KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Bijlage IV. Verklarende woordenlijst Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie Toelichting (→) Betekent een doorverwijzing, dit begrip wordt elders in de lijst verklaard. In de woordenlijst zijn tevens de afkortingen uit de KNA opgenomen. Ze staan in alfabetische volgorde aan het begin van iedere letter vermeld. AAI Zie. Aanvullende Archeologische Inventarisatie AAO Zie. Aanvullend Archeologisch Onderzoek AB Afkoring voor specificatie Archeologische Begeleiding ABR Zie: Archeologisch Basis Register. ADS Archaeological Data Service AMK Zie. Archeologische Monumenten Kaart AMvB Algemene Maatregel van Bestuur. AMZ Archeologische Monumenten Zorg ARBO ARBeidsOmstandigheden ARCHIS Zie. ARCHeologisch Informatie Systeem ARCHON ARCHeologische ONderzoeksschool ASB Zie: Archeologische Standaard Boorbeschrijving. Aanbesteding Het aanbesteden. Ondernemers in de gelegenheid stellen om voor een nauwkeurig omschreven werk een aanbieding te doen. Aannemer Persoon of instantie die zich verbindt om bepaalde werken en/of leveringen voor een vastgestelde prijs en tegen bekende voorwaarden uit te voeren. Aard archeologische waarde Kenmerk(en) van de betreffende vindplaats (→ vindplaats, → type monument). AAI Aanvullende Archeologische Inventarisatie: oude term past niet binnen huidige systematiek. Inventariserend, non-destructief veldonderzoek in het kader van het (→) voortraject. Dit type vooronderzoek wordt niet langer apart onderscheiden en maakt, tezamen met de vroegere (→) AAO, deel uit van het (→) inventariserend veldonderzoek. AAO Aanvullend Archeologisch Onderzoek: oude term past niet binnen huidige systematiek. Inventariserend destructief veldonderzoek in het kader van het (→) voortraject. Dit type vooronderzoek wordt niet langer apart onderscheiden en maakt, tezamen met de vroegere (→) AAI deel uit van het (→) inventariserend veldonderzoek. Administratieve bescherming Bij administratieve bescherming gaat het om bescherming, al dan niet met juridische/ bestuursrechtelijke grondslag, gericht op het behoud van (→) archeologische monumenten. Daarbij wordt niet in de fysieke toestand van het monument ingegrepen. Verschillende vormen van administratieve bescherming (ook wel aangeduid als ‘papieren’ bescherming) zijn: 1. wettelijke bescherming op basis van de Monumentenwet, 2. juridische bescherming op basis van een monumentenverordening, 3. planologische bescherming op basis van een bestemmingsplan, streekplan, beschermd stadsgezicht etc. Administratieve gegevens Dit zijn Datum aanmeldingonderzoek; Globale begrenzing onderzoeksgebied (minimaal 4 x/y coördinaten); Toponiem (indien van toepassing); Plaats; Gemeente; Provincie; Opdrachtgever; Uitvoerder; Bevoegd gezag (rijk, provincie, gemeente); Naam deskundige namens bevoegd gezag; Typeonderzoek (bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, beschermen, archeologische begeleiding, opgraven); PvE of PvA (indien voorhanden); Topografische kaart (min 1:10.000); Geschatte duur onderzoek (begin en geschatte einddatum); Motief; Complex type.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 1 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Afdekking Relatief jonge afzetting die een of meer archeologisch relevante lagen afdekt. Dit verschijnsel kan ontstaan door antropogene processen (bijvoorbeeld esdek) en door natuurlijke processen (zoals bedekking door sediment). Afgeleid meetsysteem Afgeleide meetsystemen worden gevormd door de meetlijnen en hulpmeetlijnen die zijn afgeleid van de (→) hoofdmeetlijn. Afgeleide veldtekening Een tekening die afgeleid wordt van een overzichtstekening of veldtekening voor analyse- en/of synthese-doeleinden. Allesporenkaart Overzichtskaart waarop alle grondsporen zijn aangegeven die bij een opgraving zijn aangetroffen (→ secundaire veldtekening ). AMK Een Archeologische Monumenten Kaart is een archeologische beleidskaart met een overzicht van alle bekende beschermde archeologische monumenten en overige behoudenswaardige locaties in een bepaald gebied. Analyserapport (= adviesrapport) Schriftelijke richtlijn voor eventueel verder onderzoek en wijze van opslag van materialen voor zover die afwijkt van vastgestelde richtlijnen voor deponeren. Antropogene sporen Alle immobiele sporen van menselijke oorsprong, variërend van paalgaten of fosfaatvlekken tot muurresten. Archeobotanie Het onderzoek van plantaardige resten in het kader van archeologisch onderzoek. Archeologisch Basis Register Dit is het register van vastgestelde archeologische begrippen die in het landelijk archeologisch informatiesysteem ARCHIS (→) gehanteerd worden (Brandt et al. 1992). Archeologisch beleid Door een overheid vastgesteld kader voor de wijze waarop zij wil omgaan met haar zorgplicht ten aanzien van archeologische waarden in haar gebied, eventueel aangevuld met verdergaande bepalingen ten aanzien van selectieprioriteiten, een beleidskaart, etc. (→ bevoegd gezag, → selectie). Archeologische begeleiding De registratie van (→) vondst- en (→) spoorgegevens van een (→) vindplaats, zonder dat daarbij sprake is van het aanleggen van sleuven of putten. Archeologische begeleiding wordt uitgevoerd tijdens bodemverstorende activiteiten die om niet-archeologische redenen plaatsvinden – op het land, in de getijdenzone of onder water – en waar gegronde redenen zijn om aan te nemen dat (→) archeologische waarden aanwezig zouden kunnen zijn (→ selectiebesluit). Archeologische beleidskaart Kaart met een ruimtelijke presentatie van het te voeren beleid, vastgesteld door het bevoegd gezag (Eerden/ Rensink 1996). Archeologische indicatie Indicatief archeologisch materiaal dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats (→ vindplaats, → type monument). Archeologische Standaard Boorbeschrijving Methodiek voor het beschrijven van boorkernen. De methodiek is vastgelegd in de archeologische leidraad 4. De Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB) is afgeleid van de Standaard Boorbeschrijving (SB). De ASB bevat die onderdelen die relevant zijn voor de archeologie. In de meeste gevallen zal de ASB (archeologische leidraad 4) voldoende zijn, in specifieke gevallen kan het voorkomen dat de volledige standaard boorbeschrijving (SB) gehanteerd moet worden. Beide beschrijvingen zijn gebaseerd op NEN 5104. Archeologische verwachting Het vermoeden over het voorkomen van (de aard, omvang en kwaliteit van) archeologische waarden in het onderzoeksgebied (→ verwachtingskaart, → gespecificeerd verwachtingsmodel). Archeologische waarde Vindplaats (→) of vondst (→) met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/ structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid (→ waardering, → aard archeologische waarde). Archeologisch specialist Een specialist is een gekwalificeerd en geregistreerd persoon, die een op het specialisme toegespitste opleiding heeft gevolgd. De hulp van een specialist wordt ingeroepen, als dat in verband met bijzondere of complexe verschijnselen noodzakelijk geacht wordt.