BIJLAGE J: EPIDEMIOLOGISCHE KENMERKEN VAN BAARMOEDERHALS-, BORSTEN DIKKEDARMKANKER Synthesetabel
December 2013
EPIDEMIOLOGISCHE KENMERKEN VAN KANKER LEESWIJZER Deze synthesetabel geeft een overzicht van de epidemiologische kenmerken van kankers waarvoor in Vlaanderen bevolkingsonderzoeken georganiseerd worden. De tabel is gebaseerd op informatie in de rapporten voorbereid door de desbetreffende werkgroepen ter voorbereiding van de Gezondheidsconferentie en weerspiegelt bijgevolg de stand van zaken die in november 2013 werd opgetekend, hoewel de meeste gegevens dateren van 2010 of vroeger. Meer details staan in bijlagen C, D en E van het conferentieboek.
Indicator/Kenmerk ICD-code Relatief belang in Vlaanderen (2010)1
ICD-10-code C53 Vrouwen: o 12de meest voorkomende kanker o 2% van alle kankers, exclusief nonmelanoma huidkankers Mannen: o Niet van toepassing
Incidentie (2010, Vlaams gewest)2 Aantal gevallen
ICD-10-codes C18-C20 Vrouwen: o 2de meest voorkomende kanker (na borstkanker) o 14,1% van alle kankers, exclusief nonmelanoma huidkankers Mannen: o 3de meest voorkomende kanker (na prostaat- en longkanker) o 14,1% van alle kankers, exclusief nonmelanoma huidkankers 2.354 gevallen bij vrouwen en 2.894 gevallen bij mannen 30,6/100.000 persoonsjaren bij vrouwen en 45,2/100.000 persoonsjaren bij mannen Vrouwen: 3,5% of 35/1.000 Mannen: 5,1% of 51/1.000
WSR3
7,1/100.000 persoonsjaren
5.731 gevallen bij vrouwen en 47 gevallen bij mannen 103,8/100.000 persoonsjaren (vrouwen)
CRi4
Vrouwen: 0,7% of 7/1.000 Mannen: Niet van toepassing
Vrouwen: 11,0% of 110/1.000 Mannen: 0,1% of 1/1.000
Vanaf 30 jaar neemt incidentie sterk toe, piekt bij 45-49-jarigen (20,3/100.000 persoonsjaren), daalt dan tot de leeftijdscategorie 75-79 jaar; om opnieuw te stijgen vanaf de leeftijd van 80 jaar.
Incidentie neemt toe met de leeftijd, piekt in de groep van 60-64-jarigen (415,8/100.000 persoonsjaren) en daalt dan licht
Incidentie stijgt met de leeftijd, begint toe te nemen na de leeftijd van 35 jaar en versnelt na de leeftijd van 40 jaar, zowel bij mannen als vrouwen. Vanaf 50 jaar bij mannen en 55 jaar bij vrouwen treedt een exponentiële toename op
Incidentie in Vlaanderen vertoont een neiging Tot 2003 stijgt de incidentie in Vlaanderen tot dalen met afwisselende periodes van geleidelijk, nadien doet zich een lichte daling afnemende en toenemende incidentie voor
Statistisch significant stijgend in periode 20012010 zowel bij mannen (EAPC5: 0,88%, p = 0,018) als vrouwen (EAPC: 0,93%, p = 0,036)
Volgens leeftijd (2010, Vlaams gewest)
Trend (Vlaanderen, 1999-2010)
330 gevallen
ICD-10-code C50 Vrouwen: o Meest voorkomende kanker (Vlaanderen bij hoogste incidentiecijfers in Europa) o 34,4% van alle kankers, exclusief nonmelanoma huidkankers Mannen: o 0,2% van alle kankers
1
Indicator/Kenmerk Prevalentie (31/12/2010, Vlaanderen)6 Telkens: 5-jaar 10-jaar 15 jaar (schatting)
Prevalentie leeftijdsgroep (Vlaanderen, (31/12/2010)
per
0-29 jaar 30-49 jaar 50-69 jaar 70 jaar en ouder
Vrouwen: Aantal 1.379 2.527 3.523
Vrouwen: Aantal 27 29 35
Telkens: 5-jaar 10-jaar 15 jaar (schatting)
Mortaliteit (2008, Vlaams gewest)7 Aantal sterftes8 (2010) Crude rate9 WSR10 CRi11 Trend
Proportie (n/100.000) 43,4 79,5 110,8
Proportie (n/100.000) 2,6 2,8 3,3
Vrouwen: Aantal 25.199 44.597 58.692
Vrouwen: Aantal 31 35 38
Proportie (n/100.000) 792,4 1.402,4 1.845,6
Proportie (n/100.000) 3,0 3,3 3,6
Vrouwen: Aantal 7.713 11.977 14.445 Mannen: Aantal 9.447 14.311 17.049
Proportie (n/100.000) 242,5 376,6 454,2 Proportie (n/100.000) 304,8 461,7 550,0
Mannen en vrouwen: Aantal Proportie (n/100.000) 125 5,9 166 7,8 185 8,7
604 1.052 1.373
69,6 121,2 158,2
4.134 5.854 6.559
476,4 674,6 755,9
722 971 1.077
41,1 55,3 61,3
522 1.042 1.544
67,9 135,6 200,9
12.661 22.891 30.200
1.647,1 2.978,0 3.928,9
5.925 8.472 9.615
385,3 550,9 625,2
226 404 571
45,6 81,6 115,3
8.373 15.817 21.894
1.690,8 3.193,9 4.421,1
10.388 16.679 20.601
1.222,0 1.962,0 2.423,3
110 vrouwen 4,1 per 100,000 levensjaren 2,1 per 100,000 levensjaren 0,23% 1999-2010: Gelijk blijvende sterfte: schommelend maar zonder duidelijke trend
1.466 vrouwen 43,6 per 100,000 levensjaren 19,9 per 100,000 levensjaren 2,2% Zie voetnoot12
981 mannen en 793 vrouwen 27,9 per 100,000 levensjaren 10,6 per 100,000 levensjaren 1,05% 2001-2010: Sterfte daalde statistisch significant met een hogere gemiddelde jaarlijkse afname bij mannen (EAPC13: -1,76%, p = 0,0002) dan bij vrouwen (EAPC: -1,49%, p = 0,0254)
2
Indicator/Kenmerk
Bruto mortaliteitincidentieratio (2010, Vlaanderen)14 Relatieve vijf- en tienjaarsoverleving (Vlaams gewest, 19992008; België, 20042008)15
33%
26%
Vlaams gewest: o 5 jaar: 70,6% o 10 jaar: 66,2%
Vlaams gewest: o Vrouwen: 5 jaar: 86,5% 10 jaar: 78,9% o Mannen: 5 jaar: 76,2% 10 jaar: 61,9% België: o Vrouwen: 5 jaar: 88,0% 10 jaar: geen cijfers o Mannen: 5 jaar: 78,2% 10 jaar: geen cijfers
België: o 5 jaar: 69,8% o 10 jaar: geen cijfers
Relatieve 5jaarsoverleving in België naar stadium bij de diagnose (20042008)16
Stadium 0: 99,8 % Stadium I: 92,2 % Stadium II: 63,6 % Stadium III: 54,5% Stadium IV: 17,0 % Stadium X: 64,6%
53,9 % van de patiënten in België wordt gediagnosticeerd met een ziekte in stadium I Economische impact van sterfte en morbiditeit17 (2008, wereldwijd)
Stadium I: 99,9% Stadium II: 93,6% Stadium III: 74,0% Stadium IV: 32,3% Stadium X: 66,5%
85,0% van de patiënten met een gekend stadium wordt gediagnosticeerd binnen stadium I of II 88 miljard USD
Er stierven gedurende deze periode elk jaar statistisch significant meer mannen dan vrouwen aan colorectale kanker (voor elke 2 vrouwen stierven er 3 mannen) 34% Enkel C18-C19, niet C20 Vlaams gewest: o Vrouwen: 5 jaar: 62,1% 10 jaar: 58,5% o Mannen: 5 jaar: 60,8% 10 jaar: 55,6% België: o Vrouwen: 5 jaar: 64,6% 10 jaar: geen cijfers o Mannen: 5 jaar: 62,3% 10 jaar: geen cijfers C18-C19 Stadium I: 91,2% (mannen), 96,2% (vrouwen) Stadium II: 84,1% (mannen), 85,7% (vrouwen) Stadium III: 56,5% (mannen), 58,1% (vrouwen) Stadium IV: 19,1% (mannen), 19,8% (vrouwen) Stadium X: 43,9% (mannen), 45,5% (vrouwen) Rectumkanker heeft over het algemeen een iets betere prognose dan colonkanker, behalve voor stadium II 99 miljard USD
3
Indicator/Kenmerk Ziektelast in DALY18 (West-Europa)19 Verloren potentiële jaren per 1.000 persoonsjaren, Vlaams gewest, 2010 (aandeel in totaal van verloren potentiële jaren, %)20
Ongunstige effecten van vroegopsporing, diagnose en behandeling: vroegtijdige (al dan niet tijdelijke) effecten
79 gezonde levensjaren/100.000 vrouwen
681 gezonde levensjaren/100.000 vrouwen
Vrouwen (C53-C55): 1,42 jaar (2,4% van totaal bij vrouwen)
Vrouwen (C50): 7,40 jaar (12,5% van totaal bij vrouwen) Mannen (C50): 0,04 jaar (0,0005% van totaal bij mannen)
298 gezonde levensjaren/100.000 mannen 211 gezonde levensjaren/100.000 vrouwen Vrouwen (C18-C21): 2,05 jaar (3,5% van totaal bij vrouwen) Mannen (C18-C21): 2,91 jaar (3,3% van totaal bij mannen)
39% van alle verloren jaren door borstkanker wordt veroorzaakt door borstkankergevallen tussen 56 en 66 jaar.
