Bijvoorbeeld … Een gids met succesvolle voorbeelden van lokaal geïntegreerd beleid voor chronisch zieken en gehandicapten
Bijvoorbeeld ... Een gids met succesvolle voorbeelden van lokaal geïntegreerd beleid voor chronisch zieken en gehandicapten
Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Telefax (070) 346 92 01 Internet: www.vnguitgeverij.nl
Colofon Samenstelling Claudette Schoenmakers (SGBO) Barbara Wapstra-van Damme (SGBO) Met medewerking van Jeanette van Abeelen (VNG) en Rika Detmers (CG-raad) In opdracht van Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) De samenstelling van deze voorbeeldengids is mogelijk gemaakt door financiële steun van ZorgOnderzoek Nederland (ZON MW), deelprogramma lokaal beleid voor chronisch zieken.
SGBO Onderzoeks- en Adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Postbus 30435 2500 GK Den Haag Deze uitgave is opgesteld door en voor wat de inhoud betreft, voor uitsluitende verantwoording van SGBO. De hierin weergegeven meningen en opvattingen behoeven niet noodzakelijkerwijs gedeeld te worden door het bestuur van de VNG.
THESAURUS VERENIGING VAN NEDERLANDSE GEMEENTEN
Thesaurustermen: gehandicapten; chronisch zieken; cliëntenparticipatie ISBN 90 322 7266 7 © VNG uitgeverij, Den Haag 2002 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voorwoord Op 3 december 1999, de datum van de jaarlijkse internationale ‘Disability Day’, tekenden de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de toenmalige Gehandicaptenraad en het Werkverband Organisaties Chronisch Zieken (WOCZ) een intentieverklaring. In deze verklaring spraken de drie organisaties uit, dat zij de Standaardregels van de Verenigde Naties voor Gelijke Kansen voor mensen met een chronische ziekte of handicap onderschreven en de mogelijkheden wilden onderzoeken om de regels op lokaal niveau concreet toe te passen, om goede praktijkvoorbeelden op te sporen en om daarover de gemeenten en lokale organisaties te informeren. Op grond van de intentieverklaring is het plan ontstaan om een gids van goede praktijkvoorbeelden uit te geven. Het plan is gehonoreerd door ZorgOnderzoek Nederland in het kader van het programma Lokaal beleid voor chronisch zieken. Ondertussen zijn de Gehandicaptenraad en het WOCZ per 1 januari 2001 samengegaan in de nieuwe Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland, kortweg de CG-Raad. Enerzijds een bijzonder voor de hand liggende stap gezien de overlap in lidorganisaties van de twee fusiepartners. Anderzijds ook een vernieuwende en ongewone stap, omdat hiermee de belangen van mensen met een lichamelijke handicap zonder chronische aandoening én van mensen met een chronische aandoening zonder lichamelijke handicap zijn samengebracht en gebundeld. Het onorthodoxe van de nieuwe combinatie binnen de CG-Raad bleek ook tijdens het verzamelen van goede voorbeelden als basis voor de gids. Feitelijk zijn er nog weinig voorbeelden te noemen van gemeenten, die een geïntegreerd beleid voeren voor burgers met een lichamelijke handicap en voor burgers met een chronische aandoening zonder handicap. Dit was ook wel te verwachten, omdat de organisaties van mensen met een chronische aandoening, zoals verenigd in het voormalige WOCZ, zich onvoldoende in staat achtten, of over onvoldoende menskracht beschikten om activiteiten in de gemeente te ontplooien. Een uitzondering hierop vormden een aantal grotere organisaties, waarvan de aandoening vaak gepaard gaat met een lichamelijke handicap. Dit in tegenstelling tot de voormalige Gehandicaptenraad, die contacten onderhoudt met een vrijwel dekkend landelijk netwerk van 452 lokale patiënten- en gehandicaptenplatforms.
Bijvoorbeeld
De VNG en CG-Raad hebben zich niet laten ontmoedigen. Integendeel, eerder werden zij gestimuleerd in het zoeken naar voorbeelden van gemeenten waar goede aanzetten werden aangetroffen. Dat hiervan in deze gids 11 verenigd zijn, stemt hoopvol over de mogelijkheden om te komen tot integraal beleid voor alle burgers, onafhankelijk van hun fysieke of mentale conditie, leeftijd, of andere kenmerken. Integraal beleid, dat daadwerkelijk inclusief is, dat gelijke kansen biedt aan alle inwoners en dat wezenlijke aanknopingspunten biedt voor volwaardig burgerschap in de breedste zin des woords. Vanuit de intentie om de gemeenten en de lokale platforms te stimuleren om deze mogelijkheden in de eigen omgeving te realiseren, bieden de VNG en de CG-Raad deze gids aan als inspiratiebron voor alle gemeenten, lokale organisaties en contactpunten van lidorganisaties.
Inhoud Voorwoord
5
Inleiding
9
Integraal chronisch zieken- en gehandicaptenbeleid 1 Weststellingwerf: integraal gehandicaptenbeleid
13 15
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten 2 Almelo: Zorg in beeld verlicht 3 Utrecht: GRIP-project 4 Maastricht: Meldpunt Zorg 5 Maassluis: Onderzoek naar de gezondheids- en leefsituatie van gehandicapten en chronisch zieken 6 Alkmaar: Toegankelijkheidsgids 7 Enschede: Sportstimulering
19 21 27 33 39 45 51
Cliëntenparticipatie 8 Dordtse Adviesraad voor het Gehandicaptenbeleid 9 Amsterdamse Bundeling Consumenten van Zorgvoorzieningen 10 'Ouderenproof' maken van Berkel-Enschot en Udenhout 11 Samenwerking tussen de gemeente Monster en het Platform Gehandicaptenbeleid Monster
57 59 65 71
Nawoord: Hoe nu verder?
79
Bijlage I Standaardregels betreffende het bieden van gelijke kansen voor gehandicapten
81
Bijlage II VNG en CG-raad
85
75
9
Inleiding Aanleiding Binnen het programma ‘lokaal beleid voor chronisch zieken’ van ZorgOnderzoek Nederland (ZON) heeft de VNG samen met de CG-raad1 een project opgezet om chronisch zieken- en gehandicaptenbeleid op lokaal niveau te stimuleren door middel van een voorbeeldengids. De aanleiding hiervoor is dat in diverse onderzoeken, uitgevoerd in opdracht van de Nationale Commissie Chronisch Zieken2 en uit interne inventarisaties van de CG-raad3, is geconstateerd dat in de praktijk nog verschillende knelpunten bestaan ten aanzien van het chronisch ziekenbeleid: 1 Bij een aantal gemeenten hebben chronisch zieken nog weinig politieke prioriteit. Bovendien ontbreekt het deze gemeenten aan kennis over chronische ziekten, de maatschappelijke gevolgen ervan en de manier waarop beleid voor deze doelgroepen kan worden vormgegeven en geïntegreerd in lopend of nieuw beleid. 2 De coördinatie van een geïntegreerd beleid voor mensen met functiebeperkingen waarin ook specifieke aandacht wordt geschonken aan de belangen van chronisch zieken zonder lichamelijke of zichtbare handicap is vaak een punt van zorg. Dit zowel binnen de gemeentelijke organisatie als binnen de lokale gehandicaptenplatforms, die vaak vooral gericht zijn op de Wvguitvoering. 3 De lokale vertegenwoordiging en inbreng van organisaties van chronisch zieken (patiëntenorganisaties) kan verder worden gestimuleerd. Een specifiek aandachtspunt daarbij is dat het voormalige WOCZ niet kon terugvallen op provinciale, regionale of lokale structuren. 4 Met name door het gestelde onder punt 3 en omdat de gemeente het draagvlak voor haar beleid doorgaans toetst aan de gevestigde belangenorganisaties, blijven de wensen en behoeften van specifieke groepen zoals chronisch zieken zonder lichamelijke handicap vaak buiten beeld en richt het beleid zich met name op ouderen en lichamelijk gehandicapten. 1 2
3
Sinds 1 januari 2001 zijn het WOCZ en de Gehandicaptenraad gefuseerd in één organisatie: de Chronisch zieken- en Gehandicaptenraad (CG-raad). Bouwstenen lokaal beleid voor chronisch zieken. SGBO (1998). Lokaal beleid voor chronisch zieken. Een inventariserend onderzoek onder gemeenten. Ipso Facto (1999). Samen sterker staan. WOCZ (1999)
10
Bijvoorbeeld
Het doel van deze gids is gemeenten te ondersteunen bij het vormgeven van lokaal geïntegreerd beleid dat rekening houdt met de specifieke situatie en belangen van chronisch zieken en gehandicapten. Ook waar deze belangen op andere dan de bekende terreinen als beleid voor lichamelijk gehandicapten en ouderen en de materiële voorzieningen als toegankelijkheid, vervoer en Wvg liggen. Andere terreinen zijn bijvoorbeeld de kwaliteit van leven, lokaal gezondheidsbeleid en jeugdzorg. Gezocht is naar voorbeelden waarin tot uitdrukking komt dat er geen burgers over het hoofd worden gezien en dat de gemeente streeft naar gelijke kansen voor alle burgers, ongeacht hun fysieke of mentale conditie. Met andere woorden voorbeelden van daadwerkelijke toepassing van de Standaardregels in de lokale praktijk, gekoppeld aan een brede participatie vanuit de bevolking bij de uitvoering hiervan.4 In deze gids worden suggesties gedaan en wordt getoond op welke wijze er op lokaal niveau aanzetten zijn gedaan om invulling te geven aan het chronisch zieken- en gehandicaptenbeleid en het betrekken van de chronisch zieken en gehandicapten zelf bij het lokale beleid. Deze gids pretendeert geen volledig beeld te geven, er wordt slechts een aantal mogelijkheden aangereikt. Gebruikte begrippen Bij het verzamelen van informatie over de verschillende voorbeelden is naar voren gekomen dat er veel begrippen door elkaar gebruikt worden, onder andere gehandicapten, lichamelijk gehandicapten, chronisch zieken, mensen met een functiebeperking en patiënten. Dit kan verwarrend zijn, omdat de begrippen elkaar deels overlappen. Het hanteren van één begrip in de gehele voorbeeldengids heeft als nadeel dat niet altijd recht gedaan wordt aan de situatie in het betreffende voorbeeld. Vandaar dat nu aangesloten is bij de begrippen die de betreffende gemeente of belangenorganisatie in het project of beleid zelf hanteert.
4
De Standaardregels Gelijke Kansen van de Verenigde Naties (1993) zijn opgenomen in bijlage I
Inleiding
Leeswijzer In deze voorbeeldengids zijn beschrijvingen van elf projecten opgenomen. Deze zijn onderverdeeld in drie thema’s, te weten: integraal chronisch ziekenen gehandicaptenbeleid, lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten en cliëntenparticipatie. In het nawoord wordt tenslotte een blik vooruit geworpen. Bij de beschrijvingen van de projecten is een vast stramien gebruikt. De voorbeelden zijn zoveel mogelijk op gelijkwaardige wijze beschreven. De beschrijvingen bestaan in principe uit drie onderdelen: waar gaat het project over, hoe is het project uitgevoerd en wat is er gebeurd en welke ervaringen zijn opgedaan met het project. Hierbij wordt het begrip project breed opgevat, het kan dus gaan om een concreet project, beleid of de wijze van samenwerken tussen gemeente en cliënten. Het gebruikte stramien ziet er als volgt uit: 1 Waar gaat het project over? 1.1 Onderwerp 1.2 Aanleiding 1.3 Doel 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Hoe is het project uitgevoerd? Opzet en uitvoering Financiering Product en activiteiten Stand van zaken en toekomst Betrokkenheid van de doelgroep Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid
3 3.1 3.2 3.3
Wat zijn de ervaringen? Evaluatie en ervaringen Succesfactoren Valkuilen en knelpunten
4
Praktische informatie
11
Integraal chronisch zieken- en gehandicaptenbeleid
Integraal chronisch zieken- en gehandicaptenbeleid
1
Weststellingwerf: integraal gehandicaptenbeleid
1
Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp Ontwikkelen van integraal gehandicaptenbeleid waarin onderdelen van het gemeentelijk beleid worden getoetst op hun mogelijkheden en gevolgen voor de positie van burgers met een handicap. 1.2 Aanleiding Sinds de invoering van de Wvg in 1994 is er op lokaal niveau versterkte aandacht voor mensen met een handicap en hun specifieke problematiek ontstaan. De rol van de gemeente wordt ook groter op andere terreinen die van invloed zijn op de positie van gehandicapten, zoals onderwijs en integrale indicatiestelling en arbeids(re)integratie. Tegen deze achtergrond heeft de gemeenteraad besloten om een integraal gehandicaptenbeleid te ontwikkelen. 1.3 Doel Het doel van het integrale gehandicaptenbeleid is bevordering van zelfredzaamheid, maatschappelijke integratie en emancipatie van mensen met een handicap. Hierbij wordt onder een gehandicapte verstaan ‘een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het wonen, werken, weten en welzijn’. Hieronder vallen zowel motorisch, zintuiglijk, taal- en spraakgehandicapten als chronisch zieken. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering Als uitgangspunt voor het integrale gehandicaptenbeleid is in 1998 door de Stichting Welzijn Weststellingwerf, sectie Ouderen de nota ‘Een geschikte gemeente voor alle burgers’ geschreven. Op basis van deze nota is door de gemeente een uitvoeringsplan gemaakt. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van het werkboek ‘Basis voor gelijke kansen’ van de voormalige Gehandicaptenraad. Het eerste onderdeel van het uitvoeringsplan was het opzetten van een participantengroep.
15
16
Bijvoorbeeld
Nu wordt door de gemeente in samenwerking met deze participantengroep uitvoering gegeven aan het plan. 2.2 Financiering Voor de uitvoering van activiteiten uit de nota gehandicaptenbeleid is structureel € 11.344,- per jaar beschikbaar gesteld door de gemeenteraad. Voor specifieke projecten die deel uitmaken van het integrale beleid, zoals het sportproject, wordt aanspraak gemaakt op andere budgetten, zoals van het flankerend ouderenbeleid. 2.3 Product en activiteiten Het gehandicaptenbeleid en de te ondernemen stappen zijn vastgelegd in een nota en een uitvoeringsplan. In de nota wordt aangegeven wat de situatie is, welke knelpunten er zijn en wat beleidsvoornemens zijn. In het uitvoeringsplan is uitgewerkt hoe en wanneer de beleidsvoornemens uit de nota gerealiseerd kunnen worden, wie het uitvoert en wat de kosten zijn. Op tien beleidsterreinen zijn beleidsvoornemens geformuleerd, namelijk: participatie, wonen, toegankelijkheid, vervoer, arbeid, inkomen, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, recreatie/sport/vrije tijdsbesteding, Wet voorzieningen gehandicapten, voorlichting en communicatie. De volgende activiteiten zijn naar aanleiding van het uitvoeringsplan ondernomen: de opzet van de participantengroep, een sportstimuleringsproject, informatiedag en bewustwordingsmiddag voor ambtenaren op het gebied van toegankelijkheid, het instellen van een werkgroep toegankelijkheid en een vrijwilligersbus. Sportstimuleringsproject In de gemeente hebben verschillende sportstimuleringsprojecten plaatsgevonden, de zogenaamde GALA-projecten5 Er is een project uitgevoerd voor zowel gezonde, chronisch zieke als lichamelijk gehandicapte mensen in de leeftijd van 55 tot 65 jaar. Uitgangspunt van dit project was aansluiting bij reguliere sportverenigingen. Daarnaast heeft een pilot project voor jongeren van 12 tot 25 jaar plaatsgevonden. Veel jongeren haakten echter gedurende het project af.
5
GALA is een combinatie van GALM en SCALA. GALM staat voor het Groninger Actief Leven Model. Dit is een methode om senioren lichamelijke actief te laten worden en te blijven. SCALA staat voor Sportstimuleringsstrategie voor mensen met een Chronische Aandoening en/of lichamelijke handicap: een Levenlang Actief.