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 2 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Archeoloog Een archeoloog is een gekwalificeerd en geregistreerd persoon met een relevante archeologische academische opleiding. De archeoloog is verantwoordelijk voor de inhoudelijke aspecten van de uitvoering van het project. Archeoregio Relatief groot gebied waarbinnen zowel in de wordingsgeschiedenis als in ruimtelijke zin een zeker verband bestaat tussen archeologie en landschap. In Nederland zijn dertien archeoregio’s gedefinieerd die het geografisch kader vormen voor het onderzoek van het bodemarchief (Lauwerier & Groenewoudt 1996). Archeozoölogie Het onderzoek van dierlijke resten in het kader van archeologisch onderzoek. ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem. Het huidige, landelijke archeologische informatiesysteem dat door de ROB wordt beheerd. ARCHIS ontsluit het (→) CMA en het (→) CAA (→ Centraal Informatiesysteem). ARCHIS II Aanduiding voor het landelijke archeologische informatiesysteem dat door de ROB wordt beheerd. ARCHIS II voldoet aan de eisen voor het (→) Centraal Informatiesysteem. ARCHIS-melding In algemene zin elke melding bij het centraal informatiesysteem (ARCHIS). In wettelijke zin de melding die bij ARCHIS wordt gedaan van de eerste bevindingen van een opgraving, maximaal twee weken na het beeindigen een opgraving. De ROB hanteert hier de term “vondstmelding”. ARCHIS-nummer (= CIS code). Het landelijke registratienummer ten behoeve van een archeologisch odnerzoek, uitgegeven door het Centraal Informatiesysteem. Dit nummer dient op alle vondsten en documentatiemateriaal vermeld te worden. De ROB noemt dit het “onderzoekmeldingsnummer” en geeft het af na een Artikel 41-melding. Daarnaast wordt de term ook wel gehanteerd als alternatieve aanduiding voor een waarnemingsnummer. Artikel 41 melding De op basis van artikel 41 van de monumentenwet wettelijk voorgeschreven onderzoeksaanmelding en onderzoeksafmelding bij ARCHIS (NB het betreffende wetsartikel zal in de toekomstige versie van de monumentenwet een ander volgnummer hebben) BG Zie. Bevoegd gezag BS Afkoring voor specificatie Beschermen Basiskaart Een overzicht van bekende archeologische vindplaatsen, een archeologische verwachtingskaart/ potentiekaart of een combinatie van beide. Daarnaast kunnen gegevens over de (verwachte) conservering en kwetsbaarheid van archeologische sites in het kaartbeeld zijn verwerkt. Een basiskaart is niet bedoeld voor het maken van beleid, maar ligt ten grondslag aan de productie van archeologische advieskaarten en beleidskaarten (→ potentiekaart, → verwachtingskaart, → IKAW, → beleidskaart). Basisrapportage Zie: Standaardrapport. Basisregistratie Registratie van onbewerkte data, databestanden. Beeldregistratie Het tijdens een opgraving vastleggen van coupes, vlakken en bijzondere vondsten op beeldmateriaal. Beheer Alle regelmatig te treffen maatregelen (→ schouwen, → monitoring en onderhoud) die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat → de kwaliteit van een monument behouden blijft. Beheerplan Plan waarin alle te treffen maatregelen voor het (→) beheer zijn vastgelegd, voorzien van een exploitatieopzet. Behoudenswaardigheid De resultante van de verschillende stappen van de waardering, waarbij wordt vastgesteld of een vindplaats in principe voor duurzaam behoud in aanmerking komt (→ waardering, → selectie). Bekende archeologische waarde(n) Vastgestelde en op schrift of in kaart gebrachte (→) archeologische waarde(n) (i.t.t. indicatieve of verwachte archeologische waarde(n)). Beperkingsgebied/ bufferzone Een gebied rondom een (→) vindplaats waar beperkingen gelden die het behoud van de vindplaats ten goede komen. Beroepsregister Register waarin personen staan ingeschreven met hun kwalificaties voor het uitvoeren van bepaalde archeologische werkzaamheden.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 3 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Beschermen Beschermen bestaat uit administratieve bescherming (→) en fysieke bescherming (→). Beschermingsmaatregel Maatregel voor de fysieke (→) of de administratieve (→) bescherming van een monument (→). Besluiten (publiekrechtelijk) in kader PvE Besluiten als hier bedoeld kunnen zijn: Monumentenvergunningen (art 11 Monumentenwet 1988), van de staatssecretaris van OCW; Projectvergunningen (art 39 Monumentenwet 1988), van de staatssecretaris van OCW; Vrijstellingsbesluiten (art 15, 17 en 19 WRO), door B&W; Ontgrondingsvergunningen (Ontgrondingswet), door GS; Aanlegvergunningen (art WRO); Bouwvergunning (na invoering nieuwe wet op AMZ). Bestek Omschrijving (inclusief eventuele tekeningen) en proces verbaal van aanwijzing (nota van inlichtingen) van een uit te voeren werk. Het bestek is de basis van de aannemingsovereenkomst tussen de opdrachtgever en aannemer/ opdrachtnemer. Bevoegd gezag De overheid (gemeente, provincie, rijk, enz..) die het (→) selectiebesluit neemt, het (→) Programma van Eisen (laat opstellen) opstelt en goedkeurt en goedkeuring verleent aan een eventueel (→) ontwerp. Bioturbatie Transport van materiaal in de bodem als gevolg van dierlijke activiteiten (wormen, mollen e.d.). Bodemingreep Alle grondwerkzaamheden/ activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van archeologische waarden in situ, ook wel bodemverstoring genoemd. Boormonster Monster (→) afkomstig van booronderzoek (→). Booronderzoek Karteringsmethode bij veldinventarisatie, gebaseerd op het verrichten van grondboringen, waarbij vooral wordt gelet op het voorkomen van archeologische indicaties (→) zoals aardewerkfragmenten, houtskool en fosfaatconcentraties. Boorstaat/ profielstaat Beschrijving van een boorkolom of profielwand wat betreft de lithologie (bodemopbouw), de bodemvorming, de sedimentologische kenmerken (afzettingskenmerken) en de archeologische indicatoren. Botanische macroresten Plantresten die met een geringe vergroting (tot ca. 50x) nog waarneembaar zijn (voornamelijk zaden en vruchten). Hout valt niet binnen deze categorie. Bureauonderzoek Het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden (→) binnen een onderzoeksgebied (→), omvattende de aan- of afwezigheid, de aard (→) en de omvang, de datering, gaafheid (→) en conservering (→) en de relatieve kwaliteit daarvan (→ SAI, → inventariserend veldonderzoek, → voortraject). Bufferzone Veiligheidszone om een monument C14 Koolstof (radioactief isotoop), gebruikt voor datering CAA Centraal Archeologisch Archief. Onderdeel van (→) ARCHIS met digitaal ontsloten gegevens over archeologische vindplaatsen en vondsten (→ CMA). CIS Zie. Centraal Informatiesysteem CMA Zie Centraal Monumenten Archief CvAK College voor Archeologische Kwaliteitszorg Centraal Informatiesysteem Het op landelijk niveau beheerd systeem waarin de basisinformatie en verwijzingen naar de gegevens verzameld tijdens het voortraject, opgraven, archeologische begeleiding, beschermen en deponeren worden opgeslagen. Voorzover daartoe een wettelijke regeling wordt getroffen (→ informatieplicht), dient het systeem ook voor het registreren van overheidsbesluiten ten aanzien van archeologische waarden. Het centraal informatiesysteem is niet hetzelfde als (→) ARCHIS, maar wordt geoperationaliseerd in (→) ARCHISII. Certificatie of Certificaat Een verklaring, dat voldaan wordt aan een overeengekomen norm. Certificering of Certificeren Het proces om te komen tot een certificaat (→). Certificatiesysteem De werkwijze die de certificerende instantie hanteert om tot certificatie (→) van een organisatie te komen.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 4 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
