Bijzondere Groepen Handboek Deel IV
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
1
Inhoudsopgave 1
Inleiding ...........................................................................3
2
Allochtonen ........................................................................4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3
Inleiding .............................................................................................................................. 5 Kenmerken en achtergronden .......................................................................................... 5 Randvoorwaarden............................................................................................................... 6 Gefaseerd werken ............................................................................................................. 7 Bijzondere bemiddeling .................................................................................................... 9
Fase 4-cliënten ...................................................................9 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Inleiding .............................................................................................................................. 9 Kenmerken en achtergronden .......................................................................................... 9 Randvoorwaarden.............................................................................................................. 11 Gefaseerd werken ........................................................................................................... 13 Bijzondere bemiddeling .................................................................................................. 15
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
2
1 Inleiding De Bijspringer-methode is een instrument om het vrijwilligerswerk(∗ Begrippenlijst) in een bepaald gebied dorps- of wijkgericht te versterken. Het is echter ook een instrument om op strategische wijze ondervertegenwoordigde groepen te betrekken bij vrijwilligerswerk, bijv. allochtonen, fase 4-cliënten, gehandicapten, ouderen, jongeren. De reden waarom vrijwilligerswerk voor bepaalde groepen minder toegankelijk blijkt, is gelegen in specifieke kenmerken en behoeften van deze groepen of in de slechte toegankelijkheid van het vrijwilligerswerk voor deze groepen. Om hen actief te kunnen betrekken moet ingespeeld worden op bepalende kenmerken van de groep of moeten barrières om vrijwilligerswerk te doen, weggenomen worden. In de volgende hoofdstukken wordt het werken met de Bijspringermethode toegelicht voor de groep allochtonen en fase 4-cliënten.
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
3
2 Allochtonen 2.1 Inleiding Overal in Nederland zijn initiatieven om het vrijwilligerswerk te ‘verkleuren’, dat wil zeggen nietwesterse allochtonen te betrekken bij vrijwilligerswerk. De Bijspringer-methode is ontwikkeld in de plattelandsgemeente Ooststellingwerf. Een gemeente met een Molukse gemeenschap van ongeveer 300 mensen in het hoofddorp Oosterwolde en een AZC met een capaciteit van ……. asielzoekers. De vraag om asielzoekers en niet-westerse allochtonen te bemiddelen naar vrijwilligers kwam in eerste instantie van de instanties die zich inzetten voor de bewoners van het AZC, zoals het Friesland College en stichting Vluchtelingenwerk. Ook in contacten met medewerkers van het COA (centraal orgaan opvang asielzoekers) kwam naar voren dat vrijwilligerswerk een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan de inburgering in de Nederlandse samenleving. Als reactie op deze geluiden en vanuit de visie dat allochtonen, net als andere Nederlanders een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de samenleving door vrijwilligerswerk te doen én het vrijwilligerwerk een verrijking voor de persoon in kwestie kan betekenen zijn een aantal initiatieven gestart. Centraal hierin stond het testen van de Bijspringer-methode als instrument om allochtonen effectief te betrekken bij vrijwilligerswerk. De handreiking die nu volgt is het resultaat van deze initiatieven.