Integraal chronisch zieken- en gehandicaptenbeleid
2.4 Stand van zaken en toekomst In november 2001 komt de gemeente met concrete voorstellen voor het opzetten van een werkgroep toegankelijkheid. Doel van deze werkgroep is het realiseren van een praktische werksituatie, waarin de gemeente, winkeliersvereniging en de woningstichting de intentie vastleggen om problemen te lijf te willen gaan. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep Bij het opstellen van de nota en het uitvoeringsplan is naast de Stichting Welzijn Ouderen de doelgroep verder niet betrokken geweest. In het uitvoeringsplan wordt juist wel veel belang gehecht aan participatie van de doelgroep. Daarom is door de gemeente een participantengroep met vertegenwoordigers van de doelgroep opgezet om de gemeente te adviseren bij de uitvoering van het plan: Brogge (Breed Overleg Gehandicapten). De leden van de participantengroep zijn vertegenwoordigers uit categoriale patiënten- of ouderenorganisaties, zoals de diabetes- en reumavereniging en de ouderenbonden. De participantengroep komt 4 à 5 keer per jaar bij elkaar en bekijkt welk thema uit het uitvoeringsplan prioriteit heeft. Daarnaast neemt de participantengroep ook zelf initiatieven, bijvoorbeeld het instellen van een spreekuur voor doven en slechthorenden, het verzorgen van een nieuwsbrief en het organiseren van een voorlichtingsdag. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid In januari 1999 is de nota gehandicaptenbeleid Weststellingwerf ‘Een geschikte gemeente voor alle burgers’, alsmede het daarbij behorende uitvoeringsplan door de gemeenteraad vastgesteld en zijn de financiële middelen toegekend. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen De gemeente is voornemens het gehandicaptenbeleid jaarlijks te evalueren. De gemeente vindt tot nu toe dat de ervaringen met verschillende concrete projecten zoals de sportstimulering en de vrijwilligersbus (ondergebracht in de Stichting Griffioenbus) positief zijn.
17
18
Bijvoorbeeld
3.2 Succesfactoren • Brede integrale participantengroep. • Goed verlopen projecten zoals de toegankelijkheidsdag voor ambtenaren, het sportproject en de vrijwilligersbus. 3.3 Valkuilen en knelpunten Het uitvoeringsplan zoals dat is opgesteld bleek in de praktijk erg ambitieus te zijn. • De benodigde tijdsinvestering was te optimistisch ingeschat: er was bijvoorbeeld geen tijd ingeruimd voor de coördinatie. Er was dus veel extra tijd nodig, hierdoor duurt ook de uitvoering langer dan gepland was. • Als activiteiten van andere gemeentelijke afdelingen nodig zijn is het belangrijk vooraf hiervoor uren te claimen bij de betreffende afdeling. • Het uitvoeringsplan was te globaal en te weinig specifiek. In het vervolg zou de gemeente liever per aan te pakken beleidsterrein deelplannen maken. Per deelplan zou vervolgens een plan van aanpak met daarin concrete stappen gemaakt kunnen worden. 4
Praktische informatie
Meer informatie over de nota gehandicaptenbeleid ‘Een geschikte gemeente voor alle burgers’ kunt u krijgen bij de gemeente Weststellingwerf: Gemeente Weststellingwerf Dhr. H. Bergsma, afdeling Welzijn, Onderwijs en Sport Postbus 60, 8470 AB Wolvega tel: 0561 - 69 12 51 email:
[email protected] Algemene informatie over onder andere de sportstimuleringsprogramma’s SCALA en GALM is te verkrijgen bij het Nederlands instituut voor sport en bewegen (NISB): NISB Dhr. T. van de Wert, sector welzijn en gezondheid Postbus 32, 6800 AA Arnhem tel. 026 - 483 38 00 e-mail
[email protected]
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
2 1
Almelo: Zorg in beeld verlicht Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp6 Het project ‘Zorg in beeld verlicht’ bestaat uit het inventariseren van ervaringen van chronisch zieken omtrent hun beperkingen en behoeften in het maatschappelijk functioneren, het destilleren van vraagpatronen en het in kaart brengen van het aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn. 1.2 Aanleiding Aanleiding voor dit project is de algemene wens van de chronisch zieken zelf. In de huidige situatie worden chronisch zieken onvoldoende in staat gesteld om zelf sturing te geven aan het eigen leven. De gemeente vindt dat ze (mede)verantwoordelijk is voor een goede organisatie van de vraagkant, de gemeente moet de toegang tot de zorg organiseren door middel van vraagverheldering. De gemeente wil de zelfregie versterken en daarvoor instrumenten aanreiken. Het zorgloket kan één van de instrumenten zijn, maar moet wel gericht vragen stellen. Tot nu was er nog onvoldoende zicht op hetgeen gevraagd moest worden. Daarnaast moet er een voorzieningenniveau zijn, maar hoe weet je als gemeente wat goed is? Hiervoor is het noodzakelijk dat ervaringen van chronisch zieken en de directe omgeving boven tafel komen. Voor het gebrek aan zelfsturing onderscheidt de gemeente verschillende oorzaken: - maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering zorgen voor een afbrokkelend sociaal netwerk; - het ontbreken van gewenste informatie en keuzemogelijkheden ten aanzien van geschikte arbeid, een toereikend aanbod van wonen, zorg, vrije tijd en financiën; - er wordt vaak uitgegaan van een aanbodgerichte benadering zonder echt te luisteren naar de mensen; - vooroordelen over chronisch zieken zorgen voor een negatieve beeldvorming. 6
Bij de beschrijving is onder andere gebruik gemaakt van het projectplan Project ‘zorg in beeld verlicht’, gemeente Almelo, dienst ‘sociale zaken, welzijn, onderwijs en werkgelegenheid’ (1998).
21
22
Bijvoorbeeld
1.3 Doel Met dit project wil de gemeente de positie van chronisch zieken versterken door verbetering van de mogelijkheden tot zelfsturing van chronisch zieken, waardoor de maatschappelijke participatie wordt bevorderd. Subdoelen van het project zijn het meer vraaggericht handelen door zorg- en dienstverleners en het verbeteren van de beeldvorming over chronisch zieken in het algemeen. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering Door de gemeente is een voorbereidingsgroep samengesteld met naast de gemeente vertegenwoordigers van de doelgroep. In overleg tussen de gemeente en de voorbereidingsgroep is een projectplan gemaakt. Vervolgens hebben in de uitvoering de volgende stappen plaatsgevonden: 1 Samenstelling van een project- en stuurgroep. In de projectgroep zitten de gemeente en vertegenwoordigers van de vereniging gehandicapten Almelo. In de stuurgroep zitten daarnaast ook de ouderenbond, het zorgloket, consumenten/patiëntenplatform en de Hogeschool Arnhem/Nijmegen. De stuurgroep heeft het proces gevolgd en advies gegeven. De projectgroep deed de praktische voorbereiding. 2 De selectie van twee cliëntengroepen: reuma- en CVA-patiënten. Later in het project zijn ook internistische patiënten en mensen met een auditieve of visuele handicap benaderd voor deelname aan het project. De patiënten zijn geselecteerd door het ziekenhuis (specialisten) of de patiëntenvereniging, per groep ongeveer dertig patiënten. Bij de selectie van de patiënten/gehandicaptengroep is gezorgd voor spreiding wat betreft sekse en zwaarte van de ziekte. 3 Voor het voeren van gesprekken en verwerken van de gegevens is samengewerkt met het opleiding- en adviescentrum Hogeschool Arnhem/ Nijmegen. 4 Rapporteren en analyseren van de resultaten van de gesprekken door de Hogeschool. Analyse van de gegevens Op basis van de gesprekken is meer zicht gekomen op chronisch zieken en hun dagelijkse problemen in de gemeente. Vervolgens zijn haalbare doelen bepaald en is bekeken welke hulp nodig is op de verschillende terreinen
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
(wonen, zorg en welzijn). Dit is naast de in werkelijkheid geboden hulpverlening gezet. Zo zijn de tekorten in de zorg- en dienstverlening opgespoord. Uit de gegevens zijn vervolgens vraagpatronen gedestilleerd: welke hulp kan worden geboden en waar ontbreekt aanbod. Het aanbod kan betrekking hebben op zowel publieke diensten (Wvg, aanmelding zorgwoningen, kwijtschelding belastingen, huursubsidie, bijzondere bijstand en dergelijke) als private diensten betreffende zorg, welzijn en wonen.
2.2 Financiering Het project was begroot op € 54.453,-. Hiervan kon € 45.378,- gefinancierd worden door de bijdrage van de NCCZ in het kader van de Zorgstadprijs 1998. Het resterende bedrag is door de gemeente gefinancierd. De gemaakte begroting voor de eerste twee groepen patiënten/gehandicapten bleek in de praktijk reëel te zijn. Alleen voor de derde en vierde groep heeft de gemeente extra geld uitgetrokken worden, ongeveer € 13.613,- per groep. 2.3 Product en activiteiten Door de inventarisatie is nu informatie beschikbaar over chronisch zieken en hun beperkingen in het maatschappelijk functioneren, de vraagpatronen en de witte vlekken in het aanbod. Hierdoor is een betere vraagstelling mogelijk bij het zorgloket. Medewerkers kunnen de vraag van cliënten duidelijk krijgen. Door dit project is men meer te weten gekomen over de vraag achter de vraag. Vaak ligt er namelijk iets anders aan de vraag ten grondslag. Er moet dan bekeken worden wat in zijn totaliteit de mogelijkheden zijn en de beste oplossing op de lange termijn is. Het project heeft veel nieuwe inzichten opgeleverd voor het gemeentelijk beleid, zo weet men nu beter wat chronisch zieken echt bezighoudt en wat hun positie is in het maatschappelijk leven. 2.4 Stand van zaken en toekomst De rapporten met de resultaten van de inventarisatie zijn gereed. In het voorjaar van 2002 zijn ze breed verspreid onder instellingen als verzorgingshuizen, verpleeghuizen, thuiszorg, woningcorporaties en instellingen voor vrijetijdsbesteding. Om een grotere homogeniteit in de indicatiestelling in de regio te bereiken worden de resultaten van het project ook aangeboden aan de omliggende gemeenten en overige gemeenten in Nederland.
23
24
Bijvoorbeeld
Nu wordt gewerkt aan de vertaling naar een automatiseringssysteem. Hiermee kunnen de resultaten ingepast worden in het ICT-onderdeel van de wereld gezondheidsorganisatie (WHO) in het inkaderen binnen het project Overheidsloket 2000 - Zorgloket Almelo. Deze vertaling moet leiden tot een kennissysteem, waarin de vele vragen en problemen/ beperkingen van chronisch zieken terug te vinden zijn en de aanwezige keuzes in het aanbod van voorzieningen zichtbaar worden. Het project is in het voorjaar van 2001 afgesloten met een theatervoorstelling. Doel van deze voorstelling was burgers een spiegel voor te houden wat betreft vooroordelen en meer begrip te krijgen voor de situatie van chronisch zieken. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep Vanaf de start van het project is er contact geweest tussen de gemeente en de voorzitter van de Klankbordgroep Gehandicapten. Het project is in samenspraak opgezet en uitgevoerd. Daarna is ook contact gezocht met andere belangenorganisaties, zoals de ouderenbonden (Cosbo) en het patiënten/consumentenplatform. De belangenorganisaties waren erg enthousiast over het project en voelden zich door dit project ook serieus genomen. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid Het politiek draagvlak was verankerd in het beleidsplanprogramma 1994-1998 van de gemeenteraad. Dit politieke draagvlak is van belang om met de resultaten verder te kunnen. Door het project is zicht ontstaan op witte vlekken in het gemeentelijk voorzieningenaanbod en de uitvoering daarvan. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen De gemeente is ervan overtuigd dat het onderzoek uiterst zinvol is geweest en consequenties kan hebben voor de toekomst. Zowel de gemeente als de Klankbordgroep Gehandicapten is erg tevreden met het verloop en resultaat van het project. Er hebben zich weinig problemen voorgedaan tijdens de uitvoering van het project. Vooralsnog bestaan geen plannen om het project te evalueren.
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
3.2 Succesfactoren Belangrijke succesfactoren voor een dergelijk project zijn enthousiasme bij de gemeente en belangenorganisatie. Andere elementen uit het project die bijgedragen kunnen hebben aan het succes zijn: • De vraagkant is centraal gesteld. De zorgaanbieders krijgen achteraf pas de resultaten van het project, daarmee kunnen zij de dienstverlening gaan verbeteren. Voordeel van deze scheiding is dat men tijdens het project met niet te veel partijen om de tafel zit en dat met belangenorganisaties gesproken kan worden zonder dat hun inbreng meteen ter discussie wordt gesteld. • Vooraf is duidelijk afgesproken met de betrokken partijen wat het doel is en wat bereikt moet worden. • Een goed netwerk en goede contacten met de belangenorganisatie. 3.3 Valkuilen en knelpunten • Het benaderen van de patiënten/gehandicaptengroep. De benadering van CVA patiënten via het ziekenhuis liep niet vlot, dit vertraagde het hele project. Het benaderen via patiëntenorganisaties is veel soepeler verlopen, maar heeft als nadeel dat er meer ‘goede’ patiënten bij zitten. • Ingewikkelde vragenformulieren. Bij de eerste patiënten/gehandicaptengroep was het vragenformulier vooraf toegestuurd aan de respondenten. Het formulier bleek veel te ingewikkeld en te uitgebreid te zijn, men kon hier niet mee uit de voeten. De werkwijze is voor de andere patiënten/gehandicaptengroepen aangepast: er zijn vooraf geen vragen meer toegezonden en de gesprekken zijn zonder pen en papier gevoerd. Na het gesprek is door de interviewer een verslag gemaakt. 4
Praktische informatie
Voor meer informatie over dit project kunt u contact opnemen met de gemeente Almelo. Tevens is het mogelijk om in het voorjaar 2002 een (samenvatting van het) rapport op te vragen. Gemeente Almelo Dhr. G.L.M. Nordkamp, senior beleidsmedewerker Postbus 5100, 7600 GC Almelo tel. 0546 - 54 17 89 e-mail
[email protected]
25
27
3 1
Utrecht: GRIP-project7 Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp Het GRIP project bestaat uit een cursus met als doel mensen met een chronische aandoening en/of lichamelijke functiebeperking meer greep op hun leven te geven. Een tweede doel is het tot stand brengen van een verbetering van de samenwerking tussen de diverse zorg- en welzijnsaanbieders. 1.2 Aanleiding Uit onderzoek is gebleken, dat een samenhang bestaat tussen slechte sociaaleconomische omstandigheden (laag opleidingsniveau, geen werk, laag inkomen of uitkering, etc.) van burgers en hun gezondheidstoestand. Ook zijn in Utrechtse achterstandswijken meer mensen chronisch ziek dan in andere wijken. Bovendien gaan de chronische aandoeningen vaak gepaard met depressieve klachten. Hierdoor wordt een groot beroep gedaan op de eerstelijnszorg. Mede omdat een deel van de vragen niet meteen goed terechtkomt, worden de zorgverleners in de achterstandswijken overbelast. Dit is voor de GG&GD aanleiding geweest om het GRIP-project op te zetten. Het terugdringen of voorkomen van achterstanden in gezondheid voor groepen met een lage sociaal-economische status is een van de doelstellingen van het volksgezondheidsbeleid van Utrecht. 1.3 Doel • Zorgen dat chronisch zieken door een cursus meer greep krijgen op hun leven met beperkingen ter voorkoming van depressie, vereenzaming en psychische klachten. • Het zorg- en welzijnsaanbod beter op elkaar afstemmen en beter aan te laten sluiten bij de vraag van de chronisch zieken. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering Het project is uitgevoerd en gecoördineerd door de GG&GD van Utrecht. In de gemeente Utrecht is de GG&GD een gemeentelijke dienst, waardoor dit dus 7
Bij deze beschrijving is onder andere gebruik gemaakt van informatie van het NIZW. Waaronder: Draaiboek Grip-programma, GG&GD Utrecht (2001, concept) en Ketens van zorg en welzijn voor chronisch zieken op lokaal niveau. Eerste tussenrapportage: voorbereiding en start, NIZW (2001).