Bij vroegopsporing met uitstrijkje: o Psychologische bijwerkingen bij vrouwen met abnormale uitstrijk: angst- en depressieve gevoelens, verminderde libido o Vals-negatieve resultaten o Vals-positieve resultaten o Intervalkankers tijdens de 3 jaar tussen de screenings na een negatief uitstrijkje: relatieve kans = 0.0921
Bijna twee derde van alle verloren potentiële jaren door borstkanker gaan verloren bij vrouwen tussen 50 en 69 jaar, zijnde de doelgroep voor borstkankeropsporing Bij vroegopsporing met mammografie: o Psychologische bijwerkingen: niet vermeld o Vals-negatieve resultaten o Vals-positieve resultaten o Overdiagnose: vooral van in situ tumoren die nooit doorgroeien o Intervalkankers tijdens de 2 jaar tussen de screenings: bij 2 tot 3 op de 1.000 gescreende vrouwen22,23
Bij radiotherapie: o Darmklachten (diarree, krampen, misselijkheid), plasklachten (frequent plassen, bloed bij plassen, pijn of gevoeligheid bij plassen), vermoeidheid,
Bij radiotherapie op de borst: o Verwonding van de huid (vergelijkbaar met een lichte brandwonde), jeuk, droge huid, pigmentaties, algehele vermoeidheid, misselijkheid, lymfoedeem
Bij vroegopsporing met FOBT24: o Psychologische bijwerkingen bij positieve FOBT: angst, depressie en somatisatie die geleidelijk verminderen o Vals-negatieve resultaten o Vals-positieve resultaten o Intervalkankers25 Bij vroegopsporing d.m.v. complementaire medische onderzoeken (coloscopie): o Bloedingen of perforatie van de darmwand (perforatierisico 0,05%-0,1%; bloeding 0,2%) o Overlijden (kans bij bevolkingsonderzoek met een ontlastingstest niet gekend, maar geschat tussen 1 op de 400.000 en 1 op de 10.000: hangt af van de aanwezigheid en ernst van de afwijkingen en de gezondheidstoestand van de patiënt)26 Bij radiotherapie: o Diarree, misselijkheid, een geïrriteerd gevoel bij het plassen, seksuele stoornissen en vermoeidheid als mogelijke gevolgen
4
Indicator/Kenmerk rode en gevoelige huid (i.g.v. externe bestraling), verstoorde seksuele beleving (i.g.v. interne bestraling) o De meeste klachten verdwijnen enige tijd na de therapie Bij chemotherapie: o Vermoeidheid, misselijkheid en braken, verminderde eetlust, haaruitval, ontstoken mond, verhoogde kans op infecties, gewichtstoename (afhankelijk van het type medicament)
Hormoontherapie: niet van toepassing
o
arm (okselbestraling) Deze bijwerkingen en klachten verdwijnen meestal enkele maanden na het einde van de therapie
Bij chemotherapie: o Algehele vermoeidheid (bij 50 tot 90% van de patiënten), grotere vatbaarheid voor infecties, ontstoken mond, risico op bloedingen en de verschijning van hematomen, misselijkheid, braken en een gebrek aan eetlust, haaruitval, gewichtstoename, ... o Bij vrouwen die nog niet in de menopauze zijn, wordt de menstruatie tijdens de behandeling soms onregelmatig of blijft achterwege. Dat betekent echter niet dat er helemaal geen kans is op zwangerschap o Deze bijwerkingen hangen onder andere af van de medicijnen, de hoeveelheid en de duur van de behandeling, maar de meeste bijwerkingen zijn tijdelijk en nemen enkele maanden na de therapie geleidelijk af. Bij heelkundige behandeling: o Aan de kant van de geopereerde borst: stijve nek-, arm- en schouderspieren, een jeukende hand, mogelijk een wondinfectie of hematoom
Bij hormoontherapie: o Typisch symptomen voor de menopauze (opvliegers, veel zweten, plotse humeurschommelingen, slapeloosheid) o Mogelijke pijnlijke coïtus ten gevolge van droge vagina
Bij chemotherapie: o Sommige patiënten ondervinden veel hinder diarree, misselijkheid, daling van de witte bloedcellen o Tijdelijke bijwerkingen zoals diarree, misselijkheid en braken, verminderde eetlust, haaruitval, ontstoken mond, verhoogde kans op infecties door een tekort aan witte bloedcellen, een doof of slapend gevoel en/of tintelingen in de handen en voeten
Bij heelkundige behandeling: o Tijdelijk (of definitief) stoma dat kan lekken, verzorging vraagt en duidelijke invloed heeft op seksuele contacten o Bij dikkedarmoperaties is de spijsvertering meestal enige tijd ontregeld (verstopping of diarree, verminderde eetlust en gewichtsverlies) Hormoontherapie: niet van toepassing
5
Indicator/Kenmerk Ongunstige effecten van vroegopsporing, diagnose en behandeling: laattijdige / permanente effecten
In geval van heelkundige behandeling: o Obstetrische bijwerkingen: excisie van hooggradige CIN geeft verhoogde kans op premature bevalling en laaggeboortegewicht: - Cold knife conisation: relatief risico op premature bevalling (<37 weken) is 2.59 (95%, betrouwbaarheidsinterval: 1.80-3.72) - Lusexcisie: 1.70 (95% betrouwbaarheidinterval: 1.24-2.35) na lusexcisie van de transformatiezone27 - Extreme vroeggeboorte (<28-34 weken), extreem laag geboortewicht (<1000-2000gr) of perinatale sterfte zijn enkel geassocieerd met conisatie o Heelkundige bijwerkingen28: - Vervroegde overgang en onvruchtbaarheid als baarmoeder en eierstokken worden weggenomen, - Mictieklachten en urine-incontinentie (8-80%) - Veranderde seksuele beleving door de verkorte of drogere vagina na hysterectomie - Lymfoedeem van de onderste ledematen na radicale hysterectomie, - Vaginale verzakking (op lange termijn) na radicale hysterectomie Bij radiotherapie: o Laattijdige persisterende nevenwerkingen zoals chronische diarree, radiatiecystitis, rectaal bloedverlies kunnen voorkomen. (met de vooruitgang van de bestralingstechnieken zijn ernstige nevenwerkingen meer beperkt geworden).
