bloemendaal lindenheuvel
bestemmingsplan
procedure plannummer
datum
raad
9673.00
7 okt. 2004
14 juli 2005
opdrachtleider
:
gedeputeerde staten
mw. drs J.P. Zevenbergen-Herweijer
beroep
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
Aanleiding Begrenzing van het plangebied Vigerende regeling Doel van het bestemmingsplan Leeswijzer
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
3. Bestaande ruimtelijk-functionele situatie 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9. 3.10.
Gebiedskarakteristiek Landschap Cultuurhistorie Ecologie Water Woningen, voorzieningen en bedrijven Verkeer Leidingen Bodem Luchtkwaliteit
4. Beleidsvisie 4.1. 4.2. 4.3.
Inleiding Hoofdlijnen van het beleid Enkele specifieke onderwerpen
1
blz. 3 3 3 3 4 4 7 7 9 10 10 11 11 11 12 17 20 21 23 24 24 24 25 25 25 27
5. Juridische planbeschrijving
29
6. Handhaving
33
7. Uitvoerbaarheid
35 35 35
7.1. 7.2.
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
8. Overleg ex artikel 10 Bro
51
Bijlagen: 1. 2. 3.
Deel toelichting bij conceptaanwijzing tot beschermd natuurmonument. Verslag informatie- en inspraakbijeenkomst. Literatuur.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Inhoud van de toelichting
2
Figuur 1 Ligging plangebied
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
1. Inleiding
3
1.1. Aanleiding Het bestemmingsplan Lindenheuvel heeft betrekking op het landgoed Lindenheuvel en de gronden in de directe omgeving van het landgoed. Het landgoed Lindenheuvel ligt op de binnenduinrand tussen Bloemendaal en Overveen, ten westen van de Bloemendaalseweg. Ook de bebouwing en gronden ter weerszijden van de Bloemendaalseweg, globaal gelegen tussen de Ter Hoffsteedeweg/Dompvloedslaan en de Parkweg, zijn in het plan betrokken. Aanleiding om een nieuw bestemmingsplan op te stellen vormt het feit dat de geldende bestemmingsregelingen qua opzet en juridische vormgeving sterk verouderd zijn. Het vervangen van deze regelingen door een nieuw, op de huidige juridisch-planologische inzichten gebaseerd plan, past binnen het streven van de gemeente om regelmatig een aantal verouderde bestemmingsplannen te vervangen.
1.2. Begrenzing van het plangebied Het bestemmingsplan Lindenheuvel wordt globaal begrensd door (zie figuur 1): in het zuiden: de Ter Hoffsteedeweg en het deel van de Dompvloedslaan tussen de Bloemendaalseweg en de Pernambucolaan; in het westen: de Hoge Duin- en Daalseweg; in het noorden en noordoosten: de Parkweg voorzover deze direct grenst aan het landgoed Lindenheuvel; waar de Parkweg niet grenst aan het landgoed de achterzijde van de woonpercelen aan de Parkweg; in het oosten: de Bloemendaalseweg tussen de Parkweg en het Laantje van Buytentwist; de gronden aan de oostzijde van de Bloemendaalseweg tussen het Laantje van Buytentwist tot en met het daar gelegen hoveniersbedrijf en het park ten noorden van de Dompvloedslaan.
1.3. Vigerende regeling Voor het gebied gelden nu de volgende regelingen: het partieel uitbreidingsplan in onderdelen "Bloemendaal-Overveen", vastgesteld door de raad op 18 juli 1963 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 27 april 1965; de eerste herziening van het plan "Bloemendaal-Overveen", vastgesteld door de raad op 24 oktober 1985 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 maart 1986; bestemmingsplan "Lindenheuvel", vastgesteld op 16 augustus 1973, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 1 oktober 1974 alsmede door de Kroon op 26 mei 1978. Het laatstgenoemde plan heeft betrekking op het landgoed Lindenheuvel en een deel van de omringende wegen. Voor het gebied langs de Bloemendaalseweg geldt nog het plan "Bloemendaal-Overveen". Het landgoed Lindenheuvel is in het geldende bestemmingplan bestemd tot "Landgoed, buitenplaats en natuurgebied". Uitsluitend door middel van een vrijstelling kunnen kleine gebouwtjes worden gebouwd ten behoeve van het beheer. Voor het landhuis is de bestemming "Eengezinshuis, villa" opgenomen. De overige woonpercelen in het plangebied maken onderdeel uit van het plan "BloemendaalOverveen". Voorzover het oudere woonbebouwing betreft is deze bestemd voor "ruime vrijstaande bebouwing". De bij de woning behorende gronden zijn aangeduid als "bij de bebouwing behorend terrein". Het gemeentehuis en het sportcentrum zijn bestemd voor "openbare en bijzondere bebouwing". In het algemeen zijn voor de bestaande bebouwing vrij ruime "bouwvlakken" opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Inleiding
4
1.4. Doel van het bestemmingsplan Het doel van het bestemmingsplan is hoofdzakelijk het actualiseren van de huidige juridischplanologische regelingen. Het plan is voor een groot deel gericht op consolidatie van de bestaande situatie en het veiligstellen van de in het plangebied aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden.
1.5. Leeswijzer Deze toelichting is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader dat van belang is voor het voorliggende bestemmingsplan in beeld gebracht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de ruimtelijk-functionele situatie in het plangebied. Na een beknopte gebiedskarakteristiek komen landschap, cultuurhistorie, ecologie, water, woningen, voorzieningen en bedrijven, verkeer, leidingen, bodem en luchtkwaliteit aan de orde. Op basis van het beleidskader en de analyse van de bestaande situatie wordt in hoofdstuk 4 een beleidsvisie gegeven op het plangebied. De juridische vertaling daarvan krijgt vorm in de plankaart en voorschriften. Een toelichting op de voorschriften is opgenomen in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat in op de handhaving van het bestemmingsplan. In de hoofdstukken 7 en 8 komen de uitvoerbaarheid en de resultaten van het overleg ingevolge artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan de orde.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Inleiding
5
blanco pagina
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Inleiding
6
Fotopagina impressie landgoed (2 foto's)
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
2. Beleidskader
7
2.1. Rijksbeleid Structuurschema Groene Ruimte (SGR, 1993) Deze planologische kernbeslissing beschrijft de doelstellingen en hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het Rijk voor een aantal functies in het landelijk gebied. In het kader van het natuuren landschapsbeleid is door het Rijk een Ecologische hoofdstructuur (EHS) ontworpen. Deze EHS bestaat uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Doel van het rijksbeleid voor de EHS is om natuurgebieden veilig te stellen en onderling te verbinden tot een min of meer groot aaneengesloten kralensnoer van natuurgebieden. Het ruimtelijk beleid ten aanzien van de natuur is gericht op: het zo spoedig mogelijk begrenzen en realiseren van de ecologische hoofdstructuur; het instandhouden van (kleinere) natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur; het bevorderen van ruimtelijke maatregelen ter bescherming en ontwikkeling van de biotopen van aandachtssoorten; instandhouden en ontwikkelen van de algemene natuurwaarden in het landelijk en stedelijk gebied. Het plangebied maakt deel uit van de duinstrook die onderdeel uitmaakt van het Nationaal Landschapspatroon. Dit patroon wordt gevormd door gebieden die op nationale schaal bepalend zijn voor de identiteit van het landschap. Het beleid is hier gericht op duurzame instandhouding en verdere ontwikkeling van deze gebieden. In het duingebied is voorts de Groen koers van toepassing hetgeen betekent dat de natuurfuncties richtinggevend zijn voor het ruimtelijk beleid. Verdrag van Valetta (1992) In 1992 is het Verdrag van Valetta totstandgekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. In 1998 is door het Nederlandse parlement een wet aangenomen waarin is vastgelegd dat het Verdrag van Valetta (ook wel bekend als het Verdrag van Malta) in de Nederlandse wetgeving zal worden geïmplementeerd. Als uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Nota Belvedère (1999) Het in deze nota verwoorde beleid beoogt de alom aanwezige cultuurhistorische waarden en identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Daarmee kan het aanzien van Nederland winnen en tegelijkertijd kunnen de cultuurhistorische waarden op het terrein van archeologie, gebouwde monumenten en het historische landschap in onderlinge samenhang worden versterkt. Het beleid richt zich op: 1. het betrekken van cultuurhistorie bij de vormgeving van Nederland als inspiratiebron; 2. het behoud en verbeteren van bestaande met name grote cultuurhistorische structuren. Doel is het betrekken van cultuurhistorie als een vast onderdeel van de planvorming en de uitvoering. Dit is een taak voor eenieder die in het proces van de ruimtelijke ordening actief is: zowel overheden als private partijen. De nota geeft een visie van de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten en identiteit kan worden omgegaan en welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Cultuurhistorische kwaliteiten kunnen daarbij groot- of kleinschalig zijn, gebouwd of niet gebouwd zijn en zich boven of onder de grond bevinden. Het feit dat er een cultuurhistorisch gegeven is, betekent niet dat dat dan ook moet worden behouden. Maar het moet wel goed worden meegewogen in de ruimtelijke planvorming. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Belvedèregebied Zuid-Kennemerland. In dit gebied is een hoge concentratie van landgoederen, buitenplaatsen en villaparken aanwezig. Bijzonder e is de grote continuïteit tot aan de vroege 20 eeuw, waardoor verschillende historische typen van "buiten wonen" naast elkaar voorkomen. Het geheel geeft daardoor een fraai beeld van de ontwikkeling van de landschapsarchitectuur. Het gebied Zuid-Kennemerland bestaat uit oude duinen en strandwallen met de daartussen gelegen lagere strandvlaktes, die in het westen in de Late Middeleeuwen overstoven zijn geraakt door de huidige duinen. Het complex van oude duiAdviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Beleidskader
8
nen en strandwallen heeft volgens de Nota Belvedère een hoge tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Natuurbeschermingswet en Habitatrichtlijn Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit heeft het voornemen het gebied Kennemerland-Zuid onder de Natuurbeschermingswet te brengen door het mee te nemen in de aanwijzing van Kennemerland-Zuid als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Habitatrichtlijn. Een deel van de conceptaanwijzing met de beschrijving van de natuurwetenschappelijke betekenis is opgenomen in bijlage 1. De definitieve aanwijzing is echter pas mogelijk als de Europese Commissie de communautaire lijst van Habitatrichtlijngebieden heeft vastgesteld. Tot die tijd betekent dit dat bestuursorganen zich dienen te onthouden van activiteiten die het bereiken van het voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar brengen. Het landgoed Lindenheuvel valt overigens buiten de aangemelde speciale beschermingszone. Vanwege de externe werking van de Habitatrichtlijn dienen echter ook ontwikkelingen buiten deze zones getoetst te worden op hun gevolgen voor de te beschermen habitats en soorten. Flora- en faunawet Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet vervangt ten dele de Natuurbeschermingswet (soortbescherming), de Vogelwet en de Jachtwet. Binnen deze wet heeft een groot aantal planten- en diersoorten een beschermde status. Het betreft onder andere soorten die naar verwachting binnen de grenzen van het plangebied aanwezig zijn, zoals alle vogelsoorten, amfibieën, reptielen, de meeste zoogdiersoorten (onder andere alle vleermuizen) en enkele plantensoorten. Formeel dient voor alle werkzaamheden die mogelijk leiden tot verstoring, verontrusting of vernietiging van deze soorten ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Flora- en faunawet. De vele te beschermen diersoorten (vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten, et cetera) en enkele plantensoorten zijn te vinden op lijsten, die onderdeel uitmaken van de Flora- en faunawet. Elk dier en elke plant op deze lijst is een beschermde soort. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van deze soorten en van hun voortplantings-, vaste rust- of verblijfsplaats. Als er sprake zal zijn van aantasting, is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alleen toegestaan met een ontheffing van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Voor de mogelijkheid van het verlenen van de ontheffing is van belang dat in de Flora- en faunawet onderscheid is gemaakt in twee categorieën van de te beschermen soorten: de extra beschermde soorten (alle van nature op het grondgebied van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten en dier- en plantensoorten die staan vermeld in Bijlage lV van de Habitatrichtlijn) en de overige beschermde soorten. Voor de extra beschermde soorten gelden zware criteria voor verlening van ontheffing: er mag geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; er moeten alternatieven worden onderzocht voor de in het geding zijnde activiteit en/ of er moet worden voorzien in mitigatie of compensatie met het oog op de soorten; er zijn voor de activiteit redenen van volksgezondheid, openbare veiligheid en/of dwingende redenen van groot openbaar belang in het geding (aantonen van "zwaarwegend maatschappelijk belang"). Uit meerdere praktijkvoorbeelden blijkt dat het niet altijd op voorhand zeker is dat ontheffing kan worden verkregen vanwege de extra beschermde soorten. Om deze reden kunnen planologische procedures vertraging oplopen. Het komt zelfs voor dat het project uiteindelijk niet kan worden uitgevoerd. Voor de overige beschermde soorten kan ontheffing worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Het gaat hier om veel voorkomende soorten, zoals de egel, haas, konijn, mol en gewone pad. De verwachting is dat het verkrijgen van een ontheffing, bij aantasting van deze diersoorten in het betrokken gebied, in het algemeen niet op veel problemen zal stuiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Beleidskader
9
Vierde Nota Waterhuishouding (1998) De hoofddoelstelling binnen de Vierde Nota Waterhuishouding is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Stedelijk waterbeheer is één van de speerpunten, waarbij men streeft naar een meer duurzame omgang met het water in de stad. Van belang zijn het doen van onderzoek naar de knelpunten in het stedelijk waterbeheer, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders en meer aandacht voor het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie in de bodem. Gewijzigde Woningwet De op 3 april 2003 gewijzigde Woningwet biedt mogelijkheden om zonder bouwvergunning bepaalde bouwwerken op te richten. De vergunningvrije bouwwerken zijn opgenomen in artikel 2 en artikel 3 van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Voor vrijwel alle bouwwerken worden voorwaarden genoemd waaraan het bouwwerk moet voldoen om zonder vergunning te mogen worden opgericht. Deze voorwaarden hebben bijvoorbeeld betrekking op de afmetingen en de plaats van het bouwwerk. Vergunningvrij mogen bij bestaande woningen onder andere worden gebouwd: een aan- of uitbouw van één bouwlaag aan de oorspronkelijke zij- of achtergevel die niet breder is dan de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd en niet dieper is dan 2,5 m; voorts geldt dat een minimumafstand van 1 m moet worden aangehouden tot de weg en/of openbaar groen en, wanneer aan de zijgevel wordt gebouwd, ook een minimumafstand van 1 m tot de voorgevel en het perceel van de buren; een bijgebouw of overkapping op een achtererf of zijerf met een hoogte van maximaal 3 m; de totale oppervlakte van bouwvergunningvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen moet daarbij minder dan 30 m² bedragen; ook hier gelden minimumafstanden tot de weg, het openbaar groen, de voorgevel en het naburige erf. Zowel voor aan- en uitbouwen als voor bijgebouwen en overkappingen tezamen geldt dat het zij- of achtererf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd. De voorwaarden die hiervoor zijn aangegeven worden op onderdelen nader gedetailleerd in het genoemde Besluit.
2.2. Provinciaal beleid Streekplan Noord-Holland Zuid (2003) In het streekplan staat het behoud van de goede kwaliteit van het gebied centraal. De huidige kwaliteit van het landschap en de bebouwing wordt versterkt. Het plangebied maakt vrijwel geheel onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Binnen de PEHS zijn ontwikkelingen mogelijk als deze passen binnen de natuurdoelen voor het gebied en de identiteit van het gebied versterken. Het plangebied is voorts gelegen binnen het Belvedèregebied Kennemerland. Te behouden en te versterken waarden binnen dit gebied zijn onder andere de ruimtelijk samenhangende reeks buitenplaatsen, landgoederen en villaparken aan de rand van de duinen. Binnen de landgoederen zijn daarbij de eenheid van landhuis met bijgebouwen, park en/of tuin en elementen in de tuin, zoals bruggen, paviljoens, hekken en poorten van belang, alsmede de lanen en lanenstelsels om het buiten en oude parkbossen. In het streekplan Noord-Holland Zuid zijn rode contouren aangegeven. Deze contouren geven de maximale ruimte aan voor verstedelijking. Het plangebied ligt grotendeels buiten de rode contour. Alleen het gemeentehuis en de directe omgeving daarvan liggen binnen de rode contour. Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland De Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland regio Kennemerland (provincie Noord-Holland, 2000) geeft, in afwijking van de Nota Belvedère, aan dat het plangebied niet is gesitueerd in een structuur of complex met een archeologische betekenis. Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 (2000) Op grond van de Wet milieubeheer zijn gebieden aangewezen waar het milieu bijzondere bescherming behoeft. De bescherming van deze gebieden is geregeld in het Provinciaal Milieubeleidsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Beleidskader
10
Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Uitgangspunten van beleid ten aanzien van grondwaterbeschermingsgebieden zijn: het scheppen van waarborgen voor een ongestoorde productie en distributie van drinkwater van een goede kwaliteit; het voorkomen of verminderen van negatieve gevolgen voor het milieu van de drinkwaterproductie. In grondwaterbeschermingsgebieden geldt een aantal beperkingen voor bestemmingen en activiteiten. De gebruiksbeperkingen die samenhangen met de aanwijzing van deze gebieden zijn aangegeven in de Provinciale Milieuverordening. Sommige activiteiten, zoals ondergrondse opslag van aardolie, mestopslagen en afvalstoffeninrichtingen, hebben een dermate groot risico voor de grondwaterkwaliteit dat deze activiteiten onder geen enkel beding in een beschermingsgebied mogen zijn gevestigd. Andere (bedrijfsmatige) activiteiten zijn alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Gemeenten zijn het bevoegd gezag voor wat betreft ontheffingsverlening aan bedrijven. Alleen voor zogenaamde "risicodragende niet-inrichtingen" (bijvoorbeeld parkeerterreinen, rioleringen en het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen op het land) blijft de provincie vooralsnog het bevoegd gezag.
2.3. Gemeentelijk beleid Nota Landgoederen (1995) De Nota Landgoederen is door de gemeente Bloemendaal opgesteld als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsregelingen voor landgoederen. De uitgangspunten zijn gebaseerd op een uitvoerige inventarisatie van 11 landgoederen binnen de gemeente; Lindenheuvel is daar niet bij. Een in de bijlage van deze nota opgenomen cultuurhistorische waardering (waarin Lindenheuvel wel voorkomt), geeft een hoge waardering aan "de eenheid van park en bebouwing". Een voorkeur wordt uitgesproken voor een woonfunctie voor de hoofdgebouwen op landgoederen. In het algemeen wordt ecologisch beheer van de bosparken voorgestaan; in verband met cultuurhistorische waarden kan een meer bosbouwkundig beheer toegepast worden. Discussienota actualisering ruimtelijk beleid (1998) In deze nota wordt een nieuwe regeling voor erfbebouwing gepresenteerd. Er zijn drie modellen voor een erfregeling ontwikkeld. De gemeente Bloemendaal is daarbij, op basis van uiterlijke kenmerken, verdeeld in drie soorten woongebieden. Indien sprake is van bijzondere waarden, zoals bebossing en geaccidenteerdheid, worden deze gebieden gekwalificeerd als bijzonder woonmilieu. Deze kwalificatie kan tot bepaalde beperkingen leiden.
2.4. Conclusie Aan het behoud en herstel van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden in het plangebied wordt een groot gewicht toegekend. Uitgangspunt is ook behoud en herstel van (het oorspronkelijke karakter van) landgoederen in de binnenduinrand. Functieveranderingen die de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van landgoederen aantasten zijn niet gewenst en moeten worden uitgesloten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
3. Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
13
3.1. Gebiedskarakteristiek Het plangebied ligt op de binnenduinrand tussen Bloemendaal en Overveen. Kenmerkend voor de gemeente Bloemendaal is de grote oppervlakte duingebied met de bossen, waardoor de gemeente een uitgesproken groen karakter heeft. Het aantrekkelijke landschap oefende in vroeger tijden al een grote aantrekkingskracht uit op welgestelden om zich in Bloemendaal te vestigen. De gemeente is dan ook bekend om haar vele buitenplaatsen en landgoederen. Aan e het einde van de 19 eeuw werden de eerste villaparken gerealiseerd, een ontwikkeling die zich e in de 20 eeuw voortzette. Het voorliggende plangebied heeft verschillende van de kenmerkende facetten van Bloemendaal in zich. Het grootste deel bestaat uit het in de duinen gelegen en beboste landgoed Lindenheuvel. Het park aan de oostzijde van de Bloemendaalseweg draagt mede bij aan het groene beeld van het plangebied. Langs de randen van het landgoed liggen enkele statige villa's op ruime percelen, omgeven door veelal forse boombeplanting. De andere woningen in het plangebied zijn van bescheidener omvang, maar ook deze zijn gelegen op vrij ruime en groene percelen. Van wat recentere datum dan het merendeel van de overige bebouwing in het plangebied is het gemeentehuis aan de westzijde van de Bloemendaalseweg. Door bouwmassa en -stijl doet het gemeentehuis geen afbreuk aan het karakter van het gebied.