28
Bijvoorbeeld
een gemeentelijk project is. De invulling van de cursus is in samenspraak met de cursusleider en de kerngroep gedaan (zie voor de samenstelling van de kerngroep 2.3 ‘product en activiteiten’). Er is gewerkt volgens een tien stappenplan: 1 verzamelen van gegevens over de problematiek 2 analyseren van de problemen en mogelijkheden 3 besluiten waar en hoe de cursus uitgevoerd wordt 4 samenstellen van een kerngroep met zorg- en welzijnsaanbieders en patiëntenorganisaties 5 werkafspraken maken over de projectorganisatie 6 organiseren van de cursus 7 rapporteren en adviseren 8 evalueren 9 organiseren van de follow-up 10 implementeren 2.2 Financiering Voor het project is in het kader van de Zorgstadprijs subsidie van de NCCZ gekregen. Daarnaast is ook aanspraak gemaakt op wijkbudgetten, budget van de GG&GD Utrecht en budget van welzijnswerk. De kosten voor het organiseren van twaalf cursusbijeenkomsten zijn ongeveer € 4.537,- (exclusief zaalhuur). Hier komen de kosten voor de coördinatie en de kerngroep nog bij. 2.3 Product en activiteiten Het resultaat van het project is tweeledig: ten eerste een cursusaanbod waarmee chronisch zieken en lichamelijk gehandicapten lotgenotencontact en educatie geboden wordt. In totaal is de cursus in de periode 1997-2000 negen keer gegeven met in totaal 122 deelnemers. Na afloop van de cursus is een follow-up georganiseerd in de vorm van bewegingsactiviteiten voor chronisch zieken. Hiermee werd tegemoet gekomen aan de vraag van de deelnemers naar bewegings- en ontspanningsactiviteiten. De cursus ‘met mij gaat het goed’ Deze cursus leert mensen met een chronische ziekte (opnieuw) dat ze zelf invloed hebben op hun leven. Men leert anders denken, omgaan met de emoties rondom de chronische ziekte en beter gebruik maken van het zorg- en
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
welzijnsaanbod. De cursus bestaat uit twaalf bijeenkomsten, waarvan acht bijeenkomsten verzorgd worden door een psycholoog en gericht zijn op de interventie ‘leef je eigen leven’. De laatste vier bijeenkomsten zijn wijkgericht en bieden de mogelijkheid informatie en ervaringen uit te wisselen tussen zorgen welzijnsaanbieders en de deelnemers.
Ten tweede is een kerngroep gevormd met zorg- en welzijnsaanbieders en vertegenwoordigers van de doelgroep die werken aan verbetering van de samenwerking. Door deze kerngroep is bekeken of er mogelijkheden zijn het zorgen welzijnsaanbod beter aan te laten sluiten op de wensen van chronisch zieken in de wijk. Zo is bijvoorbeeld een plan gemaakt om wijkverpleegkundigen bijscholing aan te bieden op het gebied van gespreksvoering. 2.4 Stand van zaken en toekomst Het project heeft gelopen van 1997 tot 2000. Nu vindt de cursus nog steeds plaats, alleen is er nog geen structurele financiering gevonden. Het projectleiderschap van de GG&GD is in de overgangssituatie overgedragen aan de stichting Thuiszorg en wijkwelzijnsinstellingen. Daarna is samenwerking met het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) gezocht voor de implementatie in andere wijken en gemeenten. Door het NIZW is een stappenplan opgesteld en wordt het project overdraagbaar gemaakt naar andere wijken en lokale en landelijke organisaties. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep Bij de start van het project zijn interviews gehouden met mensen uit de doelgroep. In die gesprekken kwam naar voren dat de doelgroep behoefte had aan een dergelijke cursus. Bij de opzet van het project heeft de GG&GD vervolgens contact gezocht met patiëntenorganisaties. Uiteindelijk zijn verschillende grote patiëntenorganisaties actief betrokken bij het project, maar ook de WOCZ, het patiënten/consumentenplatform en het Stedelijk Overleg Gehandicapten Utrecht (SOLGU). Door de deelname van patiëntenorganisaties aan de kerngroep is de betrokkenheid bij de uitvoering van het project groot gebleven. De kerngroep heeft advies gegeven over de uitvoering van het project en de invulling van de laatste vier bijeenkomsten.
29
30
Bijvoorbeeld
2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid Voorafgaand aan het GRIP-project heeft de gemeente op verzoek van de wethouder een onderzoek uitgevoerd naar preventiemogelijkheden in het kader van chronische ziekte. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen De Universiteit van Utrecht heeft het project geëvalueerd door middel van interviews met deelnemers voor en na deelname aan de cursus. Hieruit bleek dat de vitaliteit van de deelnemers is verhoogd, ervaring van pijn is verminderd en de algemene gezondheidsbeleving is verbeterd. Het effect op het zorg- en welzijnsaanbod is dat de partijen elkaar beter hebben leren kennen door informatie-uitwisseling over het aanbod en de knelpunten. Partijen hebben door het project zicht op de doelgroep van chronisch zieken en zijn gemotiveerd om het aanbod voor deze groep in de wijk te versterken. 3.2 Succesfactoren • Greep op jezelf houden Het project was bedoeld om chronisch zieken meer regie te geven over hun eigen leven, het bewerkstelligen van een andere manier van denken. Dit geldt ook bij de uitvoering van een dergelijk project: houdt de verantwoordelijkheid zelf en wijs niet alleen naar anderen. Stel bijvoorbeeld als beleidsmedewerker de vraag ‘wat kan ik doen om ...’ • Een cursus op maat De cursus is afgestemd op de specifieke kenmerken en wensen van de doelgroep. Hierdoor is ook elke cursus weer anders, er wordt geen standaardcursus aangeboden. Met name het tweede deel van de cursus moet in samenspraak met de betrokken partijen ingevuld worden afhankelijk van de situatie in de betreffende wijk op dat moment. Bovendien is de follow-up in samenspraak met de deelnemers zelf vormgegeven. • Coördinatie Binnen de projectorganisatie heeft de kerngroep een duidelijke rol te gekregen, waardoor mensen aangesproken konden worden op hun verantwoordelijkheden. Een goede coördinatie, bijvoorbeeld van de GG&GD of gemeente is wel noodzakelijk.
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
• Praktische zaken Voor de deelnemers is het belangrijk geweest dat ook de praktische zaken geregeld zijn, zoals een rolstoeltoegankelijke locatie, wel deelnamekosten maar niet teveel (€ 7,-), het regelen van de vervoersvergoeding voor deelnemers die niet op eigen gelegenheid kunnen komen. 3.3 Valkuilen • Het betrekken van patiëntenorganisaties Dit bleek minder eenvoudig te zijn dan verwacht. In eerste instantie was men niet overtuigd van de meerwaarde van het project. Het bleek nodig met deze organisaties in gesprek te gaan om duidelijk te maken wat de meerwaarde van het project is. • Structurele vervolgfinanciering Om te voorkomen dat een succesvol project niet voortgezet kan worden moet bij de opzet van het project rekening gehouden worden met de vervolgfinanciering. • Verwijzing van deelnemers De doorverwijzing van deelnemers door zorgverleners was minder groot dan verwacht door onder andere organisatieproblemen bij huisartsen. Inschrijvingen bleken voornamelijk afkomstig te zijn via advertenties in de krant. Probleem hierbij was dat een andere doelgroep bereikt werd, namelijk de meer assertieve chronisch zieken. Vervolgens is geprobeerd zorgverleners zo goed mogelijk te informeren over de cursus om juist de deelnemers te trekken die een steuntje in de rug nodig hebben. 4
Praktische informatie
De GG&GD Utrecht heeft de informatie over het opzetten en de kosten van de cursus opgenomen in een draaiboek. Dit draaiboek is in het voorjaar van 2002 beschikbaar en kan bij het NIZW aangevraagd worden. Voor informatie over het project en draaiboek kunt u contact opnemen met: NIZW, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn Mw. drs. M. Veltman, medewerker programma lokaal zorgbeleid Postbus 19152, 3501 DD Utrecht tel. 030 - 230 63 11 e-mail:
[email protected]
31
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
4 1
Maastricht: Meldpunt Zorg Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp Het Meldpunt Zorg, een onderdeel van de Stadsbalie, is een informatiepunt voor gehandicapten, chronisch zieken en ouderen. Dit Meldpunt functioneert in de hier beschreven vorm tot januari 2002. Daarna zullen de activiteiten in een andere vorm uitgevoerd worden, zie hiervoor 2.4 ‘stand van zaken en toekomst’. 1.2 Aanleiding Bij de inwerkingtreding van de Wvg in 1994 ontstond er een grote behoefte aan informatie bij gehandicapten, chronisch zieken en ouderen. Om in deze behoefte te voorzien is het Meldpunt Zorg ontstaan. Al snel werd duidelijk dat de informatiebehoefte breder was dan de Wvg. Mensen kwamen met vragen en klachten op het gehele zorg- en voorzieningenterrein. De dienstverlening is daarom uitgebreid naar het brede terrein van zorg, inkomen, welzijn en wonen. 1.3 Doel Doel van het Meldpunt Zorg is gehandicapten, chronisch zieken en ouderen te stimuleren zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven op te pakken. Dit hoopt men te bereiken door bij het Meldpunt informatie en advies, ondersteuning en bemiddeling op het brede gebied van voorzieningen en wet- en regelgeving in de zorg- en welzijnssector te geven. Naast deze informatie- en adviesfunctie heeft het Meldpunt ook een signaalfunctie en speelt het Meldpunt een actieve rol in collectieve belangenbehartiging. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering Het Meldpunt Zorg is een onderdeel van de Stadsbalie. Het is een samenwerking tussen de gemeente, het Informatie en Klachtenbureau Gezondheidszorg (IKG), de Vereniging van Budgethouders Per Saldo en de Sociaal Pedagogische Dienst (SPD). Het Meldpunt legt verantwoording af aan de commissie
33
34
Bijvoorbeeld
‘Communicatie’ en is niet rechtstreeks gebonden aan een bepaalde gemeentelijke dienst (tot 2001). Bij het Meldpunt zijn zowel mensen op professionele als mensen op vrijwillige basis werkzaam. Deze vrijwilligers zijn mensen uit de doelgroep zelf die hiervoor getraind zijn in het kader van het project Independent (over het project Independent meer onder 2.3 ‘product en activiteiten’). 2.2 Financiering Het Meldpunt Zorg wordt gefinancierd door de gemeente en de samenwerkingspartners IKG, SPD en Per Saldo. De projecten die aangehaakt worden bij het Meldpunt draaien op subsidies, fondsen en op kosten van de provincie. 2.3 Product en activiteiten Het Meldpunt Zorg functioneert als wegwijzer voor gehandicapten, chronisch zieken en ouderen. Mensen kunnen hier terecht met velerlei vragen op het gebied van zorg en welzijn. Het Meldpunt heeft geen loketfunctie, in de zin dat aanvragen ingenomen worden, maar helpt de mensen met het invullen van de aanvraagformulieren. De individuele belangen staan voorop. Daarnaast functioneert het Meldpunt als spin in het web van belangenorganisaties, zorgaanbieders, Arbeidsvoorziening, sociale activering en dergelijke en zijn er verschillende projecten aangehaakt. Eén van deze projecten is het project Independent, dat grotendeels uitgevoerd wordt door vrijwilligers. Het project Independent heeft voor ogen de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen met een lichamelijke handicap te bevorderen. Het project Independent Het doel van dit project is mensen met een lichamelijke handicap te helpen bij het vinden van een op de persoon afgestemde dagbesteding en misschien betaald werk. Om dit te bereiken zijn themabijeenkomsten georganiseerd en cursussen gegeven, bijvoorbeeld een training sociale wet- en regelgeving en een computertraining. Daarnaast is er individuele begeleiding en bemiddeling geboden, zowel psychische begeleiding als praktische omtrent het aanvragen van subsidies en dergelijke. Uit evaluatie van het project blijkt dat een groot aantal mensen naar vrijwilligerswerk toegeleid is. Bovendien zijn de deelnemers zelfbewuster en onafhankelijker geworden waardoor de kwaliteit van leven voor deze mensen verbeterd is.
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
Het uitgangspunt van het project was bovendien het opzetten van een Independent Living Centrum (ServicePunt Gehandicapten): dit is een centrum van waaruit naast belangenbehartiging ook informatie, advies en ondersteuning geboden wordt om zo te realiseren dat men krijgt wat men nodig heeft en bereikt wat men wil. Met deze ontwikkeling is men nog bezig.
2.4 Stand van zaken en toekomst In de hiervoor beschreven vorm heeft het Meldpunt gefunctioneerd vanaf 1996 en zal nog tot januari 2002 functioneren. De vorm die het Meldpunt momenteel heeft vindt de gemeente niet meer binnen haar taken passen. Het Meldpunt is sterk gericht op de gehandicapten en chronisch zieken zelf, de vraagzijde. De belangenbehartigende rol die het Meldpunt hierdoor gekregen heeft kan beter buiten de gemeentelijke organisatie plaatsvinden. De afgelopen jaren is daarom een begin gemaakt met het omvormen van de hele organisatie. In de nieuwe opzet komen er twee organisaties naast elkaar te staan: 1 Het loket zorg en welzijn Het Meldpunt wordt per 2002 omgevormd tot het loket zorg en welzijn: de front office van de gemeente op het gebied van de zorg. Men kan zich bij dat loket melden met vragen en afhankelijk van de vraag kan men verder geholpen worden met het opmaken en indienen van de aanvraag of doorverwezen worden naar de betreffende instantie. Het loket zal niet meer functioneren op basis van vrijwilligers, maar van ambtenaren. De aanbodkant zal centraler komen te staan. De huidige vrijwilligers gaan dan over naar het ServicePunt. 2 Het ServicePunt Gehandicapten Het ServicePunt wordt in de nieuwe opzet (per november 2001) een organisatie van, voor en door de doelgroep. In 2001 bestond het ServicePunt uit een betaalde professionele kracht, een WIW-er en vrijwilligers. In de toekomst zal er waarschijnlijk een administratieve kracht bij komen. Het ServicePunt zal uit drie afdelingen bestaan: - informatie, advies en documentatie; - belangenbehartiging en cliëntenparticipatie (zowel in het kader van de Wvg als voor zorginstellingen); - aanbod van projecten, bijvoorbeeld computerproject en training sociale wet- en regelgeving.
