Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
Bijzondere Faciliteiten
1.
Introductie Remedial Teaching
2.
Leerlingbegeleiding
1.1. 1.2. 1.3. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Studiebegeleiding Dyslexie 1.2.1. Signalering 1.2.2. Dyslexieverklaring 1.2.3. De leerling en dyslexie 1.2.3.1. faciliteiten 1.2.3.2. normering 1.2.3.3. dispensatie 1.2.3.4. tips 1.2.4. De docent en dyslexie 1.2.5. De ouder en dyslexie Dyscalculie
Vertrouwenspersoon Faalangst Leerling met LGF Expertisecentrum
Tot slot
bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 1 van 9
Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
Introductie Indien leerlingen om wat voor reden dan ook extra begeleiding of faciliteiten nodig hebben, is er een aantal zaken waarbij de school ondersteuning kan bieden. Laar & Berg biedt en verleent hulp aan zowel leerlingen met leerproblemen als aan leerlingen met sociaal-‐emotionele en/of gedragsproblemen. Uitgangspunt voor het onderwijs van Laar & Berg is dat docenten zich moeten kunnen concentreren op het primaire proces van lesgeven en dat leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Dit beleidsstuk ‘Bijzondere faciliteiten’ beschrijft hoe Laar & Berg deze ondersteuning invult en welke professionals hierin een rol spelen. Uiteraard voldoet Laar & Berg aan de wettelijke regelingen die hierbij van toepassing zijn.
bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 2 van 9
Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
1. Remedial Teaching (RT) Op Laar & Berg zijn twee docenten gespecialiseerd in studiebegeleiding van leerlingen met specifieke problemen. Deze Remedial Teachers (RT) besteden tijd aan begeleiding evenals aan beleid, organisatie en advisering. De RT’ers bepalen welke leerlingen welke hulp krijgen, lichten vakdocenten in en stemmen de vorm van de hulp af op de reguliere les. Ook evalueren de RT’ers hun bevindingen, en communiceren dit met de ouders. 1.1. Studiebegeleiding Studiebegeleiding bestaat uit mentorlessen en het Learn to learn programma in leerjaar 1. De leerling leert onder andere hoe te studeren (schema’s en samenvattingen maken, memoriseren), hoe om te gaan met het fenomeen thuiswerk, hoe zich voor te bereiden op (eind)toetsen en hoe samen te werken voor groepsopdrachten. Het onvoldoende beheersen van basisvaardigheden als spellen en begrijpend lezen wordt gesignaleerd via dictees en een toets begrijpend lezen aan het begin van het schooljaar van brugklas 1. Na het signaleren wordt op systematische wijze in kaart gebracht wat de sterke en zwakke kanten van een leerling zijn. Op deze manier kan gericht hulp worden geboden. In de speciale remedial hulplessen ligt de nadruk op spellingbegeleiding. Selectie van leerlingen vindt plaats middels de afgenomen dictees. Onderwerpen die aan de orde komen, zijn onder andere: het goed leren kijken naar de gemaakte fouten in de dictees; aangeven per woord waar de moeilijkheid zit; het leren indelen van de fouten in de luister-‐, regel-‐ of inprentcategorie. Aan deze vaardigheid wordt veel tijd besteed; immers, als je weet wat voor soort fouten je maakt, is het remediëren een stuk eenvoudiger; het oefenen met nieuwe woorden (via woord-‐ en zinnendictees) en het toepassen van de aangeleerde strategie (wat voor soort woord is het?, wat is het moeilijke woorddeel?, welke regel kan/moet ik toepassen?, heb ik alles gecontroleerd?); het met nadruk aandacht schenken aan de categorie regelwoorden met daarbij het herhalen van de regels die in het basisonderwijs al aangeleerd zijn; het aandacht schenken aan inprenttechnieken (hoe onthoud ik iets het best?); deze vaardigheid is mede van belang voor het leren van vocabulaire in de moderne vreemde talen; het aandacht schenken aan luistervaardigheid; heeft een slechte luistervaardigheid misschien te maken met een gebrekkige concentratie of is klankonderscheiding het wezenlijke probleem; ontwikkelen van vaardigheid in het omgaan met computerprogramma’s ter ondersteuning van het leerproces. De Remedial Teachers houden een spreekuur waarop afspraken voor nadere begeleiding worden gemaakt. Per periode wordt geëvalueerd of het zinnig is de ondersteuning voort te zetten. 1.2. Dyslexie Laar & Berg hanteert een actief signalerings-‐ en begeleidingsbeleid. Lees-‐ en spellingproblemen openbaren zich vaak al in de brugklas bij het leren van vreemde talen. In de bovenbouw manifesteert
bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 3 van 9
Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
dyslexie zich onder andere in tijdgebrek tijdens het lezen van langere teksten. De begeleiding van Laar & Berg richt zich op de inidividuele behoefte van leerlingen. 1.2.1. Signalering in de brugklas Periode 1 inventariseren gegevens basisschool van alle brugklasleerlingen aan de hand van dossier (met betrekking tot taal-‐ en rekenproblemen) lijst samenstellen van dyslectische leerlingen per klas ter informatie van collega’s afname zinnendictee selectie van leerlingen voor vervolgonderzoek op grond van uitslag zinnendictee ouders worden geïnformeerd over procedure afnemen vervolgonderzoek vervolgonderzoek: woorddictee en toets begrijpend lezen resultaten vervolgonderzoek doorgeven aan docenten Nederlands en mentoren ouders worden geïnformeerd over de uitslag van het vervolgonderzoek via brief indelen van leerlingen voor RT-‐lessen indeling doorgeven aan mentoren, docenten Nederlands, afdelingsmanagers en ouders na herfstvakantie start lessen uitdelen van geplastificeerde dyslexiekaart op naam en klas, te gebruiken bij toetsen Periode 2 en 3 (vaste termijn basisbegeleiding) basisbegeleiding met betrekking tot spelling via RT-‐lessen bij einde begeleiding worden ouders, mentoren/afdelingsmanagers geïnformeerd bij voortzetten begeleiding worden ouders, mentoren/afdelingsmanagers geïnformeerd afname binnen RT-‐les van toetsen i.v.m. monitoring eerste indicatie dyslexie opvang van doorverwezen bovenbouwleerlingen; afname van toetsen voor eventuele eerste indicatie dyslexie voorlichting RT op open dag en open avonden Periode 4 extra begeleiding voor zeer zwakke leerlingen uitgebreid vooronderzoek naar dyslexie bij geselecteerde leerlingen; in aansluiting daarop een eventuele doorverwijzing naar een extern bureau voor een uitgebreid dyslexieonderzoek contact met ouders over dyslexieonderzoek, afronding via schriftelijke verslaggeving voor de zomervakantie. 1.2.2. Dyslexieverklaring Leerlingen met een officiële dyslexieverklaring staan op een overzichtslijst die op het personeelsweb is geplaatst en iedere maand wordt geactualiseerd. De vakdocent controleert deze lijst, past toetsingen indien nodig aan en houdt bij voor wie speciale afspraken gelden. Spellingzwakke leerlingen zonder verklaring kunnen doorverwezen worden voor een nader onderzoek wanneer basisschoolgegevens, het soort en het aantal gemaakte fouten tijdens de remediëring, resultaten bij de moderne vreemde talen of een slechte motoriek daar aanleiding toe geven. Op deze wijze kan een leerling alsnog in bezit komen van een dyslexieverklaring. bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 4 van 9
Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
1.2.3. De leerling en dyslexie 1.2.3.1 Faciliteiten Onderstaande faciliteiten gelden alleen voor leerlingen met een officiële dyslexieverklaring. Leerlingen ontvangen van de remedial teacher een dyslexiekaart waarop staat aangegeven op welke faciliteit(en) zij recht hebben. 1. Een dyslectische leerling heeft recht op 10 minuten per lesuur van 45 minuten en 30 minuten bij het examen. Dit geldt ook voor alle andere schooltoetsen, wanneer een leerling extra tijd nodig heeft. 2. Een dyslectische leerling kan baat hebben bij een vergroot exemplaar van de toetsen. In overleg met de mentor/docent wordt dit afgesproken. Met ingang van schooljaar 2012-‐2013 worden vergrotingen niet meer aangeboden in de bovenbouw. Hierin volgt de school het afschaffen van de vergroting bij het CE. 3. Een dyslectische leerling mag gebruik maken van een laptop. In sommige gevallen beschikt een leerling over een eigen laptop die tijdens lessen gebruikt kan worden. Toetsen worden altijd op een schoollaptop gemaakt. 