2.2 Kenmerken en achtergronden 2.2.1 Kenmerken Redenen dat allochtonen ondervertegenwoordigd zijn binnen het vrijwilligerswerk zijn:
Redenen vrijwilligerswerk: een relatief onbekend begrip
traditionele wervingsmethoden niet effectief
Toelichting vanuit de eigen culturele en maatschappelijke achtergrond is het onbetaald, maar georganiseerd en dus formeel verrichten van taken en activiteiten ten behoeve van de samenleving niet gebruikelijk. Wel zet men zich, als vanzelfsprekend, belangeloos in voor de eigen gemeenschap. de traditionele Nederlandse manier van het werven van vrijwilligers kenmerkt zich door een indirecte benadering: een poster, oproep, algemene uitnodiging etcetera. Juist voor deze groep is het persoonlijk vragen erg effectief omdat in veel niet-westerse culturen relaties als basis van de sociale netwerken gelden en alles via persoonlijk contact wordt geregeld
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
4
onvoldoende taalbeheersing onbekendheid bij vrijwilligersorganisaties
grote(re) begeleidingsbehoefte
door onvoldoende beheersing van het Nederlands is de drempel om vrijwilligerswerk te zoeken en te vinden groot vrijwilligersorganisaties hebben vaak weinig of geen ervaring met allochtone vrijwilligers. Dit uit zich soms in onbegrip voor de andere culturele achtergrond en communicatieproblemen in het contact met de allochtone vrijwilliger in veel gevallen is begeleiding van de allochtone vrijwilliger én de vrijwilligersorganisatie nodig om tot effectieve bemiddeling te komen. Dit vraag extra tijd en aandacht van de bemiddelaar
2.2.2 Visie op allochtonen als potentiële vrijwilligers: Visie bijdrage integratie
versterking van vrijwilligerswerk
versterking positie allochtone burgers
Toelichting Vrijwilligerswerk kan een belangrijke bijdrage leveren in het integratieproces in de Nederlandse samenleving: het leren samenwerken met Nederlanders, het oefenen van de taal en het ervaren hoe de maatschappij en de sociale omgang wordt georganiseerd allochtonen als kansrijke vrijwilligers met mogelijkheden. Bovendien zou het vrijwilligerswerk in de hele breedte een afspiegeling van de samenleving moeten zijn, dus draagt allochtone inbreng bij aan de veelkleurigheid en het brede maatschappelijke draagvlak van het vrijwilligerswerk als allochtonen maatschappelijk actief zijn door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen, kan dit een positieve invloed hebben op contacten met autochtone Nederlanders: het kan een gevoel van saamhorigheid teweegbrengen en wederzijds begrip doen groeien.
2.3 Randvoorwaarden Om te bereiken dat allochtonen geïnteresseerd en betrokken raken bij vrijwilligerswerk moet worden voorzien in de volgende randvoorwaarden.
Randvoorwaarde
Toelichting
toegankelijkheid en bereikbaarheid herkenbaarheid, fysieke bereikbaarheid, contactpersoon, duidelijke procedure, welkome sfeer, persoonlijke benadering, interesse in de persoon en achtergronden draagvlak en deskundigheid inzicht in culturele verschillen en communicatie, begeleidingsbehoefte en bereidheid te investeren in begeleiding van vrijwilligers
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
5
2.3.1 Bereikbaarheid en toegankelijkheid Voor allochtonen geldt nog meer dan voor ingeburgerde Nederlands dat de drempel naar vrijwilligerswerk zo laag mogelijk gemaakt moet worden. Toegankelijkheid en bereikbaarheid zijn hierin twee belangrijke factoren. Met toegankelijkheid bedoelen we bijvoorbeeld dat de organisatie herkenbaar is. Niet alleen wat betreft naam en logo maar ook wat betreft de eerste kennismaking: wordt de persoon welkom geheten door iemand die op de hoogte is van zijn komst of moet hij eerst zoeken voor hij de juiste plek en persoon binnen de organisatie heeft gevonden. Ten tweede betekent herkenbaarheid ook dat de kandidaat-vrijwilliger de doelstelling en activiteiten van de organisatie herkent en onderschrijft vanuit zijn eigen culturele referentiekader. Herkenbaarheid is niet een zaak van de organisatie op zich, maar juist ook van het voorbereidingstraject. De kandidaat-vrijwilliger kan voorbereid worden zodat hij herkent hoe de organisatie in elkaar steekt, op welke manier hij zich kan presenteren en wat zijn taken zijn. Toegankelijkheid heeft ook met sfeer en organisatiecultuur te maken: is het een organisatie waarin mensen welkom zijn, waarin veelkleurigheid als aanvullend in plaats van aanvallend wordt gezien? Ook over bereikbaarheid moet nagedacht worden: komt iemand met openbaar vervoer van een afgelegen AZC en is de vrijwilligersplek dan bereikbaar op de tijden dat de vrijwilliger aan de slag is? Bereikbaarheid heeft ook een communicatieaspect in zich: als de kandidaat de organisatie belt, krijgt hij dan iemand aan de telefoon die begrip heeft dat hij zich in het Nederlands vaak nog moeilijk kan uitdrukken?
