemeentelijke gronden. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden. Bij een overtreding van bepaalde bestemmingsplanvoorschriften kan tevens strafrechtelijk worden opgetreden op basis van de Wet op de economische delicten. Zie artikel 23 van de voorschriften. Doel handhavend optreden Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Juridische planbeschrijving
33
zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een bouwvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen zonder vergunning bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een bouwvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst. Hoe wordt gehandhaafd Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder bouwvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend opgetreden worden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er qua bouw gecontroleerd worden op de uitvoering van verleende bouwvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde bouwvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de afdeling Milieu en Duurzaamheid toezien op onder de Wet milieubeheer vallende bedrijven. Dit vloeit voort uit de voorschriften van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden door Bureau Bedrijfsinspectie (Milieu en Duurzaamheid).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Juridische planbeschrijving
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
34
214.11804.00
7. Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
35
In dit hoofdstuk wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
7.1. Economische uitvoerbaarheid In 2002 is door de gemeente Utrecht het terrein en de fabriek van Cereol, voorheen de Stichtse Olie- en Lijnkoekenfabriek, in Oog en Al aangekocht. De aankoop is destijds gedekt door een tijdelijke verlaging van de algemene reservepositie en, vooruitlopend op een te openen en vast te stellen grondexploitatie, een gedeelte ten laste van de reserve van het grondbedrijf te brengen. Ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid is een onderzoek uitgevoerd naar de planeconomische aspecten. Uit het onderzoek is gebleken dat de economische uitvoerbaarheid kan worden gewaarborgd. Dit heeft geresulteerd in vaststelling van de grondexploitatie op 27 mei 2003 door het college van burgemeester en wethouders tezamen met de planidentificatie Cereol. In de grondexploitatie is rekening gehouden met de ten laste van de grondexploitatie komende verwervingskosten. De aan het Cereol terrein grenzende KPN- en TPG-terrein zijn in 2002 en 2003 door projectontwikkelaars verworven. Ten einde een samenhangende ontwikkeling van de drie terreinen mogelijk te maken, is besloten om samen met deze ontwikkelaars onderzoek te doen naar de financiële haalbaarheid van een stedenbouwkundige ontwikkeling waarbij de op het terrein aanwezige rijksmonumenten gehandhaafd zouden kunnen blijven. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat een Planvisie voor het gebied is opgesteld en een bod op het fabrieksterrein door de ontwikkelaars is uitgebracht. Het bod voorziet in verkoop van het fabrieksterrein per 1 januari 2007 in de staat waarin het zich bevindt, aan de ontwikkelaars waarbij deze alle aan de ontwikkeling van het terrein verbonden risico's, zoals bodemsaneringskosten, sloopkosten etc. aanvaarden. Tevens zal de (toekomstige) openbare ruimte volledig door de ontwikkelaars worden ingericht en "om niet" aan de gemeente worden geleverd. De rijksmonumenten zullen worden gehandhaafd, opgeknapt en waar mogelijk in de nieuwbouw worden geïntegreerd. Positief gevolg van de verkoop van het terrein is dat de historische kosten van de gemeente voor verwerving (deel grondbedrijf), plankosten, tijdelijk beheer etc., volledig worden gedekt. De financiële risico's van de gemeente zijn hierdoor beperkt tot de kosten van tijdelijk beheer tot 1 januari 2007. De financiële implicaties van het bod zijn verwerkt in de grondexploitatie, het exploitatiesaldo is positief. Op 18 mei 2004 is door het college van burgemeester en wethouders de Planvisie SOL vastgesteld, het bod van de ontwikkelaars aanvaard en de bijgestelde grondexploitatie (vertrouwelijk) vastgesteld. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de kosten, verbonden aan de verwerving van de fabriek van Cereol, door de gemeente zijn gedragen en afgedekt. Een deel is ten laste gebracht van de grondexploitatie. Alle overige kosten verbonden aan de ontwikkeling van het Cereol-terrein inclusief de kosten verbonden aan de herstel van de rijksmonumenten, bodemsanering, sloop, aanleg van openbare ruimte, plankosten etc., zijn in de aankoopsom van de ontwikkelaars begrepen. De kosten van tijdelijk beheer van de locatie tot het moment van levering, komen voor rekening van de gemeente en zijn in de grondexploitatie opgenomen. De grondexploitatie van de gemeente vertoont een positief saldo. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat is onderzocht wie de kosten van het plan dragen en diegenen, de gemeente en de ontwikkelaars, in staat zijn deze kosten te dragen. De financiële en economische uitvoerbaarheid van het project Cereo- terrein (SOL) is derhalve gewaarborgd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
36
7.2. Inspraak ingevolge artikel 6a WRO Ingevolge artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de Inspraakverordening, is het voorontwerpbestemmingsplan SOL (Oog in Al) ter inzage gelegd van d.d ... tot en met d.d …. Gedurende deze periode konden zowel mondeling als schriftelijk inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan naar voren worden gebracht. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan SOL (Oog in Al) op d.d … tijdens een inspraakavond toegelicht.
7.3. Overleg ingevolge artikel 10 Bro In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het raamwerk van het voorontwerpbestemmingsplan SOL (Oog in Al) voorgelegd aan uiteenlopende instanties. Dit raamwerk bestond uit het stedenbouwkundig plan en de uitgangspunten voor de juridische regeling in het bestemmingsplan. De reacties zijn in een separate nota overleg samengevat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
1
Bijlage 1. Luchtkwaliteit B1.1 Beleidskader en normstelling
In paragraaf 5.3 zijn de hoofdpunten van de geldende wetgeving voor luchtkwaliteit beschreven. In dit deel van de bijlage worden enkele punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Hierna: Blk) nader benoemd. Besluit luchtkwaliteit Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit het Besluit luchtkwaliteit veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. De grenswaarde voor fijn stof (24-uurgemiddelde) wordt als gevolg van de hoge achtergrondconcentratie in grote delen van Nederland overschreden. In de nabijheid van parkeergarages is de stof benzeen het meest relevant vanwege het koudstarten van motoren. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. Meetregeling luchtkwaliteit 2005 Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Utrecht bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 5 µg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar.
B1.2 Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit In het bestemmingsplan wordt de realisering van nieuwe woningen en voorzieningen mogelijk gemaakt op een voormalig fabrieksterrein. Deze ontwikkeling dient te worden getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit. Onderzocht is of het project leidt tot een toename van verkeer en daarmee dus ook op de luchtkwaliteit in de omgeving. Daarnaast is de luchtkwaliteit ter plaatse van het project onderzocht. Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma1) (versie 4.0). Dit programma is opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Lucht en Energie. Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit. Het programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR II-programma is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m. De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden. Dit rekenprogramma gaat uit van het nieuwe NEC-scenario (National Emission Ceilings). Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2005 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit in 2005 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2005 gebruikt met het scenario van 2004.
Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) In de eerste plaats wordt onderzocht of de luchtkwaliteit door de extra verkeersstromen of door wijzigingen in de bestaande verkeersstructuur negatief wordt beïnvloed en daardoor grens-
1) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 4.0, maart 2005. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bijlage 1. Luchtkwaliteit
2
waarden worden overschreden. Maatgevend daarvoor zijn de ontsluitende wegen van het plangebied, namelijk de Everard Meijsterlaan en de Mozartlaan. De verkeersproductie van het project wordt bepaald door het aantal woningen en voorzieningen. Uitgaande van 6 verkeersbewegingen per woning, bedraagt de verkeersproductie van de woningen 1.332 mvt/etmaal. Rekening houdend met een bescheiden verkeersproductie van de voorzieningen (bibliotheek, horeca) wordt uitgegaan van een totale verkeersproductie van 1.400 mvt/etmaal als gevolg van het project. De nieuwe functies komen in de plaats van het voormalige fabrieksterrein van Cereol en het huidige TPG post-distributiecentrum. In de laatste vergunning van Cereol (1999) is bepaald dat maximaal 112 vervoersbewegingen mogen plaatsvinden met zwaar vrachtverkeer. Het postdistributiecentrum heeft een geschatte verkeersproductie van 100-150 vervoersbewegingen per etmaal. De totale verkeersproductie van de bedrijven wordt (inclusief verkeer van personeel) geschat op 250 mvt/etmaal. De netto verkeersproductie van dit project komt daarbij uit op 1.150 mvt/etmaal. Naar verwachting zal dit verkeer zich voor 80% afwikkelen via de Everard Meijsterlaan richting J. Haydnlaan/Lessingslaan en voor 20% via de Mozartlaan. Om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken, zijn deze twee wegen als maatgevend genomen. Indien aangetoond kan worden dat de realisering van het project niet leidt tot (verdere) overschrijdingen van de grenswaarden uit het Blk langs deze wegen, is daarmee aangetoond dat dit ook geldt voor de verdere omgeving. Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse van de weg Eveneens dient in beeld te worden gebracht wat de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde functies zal zijn. Relevant voor de luchtkwaliteit zijn de Parkweg en de (verlengde) Mozartlaan, andere wegen bevinden zich op te grote afstand om nog effect te hebben op de luchtkwaliteit ter plaatse. Invoergegevens De verkeersintensiteiten zijn voor de huidige situatie geschat op basis van de bestaande woonwijk. De cijfers zijn vertaald naar de voor het onderzoek luchtkwaliteit relevante prognosejaren: 2010 en 2015 (zowel exclusief als inclusief ontwikkeling). Uitgegaan is van een toename van het verkeer van 1,5% per jaar. De verkeersintensiteiten zijn in tabel 1 weergegeven. Tabel 1 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal) straatnaam
toename verkeer E. Meijsterlaan + 920 Parkweg + 920 Mozartlaan + 230 Verlengde Mozartlaan + 350
2005 2.500 500 1.000 -
2010 excl. ontw. incl. ontw. 2.700 3.620 540 1.460 1.080 1.310 350
excl. ontw. 2.900 580 1160 -
2015 incl. ontw. 3.820 1.500 1.390 350
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet gebouwen langs de weg) en de bomenfactor (weinig/matig/veel bomen langs de weg). In tabel 2 zijn deze gegevens weergegeven. Belangrijk uitgangspunt voor de berekeningen is het verschil in voertuigverdeling tussen de autonome situatie en toekomstige situatie. Bij de autonome situatie is uitgegaan van een hoger percentage vrachtverkeer (middelzwaar en zwaar) als gevolg van de fabriek en distributiecentrum. Zoals eerder is gesteld is de geschatte verkeersproductie van beide bedrijven circa 250 mvt/etmaal waarbij uitgegaan is van een gelijkmatige verdeling van middelzwaar en zwaar vrachtverkeer. Vergeleken met de verkeersintensiteiten op de onderzochte wegen is bij middelzwaar verkeer als zwaar verkeer circa 5% extra toegevoegd (zie tabel 2).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bijlage 1. Luchtkwaliteit
3
Tabel 2 Overige invoergegevens onderzochte wegen Huidige situatie Toekomstige situatie
voertuigverdeling (licht/middel/zwaar) 87,0/10,0/5,0% 94,0/5,1/0,9%
snelheidstype
wegtype
bomenfactor
Normaal doorstromend stadsverkeer
3a
1,25
Bij de berekeningen is uitgegaan van een afstand van 5 m van de as van de weg. Hoewel op deze afstand zich nog geen woningen bevinden, vindt op deze afstand mogelijk wel blootstelling plaats aan de genoemde stoffen ter hoogte van de trottoirs en fietspaden. Berekeningsresultaten Toetsing aan de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving In tabel 3 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing in de omgeving van het plangebied weergegeven voor 2005, 2010 en 2015. In de berekeningen is er van uitgegaan dat het project in 2005 nog niet gerealiseerd zal zijn. Uit het onderzoek valt af te leiden dat de toename van het verkeer als gevolg van het project feitelijk niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving. Dit kan met name worden verklaard doordat in de toekomstige situatie de verkeersbewegingen met zwaar vrachtverkeer van de bedrijven wegvalt en leidt tot een gunstigere verdeling van de voertuigen. Te zien is dat dit voor stikstofdioxide zelfs leidt tot een verbetering van de concentraties. Bij fijn stof is er juist weer sprake van een beperkte toename van het aantal overschrijdingen. Dit is alleen het geval bij de Parkweg, het wegvak waar ook sprake is van de grootste (relatieve) toename van het verkeer. In 2010 is er nog sprake van een (zeer geringe) overschrijding van de grenswaarde van fijn stof (24-uurgemiddelde), in 2015 is dat al niet meer het geval. Tabel 3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit (incl. aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof) wegvak
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg/m³) excl. ontw.
incl. ontw.
fijn stof (PM10) jaargemiddelde 24-uurgemiddelde (aan(in µg/m³) tal overschrijdingen per jaar van 50 µg/m³) excl. incl. excl. incl. ontw. ontw. ontw. ontw.
In 2005 achtergrondconcentratie E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
36 43 39 38 n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
23 25 23 23 n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
10 21 15 12 n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
In 2010 achtergrondconcentratie E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
34 39 35 36 n.v.t.
34 38 35 35 34
27 28 27 28 n.v.t.
27 28 28 27 27
33 40 35 36 n.v.t.
33 40 36 36 34
In 2015 achtergrondconcentratie E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
33 37 34 35 n.v.t.
33 36 34 34 34
27 28 27 27 n.v.t.
27 28 27 27 27
33 39 34 35 n.v.t.
33 39 35 35 33
Toetsing ter plaatse van het plangebied In tabel 3 is eveneens af te lezen wat de luchtkwaliteit direct langs de Parkweg en (verlengde) Mozartlaan zal zijn. Duidelijk blijkt dat de achtergrondconcentratie in het plangebied (en heel Utrecht) zeer hoog is. Desondanks valt uit het onderzoek af te lezen dat reeds op 5 m afstand van deze twee wegen aan de grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof kan worden voldaan. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Inhoud van de voorschriften
1
Hoofdstuk I
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
3
Hoofdstuk II
Algemene bouwvoorschriften
7
Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Wijze van meten Bouwvoorschriften en hoogteaanduidingen Bestaande afstanden en andere maten Overschrijding bouwgrenzen
7 8 9 9
Hoofdstuk III
Bestemmingen
11
Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15
Woondoeleinden (W) Woongebied (WG) Woondoeleinden en Maatschappelijke doeleinden (WM) Horecadoeleinden (H) Verkeers- en Verblijfsdoeleinden (VV) Groenvoorzieningen (G) Groenvoorzieningen, ecologische verbindingszone (Ev) Water (WA) Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming) Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
11 13 15 16 16 17 17 18 18 19
blz. 3
Hoofdstuk IV Algemene bepalingen
21
Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21
Gebruik van gronden en bouwwerken Algemene vrijstellingsbevoegdheid Algemene wijzigingsbevoegdheid Specifieke wijzigingsbevoegdheid Algemeen procedurevoorschrift Aanvullende werking bouwverordening
21 21 21 22 22 22
Hoofdstuk V
Overgangs- en slotbepalingen
23
Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25
Gebruik in strijd met het plan Bouwen in strijd met het plan Strafbepaling Titel
23 23 23 23
Bijlagen: 1. 2.
Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Lijst van Horeca-activiteiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Inhoud van de voorschriften
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2
214.11804.00
Hoofdstuk I Artikel 1
3
Inleidende bepalingen
Begripsbepalingen
1. het plan het bestemmingsplan SOL (Oog in Al), vervat in de kaart en deze voorschriften. 2. de kaart de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 kaartblad. 3. aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. -
-
4. aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een (raam)prostitutiebedrijf en een bedrijf uit categorie 2 of hoger van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
5. antennedrager antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 6. antenne-installatie installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie. 7. archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 8. archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 9. bebouwingspercentage het op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. 10. bestaand gebruik het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik. 11. bestaand bouwwerk een bouwwerk, dat op het tijdstip van de ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 12. bestemmingsgrens een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak. 13. bestemmingsvlak een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Inleidende bepalingen
4
14. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 15. bouwgrens een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak. 16. bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 17. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 18. bouwvlak een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. 19. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 20. bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 21. dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 22. dakopbouw een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst. 23. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 24. gevellijn de op de kaart als zodanig aangegeven gevellijn. 25. hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 26. horecabedrijf een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten: a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken; b. het exploiteren van zaalaccommodatie; c. het verstrekken van nachtverblijf. 27. Lijst van Bedrijfsactiviteiten de Lijst van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften, aangevende een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabijgelegen of omringende woonomgeving, hierna genoemd LvB.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Inleidende bepalingen
5
28. Lijst van Horeca-activiteiten de Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften, aangevende een onderverdeling van horeca-activiteiten die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabijgelegen of omringende woonomgeving, hierna genoemd LvH. 29. maatschappelijke voorzieningen voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, met uitzondering van bioscopen en theaters. 30. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 31. peil voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 32. platte afdekking een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of dakopbouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de dakopbouw beslaat. 33. rijksmonument het op de kaart als zodanig aangegeven rijksmonument.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Inleidende bepalingen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
6
214.11804.00
7
Hoofdstuk II Algemene bouwvoorschriften Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. de breedte en lengte of diepte van een gebouw tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren. 2. de oppervlakte van een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels en het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren op peil. 3. de vloeroppervlakte van een gebouw de bruto vloeroppervlakte zoals omschreven in de Nederlandse Norm NEN 2580, zoals die luidde op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; bij de berekening van de parkeernorm blijft de vloeroppervlakte, die als parkeer- en/of stallingsruimte wordt gebruikt, buiten beschouwing. 4. de goot(- of boeiboord)hoogte van een gebouw tussen het peil en de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 5. de bouwhoogte van een gebouw tussen het peil en de bovenkant van het gebouw, waarbij ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, masten, windvanen, antennes en dergelijke niet worden meegeteld. 6. de bouwhoogte van een ander bouwwerk/bouwwerk, geen gebouw zijnde tussen het peil en het hoogste punt van het bouwwerk; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend. 7. de bouwhoogte van een antenne-installatie tussen de onderkant en het hoogste punt van de antenne-installatie. 8. bouwlaag tussen de onderkant van de vloer van de onderste bouwlaag en de onderkant van de vloer van de daarboven gelegen bouwlaag. 9. afstanden afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Algemene bouwvoorschriften
Artikel 3
8
Bouwvoorschriften en hoogteaanduidingen
1. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en het bepaalde in de voorschriften. 2. De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 3 en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk III anders is bepaald. Voorzover op de plankaart of in lid 3 de goot- of boeiboordhoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte ook worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen. 3. De ten hoogste toelaatbare goot- of boeiboordhoogte en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag tenzij op de kaart, in hoofdstuk III of de overige voorschriften anders is bepaald ten hoogste bedragen: Tabel 1 Toelaatbare goot- of boeiboordhoogte en/of bouwhoogte.
van bijgebouwen van bouwlagen van aan- en uitbouwen van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel en openbaar gebied van erf- en terreinafscheidingen elders van lichtmasten van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie van schotelantennes van overig straatmeubilair van speeltoestellen en tuinmeubilair van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
goothoogte/ boeiboordhoogte 3m
bouwhoogte 4,5 m 3,5 m hoogte bouwlaag begane grond + 0,25 m 1m 2m 9m 15 m
5m
3m 6m 2m 3m
4. Een op de kaart of in de voorschriften aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een bebouwingspercentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk III anders is bepaald. 5. Gronden die in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor bouwvergunning is vereist, buiten beschouwing.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Algemene bouwvoorschriften
Artikel 4
9
Bestaande afstanden en andere maten
1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden. 2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen en aantallen die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. 3. In het geval van herbouw is het bepaalde in lid 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 5
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen/voorgevellijnen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en het bepaalde in deze voorschriften uitsluitend worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres op de begane grond, mits: - de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt; - de breedte niet meer bedraagt dan 60% van gevelbreedte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,5 m; - de goothoogte niet meer bedraagt dan het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Algemene bouwvoorschriften
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
10
214.11804.00
11
Hoofdstuk III Bestemmingen Artikel 6
Woondoeleinden (W)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woondoeleinden (W) zijn bestemd voor: a. het wonen met bijbehorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven uit categorie 1 van de LvB; b. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" voor parkeervoorzieningen, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en tot ten hoogste 0,60 m boven peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen. Gebruiksvoorschrift 2. Onder de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, voorzover het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen. Bouwvoorschriften 3. Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: hoofdgebouwen; aan- en uitbouwen; bijgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak; b. voorzover een hoofdgebouw wordt gebouwd binnen een afstand van 3 m van de aanduiding voorgevellijn, dient de op de desbetreffende lijn gerichte gevel in deze voorgevellijn te worden gebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding "platte afdekking" dienen de gebouwen van een platte afdekking te worden voorzien; d. ter plaatse van de aanduiding (k) zijn twee woonlagen in de kap toegestaan; e. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd; f. de diepte van een aan- of uitbouw mag ten hoogste 3 m bedragen; g. de breedte van een aan- en uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m bedragen; h. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de buiten het bouwvlak gelegen gronden, mag ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning bedragen tot een maximum van 45 m²; i. indien de oppervlakte van de onder i bedoelde gronden meer bedraagt dan 250 m², mogen deze gronden tot ten hoogste 20% worden bebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; j. op de gronden die voor en tot ten hoogste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan zijn gelegen, mogen uitsluitend worden gebouwd: - erfafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 1 m; - aan- en uitbouwen zoals aanwezig op het tijdstip van het in werking treden van het plan; k. dakopbouwen zijn niet toegestaan; l. en het bepaalde in hoofdstuk II.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
12
Vrijstellingsbevoegdheden LvB 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van: a. het bepaalde in lid 1 om bedrijven uit één categorie hoger dan genoemd toe te laten, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorie van de LvB; b. om bedrijven toe te laten die niet in de LvB zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de LvB, zoals in lid 1 genoemd. Nadere eisen 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
Artikel 7
13
Woongebied (WG)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woongebied (WG) zijn bestemd voor: a. het wonen met bijbehorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven uit categorie 1 van de LvB; b. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 1" voor parkeervoorzieningen, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en onder peil zijn toegestaan in ten hoogste drie bouwlagen; c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer- en -afvoer, waterberging en sierwater. Gebruiksvoorschrift 2. Onder de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, voorzover het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen. Bouwvoorschriften 3. Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. aan- en uitbouwen; c. bijgebouwen; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak; b. voorzover een hoofdgebouw wordt gebouwd binnen een afstand van 3 m van de aanduiding voorgevellijn, dient de op de desbetreffende lijn gerichte gevel in deze voorgevellijn te worden gebouwd; c. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd; d. de diepte van een aan- of uitbouw mag ten hoogste 3 m bedragen; e. de breedte van een aan- en uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m bedragen; f. de aan- of uitbouw wordt gebouwd binnen de breedte van de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd; g. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de buiten het bouwvlak gelegen gronden, mag ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning bedragen tot een maximum van 45 m²; h. indien de oppervlakte van de onder g bedoelde gronden meer bedraagt dan 250 m², mogen deze gronden tot ten hoogste 20% worden bebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; i. op de gronden die voor en tot ten hoogste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan zijn gelegen, mogen uitsluitend worden gebouwd: - erfafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 1 m; - aan- en uitbouwen zoals aanwezig op het tijdstip van het in werking treden van het plan; j. dakopbouwen zijn niet toegestaan; k. ter plaatse van de aanduiding (d) dienen twee, voor voetgangers toegankelijke doorgangen, te worden vrijgehouden; l. ter plaatse van de aanduiding (ha) mag de op de kaart aangegeven maximale goothoogte worden overschreden tot een maximale bouwhoogte van 28 m over 50% van het bouwvlak; m. en het bepaalde in hoofdstuk II.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
14
Vrijstellingsbevoegdheden LvB 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van: a. het bepaalde in lid 1 om bedrijven uit één categorie hoger dan genoemd toe te laten, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorie van de LvB; b. om bedrijven toe te laten die niet in de LvB zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de LvB, zoals in lid 1 genoemd. Nadere eisen 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
Artikel 8
15
Woondoeleinden en Maatschappelijke doeleinden (WM)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woondoeleinden en Maatschappelijke doeleinden (WM) zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. wonen, op de tweede bouwlaag vanaf peil en hoger, waarbij de toegangen en trappenhuizen overal zijn toegestaan, en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huisverbonden beroepen en -bedrijven uit categorie 1 van de LvB; c. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" voor parkeervoorzieningen, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en tot ten hoogste 0,60 m boven peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen. Gebruiksvoorschrift 2. Onder de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, voorzover het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen. Bouwvoorschriften 3. Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak; b. voorzover een hoofdgebouw wordt gebouwd binnen een afstand van 3 m van de aanduiding voorgevellijn, dient de op de desbetreffende lijn gerichte gevel in de voorgevellijn te worden gebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding "platte afdekking" dienen de gebouwen van een platte afdekking te worden voorzien; d. in afwijking van het genoemde onder b is ter plaatse van de aanduiding (a) een aanbouw toegestaan met een maximale hoogte van de begane grond van het aangrenzende gebouw + 0,25 m; e. en het bepaalde in hoofdstuk II. Vrijstellingsbevoegdheden LvB 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van: a. het bepaalde in lid 1 om bedrijven uit één categorie hoger dan genoemd toe te laten, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorie van de LvB; b. om bedrijven toe te laten die niet in de LvB zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de LvB, zoals in lid 1 genoemd. Nadere eisen 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
Artikel 9
16
Horecadoeleinden (H)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Horecadoeleinden (H) zijn bestemd voor: a. horeca uit categorie B en D van de LvH; b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en afvoer, waterberging en sierwater. Bouwvoorschriften 2. Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak; b. en het bepaalde in hoofdstuk II.