35
36
Bijvoorbeeld
De individuele belangenbehartiging; de gesprekken die bij het Meldpunt gevoerd werden, zullen onder dit ServicePunt gaan vallen. Ook de projecten die voorheen aangehaakt werden bij het Meldpunt zullen overgaan naar het ServicePunt. De financiering van het ServicePunt zal door de gemeente, de provincie, het zorgkantoor en de SPD gedaan worden. Voor 2002 zijn de kosten begroot op € 204.200,-. Hiermee kunnen twee betaalde functies onderhouden worden en de vrijwilligerskosten en noodzakelijke uitgaven voor training en faciliteiten gedaan worden. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep Het Platform Gehandicaptenbeleid Maastricht (PGM) was de initiatiefnemer voor het opzetten van het Meldpunt Zorg. De betrokkenheid van het PGM en de doelgroep bij het Meldpunt is groot. Bij het Meldpunt zijn immers ook vrijwilligers uit de doelgroep werkzaam. Daarnaast is de coördinator van het Meldpunt tevens ondersteuner voor de belangenorganisatie. De coördinator heeft wekelijks overleg met het dagelijks bestuur van het PGM. Daarnaast worden projecten die bij het Meldpunt zijn aangehaakt vaak in samenwerking met het PGM uitgevoerd. De betrokkenheid van de doelgroep was dus groot in de oude opzet. Deze betrokkenheid zal in de toekomst anders worden vormgegeven. De betrokkenheid bij het loket zorg en welzijn zal gaan via belangenbehartiging door het PGM en niet meer door directe betrokkenheid van vrijwilligers uit de doelgroep. Het ServicePunt daarentegen is puur een organisatie voor en door de doelgroep. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid Politieke betrokkenheid is belangrijk, zij zorgen immers voor de verdeling en toekenning van budgetten. De ervaring is momenteel dat de interesse bij de politiek wel actief gewekt moet worden door de belangenbehartigers. Dit wordt gedaan door zelf voorlichting te gaan geven aan de politiek en het Meldpunt en de ontwikkeling naar het ServicePunt op de agenda van de raadscommissie te zetten. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen De ervaringen in de afgelopen jaren zijn erg positief, maar hebben ook geleid tot de eerder beschreven ontwikkelingen en veranderingen. Deze veranderin-
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
gen vinden niet plaats op basis van een evaluatie. De schatting was dat eind 2001 tussen de vier en vijfduizend mensen gebruik hebben gemaakt van het Meldpunt voor individuele belangenbehartiging. Uit dit grote beroep dat gedaan is op het Meldpunt en het cliëntvolgsysteem blijkt dat de individuele belangenbehartigende functie van het Meldpunt door de doelgroep gewaardeerd wordt. Deze activiteit wordt daarom ook voortgezet in het ServicePunt. Collectieve belangenbehartiging door het ServicePunt De gemeente wil het beleid op het gebied van de afvalscheiding veranderen en een vast bedrag per vuilniszak invoeren. Hierbij had men zich niet gerealiseerd wat de gevolgen voor gehandicapten en chronisch zieken zouden zijn. Ten eerste heeft een deel van deze doelgroep meer dan een gemiddelde hoeveelheid afval door bijvoorbeeld verband en incontinentiematerialen. Ten tweede gaat dit systeem uit van afvalscheiding: het wegbrengen van glas naar de glasbak en papier naar de papierbak bijvoorbeeld. Voor mensen met een handicap is dit niet altijd mogelijk en in de praktijk kan hiervoor niet altijd een beroep gedaan worden op de thuiszorg en mantelzorg. In dit kader heeft het ServicePunt zich ingezet om een oplossing te zoeken, het overleg hierover loopt nog.
3.2 Succesfactoren • Deskundigheid van de vrijwilligers Voor de individuele belangenbehartiging is de deskundigheid van de vrijwilligers van groot belang geweest. Hierdoor waren ze in staat verder te kijken dan alleen een papiertje in te vullen. De medewerkers kunnen meedenken met de mensen en ze wijzen op mogelijke voorzieningen en oplossingen. • Vrijblijvende gesprekken Bij de gesprekken van de vrijwilligers stond niet het innemen van een aanvraag centraal. Hierdoor kon onafhankelijker met de mensen gepraat worden. Ook nemen de vrijwilligers de tijd voor de gesprekken. Er is ruimte om de vraag van de betreffende persoon duidelijk te krijgen. Deze functie van vraagverheldering wordt overgenomen door het ServicePunt. • Project is getrokken door iemand met een lichamelijke functiebeperking Het is belangrijk dat de trekker iemand is die vanuit ervaringsdeskundigheid kan spreken, maar ook enige afstand van de eigen problematiek kan nemen en de gemeente begrijpt en vertaalslagen richting beleid kan maken.
37
38
Bijvoorbeeld
3.3 Valkuilen en knelpunten • Verstrengeling belangenbehartiging en gemeentelijke taken Bij het Meldpunt zijn ervaringsdeskundigen werkzaam die informatie en advies geven en helpen bij de vraagverheldering. Vanwege de sterke binding met de doelgroep gaat dit in de praktijk makkelijk over in een meer belangenbehartigende rol. Het gevolg is dat vaak geadviseerd wordt om een beroep te doen op de hardheidsclausule of een bezwaarschrift in te dienen. • Plaats van vrijwilligers binnen de gemeentelijke organisatie Het bleek moeilijk te zijn om vrijwilligers naast betaalde krachten te laten functioneren. Dit is ook de reden om het Meldpunt om te buigen naar een loket zorg en welzijn en dus meer vanuit de aanbodkant in te richten. De belangenbehartiging kan beter los staan van de gemeente, zoals dat bij het ServicePunt zal zijn. Zowel voor de gemeente als de doelgroep is het duidelijker als dit onafhankelijk wordt. 4
Praktische informatie
Voor meer informatie over het Meldpunt Zorg, het project Independent en het ServicePunt Gehandicapten kunt u contact opnemen met: Meldpunt Zorg Postbus 1992, 6201 BZ Maastricht tel. 043 - 350 43 15 City Centrum/ ServicePunt Gehandicapten Dhr. P. Vrehen (coördinator Servicepunt) Dhr. W. Buijs (projectleider project Independant) Capucijnenstraat 43, 6211 RP Maastricht tel. 043 - 328 85 38
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
5
Maassluis: Onderzoek naar de gezondheids- en leefsituatie van gehandicapten en chronisch zieken
1
Waar gaat het project over?
1.1 Naam en onderwerp Onderzoek naar de gezondheids- en leefsituatie van gehandicapten en chronisch zieken in de gemeente Maassluis. 1.2 Aanleiding Tijdens de ontwikkeling van de gemeentelijke nota ‘Volksgezondheidsbeleid in beweging’ in 1999/2000, is geconstateerd dat bij de gemeente onvoldoende gegevens bekend zijn over de gezondheids- en leefsituatie van haar gehandicapte inwoners. Hierdoor is de gemeente niet in staat te beoordelen welke producten en voorzieningen voor hen nodig zijn. Om deze lacune te verhelpen heeft de GGD Nieuwe Waterweg Noord, in opdracht van de gemeente, een onderzoek verricht naar de leef- en gezondheidssituatie van gehandicapten en chronisch zieken in Maassluis. De gemeenten Vlaardingen en Schiedam participeerden ook in dit project waardoor het mogelijk is vergelijkingen tussen de steden te maken. De resultaten van het onderzoek worden betrokken bij de in ontwikkeling zijnde nota gehandicaptenbeleid. Met het gehandicaptenbeleid beoogt de gemeente te bevorderen dat mensen met een handicap of chronische ziekte in staat zijn of worden gesteld om vanuit een zelfstandig bestaan zoveel mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijk leven. 1.3 Doel Het doel van het onderzoek is het verzamelen van informatie over de gezondheids- en leefsituatie van haar gehandicapte en chronisch zieke inwoners. Specifiek gaat het dan om: - het in kaart brengen van de gezondheids- en leefsituatie van de bevolking in de betreffende gemeenten
39
40
Bijvoorbeeld
- signalering van mogelijke problemen of risicogroepen; - trends in de gezondheidstoestand en leefsituatie zichtbaar maken. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering Om de gewenste informatie over de gezondheids- en leefsituatie van lichamelijk gehandicapten en chronisch zieken aan de gemeenten te kunnen leveren zijn vragen toegevoegd aan de reguliere gezondheidsenquête die eens per vier jaar gehouden wordt. Dit is een schriftelijke vragenlijst die onder een steekproef van de bevolking (18-95 jaar) met de Nederlandse nationaliteit is verspreid. Het aantal benaderde inwoners is uitgebreid ten opzichte van de reguliere gezondheidsenquête om representatieve informatie te kunnen verkrijgen over specifieke beperkingen. Voor de uitvoering van dit onderzoek heeft de gemeente Maassluis samenwerking gezocht met de gemeenten Vlaardingen en Schiedam. Het onderzoek is uitgevoerd door de GGD Nieuwe Waterweg Noord in de periode maartaugustus 2001. De gezondheidsenquête is opgebouwd uit negen onderwerpen, namelijk: -
Algemene gezondheid Langdurige en blijvende aandoeningen Leefstijl en deelname aan kansspelen Sociale contacten Zorg en steun voor anderen Contacten met huisarts, gezondheidsvoorzieningen en medicijngebruik Wonen Veiligheid Achtergrondgegevens
2.2 Financiering De financiering van onderzoek is door de drie gemeenten gezamenlijk gedaan. Door de uitbreiding van het aantal vragen en het verzenden van een groter aantal vragenlijsten zijn de meerkosten ten opzichte van de reguliere gezondheidsenquête ongeveer € 22.690,- voor de drie gemeenten gezamenlijk.
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
2.3 Product en activiteiten De gegevens die met dit onderzoek verkregen zijn worden door de gemeente gebruikt bij de formulering en ontwikkeling van nieuw beleid. Met name om gericht beleid te kunnen voeren op specifieke groepen gehandicapten en chronisch zieken, bijvoorbeeld jonggehandicapten, of naar een bepaalde wijk. Daarnaast kan het als naslagwerk dienen voor kwantitatieve informatie en achtergrondinformatie met betrekking tot gehandicapten en chronisch zieken. Op basis van het onderzoek doet de GGD de volgende aanbevelingen aan de gemeente: -
-
specifieke aandacht in gemeentelijk gezondheidsbeleid voor de mensen met een lichamelijke beperking en/of met een chronische ziekte. specifieke aandacht voor de doelgroep ‘jongere’ personen (18-45 jaar) met een lichamelijke beperking en/of chronische ziekte, onder andere met betrekking tot het doorbreken van het sterk gevoelde sociale isolement. het voeren van preventief beleid gericht op de totale bevolking en specifiek op de doelgroepen met een beperking of chronische ziekte op met name de leefstijlfactor bewegen.
2.4 Stand van zaken en toekomst De resultaten van het onderzoek zijn ter kennisname voorgelegd aan het college van B en W en de commissies Sociale Zaken c.a. en Milieu en Volksgezondheid c.a. Besloten is de resultaten van het onderzoeksrapport te betrekken bij de ontwikkeling van de nota gehandicaptenbeleid. In de toekomst zou de gemeente dit onderzoek graag herhaald zien. Momenteel zijn hiervoor nog geen concrete plannen gemaakt. Eén van de uitkomsten van het onderzoek is dat mensen met een handicap of chronische ziekte minder bewegen dan de gezonde bevolking. In het kader van breedtesport is de gemeente nu bezig om een deelproject op te zetten voor gehandicapten en chronisch zieken.
2.5 Betrokkenheid van de doelgroep Het project is gericht op het verkrijgen van informatie van de doelgroep zelf. Bij de opzet en uitvoering van het onderzoek is (een vertegenwoordiging van) de doelgroep of hun organisatie niet betrokken. Wel is de stichting Maassluis Overleg Gehandicapten (MOG) op de hoogte gesteld van het onderzoek. In het
41
42
Bijvoorbeeld
kader van de cliëntenparticipatie integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid wordt de MOG actief betrokken bij de ontwikkeling van de nota. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid In het Programma op Hoofdzaken 1998-2002 heeft de Raad het voornemen uitgesproken om te komen tot het formuleren van een samenhangend gehandicaptenbeleid. In het kader daarvan is dit onderzoek ook uitgezet. De wethouders met volksgezondheid en gehandicaptenbeleid in hun portefeuille waren verrast door de resultaten van het onderzoek. Voorstellen voor het gehandicaptenbeleid zijn nog niet gedaan. Deze worden opgenomen in de in voorbereiding zijnde nota gehandicaptenbeleid. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen De gemeente is erg ‘tevreden’ met de gegevens die het onderzoek opgeleverd heeft, deze bieden een goede basis voor het beleid. Zo blijkt het percentage gehandicapten en chronisch zieken hoger te liggen dan verwacht. Ook het ervaren van een sociaal isolement bij jongere gehandicapten en chronisch zieken is een verrassende uitkomst voor de gemeente. 3.2 Succesfactoren Door het uitbreiden van een bestaand onderzoek, de reguliere gezondheidsenquête, en het samenwerken met andere gemeenten in de regio konden de kosten voor het onderzoek beperkt blijven. Bovendien levert de samenwerking met andere gemeenten ook vergelijkingsmateriaal op over de situatie in andere gemeenten. 3.3 Valkuilen en knelpunten Er is nog weinig vergelijkingsmateriaal beschikbaar over de leef- en gezondheidssituatie van gehandicapten en chronisch zieken in andere gemeenten dan deze drie gemeenten. Wat dat betreft zou het interessant zijn als een dergelijk onderzoek in meer gemeenten uitgevoerd wordt. Het onderzoek heeft geen informatie opgeleverd over de gezondheids- en leefsituatie van allochtone inwoners. Vanwege taalbarrières is dat een bewuste keuze geweest. Desalniettemin zou de gemeente meer over deze doelgroep willen weten. Om aan deze informatiebehoefte deels te voldoen is de GGD
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
Nieuwe Waterweg Noord thans bezig met een literatuuronderzoek op dit gebied. 4
Praktische informatie
Een samenvatting van de onderzoeksresultaten staat op de website van de gemeente Maassluis, www.maassluis.nl. Via de onderwerpen ‘beleid’ en ‘nota’s’ komt u bij de samenvatting rapportage gehandicapten en chronisch zieken. Voor meer informatie over het onderzoek kunt u contact opnemen met de GGD: GGD Nieuwe Waterweg Noord Mevr. F.G. de Waart Postbus 3061, 3130 CB Vlaardingen tel. 010 - 248 80 80 Voor informatie over het gehandicapten- en volksgezondheidsbeleid kunt u contact opnemen met de gemeente: Gemeente Maassluis Afdeling Welzijnszaken, mevr. Y.J. Leeuwerke Postbus 55, 3140 AB Maassluis tel. 010 - 593 19 31 e-mail
[email protected]
43
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
6 1
Alkmaar: Toegankelijkheidsgids Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp Een toegankelijkheidsgids met gegevens over de toegankelijkheid van gebouwen voor mensen met een lichamelijke handicap. 1.2 Aanleiding Een vrijwilliger van het Gehandicaptenoverleg Alkmaar (GOA) ondervond al jarenlang problemen met de toegankelijkheid van de voor het publiek opengestelde gebouwen. Dit bracht hem op het idee om een boekje uit te brengen. Toen het GOA een concreet voorbeeld hiervan van de Stichting Overleg Gehandicapten Utrecht (SOLGU) onder ogen kreeg, besloot het GOA met de gemeente te gaan praten over het uitbrengen van een Alkmaarse toegankelijkheidsgids.8 1.3 Doel De toegankelijkheidsgids Alkmaar is bedoeld als wegwijzer voor mensen met een lichamelijke handicap die op stap gaan in Alkmaar. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering In het voorjaar van 1999 hebben de eerste oriënterende gesprekken tussen het GOA en de gemeente Alkmaar plaatsgevonden. Vervolgens is met het SOLGU overleg geweest over het gebruik van het idee van de gids, het draaiboek, het inventarisatieformulier en de pictogrammen. Voor de duur van het project is een begeleidingsgroep samengesteld, waarin vertegenwoordigers zaten van het GOA, de Seniorenraad, Kamer van Koophandel (KvK) Noordwest Holland, het Midden- en Kleinbedrijf Nederland (MKB) en de gemeente (wethouder). De begeleidingsgroep kwam 1 keer per maand bijeen. Besproken werd onder meer: de voortgang van het project, maar ook bijvoorbeeld hoe de gids vorm zou moeten krijgen. 8
Meerdere gemeenten hebben inmiddels een vergelijkbare gids waarin de toegankelijkheid van gebouwen opgenomen is.