2.3.2 Draagvlak en deskundigheid Is er binnen de organisatie ruimte en draagvlak voor het samenwerken met vrijwilligers met een andere culturele achtergrond, met mensen voor wie bepaalde omgangsvormen nog niet vanzelfsprekend zijn en die zich in het Nederlands minder gemakkelijk uit kunnen drukken. Voor alle vrijwilligers die extra aandacht en begeleiding nodig hebben geldt dit, maar in het bijzonder voor allochtonen dat er binnen de organisatie een open sfeer moet zijn en ruimte om hun plek te vinden. Naast draagvlak is ook deskundigheid nodig. Dit heeft betrekking op het begeleiden van de kandidaat-vrijwilliger, maar misschien nog wel meer op het aansturen van een vrijwilligersploeg waarin veelkleurigheid vertegenwoordigd is.
2.4 Gefaseerd werken In Ooststellingwerf kreeg gefaseerd werken op twee manieren vorm: Er werd in samenwerking met het AZC een project gericht op individuele bijzondere bemiddeling gestart en met het Friesland College werd een meer groepsgerichte aanpak getest. Componenten uit beiden bleken effectief en zijn gecombineerd in de onderstaande stappen.
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
6
2.4.1 Fase 1 Netwerken en oriëntatie Welke organisatie werken met allochtonen? Hierbij kan gedacht worden aan een AZC, Vluchtelingenwerk en aan scholingsinstituten, maar zeker ook aan allochtone organisaties. Welke organisaties onderschrijven het belang van vrijwilligerswerk voor mensen van allochtone achtergrond. In deze fase wordt kennisgemaakt en onderzocht welke gezamenlijke belangen er zijn om zich in te zetten om allochtonen te betrekken bij vrijwilligerswerk.Vervolgens kan een gezamenlijk plan van aanpak worden opgesteld met hierin een duidelijke omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van beide partijen en de doelgroep waarop men zich gaat richten. Er kan bijvoorbeeld worden begonnen met een deel van de allochtonen. In Ooststellingwerf is in één pilot gekozen om de methodiek te gebruiken voor goed bemiddelbare allochtonen. Goed bemiddelbaar betekent dat zij Nederlands spreken, gemotiveerd zijn en kennis hebben van de structuur van de moderne samenleving met de daarbij behorende cultuur. Een andere pilot was juist gericht op de groep die belang heeft bij vrijwilligerswerk als mogelijkheid om de Nederlandse taal te oefenen.
2.4.2 Fase 2 Inventarisatie en onderzoek Omdat de bemiddeling van allochtonen naar vrijwilligerswerk een arbeidsintensieve bezigheid is, moet van te voren gekeken worden of op brede wijze enthousiasmeren van de doelgroep voor vrijwilligerswerk effectief is of niet. Stel er wordt groepsgerichte voorlichting gegeven en tientallen mensen worden uitgenodigd om vrijwilligerswerk te gaan doen en het merendeel besluit ook om stappen in die richting te zetten. Is er dan tijd en menskracht in huis om de hele groep op korte termijn naar vrijwilligerswerk te begeleiden. De ervaring leert dat de bemiddeling van iemand met een allochtone achtergrond die de Nederlandse taal niet volledig beheerst, gemiddeld 15 uur kost. Zo niet dan kan voor een gefaseerde aanpak gekozen worden. Bijvoorbeeld door trajectbegeleiders van het AZC of van reïntegratieprojecten een eerste selectie te laten maken van cliënten waar vrijwilligerswerk een logische keuze voor zou zijn. Wordt wel gekozen voor een groepsgerichte benadering of systematische persoonlijke benadering van mensen uit de doelgroep, dan is het aan te bevelen om onderscheid te maken tussen het in beeld brengen van hoe men tegen vrijwilligerswerk aankijkt én het persoonlijk uitnodigen om vrijwilligerswerk te gaan doen. De eerste vraag kan heel goed grootschalig worden aangepakt, de tweede vraagt om de mogelijkheid van een directe arbeidsintensieve follow-up.