Artikel 10
Verkeers- en Verblijfsdoeleinden (VV)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeers- en Verblijfsdoeleinden (VV) zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied ten behoeve van gemotoriseerd en langzaam verkeer; b. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 1" voor parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en onder peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen; c. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" voor parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en tot ten hoogste 0,60 m boven peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen; d. in- en uitritten ten behoeve van parkeervoorzieningen; e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, ongebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding (t) geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan; f. ter plaatse van de aanduiding "hijskraan" voor een hijskraan met een maximale hoogte van 25 m; g. ter plaatse van de aanduiding (t) voor 2 trappenhuizen en loopbruggen ten behoeve van de aangrenzende gronden met de bestemming Woondoeleinden. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitsluitend voor de doeleinden genoemd in lid 1, onder b en e; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; c. en het bepaalde in hoofdstuk II.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
Artikel 11
17
Groenvoorzieningen (G)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Groenvoorzieningen (G) zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen; b. voet- en fietspaden; c. bermen en bermsloten; d. nutsvoorzieningen; e. waterbeheer, waterberging en sierwater; f. recreatief medegebruik; g. daarbij behorende voorzieningen zoals kunstwerken (waaronder duikers en bruggen) en afvalinzamelvoorzieningen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitsluitend voor de doeleinden genoemd in lid 1, onder g en h; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. ter plaatse van de aanduiding (b) mag per woning ten hoogste één balkon worden gebouwd met een breedte van ten hoogste 4 m; b. en het bepaalde in hoofdstuk II.
Artikel 12
Groenvoorzieningen, ecologische verbindingszone (Ev)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Groenvoorzieningen, ecologische verbindingszone (Ev), zijn bestemd voor: a. behoud van de aan deze gronden eigen natuurlijke en ecologische waarden; b. beplantingen; c. voet- en fietspaden; d. bermen en bermsloten; e. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk II.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
Artikel 13
18
Water (WA)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Water zijn bestemd voor: a. de waterhuishouding; b. wateraanvoer en –afvoer en de waterberging; c. verkeer te water. Bebouwingsbepalingen 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk II.
Artikel 14
Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)
Doeleindenomschrijving 1. De op de plankaart voor Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de waterhuishouding en het instandhouden en het onderhoud van de waterkering en secundair voor de overige op de plankaart aangewezen bestemmingen. Bouwvoorschriften primaire bestemming 2. Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de primaire bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwvoorschriften secundaire bestemmingen 3. Ten behoeve van de secundaire voor deze gronden aangewezen bestemmingen mag, met in acht neming van de voor de betrokken gronden geldende bouwvoorschriften, uitsluitend worden gebouwd indien het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, en deze niet worden vergroot. Vrijstelling 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van vergroting van bestaande bouwwerken en/of ten behoeve van bouwwerken die voldoen aan het bepaalde in de bouwvoorschriften van de voor de betrokken gronden geldende bestemmingen en niet vallen onder het bepaalde in lid 3. Adviesprocedure 5. Alvorens de vrijstelling te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
Artikel 15
19
Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)
Doeleindenomschrijving 1. De op de plankaart voor Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn naast voor de overige op plankaart aangewezen bestemmingen medebestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Bouwvoorschriften 2. Op of in de lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. 3. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in lid 1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor vrijstelling door burgemeester en wethouders is verleend. 4. Vrijstelling als bedoeld in lid 3 wordt verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. 5. Vrijstelling, als bedoeld in lid 3, is niet vereist indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het vervanging van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Aanlegvergunning 6. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; b. het verlagen van het waterpeil; c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 7. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 6 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. 8. Het verbod, als bedoeld in lid 6, is niet van toepassing indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. de werken of werkzaamheden: - mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning; - reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan; c. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bestemmingen
20
Wijziging 9. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan te wijzigen door: a. de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Hoofdstuk IV Algemene bepalingen Artikel 16
21
Gebruik van gronden en bouwwerken
Gebruik van gronden en bouwwerken 1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften. 2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 17
Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Algemene vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tenzij op grond van hoofdstuk II ter zake reeds vrijstelling kan worden verleend vrijstelling te verlenen van de bepalingen in het plan voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; c. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbaar vervoer, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen, gemalen en wachthuisjes voor verkeersdiensten mits, de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer dan 4 m. 2. Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 18
Algemene wijzigingsbevoegdheid
Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Algemene bepalingen
Artikel 19
22
Specifieke wijzigingsbevoegdheid
Specifieke wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "gebied met wijzigingsbevoegdheden ex artikel 11 WRO" te wijzigen. De bestemmingen verkeers- en verblijfsdoeleinden en water mogen mede worden gebruikt ten behoeve van het wonen met inachtneming van de volgende bepalingen: a. er mag slechts één woning worden gerealiseerd; b. de gezamenlijke oppervlakte van het te realiseren hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouw mag ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat de bestaande bebouwing tussen de 4 "poten" van de hijskraan tevens aangewend mag worden ten behoeve van het wonen; c. voor het overige zijn geen bouwwerken toegestaan; d. de afstand tussen het peil en de woning dient ten minste 9 m te bedragen en ten hoogste 18 m; e. de bestemming water dient vrijgehouden te worden van bebouwing.
Artikel 20
Algemeen procedurevoorschrift
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen: a. het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage; b. de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op een andere geschikte wijze bekend; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het kenbaar maken van schriftelijke zienswijzen; d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen kenbaar maken omtrent het ontwerpbesluit.
Artikel 21
Aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de bouwverordening blijven uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de ruimte tussen bouwwerken; d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in de gebouwen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Hoofdstuk V Overgangs- en slotbepalingen Artikel 22
23
Gebruik in strijd met het plan
1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet. 2. Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voorzover daardoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en omvang worden verkleind. 3. Het bepaalde in lid 1 en 2 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
Artikel 23
Bouwen in strijd met het plan
1. Bouwwerken, welke op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan. 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd éénmalig vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte en van de hoogte. 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 1 onder b, voorzover dit vanwege een terzake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is.
Artikel 24
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 16, lid 1, is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 25
Titel
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam Bestemmingsplan SOL (Oog in Al).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
1
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten behorende bij het bestemmingsplan "SOL (Oog in Al)". omschrijving
SBIcode
cat 1
cat 2
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
cat 4a: 300 m
1
afval, verbranden van afvalstoffen met een capaciteit < 1,5 t/u
1,0
2
afval, verbranden van afvalstoffen met een capaciteit >= 1,5 t/u
1,0
1
3 4 5
afvalwaterbehandelingsinstallatie < 100.000 i.e. afvalwaterbehandelingsinstallatie >= 100.000 i.e.
1,0 1,0 1,0
1
6
anorganische nitraathoudende stoffen (1), opslag van tot een maximale hoeveelheid van 500 kg
1,0
7
anorganische nitraathoudende stoffen (2), opslag van tot een maximale hoeveelheid van 10 t
1,0
8
anorganische nitraathoudende stoffen (3), opslag van tot een maximale hoeveelheid van 100 t
1,0
9
anorganische nitraathoudende stoffen (4), opslag van tot een maximale hoeveelheid > 100 t
1,0
10 11 12
brandbare vloeistoffen (1), ondergronds, K1/K2 klasse brandbare vloeistoffen (2), ondergronds, K3 klasse brandbare vloeistoffen (3), opslag van K1 en/of K2 of K3 produkten of daarmede te vergelijken produkten in ondergrondse tanks met aftap of afleveringsinstallatie met een capaciteit < 150 m³
1,0 1,0 1,0
13
brandbare vloeistoffen (4), opslag van K1 en/of K2 of K3 produkten of daarmede te vergelijken produkten in ondergrondse tanks met aftap of afleverinstallatie met een capaciteit >= 150 m³
1,0
14
brandbare vloeistoffen (5), opslag van K1 en/of K2 produkten in bovengrondse tanks, < 10 m³
1,0
15
brandbare vloeistoffen (6), opslag van K1 en/of K2 produkten in bovengrondse tanks, > 10 m³,
1,0
16
brandbare vloeistoffen (7), bovengrondse opslag van K3 produkten, max 3 m³
1,0
17
brandbare vloeistoffen (8), bovengrondse opslag van K3 produkten < 100 m³
1,0
18
brandbare vloeistoffen (9), bovengrondse opslag van K3 produkten > 100 m³
1,0
1
19
drukhouders, bewaren en afleveren van LPG in een drukhouder met een maximuminhoud van 20 m³, niet zijnde een verkooppunt.