In geval van heelkundige behandeling: o Ongevoeligheid aan het litteken en de borst o 5 tot 10% van de vrouwen ontwikkelen na het verwijderen van de okselklieren en vooral na de bestraling van de oksel vroeg of laat een gezwollen arm en/of hand (lymfoedeem)
In geval van heelkundige behandeling: o Bij patiënten met een tumor in het onderste deel van de endeldarm kan de anus niet altijd worden behouden met blijvend stoma tot gevolg: een stoma kan implicaties hebben voor werkhervatting (werken werkplekaanpassingen: aanwezigheid vereist van sanitaire voorzieningen in geval van darm- en blaasdisfunctie en waar een stoma verzorgd kan worden). o In geval van chirurgie in het kleine bekken bij een rectumcarcinoom kan dit ook gevolgen hebben voor de seksuele beleving
Bij radiotherapie op de oksel (in combinatie met okselklierdissectie): o Lymfoedeem is een zeer frequente complicatie die niet verdwijnt en zeker mutilerend is
6
Indicator/Kenmerk Bij chemotherapie: o Vermoeidheid of doof gevoel in de vingers kunnen langer blijven aanslepen.
Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
Algemeen: o Vermoeidheid is één van de vaak voorkomende en langdurige lichamelijke bijwerkingen bij patiënten met primaire of adjuvante kankerbehandeling. o Veel vooruitgang werd geboekt bij patiënten met primaire of adjuvante kankerbehandeling maar prevalentiegegevens suggereren dat kankergerelateerde vermoeidheid niet goed beheerd wordt bij patiënten met gevorderde kanker. o De meeste kankerpatiënten kampen met allerlei zorgen, angsten en onzekerheden. Frequente en herhaalde afwezigheden van de patiënt tijdens de therapiemomenten Langdurig ziekteverzuim tijdens de herstelperiode: de primaire behandelingen van kanker (chirurgie, radiotherapie, chemotherapie) zijn heel zwaar Behandelingen kunnen zowel lichamelijke als psychische gevolgen hebben, met arbeidsongeschiktheid (en eventueel inkomensverlies) tot gevolg. Aangepast werk na kankerbehandeling is soms noodzakelijk Volgens binnen- en buitenlands onderzoek keert een meerderheid (60 à 80%) van de personen die kanker overleven en die vóór de diagnose werkten, terug naar het werk29
Bij chemotherapie: o Bepaalde bijwerkingen zoals vermoeidheid of doof gevoel in de vingers kunnen langer blijven aanslepen, of zelfs blijven, zeker bij behandeling met taxoïden Algemeen: o De functionele lichamelijke beperkingen verschillen, maar vermoeidheid is één van de vaak voorkomende en langdurige lichamelijke bijwerkingen. o In een prospectieve cohortstudie in de Verenigde Staten werden functionele beperkingen ten gevolge van borstkankerbehandeling geassocieerd met een substantiële vermindering van algemene overlevingskansen, niet enkel borstkankerspecifieke overleving o De meeste kankerpatiënten kampen met allerlei zorgen, angsten en onzekerheden. Frequente en herhaalde afwezigheden van de patiënt tijdens de therapiemomenten Langdurig ziekteverzuim tijdens de herstelperiode: de primaire behandelingen van kanker (chirurgie, radiotherapie, chemotherapie) zijn heel zwaar Behandelingen kunnen zowel lichamelijke als psychische gevolgen hebben, met arbeidsongeschiktheid (en eventueel inkomensverlies) tot gevolg. Aangepast werk na kankerbehandeling is soms noodzakelijk
Zweedse cohortstudie34,35: o Kankerpatiënten in alle diagnosegroepen
Algemeen: o De functionele lichamelijke beperkingen verschillen, maar vermoeidheid is één van de vaak voorkomende en langdurige lichamelijke bijwerkingen. o Veel vooruitgang werd geboekt bij patiënten met primaire of adjuvante kankerbehandeling maar prevalentiegegevens suggereren dat kankergerelateerde vermoeidheid niet goed beheerd wordt bij patiënten met gevorderde kanker. o De meeste kankerpatiënten kampen met allerlei zorgen, angsten en onzekerheden. Frequente en herhaalde afwezigheden van de patiënt tijdens de therapiemomenten Langdurig ziekteverzuim tijdens de herstelperiode: de primaire behandelingen van kanker (chirurgie, radiotherapie, chemotherapie) zijn heel zwaar Behandelingen kunnen zowel lichamelijke als psychische gevolgen hebben, met arbeidsongeschiktheid (en eventueel inkomensverlies) tot gevolg. Aangepast werk na kankerbehandeling is soms noodzakelijk Volgens binnen- en buitenlands onderzoek keert een meerderheid (60 à 80%) van de personen die kanker overleven en die vóór de diagnose werkten, terug naar het werk39 Zweedse cohortstudie40,41: o Het grootste deel van het ziekteverzuim
7
Indicator/Kenmerk
o
o o
hadden significant meer ziektedagen het jaar na de diagnose in vergelijking met de referentiegroep. Het grootste deel van het ziekteverzuim bij kankerpatiënten werd verklaard door de stijging van het aantal ziektedagen, met tot 7 keer meer ziektedagen na diagnose van borstkanker in vergelijking met overeenkomstige referentiegroepen. Drie maanden na de diagnose was meer dan 60% van de borstkankerpatiënten nog arbeidsongeschikt. Het aantal ziektedagen met een permanent verlaagd werkvermogen was niet veel hoger bij patiënten met borstkanker dan bij de referentiegroepen
bij kankerpatiënten werd verklaard door de stijging van het aantal ziektedagen, met 10 tot 12 keer meer ziektedagen na diagnose van respectievelijk rectum- en colonkanker in vergelijking met overeenkomstige referentiegroepen. o Het aantal ziektedagen met een permanent verlaagd werkvermogen lag tot 3 keer hoger bij patiënten met dikkedarmkanker dan voor die van de referentiegroepen. o Twee maanden na de diagnose was meer dan 60% van de colonkankerpatiënten arbeidsongeschikt; o Van de patiënten met rectumkanker was bijna 70% nog arbeidsongeschikt op 3 maanden na de diagnose. Deense cohortstudie42: o Een Deense cohortstudie toonde aan dat terugkeer naar het werk daalt met een stijgend stadium bij diagnose van dikkedarmkanker Ierse studie43: o Ongeveer 40% keert niet terug naar het werk na diagnose van dikkedarmkanker. De totale kost of verloren productiviteit per persoon met dikkedarmkanker werd geschat op 205.847€ (uitgaande van pensionering op 65 jaar). Een Nederlandse studie44 toonde dat bijna één derde van de patiënten die kanker (waaronder colorectale kanker) overwonnen een veranderde werksituatie hebben na kanker; de meesten gingen halftijds werken of stopten zelfs Problemen met het sluiten van een ziekteverzekering, levensverzekering of woonlening kwamen ook vaak voor.