2.4.3 Fase 3 Opzet Steunpunt: structureel betrekken van doelgroep bij vrijwilligerswerk Integratie in de Nederlandse cultuur is een van de uitgangspunten van het betrekken van allochtonen bij vrijwilligerswerk. Om die reden is het ook logisch om bemiddeling zoveel mogelijk binnen de reguliere dorp- of wijkgerichte steunpunten voor vrijwilligers te laten plaatsvinden door deskundige vrijwilligers. Wel is het belangrijk dat vanuit dit Steunpunt allochtone burgers actief worden benaderd om vrijwilligerswerk te doen. Dit zal dan ook een aandachtspunt moeten zijn in de training van de Steunpuntmedewerkers.
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
7
2.4.4 Fase 4 Implementatie bemiddeling In de volgende paragraaf komt het stappenplan van bemiddeling aan de orde. Dit geldt als uitgangspunt bij de bemiddeling van allochtone vrijwilligers die extra begeleiding nodig hebben. Niet alle allochtone vrijwilligers vallen in deze categorie. Er zijn ook mensen die na een inburgeringcursus voldoende feeling, taalbeheersing en inzicht in de Nederlandse cultuur hebben, dat ze op de reguliere weg naar vrijwilligerswerk bemiddeld kunnen worden.
2.4.5 Fase 5 Evaluatie In Nederland hechten wij veel waarde aan een open communicatie, feedback en evaluatie. In veel andere culturen is dit niet het geval. Openlijk zeggen wat je van iets vindt is daarom voor veel allochtonen erg lastig. Bij het evalueren van de vrijwilligersklus en de samenwerking binnen de organisatie, zal hier rekening mee moeten worden gehouden. Er zal meer aandacht moeten zijn voor indirecte signalen,
2.5 Bijzondere bemiddeling De algemene methodiek wat betreft bijzondere bemiddeling in vrijwilligerswerk wordt bekend geacht.In het onderstaande schema worden de aandachtspunten aangestipt die specifiek voor deze doelgroep gelden.
Onderdeel
toelichting
visie op vrijwilligerswerk en persoonlijke motivatie traject uitzetten
inzicht in maatschappelijk en persoonlijk belang van vrijwilligerswerk in kaart brengen van begeleidingsbehoeften en hier een traject voor afspreken criteria opstellen en deze aan een selectie van vrijwilligersorganisaties voorleggen wie gaat die persoon begeleiden: de vrijwilligersorganisatie, de beroepskracht of iemand van het AZC, Vluchtelingenwerk of scholingsinstituut? Wat houdt de begeleiding in en hoe worden alle betrokken partijen op de hoogte gehouden van stappen en vorderingen? spreek dit onderdeel van te voren goed door met de kandidaat-vrijwilliger, zodat hij weet wat hij kan verwachten en zich hierop kan voorbereiden. Eventueel kan hij zijn ’verhaal’ van te voren oefenen met de bemiddelaar. Een belangrijk aandachtspunt bij de gespreksleiding is dat er niet ‘over’de vrijwilliger wordt gepraat, maar met hem. Check regelmatig of de vrijwilliger het gesprek nog volgt. maak gebruik van indirecte vormen van communicatie, observatie en zorg voor een veilige vorm.
aqcuireren van passende vrijwilligersklus samenwerking aangaan/afstemming wat betreft begeleiding
Kennismaking met organisatie en maken van afspraken
begeleiding evaluatie
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
8
3 Fase 4-cliënten 3.1 Inleiding Vrijwilligerswerk is een manier om maatschappelijk actief te zijn en een zinvolle bijdrage aan de samenleving te leveren. Voor de zogenaamde fase-4 cliënten van de Sociale dienst kan vrijwilligerswerk een opstap naar betaald werk of maatschappelijke betrokkenheid betekenen. Vrijwilligerswerk voor deze groep betekent in de meeste gevallen structurele activiteiten in een sociale setting, dus samen met anderen.