3.2. Landschap Het grootste deel van het plangebied wordt ingenomen door het landgoed Lindenheuvel. Het landgoed is gelegen in de duinen en maakte vroeger onderdeel uit van een reeks van landgoederen in Zuid-Kennemerland, die vrijwel alle zijn verdwenen of verkaveld. Lindenheuvel is een van de weinige landgoederen dat nagenoeg in zijn volle omvang is blijven bestaan. De ondergrond van Lindenheuvel bestaat uit twee ruggen met een laagte ertussen. De duinruggen hebben aan de windzijde (west) een geringe helling, aan de luwe kant (oost) is de helling steil. Ter plaatse van Lindenheuvel behoren de duinruggen tot de hoogste van Nederland. De vormgeving van het landgoed is in een aantal stadia totstandgekomen, van elk waarvan relicten aanwezig zijn. Te noemen zijn: de Monumentenlaan; een slingerende laan, begeleid door aarden wallen, geflankeerd door twee rechte lanen; de oranjerie; de ijskelder, op de plaats van een voormalige theekoepel; de zichtas van de voormalige theekoepel naar de oranjerie; de lanen van Springer: een stelsel van lanen, die elk met een eigen boomsoort waren beplant, ontworpen door landschapsarchitect L.A.Springer (1885-1940); de meest markante van deze lanen, de Lindenlaan, ligt thans deels buiten het landgoed en is daar onherkenbaar aangetast. Sinds de Tweede Wereldoorlog werd Lindenheuvel niet meer bewoond; in 1979 is het landhuis afgebroken. Op de plaats van het afgebroken huis is een nieuw landhuis gebouwd (2000). Hierin wordt één woning gerealiseerd. De bijgebouwen achter het landhuis zijn vervallen tot ruïnes. Bij de oranjerie zijn betrekkelijk recent gebouwen hersteld. De parkinrichting is verwilderd en overgroeid geraakt. Een klein deel is enkele jaren geleden gerestaureerd. Het landgoed bestaat thans hoofdzakelijk uit parkbos en bos, met een oppervlakte van ongeveer 25 ha. Behalve het landgoed Lindenheuvel maken ook de aangrenzende gronden tussen het landgoed en de Bloemendaalseweg onderdeel uit van het plan. Het huis Overbeek, aan de westzijde van de Bloemendaalseweg, vertegenwoordigt een stadium in de ontwikkeling van Lindenheuvel: van 1840 tot circa 1900 was Overbeek het woonhuis van het landgoed.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
12
Het bestemmingsplan heeft voorts betrekking op een klein gebied aan de oostzijde van de Bloemendaalseweg. Het betreft het gebied dat ligt aan de noordwestzijde van de Dompvloedslaan. Aan de noordzijde wordt dit gebied begrensd door het laantje van Buytentwist. In het gebied komen enkele woningen, een park en een hoveniersbedrijf voor. Dit deel is gelegen op de vlakke lage gronden aan de binnenduinrand. Landschappelijk markant is het asymmetrische profiel van de Bloemendaalseweg, met een hoge en een lage zijde. Ook dit deel van het plangebied wordt gekenmerkt door een groen karakter.
3.3. Cultuurhistorie Landgoed Lindenheuvel Lindenheuvel is in een aantal perioden ontstaan. Elke periode heeft zijn sporen nagelaten. De cultuurhistorie van het landgoed is een samenstel van in deze verschillende perioden gevormde elementen, structuren en stijlen. Het begon met een natuurlijk gevormd gebied: het duin. Daarop hebben zich achtereenvolgens een bos, een tuin en, na elkaar, twee landgoederen ontwikkeld. In het volgende wordt de ontstaansgeschiedenis in een reeks stappen weergegeven. Aan het eind worden de resultaten samengevat. Stap 1: de natuur De ondergrond van het landgoed Lindenheuvel wordt gevormd door jonge duinen, zandverstuivingen die in de periode tussen de jaren 1200 en 1600 zijn opgetreden op de oude strandwallen. De jonge duinen worden gekenmerkt door grote hoogteverschillen en een gedifferentieerd microreliëf. Stap 1 leidde tot het macroreliëf: de binnenduinrand bestaat ter plaatse uit twee ruggen met een laagte ertussen. De duinruggen hebben aan de windzijde (west) een geringe helling, aan de luwe kant (oost) is de helling het sterkst. Stap 2: de windsingel In de achttiende eeuw heeft de eigenaar van het landgoed De Beek, dat destijds aan de oostzijde van de Bloemendaalseweg lag, het kale duin laten bebossen. Daarmee werd de aanval van het stuivende zand op De Beek gekeerd en ontstond beschutting tegen de zeewind. Voorafgaand aan de beplanting is het terrein aanzienlijk vergraven. Met deze stap werd de natuur in cultuur gebracht. Stap 2 leidde tot het huidige microreliëf en een bebost gebied. Het microreliëf is deels natuurlijk, deels vergraven. Stap 3: de overtuin In een poging het gebied als overtuin van De Beek meer betekenis te geven, werd op een hoog punt, met uitzicht over De Beek, in de eerste helft van de negentiende eeuw een theekoepel gebouwd. In het bos werd een slingerende laan, begeleid door aarden wallen, aangelegd. Langs deze laan hebben standbeelden gestaan; de laan staat daarom bekend als de Monumentenlaan. De laan daalt van oost naar west, maar het reliëf wordt door de wallen extra gedramatiseerd. Door de bochten en de wallen lijkt het alsof men door de bedding van een naar beneden donderende beek wordt gevoerd. Deze vormgeving is gericht op de beleving van de cultuur als verheviging van het natuurlandschap. Twee lanen ter weerszijden van deze Monumentenlaan, die daarmee tezamen een soort driehoek vormen, zijn op dezelfde wijze als de Monumentenlaan met wallen omgeven. Dit wekt het vermoeden dat deze twee lanen tegelijkertijd met de Monumentenlaan zijn aangelegd. Stilistisch is dit ensemble enigszins hybridisch van karakter. De rechtstanden van de driehoek vinden hun oorsprong in de formele tuinstijl, waar zichtrelaties direct zijn; de slinger van de Monumentenlaan representeert een stijl waarin beweging voorwaarde is voor de gewaarwordingen. Een dergelijke mengstijl werd in deze periode vaker toegepast. Het verlengde van één van de twee rechte lanen (de Dennenlaan) komt precies bij de theekoepel uit, waardoor een as van het landgoed De Beek naar deze laan gereconstrueerd kan worden. In eerste aanleg was deze laan een zichtlijn. Vanaf de theekoepel had men aan de ene Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
13
kant een panoramisch uitzicht (zicht op Overbeek en De Beek en daarachter Haarlem en de IJpolders), aan de andere kant keek men over een lijn in het bos en de daarin uitgespaarde ruimte. Hierdoor werden de ruimtelijke aspecten van het landschap (ruimte en massa) als het ware op één punt in beeld gebracht. Stap 3 leidde tot enige elementen van parkaanleg in het bos, die nu nog kunnen worden teruggevonden. Stap 4: het eerste landgoed In 1840 werd de overtuin van het landgoed De Beek afgesplitst. Onderaan het duin met de theekoepel werd het classicistische landhuis Lindenheuvel (thans Overbeek) gebouwd en er ontstond een zelfstandig nieuw landgoed. In een vallei in het bos werd een verzameling utilitaire gebouwen geplaatst, aangeduid als de oranjerie. Deze gebouwen waren hoofdzakelijk gericht op onderhoud en voorziening van het landgoed. In het bos werd een vrijwel oost-westlopende laan aangelegd, die over de theekoepel naar de oranjerie liep. Deze laan lag ongeveer in het verlengde van de achtergevel van het huis Lindenheuvel en legde de onderdelen van het landgoed aaneen. De theekoepel verbrandde; op dezelfde plaats werd een ijskelder gebouwd. De ijskelder is aangewezen als gemeentelijk monument. Uit deze periode, het einde van de negentiende eeuw, stamt waarschijnlijk ook de voormalige duinboerderij, die achter de oranjerie in het bos stond. Stap 4 leidde tot een zelfstandig landgoed: een landhuis in een park met park-architectonische kenmerken. In de vormgeving van dit eerste landgoed zijn de zichtrelaties overheersend: rechte lijnen (de oostwestlaan), uitzichtpunten (de theekoepel) en panorama’s. Stap 5: het tweede landgoed Rond 1900 vond een tweede splitsing plaats, nu van het landgoed Lindenheuvel zelf. Het huis Lindenheuvel werd met een relatief klein domein onderaan de duinrug afgezonderd en kreeg een nieuwe naam: Overbeek. Op het resterende deel van het landgoed werd in 1900 een nieuw landhuis gebouwd, naar een ontwerp van de architect A. Salm. Dit huis nam de naam Lindenheuvel over. Vanaf de Ter Hoffsteedeweg werd een oprijlaan geprojecteerd, die aan de westzijde van het huis uitkwam. Aan het begin van deze oprijlaan werd een portierswoning gebouwd. Achter het huis werden twee bijgebouwen geplaatst: een stenen koetsierswoning en een gebouw dat blijkens de ontwerptekening bedoeld was als houten "doorrit": een doorrijdbare bergplaats voor fietsen, annex wildhok. Rond het huis werd een door de landschapsarchitect L.A.Springer (1885-1940) ontworpen tuin aangelegd. In het bos ontwierp Springer een stelsel van lanen, die elk met een eigen boomsoort waren beplant. In dit stelsel werd een aantal oudere, bestaande lanen opgenomen, waaronder de Monumentenlaan (uit stap 3) en de oost-westlaan (uit stap 4). In het bos, op de hoogste top van de noordelijke duinrug, werd een waterpompinstallatie gebouwd: een door een motor aangedreven pomp die duinwater via een reservoir in een waterleiding bracht. (Deze top wordt hierna "de waterheuvel" genoemd). Stap 5 leidde tot een nieuw landgoed waarin enige elementen van het eerste landgoed zijn opgenomen, maar waarin de bestaande ordening, richtingen en oriëntatie van het eerste landgoed vrijwel werden genegeerd. Het huis werd georiënteerd op het zuiden. De zuidgevel is de tuingevel, daar lag de salon. De noordzijde was de achterkant. De richtingen van het huis zijn niet afgeleid van de reeds bestaande ordening van het eerste landgoed (de laan), maar staan daar scheef op. De oriëntatie van de tuinen van Springer vloeide vanzelfsprekend uit die van het huis voort. De zuid- en de oosttuin zijn zowel op de indeling van het huis als op de kenmerken van het terrein ontworpen. De grote zuidtuin ligt op de helling naar de laagte tussen de twee duinruggen. De tuin bestond uit een gazon, dat in het zuiden overging in een dwars daarop staand dal, waarin wellicht een stroompje heeft gelopen. De achtergrond werd gevormd door coniferen. In de tuin stonden verspreid solitaire bomen en boomgroepen. Deze zuidtuin had weliswaar formele kenmerken, maar was in wezen een landschapstuin. Springer gebruikte de daling van het grondvlak om
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
14
Figuur 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
15
diepte te suggereren en de schijn te wekken dat de ruimte "wegliep". Daartoe strekten ook de solitaire bomen en boomgroepen in deze tuin: zij verdeelden de tuin in voor-, midden, en achtergrond, en gaven schaal aan de ruimte. De oosttuin lag op een relatief steile helling. Dit was hoofdzakelijk een kijktuin; vanuit het huis lag deze tegenover de eetzaal en de logeerkamer. De tuin was waarschijnlijk gebaseerd op een geometrische ontwerp, in een formele stijl. De westtuin was het eind van de oprijlaan was vormgegeven als een soort voorplein. De op maaiveldniveau vrijwel blinde noordgevel was gericht op een erf. Schuin over dit erf liep de oude laan van de ijskelder naar de oranjerie. De twee bijgebouwen op het erf staan echter wel evenwijdig aan deze oude oostwestlaan. In het bos herhaalde Springer op de schaal van het landgoed wat met de Monumentenlaan al in het klein was gedaan. Hij ontwierp een stelsel van lanen dat een duidelijk kunstmatige uitdrukking had: verharding, verschillende laanbeplantingen per laan, en een vloeiende en perspectivisch uitgekiende belijning. Deze belijning was typisch voor Springer en zijn tijdgenoten: wel krom, maar niet grillig. De kromming verwijst naar de natuur, maar "lijkt" niet op de natuur. Kenmerkend is dat de bochten "traag" zijn: zij vertonen (in de plattegrond en in het perspectief) nimmer knikken en bieden dus een zeker vergezicht. In die zin functioneren zij ook als een soort zichtlijnen, met het verschil dat zij een beeld niet direct in zicht brengen, maar geleidelijk aan "onthullen". Uitgekiend was de wijze waarop Springers lanenstelsel het reliëf "aansneed". Zoals de Monumentenlaan het microreliëf van één helling dramatiseert, zorgen Springers lanen ervoor dat de heuvels en dalen van Lindenheuvel als geheel beleefbaar worden. Daarmee wordt ook de opbouw van twee massieven en een laagte ertussen in beeld gebracht. De lanen krommen soms met de hoogtelijnen mee, soms staan zij er dwars op. Als gevolg daarvoor wordt het reliëf "voelbaar". In die zin wordt met het lanenstelsel ook het grondpatroon tot uitdrukking gebracht. In het bos zelf zijn bijzondere inheemse soorten geplant, zoals hulst en taxus; hiermee werd het bos verfraaid en boeiender gemaakt. Stap 6: verval en natuur Sinds de tweede wereldoorlog werd het huis Lindenheuvel niet meer bewoond; in 1979 is het afgebroken. De duinboerderij was toen al verdwenen. De beide bijgebouwen achter het landhuis vervielen tot ruïnes, evenals de broeikassen en de schuur ter plaatse van de oranjerie. De tuinen van Springer raakten verwilderd en overgroeid. Aan de Parkweg zijn stukjes van het landgoed afgezonderd, met villa’s bebouwd en ingericht als privétuin. De thans nog herkenbare Lindenlaan, die door het noordelijk deel van het landgoed liep en aansloot op de Bloemendaalse weg, is daardoor onderbroken en aan stukjes geknipt. Stap 6 heeft geleid tot vervaging van de cultuurwaarden, ook heeft de afsplitsing van delen van het domein geleid tot verdere versnippering. De verwaarlozing en verwildering heeft veel van de kenmerken van de verschillende perioden van landgoedontwikkeling vervaagd of zelfs gewist. De beoogde (ontworpen) differentiatie in het bos is voor een deel verdwenen. Stap 7: herstel Dit is de huidige situatie. Op de plaats van het afgebroken huis is een nieuw landhuis gebouwd: Lindenheuvel 3. Nabij de oranjerie is op de plek van de vroegere duinboerderij een woonhuis gebouwd, in een historiserende stijl. Op de plek van de oranjerie zijn een schuur en een fazanterie gerenoveerd. Een deel van de kassen is eveneens gerenoveerd. De ruimte eromheen is opgeschoond en met gras ingezaaid. Een deel van het oude padenstelsel is opnieuw bestraat, in oude stijl. De laanbomen er langs worden weer onderhouden. Stap 7 heeft een deel van de oude aanleg geregenereerd. Dit betreft hoofdzakelijk gebouwen, een deel van de paden en de ruimte rond de oranjerie. Een overzicht van de verschillende bouwwerken op Lindenheuvel en een aantal door de gemeente geïnventariseerde paden is weergegeven in figuur 2.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
16
Figuur 3
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
17
Overig deel plangebied Een van de meest markante woningen in het gebied is de woning Bloemendaalseweg 150. Deze woning werd in 1840 gebouwd na de splitsing van het landgoed Lindenheuvel. Het pand is aangewezen als rijksmonument. Ook het pand Bloemendaalseweg 162 is aangewezen als rijksmonument. De woningen Ter Hoffsteedeweg 3 en Bloemendaalsweg 154 en 160 zijn potentiële gemeentelijke monumenten. Resultaten De cultuurlaag van Lindenheuvel (de parkarchitectuur) heeft een samengesteld karakter: een drietal relicten van de eerste aanleg: ∗ het ensemble van de Monumentenlaan (de driehoek) met het verhevigde reliëf; ∗ de oranjerie, een reeks utilitaire gebouwen met bijzondere architectonische details; ∗ het ensemble van de oostwestlaan; de opgesloten zichtlijn met de ijskelder aan de ene kant en de oranjerie aan de andere kant; relicten van de tweede aanleg: ∗ de tuinen van Springer, met name de ruimte van de landschappelijke zuidtuin; ∗ het padenstelsel van Springer, gekenmerkt door: · belijning; · enscenering; · verschillende beplanting; ∗ de vervallen watervoorziening, gekenmerkt door: · spectaculaire plek met uitzicht in het bos; · oude machines. De tuin- en parkaanleg van Springer is georiënteerd op het landhuis. Tussen de relicten van de eerste en de tweede aanleg bestaat weinig samenhang. Weliswaar heeft Springer getracht een geheel nieuw landgoed te ontwerpen, maar zijn ontwerp is hetzij niet geheel voltooid, hetzij niet geheel uitgevoerd. Daardoor ligt er in de tuin een aantal "losse" elementen (met name die van de eerste aanleg), die cultuurhistorisch interessant zijn, maar context missen.