8
Indicator/Kenmerk
Levenskwaliteit
Nederlandse cohortstudie 30,31: o 64% van degenen die kanker overwonnen keerde terug naar het werk na 18 maanden, tegenover 24% na 6 maanden. o Patiënten met hematologische kankers en degenen die chemotherapie kregen, scoorden het laagst op vlak van fysieke werkcapaciteit terwijl patiënten met urogenitale of gastro-intestinale kanker de hoogste scores van werkcapaciteit behaalden Studie in het Verenigd Koninkrijk32: o Twee derde van de patiënten had nog last van vermoeidheid en gebrek aan vertrouwen bij de werkhervatting In België bestaat in de privésector een systeem van toegelaten arbeid zodat mensen hun werk deeltijds kunnen hervatten, maar extra beleidsondersteunde overheidsmaatregelen zijn gewenst33. Iets minder dan 2/3 van de vrouwen met baarmoederhalskanker is vijf jaar na de diagnose nog in leven. Het merendeel van die vrouwen heeft nog een goede levenskwaliteit, hoewel vaak klachten als stoelgang- of plasproblemen, pijn bij geslachtsgemeenschap en verlies van zin in seks vernoemd worden. Het is niet geweten of deze klachten levenslang blijven. Een onderzoek door het Integraal Kankercentrum Zuid Ruim in Nederland48: o Toonde aan dat (ex-) kankerpatiënten die 5 tot 10 jaren geleden de diagnose van baarmoederhalskanker kregen dezelfde kwaliteit van leven ervaren als de doorsnee vrouw van dezelfde leeftijd. o Vrouwen die alleen geopereerd zijn, ervaren wel een betere levenskwaliteit dan
Nederlandse cohortstudie36,37: o 64% van degenen die kanker overwonnen keerde terug naar het werk na 18 maanden, tegenover 24% na 6 maanden. o Patiënten met hematologische kankers en degenen die chemotherapie kregen, scoorden het laagst op vlak van fysieke werkcapaciteit terwijl patiënten met urogenitale of gastro-intestinale kanker de hoogste scores van werkcapaciteit behaalden Studie in het Verenigd Koninkrijk38: o Twee derde van de patiënten had nog last van vermoeidheid en gebrek aan vertrouwen bij de werkhervatting
Nederlandse cohortstudie 45,46: o 64% van degenen die kanker overwonnen keerde terug naar het werk na 18 maanden, tegenover 24% na 6 maanden. o Patiënten met hematologische kankers en degenen die chemotherapie kregen, scoorden het laagst op vlak van fysieke werkcapaciteit terwijl patiënten met urogenitale of gastro-intestinale kanker de hoogste scores van werkcapaciteit behaalden. Studie in het Verenigd Koninkrijk47: o Twee derde van de patiënten had nog last van vermoeidheid en gebrek aan vertrouwen bij de werkhervatting
De prognose van borstkanker is vrij goed met een vijfjaarsoverleving van 86,5% voor vrouwen in het Vlaamse Gewest. Het merendeel van die vrouwen heeft nog een goede levenskwaliteit.
Een meer geavanceerd stadium bij diagnose lijkt geassocieerd te zijn met een grotere negatieve impact op de levenskwaliteit52 De lichamelijke en geestelijke gevolgen van kankerbehandelingen zoals chirurgie, radiotherapie en chemotherapie kunnen de levenskwaliteit van de patiënt aantasten, bijvoorbeeld door de zorg voor de tijdelijke of definitieve stoma, de eventuele nood aan mantelzorg of thuisverpleging, de sociale isolatie omwille van geurvrees,...
Een onderzoek door het Integraal Kankercentrum Zuid Ruim in Nederland50: o Toonde aan dat (ex-)kankerpatiënten die 5 tot 15 jaren geleden de diagnose kregen hun kwaliteit van leven als 'goed' beoordelen, ondanks de aanwezigheid van lichamelijke klachten zoals lymfeoedeem of vermoeidheid . o 80% van de vrouwen zegt dat minstens
9
Indicator/Kenmerk vrouwen die na de operatie ook bestraald zijn
Behandelingskosten
In Vlaanderen kan een individueel, multidisciplinair revalidatieprogramma aangeboden worden dat een groter lichamelijk welzijn en ondersteuning bij familiale, sociale en professionele wederopname beoogt49: o Combinatie van fysieke training, psychologische, sociale en relationele begeleiding en advies over de juiste voeding en leefstijl; soms omvat dit programma ook informatiesessies over terugkeer naar werk o Onderzoek over het effect van zo’n programma’s is schaars. Een recent overzicht toonde aan dat er weinig studies van goede kwaliteit zijn die het effect van fysieke training op patiënten tijdens chemo‐ en radiotherapieonderzoeken onderzoeken: Er bleek geen consistent bewijs te zijn voor de voordelen van fysieke training op, bijvoorbeeld, levenskwaliteit Maar fysieke training bleek ook niet schadelijk te zijn Behandelingskosten en opvolgingsbezoeken worden door de ziekteverzekering gedekt, op het remgeld na. Raming van uitgaven aan medische kosten die volledig ten laste vallen van de kankerpatiënten (2011)54,55: o Een gemiddelde kankerpatiënt uit de steekproef moest een medische kost dragen die drie maal zo hoog lag als bij patiënten uit een controlegroep
één aspect van hun leven positief gewijzigd is als gevolg van de borstkanker, zoals hun visie op het leven, hobby's en sociale contacten. In Vlaanderen kan een individueel, multidisciplinair revalidatieprogramma aangeboden worden dat een groter lichamelijk welzijn en ondersteuning bij familiale, sociale en professionele wederopname beoogt51: o Combinatie van fysieke training, psychologische, sociale en relationele begeleiding en advies over de juiste voeding en leefstijl; soms omvat dit programma ook informatiesessies over terugkeer naar werk o Onderzoek over het effect van zo’n programma’s is schaars. Een recent overzicht toonde aan dat er weinig studies van goede kwaliteit zijn die het effect van fysieke training op patiënten tijdens chemo‐ en radiotherapieonderzoeken onderzoeken: Er bleek geen consistent bewijs te zijn voor de voordelen van fysieke training op, bijvoorbeeld, levenskwaliteit Maar fysieke training bleek ook niet schadelijk te zijn Behandelingskosten en opvolgingsbezoeken worden door de ziekteverzekering gedekt, op het remgeld na. Raming van uitgaven aan medische kosten die volledig ten laste vallen van de kankerpatiënten (2011)57,58: o Een gemiddelde kankerpatiënt uit de steekproef moest een medische kost dragen die drie maal zo hoog lag als bij patiënten uit een controlegroep
In Vlaanderen kan een individueel, multidisciplinair revalidatieprogramma aangeboden worden dat een groter lichamelijk welzijn en ondersteuning bij familiale, sociale en professionele wederopname beoogt53: o Combinatie van fysieke training, psychologische, sociale en relationele begeleiding en advies over de juiste voeding en leefstijl; soms omvat dit programma ook informatiesessies over terugkeer naar werk o Onderzoek over het effect van zo’n programma’s is schaars. Een recent overzicht toonde aan dat er weinig studies van goede kwaliteit zijn die het effect van fysieke training op patiënten tijdens chemo‐ en radiotherapieonderzoeken onderzoeken: Er bleek geen consistent bewijs te zijn voor de voordelen van fysieke training op, bijvoorbeeld, levenskwaliteit Maar fysieke training bleek ook niet schadelijk te zijn Behandelingskosten en opvolgingsbezoeken worden door de ziekteverzekering gedekt, op het remgeld na. Raming van uitgaven aan medische kosten die volledig ten laste vallen van de kankerpatiënten (2011)60,61: o Een gemiddelde kankerpatiënt uit de steekproef moest een medische kost dragen die drie maal zo hoog lag als bij patiënten uit een controlegroep
10
Indicator/Kenmerk o
Naargelang de behandelingsfase is de omvang van de (netto-)medische kosten ten laste van de algemene kankerpatiënt in Vlaanderen verschillend: In de prediagnostische fase (vanaf 3 maanden voor de diagnose) bedraagt de gemiddelde kost 125,1 euro per maand (voornamelijk voor heelkunde, kosten voor het ziekenhuisverblijf en speciale prestaties); In de acute fase (tot 6 maanden na de diagnose) zijn de kosten gemiddeld 215,9 euro/maand (voor heelkunde, ziekenhuisverblijf en nietterugbetaalbare farmaceutische prestaties); In de chronische fase (vanaf einde acute fase tot twee jaar na diagnose) is er maandelijks nog een gemiddelde kost van 43,6 euro per maand. De eigen bijdrage van de patiënt betreft in deze fase voornamelijk raadplegingen, terugbetaalbare geneesmiddelen en heelkunde); In de terminale fase (de laatste twee maanden voor het overlijden) is er een kost van gemiddeld 131,4 euro in de voorlaatste maand voor het overlijden en 126,4 euro in de laatste maand voor het overlijden. De eigen bijdrage wordt in deze fase voornamelijk bepaald door de kosten van het ziekenhuisverblijf, de nietterugbetaalbare farmaceutische producten en de erelonen voor medische permanentie.