CIS-Code (= ARCHIS-nummer). Het landelijke registratienummer ten behoeve van archeologisch onderzoek, uitgegeven door het Centraal Informatiesysteem. Dit nummer dient op alle vondsten en documentatiemateriaal vermeld te worden. De ROB noemt dit het “onderzoeksmeldingsnumer”, en geeft het af na een Artikel 41-melding. CMA Centraal Monumenten Archief is een onderdeel van (→) ARCHIS met digitaal ontsloten gegevens over wettelijk beschermde archeologische vindplaatsen en andere terreinen met vastgestelde waarde danwel vermoedelijk behoudenswaardige vindplaatsen (→ CAA). Complex Een complex bestaat uit meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende structuren en/ of individuele sporen. Complexiteit De volgens een voorgeschreven systematiek vast te stellen en in een cijfer uit te drukken mate van (technische, logistieke en inhoudelijke) complexiteit van een opgraving. Hierop kan een keuze van geschikte uitvoerders (organisaties die gecertificeerd zijn voor de uitvoering van opgravingen met een bepaalde complexiteit) gebaseerd worden (→ Programma van Eisen). Zie tevens bijlage II. Conditioneringscategorie Groep van archeologische materialen die onder bepaalde bewaaromstandigheden bewaard dienen te worden. In de praktijk bestaan er minimale, relatief vochtige en relatief droge bewaaromstandigheden (→ deponeren). Conserveren Het behandelen van een object en/ of zijn omgeving, zodanig dat het natuurlijk verval van het object minimaal is. Bij deze behandeling is maximale (→) reversibiliteit het uitgangspunt. Conservering De mate waarin grondsporen, anorganische (aardewerk, vuursteen, metaal, glas etc.) en organische archeologische resten (bot, zaden, hout etc.) bewaard zijn gebleven (→ waardering). Consolideren Behandelen van een (→) vondst, zodanig dat deze – tot het moment van conserveren – niet meer in kwaliteit achteruit gaat, of het treffen van (maximaal reversibele) maatregelen op een (→) vindplaats, zodanig dat degradatie daarvan maximaal wordt vertraagd en gericht op het fysieke behoud van de informatiewaarde. Context- of ensemblewaarde De meerwaarde die aan een vindplaats wordt toegekend op grond van de mate waarin sprake is van een landschappelijke en/of archeologische context (→ waardering). Corrosie Processen die archeologische metalen objecten aantasten en die worden veroorzaakt door elementen in de omgeving van het object. Couperen Het maken van een of meer verticale doorsneden door een spoor, laag of horizont om de aard, diepte, vullingen, vorm en relaties met andere fenomenen vast te stellen (→ opgraven). DIN Deutscher Industrienorm (=genormaliseerd papierformaat) DNA DesoxyriboNucleic Acid DO Definitieve Opgraving: oude term past niet binnen huidige systematiek. DOC DOCumenten DS Afkoring voor specificatie Deponeren Dagrapport Dagelijkse rapportage over de gang van zaken bij het onderzoek. Deellocatie Een afgekaderd gedeelte van het te onderzoeken gebied. Het kan hierbij zowel gaan om een afperking in omvang, als om een afperking in diepte. Verschillende deellocaties kunnen elkaar overlappen. De indeling in deellocaties is gebaseerd op verspreiding en/of datering (→ opgraving). Deelrapport Publicatie over een archeologische opgraving (→), waarbij de onderzoeksgegevens van een bepaald thema, zoals waargenomen grondsporen of een materiaalgroep, worden gepresenteerd en geïnterpreteerd. De deelrapportage kan in de vorm van een zelfstandige publicatie of als een hoofdstuk bij de standaardrapportage (→) verschijnen. Degradatie Kwaliteitsverlies van het materiaal als gevolg van een verandering van de fysische en chemische eigenschappen van de omgeving. Deponeren Het aanleveren van vondsten en begeleidende documentatie aan een (transito)depot (→).
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 5 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Depot Een voorziening die geschikt is voor de geconditioneerde bewaring van archeologische vondsten, monsters en documentatie. Een depot is idealiter in vier zones verdeeld: een bufferopslag voor nieuwe aanleveringen, een algemene bewaarruimte met minimale conditionering, een ruimte met relatief vochtige bewaarcondities en een ruimte met relatief droge bewaarcondities. Depotbeheerder De depotbeheerder beheert het depot. Diachrone specialist Persoon met afgeronde academische opleiding die een thematisch aspect bestudeert dat niet aan een bepaalde archeologische periode gebonden is, zoals een archeobotanicus, archeometrist, archeozoöloog, fysisch geograaf, of een archeoloog die een specialisatie in meerdere perioden heeft (→ beroepsregister). Directie Partij of organisatie die voor de opdrachtgever het dagelijks toezicht verzorgt op voor derden uit te voeren werken en die controleert op naleving van de overeenkomst. Documentatie Het geheel aan te deponeren informatie, ongeacht het medium (opnames, tekeningen, onderzoeksdossiers, determinatiebestanden etc.). Draaiboek Technisch uitgewerkt scenario waarin de opdrachtnemer/ aannemer aangeeft hoe het werk georganiseerd is (wie, wat, waar, wanneer etc.), veelal bestaande uit planning, veiligheidsplan e.d. Droge scheepsarcheologie Het onderdeel van de maritieme archeologie dat uitvoeringstechnisch gezien de meeste overeenkomsten vertoont met de landarcheologie. Eindrapport In algemene zin: het eindverslag over een bepaald proces, bijvoorbeeld het standaardrapport. En bloc lichten Een object (of groep van objecten) opnemen tezamen met een ongestoord deel van de omringende grond (→ opgraven). Evaluatie Door een gekwalificeerd archeoloog worden de resultaten van het werk geëvalueerd in het licht van de vraagstelling. Dit resulteert in bijstelling van de plannen, bijvoorbeeld in een bijgesteld uitwerkingsplan en een advies over (→) selectiemateriaal bij inventariserend veldonderzoek en opgraven, of een bijgesteld (→) beheerplan bij (→) fysiek beschermen. Evaluatiefase Moment in de processen van fysiek beschermen, inventariserend veldonderzoek, opgraven, na afloop van het veldwerk, waarbij de evaluatie plaatsvindt. Floteren Het verkrijgen van verkoolde plantenresten uit het sediment, gebruikmakend van de drijvende eigenschappen van het verkoolde materiaal. Fysieke bescherming Fysieke bescherming is een beschermingsaanpak die er op gericht is het (verdere) verval van archeologische vindplaatsen (→) tegen te gaan en – zo mogelijk – aangerichte schade te herstellen. Hierbij worden maatregelen getroffen die actief/ fysiek ingrijpen in de situatie waarin het monument verkeert. Fysisch-geografisch veldonderzoek Het beschrijven en in kaart brengen van landschapsgenetische informatie op en rond een archeologische vindplaats. GIS Geografische Informatiesystemen. Zie ook GIS-analyse GPS Global Positioning System. Zie ook GPS-meting Gaafheid De mate van (fysieke) verstoring van de bodem, zowel in verticale zin (diepte) als in horizontale zin (omvang) (→ waardering). Geanalyseerd materiaal Materiaal dat zodanig is verwerkt dat het geschikt is voor opslag in het depot volgens de richtlijnen voor deponeren. Gegevensdrager Een opslagmedium waarop gegevens kunnen worden opgeslagen, vervoerd en overgedragen. Voorbeelden zijn papier, diskette, ZIP-schijf en CD-ROM. Geofysisch onderzoek Onderzoek gebaseerd op geofysische meettechnieken. Hiermee kunnen structuren in de bodem opgespoord en gevisualiseerd worden (→ remote sensing, → inventariserend veldonderzoek).