3.4. Ecologie De natuurwaarden in het plangebied zijn voornamelijk aanwezig in het landgoed Lindenheuvel. Het overig deel van het plangebied bestaat uit stedelijk gebied (bebouwing en aangrenzende tuinen), waarvan de natuurwaarden lager zijn. Deze beschrijving van de ecologische betekenis van het plangebied richt zich derhalve vrijwel uitsluitend op het landgoed, waarbij gebruik is gemaakt van provinciale en gemeentelijke gegevens en van gegevens die zijn verzameld door middel van veldbezoek. Habitatrichtlijn Het aangrenzende duingebied is aangemeld als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Habitatrichtlijn (de Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen, zie figuur 3). Vanwege de externe werking van de Habitatrichtlijn dienen ook ontwikkelingen buiten deze zones getoetst te worden op hun gevolgen voor de te beschermen habitats en soorten. Deze speciale beschermingszone vormt het belangrijkste gebied voor: Habitattype: 2130 * Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (grijze duinen) 2150 * Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Calluno-Ulicetea) 2160 Duinen met Duindoorn 2180 Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied: Zomereik-verbond 2190 Vochtige duinvalleien: verbond van Stekelharig kranswier * prioritair habitat
Soort: 1014
Nauwe korfslak
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
18
Fotopagina impressie landgoed (4 foto's)
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
19
Het gebied is tevens aangemeld voor: Habitattype: 2120 Wandelende duinen op de strandwal met helm 2170 Duinen met kruipwilg Soort: 1903
Groenknolorchis
Binnen het plangebied zijn de bovengenoemde habitats en soorten niet aanwezig, met uitzondering van de beboste duinen van het Zomereik-verbond dat plaatselijk en slecht ontwikkeld voorkomt. Regionale ecologische samenhang De binnenduinrand, waar het plangebied onderdeel van uitmaakt, wordt gekenmerkt door de e aanwezigheid van bos. De meeste landgoederen in de binnenduinrand dateren uit de 18 eeuw, wat betekent dat de aangeplante bossen zich hebben kunnen ontwikkelen tot volwaardige parken met grote ecologische betekenis. De waarde van de bossen komt onder andere tot uiting door de aanwezigheid van een groot aantal broedvogelsoorten die afhankelijk zijn van oude bossen met veel dood hout. Een karakteristiek voorbeeld is de boomklever: een uitgesproken standvogel die in grote mate afhankelijk is van oud bos. De verspreiding van deze soort in Noord-Holland is dan ook beperkt tot de bossen van de binnenduinrand en het Gooi. Andere voorbeelden zijn de glanskop, buizerd, bosuil, zwarte specht en groene specht. Deze soorten broeden op Lindenheuvel, maar maken veelal gebruik van de omgeving om te foerageren en te rusten. Het bos van landgoed Lindenheuvel vormt een landschapsecologische eenheid met het bos aan de overzijde van de Hoge Duin en Daalseweg. Landgoed Lindenheuvel Het landgoed Lindenheuvel bezit de ecologische kenmerken van landgoederen op een strandwal. Het bos heeft zich vanaf de Tweede Wereldoorlog ongestoord kunnen ontwikkelen van een onderhouden parkbos tot een verwilderd natuurbos. Dit is terug te vinden in de structuur van het bos: veel lange, dunne bomen (als gevolg van lichtconcurrentie), veel staand en liggend dood hout en vestiging van boomsoorten die in het oorspronkelijke beplantingsplan waarschijnlijk niet aanwezig waren, zoals Amerikaanse vogelkers en gewone esdoorn. Het bos vormt een functionele eenheid en wordt slechts doorsneden door enkele weinig gebruikte paden, die naar verwachting geen effect (versnippering) hebben op de fauna in het bos. Het huidige gebruik van deze paden zal naar verwachting geen verstoring tot gevolg hebben. Flora Het plangebied wordt in ecologisch opzicht gekenmerkt door een gevarieerde vegetatie, mede als gevolg van de afwisseling aan milieutypen, zoals het vrij ongeschonden reliëf en de variatie in kalkgehalte, vochtigheid en voedselrijkdom. Het bosgebied kan overwegend gerekend worden tot het duin-eikenbos met zomereik, beuk, grove den, abeel en gewone esdoorn. Plaatselijk zijn veel corsicaanse dennen aangeplant. In de ondergroei van het gemengde bos groeien onder meer kamperfoelie, lijsterbes, schermhavikskruid, ruig klokje, eikvaren en stinzenplanten als lelietje-van-dalen en de wettelijk beschermde stengelloze sleutelbloem. Daarnaast worden typische soorten van binnenduinrand aangetroffen van meer vochtige en voedselrijke groeiplaatsen zoals muskuskruid, bosgierstgras, schaduwgras, bosanemoon, muursla en stinseplanten als voorjaarshelmbloem, gevlekte aronskelk, kleine maagdenpalm (beschermd) en oosterse hyacint. In het zuidoosten is het bos relatief open als gevolg van dunning en treedt massale groei op van storingsindicatoren zoals zevenblad en kleefkruid maar ook van look-zonder-look en dagkoekoeksbloem. In de bosranden groeien onder meer kardinaalsmuts en eenstijlige meidoorn, zuurbes, hop, duinsalomonszegel, moeslook en gewone vogelmelk (beschermd). De open terreindelen hebben een vegetatie met veel planten van droge ruigte en grasland waaronder hondstong, hartgespan, slangekruid, gewone teunisbloem, koningskaars, echt bitterkruid, duinkruiskruid, duinviooltje en lathyruswikke.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
20
Vogels De leeftijd van het bos en de relatief grote mate van rust vormen belangrijke eigenschappen voor het broedsucces van diverse vogelsoorten op het landgoed Lindenheuvel. Het bos biedt voldoende nestgelegenheid voor diverse soorten holenbroeders, zoals boomklever, boomkruiper, grote bonte specht en zwarte specht (alle aanwezig in 1999). De boomklever en zwarte specht zijn goede indicatoren voor de ecologische waarde van het gebied: beide soorten vertonen weinig migratiegedrag en komen voor in gebieden met een voldoende voedselaanbod, nestgelegenheid en rust. Het bos vormt tevens een broedbiotoop voor de houtsnip die baltsend langs de bosranden kan worden waargenomen. Daarnaast biedt het landgoed plaats aan meer algemene bossoorten, zoals houtduif, merel, zanglijster, roodborst, koolmees, pimpelmees, kuifmees, gaai en winterkoning. Ook worden regelmatig jagende buizerds boven Lindenheuvel waargenomen. De betekenis van Lindenheuvel voor vogels blijkt onder andere uit de eerste waarneming op het landgoed van broedende appelvinken in Zuid-Kennemerland, in 1986. Naar verwachting zullen de meeste vogelsoorten die in Lindenheuvel tot broeden komen, regelmatig in de aangrenzende villatuinen worden waargenomen. Dit zal vooral van toepassing zijn op de meer algemene vogelsoorten van de bosbiotoop. Zoogdieren Het landgoed telde in 1999 vijf vossenholen, die mogelijk alle bewoond waren. Dit aantal lijkt hoog, maar Bloemendaal staat bekend als een van de meest vossenrijke gemeenten van Nederland. De villatuinen en landgoederen behoren tot het jacht- en voortplantingsgebied van deze soort. Lindenheuvel vormt tevens een rust- en foerageergebied voor de ree. Andere waargenomen zoogdieren betreffen het konijn, bosspitsmuis, huismuis en rosse woelmuis. Gegevens over het voorkomen van andere zoogdiersoorten ontbreken. Naar verwachting zullen soorten als eekhoorn, wezel en bosmuis aanwezig zijn. Mogelijk heeft het landgoed ook betekenis voor de boommarter, waarvan een kleine populatie in Duin en Kruidberg voorkomt, enkele kilometers ten noorden van Lindenheuvel. Gezien de leeftijd van het landgoed en de aanwezigheid van staand dood hout en veel spechtengaten, zullen naar verwachting ook (kraamkolonies van) vleermuizen aanwezig zijn. In het gebeid zijn waarnemingen gedaan van rosse vleermuis, watervleermuis, laatvlieger, vale vleermuis en gewone dwergvleermuis. Deze soorten worden in nabijgelegen landgoederen ook regelmatig waargenomen. Conclusie Het landgoed Lindenheuvel is op regionaal niveau van belang als onderdeel in de keten van landgoederen in de binnenduinrand van Zuid-Kennemerland. Het gebied vervult een belangrijke functie als rust- en broedgebied voor diersoorten met een territorium dat groter is dan Lindenheuvel, zoals de zwarte specht, ree, vos, en enkele vleermuissoorten. Daarnaast kan het gebied dienen als bron voor dier- en plantensoorten die elders in de omgeving niet meer voorkomen of schaars zijn. De ecologische betekenis van Lindenheuvel wordt weergegeven door de broedvogelsamenstelling die zich heeft kunnen ontwikkelen door de relatieve rust en het grotendeels ontbreken van onderhoud. Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige ingrepen die strijdig kunnen zijn met de Flora- en faunawet. Wel maakt het bestemmingsplan kleinschalige ingrepen (onder andere in de vorm van erfbebouwing) mogelijk die verstoring van beschermde soorten teweeg kunnen brengen. Vóór de uitvoering daarvan zal voor dergelijke ingrepen alsnog een ontheffing in het kader van de Flora- en faunwet moeten worden aangevraagd. Aangezien dit plan slechts zeer bescheiden ingrepen toestaat, kan op voorhand worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet de uitvoering van dit plan niet in de weg staat.
3.5. Water Huidige situatie Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder van het oppervlaktewater is in handen van het Hoogheemraadschap Rijnland. Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van het Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
21
grondwater wordt gevoerd door de provincie Noord-Holland. Het waterbeheer in dit binnenduinrandgebied is door beide waterbeheerders afgestemd op hoofdfunctie natuur. Het plangebied, dat een zandige bodem heeft, ligt in zogenaamd "boezemland". Dat wil zeggen dat het gebied vrij afwatert (zonder hulp van gemalen) naar het boezemwater. Het gebied watert af richting oosten, waar overtollig water door kwel en neerslag via boezemwatergangen wordt afgevoerd naar de boezem de Delft. In beginsel zijn er in dit gebied potenties voor watergerelateerde natuurwaarden aanwezig, omdat er schone kwel uittreedt vanuit de duinen. De vijver aan de oostzijde van de Bloemendaalseweg wordt gevoed door deze kwelstroom. Op het onbebouwde perceel ten oosten van de woning Bloemendaalseweg 185b bevindt zich een natuurlijke wel. Op het hoger gelegen Lindenheuvel (lokaal NAP +16 m) treedt infiltratie op. Hemelwater dat op onverhard oppervlak terechtkomt, zijgt weg in de bodem. Neerslag vanaf verhard oppervlak wordt via een gemengd rioleringsstelsel afgevoerd naar de afvalwaterzuivering in Haarlem. Het plangebied heeft, net als grote delen van het duingebied, te lijden onder de verdroging (volgens het Waterhuishoudingsplan van de provincie is het gebied "verdroogd met hoofdfunctie natuur"). Voor een groot deel is dit veroorzaakt door grondwateronttrekkingen in de Kennemerduinen. Met het oog op de verdroging zijn deze grondwateronttrekkingen teruggedrongen. Een gevolg is dat de kwel in de gehele binnenduinrand is toegenomen. In het plangebied is echter geen sprake van (toegenomen) grondwateroverlast. Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen In het kader van de watertoets is schriftelijk vooroverleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland en met de provincie Noord-Holland. Beide waterbeheerders streven naar het tegengaan van de verdroging in dit gebied door, daar waar mogelijk, schoon hemelwater te bergen in de bodem in plaats van af te voeren naar de riolering. Hemelwaterafvoer dient vanaf schone, verharde oppervlakken te worden afgekoppeld en geïnfiltreerd via infiltratievoorzieningen of wadi's. Met name nieuwbouwontwikkelingen dienen waterneutraal gerealiseerd te worden door nieuw verhard oppervlak af te koppelen. Aanleg van extra open water is daarbij niet noodzakelijk. Tevens is het van belang bij afkoppelen om duurzame bouwmaterialen te gebruiken, waarmee voorkomen wordt dat bodem en grondwater verontreinigd raken. Mochten zich in het plangebied mogelijkheden voordoen voor afkoppeling of toepassing van duurzame bouwmaterialen, dan is het gewenst om die te benutten.
3.6. Woningen, voorzieningen en bedrijven Woningen In het plangebied is een beperkt aantal woningen aanwezig. Sommige daarvan hebben in het verleden een functie gehad als tuinmanswoning of als portierswoning, zoals de woningen Bloemendaalseweg 154 en Ter Hoffsteedeweg 3. De woning Bloemendaalseweg 160 is gebouwd als dienstwoning voor het gemeentehuis. Ook bij de sportacademie Nauwelaerts is een dienstwoning aanwezig. Voorzieningen In het gebied is een tweetal voorzieningen aanwezig, te weten het raadhuis en een sportacademie. Het gemeentehuis werd in 1965 gebouwd nadat sinds het begin van de jaren '30 verschillende plannen waren ontwikkeld voor de bouw van een nieuw gemeentehuis. Thans zijn de gemeentelijke diensten verspreid over twee vestigingen. Overwogen is om deze op één locatie te concentreren. Het gemeentebestuur heeft echter niet langer het voornemen om de mogelijkheden voor een unilocatie verder te onderzoeken. Bij de sportacademie aan de Bloemendaalseweg 152 kan men onder andere terecht voor conditietraining, jazzballet, karate, tennislessen en zweminstructie. Bedrijven In het plangebied is één bedrijf aanwezig. Het betreft een hoveniersbedrijf aan het Laantje van Buytentwist. Het bedrijf maakt onderdeel uit van het min of meer onbebouwde gebied tussen de kernen Bloemendaal en Overveen. Aan de westzijde sluiten de gronden, die bij het hoveniersbedrijf in gebruik zijn, aan op het parkgebied aan de oostzijde van de Bloemendaalseweg. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
22
Fotopagina gemeentehuis + sportacademie
3.7. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
23
Verkeer Ontsluiting autoverkeer Het plangebied wordt ontsloten via de Bloemendaalseweg. Via de route Busken Huetlaan-Kleverlaan kan de N208 (Velsen-Haarlem) worden bereikt. De Bloemendaalseweg is op grond van de verkeersfunctie van de weg in het verkeerscirculatieplan Bloemendaal (Grontmij, 23 maart 1999) en de daarop gebaseerde wegencategorisering (raadsbesluit 19 december 1999) aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De overige wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen een verblijfsgebied en hebben een maximumsnelheid van 30 km/h. De Bloemendaalseweg maakt deel uit van de hoofdontsluitingsstructuur van de gemeente Bloemendaal. Ontsluiting langzaam verkeer Het plangebied bestaat, met uitzondering van de Bloemendaalseweg, uit een verblijfsgebied waar het gemotoriseerd en het fietsverkeer gemengd wordt afgewikkeld. Op de Bloemendaalseweg (gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom) zijn aan twee zijden fietsstroken aanwezig. In de omgeving van het plangebied bevindt zich een aantal toeristische fietsroutes door de duinen. Geen van deze routes gaat echter door het plangebied zelf of takt aan op één van de wegen in het plangebied. Langs de Bloemendaalseweg bevinden zich aan beide zijden trottoirs en zijn op meerdere plaatsen oversteekmogelijkheden aanwezig. Parkeren In het plangebied vindt het parkeren in de verblijfsgebieden plaats op en langs de rijbaan. Op de Bloemendaalseweg wordt niet geparkeerd. Deze situatie is overeenkomstig de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Bij de woningen wordt veelal op eigen terrein geparkeerd. Bij het gemeentehuis is zowel aan de zuid- als aan de noordzijde een parkeerterrein aanwezig. Het noordelijk gelegen parkeerterrein wordt vooral gebruikt bij bijeenkomsten die veel bezoekers met zich meebrengen en bij trouwplechtigheden. Dit terrein heeft een relatief grote capaciteit. Bovendien zijn langs de toegangsweg, direct tegenover de hoofdentree, enkele parkeervakken aangebracht. In het algemeen doen zich geen knelpunten voor ten aanzien van het parkeren bij het gemeentehuis. Bij zeer grote publiekstrekkende bijeenkomsten wordt ook langs de toegangswegen op het terrein geparkeerd. De sportacademie beschikt over een parkeerterrein aan de zuidzijde van het gebouw. Daarnaast is er parkeergelegenheid langs de weg die ter plaatse doodlopend is. In het algemeen is de parkeergelegenheid voldoende. Er is geen ruimte voor een substantiële uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen. Bij het hoveniersbedrijf moet het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden. Openbaar vervoer Het plangebied wordt door het openbaar vervoer ontsloten door middel van de lijnbusdienst die rijdt tussen Santpoort-Zuid/Haarlem-Schalkwijk. Binnen het plangebied wordt ter hoogte van het raadhuis gehalteerd op de Bloemendaalseweg. Zowel in Santpoort-Zuid als in Haarlem geeft deze busdienst aansluiting op het NS-net. Wegverkeerslawaai In het kader van de Wet geluidhinder is alleen de Bloemendaalseweg gezoneerd. De overige wegen in het plangebied zijn uitgevoerd als 30 km/h-gebied en zijn derhalve niet gezoneerd. De breedte van de geluidszone van Bloemendaalseweg bedraagt 200 m aan weerzijden van de weg (2 rijstroken binnen de bebouwde kom). Binnen deze geluidszone dient de geluidsbelasting aan de gevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder. Het plan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Daarom is geen akoestisch onderzoek nodig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bestaande ruimtelijk-functionele situatie
24
3.8. Leidingen In het plangebied komen geen planologisch relevante leidingen voor.
3.9. Bodem Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient inzicht te bestaan in de bodemkwaliteit. De provincie Noord-Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat, voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan, ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op alle bestemmingen waar een herinrichting wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan is echter vooral consoliderend van aard, nieuwe ontwikkelingen zijn niet aan de orde.
3.10. Luchtkwaliteit In de nabijheid van wegen en industrie kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging. Deze luchtverontreiniging kan negatieve effecten op de gezondheid hebben. In Europees verband zijn normen opgesteld voor (de mate van) luchtverontreiniging. Op basis van deze Europese regelgeving is op 19 juli 2001 het Besluit luchtkwaliteit in werking getreden. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit. Ook maakt het bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige functies mogelijk. Het aspect luchtkwaliteit levert dan ook geen belemmeringen op voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
4. Beleidsvisie
34
4.1. Inleiding In de vorige hoofdstukken zijn de verschillende aspecten die van belang zijn voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied beschreven en geanalyseerd. Op basis van de verschillende elementen dient een beleidsvisie te worden geformuleerd voor het gebied. In deze visie dient vanuit een samenhangend kader sturing te worden gegeven aan de onderlinge afstemming van de voorkomende functies en aan ontwikkelingen in het gebied. Deze sturing zal zowel betrekking hebben op het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen (verbieden of stellen van randvoorwaarden) als op het stimuleren van gewenste ontwikkelingen (het scheppen van voorwaarden). De beleidsvisie vormt de basis voor de bestemmingsregeling, zoals deze is opgenomen in de voorschriften en de plankaart.
4.2. Hoofdlijnen van het beleid De hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van het voorliggende plangebied zijn: het handhaven en waar mogelijk nog verder versterken van de ruimtelijke kwaliteit; het beschermen van de cultuurhistorische waarden; het veiligstellen en waar mogelijk verder ontwikkelen van de ecologische waarden; het waar mogelijk in beperkte mate ontwikkelingsmogelijkheden bieden aan bestaande functies. Per gebiedsdeel kan dit als volgt worden uitgewerkt: Het landgoed Lindenheuvel Een groot deel van het plangebied bestaat uit het landgoed Lindenheuvel. De landschappelijke betekenis van Lindenheuvel is vanuit twee gezichtshoeken te beschouwen: als onderdeel van het landschap van Bloemendaal en als cultuurhistorisch object. Als onderdeel van het landschap van Bloemendaal vormt Lindenheuvel een grote, groene eenheid met een gesloten karakter. Hier past een conserverend beleid, dat behoud van de eenheid en het groene karakter op het oog heeft. Het veiligstellen van de cultuurhistorische en ecologische waarden prevaleert. Als cultuurhistorisch object is Lindenheuvel te beschouwen als een verzameling relicten en sporen van vroegere tuin- en parkaanleg. In potentie is een herinrichting denkbaar die deze sporen en relicten opneemt in een nieuwe tuin- en parkinrichting, die het geheugen bewaart van de vroegere aanleg. Hierbij kunnen met name de lanen van Springer, de vroegere Monumentenlaan en de oost-westas een rol spelen. Ten aanzien van de ecologische aspecten staan behoud en ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden voorop. Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan overwegend consoliderend van aard; er wordt geen ruimte geboden aan ingrijpende wijzigingen van het huidige grondgebruik. Het beleid voor het landgoed Lindenheuvel wordt op basis van het vigerende bestemmingsplan grotendeels gecontinueerd. Dat is in lijn met een conserverend beleid dat ook vanuit het perspectief van ontwikkeling van natuurwaarden gewenst is. In verband met de bescherming van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden is het wenselijk om uitbreiding van de bebouwing te beperken. De hiervoor genoemde waarden kunnen echter ook bij het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden geschaad. In verband daarmee is het wenselijk om (het uitvoeren van) een aantal werken en werkzaamheden aanlegvergunningplichtig te maken. Zo kan een nadere afweging plaatsvinden en kunnen zonodig voorwaarden worden gesteld aan de uit te voeren werken en werkzaamheden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Beleidsvisie
26
Fotopagina hoveniersbedrijf + oostzijde Bloemendaalseweg
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Beleidsvisie
27
De duinboerderij/tuinmanswoning (zie figuur 2), die in strijd met het vigerende bestemmingsplan en zonder bouwvergunning is gerealiseerd, wordt in het voorgaande bestemmingsplan gelegaliseerd en er wordt een beperkte uitbreidingsmogelijkheid geboden. Het gemeentebestuur acht 1) deze woning planologisch inpasbaar, mede ook gelet op het rapport Visie op een landgoed . Daarin staat: "De duinboerderij wordt ruimtelijk gescheiden van de parkarchitectonische compositie van de oranjerie en vormt een eigen plek. Er is geen reden het gebouw te verwijderen. Het herneemt zijn perifere positie als personeelswoning in het park, geplaatst in een open plek in het bos. Deze open plek blijft, als deel van de taferelen die het landgoed biedt, verbonden met het grote padenstelsel van Springer." Handhaving van de woning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Ter plaatse van de voormalige chauffeurswoning en het voormalige koetshuis (zie figuur 2) worden geen bouwmogelijkheden opgenomen. Hier vindt het gemeentebestuur − overeenkomstig de genoemde visie − de ontwikkeling van een tuin bij het landhuis het meest passend. De overige op het landgoed aanwezige bebouwing kan wel positief worden bestemd. De zone aan de westzijde van de Bloemendaalseweg Deze zone bestaat uit het gemeentehuis met bijbehorende gronden, een aantal woningen op grote percelen en de sportacademie. Het grootste deel van de tuinen vertegenwoordigt op zich geen bijzondere culturele waarde. De tuinen dragen echter, tezamen het de straatprofielen en de beplanting in de openbare ruimte, in belangrijke mate bij aan het groene karakter van Bloemendaal. Gezamenlijk vormen de bebouwing, de tuinen en de openbare ruimte een samenhangend "stadslandschap", dat de opvolger is van het natuur- en landgoederenlandschap dat eraan voorafging. Om te voorkomen dat dit groene beeld wordt aangetast, is terughoudendheid geboden bij het bieden van bouwmogelijkheden, zoals aanbouwen en bijgebouwen, op de percelen bij de woningen. Uit het oogpunt van een goed woongenot is het echter niet wenselijk om iedere bouwmogelijkheid tegen te gaan. Eventuele bebouwing bij woningen dient dan ook te worden gesitueerd in de directe nabijheid van en zoveel mogelijk achter de woning. Belangrijk in dit stadslandschap is tevens dat de (privé-)ruimte van de tuinen tezamen met de openbare ruimte een betrekkelijk ononderbroken geheel vormt, waardoor het ruime en groene karakter vanuit de openbare ruimte ook inderdaad te beleven is. Om die reden is het wenselijk dat met afscheidingen tussen de private en de openbare ruimte terughoudend wordt omgegaan, dat wil zeggen: lage en transparante afscheidingen. De rijksmonumenten (Bloemendaalseweg 150 en 162) zijn voldoende beschermd op basis van de Monumentenwet 1988. Beschermend beleid voor deze panden in het kader van het bestemmingsplan wordt in verband daarmee niet wenselijk geacht. Voor de sportacademie aan de Bloemendaalseweg worden mogelijkheden geboden tot aanpassing van de bebouwing wanneer dit nodig mocht blijken. Een substantiële uitbreiding van de oppervlakte aan bebouwing is op deze locatie niet mogelijk. Gebied ten oosten van de Bloemendaalseweg Voor het gebied ten oosten van de Bloemendaalseweg geldt in hoofdlijnen hetzelfde beleid als voor de zone aan de westzijde van deze weg. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de raad besloten het hoveniersbedrijf enigszins ruimere mogelijkheden te bieden voor het uitbreiden van de bebouwing, mede gelet op wettelijke eisen ten aanzien van voorzieningen, bijvoorbeeld vanwege de Arbowet.