3.2 Kenmerken en achtergronden Steeds vaker doen reïntegratiebedrijven een beroep op de Steunpunten voor Vrijwilligers. In het kader van een traject voor arbeidstoeleiding of sociale activering maken zij de keuze voor vrijwilligerswerk met het oog op bijvoorbeeld werkervaring, stage, heractivering, isolementsdoorbreking etc. Ook komen er via de inwonersgesprekken en soms ook door spontane inloop mensen bij het Steunpunt binnen die vrijwilligerswerk willen of soms ook moeten doen in het kader van sociale activering: dat wil zeggen om weer een actieve rol in de maatschappij te vervullen of als opstap naar een structurele vorm van dagbesteding of werk. Vaak brengen deze mensen een persoonlijke geschiedenis van langdurige werkeloosheid, sociale en maatschappelijke problemen, gezondheidsproblemen, handicaps en beperkingen met zich mee. Hieruit voortvloeiend hebben zij vaak al de nodige frustrerende ervaringen in hun zoektocht naar werk of een dagbesteding. De bemiddeling naar vrijwilligerswerk toe vraagt om een zorgvuldig begeleid traject waarin rekening moet worden gehouden met de achtergronden, ervaringen en beperkingen van de cliënt. Voor een hele grote groep fase 4-cliënten geldt dat zij een voortraject nodig hebben om stappen richting vrijwilligerswerk te kunnen zetten. De redenen hiervoor zijn: • ernstige beperkingen en handicaps • onvoldoende sociale vaardigheden • missen feeling met het werken binnen een maatschappelijke context (onvoldoende sociale vaardigheden, moeite om op tijd te komen en afspraken na te komen)
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
9
Kenmerken behoefte aan bijzondere bemiddeling
meerdere instanties betrokken
motivatie & verplichting
Toelichting complexe problematiek op lichamelijk, psychisch en sociaal/emotionaal vlak + frustratie en laag gevoel van eigenwaarde door mislukte pogingen om maatschappelijk actief te worden vragen om zorgvuldige intake en trajectbegeleiding richting vrijwilligerswerk Vaak is een voortraject nodig om de stap naar vrijwilligerswerk haalbaar te maken verschillende instanties hebben bemoeienis met de individuele cliënt. Afstemming tussen die instanties is een belangrijke factor in het al dan niet slagen van bemiddeling naar vrijwilligerswerk Voor een deel van de mensen uit deze doelgroep is vrijwilligerswerk de laatste strohalm om weer actief te kunnen worden in een maatschappelijke context. Voor anderen staat de verplichting door Sociale Dienst of andere instantie centraal: van hogerhand krijgen ze de opdracht vrijwilligerswerk te gaan doen, werken ze niet mee dan dreigt korting op de uitkering.
3.2.1 Visie op fase-4 cliënten als potentiële vrijwilligers: Visie versterking van vrijwilligerswerk opstap om maatschappelijk actief te worden
Toelichting mensen uit deze groep hebben doorgaans veel tijd om vrijwilligerswerk te doen en zijn vaak (bijna) dagelijks beschikbaar vrijwilligerswerk kan een manier zijn om (weer) op structurele basis activiteiten te verrichten ten behoeve van de samenleving. Het effect hiervan kan zijn: ervaring en sociale contacten opdoen, zingeving, oefenen van vaardigheden en toename van zelfvertrouwen, opstap naar betaald werk
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
10
3.3 Randvoorwaarden Om te bereiken dat fase 4-cliënten geïnteresseerd en betrokken raken bij vrijwilligerswerk moet worden voorzien in de volgende randvoorwaarden. Randvoorwaarde samenwerking en afstemming
Toelichting Alle betrokken partijen moeten de stap naar vrijwilligerswerk steunen en de cliënt hiervoor ruimte geven. Bijvoorbeeld uitkerende instanties, reïntegratiebedrijven, hulpverleners, Steunpunten voor Vrijwilligers of vrijwilligerscentrale én ook de betrokken vrijwilligersorganisatie het hele dienstenaanbod moet zo afgestemd zijn dat de betrokkene de ruimte, steun en mogelijkheden heeft om stappen richting vrijwilligerswerk te zetten maatwerk in bemiddeling een voortraject is vaak nodig om de motivatie en de bereidwilligheid van de cliënt te vergroten en kan bestaan uit een gefaseerde intake. Vervolgens wordt gerichte acquisitie van passend vrijwilligerswerk gedaan. Hierop volgt bijzondere bemiddeling en trajectbegeleiding bereikbaarheid en de frustratietolerantie van fase 4-cliënten is vaak toegankelijkheid laag, om succes mogelijk te maken moet het vrijwilligerswerk en de hierbij horende begeleiding laagdrempelig zijn met een duidelijke en herkenbare structuur en aanspreekpunt deskundigheid en mogelijkheden Kennis van sociale activering en individuele bemiddelaar trajectbegeleiding is behoren tot de basisuitrusting van de bemiddelaar. Verder zijn communicatieve vaardigheden en analytisch vermogen van belang evenals affiniteit met de doelgroep. Bovendien moet er tijd beschikbaar zijn: een bemiddeling kost gemiddeld 20 uur per cliënt. 3.3.1 Samenwerking en afstemming Samenwerking en afstemming baant de weg voor een cliënt om zich geconcentreerd te kunnen richten op vrijwilligerswerk. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat alle betrokken instanties en hulpverleners op de hoogte zijn van de stappen richting vrijwilligerwerk en zij hier in hun dienstenaanbod rekening mee houden.