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 6 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Gespecificeerd verwachtingsmodel Voorspellingsmodel, gebaseerd op het vermoeden over het voorkomen van (de aard, omvang en kwaliteit van) archeologische waarden (→) in het onderzoeksgebied, waarbij de mate van betrouwbaarheid moet zijn aangegeven (→ archeologische verwachting, → verwachtingskaart). GIS-analyse Methode (GIS = Geografisch Informatie Systeem) gericht op het onderzoek van relaties tussen de locaties van vindplaatsen en/of de relatie van verspreidingspatronen van vindplaatsen en aardkundige factoren (bodemkundige, geologische, geomorfologische). Daarbij kan ook van locatiefactoren gebruik worden gemaakt. GPS meting Plaatsbepaling, gebruikmakend van drie of meer satellieten van het Global Positioning System. Gridlocatie Locatiebepaling door verwijzing naar een horizontaal gridcellensysteem. Hierbij worden voorwerpen per cel (vak) in een regelmatig grid verzameld en geregistreerd. In principe zijn opgravingsputten gridcellen, maar de afmetingen kunnen onderling sterk verschillen. Grondslagpunten In coördinatenstelsel van het landelijk coördinatennet ingemeten punten. Grondspoor Zie: Spoor. Grondwerker De grondwerker verricht grondwerk, zeefwerk of wordt ingezet bij activiteiten als het nummeren of wassen van vondsten. Er zijn geen opleidingsvereisten. Herinneringswaarde De herinnering die een archeologisch monument oproept over het verleden (→ waardering). Historische situatie Vroegere vormen van grondgebruik, voor zover van belang voor de keuze van de onderzoeksstrategie (→ huidig gebruik, → bureauonderzoek). Hoofdmeetlijn De denkbeeldige lijn tussen de vaste hoofdmeetpunten van het (→) hoofdmeetsysteem. Hoofdmeetsysteem Het hoofdmeetsysteem wordt gevormd door de, in coördinaten van het Rijksdriehoeksnet ingemeten, vaste hoofdmeetpunten binnen -of in de directe nabijheid van - de opgraving. Hoogtelijnenkaart Isolijnenkaart, vervaardigd op basis van genomen hoogtematen. Hoogtematenlijst Registratieformulier waarop hoogtebepalingen worden bijgehouden. Huidig gebruik Actuele situatie van grondgebruik, voor zover van belang voor de keuze van de onderzoeksstrategie (→ historisch gebruik, → bureauonderzoek). ICT Informatie- en Communicatietechonologie IFA Institute of Field Archaeologists (beroepsvereniging UK) IKAW Zie Indicatieve kaart van archeologische waarden IPO InterProvinciaal Overleg ISO International Standardization Organization (=kwaliteitsborgingsnorm) IVO Zie Inventariserend Veldonderzoek IKAW Indicatieve kaart van archeologische waarden is een door de ROB geproduceerde kaart op landelijk niveau met de verwachte relatieve of absolute dichtheid van (bepaalde) archeologische verschijnselen in de bodem. Hij is gebaseerd op een (→) GIS-analyse met een beperkt aantal variabelen en op expert-judgement (→ potentiekaart, → bureauonderzoek). Informatieplicht Het melden van aangetroffen archeologische waarden en vondsten aan het centraal informatiesysteem (→). Informatiewaarde De betekenis van een monument als bron van kennis over het verleden. De informatiewaarde wordt bepaald door de mate waarin (een opgraving van) het monument een bijdrage kan leveren aan nieuwe kennisvorming over het verleden (→ waardering). Inhoudelijke complexiteit Het aantal verschillende specialisten dat tijdens en na de opgraving moet worden ingezet (→ complexiteit). Inhumatie Begraving/ graf met niet gecremeerd menselijk bot.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 7 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Initiatiefnemer De persoon of organisatie (particulier of overheidsinstantie) die het initiatief neemt tot de bodemverstorende activiteit waarbij archeologische waarden (→) kunnen worden aangetast en die een vergunning heeft aangevraagd. Bij het voldoen aan de daarbij door het bevoegd gezag (→) gestelde eisen ten aanzien van de archeologie, wordt de initiatiefnemer opdrachtgever (→). Inrichting Het treffen van maatregelen om beschadigingen van het archeologische monument te herstellen (→ restaureren), om (verdere) aantasting ervan te voorkomen (→ consolideren) of om het beter zichtbaar en toegankelijk te maken (visualiseren en toeristisch-recreatief ontsluiten). Inrichtingsplan Plan t.b.v. de uitvoering van inrichtingsmaatregelen voor het fysiek behoud van een (→) vindplaats (→ inrichting). Inspectie De term wordt in twee betekenissen gebruikt: - De beoogde onafhankelijke instantie die toeziet op de uitvoering van het kwaliteitssysteem en de werking daarvan, inbegrepen de wijze waarop opdrachtgevers, adviseurs en overheden hun rol vervullen. - Het toezicht op de conditie van administratief beschermde monumenten door of namens de overheid die de bescherming heeft verleend. Inspectie verschilt dus van (→) schouwen, dat onderdeel is van het beheer. Integriteit Ongeschonden toestand, gaafheid. Inventarisatie Onderzoek naar de aard, omvang en kwaliteit van het bodemarchief. Inventariserend veldonderzoek Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden (→) binnen een (→) onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting, gebaseerd op het (→) bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld. JPEG Zie. Joint Photographic Expert Group. Jaarringen Bij hout kan door het onderzoek van jaarringen de leeftijd worden bepaald. Bij o.a. eikenhout kunnen de jaarringen dendrochronologisch worden vergeleken om een absolute datering te verkrijgen. Joint Photographic Expert Group. De naam van de organisatie die het ontwerp maakt voor het standard image compression algorithm. JPEG is ontworpen voor het comprimeren van kleur of zwartwit afbeeldingen en foto’s. JPEG voldoet niet goed voor tekeningen. Juridische bescherming Vorm van administratieve bescherming (→) op basis van een monumentenverordening waarbij lagere overheden terreinen aanwijzen als gemeentelijk of provinciaal monument. Een dergelijke aanwijzing heeft tot gevolg dat het verboden is het monument (→) te beschadigen of te vernielen dan wel te wijzigen zonder vergunning. KLIC Kabel- en Leidingen Informatiecentrum. Zie ook KLIC-melding KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie Kadaster Het van staatswege gehouden openbaar register van onroerende goederen waarin deze met aanduiding van gemeente, sectie en nummer zijn omschreven en waarin aantekening geschiedt van alle zakelijke rechten door in- of overschrijving van de daaromtrent gemaakte akten. KLIC melding Melding van uit te voeren werken bij de KLIC. Aangesloten belanghebbende instanties worden geïnformeerd over de uit te voeren werken en in staat gesteld om informatie over de ligging van kabels en leidingen ter beschikking te stellen. Kruisprofiel Profielen die elkaar kruisvormig snijden. Kwaliteit Het geheel van eigenschappen en kenmerken van een product of dienst dat van belang is voor het voldoen aan gestelde eisen of behoeften. Kwaliteitsborging Het waarborgen van kwaliteit door middel van het opzetten, invoeren en op peil houden van een kwaliteitssysteem met inbegrip van het aantonen aan derden dat de geleverde kwaliteit aan de gestelde voorwaarden voldoet. Kwaliteitssysteem Stelsel van afspraken waarin de verantwoordelijkheden, procedures en voorzieningen voor het ten uitvoer brengen van kwaliteitszorg zijn vastgelegd. Onderdeel van een kwaliteitssysteem zijn functieomschrijvingen, procedures, keuringsplannen, instructies en specificaties.