45
46
Bijvoorbeeld
Door het GOA zijn gegevens verzameld over de toegankelijkheid. Deze gegevens zijn vertaald naar pictogrammen die bij de gebouwen opgenomen zijn. De gids is toegezonden aan alle Wvg-gerechtigden. Hierbij is gebruik gemaakt van adresgegevens van de gemeente. Verder is de gids in ziekenhuizen, culturele centra, winkels etc. verspreid. Ook zijn in de stad posters opgehangen waarop aangegeven is waar de gids te verkrijgen is. Verzamelen van de gegevens Bijna alle commerciële bedrijven in het midden- en kleinbedrijf (ongeveer 1000), een groot deel van de non-profit instellingen (bijv. buurthuizen, kerken) en de gemeentelijke instellingen (bijv. zwembaden, publieksruimten) zijn aangeschreven. De non-profit instellingen en de gemeentelijke instellingen kregen een brief, waarin aangegeven stond dat het GOA graag een bezoek wilde brengen. Als bedrijven belangstelling hadden om in de gids opgenomen te worden en een bezoek wilden, konden ze zelf reageren. Het GOA maakte een afspraak om aan de hand van een inventarisatieformulier gezamenlijk het gebouw na te lopen. Hiertoe was besloten omdat het GOA had gemerkt dat men als ‘leek’ bij het meten dingen over het hoofd zag. Vrijwilligers, onder meer MBO-studenten hebben assistentie verleend bij het nameten van de gebouwen.
2.2 Financiering Met de drukker is afgesproken dat hij de Toegankelijkheidsgids Alkmaar ‘om niet’ zou drukken en dat hij zelf de inkomsten van de advertenties kon houden. De drukker wierf deze zelf. De gemeente Alkmaar faciliteerde het project en verleende subsidie voor een aanvullende druk. 2.3 Product en activiteiten Het product dat tot stand gekomen is, is een toegankelijkheidsgids. Met behulp van de gids kunnen inwoners nagaan welke voorzieningen en/of gebouwen zonder hulp van anderen toegankelijk zijn. In de gids is de toegankelijkheid weergegeven van de meeste non-profit- en gemeentelijke instellingen. Daarnaast is op verzoek ook de toegankelijkheid van een aantal commerciële bedrijven opgenomen. Per gebouw zijn gegevens opgenomen over het ‘buitenterrein’, zoals de aanwezigheid van parkeergelegenheid en afritten én over het ‘binnenterrein’, zoals de breedte van deuren en aanwezigheid van drempels. De gids is in de week van de toegankelijkheid in oktober 2000 officieel aan de wethouder aangeboden.
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
Pictogrammen In principe kon iedereen die dat wilde in de gids worden opgenomen. Voor opname in de gids gold niet het aantal pictogrammen, maar om voor een pictogram in aanmerking te komen moest men voldoen aan de gestelde eisen beschreven in het draaiboek. Met behulp van een pictogram wordt een bepaald aspect van de toegankelijkheid van een gebouw aangegeven. Bijvoorbeeld: ‘Er is een lift aanwezig in het gebouw voor rolstoelgebruik’ ‘Er zijn voorzieningen aanwezig voor mensen die slechthorend of doof zijn’. ‘Een halte voor het Openbaar Vervoer is op minder dan 100 meter afstand aanwezig’. ‘Het gebouw is rookvrij of er zijn rookvrije ruimtes aanwezig’.
2.4 Stand van zaken en toekomst Het streven is de gids eens in de twee jaar te herzien en opnieuw uit te geven. Momenteel wordt er door het GOA een enquête voorbereid over de bruikbaarheid van de gids. De enquête zal in het voorjaar van 2002 onder een representatieve steekproef van de Wvg-gerechtigden, die de eerste gids ontvangen hebben, worden gehouden. Bekeken wordt of het zinvol is een nieuwe editie uit te geven en op welke wijze. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep Het idee van de gids is vanuit het GOA ontstaan. Het GOA heeft ook grotendeels de uitvoering van het project gedaan. Daarnaast was ze ook vertegenwoordigd in de begeleidingsgroep. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid Voor de uitvoering van het project heeft het GOA zowel met de betrokken ambtenaar gesproken als met de wethouder. De coördinerende wethouder Wet Voorzieningen Gehandicapten is voorzitter van de begeleidingsgroep. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen Eén van de bijeenkomsten van de begeleidingsgroep was gewijd aan het evalueren van het project. Het bleek dat de deelnemers van de begeleidingsgroep over het algemeen heel tevreden zijn met de gids én met de samenwerking
47
48
Bijvoorbeeld
tussen betrokken partijen. In het voorjaar van 2002 zal een enquête plaatsvinden onder gebruikers van de gids (zie ook punt 7). Uit gesprekken met de doelgroep is naar voren gekomen dat men blij is met het uitbrengen van deze gids. Vanuit het MKB zijn eveneens enthousiaste reacties gekomen. Ten slotte hebben andere gemeenten veel belangstelling voor de gids getoond. 3.2 Succesfactoren • Een grote groep (diverse vertegenwoordigers) van betrokken organisaties en belanghebbenden, waaronder ook de doelgroep. • Van tevoren is nagegaan wat men wilde bereiken met de gids: wat is de doelgroep, welke informatie moet gegeven worden en hoe kan dat gedaan worden. • Er is gekeken naar de bruikbaarheid van de gids voor de doelgroep. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot aanpassingen in de vormgeving wat betreft lettergrootte, geen glanzend papier, ook op cassette beschikbaar en dergelijke. 3.3 Valkuilen en knelpunten • Gebleken is dat nu nog een pictogram ontbreekt, namelijk de mogelijkheid om een SOHO-hond mee te nemen in het gebouw. • Er moet op gelet worden dat de gebouwen op de juiste wijze gemeten worden. Het vooraf vastleggen van een aantal regels hiervoor voorkomt dat achteraf nog gebouwen nagemeten moeten worden. • Om de gids publiciteit te geven kan deze aan de wethouder aangeboden worden. In Alkmaar was het jammer dat op die dag, er meerdere activiteiten waren waardoor de belangstelling van het publiek matig was. • Het vaststellen van het exacte aantal Wvg-gerechtigden bleek lastig te zijn, waardoor bij de verzending van de gids nog een herdruk nodig bleek te zijn.
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
4
Praktische informatie
Meer informatie over de Toegankelijkheidsgids Alkmaar kunt u krijgen bij het GOA: Gehandicapten Overleg Alkmaar Dhr. Herman Rood Zwaluwstraat 1, 1826 KV Alkmaar tel. 072 – 561 95 91 (bereikbaar tussen 18.00 en 19.00 uur). e-mail:
[email protected]
49
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
7 1
Enschede: Sportstimulering Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp Sportstimulering bij chronisch zieke en gehandicapte kinderen: ‘Iedereen sport en beweegt mee’. 1.2 Aanleiding In het kader van de nominatie voor Zorgstad 1997 heeft de gemeente Enschede een plan ontwikkeld voor sportstimulering bij chronisch zieken en lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapten in Enschede. Landelijk gezien blijkt namelijk dat deze doelgroep in zeer geringe mate deelneemt aan sociale activiteiten, waaronder sport. Uit lokaal onderzoek naar de vrijetijdsbesteding onder leerlingen van scholen voor (zeer) moeilijk lerende kinderen kwam naar voren dat de behoefte aan buitenschoolse activiteiten juist wel groot is. De reguliere sportactiviteiten blijken onvoldoende aan de behoefte tegemoet te komen doordat de aangeboden activiteit te moeilijk is en het kind zich niet geaccepteerd voelt bij een reguliere vereniging. 1.3 Doel Het doel van het project is het stimuleren van de sportdeelname van kinderen en jongeren met een beperking. Om de sportdeelname te stimuleren worden specifieke activiteiten voor de doelgroep ontwikkeld en gestimuleerd dat reguliere organisaties en instanties activiteiten ontwikkelen om de sportdeelname te vergroten. Het uiteindelijke doel van het project is dat waar mogelijk activiteiten ingebed worden in het reguliere sportaanbod van verenigingen en organisaties en instanties. Waar nodig wordt speciaal aanbod geboden. Vanuit het oogpunt van de financiering van het project is in eerste instantie gekozen activiteiten te ontwikkelen voor kinderen met een verstandelijke handicap in de leeftijdscategorie van 4 tot 12 jaar. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering Om de sportdeelname onder de doelgroep verstandelijk gehandicapte kinderen te vergroten zijn inmiddels verschillende activiteiten uitgevoerd. Ten eerste is
51
52
Bijvoorbeeld
door de gemeente, in samenwerking met de Sociaal Pedagogische Dienst Twente een sportorganisatie voor mensen met een verstandelijke handicap en moeilijk lerenden opgezet: Stichting De Springplank. Deze stichting ontwikkelt en begeleidt specifieke sportactiviteiten voor deze doelgroep. Daarnaast coördineert de stichting het cursusaanbod, stimuleert reguliere sportverenigingen zich in te zetten op het terrein van sport voor kinderen met een verstandelijke of meervoudige handicap, coördineert het vervoer, verzorgt contacten met de ouder, brengt scholen en instellingen bij elkaar et cetera. Door Stichting De Springplank betrokken organisaties: • Stichting Bewegen en Gezondheid verbonden aan het Roessingh (onder andere Mytylschool voor lichamelijk en meervoudig gehandicapte kinderen); • Sportvereniging de Tubanten (voor de doelgroep lichamelijk en meervoudig gehandicapte kinderen); • Sportraad Overijssel; • De Sociaal Pedagogische Dienst Twente; • Scholen voor speciaal onderwijs; • Scholen voor regulier onderwijs; • Aantal reguliere sportverenigingen.
Tevens heeft de gemeente naar aanleiding van de evaluatie (zie ook 3.1 ‘evaluatie en ervaringen’) besloten een bijdrage in de vervoerskosten aan te bieden aan mensen die chronisch ziek en lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapt zijn, en niet op eigen gelegenheid kunnen deelnemen aan het sociale leven, maar bijvoorbeeld wel via georganiseerde groepsactiviteiten. De Roef, centrum voor sociaal cultureel werk, is coördinatiepunt voor het vervoer naar en van andere vrijetijdsactiviteiten. De systematiek die in het project gehanteerd wordt is overgenomen van het leerlingenvervoer: halen en brengen. Voor de organisatie van het vervoer is een enquête verstuurd waarop aangegeven kan worden aan welke activiteit het kind deelneemt of wil nemen, de dag en tijdstip, of het kind een Wvg-indicatie heeft en of het kind in een rolstoelbus vervoerd moet worden. 2.2 Financiering In de oorspronkelijke opzet zou maximaal € 45.378,- gefinancierd worden door de Nationale Commissie Chronisch Zieken in het kader van de Zorgstadprijs
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
1997. Deze bijdrage is komen te vervallen toen Enschede bij Zorgstad 1997 niet in de prijzen viel. Gelet op de wenselijkheid en noodzaak om voor deze doelgroep sportdeelname te stimuleren, is het project in afgeslankte vorm van start gegaan. In de huidige vorm kost het project € 24.958,-. Dit is gefinancierd door de gemeente Enschede (€ 11.344,-) en de Provincie Overijssel (€ 13.613,-). Voor 2001 is er een doorstart gemaakt voor de doelgroep 12 jaar en ouder, hiervoor heeft de gemeente € 6.716,- ter beschikking gesteld. Vanaf januari 2002 wordt er structureel door de gemeente een jaarlijks budget van € 56.722,- beschikbaar gesteld om de vervoersproblematiek voor deze doelgroep op te lossen. 2.3 Product en activiteiten Het resultaat is dat door de Stichting De Springplank met een groot aantal organisaties, waaronder sportverenigingen en scholen, sportactiviteiten ontwikkeld zijn. Stichting De Springplank beschikt over 60 vrijwilligers die wekelijks verschillende sportactiviteiten begeleiden. Elke activiteit staat onder leiding van een gekwalificeerd coördinator. Activiteiten die via reguliere verenigingen worden aangeboden zijn: voetbal, zwemmen, fitness en atletiek. Daarnaast zijn speciaal voor de doelgroep verstandelijk gehandicapte kinderen activiteiten opgezet, zoals kanovaren, paardrijden, zwemles. Bovendien zijn er sportkennismakingsactiviteiten zoals, aerobic, klimwand en judo. Motorisch remedial teaching Aan kinderen met motorische achterstanden (ook chronisch zieken) die het regulier onderwijs bezoeken wordt door vakleerkrachten extra begeleiding gegeven in de vorm van motorisch remedial teaching. Dit is een activiteit die buiten de schooluren plaatsvindt, twee keer in de week en op vier plaatsen in Enschede. Om een goede doorstroming te bewerkstelligen is tevens aansluitend voor deze leerlingen Club Extra opgericht.
2.4 Stand van zaken en toekomst Inmiddels is een groot aantal voorgenomen activiteiten uitgevoerd wat geresulteerd heeft in structurele inbedding van sportactiviteiten bij reguliere organisaties. De activiteiten zullen worden voortgezet en uitgebreid voor de doelgroepen: jongeren met een beperking tot 21 jaar (leeftijd Voortgezet Speciaal Onderwijs). Voor het ontwikkelen van activiteiten voor chronisch zieke kinderen komt op korte termijn ondersteuning vanuit de GGD en Nebas/Nsg.
53
54
Bijvoorbeeld
2.5 Betrokkenheid van de doelgroep De verstandelijk gehandicapte kinderen, dat wil zeggen hun ouders, en een persoon uit de doelgroep zijn vertegenwoordigd in het bestuur van de Springplank. Daarnaast wordt het project ook gevolgd door de cliëntenraad Wvg, waarin de Commissie Voorzieningen Gehandicapten en de Seniorenraad vertegenwoordigd zijn. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid Er is sprake van een breed politiek draagvlak. De politiek is in een vroegtijdig stadium bij het project betrokken. De portefeuillehouder zorg en maatschappelijke zaken voelt zich bij de doelgroep betrokken, wat onder meer blijkt uit zijn aanwezigheid bij verschillende activiteiten. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen Het project wordt twee keer geëvalueerd. Eind 1999 heeft de eerste evaluatie plaatsgevonden. De eindevaluatie vindt in 2002 plaats. Uit de tussenevaluatie bleek dat de aangeboden sportactiviteiten voorzien in de vraag en dat een brede doelgroep is bereikt. Een belangrijk knelpunt betrof het vervoer. Het collectieve systeem is niet toegesneden op dit soort activiteiten. De kwaliteit van het vervoer liet te wensen over (busjes kwamen te laat of reden helemaal niet) en de financiële bijdrage bleek voor veel ouders een drempel te zijn. Dit was aanleiding om een bijdrage in de vervoerskosten aan te bieden (zie 2.1 ‘opzet en uitvoering’). 3.2 Succesfactoren • Goede samenwerking met betrokken organisaties, waaronder de scholen. Ouders blijken eerder met hun klachten en vragen naar een school te gaan dan naar de gemeente. • Bij de voorbereiding is gekeken of activiteiten een plek kunnen krijgen binnen reguliere organisaties. • Bij de opzet van het project is uitgegaan van de wensen en behoeften van de doelgroep. • De vrijwilligers die de verschillende activiteiten begeleiden zijn enthousiast en goed toegankelijk voor de doelgroep.