1,0
1
20
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in bovengrondse drukhouders (1) met een maximuminhoud van 1,6 m³
1,0
21
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in bovengrondse drukhouders (2) met een maximuminhoud van 8 m³
1,0
22
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in bovengrondse drukhouders (3) met een maximuminhoud < 50 m³
1,0
1
23
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in ondergrondse drukhouders met een maximuminhoud -20 -250 m³
1,0
1
afvalwaterbehandelingsinstallatie >= 100.000 i.e.met thermische slibdroging
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 5: 500 m
cat 6: 1.500 m
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1
1
1 1 1 1
1
1
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
2
SBIcode
cat 1
cat 2
24
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in ondergrondse drukhouders met een maximuminhoud < 20 m³
1,0
25
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan, propaan, acetyleen e.d. in drukhouders (1) met een maximuminhoud per drukhouder van 50 liter en een gezamenlijke inhoud van 110 liter
1,0
26
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan, propaan, acetyleen e.d. in drukhouders (2) met een maximuminhoud per drukhouder van 0,050 m³ en een gezamenlijke inhoud van max. 1,5 m³
1,0
27
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan, propaan, acetyleen e.d. in drukhouders (3) met een maximuminhoud per drukhouder van 0,120 m³ en een gezamenlijke inhoud van max. 12 m³
1,0
28
drukhouders, bewaren en bezigen van butaan, propaan, acetyleen e.d. in drukhouders (4) met een maximuminhoud per drukhouder van 0,120 m³ en een gezamenlijke inhoud van > 12 m³
1,0
29
drukhouders, bewaren en bezigen van onder druk tot vloeistof verdichte niet-reactieve kryogene gassen
1,0
30
drukhouders, bewaren en bezigen van onder druk tot vloeistof verdichte niet-reactieve kryogene gassen met een maximuminhoud per drukhouder van 10 m³
1,0
31
drukhouders, bewaren van - met samengeperste, onder druk tot vloeistof verdichte of in vloeistof verdichte of in vloeistof opgeloste gassen voor industriële of medische doeleinden met een maximuminhoud per drukhouder van 0,120 m³
1,0
32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
gasflessenvulinstallatie koelinstallatie, ammoniak, 10 - 300 kW laadschoppen, shovels, bulldozers laboratorium, chemisch / biochemisch windmolens (2), wiekdiameter - 8 - 14 m windmolens (3), wiekdiameter > 14m hoveniersbedrijf <200 m² ertsen, malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren abattoir, slachterij vetsmelterij zuivel, bereiden van zuivelproducten zuivel, bereiden van melkproducten <55.000 t/j zuivel, bereiden van zuivelproducten op ambachtelijke wijze
1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 130,0 1900,0 2011,0 2016,0 2021,0 2022,0 2022,0
1
45 46 47
consumptie-ijs, bereiden consumptie-ijs, bereiden op ambachtelijke wijze vis, bereiden van visconserven (roken, inleggen, inblikken, invriezen)
2023,0 2023,0 2031,0
1
48
vis, bereiden van visconserven met niet meer dan 5 productiemedewerkers
2031,0
49 50
vis, vismeelfabriek vis, visrokerij
2031,0 2031,0
51
meel, zaden e.d., malen, mengen, bewerken en opslag met een capaciteit < 5.000 t/j
2041,0
52
meel, zaden e.d., malen, mengen, bewerken en opslag met een capaciteit van < 500 t/u
2041,0
53
meelfabriek, p.c. >=500 t/u
2041,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m
cat 6: 1.500 m
1
1
1
1
1
1 1
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
3
SBIcode
cat 1
cat 2
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
54
suikerfabriek, inrichting voor het verwerken van suikerbieten tot bietsuiker, alsmede tot het raffineren van rietsuiker
2051,0
55
conserven, bereiden, met meer dan 100 productiemedewerkers
2071,0
56
conserven, bereiden, met meer dan 25 doch niet meer dan 100 productiemedewerkers
2071,0
57
conserven, bereiden, met niet meer dan 25 productiemedewerkers
2071,0
58
brood en banket (1), bakken van brood, banket, biscuit e.d. met maximaal 20 m² bakoppervlakte
2081,1
59
brood en banket (2), bakken van brood, banket, biscuit e.d. met maximaal 100 m² bakoppervlakte
2081,1
60
brood en banket (3), fabriek tot het bakken van brood, banket, biscuit e.d.
2081,2
1
61 62 63
branderij, branden van cacao chocolade, bereiden van suikerwerkfabriek met een vloeroppervlakte < 100 m², zonder suiker branden
2091,0 2091,0 2092,0
1
64 65 66 67 68
suikerwerkfabriek, met suiker branden suikerwerkfabriek, zonder suiker branden mengvoederfabriek veevoederfabriek beenderen en huiden, bereiden van vet, lijm, as, kool, proteïne of gelatine
2092,0 2092,0 2121,0 2121,0 2129,0
69
beenderen en huiden, bewaren, mits in een gesloten gebouw
2129,0
70 71
dierlijk afval, bewaren en verwerken, ook SBI 6293 drogerij, door kunstmatige verwarming drogen van voorwerpen of stoffen, zoals graan, groente, kruiden
2129,0 2129,0
72
drogerij, door kunstmatige verwarming drogen van voorwerpen of stoffen, zoals gras, schelpdieren, dierlijk afval
2129,0
73 74 75 76 77 78 79
branderij, branden van koffie azijn, mosterd- en azijnfabriek, fabriek voor zuurwaren specerijmalerij aardappelproducten, bakken en/of stomen >= 500 t/j groentenverwerking, snacks en salades groentenverwerking, snacks en salades, max 100 m² bakken in oliën en vetten (frites voorbakken, chips e.d.)
2132,0 2133,0 2133,0 2137,0 2138,0 2138,0 2139,0
80 81 82
branderij, branden van pinda's dierlijke stoffen, koken, roken, smelten of zouten voedingsmiddelenfabriek
2139,0 2139,0 2139,0
83 84 85 86
destillatie, van alcoholen bier brouwen, ambachtelijk bier, brouwen en bottelen limonade, bereiden en bottelen van limonades en frisdranken
2141,0 2151,0 2151,0 2160,0
87
limonade, bereiden en bottelen van limonades en frisdranken met een mechanisch vermogen < 25 kW
2160,0
1
88 89 90
tabaksverwerkende industrie brei-inrichting textiel, vervaardigen (voorbewerken, spinnen, bleken, verven, weven, drukken e.d.)