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
11
Naast afstemming en samenwerking rond de individuele cliënt geldt ook dat het vrijwilligersproject samenwerking kan zoeken met een instantie die een deel van het bemiddelingstraject voor zijn rekening kan nemen. Bijvoorbeeld op het gebied van reïntegratie/sociale activering. Dit kan vooral effectief zijn wanneer passende vacatures gecreëerd moeten worden of intensieve voortrajecten nodig zijn waarvoor de bemiddelaar geen tijd of deskundigheid heeft. In Ooststellingwerf werd samengewerkt met een reïntegratie- en een hulpverleningsproject. Het reïntegratieproject verzorgde de begeleiding terwijl vanuit het vrijwilligersproject passend vrijwilligerswerk werd gezocht. Ook de zakelijke kant van deze bemiddelingen kwam voor rekening van het reïntegratieproject. De hulpverlening werd soms om advies gevraagd wanneer de thuissituatie van de cliënt (te) veel aandacht vroeg en er knelpunten ontstonden, bijvoorbeeld op financieel gebied. 3.3.2 Maatwerk in bemiddeling Vaak wordt dan gezocht naar heel specifiek vrijwilligerswerk dat een of meer van de volgende kenmerken heeft: goede begeleiding, vaak eenduidige en eenvoudige taken, specifieke voorwaarden aan de werkomgeving, mogelijkheden om te werken aan specifieke leerpunten etc. Het kan voorkomen dat er geen passende vacature voor handen is en deze gecreëerd moet worden. Soms kan na een eerste gesprek geconcludeerd worden dat een voortraject noodzakelijk is voor de cliënt omdat deze nog niet in staat is werkzaamheden te verrichten in het reguliere vrijwilligerswerk. Soms is ook begeleiding op de werkplek nodig. In sommige gevallen zal de vrijwilligersorganisatie dit kunnen bieden, maar meestal is hier een deskundige van buitenaf voor nodig. Bijvoorbeeld een consulent van een reïntegratiebedrijf of professionele bemiddelaar. 3.3.3 Bereikbaarheid & toegankelijkheid Vrijwilligerswerk wordt in de eerste plaats bereikbaar en toegankelijk door heldere afspraken en een duidelijk traject: de cliënt weet waar hij aan toe is, hoe hij zijn bemiddelaar en begeleider kan bereiken en waar en wanneer hij bij de vrijwilligersorganisatie wordt verwacht. Ten tweede zal gezocht moeten worden naar een vrijwilligersplek die qua cultuur en sfeer past bij de cliënt zodat deze zich daar veilig voelt. Acceptatie, belangstelling en oog voor de vrijwilliger spelen hierbij een belangrijke rol. 3.3.4 Deskundigheid bemiddelaar De belangen, motivatie en mogelijkheden van de cliënt zullen centraal moeten worden gesteld. Succes moet zoveel mogelijk gegarandeerd worden, omdat dit voor veel mensen een laatste stap is die mensen zetten richting maatschappelijke betrokkenheid.