Lokale projecten voor chronisch zieken en gehandicapten
3.3 Valkuilen en knelpunten • Gebrek aan capaciteit. Er bleek meer tijd nodig te zijn dan voorzien om de vertaling te maken van de vraag naar (creëren van) het aanbod. Essentieel is om in de voorbereidingsfase van het project een goede organisatie en een goed netwerk op te bouwen, de vraag goed in beeld te krijgen, je te oriënteren op de markt et cetera. • Het vinden van voldoende vrijwilligers bleek moeilijk te zijn. • Het projectplan is ontwikkeld in het kader van de Zorgstadprijs 1997, vanwege het niet winnen van deze prijs waren niet de financiële middelen beschikbaar om het project voor de gehele doelgroep kinderen en jongeren met een chronische ziekte of handicap uit te voeren. 4
Praktische informatie
Meer informatie over het project ‘Iedereen sport en beweegt mee’ kunt u verkrijgen bij de gemeente Enschede: Gemeente Enschede Mevrouw M. Beekhuizen Postbus 612, 7500 AP Enschede tel. 053 - 481 77 34 e-mail:
[email protected]
55
Cliëntenparticipatie
Cliëntenparticipatie
8
Dordtse Adviesraad voor het Gehandicaptenbeleid
1
Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp Cliëntenparticipatie: de Dordtse Adviesraad voor het Gehandicaptenbeleid (DAG). De DAG is een belangenorganisatie voor gehandicapten, ouderen en chronisch zieken op lokaal niveau. De DAG is een koepelorganisatie waarbij verschillende belangenorganisaties op dit terrein zijn aangesloten, te weten 30 organisaties, waaronder ouderenbonden, federatie van ouderverenigingen, organisaties van kinderen met een handicap, scholen voor speciaal onderwijs, patiëntenverenigingen (reuma, diabetes, MS, spierziekte, blinden en doven). Hierdoor is de DAG een bundeling van een breed scala van organisaties van mensen met een handicap of chronische ziekte. 1.2 Aanleiding In 1981 heeft de gemeente Dordrecht ingehaakt op het Europees Jaar van de Gehandicapten en gebruik gemaakt van EEG-subsidie om de eerste stappen te zetten in het ontwikkelen van gemeentelijk gehandicaptenbeleid. Het ontstane netwerk en de bereikte resultaten waren aanleiding voor de doelgroep de activiteiten voort te zetten. Dit heeft in 1987 geleid tot oprichting van de DAG. 1.3 Doel Het streven van de DAG is de emancipatie en integratie te bevorderen, zodat mensen met een handicap als gelijkwaardig medemens kunnen functioneren. Door de belangenbehartiging hoopt de DAG het welzijn van de gehandicapte op lokaal niveau te bevorderen. De DAG probeert structurele oplossingen op lokaal niveau te zoeken binnen de normale beleidskaders, zogenaamd inclusief beleid is het uiteindelijke doel. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering Bij de oprichting is bekeken welke organisaties van chronisch zieken en gehandicapten gelijke belangen hebben. Vervolgens is door deze organisaties
59
60
Bijvoorbeeld
aan de DAG mandaat verleend om namens hen op te komen voor het gehandicaptenbeleid. De DAG bestaat uit een bestuur en een betaalde beleidsmedewerker. Daarnaast zijn er op basis van thema’s vijf werkgroepen samengesteld, te weten: voorlichting, toegankelijkheid, zorg, verkeer en vervoer en sport. De voorzitters van deze werkgroepen vormen het bestuur van de DAG. De DAG is een onafhankelijke organisatie en is zodoende geen adviesraad gebaseerd op de Gemeentewet. In het verleden waren er bij iedere gemeentelijke dienst aandachtsfunctionarissen benoemd, die als taak hadden de uitvoering van het gehandicaptenbeleid binnen de eigen dienst te stimuleren. Momenteel zijn deze aandachtsfunctionarissen niet meer nodig. De DAG kent de ingangen. Nu zijn er nog wel twee contactpersonen: één voor fysieke bij de dienst Stadsontwikkeling en één voor zorg- en welzijnzaken bij de dienst Welzijn. 2.2 Financiering De gemeente subsidieert het werk van de DAG op jaarbasis met ongeveer € 54.453,-, wat neerkomt op ongeveer € 0,45 per inwoner. De DAG krijgt daarvan € 11.344,- als activiteitensubsidie. De rest van de subsidie wordt doorbetaald aan de Dordtse Welzijns Organisatie (DWO) ten behoeve van de personeelskosten van de beleidsmedewerker en de huisvesting. De DAG houdt kantoor bij de DWO, maar heeft daar wel de beschikking over een eigen ruimte, postbus en telefoonnummer. De activiteitensubsidie gebruikt de DAG voor kantoor- en uitvoeringskosten, voorlichting en kosten voor deskundigheidsbevordering. 2.3 Product en activiteiten Kerntaak van de DAG is belangenbehartiging, met name ten aanzien van het gemeentelijk beleid. Maar waar nodig ook tegenover bedrijven als de NS, banken en dergelijke, bijvoorbeeld in het kader van de toegankelijkheid van stations en gebouwen. Naast de belangenbehartiging voert de DAG ook concrete projecten uit. Voor de gemeente vervult de DAG verschillende functies: • een beleidsmatige functie: de gemeente streeft er naar de invulling van het beleid zo dicht mogelijk aan te laten sluiten op de praktijk. Daarvoor moet je de praktijk wel kennen. De DAG is in dat kader een belangrijke informatiebron voor de gemeente. Daarbij bepaalt de gemeente het beleidskader (de wat-vraag), terwijl de DAG zich richt op de hoe-vraag;
Cliëntenparticipatie
• een signaleringsfunctie: de DAG signaleert leemten en knelpunten in beleid en uitvoering; • een idee- en creativiteitsfunctie: de DAG draagt ideeën aan. Voorbeelden van concrete projecten van de DAG • Gehandicapten Informatie Project Scholen. Vrijwilligers bezoeken basisscholen en geven voorlichting over het leven met een handicap. Dit wordt gedaan in de vorm van een soort ganzenbordspel. • Samenwerkingsverband voor gehandicaptensport in acht regiogemeenten. In dit project wordt uitgegaan van bestaande sportaccommodaties, zodat door de doelgroep effectief van de verschillende sportfaciliteiten in alle acht gemeenten gebruik kan worden gemaakt. • Informatieverstrekking aan de stadswacht over handhaving van het uitstallingbeleid. De DAG krijgt ongeveer vijf keer per jaar bezoek van de stadswacht. Daarnaast is er een voorlichtingsbrochure en worden er voorlichtingsbijeenkomsten gehouden.
2.4 Stand van zaken en toekomst De DAG is een structurele belangenorganisatie. Momenteel wordt binnen de gemeente bekeken hoe de samenwerking met de DAG en de Vereniging Raad voor het SeniorenBeleid aangesloten kan worden bij de formele cliëntenparticipatie in het kader van de Wvg. De vormgeving is al in een vergevorderd stadium en in zal in 2002 in de praktijk worden gebracht. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep De gemeente heeft het initiatief genomen en de doelgroep georganiseerd. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid Voor de belangenbehartigende rol van de DAG is één van de taken het trekken van de aandacht van de politiek. In Dordrecht gaat dit goed. Zo wordt de DAG in programma’s van de politieke partijen genoemd. In verkiezingstijd wordt aan de politieke partijen door de DAG in een vroeg stadium een notitie gestuurd. Vervolgens wordt gevraagd of de DAG de conceptprogramma’s mag zien waarop ze een reactie geeft. Na de vorige verkiezingen is voor de nieuwe politici een avond georganiseerd, waar op een informele manier met de lokale politiek van gedachten gewisseld is. Dit was tevens bedoeld als een kennismaking tussen de DAG en de nieuwe politici. Na de verkiezingen in 2002 zal dit weer gedaan worden.
61
62
Bijvoorbeeld
Verantwoordelijkheid van de politiek in de gemeente Dordrecht Vanuit het gemeentebestuur is één wethouder verantwoordelijk voor het algemene gehandicaptenbeleid, en verder is iedere wethouder verantwoordelijk voor het gehandicaptenbeleid in zijn sector en kan daar op aangesproken worden. Ook de gemeentelijke diensten voeren allemaal op hun terrein gehandicaptenbeleid (inclusief beleid).
3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen De DAG is binnen de gemeente Dordrecht een gerespecteerde organisatie. In de loop van de jaren weten steeds meer gemeentelijke diensten de weg naar de DAG te vinden. Vanuit de gemeente gezien heeft een goede belangenorganisatie verschillende voordelen: • door de krachten van verschillende organisaties te bundelen is er één gesprekspartner; • de gemeenteraad kan aan de DAG toetsen in hoeverre er draagvlak bestaat bij bepaalde voorstellen; • de DAG denkt op beleidsmatig niveau mee met de gemeente. De gemeente kan namelijk niet vanuit één specifiek belang kijken, maar moet vanuit het algemeen belang werken. De DAG kan zich puur richten op de belangenbehartiging van het deelbelang; • op verzoek van de gemeente kan de DAG zaken uitzoeken, zo is onlangs bijvoorbeeld door de DAG onderzocht in hoeverre vergaderruimten in de gemeente toegankelijk zijn; • de gemeente wordt op scherp gezet door de DAG, het is een goede gesprekspartner; • de DAG functioneert goed en geeft waardevolle adviezen. 3.2 Succesfactoren Op basis van de ervaringen in de gemeente Dordrecht zijn verschillende succesfactoren te onderscheiden die bij kunnen dragen aan het ontwikkelen van een goede belangenorganisatie, namelijk: • Ondersteuning Voor het ontwikkelen en behouden van een goede belangenorganisatie kan de gemeente een belangrijke rol spelen in de ondersteuning. Dit kan door middel van een financiële ondersteuning voor de faciliteiten. Daarnaast
Cliëntenparticipatie
heeft het aanstellen van een (betaalde) beleidsmedewerker voordelen: de beleidsmedewerker is spin in het web en is waarborg voor stabiliteit en continuïteit. Zeker gezien de doelgroep is dit hard nodig. De uitval kans is bij mensen met een chronische ziekte of handicap immers hoog. Daarnaast zijn vrijwilligers niet altijd beschikbaar door (betaald) werk. De beleidsmedewerker kan bovendien op beleidsmatig niveau meedenken en de deskundigheid bij de vrijwilligers vergroten. Ook bijkomende activiteiten als het onderhouden van regionale en landelijke contacten zijn mogelijk door de extra capaciteit. • Onafhankelijkheid De DAG is geen onderdeel van de gemeente. Ten aanzien van de eigen doelgroep en de gemeente is het belangrijk dat de DAG een zelfstandig orgaan is dat op komt voor specifieke deelbelangen. • Houding van beide partijen Verder liggen belangrijke succesfactoren in de wijze waarop de partijen met elkaar omgaan. Zo is de DAG geen actiegroep, maar probeert langs de diplomatieke weg zoveel mogelijk te bereiken. Er is geen discussie als tegenstanders, maar samenwerking om tot synergie te komen. Ook worden zakelijke geschillen niet als persoonlijke geschillen gezien. Kritiek op de gemeente wordt niet als kritiek op de ambtenaar gezien. Verder is het inherent aan een belangenorganisatie dat men altijd meer wil. De gemeente moet echter wet- en regelgeving uitvoeren. Het is dan ook van belang elkaars standpunten en bewegingsruimte duidelijk te maken. Tips van de DAG aan andere belangenorganisaties om wat te kunnen bereiken • zoek contact met zowel de laagst verantwoordelijke binnen de gemeente als de hoger verantwoordelijken. Problemen kunnen soms heel simpel opgelost worden, dan is het beter direct de laagst verantwoordelijke te benaderen. Gehandicaptenbeleid is niet altijd een kwestie van geld. • nodig jezelf uit in raadsfracties en maak gebruik van spreekrecht in raadscommissies; • zorg dat je bij de gemeente op de verzendlijsten komt te staan en zo uitnodigingen voor raadscommissies, nota’s en dergelijke krijgt; • zorg voor bekendheid van de belangenorganisatie door goede contacten met de lokale pers en zichtbaar te zijn voor de doelgroep.
63
64
Bijvoorbeeld
3.3 Valkuilen en knelpunten • De lidorganisaties functioneren afzonderlijk niet actief meer. Het gevolg is dat de input van ervaringsdeskundigen zowel beleidsinhoudelijk als voor het leveren van bestuurders beperkt is. • Gezien de gezamenlijke belangen op een aantal beleidsterreinen wordt de samenwerking met ouderenorganisaties steeds meer gewenst. Naast de overeenkomsten zijn er een aantal verschillen in werkwijze en uitgangspunten die in de stappen naar samenwerking een belangrijk aandachtspunt vormt. • Door personeelswisselingen bij de gemeente en in de politiek blijf je altijd bezig met netwerken en voorlichten van mensen. • Er zijn weinig jonge gehandicapte vrijwilligers. 4
Praktische informatie
Voor meer informatie over de DAG kunt u contact opnemen met: Dordtse Adviesraad voor het Gehandicaptenbeleid (DAG) Mevr. A van Zijp, beleidsmedewerker van de DAG Singel 331, 3311 HE Dordrecht tel. 078 - 631 44 44 e-mail
[email protected] website www.sterweb.net/vereniging/dag Gemeente Dordrecht Dhr. B. van der Kouwe, beleidsmedewerker afd. Onderwijs en Welzijn Postbus 8, 3300 AA Dordrecht tel. 078 - 639 63 38 e-mail
[email protected]
Cliëntenparticipatie
9
Amsterdamse Bundeling Consumenten van Zorgvoorzieningen
1
Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp De samenwerking tussen verschillende belangenorganisaties: Amsterdamse Bundeling Consumenten Zorgvoorzieningen (ABCZ). De ABCZ is een samenwerkingsverband van het Amsterdamse Patiënten/ Consumenten Platform (APCP), het Centraal Orgaan Samenwerkende Bonden van Ouderen (COSBO), de Regionale Federatie van Ouderverenigingen Amsterdam (RFvOA) en de Stichting Gehandicapten Overleg Amsterdam (SGOA). 1.2 Aanleiding Aanleiding voor de samenwerking vormt het feit dat de belangenorganisaties op het gebied van zorg een steeds belangrijkere gesprekspartner worden gevonden door gemeenten, zorgkantoren en andere zorg- en dienstverleners. In het kader van het patiënten/consumentenbeleid heeft het College van de gemeente Amsterdam in 1996 de wenselijkheid geformuleerd van samenwerking tussen de belangenorganisaties, omdat: - door het aangaan van een samenwerkingsverband de organisaties een krachtigere invulling kunnen geven aan de rol van derde partij (de zorgvragers) naast zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars; - dit één aanspreekpunt voor de gemeente creëert; - structuur aangebracht kan worden in de versnipperde financiering. Destijds is door de organisaties gevraagd hen hiervoor de tijd te gunnen om vanuit eigen kracht en inzichten invulling te geven aan die samenwerking. Dit heeft in 1998 geleid tot de oprichting van de ABCZ. Samenwerking tussen deze organisaties bleek een logische stap te zijn vanwege de grote overlap in de aandachtspunten van de achterban die bestaat uit: ouderen, mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke of functie beperking, cliënten uit de geestelijke gezondheidszorg en overige gebruikers van zorgvoorzieningen. Men reali-
65
66
Bijvoorbeeld
seerde zich dat met name in de belangenbehartiging voordeel te behalen valt als je meer één vuist kunt vormen met een stevigere organisatie en een grotere achterban. Rol voor koepelorganisaties volgens de gemeente Om de bestaande versnippering tussen de patiënten- en consumentenorganisaties tegen te gaan vindt de gemeente dat de koepelorganisaties beter toegerust moeten worden om ondersteuning te bieden aan de aangesloten categoriale organisaties. Ondersteuners moeten dan ook zoveel mogelijk in dienst zijn bij koepelorganisaties om daar onder meer werkzaamheden te verrichten voor de aangesloten categoriale organisaties. Bovendien zouden de koepels signalen uit de achterban op collectief niveau moeten bundelen en inbrengen in het beleidsoverleg. In de ogen van de gemeente zou er één koepelorganisatie moeten komen.Met het subsidieverstrekkingsbeleid probeert de gemeente dit ook te stimuleren.
1.3 Doel Door samenwerking willen de vier organisaties komen tot een gezamenlijke lokale koers op het gebied van de zorg, die rekening houdt met de speciale multiculturele context in Amsterdam. De organisaties willen bereiken dat er een krachtige en assertieve belangenorganisatie ontstaat, die: - niet alleen reageert, maar ook vooraf vertelt wat ze zelf wil; - een duidelijk gezicht naar buiten toe heeft; - automatisch gehoord wordt door andere partijen; nu gaat veel tijd zitten in politieke lobby en inspraakcommissies. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering De ABCZ bestaat uit vertegenwoordigers van de vier organisaties. In eerste instantie hebben de organisaties gekozen voor een vrijwillige samenwerking. Vanuit praktisch oogpunt is eerst gekeken naar de raakpunten op werkniveau: welke projecten worden samen gedaan en wat kan samen gedaan worden. De volgende stap is het gezamenlijk bepalen van een visie: waar willen we naar toe. Om te komen tot een gezamenlijke visie willen de organisaties af van de vrijblijvendheid. Op basis van externe adviezen zijn het APCP en SGOA per 2002 gefuseerd.