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 8 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Kwaliteitszorg Het aspect van de totale managementfunctie dat is gericht op het verkrijgen of handhaven van een zo goed mogelijke kwaliteit. LS Afkoring voor specificatie Bureauonderzoek Laag Een laag is een over een meer of minder groot oppervlak vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden. Landelijk registratienummer Unieke code die door het Centraal Informatiesysteem wordt toegekend aan a) een archeologisch onderzoek na een Artikel 41-melding (= ARCHIS-nummer/CIS-code), b) aan een waarneming na een vondstmelding. Landmeter: De landmeter is een gekwalificeerd en geregistreerd persoon met een op het vak gerichte HBO- opleiding. De landmeter is verantwoordelijk voor het uitzetten van het hoofdmeetsysteem. Landschapsgenese Ontstaansgeschiedenis van het landschap. Locatiefactoren Factoren die (mede)bepalend waren voor de plaats waar in het verleden activiteiten plaatsvonden. Logistieke complexiteit De logistieke complexiteit wordt vooral bepaald door de factoren omvang en tijd. In de praktijk zullen deze ook werken als correctiemechanismen op technische en inhoudelijke complexiteit, maar logistieke complexiteit wordt apart onderscheiden omdat ze een indicator is voor het soort organisatie, dat nodig is bij de uitvoering van het veldwerk (omvang, projectmanagement) én voor de bijbehorende financieel/ administratieve processen (→ complexiteit). Lokaal meetsysteem Meetsysteem dat is afgeleid van het (→) hoofdmeetsysteem. MER Milieu Effect Rapportage Macroresten Plantaardige resten die zonder vergroting waarneembaar zijn, voornamelijk zaden en vruchten, maar ook wel andere bloemdelen en vegetatieve resten. Maritieme archeologie Maritieme archeologie omvat de scheepsarcheologie op het droge en de onderwater archeologie, waarbij soms ook sprake kan zijn van onder water gelegen nietscheepsarcheologische resten. Materiaal Omvat alle voorwerpen die ten behoeve van nader onderzoek en/of opslag in zijn geheel of gedeeltelijk aan de ondergrond zijn onttrokken, alsmede monsters. Binnen dit begrip kunnen drie categorieën onderscheiden worden: 1) Materiaal algemeen Vondsten in de klassieke zin van het woord, bijvoorbeeld aardewerk, metaal, glas, natuursteen enz. 2) Materiaal kwetsbaar: Kwetsbare vondsten zijn vondsten van organisch materiaal (textiel, leer, hout), maar soms ook metaal en glas. Onder kwetsbare wordt verstaan dat de stabiliteit en de conditie van het materiaal zonder het nemen van maatregelen niet gegarandeerd is. 3) Materiaal complex: Complexe vondsten zijn vondsten die hetzij in context gelicht moeten worden, hetzij door hun omvang niet in hun geheel gelicht kunnen worden maar alleen in onderdelen, bijvoorbeeld een compleet skelet of een vaartuig. Monsters: Monsters vallen vanwege hun aard altijd in de categorie materiaal kwetsbaar en/of complex. Materiaalcategorie Vondsten die gemaakt zijn van hetzelfde materiaal (zoals keramiek, metaal, organische materialen, glas, wandschilderingen). Materiaalgroep Zie: Materiaalcategorie. Materiaalspecialist Specialist met afgeronde academische opleiding die een (→) materiaalcategorie bestudeert die meestal aan een bepaalde archeologische periode gebonden is (→ beroepsregister, → periodespecialist). Meetlijn Een direct van de hoofdmeetlijn afgeleide meetlijn in een onderzoekseenheid (opgravingsput), waarvanuit de metingen worden genomen zolang de onderzoekseenheid in bewerking is. Meetlijnen lopen parallel aan, of staan haaks op de hoofdmeetlijn. Meetpuntenkaart Een kaart waarop (hoogte) meetpunten met hun waarden zijn weergegeven. Metagegevens Informatie over alle op een gegevensdrager opgeslagen digitale bestanden, zoals de bestandsnaam, het bestandstype etc. Vergelijkbaar met catalogusgegevens over boeken.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 9 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Monitoring Het meten van de fysieke conditie van een monument op bepaalde, vooraf vastgestelde aspecten met daartoe geëigende middelen en gedurende een afgesproken periode, met als doel inzicht te verwerven in de effectiviteit van de getroffen maatregelen. Monitoring is wetenschappelijk onderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg. Monster Een deel cq. representatieve hoeveelheid van een voorwerp of sediment dat ten behoeve van nader onderzoek en/of opslag wordt geborgen. Monsterlijst Een eventueel apart van de vondstenlijst te gebruiken registratie voor monsters. Deze lijst is verder identiek aan de vondstenlijst. Monument Algemene term, in de archeologische monumentenzorg meestal synoniem voor (→) vindplaats. Met de term monument wordt dus niét uitsluitend bedoeld dat er sprake is van (→) wettelijke bescherming. In de Monumentenwet 1988 is de term monument tevens van toepassing op een (→) vondst en op een gebouw. Criterium is, dat het om een ‘vervaardigde zaak’ moet gaan van tenminste 50 jaar oud. NAP Normaal Amsterdams Peil (=officieel peilmerk) NDC-B Nationaal DuikCertificaat-B NEN Nederlandse Norm NISA Nederlands Instituut voor Scheeps en Onderwaterarcheologie NOA Zie Nationale Onderzoeksagenda Archeologie NNI Nederlands Normalisatie Instituut (nu: NEN) NVvA Nederlandse Vereniging van Archeologen NWO Nederlandse Wetenschappelijke Organisatie Nationale Onderzoeksagenda Archeologie De NOA geeft richting aan het archeologisch onderzoek en is een gemeenschappelijk product van het hele archeologisch veld (ROB, Universiteiten, Bedrijfsleven, Gemeentelijke archeologen). De agenda is van belang bij de coördinatie van onderzoek, de selectie en waardering van vindplaatsen en het opstellen van (→) Programma’s van Eisen. Niet-archeologisch specialist De niet-archeologisch specialist is deskundig op een bepaald gebied. De hulp van de specialist dient ingeroepen te worden, als dat in verband met bepaalde werkzaamheden noodzakelijk is. Niveau Een niveau refereert aan een herkenbaar (oud) oppervlak, zoals een loopniveau of een erosieniveau. Noodopgraving Opgraving (→) veroorzaakt door de uitvoering van werken met als doel het zo goed mogelijk documenteren van aanwezige informatie zonder voorafgaand Programma van Eisen (→) en ontwerp (→). OCW Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ODA/ODIF Open Document Architecture/ Open Document Interchange Format OS Afkoring voor specificatie Opgraven Onderaannemer De uitvoerder van een archeologisch werk in opdracht van een aannemer (→) die het contract heeft met de opdrachtgever (→). Onderwater archeologie Het onderdeel van de maritieme archeologie dat qua uitvoering totaal verschilt van de land- en droge scheepsarcheologie, maar wetenschappelijk inhoudelijk (o.a. qua uitwerking) overeenkomsten vertoont met de droge scheepsarcheologie. Wat betreft de nietscheepsarcheologische aspecten van de onderwater archeologie, is de inzet vooral technisch; de uitwerking van de verzamelde gegevens komt wel overeen met de landarcheologie en hoeft dus niet uitsluitend door een scheepsarcheoloog plaats te vinden. In de specificaties wordt op het laatste dan ook niet separaat ingegaan. Onderzoeksgebied Het geografische gebied waarop het onderzoek betrekking heeft (→ plangebied). Onderzoeksmelding Zie Artikel 41 melding