4.3. Enkele specifieke onderwerpen Archeologie Het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Mogelijke bouwactiviteiten zullen voornamelijk plaatsvinden ter vervanging of voor zeer beperkte uitbreiding van bestaande bebouwing, bijvoorbeeld in de vorm van erfbebouwing of uitbreiding van de bedrijfsbebouwing bij het hoveniersbedrijf. Mede gelet op de Cultuurhistorische Waardenkaart NoordHolland, zag het gemeentebestuur geen noodzaak om in deze situatie een medebestemming Archeologisch waardevol gebied op te nemen. Door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek is echter aangegeven, dat het feit dat het plangebied niet is gesitueerd in een 1)
Visie op een landgoed, Adviesbureau RBOI, nr. 106.9200.00, 3 januari 2000.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Beleidsvisie
28
structuur of complex met archeologische betekenis, niet betekent dat er geen noodzaak aanwezig is voor een verkennend archeologisch onderzoek bij nieuwe bouwactiviteiten. Het gebied is aangewezen als Belvedèregebied. In het algemeen is er een hoge tot middelhoge verwachting op de kans op het treffen van archeologische waarden. De visie van deze rijksdienst is voor de gemeenteraad aanleiding geweest om het beleid mede te richten op de bescherming van mogelijke archeologische waarden in het plangebied. Gevolgen voor toekomstig Habitatrichtlijngebied Vanwege het overwegend consoliderende karakter van het bestemmingsplan, brengt het plan de definitieve aanwijzing van Kennemerland-Zuid als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Habitatrichtlijn niet in gevaar.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
5. Juridische planbeschrijving
38
Planvorm Gekozen is voor een planvorm, waarbij de bestemmingen gedetailleerd zijn weergegeven. De in het plan opgenomen vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden zorgen voor enige flexibiliteit. De plankaart is getekend op een schaal van 1:1.000. Opbouw regeling De juridische regeling is gestructureerd in vier hoofdstukken. Het eerste bevat een aantal inleidende bepalingen, zoals het begrippenkader en de wijze van meten. Het tweede hoofdstuk bestaat uit algemene bepalingen die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. In het derde hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. De overgangs- en slotbepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk IV. Ter toelichting op de term "aansluitend afgewerkt maaiveld" in de begripsbepaling voor "peil" wordt het volgende opgemerkt. Onder aansluitend afgewerkt maaiveld moet worden verstaan het maaiveld nadat het geschikt gemaakt is voor de verwezenlijking van de bestemming. Bij de bepaling van de hoogte van een bouwwerk mag geen rekening worden gehouden met de ophoging van het terrein, tenzij de noodzaak van ophoging vaststaat (zie ABRS, 8 augustus 1996, nr. H01.95.548 BR 1997, 37). Bestemmingen Doeleinden voor Natuur, Landschap en Landgoederen Deze bestemming is gegeven aan de gronden die behoren bij het landgoed. De bescherming van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden komt in de doeleindenomschrijving tot uitdrukking. De tennisbaan en de kwekerij − met bijbehorende voorzieningen − zijn door middel van een subbestemming specifiek bestemd. Voor de in de nabijheid van de kwekerij gelegen bebouwing (schuur, dierenverblijf en carport) zijn bouwmogelijkheden opgenomen die zijn afgestemd op de huidige omvang van de bebouwing (nadere aanwijzing (b) respectievelijk (o)). De gronden waar een landhuis met bijbehorende bebouwing is toegestaan, zijn voorzien van de nadere aanwijzing (h). Ter plaatse is 1 woning (met inpandig zwembad) toegestaan. In de begripsbepalingen (artikel 1) is een definitie van "woning" opgenomen. De duinboerderij is aangeduid met de nadere aanwijzing (w). Het maximaal toelaatbare grondoppervlak van de woning (inclusief aanbouwen) bedraagt 200 m². De maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de woning zijn vastgelegd op de huidige maten. Bijgebouwen en overkappingen zijn ter plaatse niet toegestaan. De ijskelder heeft de nadere aanwijzing (ij) gekregen en de waterpompinstallatie en het filterhuis de nadere aanwijzing (ww). Door middel van een binnenplanse vrijstelling, kan onder voorwaarden medewerking worden verleend aan de vervanging van de waterwerken door een tuinhuis. Op de gronden zonder subbestemming of nadere aanwijzing mogen uitsluitend materiaalbergingen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Met toepassing van een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid kan (voor privé-doeleinden) een nietoverdekt zwembad worden gerealiseerd, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Er is ook een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor de realisering van een paardenstal en een paardenbak. Ter bescherming van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Een aantal nader omschreven werken en werkzaamheden mag niet worden uitgevoerd zonder een door burgemeester en wethouders verleende aanlegvergunning. De beslissing voor het afgeven van een aanlegvergunning mag pas worden genomen, nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de natuur- en landschapsdeskundige. De vereiste van een aanlegvergunning geldt overigens niet voor werken en werkzaamheden die dienen voor normaal onderhoud en beheer. Doeleinden voor Natuur en Landschap Gronden buiten het landgoed die natuur- en/of landschapswaarde hebben zijn bestemd tot Doeleinden voor Natuur en Landschap. Dit geldt ook voor het parkgebied en enkele delen van grote privé-tuinen met hoge landschapswaarde. Voor de laatstbedoelde tuinen is een subbestemming opgenomen. Binnen de bestemming mogen uitsluitend een materiaalberging en Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Juridische planbeschrijving
30
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd. In de privé-tuinen is een materiaalberging niet toegestaan. Evenals bij de bestemming Doeleinden voor Natuur, Landschap en Landgoederen geldt voor bepaalde werken en werkzaamheden een aanlegvergunningenstelsel. Woningen en gronden rondom de woning De basis voor de regeling van de grond ter plaatse van en rondom de woning bestaat uit een methodiek met drie bestemmingen: Woondoeleinden, Erf en Tuin. Delen van tuinen met grote landschappelijke waarde (grenzend aan de openbare weg) zijn zoals vermeld voorzien van de bestemming Doeleinden voor Natuur en Landschap, met een subbestemming Nlt (landschappelijke tuinen). Woondoeleinden De woningen zijn strak bestemd. Binnen de bestemming Woondoeleinden zijn hoofdgebouwen en aanbouwen toegestaan. De maximaal toelaatbare goothoogte van de hoofdgebouwen is op de plankaart aangegeven. De maximaal toelaatbare goothoogte van aanbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen. Het aantal woningen in het plangebied mag niet worden uitgebreid. Erf De gronden waarop aanbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan, zijn bestemd tot Erf. Binnen deze bestemming is onderscheid gemaakt in twee categorieën voor het toelaatbare oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen (afhankelijk van de perceelsgrootte). Voor beide categorieën geldt dat ten hoogste 40% van de bij de woning behorende gronden met de bestemming Erf mag worden bebouwd met aanbouwen en bijgebouwen. Daarbij geldt op relatief grote percelen een maximumoppervlak voor aanbouwen en bijgebouwen van 75 m² en op de kleinere percelen 55 m². Wanneer op het moment van het in ontwerp ter visie leggen van het plan meer erfbebouwing (legaal) aanwezig is, mag dit gehandhaafd blijven (zie artikel 4). Met een toepassing van een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid kan (voor privé-doeleinden) een (overdekt) zwembad en/of tennisbaan worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Het bestemmingsplan laat geen paardenbakken toe. Per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 woningen toegestaan. Villa Buitentwist is echter in het verleden gesplitst in 12 appartementen. Door middel van een op de plankaart omcirkeld cijfer zijn deze appartementen positief bestemd. Tuin Voor- en zijtuinen die grenzen aan de openbare weg zijn medebepalend voor het karakter van het woon- en leefmilieu. Deze gronden zijn bestemd tot Tuin (voorzover er geen landschappelijke waarde aan toegekend is). Tennisbanen, zwembaden en paardenbakken zijn hier niet toegestaan. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen en antenne-installaties zijnde, worden gebouwd. De grens tussen de bestemming Tuin en Erf ligt doorgaans halverwege de zijgevel van de woning. Ook diverse achtertuinen hebben de bestemming Tuin gekregen. Als gevolg van de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2003 kan echter in de achtertuin bouwvergunningvrij gebouwd worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten Het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toelaatbaar, mits: a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en aanbouwen, met een maximum van 50 m²; c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Juridische planbeschrijving
31
Maatschappelijke doeleinden, Recreatieve doeleinden, Agrarische doeleinden Het gemeentehuis is bestemd tot Maatschappelijke doeleinden, de sportacademie tot Recreatieve doeleinden en het hoveniersbedrijf tot Agrarische doeleinden. Er zijn specifieke subbestemmingen opgenomen. Ter plaatse van de sportacademie en het hoveniersbedrijf is een maximaal bebouwingspercentage op de kaart aangegeven. Dit geeft aan hoeveel van het bouwvlak met gebouwen en overkappingen mag worden bebouwd. Gronden waarop geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan, zijn voorzien van de nadere aanwijzing (z). Bij het gemeentehuis en bij de sportacademie is een dienstwoning toegestaan. Bij het hoveniersbedrijf is in ondergeschikte mate de teelt van siergewassen en de verkoop van siergewassen en tuinbenodigdheden toegestaan. Verkoop aan particulieren is derhalve toegestaan, maar dit mag slechts incidenteel en in beperkte mate plaatsvinden. Het is niet de bedoeling dat een zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat. Omzetgegevens, de vorm van de bedrijfsvoering, de omvang van het assortiment en de wijze waarop het bedrijf zich naar de buitenwereld presenteert, kunnen van belang zijn bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ondergeschiktheid. Verkeersdoeleinden, Groenvoorzieningen en Water De openbare wegen (met bijbehorende voorzieningen) in plangebied zijn bestemd tot Verkeersdoeleinden. De wegen (met bijbehorende voorzieningen) naar Nauwelaerts, het gemeentehuis en het Laantje van Buytentwist zijn voorzien van de subbestemming Vvg (verblijfsgebied). Een enkele groenstrook is bestemd tot Groenvoorzieningen. Overige openbare groenvoorzieningen zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeersdoeleinden. Waterpartijen zijn bestemd tot Water. Archeologisch waardevol gebied Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden, is voor het hele plangebied de medebestemming Archeologisch waardevol gebied opgenomen. Voor diverse werken en werkzaamheden geldt een aanlegvergunningplicht. Bij het verzoek om aanlegvergunning moet de aanvrager een rapport met de resultaten van archeologisch onderzoek overleggen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Juridische planbeschrijving
32
blanco pagina
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
6. Handhaving
43
Ingevolge de planvoorschriften is het handelen in strijd met de bestemmingen verboden. Door in het kader van het ontwerpen van het plan tijdig te overleggen met de gebruikers van het gebied, is ernaar gestreefd een bestemmingsplan te ontwerpen dat, in verband met de aan het onderhavige gebied toegekende waarden van (inter)nationale betekenis, voldoende ruimte biedt aan de gebruikers en bewoners. Indien zich strijdige en ongewenste ontwikkelingen of activiteiten voordoen, staat ten behoeve van de handhaving van het verbod in de Algemene wet bestuursrecht een aantal bevoegdheden ter bevordering van de naleving van de planvoorschriften ter beschikking. Bij het toepassen van deze bevoegdheden tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom, wordt gebruikgemaakt van een opgesteld draaiboek. De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door de taakgroep Bouwen woningtoezicht en de taakgroep Milieu. Nadat een feit is geconstateerd zal ingevolge het draaiboek, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder worden benaderd om aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van het staken en het opheffen van de strijdigheid. Indien deze strijdigheid niet wordt beëindigd, zal aan het dagelijks bestuur van de gemeente worden voorgelegd met het middel bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met het bestemmingsplan. Daartoe zal aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing worden verzonden waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in de waarschuwing vermeld welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten van deze handhaving wordt verhaald op de overtreder.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Handhaving
34
blanco pagina
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
7. Uitvoerbaarheid
45
7.1. Economische uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard, nieuwe ontwikkelingen van enige omvang worden niet voorzien. De economische uitvoerbaarheid is hierdoor niet in het geding.
7.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid In het kader van de inspraakprocedure over het voorontwerpbestemmingsplan Lindenheuvel heeft dit gedurende een periode van 4 weken in het gemeentehuis ter inzage gelegen. Daarbij is aan de inwoners van Bloemendaal en andere belanghebbenden de gelegenheid geboden om schriftelijk een reactie op het voorontwerpplan te geven. Voorts is op 17 juni 2003 een informatie- en inspraakbijeenkomst gehouden. Het verslag van deze bijeenkomst is als bijlage 2 bij dit plan gevoegd. Tijdens de periode van tervisielegging is door de volgende personen en organisaties een schriftelijke reactie ingediend: 1. Jan A. Hart, Ter Hoffsteedeweg 2, 2051 ER Overveen (d.d. 15 juli 2003); 2. L. Captein en T. Captein, namens Hoveniersbedrijf "Azalea", Spaarndammerdijk 13, 2064 KL Spaarndam; 3. L. Kop, namens bestuur stichting De Beek, Busken Huetlaan 6, 2061 EA Bloemendaal; 4. Eric van Brakel, namens Stichting Duinbehoud, Brederodelaan 39, 2061 KG Bloemendaal; 5. B.M.E. Diepeveen, Bloemendaalseweg 185, 2051 GA Bloemendaal'; 6. C. Dirkse-Broers, Ruysdaelweg 8, 2051 EM Overveen; 7. C. Gulickx, namens Vereniging Behoud Natuurgebied Lindenheuvel, Militairenweg 12, 2051 EV Overveen; 8. J. Negenborn, Parkweg 7, 2061 BM Overveen; 9. Pim de Nobel, namens Vogelwerkgroep Zuid-Kennemerland, Zijlweg 115 4, 2013 DE Haarlem; 10. Ch.Y.M. Moons, Wieringa Advocaten, Herengracht 425-429, 1017 BR Amsterdam, namens L.H. Prins, Ter Hoffsteedeweg 3, 2051 EN Overveen en de besloten vennootschap Exploitatie Maatschappij Landgoed Lindenheuvel B.V. gevestigd in Overveen. De schriftelijke reacties zijn hierna samengevat en van een commentaar voorzien. 1. Jan A. Hart, Ter Hoffsteedeweg 2, 2051 ER Overveen
a.
b.
a.
b.
Reactie Buurtbewoners vrezen dat het voorontwerpbestemmingsplan Lindenheuvel ertoe leidt dat in de toekomst extra bebouwing bij het gemeentehuis mogelijk is. Wat betrokkene zelf betreft zou zijn huis in de toekomst nog meer omringd worden door kantoorpanden. Het woongenot wordt beknot door een aantal glasbakken die vooral als algemene stortplaats worden gebruikt. Dit brengt veel overlast met zich mee. Commentaar Het gemeentebestuur heeft niet langer plannen om het gemeentehuis uit te breiden. De wijzigingsbevoegdheid die in het voorontwerpbestemmingsplan was opgenomen (artikel 9), vervalt. Het bestemmingsplan bevat geen regeling voor het plaatsen van glasbakken. Deze voorzieningen behoren in het kader van de Woningwet tot de zogenaamde vergunningvrije bouwwerken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
36
2. L. Captein en T. Captein, namens Hoveniersbedrijf "Azalea", Spaarndammerdijk 13, 2064 KL Spaarndam
a.
b. c.
d.
e. f. g.
a.
b. c.
d.
e.
f. g.
2)
Reactie Op de bestemmingsplankaart zijn zonder toestemming de kadastrale grenzen van het bedrijf aan de Bloemendaalseweg185, t.w. de nummers 1358, 2073 en 1858 gewijzigd. Hiermee stemmen betrokkenen niet in. Bezwaar bestaat tegen het feit dat de ambtswoning al in ingetekend, terwijl er nog geen bouwtekeningen bekend zijn. Dit is verwarrend. Op de locatie voor de ambtswoning bevindt zich een natuurlijke wel. Als deze wordt gedempt heeft dit verstrekkende gevolgen voor de waterhuishouding van het omliggende terrein, met name voor de planten en de gebouwen. Het bebouwingspercentage van 20% moet worden gewijzigd in 30% overeenkomstig de huidige situatie. Om aan de arbo-eisen te voldoen zijn verschillende aanpassingen aan de gebouwen nodig. Dit kost ruimte. Bezwaar bestaat tegen de bestemming Ah(z) voor perceel 1358. Hier is al sinds 1952 bebouwing aanwezig. Bezwaar bestaat tegen de bestemming Ah(z) voor perceel 1858. Hier is ook bebouwing aanwezig. Bezwaar bestaat tegen het ontbreken van de mogelijkheid voor een bedrijfswoning. Deze is nodig voor een goede bedrijfsvoering en als inbraakpreventie. Commentaar Op de ondergrond van de bestemmingsplankaart zijn de meest recente kadastrale gegevens vermeld waarover de gemeente beschikte bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. In een aantal situaties vallen de kadastrale grenzen samen met bestemmingsgrenzen of grenzen van bouwvlakken, maar dit is niet altijd het geval. Het bouwvlak voor het hoveniersbedrijf ligt bijvoorbeeld gedeeltelijk op het kadastrale perceel 2073 en gedeeltelijk op het kadastrale perceel 1858. Wellicht veronderstellen betrokkenen dat bestemmings- en bouwvlakgrenzen altijd samenvallen met kadastrale grenzen. Op grond van een nadere afweging is besloten om de mogelijkheid voor de bouw van een ambtswoning te laten vervallen. De gronden ter plaatse van de aanvankelijk geprojecteerde ambtswoning worden in het ontwerpbestemmingsplan bestemd tot Tuin. Deze bestemming levert geen belemmering op voor de wel. Het bebouwingspercentage geeft aan welk deel van het totale bouwvlak mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. De oppervlakte van het bouwvlak bedraagt circa 690 m². Binnen het bouwvlak is op de ondergrond van de bestemmingsplankaart bijna 70 m² bebouwing aangegeven. Ongeveer 10% van het bouwvlak is nu dus bebouwd. In het plan is een uitbreidingsmogelijkheid opgenomen tot maximaal 20%. De omvang van de bebouwing kan op grond van de voorgaande cijfers vrijwel worden verdubbeld. In verband met het relatief open karakter van het gebied is een verdere toename van de bedrijfsbe2) bouwing niet wenselijk . Het gebouw Bloemendaalseweg 185a ligt binnen het bouwvlak van het hoveniersbedrijf. Er zijn op het kadastrale perceel 1358 geen andere gebouwen of overkappingen aanwezig. Het perceel grenst voor een belangrijk deel aan het groene gebied aan de oostzijde van de Bloemendaalseweg. Wij achten het wenselijk dat het gedeelte van dit perceel buiten het bouwvlak onbebouwd blijft. De nadere aanwijzing (z) is dan ook terecht aangegeven. Niet aannemelijk is dat het gebouwtje langs het pad Buytentwist in de planperiode zal worden geamoveerd. In verband daarmee wordt ter plaatse een bouwvlak aangegeven. De gronden waarop het hoveniersbedrijf is gevestigd, zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd tot Bos. Betrokkene kon bij aankoop of vestiging op deze locatie op de hoogte zijn van de beperkte (bouw)mogelijkheden. Deze ligt buiten de bebouwingscontour die in het geldende streekplan is aangegeven. Het gemeentebestuur ziet in deze situatie geen aanleiding om de bouw van een bedrijfswoning mogelijk te maken.