4. Een dyslectische leerling mag gebruik maken van audiotoetsen: een toets kan ingesproken worden door de docent of live voorgelezen worden. De school onderzoekt de aanschaf van Kurzweil. 5. In sommige gevallen kan een mondelinge toets een schriftelijke toets vervangen. Dit gebeurt altijd in overleg met de RT-‐docent en vakdocent. 1.2.3.2 Normering Het schriftelijk werk van een dyslectische leerling in de onderbouw wordt op een soepeler manier nagekeken. Bij de vakken Nederlands, Engels, Frans, Spaans en Duits wordt de normering aangepast, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen kleine en grote fouten. Onder kleine fouten worden accenten, letterverdraaiingen, mede/klinkerverdubbeling en fonetisch geschreven woorden verstaan. Wanneer een woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt dan geldt de regeling niet. Grote fouten zijn fouten waarbij de herkenbaarheid of betekenis van het woord is veranderd of onduidelijk is. Bij een kleine toetsen worden tot 4 kleine fouten niet meegerekend. Bij een grote toets worden tot 8 kleine fouten niet meegerekend. Bij andere vakken mag het toetscijfer niet negatief beïnvloed worden door spelfouten. Bovenstaande geldt voor leerlingen in de onderbouw. Voor bovenbouwleerlingen wordt de examennorm gevolgd en gelden geen aanpassingen m.b.t. spelfouten. 1.2.3.3 Dispensatie In enkele gevallen kan een leerling er baat bij hebben een moderne vreemde taal te laten vallen. Mocht daartoe een verzoek komen dan doorloopt Laar & Berg de volgende procedure: 1. De leerling en ouders dienen een aanvraag in bij de afdelingsmanager.
bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 5 van 9
Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
2. De afdelingsmanager verricht onderzoek naar deze leerling om te kunnen bepalen of dispensatie voor een moderne vreemde taal de leerling in staat stelt succesvoller te worden (zowel wat betreft cijfers als motivatie). Input wordt verzameld uit: a. advies docenten, mentor, RT over deze leerling; b. werkhouding van de leerling; c. cijfers van de leerling. 3. De afdelingsmanager bepaalt op basis van de ingewonnen informatie of de leerling in aanmerking komt voor dispensatie. 4. Als de dispensatie wordt verleend aan een leerling in leerjaar 1-‐2-‐3 of V/T4 zal de leerlingen de vrijgekomen lesuren invullen met werktijd. Wordt de dispensatie verleend aan een leerling in de bovenbouw, dient de leerling een vervangend vak te volgen om aan de profiel-‐ en exameneisen te voldoen. 5. De beslissing wordt door de afdelingsmanager gecommuniceerd naar: a. Leerling en ouders b. Remedial Teacher c. Mentor d. Betrokken vakdocenten e. Werktijddocent 1.2.3.4 Tips De dyslectische leerling kan ook veel zelf doen. Hier volgen enkele tips: 1. Neem voor studeren de tijd; probeer hoe je het beste kan leren. 2. Studeer en werk op een rustige plek: in de klas vooraan, thuis in rust. 3. Leer op verschillende manieren hetzelfde. Bij het leren van woorden: lees het woord, spreek het uit en luister naar jezelf, schrijf het woord op en fantaseer over de betekenis, oefen op de computer. 4. Vat lessen samen: maak je eigen samenvatting met kernwoorden en vertel jezelf wat je bij elk geschreven kernwoord nog weet. 5. Raak niet in paniek als je iets niet goed begrijpt: herhaal, lees opnieuw, vraag om herhaling. Na een paar dagen begrijp je het vanzelf. 6. Oefen extra. In het begin gaat het wat langzaam, maar al snel gebruik je de regels beter dan anderen. 7. Werk vooruit. Leer toetsen lang van tevoren. Bereid je goed voor. 8. Lees zoveel mogelijk. Als je ouder wordt, gaat het lezen steeds gemakkelijker als je regelmatig blijft oefenen. 9. Maak voordat je een verhaal gaat schrijven een schema met de trefwoorden waarover het moet gaan. Schrijf dan in korte overzichtelijke zinnen je verhaal. 1.2.4. De docent en dyslexie 1. De docent houdt rekening met eventuele traagheid en verwarring a. de leerling kan traag reageren op klassikaal gestelde vragen; b. de docent maakt het bord niet te snel schoon; c. de docent deelt goed leesbare kopieën uit, geeft voorgedrukte toetsen.
bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 6 van 9
Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
2. Een dyslectische leerling drukt zich vaak moeilijk uit op papier. De docent accepteert en stimuleert het gebruik van korte zinnen in een verhaal. 3. De docent houdt rekening met het feit dat een dyslectische leerling door zijn beperkingen in zijn ontplooiing faalangstig en gedemotiveerd kan zijn en voorkomt zoveel als mogelijk is nieuwe negatieve ervaringen. 1.2.5. De ouder en dyslexie De ouders van spellingzwakke en dyslectische leerlingen worden op de hoogte gebracht van de start van de begeleiding en de afronding ervan. Aan het eind van het jaar wordt door de RT-‐ docent verslag gedaan van de inhoud van de begeleiding wanneer die het hele jaar voor de leerling gold. De docenten worden iedere periode door de RT-‐docenten op de hoogte gehouden van de groepsindeling voor de RT-‐lessen. Bijzonderheden worden doorgegeven aan mentoren. 1.3. Dyscalculie Er bestaan nog geen wettelijke afspraken voor scholen m.b.t. het toestaan van extra faciliteiten voor leerlingen met dyscalculie. Wel mag de rector aanpassingen toestaan voor zover daar door een deskundige (psycholoog of orthopedagoog) een voorstel is gedaan, zoals het aanbieden van extra tijd bij toetsen en/of examens of het gebruik van een tafelkaart. Dit wordt per individueel geval onderzocht en bepaald.
2. Leerlingbegeleiding Leerlingen met problemen van sociaal-‐emotionele aard worden op Laar & Berg ondersteund in hun ontwikkelings-‐ en leerproces. Zowel individueel als in groepsverband. Docenten krijgen regelmatig gerichte informatie hoe zij met deze leerlingen om moeten gaan. Ook wordt de klas wordt betrokken bij de problematiek zodat er begrip ontstaat. Voor leerlingen zijn er zogenaamde veilige plekken in de school waar zij naartoe kunnen gaan als zij daar behoefte aan hebben. In het regelmatige contact met de mentor staat het welbevinden van deze leerling voorop. Het doel is om leerlingen een zo normaal mogelijke schooltijd te laten hebben. Wij bieden in bovenschoolse samenwerking ondersteuning aan in de dagelijkse gang van zaken op school. 2.1. Vertrouwenspersoon De mentor is de spil in leerlingbegeleiding. De mentor beschikt over gegevens omtrent studie, gedrag, sociaal functioneren en werkhouding en is het eerste aanspreekpunt voor ouders. Als de mentor signaleert dat een leerling minder gaat presteren of signalen afgeeft waaruit blijkt dat de leerling zich niet goed voelt, onderzoekt de mentor in overleg met ouders en de afdelingsleider wat nodig is om de leerling te steunen. Hierbij kunnen de mentor en de afdelingsleider een beroep doen op de bovenschoolse coördinator leerlingzaken die een dag per week op Laar & Berg aanwezig is. De coördinator leerlingzaken vervult een informerende, bemiddelende of initiërende rol, met als doel dat alle betrokkenen samenwerken en zoeken naar oorzaken en oplossingen om de ontwikkeling van de leerling te waarborgen, indien:
bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 7 van 9
Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
1. Er leerproblemen zijn en het aannemelijk lijkt dat deze het gevolg zijn van sociaal-‐emotionele problemen; 2. Er sociaal-‐emotionele problemen lijken te zijn die de expertise van de mentor en afdelingsleider overschrijden; 3. Er verschil van inzicht is tussen ouders en school over de oorzaak van het niet functioneren van een leerling . In samenspraak met mentor, afdelingsleider, leerling en eventueel ouders, verheldert de coördinator leerlingzaken de probleemstelling en eventuele hulpvragen. De coördinator leerlingzaken gaat samen met de leerling, ouders en eventueel andere betrokkenen in gesprek om meer informatie te verzamelen over de achtergrond van de leerling. Naast de informatie van de leerling, diens ouders en school observeert de coördinator leerlingzaken in de klas om te zien hoe de interactie tussen leerling, medeleerlingen en leerkrachten verloopt en kijkt of het schoolklimaat aansluit bij de leerling. Indien