2170,0 2200,0 2200,0
1
91 92
dekkleden, vervaardigen en impregneren touwfabriek
2273,0 2293,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m
cat 6: 1.500 m 1
1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
4
SBIcode
cat 1 1 1 1
93 94 95 96 97 98 99 100 101 102
confectie, vervaardigen, herstellen, oppersen kleermakerij bont, atelier bont, vervaardigen (bontlooierij) bont, verven huiden, leerlooierij, looien lederwaren, tent- en zeildoekartikelen, vervaardigen orthopedische artikelen, vervaardigen schoenen, fabrieksmatig vervaardigen hout, machinaal bewerken (1) met een mechanisch vermogen van < 10 kW en niet meer dan 3 kW per machine (ambachtelijk)
2310,0 2330,0 2340,0 2340,0 2340,0 2410,0 2410,0 2430,0 2430,0 2510,0
103
hout, machinaal bewerken (2) met een mechanisch vermogen van <10 kW en niet meer dan 3 kW per machine
2510,0
104
hout, machinaal bewerken (3) met een mechanisch vermogen t/m 25 kW
2510,0
105
hout, machinaal bewerken (4) met een mechanisch vermogen van meer dan 25 kW
2510,0
106 107 108 109 110
hout, machinaal bewerken in open lucht hout, hout(vezel)platenfabriek hout verduurzamen, met organische oplossingen hout verduurzamen, met zoutoplossingen hout, verduurzamen middels creosoteren en carbolineum
2510,0 2522,0 2523,0 2523,0 2523,0
111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123
emballagefabriek, hout borstelwarenfabriek mandenmakerij (ambachtelijk) meubelfabriek, inclusief lakspuiterij rietmeubelfabriek, zonder lakspuiterij matrassenfabriek stoffeerderij papierfabriek p.c. < 3 t/u papierfabriek, p.c. >= 3 t/u behangselfabriek papierwarenindustrie strokartonfabriek cartonnage-artikelen en papierwaren, met drukkerij, mechanisch vermogen >= 50 kW
2540,0 2562,0 2563,0 2571,0 2573,0 2574,0 2575,0 2610,0 2610,0 2620,0 2620,0 2631,0 2632,0
124
cartonnage-artikelen en papierwaren, vervaardigen, mechanisch vermogen < 50 kW
2632,0
125 126
drukkerij, <= 40 kW drukkerij, met een geïnstalleerd mechanisch vermogen van niet meer dan 10kW
2700,0 2700,0
127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137
drukkerij, rotatiedrukkerij, krantendrukkerij, diepdrukkerij chemografisch bedrijf kopieerinrichting zeefdrukkerij boekbinderij, met een mechanisch vermogen < 10 kW boekbinderij, met een mechanisch vermogen >= 10 kW aardolie, raffinage van cokes, bereiden, uit steenkool asfalt, bereiden van asfaltmenginstallatie bitumineus dakbedekkingsmaterialenfabriek teer, vervaardigen van teer of bitumen
2711,0 2715,0 2718,0 2719,0 2730,0 2730,0 2810,0 2821,0 2822,0 2823,0 2829,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 2
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m
cat 6: 1.500 m
1 1 1 1 1 1 1
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
5
SBIcode
cat 1
cat 2
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m
138
chemische produkten, vervaardigen van basisproducten voor de chemische-, cosmetische- en farmaceutische industrie (tenzij elders genoemd)
2900,0
1
139 140 141 142 143
emaille, vervaardigen van emailles kunstharsenfabrieken chloor, bereiden (industrieel) fosfor, vervaardigen (industrieel) fosfor, vervaardigen van fosfor- of stikstofhoudende kunstmeststoffen (industrieel)
2900,0 2920,0 2942,0 2942,0 2942,0
1
144
anorganische chemische grondstoffenfabrieken, niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn"
2942,0
145
anorganische chemische grondstoffenfabrieken, vallend onder de "post-Sevesorichtlijn"
2942,0
146 147
reuk, smaakstoffen en aroma's, bereiden organische chemische grondstoffenfabrieken, niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn"
2943,0 2949,4
148
organische chemische grondstoffenfabrieken, vallend onder de "post-Sevesorichtlijn"
2949,4
149 150
verf, verf- en lakfabriek farmaceutische produkten bewerken, verpakken, uitgezonderd in apotheken
2951,0 2961,0
151 152 153 154 155
geneesmiddelenfabrieken verbandstoffen, verpakken verbandstoffen, vervaardigen wasmiddelenfabriek cosmetische industrie, bereiden van cosmetische produkten
2961,0 2962,0 2962,0 2971,0 2972,0
156 157 158 159 160 161
lijm, vervaardigen van - van niet-dierlijke oorsprong poetsmiddelenfabriek ontplofbare stoffen, vervaardigen en/of verwerken chemische productenfabriek, niet elders genoemd kaarsen, vervaardigen kaarsen, vervaardigen waarbij uitsluitend elders geraffineerde paraffine en was worden gebruikt
2991,0 2993,0 2995,0 2999,0 2999,0 2999,0
162 163 164 165 166 167
kaarsenvervaardiging (ambachtelijk) rayon, of viscose, bereiden autobanden, vervaardigen rubberfabriek vulkaniseerinrichting vulkaniseerinrichting, behorende bij een autobandenservicebedrijf
2999,0 3000,0 3111,0 3111,0 3120,0 3120,0
168
kunststoffen, verwerken en bewerken, met fenolharsen
3130,0
169
kunststoffen, verwerken en bewerken, zonder fenolharsen
3130,0
170 171 172
aardewerk vervaardigen < 175 kW aardewerk vervaardigen >= 175 kW aardewerk vervaardigen, ambachtelijke pottenbakkerij < 75 kW thermisch vermogen
3220,0 3220,0 3224,0
173 174
steenfabriek cement, vervaardigen van cement of cementklinker met een capaciteit < 100.000 t/j
3230,0 3241,0
175
cement, vervaardigen van cement of cementklinker met een capaciteit >= 100.000 t/j
3241,0
176 177
branderij, branden van kalk kalk (al dan niet geblust) bereiden, bewaren en verwerken van kalkmortel
3242,0 3242,0
178
branderij, branden van gips
3243,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 6: 1.500 m
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
6
SBIcode
179
beton, vervaardigen van betonwaren zonder het gebruik van persen, triltafels e.d.
3251,0
180
beton, vervaardigen van betonwaren, met persen, triltafels en bekist. trillers p.c. < 100 t/d
3251,0
181
beton, vervaardigen van betonwaren, met persen, triltafels en bekist. trillers, p.c. >= 100 t/d
3251,0
182 183 184 185 186
beton, bereiden (betonmortelcentrale), p.c. < 100 t/u beton, bereiden (betonmortelcentrale), p.c. >= 100 t/u steenbewerking steenbewerking, in gesloten gebouw steenbrekerij, breken, malen, zeven of drogen in een gesloten gebouw
3253,0 3253,0 3260,0 3260,0 3260,0
187
steenbrekerij, breken, malen, zeven of drogen met een totale capaciteit < 100.000 t/j
3260,0
188
steenbrekerij, breken, malen, zeven of drogen met een totale capaciteit >= 100.000 t/j
3260,0
189 190 191 192
isolatiemateriaal, overig isolatiemateriaal isolatiemateriaalfabriek, steenwol >= 5000 t/j glas, vervaardigen glasvezel, glaswol, bereiden met een capaciteit < 5.000 t/j
3273,0 3273,0 3281,0 3281,0
193
glasvezel, glaswol, bereiden met een capaciteit >= 5.000 t/j
3281,0
194 195
glas, blazen, slijpen en/of polijsten (industrieel) glas, slijpen en/of polijsten van glas, behorende bij een glashandel
3282,0 3282,0
196 197 198 199 200 201 202
glas, blazen, slijpen en/of polijsten (ambachtelijk) glas, vervaardigen van glas in lood (ambachtelijk) metaalwalserij p.o. < 2000 m² metaalwalserij p.o. >= 2000 m² draad, trekken, p.o. < 2000 m² draad, trekken, p.o. >= 2000 m² lood, smelten met een capaciteit < 2.500 t/j (uitgezonderd drukkerijen)
3284,0 3285,0 3331,0 3331,0 3333,0 3333,0 3343,0
203
lood, smelten met een capaciteit >= 2.500 t/j (uitgezonderd drukkerijen)
3343,0
204 205 206
blik, vervaardigen metaaldraadvlechterij en -weverij metaalbewerking, metaalsmelterij of gieterij, smelten of gieten van aluminium en/of aluminiumlegeringen, koper en/of koperlegeringen, ijzer, staal, tin of zink met een capaciteit < 1.000 t/j
3400,0 3400,0 3401,0
207
metaalbewerking, metaalsmelterij of gieterij, smelten of gieten van aluminium en/of aluminiumlegeringen, koper en/of koperlegeringen, ijzer, staal, tin of zink met een capaciteit < 4.000 t/j
3401,0
208
metaalbewerking, metaalsmelterij of gieterij, smelten of gieten van aluminium en/of aluminiumlegeringen, koper en/of koperlegeringen, ijzer, staal, tin of zink met een capaciteit >= 4.000 t/j
3401,0
209
metaalbewerking, metaalbewerking, stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven met een mechanisch vermogen < 25 kW
3412,0
210
metaalbewerking, stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
3412,0
211
metaalbewerking, metaaldraaierij met een mechanisch vermogen < 50 kW
3420,0
212
metaaldraaierij (onbeperkt vermogen)
3420,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 1
cat 2
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m
cat 6: 1.500 m
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1
1
1
1 1 1
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
7
SBIcode
cat 1
cat 2