Op grond van een nadere afweging, heeft de raad bij de vaststelling dit planonderdeel nog enigszins aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
37
3. L. Kop, namens bestuur stichting De Beek, Busken Huetlaan 6, 2061 EA Bloemendaal
a.
b.
c.
d.
a. b.
c.
d.
Reactie Ambtswoning: betrokkene wil te zijner tijd kennisnemen van de bouwplannen voor een ambtswoning. Opgemerkt wordt dat eind zeventiger jaren een bouwaanvraag van de zijde van betrokkene voor een dienstwoning tegenover de geprojecteerde ambtswoning, op het terrein van De Beek, werd afgewezen. Pad Buytentwist: het wordt betreurd dat het pad Buytentwist, voorzover eigendom van de gemeente Bloemendaal, is geasfalteerd. Het landschappelijke karakter is hierdoor aangetast en het verkeer neemt toe. De verkeersveiligheid is nog niet voldoende opgelost. Verzocht wordt om een verkeersbord te plaatsen. Betrokkene zou ook graag een beperking in grootte en gewicht voor vrachtwagens zien. Hoveniersbedrijf "Azalea": het bedrijf mag niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd door het nieuwe bestemmingsplan. Er zijn wel zorgen over de geleidelijke overgang van het hoveniersbedrijf naar tuincentrum met een toenemende verkeers- en parkeerdruk. Ook vraagt betrokkene zich af of de milieunormen voor opslag, compostering, stank- en geluidsoverlast worden gehandhaafd. Vooral het machinaal verwerken van snoeiafval en dergelijke zorgt voor aanzienlijke hinder. Lindenheuvel: de realiteit van de gegroeide situatie moet worden ingezien. Van een restauratie op basis van het oorspronkelijke ontwerp kan nauwelijks meer sprake zijn. Een verantwoorde bebouwing, waar lang bebouwing aanwezig was of nog is en gespreid langs de buitengrens, biedt een draagvlak aan potentiële eigenaren om het landgoed in goede staat te brengen en te onderhouden. Uitbreiding van het gemeentehuis moet niet in de richting gaan van het oorspronkelijke hoofdhuis van Lindenheuvel. Deze plaats leent zich goed voor een niet te groot appartementencomplex in het luxere segment. Hieraan bestaat een grote behoefte. Commentaar In het ontwerpbestemmingsplan is niet langer de mogelijkheid opgenomen om een ambtswoning te bouwen. Het pad is een aantal jaren geleden geasfalteerd. Het betreft een bestaande situatie, die losstaat van het bestemmingsplan. Ook het treffen van verkeersmaatregelen wordt niet via het bestemmingsplan geregeld. Overigens worden verkeersmaatregelen niet voorgestaan. In juridische zin is de weg niet openbaar. Het is geenszins de bedoeling om het hoveniersbedrijf te belemmeren in de bedrijfsvoering. Dit betekent echter niet dat het bedrijf zonder meer kan doen en laten wat het zelf goed acht. Net als voor andere bedrijven gelden voor het bedrijf vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en het voorkomen van hinder voor de omgeving regels ten aanzien van de omvang van de bebouwing en de aard van de bedrijfsvoering. In de doeleindenomschrijving van de subbestemming "hoveniersbedrijf" is aangegeven dat in ondergeschikte mate de verkoop van siergewassen en tuinbenodigdheden is toegestaan. In de toelichting zal dit nader worden omschreven. Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk dat dit bedrijf uitgroeit tot een volwaardig tuincentrum. Het gemeentebestuur staat voor het landgoed Lindenheuvel een consoliderend beleid voor. Er zal dan ook geen medewerking worden verleend aan het realiseren van een appartementencomplex, ook al is daar volgens betrokkene een grote behoefte aan. Het landgoed ligt bovendien buiten de bebouwingscontour die is aangegeven in het streekplan. Uitbreiding van het gemeentehuis wordt door de gemeente niet langer geambieerd. De mogelijkheid daartoe wordt niet langer in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.
4. Eric van Brakel, namens Stichting Duinbehoud, Brederodelaan 39, 2061 KG Bloemendaal Reactie Waardering bestaat voor de conserverende benadering. Door middel van de zienswijze tracht de stichting een bijdrage te leveren aan de instandhouding van dit deel van Bloemendaal. a. Aanduiding plangebied: vrijwel het gehele plangebied bevindt zich in het landschap van de jonge duinen. Een klein deel ten oosten van de Bloemendaalseweg ligt aan de voet van de buitenste duinenrij. De ligging "tegen de binnenduinrand" verdient een nadere uitwerking.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
b.
c.
d. e.
38
Hydrologie: de jonge duinen eindigen in het plangebied abrupt door middel van een duinsteilrand naar het oude duinlandschap. Dergelijke omstandigheden staan garant voor kwel en bijzondere ecologische waarden. In het voorontwerp zijn mogelijkheden opgenomen voor uitbreiding van het bouwvolume. Voor een ambtswoning zou een minder kwetsbare locatie buiten het plangebied kunnen worden gezocht. Een onderbouwing door middel van hydrologisch en ecologisch onderzoek op grond waarvan uitbreiding in de kwelzone wenselijk wordt geacht, wordt gemist. Cultuurhistorie: de cultuurhistorische betekenis van het plangebied rechtvaardigt een compleet overzicht van de waardevolle elementen en een samenhangende context op grond waarvan deze kwaliteiten kunnen worden geconserveerd. Enkele aspecten die het meest in het oog springen zijn: 1. Landgoed Lindenheuvel: naast de kwaliteit als natuurgebied vormt Lindenheuvel ook een cultuurhistorische eenheid als landgoed. In het bestemmingsplan dienen nog ontbrekende historische elementen te worden opgenomen. Padenstelsel, en (bij)gebouwen dienen op de plankaart tot uiting te komen, alsmede het vermaarde uitzichtpunt vanaf de hoge duintop. 2. Samenhang Lindenheuvel/De Beek: vanuit landschappelijk, cultuurhistorisch en ecologisch oogpunt is de samenhang tussen Lindenheuvel en De Beek uiterst waardevol. Het is wenselijk deze samenhang in het bestemmingsplan te waarborgen en een koppeling te maken met het aangrenzende bestemmingsplan waarin De Beek is opgenomen. 3. Kwelgebied: aan de oostzijde van het plangebied. Onderzoek zou behoren uit te wijzen in hoeverre hier uitbreidingsmogelijkheden kunnen plaatsvinden. Uitbreiding gemeentehuis: de mogelijkheid van een aanzienlijke uitbreiding lijkt vanuit landschappelijk oogpunt minder verstandig. Handhaving: de bestemmingen zijn onvoldoende duidelijk gedefinieerd. Met name is de status van de op het Landgoed Lindenheuvel aangegeven bebouwingseenheden en de mogelijkheden die het bestemmingsplan hiervoor biedt ondoorzichtig. Verzocht wordt om een nadere toelichting.
Commentaar De toelichting wordt op dit punt verduidelijkt. Het optreden van de schone kwel wordt beschreven in de waterparagraaf in hoofdstuk 3. Van de uitbreiding van de ambtswoning en de uitbreiding van het gemeentehuis wordt afgezien. c1. Lindenheuvel: op de cultuurhistorische betekenis van het landgoed Lindenheuvel wordt beknopt ingegaan in de beschrijving van het landschap in hoofdstuk 3 en de beleidsvisie in hoofdstuk 4. De toelichting zal echter worden uitgebreid met een afzonderlijke paragraaf cultuurhistorie. Het behoud, herstel en beheer van de cultuurhistorische waarden op het landgoed Lindenheuvel is ook tot uitdrukking gebracht in de doeleindenomschrijving van de bestemming "Doeleinden van Natuur, Landschap en Landgoederen (NL)" die aan Lindenheuvel is toegekend. Het is niet noodzakelijk om cultuurhistorische elementen zoals het padenstelsel afzonderlijk op de plankaart aan te geven. Het aanlegvergunningenstelsel biedt voldoende garantie voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarden. Een kaartje met onder andere de door de gemeente geïnventariseerde paden zal aan de toelichting worden toegevoegd. c2. De Beek maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Buytentwist. Het plangebied van dit bestemmingsplan heeft een ander karakter dan het plangebied dat is opgenomen in het bestemmingsplan Lindenheuvel. Hoewel er zeker overeenkomsten zijn tussen het landgoed Lindenheuvel en De Beek is er destijds toch voor gekozen beide gebieden in verschillende bestemmingsplannen op te nemen. c3. De mogelijkheid voor de bouw van de ambtswoning is komen te vervallen. d. De mogelijkheden voor uitbreiding van het gemeentehuis zijn komen te vervallen. e. De juridische planbeschrijving van de bestemming "Doeleinden van Natuur, Landschap en Landgoederen (NL)" wordt aangevuld. a. b.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
39
5. B.M.E. Diepeveen, Bloemendaalseweg 185, 2051 GA Bloemendaal Reactie Betrokkene verzoekt de bestemmingslegging op de percelen 1857 en 2074 aan te passen aan de bestaande situatie. De gronden aan de noordzijde van de woning hebben de bestemming "Erf (EII)". Aan deze zijde ligt echter de voordeur, zodat het vrijwel onmogelijk is hier een garage te plaatsen. Verzocht wordt de bestemming EII te verwisselen met de bestemming "Tuin (T)" aan de zuidzijde van de woning. Commentaar Aan het verzoek van betrokkene zal worden tegemoetgekomen. 6. C. Dirkse-Broers, Ruysdaelweg 8, 2051 EM Overveen Reactie De suggestie wordt gedaan om een nieuw gemeentehuis te bouwen aan de Brouwerskolkweg 2. Op die locatie is voldoende ruimte aanwezig. Een deel van het gemeentehuis zou kunnen worden verbouwd als appartement, dat als ambtswoning dienst kan doen. Het overige deel van het gemeentehuis kan worden gebruikt voor representatie en het houden van vergaderingen. Commentaar De uitbreiding van het gemeentehuis aan de Bloemendaalseweg wordt niet langer door het gemeentebestuur voorgestaan. Wel is het de bedoeling om de huidige functie als gemeentehuis te handhaven. Er is dan geen mogelijkheid om een deel te gebruiken als ambtswoning. 7. C. Gulickx, namens Vereniging Behoud Natuurgebied Lindenheuvel, Militairenweg 12, 2051 EV Overveen Reactie De vereniging heeft na het lezen van het voorontwerpbestemmingsplan een uitgebreide vragenlijst opgesteld. Deze vragenlijst is onderstaand samengevat. Daarbij is vooral ingegaan op de onderwerpen die relevant zijn in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan. Door de samenvatting correspondeert de onderstaande nummering niet geheel met de nummering van de ingediende vragenlijst. 1. Het lezen van het bestemmingsplan roept veel vragen op. De hoofdoorzaak hiervan is de onduidelijkheid in de regelgeving en de formulering van de definities. 2. De vereniging wil graag de inventarislijst zien van de aanwezige relicten, gebouwen en bijgebouwen, bestrating en dergelijke, kortom alles wat er op het landgoed aanwezig is. 3. De vereniging vraagt waarom er in paragraaf 1.3. niet staat dat uitsluitend door middel van vergunningen kleine gebouwtjes kunnen worden gebouwd ten behoeve van beheer. 4. Vervolgens wordt gevraagd wat de bestemming "eens"gezinshuis betekent. 5. Wordt met de overige woonpercelen ook het landgoed bedoeld of alleen de gebieden buiten het landgoed? 6. Ingevolge de Natuurbeschermingswet is voor een aantal activiteiten een vergunningenstelsel opgenomen. De vereniging vraagt zich af of dit uitsluitend betrekking heeft op de in het beleidsplan genoemde vergunningen en activiteiten. Hoe wordt dit gecontroleerd? 7. De vereniging vraagt zich voorts af hoe de bescherming van de extra beschermde soorten uit de Flora- en faunawet is of wordt geregeld. 8. Betrokkene verzoekt om een overzicht van de vergunningvrije bouwwerken. 9. In de toelichting op het bestemmingsplan staat aangegeven dat voor vrijwel alle vergunningvrije bouwwerken voorwaarden gelden. De vereniging vraagt waarom "vrijwel" niet kan vervallen. 10. De portierswoning heeft al een uitbouw, kan hier nog meer vergunningvrij worden gebouwd? 11. Over het Streekplan Kennemerland 1998 en het ontwerpStreekplan Noord-Holland Zuid worden vragen gesteld in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landgoed en de status van het Landgoed Lindenheuvel. Naar aanleiding van het provinciaal Milieubeleidsplan vraagt de vereniging hoe het zit met de riolering. 12. Waarom staat Lindenheuvel niet bij de inventaris van de landgoederen binnen de gemeente?
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
40
13. De beschrijving van het landschap roept bij de vereniging eveneens een aantal vragen op, onder andere met betrekking tot de tennisbaan en koepel, waterput annex uitkijkpunt, de oranjerie en het landhuis. 14. De tekst over de regionale ecologische samenhang is onbegrijpelijk, gelet op het 2 m hoge hek dat het vrije verkeer van reeën onmogelijk maakt. 15. De discussie met de vereniging over de paden en verlichting is genoegzaam bekend. De vraag is of dit zomaar kan. 16. Gevraagd wordt wat er met de nieuwe zandheuvel gebeurt. 17. Gevraagd wordt waar de plannen voor de ambtswoning en de uitbreiding van het gemeentehuis vandaan komen. Heeft de gemeenteraad hierover al besluiten genomen? 18. Naar aanleiding van het onderdeel van de verkeersparagraaf over de ontsluiting van het plangebied vraagt de vereniging hoe Lindenheuvel wordt ontsloten. 19. De vereniging wil graag worden geïnformeerd over wat planologisch relevante leidingen zijn. Waar liggen de leidingen voor de nutsvoorzieningen en waar staat het transformatorhuisje? 20. De weergave van de beleidsvisie op Lindenheuvel is te vaag. 21. De juridische planbeschrijving moet duidelijker. 22. Het is de vereniging niet duidelijk wat de doeleindenomschrijving is. Bij artikel 12 en 13 wordt uitgegaan van de op de kaart staande gegevens, wat gebeurt er met niet op de kaart staande gegevens? De relatie van "vergunningplichtige" tot "andere bouwwerken" staat niet aangegeven. De vereniging vraagt voorts naar het verschil tussen artikel 12 (Natuur, Landschap en Landgoederen (NL) en artikel 13 (Natuur en Landschap (N)). 23. Wanneer en hoe is de tennisbaan door een subbestemming positief bestemd? Is dit inclusief de theekoepel? 24. Schuilgelegenheden kunnen uitgroeien tot (minimaal) een woning. De omschrijvingen moeten nauwkeurig zijn. 25. Wie is de landschapsdeskundige? 26. Gevraagd wordt naar het onderhoudsplan. 27. Gevraagd wordt om een definitie van privé-tuin, tuin en erf. 28. Hoe is de maximale hoogte van het hoofdgebouw totstandgekomen en hoe verhoudt zich dit tot eerdere vermeldingen? 29. Is de vrijstelling voor het realiseren van een extra woning een nieuwe formulering voor splitsing van de woning. Waarom staat dit in de Juridische planbeschrijving onder de bestemming Woondoeleinden aangegeven? 30. Geldt de regeling voor het zwembad en de tennisbanen voor alle woningen in het plangebied? 31. De vereniging vraagt om de nota "Landgoederen" ter beschikking te krijgen. 32. In artikel 1 (Begripsbepalingen) wordt een omschrijving gemist van een aantal begrippen zoals privé-tuin en erf. 33. Wat is de inhoud van het hoofdgebouw? Kunnen er verschillende soorten terreinafscheidingen worden aangelegd en kunnen bij de tennisbaan lichtmasten worden opgericht met een hoogte van 9 m? Wat zijn overige bouwwerken met een maximale hoogte van 3 m? 34. De vereniging weet niet hoe zij artikel 10 en artikel 11 moeten uitleggen. 35. Gevraagd wordt wat normaal onderhoud en beheer is. Hoe worden controles uitgevoerd en wat is de kwalificatie van een deskundige inzake natuur en landschap. 36. Naar aanleiding van artikel 14 (Woondoeleinden (W) vraagt de vereniging of er nog splitsing van een hoofdgebouw kan plaats vinden. Is het landgoed een uniek geheel of zijn alle regels binnen deze bestemming van toepassing rond ieder bouwsel dan wel woning? 37. Gevraagd wordt hoe artikel 23 en 24 moeten worden uitgelegd. 38. De vereniging vraagt tenslotte naar de betekenis van de letters WIU.
1.
2.
Commentaar De definities en de regelgeving in het voorontwerpbestemmingsplan zijn gebaseerd op de algemeen gebruikelijke opzet van bestemmingsplannen. De definities hebben betrekking op de begrippen in de voorschriften die niet eenduidig zijn dan wel een specifieke betekenis hebben gekregen. Voor de niet omschreven begrippen dient aansluiting te worden gezocht bij de betekenis in het spraakgebruik. Het is niet gebruikelijk om van elk begrip in de voorschriften een omschrijving op te nemen. Naar aanleiding van de door de gemeente verrichte inventarisatie wordt in de toelichting een kaartje van het landgoed opgenomen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
3.
4.
5. 6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17. 18. 19.
20.