o
Naargelang de behandelingsfase is de omvang van de (netto-)medische kosten ten laste van de algemene kankerpatiënt in Vlaanderen verschillend: In de prediagnostische fase (vanaf 3 maanden voor de diagnose) bedraagt de gemiddelde kost 125,1 euro per maand (voornamelijk voor heelkunde, kosten voor het ziekenhuisverblijf en speciale prestaties); In de acute fase (tot 6 maanden na de diagnose) zijn de kosten gemiddeld 215,9 euro/maand (voor heelkunde, ziekenhuisverblijf en nietterugbetaalbare farmaceutische prestaties); In de chronische fase (vanaf einde acute fase tot twee jaar na diagnose) is er maandelijks nog een gemiddelde kost van 43,6 euro per maand. De eigen bijdrage van de patiënt betreft in deze fase voornamelijk raadplegingen, terugbetaalbare geneesmiddelen en heelkunde); In de terminale fase (de laatste twee maanden voor het overlijden) is er een kost van gemiddeld 131,4 euro in de voorlaatste maand voor het overlijden en 126,4 euro in de laatste maand voor het overlijden. De eigen bijdrage wordt in deze fase voornamelijk bepaald door de kosten van het ziekenhuisverblijf, de nietterugbetaalbare farmaceutische producten en de erelonen voor medische permanentie.
Naargelang de behandelingsfase is de omvang van de (netto-)medische kosten ten laste van de algemene kankerpatiënt in Vlaanderen verschillend: In de prediagnostische fase (vanaf 3 maanden voor de diagnose) bedraagt de gemiddelde kost 125,1 euro per maand (voornamelijk voor heelkunde, kosten voor het ziekenhuisverblijf en speciale prestaties); In de acute fase (tot 6 maanden na de diagnose) zijn de kosten gemiddeld 215,9 euro/maand (voor heelkunde, ziekenhuisverblijf en nietterugbetaalbare farmaceutische prestaties); In de chronische fase (vanaf einde acute fase tot twee jaar na diagnose) is er maandelijks nog een gemiddelde kost van 43,6 euro per maand. De eigen bijdrage van de patiënt betreft in deze fase voornamelijk raadplegingen, terugbetaalbare geneesmiddelen en heelkunde); In de terminale fase (de laatste twee maanden voor het overlijden) is er een kost van gemiddeld 131,4 euro in de voorlaatste maand voor het overlijden en 126,4 euro in de laatste maand voor het overlijden. De eigen bijdrage wordt in deze fase voornamelijk bepaald door de kosten van het ziekenhuisverblijf, de nietterugbetaalbare farmaceutische producten en de erelonen voor medische permanentie. Gegevens voor twee Europese landen, tonen aan dat de behandelingskost gerelateerd is aan o
11
Indicator/Kenmerk het stadium van diagnose en stijgen tot aan stadium III: o In Frankrijk (2004)62: Bedroeg de gemiddelde directe kost voor behandeling van dikkedarmkanker tijdens het eerste jaar na diagnose 24.966 € (standaardfout: 1.195 €), zonder significant verschil van de totale kosten voor geslacht, leeftijd, kankerlocatie of gezondheidszorgpatroon. Het stadium was de enige significante factor die de behandelingskost van dikkedarmkanker beïnvloedt. Ziekenhuiskosten vertegenwoordigden de grootste economische last (55,2%), gevolgd door medische aankopen (24,4%), poliklinische zorg (17,8%) en transport (2,5%). o In Ierland (2008)63: Bedroeg de gemiddelde kost voor behandeling van colorectale kanker in de vijf jaren na diagnose 39.607 €. De gemiddelde kosten waren 16% hoger voor rectale (43.502 €) dan voor colonkanker (37.417 €). De enigszins hogere kostenramingen van de Ierse studie worden verklaard doordat de kosten van herval van de ziekte, die een belangrijk onderdeel van de geschatte kosten voor stadium II- en III-tumoren vormen, werden opgenomen. Bovendien berekende de Franse studie de kosten van één behandelingsjaar tegenover vijf jaren
12
Indicator/Kenmerk
Mogelijkheden tot preventie (primair)
Tot 80% van de kankerpatiënten gaan, naast de klassieke behandeling, op zoek naar aanvullende of alternatieve therapieën, waarvan ze de kosten (meestal) volledig zelf moeten dragen56. Kostcijfers niet beschikbaar (niet geregistreerd). Gezonde leefstijl en milieufactoren: Risicofactoren vermijden (primaire preventie): o Seksueel overdraagbare aandoeningen (seksuele gezondheidsvoorlichting en opvoeding) o Gezonde voeding (“beschermende” nutriënten) o Roken
Doelmatigheid: Onvoldoende. Oncogeen karakter van hoogrisico HPV-typen is doorslaggevend HPV-vaccinatie: Systematisch aanbod in het eerste leerjaar van het secundair sinds schooljaar 2010-2011 Doelmatigheid: o Baarmoederhalskankeropsporing blijft nodig bij niet-gevaccineerde en gevaccineerde vrouwen (geen bescherming tegen alle types die baarmoederhalskanker veroorzaken (70%)) o Wanneer gevaccineerde meisjes de leeftijd van 25 jaar bereiken, zal mogelijk voor hen een aangepast opsporingsprogramma moeten worden toegepast (te onderzoeken)
Tot 80% van de kankerpatiënten gaan, naast de klassieke behandeling, op zoek naar aanvullende of alternatieve therapieën, waarvan ze de kosten (meestal) volledig zelf moeten dragen59. Kostcijfers niet beschikbaar (niet geregistreerd). Gezonde leefstijl en milieufactoren: Risicofactoren vermijden (primaire preventie): o Overgewicht o Gewichtstoename na menopauze o Voeding rijk aan verzadigde vetten o Onvoldoende lichaamsbeweging o Alcohol o Medische risicofactoren reduceren: o Gebruik van hormonen o Blootstelling aan straling bij medische beeldvorming o Individuen met verhoogd familiaal risico Doelmatigheid: Onvoldoende
Vaccinatie: Niet van toepassing
in de Ierse studie. Tot 80% van de kankerpatiënten gaan, naast de klassieke behandeling, op zoek naar aanvullende of alternatieve therapieën, waarvan ze de kosten (meestal) volledig zelf moeten dragen64. Kostcijfers niet beschikbaar (niet geregistreerd). Gezonde leefstijl en milieufactoren: Risicofactoren vermijden (primaire preventie): o Tekort aan vezelinname (groenten/fruit) o Roken o Te veel vetinname (rood en bereid vlees, dierlijke vetten) o Overgewicht o Te veel alcohol o Weinig fysieke activiteit of lichaamsbeweging Doelmatigheid: impact niet te berekenen
Vaccinatie: Niet van toepassing
13
Indicator/Kenmerk Mogelijkheden tot preventie (secundair)
Bevolkingsonderzoek: o Methode: Uitstrijkje om de 3 jaar o Om tijdig kanker vast te stellen: o Om kans op herstel na behandeling te vergroten o Om behandeling minder zwaar te kunnen houden Doelgroep: o Op basis van leeftijdsspecifieke incidentie van precancereuze letsels en van de invasieve kankers: alle vrouwen in Vlaanderen van 25 tot en met 64 jaar o Vooral vrouwen die zich (nog) niet laten screenen of waarvan de screening langer dan drie jaar geleden is (diagnostisch circuit) Doelmatigheid: o Risico van een invasieve intervalkankers gedurende de eerste drie jaar na een negatief uitstrijkje is laag (relatieve cumulatieve incidentie: 0.09). o Gezien er al een heel ruime opportunistische screening bestaat is de kans reëel dat gezondheidswinst in daling van oorzaakspecifieke mortaliteit moeilijk zal kunnen aangetoond worden. o De winst zit vooral in de performantieverhoging: Met een relatief geringe bijkomende investering zal er kwaliteitsborging gecreëerd worden In principe kan met hetzelfde aantal screeningsuitstrijkjes de totale doelpopulatie gescreend worden i.p.v. de huidige 60%.