Cliëntenparticipatie
Tussen de overblijvende drie organisaties wordt in de loop van 2002 een joint venture gesloten. De organisaties blijven hierdoor hun eigen herkenbaarheid behouden; de COSBO vertegenwoordigt bijvoorbeeld naast de zorgbehoevende ouderen ook de actieve ouderen. 2.2 Financiering De ABCZ kreeg in 2001 van de gemeente in het kader van het patiënten-/consumentenbeleid een subsidie van € 13.613,- ten behoeve van het secretariaat en kleine projecten. Verder is de ABCZ financieel afhankelijk van de vier individuele organisaties, welke afzonderlijk subsidie krijgen van gemeente en/of provincie. Naast de structurele subsidie heeft de gemeente de samenwerking gestimuleerd door een externe adviseur te financieren. 2.3 Product en activiteiten Het resultaat is een samenwerkingsverband van organisaties van gebruikers van zorgvoorzieningen In Amsterdam. De ABCZ wil drie soorten activiteiten ondernemen: 1 Gemeenschappelijke belangenbehartiging. Dit wordt de centrale opdracht aan de ABCZ. 2 Dienstverlening aan individuele gebruikers van zorgvoorzieningen. 3 Onderzoek en ontwikkeling. 2.4 Stand van zaken en toekomst Het samenwerkingsproces is inmiddels in gang gezet en zal in de komende jaren steeds meer gestalte moeten gaan krijgen. Onder andere door een formalisering van de samenwerking en het uitvoering geven aan het werkplan 2001. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep De samenwerking wordt door de verschillende organisaties uitgevoerd. In principe wordt de doelgroep, consumenten van zorgvoorzieningen, hier niet direct bij betrokken. Bij het APCP zijn de beslissingen over samenwerking echter wel in de algemene ledenvergadering genomen, waarin de lidorganisaties vertegenwoordigd waren. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid De politiek staat achter het gemeentelijk beleid om betrokkenheid van patiënten en consumenten te stimuleren. Dit blijkt uit de vaststelling door de
67
68
Bijvoorbeeld
gemeenteraad van twee beleidsnota’s, waarin subsidiering van patiëntenorganisaties en van koepels alsmede de wenselijk geachte samenwerking zijn neergelegd. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen De samenwerking wordt momenteel nog opgebouwd en is nog niet geëvalueerd. De ervaringen bij de betrokken belangenorganisaties zijn positief, zo blijkt uit het interview. Wel zijn verschillende voetangels en klemmen naar voren gekomen de afgelopen periode (zie 3.3 ‘valkuilen en knelpunten’). Tips van de ABCZ voor belangenbehartiging: • Het is belangrijk om als belangenorganisatie uit de afhankelijke positie te komen; • Stel je niet te bescheiden op tegenover andere partijen; • De vraag naar de stem van de klant neemt erg toe: blijf dus alert waar je wel en niet je energie in wilt gaan steken.
Tips van de gemeente: • Door middel van het aangaan van een subsidierelatie kun je als gemeente sturing geven aan de organisatie en het functioneren van belangenorganisaties; • Beschouw de belangenorganisaties als een belangrijke gesprekspartner en nodig ze dan ook in een vroegtijdig stadium van beleidsontwikkeling uit.
3.2 Succesfactoren • De tijd nemen voor het samenwerkingsproces. Het opzetten van samenwerking is een proces dat tijd kost. Het is zinvol tijd te investeren in het elkaar leren kennen, zowel de mensen als de organisaties. Dit kan door op werkniveau te beginnen met samenwerking in concrete projecten. Als het doel gezamenlijk beleid is moet niet op dat niveau gebleven worden. • Ondersteuning en erkenning door de gemeente, bijvoorbeeld door de ABCZ uit te nodigen voor overleg en niet de afzonderlijke organisaties. • Behoud van eigen identiteit. Bekijk bij samenwerking wat de gevolgen zijn voor de individuele organisaties en laat ieder de ruimte om naast gezamenlijke activiteiten ook de eigen activiteiten, structuur en verhoudingen te behouden.
Cliëntenparticipatie
3.3 Valkuilen en knelpunten • Verschillen tussen de organisaties Er zijn grote verschillen tussen de organisatiestructuren en financiën van de samenwerkende partijen. Onder andere platte versus hiërarchische organisatie, vrijwilligers versus betaalde krachten, de wijze waarop de achterban bij de organisatie betrokken wordt en de financiële ruimte. Dergelijke verschillen kunnen spanningen geven omdat zaken in de ene organisatie veel simpeler geregeld kunnen worden dan in de andere organisatie. Het is belangrijk rekening te houden met de verschillen tussen de organisaties en te proberen elkaar te begrijpen. Bovendien moet met elkaar omgegaan worden op basis van gelijkwaardigheid, ondanks verschillen qua grootte en financiën. • Goed vrijwilligersbeleid Belangrijke voorwaarden voor een goede belangenorganisatie zijn continuïteit en mensen die visie hebben en bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen. Een valkuil is dat vrijwilligers dit in hun vrije tijd moeten doen met een kleine financiële vergoeding. Dat vraagt om een goed vrijwilligersbeleid met aandacht voor hun positie. 4
Praktische informatie
Voor meer informatie over het ABCZ-samenwerkingsverband kunt u contact opnemen met het ABCZ. en voor informatie over het gemeentelijke patiënten/consumentenbeleid kunt u contact opnemen met de gemeente. Secretariaat ABCZ, p/a SGOA Mevr. C. Alleman Quellijnstraat 89, 1072 ZA Amsterdam tel. 020 - 577 79 55 e-mail
[email protected] Gemeente Amsterdam Afdeling MGZ, dienst Welzijn Postbus 1840, 1000 BV Amsterdam tel. 020 - 552 35 80
69
Cliëntenparticipatie
10
‘Ouderenproof’ maken van BerkelEnschot en Udenhout
1
Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp Het ‘ouderenproof’ maken van de kernen Berkel-Enschot en Udenhout. De ouderen zijn zelf spontaan aan de slag gegaan om een visie op te stellen in het kader van het ouderenbeleid. De manier waarop de ouderen dit gedaan hebben is een methode die ook denkbaar is om te komen tot beleid op andere terreinen, zoals het chronisch zieken- en gehandicaptenbeleid. 1.2 Aanleiding De gemeente Tilburg is bezig met het opstellen van een nota ouderenbeleid. De Dorpsraden Berkel-Enschot en Udenhout9 hadden samen het idee dat dit teveel vanuit de gemeente en de zorg- en dienstverleners gedaan wordt. Dit ondanks pogingen van de gemeente om de doelgroep hier bij te betrekken. Daarnaast zijn de Dorpsraden van mening dat in het kader van de sterke vergrijzing in de dorpen Berkel-Enschot en Udenhout het nodig is om verder vooruit te kijken dan de gebruikelijke vier jaar bij de gemeente en dat voor een omvang van ongeveer 20.000 inwoners het beleid veel concreter kan worden ingevuld. 1.3 Doel Het doel van het project is het laten nadenken van de oudere inwoners over een lange termijn visie op het ouderenbeleid en het doen van concrete voorstellen hierover. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering De uitvoering van het project is onderverdeeld in vier stappen: 1 Voorbereiding 2 Opzetten van de projectstructuur 3 Samenstellen van de werkgroepen 4 Rapportage 9
Sinds 1997 zijn Berkel-Enschot en Udenhout samengevoegd met de gemeente Tilburg. Beide kernen hebben nog wel een Dorpsraad, die bestaat uit burgers van de betreffende dorpskern.
71
72
Bijvoorbeeld
Er is gekozen voor een structuur met boven aan de projectgroep. Hierin zitten de voorzitters van de Dorpsraden en de voorzitters van de ouderenbond KBO/ Stichting Welzijn Ouderen van beide dorpen. Onder de projectgroep staan vier werkgroepen: wonen, zorg, dienstverlening en welzijn. Daarnaast is een adviesgroep samengesteld met de zorg- en dienstverleners en de gemeente. Het project is ondersteund door een extern adviesbureau, het PON, dat in eerste instantie een raamwerk opgesteld heeft, dat als startpunt heeft gediend voor de werkzaamheden van de werkgroepen. Daarnaast hebben ze de werkgroepen begeleid en de afzonderlijke rapporten samengevoegd tot één rapport. 2.2 Financiering De gemeente heeft het project met € 18.151,- gesubsidieerd uit een budget bestemd voor zorgvernieuwingsactiviteiten. Deze subsidie is gebruikt voor secretariële en organisatorische begeleiding van de werkgroepen door een extern bureau en materiaalkosten. Ook de provinciale KBO leverde een begeleider. De uiteindelijke eindredactie van het rapport is door de provincie gefinancierd vanuit het project ‘Vitaal Grijs’ door middel van het beschikbaar stellen van capaciteit van het provinciaal instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant. In totaal zijn door het PON in dit project ongeveer 200 uur geïnvesteerd. 2.3 Product en activiteiten Door de ouderen is bekeken in hoeverre de gemeente ‘ouderenproof’ is op de gebieden wonen, zorg, welzijn en dienstverlening. De vier werkgroepen hebben afzonderlijk een visie opgesteld en aanbevelingen gedaan omtrent het ouderenbeleid op het betreffende terrein. In september 2001 is aan de gemeente, de provincie, politiek en zorg- en dienstverleners het rapport ‘Integraal Lokaal Ouderenbeleid Berkel-Enschot Udenhout’10 aangeboden. In dit rapport staat welke veranderingsprocessen de ouderen nodig achten om de dorpen ‘ouderenproof’ te maken. De ouderen geven aan waar behoefte aan is, welke criteria van belang zijn, wat er al is, wat de beleidsuitgangspunten moeten zijn en wat het bijbehorende actieplan is. Per wijk wordt aangegeven wat de mogelijkheden zijn. 2.4 Stand van zaken en toekomst Er wordt nu een stichting opgericht, waarvan de projectgroep en de voorzitters van de werkgroepen het bestuur gaan vormen. De stichting heeft ten doel teza10
ISBN: 90-5049-217-7.
Cliëntenparticipatie
men met alle betrokken partijen de in het rapport opgenomen wensen te gaan realiseren De stichting zal worden gefinancierd door de provincie. Er zullen begeleidingsgroepen van ouderen worden ingesteld om de diverse projecten te gaan begeleiden Voor het gehele project inclusief de realisatie wordt uitgegaan van een doorlooptijd van tien a twintig jaar. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep Het project is grotendeels door de ouderen zelf uitgevoerd. Voorafgaand aan het project is een conferentie gehouden voor alle ouderen en andere geïnteresseerden. De vier werkgroepen bestonden uit ouderen en een vertegenwoordiger van de gehandicaptenorganisatie. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid Het is van belang contact te houden met de politiek. De politiek moet aandacht geven aan het onderwerp. Nu is dat onder andere gedaan door het rapport aan de fractievoorzitters aan te bieden. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft het verzekeringsconcern Interpolis aangeboden een deel van het realisatieproject met raad en daad te ondersteunen om zodoende ervaring op te bouwen voor ondersteuning van andere vergelijkbare projecten. 3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen Het project is nog niet afgerond en geëvalueerd. De reactie van de gemeente Tilburg op het project is erg positief. De wensen, behoeften en knelpunten die de ouderen in dit project aangedragen hebben zijn heel herkenbaar voor de gemeente, zij hebben daarvan een aantal ook overgenomen in hun eigen nota, die in oktober 2001 is uitgebracht. Bovendien vormt het onderzoek naar het ouderenproof zijn van een gemeenschap een activiteit van de provincie Noord Brabant in het kader van het project Vitaal Grijs. 3.2 Succesfactoren • De benadering vanuit de ouderen zelf en onafhankelijk van de gemeente, dit levert een visie vanuit de doelgroep zelf op. • Door het project niet meteen op de hele gemeente Tilburg te betrekken blijft het overzichtelijk en blijft het aantal betrokken beperkt.
73
74
Bijvoorbeeld
• De voorzitters van de werkgroepen zijn geen wethouders of politiek geëngageerden. Het project blijft hierdoor van de gemeenschap en wordt niet van de politiek. • De functie van de adviesgroep, waarin de zorg- en dienstverleners zijn opgenomen, is beperkt tot een adviesrol omdat de ervaring is dat zorg- en dienstverleners teveel zelf willen uitmaken wat goed zou zijn voor ouderen. 3.3 Valkuilen en knelpunten Het vinden van trekkers voor het project was een moeizaam proces. Voor de trekkers is gezocht naar gepensioneerde managers uit de gemeenschap. Ook moeten er niet teveel mensen zijn, want teveel verschillende meningen belemmert het project ook. 4
Praktische informatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Dhr J. Blom, voorzitter Dorpsraad Berkel-Enschot, adviseur in zorg en ouderenambassadeur voor Noord-Brabant tel. 013 - 533 13 34 e-mail
[email protected]
Cliëntenparticipatie
11
Samenwerking tussen de gemeente Monster en het Platform Gehandicaptenbeleid Monster
1
Waar gaat het project over?
1.1 Onderwerp Samenwerking tussen de gemeente Monster en het Platform Gehandicaptenbeleid Monster (PGM) in het kader van integraal gehandicaptenbeleid. 1.2 Aanleiding In 1993 bij de voorbereiding van de Wvg heeft de gemeente mensen met een handicap gezocht om ervaringsdeskundigheid in te brengen voor het Wvgbeleid en de uitvoering. Toen is het PGM tot stand gekomen. Inmiddels heeft het PGM de samenwerking met de gemeente uitgebreid naar andere beleidsterreinen, met name wonen, welzijn/zorg en toegankelijkheid. 1.3 Doel Door een goede samenwerking wil men bereiken dat de gemeente Monster een goed integraal gehandicaptenbeleid heeft en daardoor aantrekkelijk is voor gehandicapten. 2
Hoe is het project uitgevoerd?
2.1 Opzet en uitvoering Het PGM is een stichting die momenteel bestaat uit acht personen. Vier van deze mensen hebben ieder een eigen terrein, waarop ze het gemeentelijke beleid en uitvoering volgen, Wvg, toegankelijkheid, voorlichting en zorg. Het platform heeft twee keer per jaar structureel overleg met de wethouder en ambtenaren. Daarnaast is er een laagdrempelig en informeel contact met de ambtenaren. Dankzij subsidiering heeft het platform naast de specifieke ervaringsdeskundigheid ook kennis op het gebied van wet- en regelgeving kunnen ontwikkelen. Hierdoor is een sterk platform ontstaan, dat in samenwerking met de gemeente respons, inspraak en participatie van gehandicapten gestalte geeft.