41
Paragraaf 1.3. geeft een beschrijving van het geldende bestemmingsplan. Er kan geen andere regeling worden beschreven dan de regeling zoals deze door de gemeenteraad is vastgesteld. Overigens is ook ingeval van vrijstelling voor een bouwvergunningplichtig bouwwerk een bouwvergunning nodig. De bestemming "Eengezinshuis, villa (EV) in het geldende bestemmingsplan betekent dat de gronden zijn bestemd voor de bouw van een eengezinshuis of villa met de daarbij behorende bijgebouwen, andere bouwwerken en erven. Er is in het vigerende bestemmingsplan geen begripsomschrijving van eengezinshuis opgenomen. Met de overige woonpercelen worden de woonpercelen buiten het landgoed bedoeld. De activiteiten die vanwege de Natuurbeschermingswet aan een vergunningenstelsel zijn gebonden zijn in die wet omschreven. Deze activiteiten hoeven niet overeen te komen met de werkzaamheden die op basis van het bestemmingsplan vergunningplichtig zijn. De controle van vergunningplichtige werken op basis van de Natuurbeschermingswet berust bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselvoorziening. De bescherming van deze soorten wordt in de Flora- en faunawet geregeld. Veelal zal een ontheffing nodig zijn om werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de gunstige staat van instandhouding van de betreffende te beschermen soorten te kunnen uitvoeren. De vergunningvrije bouwwerken staan vermeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-vergunningplichtige bouwwerken. Te raadplegen op http://wetten.overheid.nl. Over de vergunningvrije bouwwerken is door het Ministerie van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu ook een publieksfolder uitgebracht, waarin deze bouwwerken zijn beschreven. Deze folder is onder andere op het ministerie te verkrijgen. Er zijn vergunningvrije typen bouwwerken, zoals straatmeubilair, die zonder nadere voorwaarden mogen worden opgericht. Het woord "vrijwel" in de door betrokkene aangehaalde passage kan dus niet vervallen. In principe is het mogelijk om bij de portierswoning vergunningvrije bouwwerken op te richten. In hoeverre dit daadwerkelijk het geval is, is afhankelijk van de omvang en situering van het betreffende bouwwerk. Het Streekplan Kennemerland is vervangen door het streekplan Noord-Holland Zuid, dat in februari 2003 werd vastgesteld. Het landgoed staat aangegeven als natuurgebied. De tekst van de toelichting wordt op dit onderdeel geactualiseerd. Riolering is een aspect dat voor het bestemmingsplan niet relevant is. De nota "Landgoederen" (1995) vormt een deelstudie in het kader van de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Lindenheuvel is hierin niet opgenomen, omdat dit landgoed geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan Buitengebied. De beschrijving bevat een beknopte weergave van de landschappelijke aspecten. De intentie is niet om een uitputtend beeld te schetsen van alle landschappelijke elementen in het plangebied. Uit de beschrijving van de regionale ecologische samenhang komt naar voren dat de waarde onder andere tot uiting komt in de aanwezigheid van een groot aantal broedvogelsoorten. Deze storen zich niet aan hekwerken. Ook in de conceptaanwijzing tot beschermd natuurmonument wordt ingegaan op het belang van Lindenheuvel voor vogels. Reeën zijn minder zeldzaam dan een aantal in het gebied voorkomende vogels. Voor de paden die zijn geïnventariseerd en die betrekkelijk recent zijn verhard is geen aanlegvergunning vereist. Deze zijn op een al bestaande verharding aangelegd. Voor de lantaarnpalen is bouwvergunning verleend. De zandheuvel maakt onderdeel uit van de bestemming Doeleinden voor Natuur, Landschap en Landgoederen. De voorschriften van deze bestemming geven aan wat de mogelijkheden ten aanzien van gebruik en beheer zijn. De voorgenomen uitbreiding van het gemeentehuis is vervallen. Ook de mogelijkheid om een ambtswoning te realiseren is niet langer in het plan opgenomen. De ontsluiting van Lindenheuvel vloeit voort uit de ontsluiting van het plangebied. De vereniging is genoegzaam bekend met deze situatie. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen die door de aard van de stoffen die daardoor worden vervoerd of ten minste hun regionale functie zodanig van belang zijn, dat bij de bestemmingslegging rekening moet worden gehouden met die leidingen. Dergelijke leidingen zijn in het plangebied niet aanwezig. De gebruikelijke nutsleidingen ten behoeve van "huis"aansluitingen vallen hier niet onder. De beleidsvisie beschrijft beknopt en in hoofdlijnen de visie van het gemeentebestuur op het landgoed.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
42
21. De juridische planbeschrijving wordt op een aantal onderdelen aangevuld. 22. Iedere bestemming begint met een omschrijving van de doeleinden, waarvoor de gronden waarop de bestemming betrekking heeft, mag worden gebruikt. De doeleindenomschrijving geeft dus als het ware de functie van de gronden aan. Wanneer voor een deel van de gronden binnen een bestemming een verbijzondering van de functie of bouwmogelijkheden wenselijk is, worden deze gronden veelal door middel van een aanduiding op de plankaart bepaald. Andere bouwwerken zijn bouwwerken die geen gebouw zijn. Ook deze "andere bouwwerken" kunnen bouwvergunningplichtig zijn. Bouwvergunningplichtige bouwwerken moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het verschil tussen artikel 12 (thans 11) en artikel 13 (thans 12) is dat de gronden met de bestemming NL zijn bestemd voor het landgoed en in samenhang daarmee voor de bescherming van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en de gronden met de bestemming N uitsluitend voor de bescherming van de natuur- en landschapswaarden. Binnen de laatstgenoemde bestemming is dus geen landgoed toegestaan. 23. De tennisbaan betreft een al jaren bestaande voorziening op het landgoed. Ook elders in Bloemendaal worden op grote percelen (onder voorwaarden) tennisbanen toegestaan. Het is niet de bedoeling van het gemeentebestuur om op te treden tegen de tennisbaan. De theekoepel bij de tennisbaan, in een andere reactie aangeduid als prieel, is positief bestemd. 24. De voorschriften gaan het uitgroeien van de schuilgelegenheden tot (minimaal) een woning in voldoende mate tegen. 25. De landschapsdeskundige is omschreven in artikel 1. Dit is een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur, landschap en cultuurhistorie. 26. Het bestemmingsplan heeft geen relatie met het onderhoudsplan. 27. Een omschrijving van privé-tuin is niet noodzakelijk, het bestemmingsplan regelt geen eigendomsverhoudingen. De betekenis van tuin en erf komt voldoende tot uitdrukking de betreffende bestemming. 28. De maximale hoogte van het hoofdgebouw is afgeleid van het geldende bestemmingsplan, dat een maximale goothoogte van 9,5 m aangeeft. In het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan worden uitsluitend "hele" maten gehanteerd. 29. De vrijstelling voor het realiseren van een extra woning is gebaseerd op het huidige in de gemeente geldende beleid. De vrijstellingsmogelijkheid staat vermeld onder de bestemming Woondoeleinden, omdat de vrijstelling op deze bestemming betrekking heeft. 30. De regeling voor het zwembad en de tennisbanen geldt voor de bij een woning behorende gronden met de bestemming Erf, mits wordt voldaan aan de voorwaarden in de vrijstellingsbevoegdheid. 31. De Nota Landgoederen kan in het gemeentehuis worden ingezien. Indien gewenst kan daar een kopie worden verkregen. 32. Hiervoor wordt verwezen naar het gestelde onder 23. 33. In artikel 2 is beschreven hoe de inhoud van een gebouw wordt bepaald. Er kunnen in het plangebied verschillende soorten terreinafscheidingen worden opgericht. Binnen de bestemming NL zal echter een regeling worden opgenomen, op grond waarvan terreinafscheidingen die hoger zijn dan 1 meter alleen zijn toegestaan langs de randen van het landgoed. De mogelijkheid blijft echter bestaan om vergunningvrij terreinafscheidingen op te richten van 1 m of lager. Het bestemmingsplan kan hierin niet regelend optreden. Ter plaatse van de "tuinderij" zijn echter wel tuinmuren toegestaan tot ten hoogste 2 m. Deze passen bij het karakter van dit deel van het landgoed. Volgens de regeling in het voorontwerpbestemmingsplan mogen bij de tennisbaan lichtmasten tot 9 m hoogte worden opgericht. Voor de tennisbaan (en ook voor de overige delen van het landgoed) is deze hoogte vrij fors. De lichtmasten moeten zeker niet hoger zijn dan de bomen op het landgoed. Daarnaast moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat de straling van de lichtmasten boven het bos uitkomt. In verband daarmee wordt de hoogte van de lichtmasten op het landgoed beperkt tot maximaal 7 m. De overige (andere) bouwwerken die in artikel 5 lid 4 zijn aangegeven zijn bouwwerken die geen gebouw zijn en die geen van de andere in dit artikellid genoemde bouwwerken betreffen. Dit kan bijvoorbeeld een volière zijn of een ander dierenverblijf (mits dit geen gebouw is). 34. Artikel 10 (thans 9) geeft de procedure aan die moet worden gevolgd bij het toepassen van een vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid. In artikel 11 (thans 10) wordt aangegeven voor
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
35. 36.
37.
38.
43
welke werkzaamheden bij een aantal bestemmingen een aanlegvergunning nodig is en onder welke voorwaarden de werkzaamheden toelaatbaar zijn. Hiervoor wordt verwezen naar het gestelde onder 22. De betreffende regeling maakt splitsing van een hoofdgebouw met de bestemming Woon3) doeleinden mogelijk . Het landhuis op Lindenheuvel heeft een andere bestemming. Splitsing van dit hoofdgebouw is niet toegestaan. Artikel 23 (thans 22) en 24 (thans 23) zijn gebruikelijke bepalingen die in ieder bestemmingsplan worden opgenomen. Artikel 22 regelt het strijdige gebruik van gronden en bouwwerken. Artikel 23 regelt het gebruik van gronden en bouwwerken dat al plaatsvindt op het moment dat het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, maar niet in overeenstemming is met de bestemming die in het plan aan de gronden en gebouwen is toegekend (overgangsrecht). De betreffende letters worden van de plankaart verwijderd.
8. J. Negenborn, Parkweg 7, 2061 BM Overveen
a.
b. c.
d.
e.
f.
g. h.
i. j.
3)
Reactie De ontwikkelingen in de afgelopen jaren doen afbreuk aan de waarden van het landgoed Lindenheuvel. Het bestemmingsplan dient deze situatie niet te legitimeren. Het betreft de verharding van wegen en paden, de aanleg van verlichting, kabels en leidingen en transformatorhuis met parkeerplaats. De tennisbaan wordt bestemd, deze is zonder toestemming van burgemeester en wethouders aangelegd. De huidige waarden worden in het plan zeer summier beschreven. Niet duidelijk is wat onder behoud, herstel en beheer van de waarden moet worden verstaan. Het voorontwerpplan maakt ten onrechte de bouw van een veel groter hoofdgebouw mogelijk dan het vigerende plan. Het eerstgenoemde plan geeft geen maximale inhoud weer. Daarnaast is er onduidelijkheid over de betekenis van 1 woning. De vraag is of het hoofdgebouw kan worden gesplitst in vele appartementen. De betekenis van de aanduidingen op de kaart binnen de bestemming NL is onduidelijk. Niet alle paden en wegen zijn opgenomen (langs de terecht niet opgenomen duinboerderij), vele bouwsels en ruïnes staan nog op de kaart en vage aanduidingen geven een niet meer kloppende grens tussen open ruimten en bos. Kunnen beschrijvingen ten behoeve van de aanwijzing tot beschermd natuurmonument worden gebruikt om de huidige waarden te onderbouwen? Er moet worden vermeld dat voor het landgoed als beschermd monument een beheersplan moet worden gemaakt. Kan het gemeentebestuur bevorderen dat Lindenheuvel inderdaad onder de Natuurbeschermingswet wordt gebracht? De cultuurhistorische waarden worden te summier beschreven. Niet duidelijk is hoe de cultuurhistorie zich verhoudt tot de ecologie. Dit is van belang voor de verhouding tussen parkbos en overig bos, verharding van paden, bouwsels en dergelijke. Kan hierop een aanvulling worden gemaakt? Geen vermelding wordt gemaakt van het hek als barrière in de ecologische verbanden met de omgevingen en de versnipperde werking van de inmiddels verharde paden. In de beleidsvisie wordt gesuggereerd dat herinrichting kan plaatsvinden en een nieuwe tuin- en parkinrichting gemaakt kan worden. Hoe verhoudt dit zich tot de aanwijzing als beschermd monument en hoe worden de ecologische waarden veiliggesteld? Aanlegvoorschriften: waarom worden de aanlegvoorschriften niet gehandhaafd? Wanneer paden niet op de kaart staan kan niet worden toegezien op veranderingen. Het is niet acceptabel dat alle bouwsels binnen het vlak met bestemming NL kunnen worden herbouwd. Herbouw wordt gebruikt om aparte wooneenheden te scheppen. Uitbreiding en splitsing van het hoofdgebouw moet worden voorkomen. De voorzieningen voor schuilgelegenheden, prieeltjes en materiaalbergingen zijn in de huidige tijd afdoende. Niet duidelijk is waarom de bouwhoogte nu 5 m mag bedragen, terwijl dit in het vigerende plan maximaal 3 m was. De eenheid van het landgoed mag voorts niet worden aangetast door hekken binnen het terrein. Deze zijn schadelijk voor de fauna. Alleen een hek aan de buitenzijde is acceptabel. Door middel van de voorschriften moet worden gestimuleerd dat hekken doordringbaar zijn voor kleinere zoogdieren. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is de splitsingsvrijstelling vervallen. Geen van de woningen in het plangebied voldoet aan de minimale inhoudsmaat van de woning die de gemeente hanteert om voor splitsing in aanmerking te komen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
a.
b.
c.
d.
e.
f.
44
Commentaar Het landgoed Lindenheuvel en de eventuele ontwikkelingen daarop hebben alle aandacht van het gemeentebestuur. Door de gemeente is in juli 2003 de situatie op Lindenheuvel door de gemeente opgenomen en zijn de bouwwerken en paden op kaart vastgelegd. Naar aanleiding hiervan kan onder andere het volgende worden opgemerkt: Twee gedeelten van paden die reeds waren verhard, zijn sinds maart 2000 van een klinkerbestrating voorzien. Hiervoor is geen aanlegvergunning vereist. Langs de paden die voorzien zijn van een klinkerbestrating zijn lantaarnpalen geplaatst. Hiervoor is een lichte bouwvergunning vereist. Deze was op dat moment nog niet aangevraagd. Inmiddels is de bouwvergunning verleend. Voor het aanleggen van elektriciteitskabels was een aanlegvergunning aangevraagd. Deze is verleend. Voor het plaatsen van verschillende hekwerken en poorten om het terrein is in juni 1998 bouwvergunning verleend. Aan de VROM-Inspectie Noord-West is, naar aanleiding van een brief van de Vereniging tot Behoud van Natuurgebied Lindenheuvel, toegezegd dat, waar nodig, handhavend zal worden opgetreden. Naar aanleiding van de opname door de gemeente is de eigenaar van Lindenheuvel aangeschreven om voor de vergunningplichtige werkzaamheden een vergunning aan te vragen. Voor een aantal bouwwerken, zoals de kassen, is inmiddels bouwvergunning verleend. Een beschrijving van de landschappelijke en ecologische waarden is opgenomen in hoofdstuk 3 van de toelichting. Deze geven voor het bestemmingsplan een voldoende beeld van de betreffende waarden. Bij het beoordelen van aanvragen om aanlegvergunning zal het wellicht noodzakelijk zijn een gedetailleerdere inventarisatie te maken op de specifieke locatie waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft. De beschrijving van de cultuurhistorische waarde is verweven in de beschrijving van het landschap. Er zal een afzonderlijke paragraaf worden opgenomen over cultuurhistorie. Voor het nieuwe landhuis is geruime tijd geleden bouwvergunning verleend. In verband daarmee is in het voorontwerpbestemmingsplan een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de contouren van het landhuis passen. Het bouwvlak is echter niet strak rond deze contouren getrokken, waardoor (in theorie) nog een beperkte uitbreiding mogelijk zou zijn. Gelet op de omvang van het landhuis volgens het bouwplan en de in het geldende bestemmingsplan aangegeven maximum inhoudsmaat ligt een uitbreiding niet voor de hand. In verband daarmee wordt het bouwvlak voor het landhuis op de plankaart aangepast en strak rond het gebouw getrokken. Aan artikel 1 wordt een begripsbepaling van woning opgenomen. De kaart heeft de voor bestemmingsplannen gebruikelijke opzet. Als ondergrond is de Grootschalige BasisKaart Nederland (GBKN) gebruikt, gecombineerd met de kadastrale kaart. Dit zijn de meest actuele en meest gebruikte kaarten als onderlegger voor een bestemmingsplankaart. De restanten van de chauffeurswoning en koetshuis staan ten onrechte nog op de plankaart. De ondergrond wordt aangepast. In de toelichting wordt voorts een kaartje opgenomen, waarop onder andere de door de gemeente geïnventariseerde paden zijn aangegeven. Het deel van de aanwijzing waarin de natuurwaarden worden beschreven, wordt als bijlage bij de toelichting gevoegd. Het gemeentebestuur kan niet verplichten tot het opstellen van een beheersplan voor het landgoed. Uitsluitend de eigenaar kan hiertoe beslissen. Ook indien Lindenheuvel zou worden aangewezen als beschermd natuurmonument geschiedt het opstellen van een beheersplan alleen op basis van vrijwilligheid. Het gemeentebestuur heeft in het verleden positief gereageerd op het voornemen om Lindenheuvel aan te wijzen als natuurmonument ingevolge de Natuurbeschermingswet. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid heeft echter afgezien van deze aanwijzing. Voor de stand van zaken met betrekking tot de aanwijzing als beschermd natuurmonument wordt verwezen naar de reactie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (zie hoofdstuk 8). Zoals hiervoor al is aangegeven, zal een afzonderlijke paragraaf over cultuurhistorie worden opgenomen. Tussen de belangen van cultuurhistorie en die van ecologie kunnen conflictpunten ontstaan. Wat juist is uit het oogpunt van cultuurhistorie hoeft op grond van ecologische overwegingen niet altijd gewenst te zijn. Andersom geldt hetzelfde. Op het moment dat strijdigheid tussen beide belangen ontstaat zal een afweging moeten worden gemaakt. Criteria daarbij zijn bijvoorbeeld zeldzaamheid van het object of de soort en samenhang in een groter geheel. Uitgangspunt zal altijd moeten zijn dat de betreffende waarden niet onevenredig mogen worden aangetast of de mogelijkheden voor herstel niet
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
g.
h.
i.
j.
45
onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Nauwkeurige richtlijnen, kwantitatieve criteria of afgebakende grenzen zijn hiervoor niet aan te geven, de uiteindelijke afweging wordt vooral bepaald door de kenmerken van de ingreep en de in het geding zijnde waarden. Hekken kunnen met name voor zoogdieren een barrière vormen. Op het landgoed komen zoogdieren voor als konijn, bosspitsmuis, huismuis en rosse woelmuis. Er zijn enkele waarschijnlijk bewoonde vossenholen en ook het ree komt voor. Naar verwachting zullen voorts soorten voorkomen als eekhoorn, wezel en bosmuis. Mogelijk heeft het landgoed ook betekenis voor de boommarter, waarvan een kleine populatie in Duin en Kruidberg voorkomt, enkele kilometers ten noorden van Lindenheuvel. Vooral voor ree, vos, boommarter en konijn kan/zal het hekwerk een barrière vormen. Dit kan worden opgeheven door het aanbrengen van kleine poortjes onder in het hekwerk, doch de eigenaar kan hier niet toe worden verplicht en het valt ook niet te regelen in het bestemmingsplan. Op het landgoed zijn slechts enkele paden aanwezig, die relatief weinig worden gebruikt. De verstorende werking is hierdoor beperkt. Het is wenselijk het beheer van Lindenheuvel te richten op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied. In de beleidsvisie is voorst aangegeven dat in cultuurhistorisch opzicht van de oorspronkelijke tuin- en parkaanleg relicten zijn overgebleven. Cultuurhistorische elementen kunnen in het beheer worden geïntegreerd. De gemeente zal handhavend optreden wanneer dit noodzakelijk is. Aan het bestemmingsplan wordt ook een handhavingsparagraaf toegevoegd. De gemeente is in het bezit van een inventarisatie van de paden. In de toelichting wordt een kaartje opgenomen, waarop deze paden zijn aangegeven. Het is niet de intentie van het gemeentebestuur om uitbreiding van het aantal wooneenheden toe te laten. Aan de begripsbepalingen wordt een omschrijving van woning toegevoegd. Er zal een regeling worden opgenomen die het aanbrengen van hekwerken op het terrein zelf, met uitzondering van een hekwerk rond de tennisbaan en een tuinmuur rond de "kwekerij", niet mogelijk maakt. Langs de randen van het landgoed is op grond van het bestemmingsplan wel een hekwerk toegestaan.