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 10 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Onderzoeksmeldingsnummer ROB-benaming voor het landelijke registratienummer uitgegeven door het Centraal Informatiesysteem na een Artikel 41 melding (= ARCHIS-nummer/CIS-code). Dit nummer dient op alle vondsten en documentatiemateriaal vermeld te worden. Ontwerp Plan waarin staat aangegeven op welke manier aan het Programma van Eisen (→) zal worden voldaan. Een goedgekeurd ontwerp kan omgezet worden in een bestek (→) of een gespecificeerde werkomschrijving (→ Plan van Aanpak). Ontwerper Archeoloog of civiel technicus die gespecialiseerd is in het maken van een ontwerp. Opdrachtgever Persoon of instantie in wiens opdracht werk wordt uitgevoerd in het kader van de archeologische monumentenzorg (→). Voor de aannemer (→) is dit de initiatiefnemer (→) van het plan, die op basis van een vergunning verplicht is tot het laten uitvoeren van archeologische werkzaamheden. Voor de onderaannemer (→) is dit de aannemer. Opdrachtnemer Zie: Aannemer, Uitvoerder. Opgraven/ Opgraving De ontsluiting van een vindplaats (→) met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen (→) verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingsput Afzonderlijke werkeenheid binnen een opgraving. Opleveringsrapportage Rapport waarin bevindingen bij oplevering worden vastgelegd. Opgravingsvlak Kunstmatig niveau waarop grondsporen (→) worden waargenomen, geïnterpreteerd en getekend. Oppervlaktekartering Karteringsmethode waarbij aan de hand van vondsten (→) aan het oppervlak vindplaatsen (→) worden gelokaliseerd. Hiertoe worden met name akkerbouwpercelen (in verband met de vondstzichtbaarheid) in raaien met een regelmatige tussenafstand belopen, waarbij het oppervlak op vondsten wordt geïnspecteerd. Overzichtstekening Een tekening betreffende het gehele, of een groot deel van het opgravingsterrein (→). Hieronder vallen onder meer: de topografische situatiekaart, de allesporenkaart (→), de geo(morfo)logische kaart, de hoogtelijnenkaart, de veld-/detailkarteringskaart, de boorpuntenkaart, de putten- en meetlijnenkaart. PDF Portable Document Format PS Afkoring voor specificatie Programma van Eisen PvA Zie. Plan van Aanpak PvE Zie. Programma van Eisen Passiveren Het stoppen van actieve corrosieprocessen. Periode Bepaalde chronologische fase in de (voor)geschiedenis. Tijdperk dat zich duidelijk onderscheidt van andere tijdperken als gevolg van typerende elementen en/ of evolutionair verloop. Periodespecialist Specialist met afgeronde academische opleiding in de archeologie die een bepaalde archeologische periode bestudeert (→ beroepsregister). Plangebied Het gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen (→ onderzoeksgebied). Planologische bescherming Planologische bescherming wordt geboden door het terrein met archeologische waarde (→) een archeologische bestemming of medebestemming in een bestemmingsplan te geven en door in de voorschriften een beperkingsgebied (→) op te nemen. Plan van Aanpak Een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen (→) en/of het ontwerp (→) te voldoen en de uitwerking hiervan in voorstellen voor een werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen en/ of ontwerp geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden. Potentiekaart Een verwachtingskaart gecombineerd met gegevens over de (verwachte) conserveringstoestand van archeologische vindplaatsen en over verstoringen en afdekkingen (→ basiskaart, → verwachtingskaart, → IKAW, → beleidskaart).
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 11 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Primaire veldtekening Een tekening van een direct in het veld opgemeten en getekend fenomeen. Hieronder vallen onder meer: vlaktekening (van een niveau binnen een opgravingseenheid of -put, al dan niet gecombineerd met doorsneden (coupes) door sporen, of tekeningen van opstanden, zoals muren), profieltekening (van een of meer wanden van een opgravingseenheid of -put), detailtekening van sporen, coupes, vondsten in situ e.d. (→ secundaire veldtekening). Proefonderzoek Opgraving van beperkte omvang op een of meerdere locaties binnen een vindplaats (proefput) dan wel in de vorm van een of meerdere sleuven (proefsleuf) om nadere gegevens te verzamelen over aard, omvang, diepteligging e.d. van de grondsporen, waarbij de grondsporen zo veel mogelijk intact worden gelaten. Proefonderzoek kan noodzakelijk zijn in het kader van een inventariserend veldonderzoek (→), maar dient met name ter voorbereiding van de opgraving (→). Proefput Zie: proefonderzoek. Proefsleuf Zie: proefonderzoek. Profiel Verticale wand in een opgravingsput, proefput, of proefsleuf. In het profiel zijn stratigrafische lagen zichtbaar die van belang zijn voor de relatieve datering. Programma van eisen (PvE) Door een blijkens het beroepsregister (→) daartoe gekwalificeerd archeoloog opgestelde kennisgeving van het bevoegd gezag (→) aan de initiatiefnemer (→) en eventueel de beoogde uitvoerder, gebaseerd op het selectiebesluit (→). Het PvE kan een publiekrechtelijk voorgeschreven document en is ook een document dat in het economische verkeer een functie heeft. Op basis daarvan worden onderzoeksopdrachten aanbesteed. In het PvE wordt vastgelegd waaraan archeologische veldprojecten moeten voldoen. De formulering van de inhoudelijke vraagstelling (wat er moet gebeuren) en aanwijzingen voor de praktische uitvoering (hoe het moet gebeuren). Het opstellen en het uitvoeren van het PvE mag niet in één hand belegd zijn, tenzij het PvE is goedgekeurd door het bevoegd gezag. Het PvE geeft de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden (→) van de vindplaats (→) en formuleert de daaruit af te leiden eisen met betrekking tot het uit te voeren werk. Nadat het PvE is opgesteld kan het zijn dat nieuwe feiten en gewijzigde inzichten leiden tot een wijziging van de onderzoeksopzet (incl. uitwerking, conservering). Dit kan het geval zijn tijdens en na afronding van het veldwerk. Voor dergelijke beslissingen is akkoord nodig van het bevoegd gezag die het PvE heeft vastgesteld. Projectleider Een universitair opgeleid senior archeoloog met ervaring in het uitvoeren en leiden van veldwerk en het waarnemen en interpreteren van grondsporen (→ beroepsregister). Prospectie Systematische opsporing van archeologische waarden door middel van non-destructieve methoden en technieken (→ veldinventarisatie). Protocol van overdracht Document waarin wordt beschreven of, en zo niet, in hoeverre, de partijen van overdracht aan de voorwaarden hebben voldaan zoals gesteld voor de overdracht van archeologische vondsten en begeleidende documentatie. Indien aan alle voorwaarden wordt voldaan dan kan hiernaar verwezen worden. Afwijkingen van de gestelde normen worden in het protocol vastgelegd Puntlocatie Locatiebepaling door verwijzing naar een coördinatensysteem. Hierbij worden objecten vastgelegd op een x- en y- coördinaat. Puntlocatie (3D-) Locatiebepaling door verwijzing naar een x-, een y- en een z-coördinaat. Putten- en meetlijnenkaart Overzichtstekening waarop alle landmeetgegevens en de ligging en begrenzingen van onderzoekseenheden (putten) zijn weergegeven. ROB Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek RPA Register of Professional Archaeologists (beroepsvereniging USA) RS Afkoring voor specificatie Registreren Randzone Gebied rond monument, waarbij geen juridische beperkingen zijn opgelegd. Reconstrueren Het herstellen van de fysieke toestand van een monument (→) tot een bekende of vermoede vroegere staat en verschilt van restaureren (→) door de introductie van nieuw materiaal. Registeren Het op centraal niveau digitaal vastleggen van gegevens noodzakelijk voor uitvoeringswerkzaamheden in de AMZ (→ centraal informatiesysteem).