Bevolkingsonderzoek: Methode: Mammografie: o Om tijdig kanker vast te stellen: o Om kans op herstel na behandeling te vergroten o Om behandeling minder zwaar te kunnen houden Doelgroep: o Debat leeftijdsgrenzen blijft geopend o Voor 40-49-jarigen bedraagt de daling van het absolute risico slechts 0,05%, indien geen verhoogd familiaal risico65 o Voor de 70-74-jarigen is het absolute risico het hoogst, nl. 0,22%, maar er is onvoldoende bewijskracht voor invloed van een bevolkingsonderzoek op de levenskwaliteit van deze vrouwen66 Doelmatigheid: o Bijdrage aan de vermindering van borstkankersterfte roept controverses op o Verscheidene studies (Zweden, 2012 67; Cochrane review, 201368; Oxford, 201369) kunnen geen effect aantonen o Deskundigenpanel (VK, 2012) stelde wel een 20% reductie van borstkankersterfte vast bij vrouwen die deelnemen aan screening (maar alternatieve verklaring mogelijk: vooruitgang in borstkanker behandeling tijdens de afgelopen 20 jaren)70 o Studie met 13 jaar follow-up: screenen op borstkanker met mammografie reduceert de borstkankergerelateerde mortaliteit met 16% bij vrouwen onder de 50 jaar en 23%bij vrouwen ouder dan 50 jaar71 o Met kwaliteitsvol borstkankeropsporingsprogramma is op bevolkingsniveau een vermindering van de sterfte door borstkanker mogelijk van 25 tot 30 %.
Bevolkingsonderzoek: Methode: Stoelgangstest: o Risico bij stoelgangstest is erg laag
Doelgroep: o 50 tot en met 74 jaar volgens Europese aanbevelingen. In Vlaanderen 56- tot 74jarigen (budgettaire en organisatorische redenen)
Doelmatigheid: o Follow-upstudie: effect van screening op dikkedarmkanker met een fecaal occult bloedtest op (minder) langetermijnsterfte ten gevolge van dikkedarmkanker na 30 jaar is blijvend75 o Reductie van sterfte door dikkedarmkanker was groter voor mannen dan voor vrouwen die tweejaarlijks gescreend werden
14
Indicator/Kenmerk o Belangrijkste nadelen: o Vals-positieven
o
Vals-negatieven/intervalkankers: Risico van een invasieve intervalkankers gedurende de eerste drie jaar na een negatief uitstrijkje is laag (relatieve cumulatieve incidentie: 0.09).
o Belangrijkste nadelen: o Vals-positieven: Minder frequent bij georganiseerd bevolkingsonderzoek dan buiten dit programma (kwaliteitscontrole, dubbele lezing) - Cumulatief risico op een vals-positief testresultaat tijdens langdurige screening op borstkanker is substantieel (1 kans op 2 na 10 opeenvolgende mammo’s en daaruit volgend 22% kans op een biopsie). - Redelijk zware (psychische, lichamelijke, financiële) gevolgen voor vrouwen die aanvullende onderzoeken moeten ondergaan (mammografieën, echografieën en meer invasieve onderzoeken zoals biopsieën) o
Vals-negatieven/intervalkankers: - Minder frequent bij georganiseerd bevolkingsonderzoek dan buiten dit programma (kwaliteitscontrole, dubbele lezing). - Onterechte geruststelling met tragere diagnose tot gevolg - Intervalkankers: volgens meest recente schattingen, zou één derde van de kankers in een periode van tweejaarlijkse screening over 10 jaar voorkomen in het interval tussen twee screeningsonderzoeken
o Belangrijkste nadelen: o Vals-positieven (niet-neoplastische bloeding) - Vereisen een coloscopie met mogelijke complicaties: - Bij 60- t.e.m. 74-jarigen in het VK in kader van screeningsprogramma werd bij 0,13% van de coloscopieën (n=38.168) een bloeding vastgesteld waarvoor transfusie, een interventie of verlengde opname (minstens 3 nachten) nodig was; in 0,09% trad een perforatie op; in 0,03% leidde de complicatie tot opname van minstens 3 nachten of een heelkundige ingreep; in geen enkel geval leidde de coloscopie tot een overlijden76 - Een positief screeningsresultaat leidt tot psychologische stress77. o Vals-negatieven/intervalkankers: - Geeft onterechte geruststelling met tragere diagnose en intervalkankers - Is functie van sensitiviteit van stoelgangstest die beïnvloed wordt door: - De sensitiviteit van de hemocculttest die tussen 46% en de 92% ligt - Frequentie van uitvoering van de test: indien de test eenmalig wordt uitgevoerd, is de sensitiviteit 50% maar deze stijgt als de test jaarlijks of tweejaarlijks wordt uitgevoerd gedurende een langere periode (813 jaar) - Bloedingsfrequentie van de kanker: slechts twee derde van de colorectale kankers bloedt in de loop van één week. Als de tumor
15
Indicator/Kenmerk
o
Overdiagnose: -
Vermijdbare behandelingen: Geen literatuurcijfers ter kwantificatie beschikbaar.