9. Pim de Nobel, namens Vogelwerkgroep Zuid-Kennemerland, Zijlweg 115 4, 2013 DE Haarlem Reactie Ecologie: a. Er lijkt sprake van het negeren van een bijzondere kwelsituatie, al dan niet in potentie. Vanuit landschapsecologisch en natuurlijk oogpunt zou dit een grote omissie in de beschrijving zijn. Het feit dat de geprojecteerde ambtswoning boven op het brongebied is geprojecteerd, bevestigt deze misser. b. De (landschaps)ecologische uitgangssituatie is beschreven op basis van één dag veldwerk. Dit is onvoldoende, alleen al vanwege het feit dat ontwikkelingen gedurende het jaar dan buiten beschouwing blijven. Cultuurhistorie en antropogene aspecten: c. De indruk is blijven hangen dat ook de uitgangssituatie wat betreft cultuurhistorie en andere menselijke "bouw- en inrichtingswerken" maar matig in kaart is gebracht. d. Ook wat betreft eventuele toekomstige uitbreiding van bebouwing is de overzichtelijkheid van de randvoorwaarden en de eventuele maximale uitwerking verre van optimaal. Een snelle inschatting aan de hand van de percentages voor eventueel te bebouwen erven wijst al gauw op een potentiële verdubbeling van te bebouwen erven. e. Veel van de toekomstige inrichting van het plangebied hangt af van vergunningverlening. Het lijkt op dit moment nog te ontbreken aan een landschapsecologische visie op het landgoed. Zo'n visie is noodzakelijk om een toetsingskader te ontwikkelen voor het beoordelen van vergunningaanvragen. Betrokkene doet de volgende aanbevelingen: maak een gedegen beschrijving van de landschapsecologische en natuurlijke uitgangssituatie, aangevuld met een visie op inrichting en beheer; maak een gedegen beschrijving van de cultuurhistorische uitgangssituatie, aangevuld met een visie op inrichting en beheer; schep duidelijkheid in bebouwingsscenario's (per erf een variant opnemen);
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
-
a. b.
c.
d.
e.
46
ontwerp toetsingskader voor vergunningverlening met aandacht voor kwantiteit, kwaliteit en procedures. Commentaar De toelichting wordt aangevuld in verband met de kwelsituatie. De mogelijkheid voor de bouw van een ambtswoning is komen te vervallen. Voor de ontwikkeling van een visie op het landgoed is destijds door 2 personen gedurende een dag een inventarisatie gemaakt van het landgoed Lindenheuvel. Het overige deel van het plangebied is daarnaast nog geïnventariseerd op functies en bebouwing. Een periodieke inventarisatie, met name van de ecologische aspecten, vormt de meest ideale werkwijze. In de praktijk moet echter een evenwicht worden gevonden tussen de besteding van tijd en middelen en de hoeveelheid te verzamelen informatie. Op grond daarvan is de keuze gevallen op de inventarisatie zoals deze heeft plaats gehad. Hieruit is voldoende informatie naar voren gekomen over het landgoed. Daarnaast zijn schriftelijke bronnen geraadpleegd met informatie over het plangebied. De kwelsituatie bij het pad Buytentwist is daarbij echter onderbelicht gebleven. De cultuurhistorische aspecten zijn op basis van de hiervoor genoemde inventarisatie voldoende in beeld gebracht. De resultaten zijn neergelegd in de notitie Visie op een landgoed, die in 1999 is opgesteld. In het voorontwerpbestemmingsplan is een samenvatting van de resultaten van de inventarisatie opgenomen. Naar aanleiding van de verschillende inspraakreacties wordt een afzonderlijke paragraaf Cultuurhistorie toegevoegd. De erfbebouwingsmogelijkheden bij de woningen zijn afgestemd op de uitgangspunten die zijn aangegeven in de Discussienota Actualisering Ruimtelijk Beleid, die door de gemeente in 1998 is opgesteld. De eerste stap in het kader van de actualisering van het ruimtelijk beleid betrof het beleid betreffende woninguitbreidingen en bij de woningen behorende bijgebouwen. Overigens is de begrenzing van de erfbestemming, die op de kaart is aangegeven, afgestemd op de concrete ruimtelijke situatie ter plaatse. Een beschrijving van de landschapsecologische en cultuurhistorische aspecten is in de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen. Met name wat betreft cultuurhistorie zal deze beschrijving worden uitgebreid met een afzonderlijk hoofdstuk. De toelichting bevat derhalve de meest essentiële elementen. De bouwmogelijkheden zijn door middel van de bouwvlakken op de plankaart aangegeven. Op deze wijze kan qua plaatsingsmogelijkheden van de bebouwing worden ingespeeld op de concrete ruimtelijke situatie. De maatvoering van de bebouwing is grotendeels in de voorschriften opgenomen. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om hiervoor zoveel mogelijk gelijksoortige uitgangspunten te hanteren. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste toetsingskader voor het verlenen van vergunningen. Daarnaast zijn er nog andere kaders, zoals het gemeentelijke welstandsbeleid. Ook het welstandsbeleid berust op een inventarisatie en analyse van de bestaande situatie, cultuurhistorie daaronder mede begrepen.
10. Ch.Y.M. Moons, Wieringa Advocaten, Herengracht 425-429, 1017 BR Amsterdam, namens L.H. Prins, Ter Hoffsteedeweg 3, 2051 EN Overveen en de besloten vennootschap Exploitatie Maatschappij Landgoed Lindenheuvel B.V. gevestigd in Overveen
a.
b.
Reactie Het provinciaal beleid is op een aantal punten niet correct weergegeven. Het streekplan Noord-Holland Zuid is in februari 2003 vastgesteld. Het streekplan Kennemerland is niet relevant meer. Het landgoed Lindenheuvel heeft voorts op de Cultuurhistorische Waardenkaart de aanwijzing historische geografie als hoge waarde gekregen. Wat betreft de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur heeft het gebied de typering Binnenduinrand. Een belangrijk aspect van de aanwijzing van Zuid-Kennemerland als Belvedèregebied heeft niet zijn weerslag gekregen in het voorontwerpbestemmingsplan. Aan de volgende passage over beheer en gebruik wordt geen recht gedaan: "zoeken naar en mogelijk maken van nieuwe functies voor leegstaande of slecht beheerde landgoedhuizen en bijgebouwen en richten op de bestaande marktvraag naar landhuizen voor bewoning door particulieren". Wanneer dit uitgangspunt was geweest voor het bestemmingsplan, hadden de belangen van betrokkene en de gemeente gelijk gelopen. Het landgoed Lindenheuvel is in het verleden slecht beheerd. Om herstel mogelijk te maken moet het bestemmingsplan bepaalde mogelijkheden bieden. Uit de overweging dat het beleid zich dient te richten op
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
c.
d.
e. f.
g.
47
de bestaande marktvraag naar landhuizen voor bewoning door particulieren moet het, met inachtneming van de aanwijzing van Zuid-Kennemerland als Belvedèregebied, mogelijk zijn het landgoed zo te ontwikkelen dat voldoende draagkracht voor onderhoud en restauratie ontstaat. Ten onrechte is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan onderzoek naar andere functies achterwege gelaten. Er is wel onderzoek verricht naar de mogelijke woonfunctie op het landgoed. Het college en de raadscommissie hebben ingestemd met de in dat onderzoek aangegeven inrichtingsvariant, waarbij de tuinmanswoning is opgenomen. Deze variant is ten onrechte niet in het bestemmingsplan overgenomen. Betrokkenen wensen de natuurlijke en historische waarden van het landgoed te herstellen. Wat het groene karakter betreft wordt overigens miskend dat het landgoed tientallen jaren niet goed is onderhouden. Betrokkenen verzoeken om het landgoed als het ware op te schonen voor het conserverend regime van het nieuwe bestemmingsplan van kracht wordt. Het voorontwerp geeft zich onvoldoende rekenschap van de feitelijke omstandigheden. In het voorontwerpbestemmingsplan wordt op de aanwijzing als (beschermd) natuurmonument vooruitgelopen door onder meer het uitgangspunt van een conserverend beleid. De Natuurbeschermingswet dient te gelden voor het gehele gebied tussen de Bloemendaalseweg, Ter Hoffsteedeweg, Hoge Duin en Daalseweg en Parkweg. Het past niet om in dit gebied uit te gaan van verschillende bestemmingen en een ander beleid te voeren. Ter plaatse van Bloemendaalseweg is voorzien in een aanzienlijke uitbreiding van de bebouwing. Het pand Bloemendaalseweg 158 is ten onrechte niet aangemerkt als rijksmonument. Zowel op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie als in het Monumentenregister staat het pand op dit adres aangegeven als rijksmonument. Het bestemmingsplan dient hierop te worden aangepast. Betrokkenen verzoeken om toezending van de nota "Landgoederen" (1995) en de discussienota actualisering ruimtelijk beleid (1998). In het voorontwerpbestemmingsplan is een groot aantal bouwwerken en aanlegvergunningplichtige werken wegbestemd. Op grond van vaste jurisprudentie kan hiertoe slechts worden overgegaan indien er een concreet zicht bestaat dat een werk of gebruik binnen een periode van 10 jaar wordt beëindigd. Betrokkenen verzoeken deze (bouw)werken bij de vaststelling van het bestemmingsplan positief te bestemmen. 1. Wegen en paden: een aanduiding hiervoor op de plankaart ontbreekt. Er zijn meer en andere paden aanwezig dan de paden die zijn aangegeven op de plankaart. Het bestemmingsplan is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie. 2. Watertoren met filterhuis:deze bebouwing moet positief worden bestemd, bij voorkeur met een functionele bestemming. 3. Gedeelte van de oranjerie: deze bebouwing is ten onrechte wegbestemd. De maatvoering is anders dan op de kaart is aangegeven. De gebouwen vormen bijgebouwen op het landgoed. Verzocht wordt om de bestemming Erf. Het is onduidelijk waar de afkorting W.I.U. op de plankaart voor staat. 4. Bij het bouwvlak voor het landhuis is geen erfbestemming aangegeven. Verzocht wordt het plan hierop aan te passen. 5. Niet duidelijk is waarom de subbestemming tennisbaan wel in de doeleindenomschrijving is opgenomen en de andere op het perceel rustende subbestemmingen niet. 6. Bij de tennisbaan staat sinds jaar en dag een prieel. Ten onrechte is dit niet ingetekend op de plankaart. 7. Over de aanwezigheid van de tuinmanswoning is overeenstemming bereikt tussen het college en betrokkenen. De raad was volledig op de hoogte van het bereikte compromis. Zowel door het college als de raad is vertrouwen opgewekt. Betrokkenen verzoeken de tuinmanswoning positief te bestemmen. 8. Dat ten onrechte bouwwerken worden wegbestemd volgt alleen al uit het feit dat de oppervlakte van de gebouwen die wel zijn ingetekend veel meer bedraagt dan de volgens het voorontwerp aangegeven oppervlakte van 50 m². Het voorontwerp dient aan de feitelijke omstandigheden te worden aangepast. Betrokkenen zien niet in wat rechtens het onderscheid is op grond waarvan het ene bouwwerk een subbestemming krijgt en het andere niet. Waarschijnlijk wordt met dit laatste gedoeld op de nadere aanwijzing. Het toegestane totale oppervlak aan bijgebouwen staat niet in evenredige en redelijke verhouding tot het landgoed. Er is geen reden om een beperktere oppervlakte aan bijgebou-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
h.
i.
j.
k.
a. b.
c.
d. e. f.
4)
48
wen toe te staan dan de bouwmogelijkheden bij "reguliere" woningen. De oppervlakte aan bijgebouwen op het landgoed wordt in onevenredige mate beperkt. Bij de portierswoning is de bestemming Erf I toegekend. Het betreft een groot perceel. Het uitgangspunt is dat bij grotere erven de bestemming Erven II toegekend. Bovendien stemt de ligging van het erf niet overeen met de feitelijke omstandigheden. Het omheinde gedeelte moet worden aangemerkt als erf. De belangen die worden gediend met het aanlegvergunningplichting stellen van het gebruik van meststoffen en (chemische) bestrijdingsmiddelen worden voldoende beschermd door de Provinciale Milieuverordening en het Provinciaal Beleidsplan. Het aanlegvergunningenvereiste doorkruist het provinciale stelsel. Dit geldt ook voor het vereiste van een kapvergunning. Het vereiste van een kapvergunning is in strijd met het specialiteitbeginsel. Volgens betrokkenen is voor het wieden van onkruid een aanlegvergunning vereist. Dit kan niet de bedoeling zijn. Het is niet duidelijk wat het verschil is tussen het verwijderen van opgaande beplanting en het verwijderen van vegetaties. Het is onduidelijk waar de grens ligt tussen normaal onderhoud en het verwijderen van vegetaties c.q. opgaande beplanting. Het voorontwerp voldoet wat dit betreft niet aan het rechtszekerheidsbeginsel. Betrokkenen verkrijgen graag duidelijkheid of met de deskundige inzake natuur en landschap een externe of interne deskundige wordt bedoeld. Commentaar De betreffende onderdelen van het provinciaal beleid worden aangepast. De beleidskansen die zijn aangegeven ten aanzien van beheer en onderhoud zijn vooral gericht op leegstaande of slecht beheerde landgoedhuizen. Voor deze gebouwen kan worden gezocht naar nieuwe functies, met name met het oogmerk om de instandhouding te waarborgen. Voor het landhuis is enkele jaren geleden bouwvergunning afgegeven. Hier is geen sprake van een leegstaand of slecht beheerd landgoedhuis. In de conceptaanwijzing tot beschermd natuurmonument is voorts aangegeven dat verdere bebouwing van het gebied uit het oogpunt van natuur en landschap ongewenst is. Dat het voornemen tot aanwijzing tot nu toe geen vervolg heeft gekregen in een definitieve aanwijzing doet hieraan niets af. Lindenheuvel vormt onderdeel van de Ecologische hoofdstructuur, die is aangegeven in het in 1990 vastgestelde Natuurbeleidsplan (1989-1990). Reeds hieruit vloeit een conserverend beleid voort. In tegenstelling tot wat in de inspraakreactie wordt aangegeven, ligt de begrenzing in de conceptaanwijzing van het beschermd natuurmonument niet langs de Bloemendaalseweg. In deze aanwijzing is aangegeven dat de grens aan de oostzijde grotendeels tussen het terrein van het landgoed Lindenheuvel en de achterliggende terreinen met bebouwing, erven en tuinen ligt. Alleen ter hoogte van Villa Overbeek wordt de bosrand gevolgd voorzover deze tot onder aan de heuvel doorloopt. Het gebied waarop de conceptaanwijzing betrekking heeft, heeft grotendeels dezelfde bestemming. Het toekennen van verschillende bestemmingen aan gronden die deel uitmaken van een beschermd natuurmonument hoeft overigens geen probleem te zijn. De uitbreiding van de bebouwing bij het gemeentehuis wordt overigens niet langer voorgestaan. Het is niet juist dat het gemeentehuis de status van beschermd monument heeft. Het gebouw is in 1965 gebouwd. De betreffende nota's kunnen worden ingezien in het gemeentehuis. Indien gewenst kan daar een kopie van de nota's worden verstrekt. De reactie geeft aanleiding de bestemmingslegging van een aantal onderdelen van het landgoed nader te bezien. 1. De paden zijn toegestaan ingevolge de doeleindenomschrijving van de bestemming Doeleinden voor Natuur, Landschap en Landgoederen. Op grond hiervan is het niet nodig de paden afzonderlijk te bestemmen. Aan de toelichting wordt een kaartje toegevoegd waarop onder andere de door de gemeente geïnventariseerde paden zijn aangegeven. 2. De waterpompinstallatie en het filterhuis worden in het bestemmingsplan opgenomen met de nadere aanwijzing "waterwerken (ww)". Ter plaatse mogen uitsluitend bouw4) werken ten behoeve van de watervoorziening worden gebouwd . 3. De gronden ter plaatse van de oranjerie en de kassen worden voorzien van een specifieke subbestemming NLkw (kwekerij). Hier is de bouw van een oranjerie, kassen en Bij de vaststelling is de zinsnede "geen gebouwen en overkappingen zijnde" geschrapt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
g.
h.
i. j.
k.
5) 6)
49
één ander gebouw ten dienste van de kwekerij toegestaan. De maximale oppervlakte en goothoogte wordt afgestemd op de bestaande maten. De in de nabijheid gelegen schuur en het dierenverblijf (fazanterie) worden voorzien van een bouwvlak dat even5) eens is afgestemd op de huidige omvang van deze bebouwing . De aanduiding W.U.I. heeft geen betekenis en wordt van de ondergrond verwijderd. 4. Binnen het bouwvlak met de nadere aanwijzing (h) is een landhuis met een forse omvang mogelijk. Binnen dit bouwvolume kunnen ook bergingen worden gerealiseerd. Elders op het landgoed is een schuur aanwezig, terwijl tevens de mogelijkheid bestaat om vergunningvrij in beperkte mate erfbebouwing te realiseren. In verband met het karakter van het gebied is ervan afgezien om ter plaatse de bestemming Erf op te nemen. 5. Binnen de bestemming Doeleinden voor Natuur, Landschap en Landgoederen (NL) is in het voorontwerpbestemmingsplan slechts één subbestemming toegekend, namelijk voor de tennisbaan. Subbestemmingen bevatten nadere regels voor het gebruik van gronden en worden daarom opgenomen in de doeleindenomschrijving. Nadere aanwijzingen hebben betrekking op het bouwen ten behoeve van de (sub)bestemming en zijn om die reden bij de bouwvoorschriften opgenomen. Door middel van de subbestemming is de toelaatbaarheid van de tennisbaan tot uitdrukking gebracht. 6. De plankaart is voor het landgoed betrekkelijk globaal van karakter. De toelaatbaarheid van het prieel is in de voorschriften geregeld. 7. Aan het verzoek om de tuinmanswoning te bestemmen wordt tegemoet gekomen. 8. Hiervoor wordt verwezen naar het gestelde onder 3, waar is aangegeven dat de nabij de tuinmanswoning aanwezige bebouwing als zodanig wordt bestemd. De specifieke bouwmogelijkheden worden afgestemd op de oorspronkelijke functie van deze bebouwing. Hiervoor is aangegeven dat binnen het bouwvlak met de nadere aanwijzing (h) bijgebouwen mogen worden opgericht. Binnen de gehanteerde systematiek is er dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat de bouwmogelijkheden voor erfbebouwing geringer zijn dan bij andere woningen. Het is aan de eigenaar zelf om te bepalen tot welke omvang bijgebouwen worden gerealiseerd, mits deze maar blijven binnen het aangegeven bouwvlak. Het is niet bezwaarlijk om aan het verzoek van betrokkenen tegemoet te komen en bij de portierswoning de bestemming Erf II toe te kennen. Gelet op de context moet dit verzoek echter berusten op een vergissing. De in het voorontwerpplan opgenomen bestemming Erf I biedt ruimere bouwmogelijkheden. Deze blijft vooralsnog gehandhaafd. Deze bestemming kan aan de westzijde enigszins worden uitgebreid, tot aan het hekwerk. Aan de oostzijde is uitbreiding van de erfbestemming minder wenselijk in verband met de ligging langs 6) het toegangspad van het landgoed . De aanlegvergunningenplicht in het bestemmingsplan dient bredere belangen dan de Provinciale Milieuverordening. Hetzelfde geldt voor de kapvergunning. Onder normaal onderhoud en beheer worden werken of werkzaamheden verstaan die regelmatig nodig zijn voor gebruik overeenkomstig de bestemming. Indien onkruid wordt beschouwd als vegetatie die zeer algemeen is en ander gebruik overeenkomstig de bestemming in de weg staan, kan het wieden van onkruid worden aangemerkt als normaal onderhoud en beheer. Wat "normaal" is, kan overigens van geval tot geval verschillen. Met vegetaties worden in het spraakgebruik in het algemeen lagere beplantingen bedoeld. Opgaande beplanting kan ook worden beschouwd als vegetatie. Om geen misverstanden te krijgen zijn bij de aanlegvergunningplichtige werkzaamheden beide genoemd. Het betreft een gebruikelijke formulering. In artikel 1 (begripsbepalingen) is een omschrijving opgenomen van de deskundige inzake natuur en landschap. Het is een onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen. Het zal dus altijd om een externe deskundige gaan.