75
76
Bijvoorbeeld
2.2 Financiering Het platform krijgt op jaarbasis € 3.176,- subsidie van de gemeente uit de Wvg-middelen. Deze wordt gebruikt voor het vervoer naar vergaderingen, cursusdagen, kantoorspullen, vergaderbenodigdheden, voorlichting en abonnementen op relevante tijdschriften. Deze subsidie is volgens het PGM voldoende voor deze activiteiten, mede doordat de vrijwilligers van het platform veel administratieve werkzaamheden zelf doen. 2.3 Product en activiteiten Door de samenwerking staat het individueel en collectief voorzieningenniveau in de gemeente op een hoog niveau. Beide partijen zijn dan ook tevreden over de huidige samenwerking. De samenwerking wordt gekenmerkt door: • korte lijnen: men weet elkaar te vinden en binnen de gemeente is één duidelijk aanspreekpunt; • een open overleg tussen de partijen, er wordt geen strijd om het gelijk gevoerd, ook voert de gemeente geen star beleid; • een platform met een actieve houding ten opzichte van zowel de gemeente als de eigen achterban; • een positieve mentaliteit van het platform; • een platform dat de gemeente werk uit handen neemt, door het informeren en adviseren van de achterban en de inbreng van ervaringsdeskundigheid die fouten voorkomt. Het platform voert verschillende taken uit: 1 Belangenbehartiging voor gehandicapten en chronisch zieken Het PGM voegt ervaringsdeskundigheid toe aan het gemeentelijk beleid en de uitvoering. Dit leidt tot substantiële aanpassingen in de uitvoeringspraktijk en het beleid. Daarnaast heeft het PGM een signalerende functie voor de gemeente. 2 Uitvoeren van concrete projecten Het platform neemt haar verantwoordelijkheden, is daar op aanspreekbaar en voegt daarmee ook daadwerkelijk iets toe voor de gemeente, door zelf actie te ondernemen en activiteiten te organiseren. Zoals een klachtenlijn, een toegankelijkheidsonderzoek onder openbare gebouwen en ruimten, het lezen en beoordelen van tekeningen voor herbestrating en woningbouw en het organiseren van oppomppunten voor rolstoelen verspreid over de gemeente.
Cliëntenparticipatie
3 Contact met de achterban Dit vindt ten eerste plaats via het informeren van de achterban over de mogelijkheden voor gehandicapten binnen de gemeente en ten tweede via individueel lotgenotencontact en hulp bij complexe Wvg-aanvragen. 2.4 Stand van zaken en toekomst De goede samenwerking met de gemeente op het gebied van de Wvg wordt voortgezet en uitgebreid naar andere gemeentelijke diensten/afdelingen, zoals herbestrating. 2.5 Betrokkenheid van de doelgroep In het kader van het integraal gehandicaptenbeleid werkt de gemeente samen met het PGM, waarin gehandicapten vertegenwoordigd zijn. De gemeente betrekt op deze manier de doelgroep in een vroeg stadium bij de beleidsontwikkeling. 2.6 Bestuurlijk draagvlak en politieke betrokkenheid Op het moment bestaat er draagvlak in de politiek voor het gehandicaptenbeleid. Het platform heeft een goede relatie heeft opgebouwd met de commissie voor Maatschappelijke Ontwikkelingen. Het platform vindt dat ze haar bestaansrecht tegenover de politiek inmiddels bewezen heeft. Na de verkiezingen zal het platform hier weer actief ingaan investeren. Bijvoorbeeld door een avond voor de nieuwe bestuurders te organiseren om ze kennis te laten maken met de doelstellingen en werkzaamheden van het platform.
3
Wat zijn de ervaringen?
3.1 Evaluatie en ervaringen Zowel de gemeente als het platform zijn tevreden over de wijze waarop momenteel samengewerkt wordt. Zo is één van de voordelen van het platform voor de gemeente dat een omslag in de bejegening van cliënten is ontstaan. Het platform heeft duidelijk gemaakt dat mensen emotioneel zijn als ze bij de gemeente komen, daar moet de gemeente rekening mee houden. 3.2 Succesfactoren De gemeente en het PGM hebben verschillende succesfactoren onderscheiden in hun samenwerking.
77
78
Bijvoorbeeld
De houding van beide partijen. De partijen luisteren naar elkaar en hebben een oplossingsgerichte houding. Daarnaast is er sprake van respect en vertrouwen in elkaars deskundigheid. Een bijdrage van de gemeente, onder andere in de vorm van organisatorische inbedding van cliëntenparticipatie, het verstrekken van informatie en het geven van een financiële ondersteuning. Het platform zorgt ook zelf dat ze een rol speelt, onder andere door te zorgen dat ze verstand van zaken heeft. 3.3 Valkuilen en knelpunten Het is moeilijk om jongere vrijwilligers voor het platform te vinden. Er moet niet alleen naar geld gekeken worden, vaak gaat het om de mentaliteit. Voor integraal gehandicaptenbeleid is een andere manier van denken in de gemeente nodig en dat hoeft niet altijd geld te kosten. Soms kan met kleine aanpassingen in het beleid of de uitvoering al veel bereikt worden. 4
Praktische informatie
Voor meer informatie over de samenwerking tussen het PGM en de gemeente Monster kan contact opgenomen worden met de heer Fieret of mevrouw Koremans. Gemeente Monster Dhr. P.G. Fieret, chef bureau sociale dienstverlening Postbus 19, 2680 AA Monster tel. 0174 - 28 58 51 Platform Gehandicaptenbeleid Monster Mevr. A. Koremans, penningmeester tel. 0174 - 24 46 86 e-mail
[email protected]
79
Nawoord: Hoe nu verder? Deze gids is het begin van het zoeken naar ‘good practices’ (goede voorbeelden) van geïntegreerd lokaal beleid voor chronisch zieken en mensen met een handicap. In 2002 zullen VNG en CG-Raad aansluiting zoeken bij activiteiten die gemeenten en gehandicaptenplatforms van dienst kunnen zijn bij het vormen van geïntegreerd lokaal beleid voor chronisch zieken. Daarbij kan worden gedacht aan activiteiten in het kader van VNG projecten, aan activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van lokaal gezondheidsbeleid en activiteiten ter voorbereiding 2003 dat is uitgeroepen tot het Europees Jaar van personen met een handicap. Het raakvlak van lokaal beleid voor chronisch zieken en het project IgLO-plus is evident. IgLO-plus is de voortzetting van het project Intergemeentelijk Lokaal Ouderenbeleid (IgLO). Het project is verlengd en verbreed met de terreinen gehandicaptenbeleid en geestelijke gezondheidszorg. Gemeenten worden via een nieuwsbulletin en het VNG-net geïnformeerd door de VNG. Daarnaast heeft het raakvlak met de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) de aandacht van de VNG. Op grond van de WCPV moeten gemeenten lokaal gezondheidsbeleid formuleren. Gemeenten moeten in dat kader iedere vier jaar hun ambities op het terrein van volksgezondheid neerleggen in een beleidsnota. Aandacht voor chronisch zieken is in deze nota’s zeer op zijn plaats. Naast deze twee aangrijpingspunten, komen er nog meer zaken op gemeenten af waar de VNG over informeert. Te denken is aan het traject van de Robuuste Rio’s waarin gewerkt wordt aan geïntegreerde, onafhankelijke en objectieve indicatiestelling; aan het project Lokaal Sociaal Beleid dat in 2002 met name aandacht zal schenken aan middelgrote gemeenten en de lokale dwarsverbanden die het sociaal beleid op lokaal niveau heeft; aan het lokale vrijwilligerswerkbeleid dat een impuls heeft gekregen door de Tijdelijke Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk van het ministerie van VWS; aan het lokale jeugdbeleid; en aan de ontwikkelingen in de Wvg en het zorgstelsel (modernisering AWBZ).
80
Bijvoorbeeld
Er gebeurt veel op al deze terreinen en het is van belang dat afstemming wordt gezocht met andere partijen die hierop werkzaam zijn, zoals de belangenorganisaties (o.a. CG-Raad en landelijke koepels van categoriale patiëntenorganisaties), onderzoeksinstituten (o.a. Verwey-Jonkerinstituut), ondersteuningsinstituten (o.a. Nizw), stimuleringsprogramma’s (o.a. van ZONMW), projecten van andere organisaties (o.a. Netherlands School of Public Health) en met ministeries en provincies. In 2002 zullen good practices van lokaal beleid voor chronisch zieken worden gezocht en daarbij wordt nog nader bekeken hoe kan worden gestimuleerd dat andere gemeenten van de goede voorbeelden kunnen leren. De VNG en de CG-Raad zullen activiteiten bedenken die eraan bijdragen dat gemeenten en lokale gehandicaptenplatforms die op bovengenoemde terreinen actief zijn, worden geprikkeld tot en ondersteund bij kennisoverdracht. Hierdoor krijgt verbetering van geïntegreerd lokaal beleid voor kwetsbare groepen meer gestalte en daardoor krijgen deze burgers ook gelijke kansen. Al met al een volgende stap op weg naar de implementatie van de 22 Standaardregels van de Verenigde Naties (zie Bijlage I).
81
Bijlage I Standaardregels betreffende het bieden van gelijke kansen voor gehandicapten11 Regel 1 De staten dienen maatregelen te treffen om in de samenleving bewustzijn te kweken met betrekking tot gehandicapten, hun rechten, hun behoeften, hun mogelijkheden en hun inbreng. Regel 2 De staten dienen te zorgen voor de verlening van een effectieve medische zorg voor gehandicapten. Regel 3 De staten dienen te zorgen voor de verlening van revalidatiediensten voor gehandicapten teneinde hen in staat te stellen een zo hoog mogelijke mate van zelfstandigheid te bereiken en zo goed mogelijk te blijven functioneren. Regel 4 De staten dienen te zorgen voor de totstandbrenging en verlening van ondersteunende diensten, met inbegrip van hulpmiddelen voor gehandicapten, teneinde hen te helpen hun mate van zelfstandigheid in het dagelijks leven te vergroten en hun rechten uit te oefenen. Regel 5 De staten dienen te erkennen dat bij het bieden van gelijke kansen op alle deelterreinen van hun maatschappelijk leven toegankelijkheid van het allerhoogste belang is. De staten dienen ten behoeve van alle gehandicapten a) actieprogramma's op touw te zetten om de leefomgeving toegankelijk te maken, en b) maatregelen te nemen om toegang te geven tot informatie en communicatie. Regel 6 De staten dienen het beginsel van gelijke kansen voor gehandicapte kinderen, jongeren en volwassenen in het basis-, voortgezet en hoger onderwijs te erkennen, in geïntegreerde structuren. Zij dienen ervoor te zorgen dat het onderwijs aan gehandicapten een integrerend deel van het onderwijsstelstel vormt.
11
Verenigde Naties-resolutie 48/96, 4 maart 1994.
82
Bijvoorbeeld
Regel 7 De staten dienen het beginsel te erkennen dat gehandicapten in staat moeten worden gesteld hun grondrechten uit te oefenen, met name wat werkgelegenheid betreft. Zowel in steden als op het platteland moeten zij gelijke kansen hebben bij het vinden van zinvol en betaald werk op de arbeidsmarkt. Regel 8 De staten zijn verantwoordelijk voor het bieden van sociale zekerheid en behoud van inkomsten voor gehandicapten. Regel 9 De staten dienen de volwaardige deelneming van gehandicapten aan een gezinsleven te bevorderen. Zij dienen hun recht op lichamelijke integriteit te bevorderen en ervoor te zorgen dat de wetgeving gehandicapten niet discrimineert wat betreft seksuele relaties, huwelijk en ouderschap. Regel 10 De staten zullen ervoor zorgen dat gehandicapten op voet van gelijkheid worden betrokken bij en kunnen deelnemen aan culturele activiteiten. Regel 11 De staten zullen maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat gehandicapten gelijke kansen hebben bij recreatie en sport. Regel 12 De staten zullen maatregelen stimuleren gericht op gelijkwaardige deelneming van gehandicapten aan het godsdienstige leven van hun gemeenschappen. Regel 13 De staten nemen de eindverantwoordelijkheid op zich voor de vergaring en verspreiding van informatie over de levensomstandigheden van gehandicapten en bevorderen uitgebreid onderzoek naar alle aspecten daarvan, waaronder belemmeringen die van invloed zijn op het leven van gehandicapten. Regel 14 De staten zullen ervoor zorgen dat aspecten van het gehandicapt-zijn worden opgenomen in iedere daarvoor in aanmerking komende beleidsvorming en nationale planning. Regel 15 De staten hebben een verantwoordelijkheid wat betreft het scheppen van de juridische grondslag voor de maatregelen om de doelstellingen ‘volwaardige deelneming' en ‘gelijkheid' voor gehandicapten te verwezenlijken. Regel 16 De staten dragen de financiële verantwoordelijkheid voor nationale programma's en maatregelen om gehandicapten gelijke kansen te bieden.
Bijlage I
Regel 17 De staten zijn verantwoordelijk voor de instelling en versterking van nationale coördinatiecommissies of soortgelijke lichamen, die fungeren als landelijk steunpunt voor gehandicaptenzaken. Regel 18 De staten dienen te erkennen dat gehandicaptenorganisaties het recht hebben gehandicapten te vertegenwoordigen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau. De staten dienen tevens te erkennen dat gehandicaptenorganisaties een adviserende rol hebben in de besluitvorming met betrekking tot gehandicapten. Regel 19 De staten zijn verantwoordelijk voor het garanderen van een passende opleiding van het personeel, op alle niveaus, dat betrokken is bij het plannen en aanbieden van programma's en diensten voor gehandicapten. Regel 20 De staten zijn verantwoordelijk voor constant toezicht op en evaluatie van de uitvoering van de nationale programma's en diensten betreffende het bieden van gelijke kansen voor gehandicapten. Regel 21 De staten, zowel geïndustrialiseerde landen als ontwikkelingslanden, hebben de plicht om samen te werken en maatregelen te nemen ter verbetering van de levensomstandigheden van gehandicapten in ontwikkelingslanden. Regel 22 De staten zullen actief deelnemen aan de internationale samenwerking betreffende het beleid inzake het bieden van gelijke kansen voor gehandicapten.
83
85
Bijlage II VNG en CG-raad VNG De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) rust op drie pijlers: leden, bestuur en medewerkers. Alle Nederlandse gemeenten (in 2002 zijn dat er 496) zijn lid van de VNG, evenals de Nederlandse Antillen en 30 gewesten. De drie kerntaken van de VNG, belangenbehartiging, dienstverlening en het bieden van een platform, kan de VNG voor alle leden gezamenlijk maar ook voor een bepaalde groep of individuele leden uitoefenen. De VNG zorgt ervoor dat de belangen van de Nederlandse gemeenten worden gehoord door de andere overheden en belangrijke maatschappelijke koepelorganisaties. Naast de drie kerntaken voert de VNG ook, vaak samen met departementen of maatschappelijke organisaties, projecten uit die een gemeenschappelijk belang dienen. Voor de leden van de VNG (en gelieerde organisaties als zij niet commercieel werken) is het mogelijk om vragen te stellen via het telefoonnummer van de frontoffice. Voor de sector Sociale Zaken, Educatie en Zorg (SEZ) is dat 070373 80 22. Cliënten met inhoudelijke vragen worden doorverwezen naar hun belangenorganisaties. Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Postbus 30435, 2500 GK Den Haag telefoon 070-373 83 93 telefax 070-363 56 82 e-mail :
[email protected] www.vng.nl CG-Raad De Chronisch zieken- en Gehandicaptenraad (CG-Raad) is de koepel van organisaties van mensen met een chronische ziekte of een handicap. Centraal in alle activiteiten staat het realiseren van een samenleving, waaraan mensen met een chronische ziekte of een handicap als volwaardig burger deelnemen, op basis van gelijke rechten, gelijke kansen en gelijke plichten. Collectieve belangenbehartiging en het bieden van ondersteuning en service aan de lidorganisaties zijn de twee belangrijkste taken van de CG-Raad. In dit kader onderhoudt de CG-Raad contact met 452 lokale gehandicaptenplatforms.
86
Bijvoorbeeld
In het kader van de cliëntenparticipatie probeert de CG-Raad volwaardig burgerschap op lokaal niveau te realiseren. Momenteel is de CG-Raad onder andere bezig met het in beeld brengen van mensen met een chronische ziekte die niet leidt tot een lichamelijk handicap, zoals bijvoorbeeld bij diabetici, nierpatiënten en mensen met ziekten van de luchtwegen. CG-Raad Postbus 169, 3500 AD Utrecht (Tekst)Tel. 030 - 291 66 00 Fax 030 - 297 01 11 E-mail
[email protected] www.cg-raad.nl