Overdiagnose: Risico komt zowel voor bij georganiseerd onderzoek als daarbuiten Studie in Noorwegen en Zweden (2004): sinds de screening is ingevoerd is in de leeftijdsgroep van 50 tot 69 jaar de incidentie met respectievelijk 54 % en 45% toegenomen, deels te verklaren door de ontdekking van tumoren die zonder screening verborgen zouden zijn gebleven72. Vermijdbare behandelingen: o Een deskundigenpanel (VK, 2012) stelde vast dat Britse vrouwen die deelnemen drie keer zoveel kans hebben om behandeld te worden voor een tumor die hen anders niet zou geschaad hebben73 Testgebonden gezondheidsrisico’s: o Het risico op een stralingsgeïnduceerd carcinoom is relatief klein wegens de verbeterde radiologische technieken. o per 100 borstkankers via het borstkankeropsporingsprogramma vastgesteld, wordt één geval door de gebruikte X-straling veroorzaakt in de leeftijdsgroep 50 t.e.m. 69 jaar74. o
niet bloedt in de week vóór de stoelgangstest wordt uitgevoerd, zal de test vals-negatief zijn In het bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker van het Verenigd Koninkrijk (2007-2010) waren één op vier van alle gediagnosticeerde colorectale kankers intervalkankers78 o Overdiagnose: -
Vermijdbare behandelingen (overbehandeling van kankers die nooit verder zouden groeien): o Is een reëel risico o Geen cijfers beschikbaar Testgebonden gezondheidsrisico’s: o Stoelgangstest: geen o Coloscopie zie “vals positieven” o Het ontbreken van gekwantificeerde informatie over de nadelen van screening, maakt het vaak moeilijk of onmogelijk om na te gaan of de voordelen opwegen tegen de nadelen in het kankeronderzoek
16
Referenties en opmerkingen Stichting Kankerregister, http://www.kankerregister.org/. Stichting Kankerregister, http://www.kankerregister.org/. 3 WSR: voor leeftijd gestandaardiseerde incidentie gebruik makend van de wereldstandaardpopulatie (n/100.000 persoonsjaren). 4 CRi: hier cumulatief risico op aandoening 0-74 jaar. 5 EAPC: Estimated Annual Percent Change. 6 Stichting Kankerregister, http://www.kankerregister.org/. 7 Bronnen mortaliteitscijfers: België: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. Vlaanderen: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Brussel: Observatoire de la Santé et du Social de Bruxelles. Bulletins statistiques de décès. Wallonië: Ministère de la Communauté française – Direction générale de la Santé – Cellule des statistiques des naissances et des décès Bulletins statistiques de décès. 8 Sterfte met desbetreffende kanker als onderliggende doodsoorzaak. 9 Crude rate of hier bruto-mortaliteit (n/100.000 persoonsjaren). 10 WSR: voor leeftijd gestandaardiseerde sterfte gebruik makend van de wereldstandaardpopulatie (n/100.000 persoonsjaren). 11 CRi: hier cumulatief risico op sterfte door aandoening 0-74 jaar. 12 2001-2009: daling van de sterfte met terug een stijging in 2010. De stijging in 2010 wordt echter mogelijk verklaard door een aanpassing van de codeerregels. Online: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Cijfers-oorzaken-van-sterfte/Sterfte-door-borstkanker-en-kankers-van-vrouwelijke-geslachtsorganen/. 13 EAPC: Estimated Annual Percent Change. 14 Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Online: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Ziekten/Kanker/Borstkanker--mortaliteit-versus-incidentie/. 15 Stichting Kankerregister (2012). Cancer Survival in Belgium, Belgian Cancer Registry. Brussels, 2012. http://www.kankerregister.org/. 16 Stichting Kankerregister (2012). Cancer Survival in Belgium, Belgian Cancer Registry. Brussels, 2012. 17 American Cancer Society & Livestrong (2010). The global economic cost of cancer. 18 DALY: Disability-Adjusted Life-Years. Meet de ziektelast (burden of disease) of gezondheidsverlies. 19 Soerjomataram I, Lortet-Tieulent J, Parkin DM, Ferlay J, Mathers C, Forman D, Bray F. (2012). Global burden of cancer in 2008: a systematic analysis of disability-adjusted lifeyears in 12 world regions. The Lancet. 2012 Nov 24;380(9856):1840-50. 20 Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (2013). Online: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Algemene-sterftecijfers/Verloren-potentiele-jaren-oorzakenper-leeftijd/. 21 Day NE (1986). The epidemiological basis for evaluating different screening policies. IARC Sci Publ. 1986; 76: 199-212. 22 Vlaams Bevolkingsonderzoek naar Borstkanker (2012). Jaarverslag van bevolkingsonderzoek naar borstkanker in Vlaanderen, Jaarrapport 2011. Uitgegeven door het Centrum voor Borstkankeropsporing. 23 Landelijk Evaluatie Team voor bevolkingsonderzoek naar Borstkanker (2005). Landelijke Evaluatie van bevolkingsonderzoek naar borstkanker. 11e rapport. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, 2005. 24 FOBT = fecaal occult bloedtest. 25 Intervalkanker worden in detail besproken onder de hoofding 'Mogelijkheden tot preventie (secundair)'. Zie pp. 13-16 van dit document. 26 Gezondheidsraad (2001). Bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker. Den Haag: Gezondheidsraad, 2001; publicatienr. 2001/01. 27 Cijfers in vergelijking met vrouwen die nooit een behandeling voor CIN hebben gehad. 28 Frequentie en ernst van complicaties ten gevolge van een chirurgische ingreep (inclusief postoperatieve infecties) zijn onduidelijk doordat de behandeling vaak gecombineerd wordt (radio- en chemotherapie) waardoor niet te bepalen is wat de oorzaak is van de complicaties. 29 Rommel W, Neefs H, Verhaegen H (2012). Werken na kanker: welke problemen ervaren (ex-)kankerpatiënten die het werk hervatten? Dossier. Brussel: Vlaamse Liga tegen Kanker. 1 2
17
Spelten E R, Verbeek JHAM, Uitterhoeve ALJ, Ansink AC, van der Lelie J, de Reijke T M, Kammeijer M, de Haes JCJM, Sprangers MAG (2003). Cancer, fatigue and the return of patients to work - a prospective cohort study. European Journal of Cancer. 39, 1562-1567. 31 de Boer AGEM, Verbeek JHAM, Spelten ER, Uitterhoeve ALJ, Ansink AC, de Reijke TM, Kammeijer M, Sprangers MAG, van Dijk FJH (2011). Work ability and return-to-work in cancer patients. Br J Cancer. 2008 April 22; 98(8): 1342–1347. 32 Amir Z (2011). Cancer survivorship and return to work. Presentatie voor Association of European Cancer Leagues, Continuing Cancer Care Conference, Europese Parlement, September 2011. 33 Rommel W (2013). Beleidsvoorstellen om de werkhervatting na kanker of een andere ernstige ziekte te bevorderen. Dossier. Brussel: Vlaamse Liga tegen Kanker. 34 Ziekteverzuim gemeten als het totaal van de ziektedagen (beperkt in de tijd) en de dagen met een permanent verlaagd werkvermogen. 35 Sjövall K, Attner B, Englund M, Lithman T, Noreen D, Gunnars B, Thomé B, Olsson H, Petersson IF (2012). Sickness absence among cancer patients in the pre-diagnostic and the post-diagnostic phases of five common forms of cancer. Support Care Cancer. 2012 Apr;20(4):741-7. 36 Spelten E R, Verbeek JHAM, Uitterhoeve ALJ, Ansink AC, van der Lelie J, de Reijke T M, Kammeijer M, de Haes JCJM, Sprangers MAG (2003). Cancer, fatigue and the return of patients to work - a prospective cohort study. European Journal of Cancer. 