Bij de vaststelling is dit bouwvoorschrift aangepast. Hierdoor is tevens een dierenverblijf mogelijk. De maximale oppervlakte van de gebouwen is verhoogd tot 390 m². De vorm van het bouwvlak met de bestemming Erf I is bij de vaststelling aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Uitvoerbaarheid
50
blanco pagina
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
8. Overleg ex artikel 10 Bro
62
In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp van het bestemmingsplan aan de volgende personen en/of instanties toegezonden: 1. Gedeputeerde staten van Noord-Holland, afd. Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid; 2. Inspectie Milieuhygiëne, regio Noord-West; 3. VROM-Inspectie, regio Noord-West; 4. Gastransport Services, Tracébeheer, en Grondzaken Operations West; 5. De Kamer van Koophandel Amsterdam, kantoor Haarlem; 6. Hoogheemraadschap van Rijnland; 7. Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Directie Noord-Holland; 8. N.V. P.W.N. Waterleidingbedrijf Noord-Holland; 9. Subcommissie voor gemeentelijke plannen van de Provinciale Planologische Commissie van Noord-Holland; 10. Westelijke Land- en Tuinbouworganisatie (WLTO); 11. Rijksdienst voor de Monumentenzorg; 12. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek; 13. nv Nuon Infra West, afd. Juridische Zaken; 14. Vereniging van Natuurmonumenten; 15. Stichting Duinbehoud; 16. Landschap Noord-Holland; 17. Staatsbosbeheer, regio Noord-Holland; 18. Ministerie van Economische Zaken, regio Noord-West; 19. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen, Directie West; 20. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Directie Noordwest; 21. Connexxion; 22. KPN Telecom BV, afd. Projectering bouw Haarlem; 23. Vrouwen Advies Commissie voor de woningbouw; 24. Regio Politie Kennemerland, district Kennemerland-Zuid; 25. Gemeentelijke commissie voor Welstand en Monumenten; 26. Inspectie voor de Gezondheidszorg. Van de volgende instanties is geen reactie ontvangen: 8. N.V. P.W.N. Waterleidingbedrijf Noord-Holland; 13. nv Nuon Infra West, afd. Juridische Zaken; 14. De Vereniging van Natuurmonumenten; 15. Stichting Duinbehoud; 17. Staatsbosbeheer, regio Noord-Holland; 21. Connexxion; 22. KPN Telecom BV, afd. Projectering bouw Haarlem; 24. Regio Politie Kennemerland, district Kennemerland-Zuid; 25. Gemeentelijke commissie voor Welstand en Monumenten; 26. Inspectie voor de Gezondheidszorg. De volgende instanties hebben aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. 3. VROM-Inspectie Regio Noord-West; 4. Gastransport Services, Tracébeheer en Grondzaken Operations West; 6. Hoogheemraadschap van Rijnland; 10. Westelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (WLTO); 11. Rijksdienst voor de Monumentenzorg; 16. Landschap Noord-Holland; 18. Ministerie van Economische Zaken, Regio Noord-West; 19. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen, Directie West; 23. Vrouwen Advies Commissie voor de woningbouw. Landschap Noord-Holland heeft het voorontwerpbestemmingsplan niet beoordeeld maar, vanwege de taakverdeling tussen natuurbeherende instanties, N.V. P.W.N. op de hoogte gesteld van het voorontwerpplan. Van N.V. P.W.N. is geen reactie ontvangen. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
52
De reacties die aanleiding geven tot het maken van opmerkingen over het voorontwerpbestemmingsplan zijn hierna weergegeven. Waar nodig zijn de opmerkingen van een kort commentaar voorzien.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
53
Blanco pagina
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
54
Brief Provincie Noord-Holland
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
55
1. In het ontwerpbestemmingsplan is geen mogelijkheid meer opgenomen om een woning te bouwen aan het laantje van Buytentwist.
3. De genoemde nieuwbouwontwikkelingen zijn inmiddels niet meer aan de orde. Er zijn daarom geen concrete aanknopingspunten voor bijvoorbeeld afkoppelen en het gebruik van duurzame bouwmaterialen. De waterparagraaf is hierop aangepast met de opmerking dat, mochten zich mogelijkheden voordoen voor afkoppelen of voor de toepassing van duurzame bouwmaterialen, dit wenselijk is. Met het vooroverleg wordt niet het overleg ex artikel 10 Bro bedoeld, maar een schriftelijk watertoetsoverleg daaraan voorafgaand. In november 2002 is de waterparagraaf toegezonden aan de contactpersoon van grondwater dhr. Jos van Brussel van de Provincie Noord-Holland.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
56
Brief Provincie Noord-Holland
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
57
4. Het betreffende onderdeel van het Beleidskader (hoofdstuk 2) is aangepast.
4. Het voorliggende plan is voornamelijk consoliderend van aard. In verband daarmee wordt dit niet aan de Subcommissie Gemeentelijke Plannen voorgelegd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
58
Brief Kamer van Koophandel
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
59
Aan het bedrijf wordt de mogelijkheid geboden om de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen te vergroten. De vorm van het bouwvlak is aangepast en de oppervlakte van het bouwvlak is vergroot. In verband daarmee is ook het bebouwingspercentage aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
60
Brief Rijkswaterstaat
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
61
2.1. Rijksbeleid Het tekstgedeelte over het Verdrag van Malta is aangepast. Voor dit bestemmingsplan relevant beleid van stedelijk waterbeheer uit de Vierde Nota Waterhuishouding is genoemd in de paragraaf over Rijksbeleid.
3.3. Water Hiervoor wordt verwezen naar de reactie op de brief van de provincie Noord-Holland onder 3.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
62
Brief Rijkswaterstaat - 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
63
Artikel 21 Verkeersdoeleinden Het voorschrift is aangepast, zodat wachtgelegenheden mogelijk zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
64
Brief Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
65
Er is geen reactie ontvangen van het bureau Monumenten en Archeologie.
Het tekstgedeelte over het Verdrag van Malta is aangepast.
Het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Mogelijke bouwactiviteiten zullen alleen plaatsvinden ter vervanging of voor zeer beperkte uitbreiding van bestaande bebouwing, met name in de vorm van erfbebouwing. Mede gelet ook op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland zag het gemeentebestuur geen noodzaak om in deze situatie een medebestemming Archeologisch waardevol gebied op te nemen. Een nadere afweging heeft echter aanleiding gegeven om aan de gronden in het plangebied alsnog de medebestemming Archeologisch waardevol gebied toe te kennen. In verband hiermee is een nieuw artikel 21a (Archeologische waardevol gebied) aan het plan toegevoegd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
66
Brief Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, directie Noordwest
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
67
Het betreffende deel van paragraaf 2.1 van de toelichting over de Natuurbeschermingswet is aangepast. De toelichting is aangevuld met een passage over het Structuurschema Groene Ruimte. Er is geen passage over de Boswet opgenomen. Het belangrijkste element in deze Wet vormt de compensatieplicht bij het kappen van bos van een bepaalde minimale omvang. Dit vormt vooral een uitvoeringsaspect; voor de bestemmingsregeling is dit minder relevant.
De toelichting is op dit punt aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
68
vervolg brief Ministerie van Landbouw
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
69
De nuancering ten aanzien van het vragen om ontheffing zal worden aangegeven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Overleg ex artikel 10 Bro
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
70
106.9673.00
Bijlage 1. Deel toelichting bij conceptaanwijzing tot beschermd natuurmonument
1
blanco pagina's
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bijlage 2. Verslag informatie- en inspraakbijeenkomst Het verslag van de op 17 juni 2003 gehouden informatie- en inspraakbijeenkomst luidt als volgt: Aanwezig:
De heer mr. V.H. Bruins Slot, wethouder Ruimtelijke Ordening (voorzitter); Mevrouw drs. J.P. Zevenbergen-Herweijer, extern projectleider; De heer mr. A.H. van Zetten, sectie Ruimtelijke Ordening en Milieu; De heer mr. drs. M. Huisman, sectie Ruimtelijke Ordening en Milieu, verslaglegging; Ongeveer 30 belangstellenden.
De heer BRUINS SLOT opent de informatie- en inspraakbijeenkomst en geeft vervolgens mevrouw Zevenbergen het woord voor het geven van een toelichting. Mevrouw ZEVENBERGEN licht het voorontwerp-bestemmingsplan toe en gaat daarbij onder meer in op de inhoud van het plan alsmede op de te volgen procedure. Mevrouw PATIJN (stichting Ons Bloemendaal) merkt over het voorontwerp-bestemmingsplan Lindenheuvel op dat in het plan de eenheid met het landgoed Overbeek wordt gemist. Daarnaast vraagt zij naar de toekomstige bestemming van de aan de Bloemendaalseweg gelegen tuinmanswoning. In antwoord hierop zegt mevrouw ZEVENBERGEN dat de woning aan de Bloemendaalseweg is bestemd voor Woondoeleinden. De bedoeling is dus dat in het pand gewoond wordt. De heer VAN BAKEL (Stichting Duinbehoud) vraagt waarom in het voorontwerp-bestemmingsplan Lindenheuvel is genoemd als een duinlandschap dat “tegen” de binnenduinrand is gelegen. Mevrouw ZEVENBERGEN stelt dat je daarover van mening kan verschillen. Spreker zegt toe de toelichting op dit punt het voorontwerp-bestemmingsplan er nog op na te zien en zo mogelijk aan te passen. Mevrouw DIRKSE-BROERS vraagt naar de mogelijkheid van kleinschalige bedrijven in bijgebouwen. Mevrouw ZEVENBERGEN legt uit dat het binnen de gegeven mogelijkheden niet de bedoeling is dat de bedrijvigheid de overhand krijgt ten aanzien van de woonfunctie. Bij gebruik van een bijgebouw voor bedrijfsactiviteiten kan het gebouw niet langer worden aangemerkt als bijgebouw bij een woning. Daarnaast wijst spreker op de relatie met de wet Milieubeheer, waaronder kleinschalige bedrijven vallen. De heer DE NOBEL (Vogelbescherming Zuid-Kennemerland) vraagt of een inventarisatie naar de flora en fauna heeft plaatsgevonden. Mevrouw ZEVENBERGEN licht toe dat binnen het plangebied geen inventarisatie van water heeft plaatsgevonden. Daarentegen heeft er wel overleg plaatsgevonden met de waterbeheerder. Een inventarisatie van flora en fauna is een aantal jaren geleden uitgevoerd. Een specifieke inventarisatie van vleermuizen in 2002. Voor de conclusie(s) verwijst spreker naar de toelichting zoals opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan. De heer VAN BAKEL vraagt naar de periode waarin de inventarisatie heeft plaatsgevonden. Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat de inventarisatie op het landgoed Lindenheuvel waarschijnlijk rond de zomerperiode heeft plaatsgevonden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bijlage 2. Verslag informatie- en inspraakbijeenkomst
2
De heer GULLICKX (vereniging tot behoud van het natuurgebied Lindenheuvel) is benieuwd naar de inventarisatie van de op het landgoed aanwezige bebouwing. Daarnaast is spreker geïnteresseerd naar hetgeen de eigenaar met het landgoed wil. Met betrekking tot de laatste spreker licht de heer BRUINS SLOT toe dat het tijdens deze bijeenkomst gaat om de “wil van de gemeente in opbouw” aangaande het bestemmingsplan en niet om de “wil van de eigenaar van het landgoed”. Voor wat betreft de inventarisatie van de bebouwing op het landgoed zegt spreker toe die vraag te beantwoorden in het kader van de inspraakreacties. Mevrouw STOFFEL (vereniging tot behoud van het natuurgebied Lindenheuvel) vraagt naar de gevolgen van de op de ondergrond van de plankaart opgenomen gebouwen in relatie tot de planvoorschriften. Voorts merkt spreker op dat in het hoofdgebouw één woning is toegestaan. Zij vraagt zich af of een vereniging van eigenaren eigenaar kunnen zijn van een woning ten behoeve van appartementen. Met betrekking tot het hoofdgebouw merkt spreker voorts nog op dat, in tegenstelling tot het geldende bestemmingsplan, in het voorontwerp-bestemmingsplan geen inhoudsmaat is opgenomen. Daarmee zou een grotere woning kunnen worden gemaakt dan thans het geval is met het geldende bestemmingsplan. Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat sommige gebouwen niet positief bestemd zijn. Op grond van de planvoorschriften is buiten het hoofdgebouw 50 m² bebouwing toegestaan. Daarnaast is van het begrip “woning” geen definitie opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan. Spreker is van mening dat het een overweging waard is dit in het te ontwerpen bestemmingsplan te verduidelijken. Het is immers niet gewenst als een begrip voor meerdere uitleg vatbaar is. Voor het hoofdgebouw is alleen een goothoogte opgenomen conform de huidige manier van bestemmen. De heer DE NOBEL vraagt naar de uitbreidings/bebouwingsmogelijkheden op de bestemming Erf in het voorontwerp ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Spreker pleit voorts voor een toetsingskader voor de ruimtelijke reserveringen. Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat de uitbreidingsmogelijkheden op de bestemming Erf gebaseerd zijn op het door de gemeente ontwikkelde erfmodel uit 1999. Mevrouw VAN EEGHEN (stichting Ons Bloemendaal) vraagt naar de binnen de bestemming Woondoeleinden opgenomen splitsingsvrijstelling. Daarnaast is spreker van mening dat het beter is ieder woning afzonderlijk in het bestemmingsplan te omschrijven. Zij is van mening dat conserveren inhoudt dat exacte gedetailleerde omschrijvingen in het plan worden opgenomen. Mevrouw ZEVENBERGEN verwijst voor een uitleg van de splitsingsvrijstelling naar de in de toelichting en de planvoorschriften opgenomen voorwaarden. De splitsing van een pand kan niet zonder meer. De inhoud van een pand dient bijvoorbeeld minimaal 1400 m³ te bedragen. Met betrekking tot een gedetailleerde planbeschrijving merkt zij op dat dit erg arbeidsintensief is en weinig flexibel. De heer PRINS vraagt zich af waarom op het landgoed Lindeheuvel geen bestemming Erf is opgenomen. Op het landgoed zijn immers bijgebouwen aanwezig. Voorts vraagt spreker waarom een raster rond het gemeentehuis is opgenomen, of dit inhoudt dat het gemeentehuis kan worden afgebroken en of onder het gemeentehuis een parkeergarage wordt beoogd. Daarnaast is spreker van mening dat de geprojecteerde locatie van de ambtswoning tot verdichting leidt. Tot slot wordt verzocht op de locatie Nauwelaerts mee te nemen als een locatie voor woningbouw. Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat voor het hoofdgebouw op het landgoed een relatief groot bouwvlak is opgenomen. Binnen dat bouwvlak is het mogelijk een woning en bijgebouwen te bouwen. De opgenomen bestemming voor het landgoed is gebaseerd op het geldende bestemmingsplan Lindenheuvel, echter thans met meer flexibiliteit. Het raster rond het gemeentehuis houdt verband met een mogelijke realisering van een unilocatie. Het is derhalve geen feit. Het ondergrondse parkeren is eveneens een na te streven doel. Aangezien het gebouw geen monumentale status heeft kan dit worden afgebroken. Dit wordt echter niet voorgestaan. De beoogde plek van de ambtswoning is gelegen tussen het hoveniersbedrijf en twee aanwezige woningen. Het opnemen van een bouwvlak ter plaatse is in zoverre niet onlogisch. Van gemeentewege is
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bijlage 2. Verslag informatie- en inspraakbijeenkomst
3
niet bekend dat het sportcentrum Nauwelaerts zal stoppen met de huidige activiteiten. Om die reden is de locatie overeenkomstig de bestaande toestand bestemd. Mevrouw DIRKSE-BROERS vraagt waarom de uitbreidingsmogelijkheid voor het gemeentehuis niet in noordelijke richting is geprojecteerd. Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat aan die richting beperkingen kleven in verband met de natuurwaarden. De heer SCHEPERS (namens de bewoners van het pand Ter Hoffsteedeweg 2) vreest een grote uitbreiding van het gemeentehuis. Daarnaast is spreker benieuwd van waar de grote behoefte bestaat voor een ambtswoning. Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat thans niet duidelijk is of van de wijzigingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt. Op dit moment zijn er ook nog geen uitgewerkte plannen voor de uitbreiding van het gemeentehuis. In aansluiting daarop licht de heer BRUINS SLOT toe dat over het doorgaan van een unilocatie nog geen besluit is genomen. Daarnaast is het binnen onze gemeentegrenzen erg lastig gebleken voor de Burgemeester een woning te zoeken. In het voorontwerp-bestemmingsplan is hiervoor niet meer dan een planologische mogelijkheid opgenomen. Naar aanleiding van een opmerking van mevrouw PATIJN zegt de heer BRUINS SLOT toe de in het verleden gevoerde discussie over een ambtswoning voor voormalig Burgemeester Kamphuis na te trekken. De heer DE NATRIS (stichting Ons Bloemendaal) vraagt zich af wat er gebeurt met de ambtswoning als de Burgemeester het ambt verlaat. De heer GULLICKX vraagt of de inhoud van het te bouwen hoofdgebouw is beperkt en waarom de oude maatvoeringen zijn vervallen. Daarnaast vraagt spreker zich af hoe dit zich verhoudt met de wens van de heer Prins van het opnemen van de bestemmingen Erf en Tuin op het landgoed. De heer BRUINS SLOT zegt dat deze vraag in het kader van de inspraak zal worden beantwoord. De heer PRINS pleit voor het behoud en voor een toekomstwaarde van het landgoed Lindenheuvel. Hiervoor dient ruimte te worden gegeven aan het beheer van het landgoed, zodat het onderhouden kan worden. Mevrouw STOFFEL vraagt naar de verhouding tussen de Natuurbeschermingswet en het bestemmingsplan. Voorts vraagt spreker zich af, aangezien het voorontwerp-bestemmingsplan geen detailleringen zijn opgenomen op het gebied van ecologie en landschaps- en natuurwaarden, of het plan wel beschermend genoeg is om bepaalde zaken tegen te kunnen houden. Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat de Natuurbeschermingswet een zelfstandig wettelijke regeling is. Het bestemmingsplan houdt daar wel rekening mee, maar zal niet hetzelfde regelen. Voorts is in het plan een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor natuurbestemmingen, waarbij, ingevolge de te volgen procedure, bij een externe instantie om advies moet worden gevraagd. Op deze manier kan bij aanvragen maatwerk worden geleverd. De heer VAN BAKEL is van mening dat in het plan heldere omschrijvingen ontbreken en geen duidelijke maatstaven en toetsingskader voorhanden zijn. Voorts is spreker van oordeel dat bij het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid geen inspraakmogelijk aanwezig is. Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat de procedure van de wijzigingsbevoegdheid ook inspraak kent. Of daarbij ook een verklaring van geen bezwaar bij de provincie dient te worden aangevraagd, hangt af of de provincie dit bij de goedkeuring van het bestemmingsplan aangeeft als vereiste. De heer OOSTEROP (stichting Santpoort) vraagt naar hetgeen in paragraaf 3.1. is opgenomen over het herstel van de gebouwen bij de oranjerie. Tevens vraagt hij naar de betekenis van de afkorting W.I.U. op de plankaart.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bijlage 2. Verslag informatie- en inspraakbijeenkomst
4
Mevrouw ZEVENBERGEN zegt dat de afkorting W.I.U. onduidelijk is en waarschijnlijk samenhangt met de ondergrond van de plankaart. Bestemmingsplantechnisch heeft dit geen gevolgen. Hetgeen in paragraaf 3.1. is opgenomen hangt samen met de inventarisatie van enkele jaren geleden. Over deze inventarisatie zal navraag worden gedaan. De heer CAPTEIN vraagt met betrekking tot de ambtswoning hoe dit zich verhoudt met de aldaar aanwezige natuurlijke kwel. De heer BRUINS SLOT zegt dat thans nog geen concreet plan voorhanden is, maar dat de opmerking bij de verdere planvorming wordt meegenomen. De heer BRUINS SLOT sluit vervolgens de bijeenkomst om 21.15 uur en bedankt een ieder voor zijn bijdrage en aanwezigheid.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00
Bijlage 3. Literatuur Landgoederen van Zuid-Kennemerland; drs L. H. Albers; Stichting Nationale Contactcommissie Monumentenbescherming, 1984 De Buitenplaatsen: J. S. M. en W. D. Vrijland Kopie schetsontwerp Nieuw Lindenheuvel, omgeving hoofdgebouw, L. A. Springer; 1900 (twee verschillende exemplaren) collectie A. Jager, Aerdenhout Ontwerptekeningen van het huis Nieuw Lindenheuvel, 1:100; A. Salm (architect), Amsterdam, 1900 Vogels in het landschap van Zuid-Kennemerland en de Haarlemmermeer (KNNV, 1998) Nota landgoederen; gemeente Bloemendaal, 1995 Atlas van de Nederlandse Zoogdieren, 1992
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
106.9673.00