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
12
Experimenten of half werk zijn dus ongewenst. Daarom is het belangrijk dat de bemiddelaar inzicht heeft in de complexiteit van de problematiek en achtergronden die meespelen bij bemiddeling en bovendien over communicatieve en begeleidingsvaardigheden beschikt, om bemiddeling naar vrijwilligerswerk toe te kunnen faciliteren. In veel gevallen zal deze vorm van bijzondere bemiddeling daarom door een beroepskracht moeten worden gedaan. Deze vorm van bemiddeling naar vrijwilligerswerk loopt in veel gevallen via een traject van hulpverlening naar dienstverlening. Houden vrijwillige steunpuntmedewerkers zich hier mee bezig, dan is het van groot belang dat zij hierbij begeleid en gecoached worden door de beroepskracht om kwaliteit te waarborgen en overbelasting en frustratie van de steunpuntmedewerkers te voorkomen. Tenslotte moet opgemerkt worden dan bemiddeling van fase 4-cliënten arbeidsintensief is en dat hiervoor voldoende tijd beschikbaar moet zijn. Een bemiddeling kost gemiddeld 20 uur.
3.4 Gefaseerd werken 3.4.1 Fase 1 Netwerken en oriëntatie Vrijwilligersorganisaties Het doel van vrijwilligersorganisaties is naast het zijn van een afspiegeling van de maatschappij, zonder dat hun kernfunctie hierbij in gevaar komt. Met vrijwilligersorganisaties zal overleg gevoerd worden in hoeverre zij bereid en in staat zijn een bijdrage te leveren aan de integratie van deze doelgroep in het vrijwilligerswerk. Inventariseren met de gesprekspartner hoe welkom vrijwilligers zijn, die niet direct alles kunnen, die niet altijd handig met situaties omgaan Bij de selectie van organisaties voor samenwerking kunnen de volgende criteria een hulpmiddel zijn: • eenvoudige repeterende werkzaamheden • mensgericht • bieden begeleiding en hebben een aanspreekpunt voor de vrijwilligers • toegankelijke organisatiecultuur Uiteraard heeft de ene vrijwilliger juist een formele sfeer nodig, de ander een informele. Functioneert de een beter als hij/zij ook verantwoordelijkheden heeft, de ander juist niet. Belangrijk is een compleet beeld te hebben van een organisatie om de juiste match te maken. Dit is uiteraard niet anders dan bij een reguliere bemiddeling, alleen van veel groter belang. Het komt nog nauwer om de match te maken.
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
13
Sociale Zaken en gemeente Met de afdeling Sociale zaken van de gemeente zal gesproken worden over specifiek beleid en regelingen die invloed hebben op vrijwilligerswerk voor deze groep. Hierbij kan gedacht worden aan het vragen van toestemming voor vrijwilligerswerk, gemeentelijke onkostenvergoedingen en afspraken over reiskosten en dergelijke. Met de gemeente en ook met andere instanties die zich in het kader van reïntegratie bezighouden met de doelgroep zal overleg gevoerd moeten worden over een effectieve communicatie rond de individuele cliënt. Bijvoorbeeld wanneer wordt er doorverwezen en naar elkaar toe gerapporteerd en hoe kunnen verschillende trajecten op elkaar afgestemd worden.
Reïntegratiebedrijven Een dilemma is dat reïntegratiebedrijven soms overmatig gebruik maken van de gratis diensten van een steunpunt voor Vrijwilligers, terwijl het reïntegratiebedrijf feitelijk betaald krijgt voor het vrijwilligerstraject. Daarom is het aan te bevelen met reïntegratiebureaus duidelijke afspraken te maken over taakverdeling, doelstelling, traject en kosten worden gemaakt. In onderstaande box staat een voorbeeld van tarieven. Producten: intake-aspirant vrijwilliger gebruik vacature bemiddeling organisatie kennismakingsgesprek vrijwilliger-organisatie follow-up/evaluatietelefoongesprek Totaal:
(ca. 1 uur) (ivm verrichte acquisitie) (ca. 1 uur) (ca. 1 uur)
€ 35 € 35 € 35 € 35 € 10 -----€ 150
Werving en outreachende benadering Verder is de vraag via welke kanalen de cliënten bij de Steunpunten voor Vrijwilligers komen. Moeten ze actief worden geworven, worden ze doorverwezen of worden ze via de inwonersgesprekken bereikt en herkend? Actieve werving kan plaatsvinden via de netwerken van instanties en instellingen en bijvoorbeeld een arbeidsbureau of een banenmarkt. In veel gevallen zal dit echter niet wenselijk zijn in verband met de tijdsinvestering die de individuele trajecten vragen. In Ooststellingwerf bleek dat het aanbod door doorverwijzing en spontane aanmelding groot was. de Bijspringer was zo bekend dat mensen uit zichzelf of via de inwonersgesprekken in beeld kwamen en zo bemiddeld konden worden.