39, 1562-1567. 37 de Boer AGEM, Verbeek JHAM, Spelten ER, Uitterhoeve ALJ, Ansink AC, de Reijke TM, Kammeijer M, Sprangers MAG, van Dijk FJH (2011). ibid. 38 Amir Z (2011). Cancer survivorship and return to work. Presentatie voor Association of European Cancer Leagues, Continuing Cancer Care Conference, Europese Parlement, September 2011. 39 Rommel W, Neefs H, Verhaegen H (2012). Werken na kanker: welke problemen ervaren (ex-)kankerpatiënten die het werk hervatten? Dossier. Brussel: Vlaamse Liga tegen Kanker. 40 Ziekteverzuim gemeten als het totaal van de ziektedagen (beperkt in de tijd) en de dagen met een permanent verlaagd werkvermogen. 41 Sjövall K, Attner B, Englund M, Lithman T, Noreen D, Gunnars B, Thomé B, Olsson H, Petersson IF (2012). ibid. 42 Carlsen K, Harling H, Pedersen J, Christensen KB, Osler M (2013). The transition between work, sickness absence and pension in a cohort of Danish colorectal cancer survivors. BMJ Open. 2013 Feb 26;3(2). 43 Hanly P, Walsh PM, O Céilleachair A, Skally M, Staines A, Kapur K, Fitzpatrick P, Sharp L (2013). Work-related productivity losses in an era of ageing populations: the case of colorectal cancer. J Occup Environ Med. 2013 Feb;55(2):128-34. 44 Mols F, Thong MSY, Visser P, van de Poll-Franse LV (2011). Socio-economic implications of cancer survivorship: results from the PROFILES registry. European Journal of Cancer. 45 Spelten E R, Verbeek JHAM, Uitterhoeve ALJ, Ansink AC, van der Lelie J, de Reijke T M, Kammeijer M, de Haes JCJM, Sprangers MAG (2003). ibid. 46 de Boer AGEM, Verbeek JHAM, Spelten ER, Uitterhoeve ALJ, Ansink AC, de Reijke TM, Kammeijer M, Sprangers MAG, van Dijk FJH (2011). ibid. 47 Amir Z (2011). ibid. 48 Mols F. (2008). Ondanks blijvende klachten is het leven 'goed' - Onderzoek onder 2.000 (ex-)kankerpatiënten. Oncologica. 2008, Nummer 1. 49 Holdt Henningsen K, Desomer A, Hanssens S, Vlayen J (2012). Ondersteunende therapie bij kanker - Deel 1: Oefentherapie. Good Clinical Practice (GCP). 2012. KCE Report 185A. Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. 50 Mols F. (2008). ibid. 51 Holdt Henningsen K, Desomer A, Hanssens S, Vlayen J (2012). ibid.. 52 Wong CK, Lam CL, Poon JT, Kwong DL (2013). Clinical correlates of health preference and generic health-related quality of life in patients with colorectal neoplasms. PLoS One. 2013;8(3):e58341. 53 Holdt Henningsen K, Desomer A, Hanssens S, Vlayen J (2012). ibid. 54 Pacolet J, De Coninck A, Hedebouw G, Cabus S, Spruytte N (2011). De medische en niet-medische kosten van kankerpatiënten. HIVA-KULeuven, Leuven. 55 De Coninck A, Pacolet J, Hedebouw G, De Smet: F, Avalosse H, Callens M (2011). De medische kosten van kanker ten laste van de patiënt. CM-Informatie. Nr. 244, juni 2011, pp. 3-14. 56 Hierover zijn geen referenties beschikbaar. De personen die de Kankerfoon van de Stichting tegen Kanker contacteren stellen wel vaak vragen over niet-klassieke kankerbehandelingen (geen precieze cijfers beschikbaar). 57 Pacolet J, De Coninck A, Hedebouw G, Cabus S, Spruytte N (2011). ibid. 58 De Coninck A, Pacolet J, Hedebouw G, De Smet: F, Avalosse H, Callens M (2011). ibid. 30
18
Hierover zijn geen referenties beschikbaar. De personen die de Kankerfoon van de Stichting tegen Kanker contacteren stellen wel vaak vragen over niet-klassieke kankerbehandelingen (geen precieze cijfers beschikbaar). 60 Pacolet J, De Coninck A, Hedebouw G, Cabus S, Spruytte N (2011). ibid. 61 De Coninck A, Pacolet J, Hedebouw G, De Smet: F, Avalosse H, Callens M (2011). ibid. 62 Clerc L, Jooste V, Lejeune C, Schmitt B, Arveux P, Quantin C, Faivre J, Bouvier AM (2008). Cost of care of colorectal cancers according to health care patterns and stage at diagnosis in France. Eur J Health Econ. 2008 Nov;9(4):361-7. 63 Tilson L, Sharp L, Usher C, Walsh C, Whyte S, O'Ceilleachair A, Stuart C, Mehigan B, John Kennedy M, Tappenden P, Chilcott J, Staines A, Comber H, Barry M (2012). Cost of care for colorectal cancer in Ireland: a health care payer perspective. Eur J Health Econ. 2012 Aug;13(4):511-24. 64 Hierover zijn geen referenties beschikbaar. De personen die de Kankerfoon van de Stichting tegen Kanker contacteren stellen wel vaak vragen over niet-klassieke kankerbehandelingen (geen precieze cijfers beschikbaar). 65 Mambourg F, Robays J, Camberlin C, Vlayen J, Gailly J (2010). Opsporing van borstkanker tussen 40 en 49 jaar. Good Clinical Practice (GCP). Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2010. KCE Reports vol 129A. 66 Mambourg F, Robays J, Gerkens S (2012). Opsporing van borstkanker tussen 70 en 74 jaar. Good Clinical Practice (GCP). Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2012. KCE Report 176A 67 Mayor S (2012). Mammography screening has little or no effect on breast cancer deaths, Swedish data indicate. BMJ. 2012;345:e4847. 68 Gøtzsche PC, Jørgensen K (2013). Screening for breast cancer with mammography. Cochrane Database Syst Rev. 2013;6:CD001877. 69 Mukhtar T, Yeates D, Goldacre M (2013). Breast cancer mortality trends in England and the assessment of the effectiveness of mammography screening: population-based study. J R Soc Med. 2013:106:234-42. 70 Independent UK Panel on Breast Cancer Screening (2012). The benefits and harms of breast cancer screening: an independent review. Lancet. 2012;380:1778-86. 71 Gøtzsche PC, Nielsen M (2009). Screening for breast cancer with mammography. Cochrane Database Syst Rev. 2009 Oct 7;(4):CD001877. Review. Update in: Cochrane Database Syst Rev. 2011;1:CD001877. 72 Zahl PH, Strand BH, Maehlen J (2004). Incidence of breast cancer in Norway and Sweden during introduction of nationwide screening: prospectivecohort study. BMJ. 2004. 73 Hawkes N (2012). Breast screening is beneficial, panel concludes, but women need to know about harms. BMJ. 2012;345:e7330. 74 Heyes GJ, Mill AJ, Charles MW (2006). Enhanced biological effectiveness of low energy X-rays and implications for the UK breast screening programme. British Journal of Radiology. 2006; 79; 195-200. 75 Shaukat A, Mongin SJ, Geisser MS, Lederle FA, Bond JH, Mandel JS, Church TR (2013). Long-Term Mortality after Screening for Colorectal Cancer. N Engl J Med. 2013; 369:1106-1114. 76 Lee TJ, Rutter MD, Blanks R.G, Moss SM, Goddard AF, Chilton A, Nickerson C,McNally RJ, Patnick J, Rees CJ (2012). Colonoscopy quality measures: experience from the NHS Bowel Cancer Screening Programme. Gut. 2012 Jul;61(7):1050-7. 77 Brasso K, Ladelund S, Frederiksen BL, Jørgensen T (2010). Psychological distress following fecal occult blood test in colorectal cancer screening--a population-based study. Scand J Gastroenterol. 2010 Oct;45(10):1211-6. 78 Gill MD, Bramble MG, Rees CJ, Lee TJ, Bradburn DM, Mills SJ (2012). Comparison of screen-detected and interval colorectal cancers in the Bowel Cancer Screening Programme. Br J Cancer. 2012 Jul 24;107(3):417-21. 59
19