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
213
tank, reservoir- en pijpleidingbouwbedrijven, p.o. <2000 m²
3430,0
214
tank, reservoir- en pijpleidingbouwbedrijven, p.o. >=2000 m²
3430,0
215
constructiewerkplaats, vervaardigen van constructies in de open lucht
3440,0
216
constructiewerkplaats, vervaardigen van constructies in een gesloten gebouw
3440,0
217
constructiewerkplaats, vervaardigen van constructies in een gesloten gebouw met een geïnstalleerd mechanisch vermogen < 40 kW
3440,0
218 219 220 221
blik, verwerken vaten, vervaardigen uit metaal metaalwaren vervaardigen (ambachtelijk) metaalbewerking, smederij, lasinrichting, metaalplaatbewerking met een bedrijfsoppervlakte < 75 m²
3460,0 3460,0 3480,0 3491,0
222
herstelinrichtingen voor zwaar materieel (grondverzetmachines, wegenbouwmachines, landbouwwerktuigen, hijswerktuigen)
3492,0
223 224 225
emaille, ambachtelijk emailleerbedrijf emaille, industrieel emailleerbedrijf emaille, industrieel emailleerbedrijf met toepassing van tunnelovens
3493,0 3493,0 3493,0
226
metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf, waarbij de gezamenlijke inhoud van de behandelingsbaden (uitgezonderd de spoelbaden) < 25 m³
3493,0
227
metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf, waarbij de gezamenlijke inhoud van de behandelingsbaden (uitgezonderd de spoelbaden) >= 25 m³
3493,0
1
228 229 230
straalinrichting, grit-, staalverf, verfdompel-, spuit- en/of moffelinrichting verf, verfdompel-, spuit- en/of moffelinrichting met een oppervlakte van de dompel- c.q. spuitruimte < 35 m²
3493,0 3493,0 3493,0
1
231
machine- en apparatenfabriek, in een gesloten gebouw
3500,0
232
machine- en apparatenfabriek, in een gesloten gebouw en een mechanisch vermogen < 25 kW
3500,0
1
233 234 235 236 237
verbrandingsmotoren, revideren kabels, vervaardigen elektrotechnische industrie, niet elders genoemd lampenfabriek verlichtingsartikelenfabriek, elektrotechnische apparatenfabriek
3500,0 3610,0 3692,0 3692,0 3697,0
1
238 239 240
elektrotechnisch installatiebedrijf carrosserieën, vervaardigen scheepswerf, vervaardigen en herstellen van binnenvaartschepen van bijzondere schepen voor gebruik op binnen- en kustwateren
3699,0 3722,0 3741,0
241 242
scheepswerf, vervaardigen en herstellen van jachten scheepswerf, verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan jachten
3741,0 3746,0
243
voertuigen, werkplaats t.b.v. de revisie van weg- en railvoertuigen
3750,0
244 245 246 247
rijwielfabriek instrumentmakerij (ambachtelijk) optische artikelen, vervaardigen tandtechnische artikelen, vervaardigen
3760,0 3800,0 3800,0 3813,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m
cat 6: 1.500 m
1 1 1 1 1
1 1 1 1
1
1 1 1 1
1 1 1
1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
8
SBIcode
cat 1 1 1 1 1
248 249 250 251 252 253 254 255 256
graveerinrichting edelsmederij diamantslijperij ontwikkelcentrale speelgoed, vervaardigen compostbedrijf, gesloten compostbedrijf, open energie, opwekken m.b.v. kernenergie energie, opwekken t.b.v. de elektriciteitsproductie en/of stadsverwarming met een thermisch vermogen < 75 MW
3900,0 3910,0 3911,0 3931,0 3941,0 3999,1 3999,1 4011,0 4011,0
257
energie, opwekken t.b.v. de elektriciteitsproductie en/of stadsverwarming met een thermisch vermogen >= 75 MW
4011,0
258 259
transformatorstation (1) met een vermogen < 10MW transformatorstation (2) met een vermogen -10MW 100 MW
4012,0 4012,0
260
transformatorstation (3) met een vermogen - 100MW 200 MW
4012,0
261
transformatorstation (4) met een vermogen - 200MW 1000 MW
4012,0
262
transformatorstation (5) met een vermogen > 1000 MW
4012,0
263 264 265 266 267
drinkwater, bereiden uit grondwater drinkwater, bereiden uit oppervlaktewater bouwbedrijf bouwinstallatiebedrijf lood, loodgietersbedrijf voor het bouwbedrijf en onderhoudswerken
4031,0 4031,0 5100,0 5200,0 5211,0
268 269 270
groothandel landbouwproducten groothandel ruwe tropische producten ertsen, laden, lossen en de opslag, met een oppervlakte voor de bewaring < 2.000 m²
6111,0 6139,0 6141,0
271
ertsen, laden, lossen en de opslag, met een oppervlakte voor de bewaring >= 2.000 m²
6141,0
272 273
op- en overslagbedrijf (losgestort materiaal) chemicaliën, groothandel, met inbegrip van het verpakken in het klein en de opslag van gerede produkten
6141,0 6151,0
274
bestrijdingsmiddelen, opslag (1) tot een maximale hoeveelheid van 500 kg
6152,0
275
bestrijdingsmiddelen, opslag (2) tot een maximale hoeveelheid van 1 t
6152,0
276
bestrijdingsmiddelen, opslag (3) tot een maximale hoeveelheid van 10 t
6152,0
277
bestrijdingsmiddelen, opslag (4) tot een maximale hoeveelheid van 100 t
6152,0
278 279 280 281 282 283 284 285
bestrijdingsmiddelen, opslag (5) > 100 t groothandel zand en grind bouwmaterialen, opslag en handel groothandel handelsproducten groothandel in dierlijke voedingsmiddelen groothandel in schroot en oude materialen opslag van materialen sloperij, automobielen, waarbij de werkzaamheden plaatsvinden in een gesloten gebouw
6152,0 6166,0 6169,0 6170,0 6250,0 6291,0 6293,0 6291,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 2
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m
cat 6: 1.500 m
1 1 1 1 1
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
9
SBIcode
cat 1
cat 2
cat 3: 40 m
286
afval, bewaren, bewerken en verwerken van oud papier, lompen en/of oude metalen in een gesloten gebouw
6294,0
287
afval, bewaren, bewerken en verwerken van oud papier, lompen en/of oude metalen in een gesloten gebouw tot een maximale hoeveelheid van 15.000 kg
6294,0
288 289 290 291 292 293
sloperij, automobielen, inclusief verschrotten sloperij, automobielen, onderdelenhandel afval, opslaan en verwerken van oude autobanden groothandel puin, glas en hout autobanden, servicebedrijf ontplofbare stoffen, bewaren van consumentenvuurwerk tot en met 1.000 kg
6296,0 6296,0 6299,0 6299,0 6620,0 6689,0
294
ontplofbare stoffen, bewaren van consumentenvuurwerk van 1.000 t/m 10.000 kg
6689,0
´295 ontplofbare stoffen, bewaren van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg
6689,0
297 298
schoenen, ambachtelijk vervaardigen, herstellen automobielen, herstellen en onderhoud plegen aan personenauto's zonder plaatwerkerij
6810,0 6821,0
299
automobielen, herstellen en onderhoud plegen aan personenauto's zonder plaatwerkerij met een maximum bedrijfsoppervlak < 200m²
6821,0
300
automobielen, herstellen en onderhoud plegen aan vrachtauto's zonder plaatwerkerij
6821,0
1
301
automobielen, herstellen met plaatwerkerij, zonder spuiterij
6822,0
1
302 303 304
autospuitinrichting met opp. spuitruimte < 35 m² autobeklederij automobielen, servicestation voor de elektrische installatie
6823,0 6824,0 6829,0
305 306
tectyleerinrichting tectyleerinrichting, behorende bij en uitsluitend bedoeld voor een garagebedrijf ter plaatse
6829,0 6829,0
307 308 309 310 311 312 313 314 315 316 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325
fietsenreparatiebedrijf motorrijwielherstelinrichting < 200 m² uurwerkreparatiebedrijf edelsmederij, reparatiebedrijf reparatie-inrichting voor elektrische gebruiksgoederen muziekinstrumentenreparatiebedrijf reparatiebedrijf gebruiksgoederen taxibedrijf transportbedrijf opslaggebouw B229ten behoeve van verhuisbedrijf fietsenstallingsbedrijf automobielen, keuringsstation voor personenauto's automobielen, keuringsstation voor vrachtauto's postdistrictsdistributie veiling (groenten, fruit, bloemen) veiling, goederen autoverhuurbedrijf afval, stortplaats, het in de bodem brengen van afval afval, overslaan van huishoudelijk, afvalscheiden afval, inzamelen, voorbewerken en bewaren van chemisch afval met een capaciteit < 500 t/j
6830,0 6830,0 6840,0 6850,0 6860,0 6870,0 6890,0 7221,0 7230,0 7600,0 7242,0 7621,0 7621,0 7701,0 8497,0 8497,0 8510,0 9811,2 9811,3 9811,4
326
afval, inzamelen, voorbewerken en bewaren van chemisch afval met een capaciteit >= 500 t/j
9811,4
327
afval, verbranden van besmet afval uit ziekenhuizen
9813,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 4: 100 m
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m
1
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
214.11804.00
cat 6: 1.500 m
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
10
SBIcode
328 329 330
bagger en slib, bewaren, bewerken, verwerken bagger en slib, verbranden van slib pompinstallatie, t.b.v. de beheersing van het peil van het oppervlaktewater
9813,0 9813,0 9815,0
331 332 333