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
14
3.4.2 Fase 2 Inventarisatie en onderzoek De gesprekken met de vrijwilligersorganisaties kunnen uitgebreid worden met een aantal specifieke vragen over de bereidheid tot begeleiding van kwetsbare mensen, de ervaring hiermee en de praktische mogelijkheden om vrijwilligers begeleiding te bieden. In de training voor het voeren van de inwonersgesprekken (zie Handboek deel II en III) zal aandacht besteed worden aan het herkennen van mensen die extra begeleiding nodig hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen. Het intakegesprek met deze mensen kan dan direct worden gedaan door de beroepskracht of een getrainde steunpuntmedewerker. Bij de intakegesprekken met mensen uit deze doelgroep ligt de nadruk op ervaring en kwaliteiten en minder op interesses. Vaak weet men niet (meer) op welke gebieden interesses precies liggen of wat er mogelijk is en de vrijwilligerscategorieën en werkvormen zegt dan niet zo veel. Wel is men doorgaans in staat te praten over wat men in het verleden heeft gedaan of welke taken men in het dagelijks leven vervult. Deze laatste vormen vaak het uitgangspunt bij het zoeken van een passende klus. Soms moet het intakegesprek gefaseerd plaatsvinden in meerdere gesprekken. Enerzijds omdat de cliënt niet te veel informatie in een keer kan verwerken, anderzijds omdat er over veel zaken gesproken moet worden om een goede inschatting van de mogelijkheden en behoeften te kunnen maken. 3.4.3 Fase 3 Structureel betrekken van doelgroep bij vrijwilligerswerk Binnen de Steunpunten voor Vrijwilligers wordt gezocht naar een manier om mensen met extra begeleidingsbehoeften, zoals fase4-cliënten snel te herkennen en door te verwijzen naar de beroepskracht of naar getrainde collega-steunpuntmedewerkers. 3.4.4 Fase 4 Implementatie bemiddeling In de volgende paragraaf komt het stappenplan van bemiddeling aan de orde. 3.4.5 Fase 5 Evaluatie De evaluatie zal voor fase 4-cliënten, net als andere stappen in het proces een heldere structuur moeten hebben: duidelijkheid over tijdstippen, inhoud en duur. Ook is van belang tussentijds te evalueren zodat begeleiding afgestemd kan worden. Evaluatie is voor de bemiddelaar een continu proces om de vinger aan de pols te houden door regelmatig (telefonisch) contact met cliënt én organisatie.
3.5 Bijzondere bemiddeling De algemene methodiek wat betreft bijzondere bemiddeling in vrijwilligerswerk wordt bekend geacht.
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
15
De Steunpuntmedewerkers kunnen soms, bij eenvoudige trajecten helpen met een bemiddeling voor deze cliënten. Maar als bij de bemiddeling rekening gehouden moet worden met een complexe problematiek of achtergrond van de cliënt, wordt de bemiddeling van deze cliënten niet door de vrijwilligers van de steunpunten gedaan maar door de coördinerende beroepskrachten. In het onderstaande schema worden de aandachtspunten aangestipt die specifiek voor deze doelgroep gelden. Aandachtspunten geschikte organisatie
acquisitie vacatures intakegesprek
voortraject
begeleiding
Toelichting • bereidheid tot aanpassingsmogelijkheden voor werkzaamheden/werktijden/ed • zo min mogelijk stressfactoren • toegankelijkheid handicaps • enthousiasme om afspiegeling van de maatschappij in vrijwilligersploeg te hebben • gevraagd kennisniveau en niveau sociale vaardigheden • zoeken naar eenvoudige repeterende werkzaamheden, • gefaseerd • uitgangspunt het dagelijks leven, praktische ervaring en vaardigheden • als kans op slagen klein is voortraject aanbieden om vaardigheden te leren/te oefenen, snuffelstage om te zien of cliënt de ‘klik’ met vrijwilligerswerk kan maken • empathische begeleider • begeleiding on the job/toezicht • bereikbaarheid van de begeleider
10-06-10 Handboek deel IV Bijzondere groepen versie 1
16