gewenst schakelt de coördinator leerlingzaken andere disciplines in, zoals een GZ-‐psycholoog voor het verrichten van een psychologisch onderzoek (bijv. intelligentietest) of een schoolarts via de GGD om vermoedelijke lichamelijke problemen beter in kaart te kunnen krijgen. Als alle gegevens verzameld zijn, zal de coördinator leerlingzaken samen met de betrokkenen kijken wat de leerling nodig heeft en of dat binnen de school realiseerbaar is. Hierbij heeft de coördinator leerlingzaken een ondersteunende functie in het regelen van externe hulp voor de leerling en zijn/haar ouders. De coördinator leerlingzaken ondersteunt de leerkrachten in het vergroten van expertise rondom bepaald gedrag van een leerling. Daarnaast wordt de coördinator leerlingzaken ingezet als er vermoedens zijn van mishandeling van een leerling of als er klachten zijn rondom omgangsvormen binnen de school. 2.2. Faalangst Voor leerlingen in de onderbouw die faalangstig zijn, biedt Laar & Berg de training "Sidderkuur" aan. De “Sidderkuur” is een training om faalangst bij leerlingen te verminderen. Het doel is het vergroten van het zelfvertrouwen in situaties die met school te maken hebben, bijvoorbeeld: het maken van een proefwerk het houden van een spreekbeurt het terugkrijgen van een cijfer meepraten in de groep vrij bewegen door de school Leerlingen worden op basis van informatie van mentoren voor de training uitgenodigd. Een signaleringsinstrument om leerlingen hiervoor te screenen is in ontwikkeling. Voor examenkandidaten met faalangst wordt jaarlijks een speciale examentraining gegeven waarin het omgaan met spanning voor en tijdens het examen centraal staat. De training wordt gegeven door de remedial teacher en de coördinator leerlingzaken .
bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 8 van 9
Laar & Berg VWO – HAVO -‐ MYP
2.3. Leerling met Leerling Gebonden Financiering (LGF) Het aantal leerlingen dat een LGF heeft op Laar & Berg is beperkt maar zal volgens de verwachting in de toekomst groeien. Hierbij gaat het om leerlingen met een beperking in het autistisch spectrum, leerlingen met ADHD, ODD, PDD/NOS en aanverwante concentratie-‐kinetische problematiek en leerlingen met diabetes. Binnen Laar & Berg worden deze leerlingen begeleid door de bovenschoolse rugzakcoördinator die een middag per week aanwezig is voor trainingen en gesprekken. De rector is het aanspreekpunt voor budgettaire vragen rondom de LGF. Per schooljaar wordt er voor de leerling met een LGF een handelingsplan opgezet met daarin doelen voor het aankomende schooljaar. Tijdens het schooljaar is er ruimte en plaats voor ouders en de rugzakcoördinator om van gedachten te wisselen over de haalbaarheid en bijstelling van de doelen. Leerlingen met een LGF krijgen een groene kaart met daarop de “do’s and don’ts” ten aanzien van hun persoon. Leerlingen kunnen deze kaart tonen aan de docent zodat er rekening wordt gehouden met zijn/haar behoeftes. Omdat ook de leerlingen met dyslexie en dyscalculie een kaart bij zich dragen, werkt dit niet stigmatiserend maar verhelderend en geeft het rust voor de leerling. 2.4. Expertisecentrum In bijzondere gevallen kan een beroep gedaan worden op het instituut voor leerlingbegeleiding: het W.J. F. Nuyens Instituut; expertisecentrum voor leerlingbegeleiding, ook wel ‘de villa’ genoemd.
Leerlingen die tijdelijk extra begeleiding nodig hebben, kunnen voor opvang naar de villa: een locatie los van de school waar de leerlingen in een andere setting blijven werken aan hun eigen lesprogramma. Ze worden begeleid door docenten. Waar nodig kan een beroep gedaan worden op extra expertise (schoolmaatschappelijk werker en/of psycholoog).
Tot slot
Op Laar & Berg worden alle leerlingen in staat gesteld zich optimaal te ontwikkelen en maximaal te ontplooien. Het hierboven beschreven beleid en de inzet van gespecialiseerde professionals geven de school extra mogelijkheden leerlingen te ondersteuning te bieden die zij nodig hebben.
bijzondere faciliteiten Uitg. 0 Rev. 2 (oktober 2012)
Pagina 9 van 9