schoonmaakbedrijven automobielen, mechanisch wassen in de open lucht automobielen, mechanisch wassen in een gesloten gebouw
9821,0 9823,0 9823,0
334 335 336
wasserij chemische wasserij tapijtreinigingsbedrijf
9831,0 9832,0 9836,0
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
cat 1
cat 2
cat 3: 40 m
cat 4: 100 m
cat 4a: 300 m
cat 5: 500 m 1
1 1 1 1 1 1 1 1
214.11804.00
cat 6: 1.500 m
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
11
Toelichting Lijst van Bedrijfsactiviteiten Bij dit bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van de Utrechtse standaardlijst van bedrijfsactiviteiten. De Utrechtse standaardlijst van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de bestaande "oude" Utrechtse lijst van bedrijfsactiviteiten, maar aangepast en gemoderniseerd door gebruik te maken van de gegevens van de VNG uitgave "Bedrijven en Milieuzonering"( VNG, 2001). In de VNG-brochure wordt de gemeenten de vrijheid gelaten voor elk van de 11 zones een eigen categorie te maken. De Utrechtse standaardlijst van bedrijfsactiviteiten kent dezelfde werkwijze, maar hanteert enigszins andere zones en andere categoriedefinities. Zonering De zoneringsstappen zijn 40 m, 100 m, 300 m, 500 m en 1.500 m. Veel bestaande bedrijfsterreinen zijn volgens die afstandsstappen opgebouwd en deze afstanden zijn op de desbetreffende plankaart aangegeven. De hinderafstand is gebaseerd UTRECHTSE STANDAARDLIJST VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN: Voor categorie 1 geldt: bedrijven of installaties passend binnen de woonomgeving. Voor categorie 2 geldt: bedrijven of installaties passend op bedrijfsterrein dat grenst aan woningen of in daartoe aangegeven functiemengingszones waarbij geen noodzakelijke afstand dient te worden aangehouden. Vanwege de grote sprong tussen categorie 4 en 5 is een categorie 4a ingevoerd. Dit betreft bedrijven waarvan de hinderafstand op circa 300 m ligt. Tabel 1 Utrechtse standaardlijst categorieën 1 categorieën 2 categorieën 3 categorieën 4 categorieën 4a categorieën 5 categorieën 6
afstand tot gevoelige bebouwing 0m 0m 40 m 100 m 300 m 500 m 1.500 m
De Utrechtse lijst kent twee categorieën van zeer lichte en lichte bedrijvigheid en installaties (categorie 1 en 2) die zonder problemen passen binnen de woonomgeving en passen in daartoe aangewezen functiemengingszones. Bij deze categorieën is in jarenlange praktijk gebleken dat het niet noodzakelijk is een ruimtelijke scheiding door middel van een zoneringsafstand aan te houden. Eventuele lichte hinder kan steeds door milieutechnische maatregelen ondervangen worden. Voor de zwaardere bedrijvigheid is per categorie steeds één zoneringsafstand aangegeven, die ook op de plankaart wordt aangegeven. Voor deze Utrechtse standaardlijst is gekozen, vanwege de eenduidigheid van de relatie tussen categorie en zoneringsafstand en vanwege de gewenste uniformiteit in systematiek van nieuwe en bestaande bestemmingsplannen binnen de Gemeente Utrecht. Indeling van de bedrijven op grond van hun potentiële hinderlijkheid De VNG-afstanden tot woonbebouwing voor de diverse bedrijfstypen zijn zoveel mogelijk overgenomen in de Utrechtse lijst van bedrijfsactiviteiten. Zowel de VNG-lijst als de Utrechtse lijst van bedrijfsactiviteiten zijn indicatief, omdat steeds de mogelijkheid bestaat uit diverse planologische overwegingen de aan te houden afstanden enigszins te wijzigen. Ook is het mogelijk op planologische gronden bedrijven te weren die op basis van afstandscriteria wel toegelaten kunnen worden. Dit betekent, dat niet noodzakelijk bij ieder bestemmingsplan exact dezelfde lijst van bedrijfsactiviteiten gehanteerd zal worden. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Bijlage 1. Lijst van Bedrijfsactiviteiten
12
Per bestemmingsplan wordt de Utrechtse standaardlijst van bedrijfsactiviteiten afgestemd op de bestaande dan wel de toekomstige situatie. De bepaling van de afstanden is gebaseerd op een inventarisatie van milieuemissies in het plangebied en de omgeving in relatie tot de gevoelige functies en objecten in het plangebied en de omgeving. Het milieuaspect met de grootste hinder is maatgevend voor de afstand. Er kunnen kleinere afstanden voorkomen van bedrijfsactiviteiten waar uit ervaring is gebleken dat daarbij geen hinder optreedt. Waar deze kleinere afstanden zijn aangehouden wordt voorkomen dat bedrijven in de lijst van bedrijfsactiviteiten in een hogere afstandklasse worden geplaatst, zonder dat vanuit hinderoogpunt daartoe enige aanleiding is geweest. Het omgekeerde kan ook het geval zijn. Differentiatie naar grootte in de bedrijfsklassen. Op diverse plaatsen in de Utrechtse lijst van bedrijfsactiviteiten is een nadere differentiatie van de indeling volgens de SBI-code toegepast. De SBI is echter niet primair bedoeld om milieueffecten van bedrijven te categoriseren. De Utrechtse differentiering blijft aangehouden in verband met rechtszekerheidsoverwegingen. De gebruikte afkortingen in de lijst zijn: < kleiner dan >= groter dan of gelijk aan cat. categorie i.e. inwonersequivalenten p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlakte u uur d dag j jaar
categorie-indeling categorie 1 categorie 2 categorie 3 categorie 4 categorie 4a categorie 5 categorie 6
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bedrijven of installaties passend binnen de woonomgeving bedrijven of installaties passend op bedrijfsterrein grenzend aan woningen of in daartoe aangegeven functiemengingszones bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 40 m bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 100 m bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 300 m bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 500 m bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 1.500 m
214.11804.00
13
Bijlage 2. Lijst van Horeca-activiteiten
behorende bij de voorschriften van het bestemmingsplan SOL (Oog in Al) van de gemeente Utrecht. Type:
Inrichting:
Activiteiten:
A
discotheek bar-dancing zaalverhuur/ partycentra1)
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
B
café bar brasserie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van drank.
C
cafetaria snackbar grill-room fastfood-restaurant automatiek snelbuffet
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren.
D
restaurant bistro crêperie lunchroom konditorei
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verstrekking van etenswaren voor consumptie ter plaatse.
koffie-/theehuis
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van alcoholvrije drank.
ijssalon
1)
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse.
Regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Overgangs- en slotbepalingen
14
Toelichting Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven. In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in "harde" tot "zachte" typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. De lijst van horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting. De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat: Categorie A.
Discotheek; bar-dancing; zaalverhuur/partycentra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars)
Categorie B.
Café; bar; brasserie
Categorie C.
Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet
Categorie D.
Restaurant; bistro; crêperie, lunchroom;konditorei Koffie-/theehuis IJssalon
Onderscheid café - disco Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting. Cafetaria/snackbar Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria /snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast. Afhaalcentra Een winkel met als nevenfunctie een horecavoorziening valt bestemmingsplan technisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties. Definitie afhaalcentrum: "detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht". Additionele horeca Bij deze categorie gaat het om horeca-activiteiten die neven- of ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van de instelling. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie 'horeca' begrepen, maar onder de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling (sociaal-culturele/maatschappelijke/(sportief-)recreatieve doeleinden) gerekend. Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00
Overgangs- en slotbepalingen
15
een bedrijf of instelling waar 1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of, 2. bedrijfsmatig zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
214.11804.00