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 12 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Remote sensing Verzamelnaam voor technieken waarmee archeologische waarden van afstand, zonder ingreep in de bodem kunnen worden opgespoord, zoals luchtfotografie en weerstandsmeting (→ prospectie). Representatitiveit De mate waarin een bepaald type vindplaats typerend is voor een periode dan wel een gebied (→ waardering). Restaureren Het herstellen van de fysieke toestand van een monument (→) tot een bekende, vroegere staat door het verwijderen van toevoegingen en/of het terugbrengen van bestaande componenten zonder de introductie van nieuw materiaal (→ reconstrueren). Reversibiliteit De mate waarin een behandeling, die aan een object wordt uitgevoerd, ongedaan gemaakt kan worden. Het streven is altijd naar maximale reversibiliteit. Revisierapport Het op tekening en/of schrift vastleggen van de gerealiseerde werkzaamheden, waar deze afwijken van de in het uitvoeringsplan aangegeven bepalingen en maatvoeringen. SAI Standaard Archeologische Inventarisatie; voormalige aanduiding voor het gestandaardiseerd bureauonderzoek (→ bureauonderzoek). SGML Standardized General Markup Language SNA Stichting voor de Nederlandse Archeologie SPDL Standard Page Description Language Specs. Afkorting voor specificaties SQL Standard Query Language STEP Standard for The Exchange of Product data Scannen Uitwerkingswijze waarbij de kwantiteit en kwaliteit van de monsters worden bepaald. Schaven met de machine Het verwijderen van een dunne laag grond met behulp van een graafmachine, zodat een optimaal leesbaar vlak of profiel ontstaat. Schaven met de schop Het verwijderen van een dunne laag grond met behulp van een schop, zodat een optimaal leesbaar vlak of profiel ontstaat. Schoonheid Schoonheid is de esthetisch-landschappelijke waarde van een archeologisch monument, die vooral in zichtbaarheid tot uiting komt (→ waardering). Schouwen Het visueel - of met eenvoudige hulpmiddelen – volgen van de conditie van een monument gedurende de beheerperiode (→ inspectie). Secundaire veldtekening Een tekening die afgeleid wordt van een overzichtstekening, of primaire veldtekening voor analyse of synthese doeleinden. Hieronder vallen onder meer de → allesporenkaart, de periodekaart, de compilatie, de reconstructietekening, de gedigitaliseerde veldtekening. Selectie Het stellen van nadere prioriteiten en maken van keuzes door het bevoegd gezag (→) op basis van een selectieadvies (→). Selectieadvies Schriftelijk advies aan het bevoegd gezag. Hierin wordt geadviseerd over de → behoudenswaardigheid van één of meer → vindplaatsen aan de hand van de opgestelde waardering en criteria die gesteld zijn in het archeologische beleid van de betrokken overheid (→ selectie, → bevoegd gezag, → archeologisch beleid, → waardering). Selectiebesluit Een gemotiveerd besluit van het bevoegd gezag tot het al dan niet behouden van een bepaalde (→) archeologische waarde, meestal in het kader van een RO-besluit. Het besluit leidt tot het al dan niet, of onder voorwaarden, verlenen van een vergunning. Selectie materiaal Selectie van → geanalyseerd materiaal gebaseerd op een → waardering. De selectie dient schriftelijk toegelicht te worden en onderbouwd door adviezen van specialisten. Het kan gaan om de selectie van het deel dat bewaard moet blijven en van het te conserveren materiaal. Selectierapport Verslag van de keuzes bij → selectie materiaal en → conservering. Site Een plaats waar in het verleden menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 13 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Site identificatie code Unieke combinatie van cijfers en letters waarmee een opgraving wordt aangeduid. In tegenstelling tot de CIS-code is deze optioneel. De Site Identificatie Code kan naast de CIS-code gebruikt worden, maar deze niet vervangen. Specificatie Een omschrijving van de eigenschappen van een product en van de daaraan te stellen eisen, dan wel een omschrijving van de stappen in een proces in een voorgeschreven volgorde en van de daarbij benodigde middelen. Spoor Een (grond)spoor is een ruimtelijk duidelijk begrensbaar verschijnsel van antropogene oorsprong (bijvoorbeeld een paalkuil, lijksilhouet of muur) of natuurlijke oorsprong (bijvoorbeeld een boomval). Binnen een spoor kunnen verschillende, duidelijk te onderscheiden eenheden voorkomen. Spoorlocatie Locatiebepaling door verwijzing naar een spoornummer. Hierbij worden voorwerpen per vulling van een spoor, laag of horizont verzameld en geregistreerd. Spoornummer Het spoornummer dient ter identificatie van een grondspoor (spoor, laag, horizont, niveau). Aan sporen wordt altijd een spoornummer toegekend. Sporenformulier Dit analoge formulier wordt tijdens het veldwerk bijgehouden en bevat informatie over alle in het veld herkende sporen en spoornummers. Sporenlijst vat de gegevens van diverse formulieren samen. In de sporenlijst is informatie over alle spoornummers opgenomen. Dit is meestal een digitale uitdraai die pas na het veldwerk wordt aangemaakt. Standaardrapport (= basisrapportage) Schriftelijk rapport over een opgraving waarin de informatie wordt weergegeven en geïnterpreteerd conform de specificaties. De basisgegevens dienen zodanig (controleerbaar) te worden gepresenteerd dat verder wetenschappelijk onderzoek kan worden uitgevoerd. Het rapport dient tevens in digitale vorm, inclusief complete basisregistratie (→), aangeleverd te worden. Stratigrafie Opeenvolging van lagen in de bodem. Structuur Een structuur bestaat uit meerdere met elkaar in ruimte en tijd, en in functioneel opzicht samenhangende sporen (→). Synthese Analyse en presentatie van het verrichte onderzoek in een geïntegreerd verband (het integreren van de deelrapporten). Niét bedoeld wordt hier de bredere betekenis van wetenschappelijke synthese en interpretatie, die buiten het kwaliteitsstelsel valt. TIFF Zie. Tagged Interchange File Tagged Interchange File Format Een industriële standaard voor het rasteren van data. TIFF wordt gebruikt voor het gecomprimeerd of niet-gecomprimeerd opslaan van afbeeldingen. TIFF ondersteunt zwart-wit, grijstinten en kleuren afbeeldingen. Technische complexiteit De complexiteit van een opgraving in technische zin wordt bepaald door een drietal factoren: stratigrafie, in te zetten technische hulpmiddelen en kennis daarover, vondstdichtheid en variatie (→ complexiteit). Tekenfolie Een tekeningdrager van kunststof die voldoet aan de gestelde voorwaarden, ook wel tekenfilm genoemd. Tekeningenlijst Registratieformulier (analoog, digitaal) waarin de informatie van de tekeningidentificatie van alle veldtekeningen is opgenomen. Tekeningidentificatie Informatie die op iedere (veld)tekening aanwezig moet zijn. Tekeninglegenda Verklaring van gebruikte symbolen en kleuren. Terreinbeheerder De terreinbeheerder houdt toezicht, beheert het terrein en maakt toegankelijkheid voor beheer mogelijk. Toekomstig gebruik Toekomstige situatie van het grondgebruik, voor zover van belang voor de keuze van de onderzoeksstrategie (→ bureauonderzoek). Transitodepot Een magazijn voor de tijdelijke bewaring van vondsten (verpakt in dozen of op pallets) ten behoeve van de uitwerking van het materiaal (→ tijdelijke opslag). Troffelen Het met behulp van troffel verwijderen van grond.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 14 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Tijdelijke opslag Het gedurende een beperkte periode, maximaal 2 jaar, opslaan van materiaal voorafgaand aan deponering volgens de vastgestelde richtlijnen (→ transitodepot). Type monument Vindplaats (→) van een bepaalde aard zoals een nederzetting, grafveld etc. (→ monument). Typologie Systematische chronologische en/of morfologische indeling van artefacten in kenmerkende grondvormen. Uitvoerder De aannemer (→), of de onderaannemer (→). In het kader van de archeologische monumentenzorg (→) is dit de (bevoegde) persoon of instelling die archeologisch werk uitvoert in opdracht van derden. Uitvoeringsprocedure Een uitvoeringsprocedure beschrijft de relatie tussen opdrachtgever, civiel aannemer en archeologische actoren met betrekking tot archeologische begeleiding, vastgelegd in tekst en eventueel stroomdiagram. Uitwerkingsplan Plan van Aanpak (→) voor de uitwerking van een opgraving (→), opgesteld of bijgesteld op basis van de evaluatie (→). VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten VS Afkoring voor specificatie inventariserend Veldonderzoek Vast NAP-punt Een van een officieel peilmerk afgeleid punt in het onderzoeksgebied dat dient als uitgangsmeetpunt voor hoogtebepalingen. Vegetatiehorizont Begroeiingslaag in klei, herkenbaar aan een relatief donkere kleur, waarschijnlijk ontstaan tijdens een stilstandsfase in de opslibbing. De horizont representeert een voormalig loopniveau. Een laklaag is een zeer sterk ontwikkelde donkere vegetatiehorizont die glimt vanwege het hoge organische stofgehalte. Veiligheidsplan Het veiligheidsplan (→) en beschrijft hoe aan de veiligheidsbepalingen zal worden voldaan. Veldarcheoloog Een universitair opgeleid persoon met ervaring in het uitvoeren en leiden van veldwerk en het waarnemen en interpreteren van grondsporen. De veldarcheoloog heeft dezelfde basisopleiding, maar doorgaans minder ervaring dan de projectleider (→). In de praktijk heeft een veldarcheoloog vaak de dagelijkse leiding over een opgraving of deel daarvan (→ beroepsregister). Veldinventarisatie Zie: inventariserend veldonderzoek. Veldkartering Verzamelnaam voor de verschillende karteringsmethoden. Veldteam Groep van personen betrokken bij de uitvoering van archeologisch onderzoek, waarvan de samenstelling gebaseerd is op het programma van eisen (→) en op de complexiteit (→) van de opgraving. Veldtechnicus Een persoon met minimaal een vak- of praktijkopleiding die bevoegd is tot en belast met het uitvoeren van alle voorkomende opgravingswerkzaamheden inclusief het inmeten en optekenen van sporen en vrijleggen en documenteren van vondsten (→ beroepsregister). Veroorzaker De initiatiefnemer (→) van een bodemverstorende activiteit die een vergunning aanvraagt. Verstoring Aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring. Verwachtingskaart Een kaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering en mate van voorkomen van nog onbekende vindplaatsen zijn weergegeven in termen van vlakken en zones (→ potentiekaart, → basiskaart, → IKAW, → archeologische beleidskaart). Verwerken Alle activiteiten (o.a. wassen en nummeren) die het voor het onderzoek geschikt maken van vondsten tot doel hebben. Verzamelen Het tijdens het veldwerk verzamelen van vondsten tot en met de tijdelijke opslag op de opgraving.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 15 VAN 16
KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE
2005
Vindplaats Een ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt (→ monument, → type monument, → aard archeologische waarde, → archeologische indicatie). Vlaklocatie Een vlaklocatie bestaat uit een vlaknummer (nummer van het vlak dat is verdiept). Vondst Alle soorten mobilia: roerende of roerend geraakte onderdelen van onroerende goederen afkomstig van archeologisch veldwerk of uit bestaande collecties. Vondstcomplex Verzameling van alle vondsten uit één archeologische context. Vondstenlijst Registratie van vondsten. Vondstkaartje Een bij archeologische vondsten bijgevoegd kaartje waarop de administratieve gegevens van de betreffende vondst staan, aan de hand waarvan deze gerelateerd kan worden aan plaats van herkomst en vondstnummer. Vondstnummer Een uniek nummer dat aan een vondst of monster wordt toegekend. Voortraject Het uitvoeringsproces, leidende tot voldoende gegevens om een selectiebesluit (→) aangaande de betreffende archeologische waarde (→) te kunnen nemen. Het voortraject bestaat uit een bureauonderzoek (→) en (meestal) een inventariserend veldonderzoek (→). Vullingseenheid Een binnen een spoor op basis van kleur, substantie en insluitsels onderscheidbare eenheid. Waarderen Het bepalen van de kwaliteit van: het bodemarchief, van vondstmateriaal of van een monster. Het vaststellen van de kwaliteit van het bodemarchief geschiedt op basis van: - belevingsaspecten (zichtbaarheid en herinneringswaarde), - fysieke criteria (gaafheid en conservering); deze geven de mate aan waarin archeologische overblijfselen nog intact en in hun oorspronkelijke positie aanwezig zijn, - inhoudelijke criteria (zeldzaamheid, informatiewaarde, context- of ensemblewaarde en representativiteit). De waardering van een vindplaats of een groep van vindplaatsen leidt tot een uitspraak over de behoudenswaardigheid ervan en vormt de basis voor het selectieadvies.Na het verwerken van het vondstmateriaal kan dit worden gewaardeerd om een selectie te kunnen maken van materiaal dat voor deponering in aanmerking komt (→ selectie materiaal). Monsters worden gewaardeerd teneinde een indruk te krijgen van de diversiteit, kwantiteit en conservering van organische resten (→ scannen). Waardering Zie: Waarderen. Waarnemingsnummer Landelijk registratienummer, toegekend door het Centraal Informatiesysteem na een vondstmelding. Waterpassen De hoogte bepalen met behulp van een hoogte meetinstrument (waterpas of theololiet). Weekrapport Wekelijkse rapportage over de vorderingen van het veldwerk en de wetenschappelijke gedachtevorming over de opgegraven fenomenen. Tevens staat hierin hoe het onderzoek de daaropvolgende week zal worden voortgezet, de argumenten op basis waarvan keuzes gemaakt zijn of wordt afgeweken van de oorspronkelijke opzet of planning. Wettelijke bescherming De aanwijzing van archeologische monumenten op grond van de Monumentenwet 1988. Zeefmaaswijdte De te gebruiken zeefmaaswijdte bij het zeven en flotteren van grondmonsters is afhankelijk van de gewenste resolutie. Zeldzaamheid De mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied (→ waardering). Zeven Het door (een serie) zeven spoelen van grondmonsters teneinde klein archeologisch of botanisch materiaal te verkrijgen.
CVAK – KNA 2.2 _- BIJLAGE IV: VERKLARENDE WOORDENLIJST
PAGINA 16 VAN 16