Bijlage: De inzet van hulpmiddelen
Geert Teerling
Inleiding
In de zorg voor de neurologische patiënt maakt de neuroverpleegkundige gebruik van diverse hulpmiddelen die in de zorgverlening aan deze groep noodzakelijk zijn. Zo worden in het verpleegkundig proces diverse instrumenten gebruikt voor het vaststellen van de vitale parameters zoals temperatuur, bloeddruk, ademhaling en zuurstofsaturatie. Voor de bewaking van de patiënt worden diverse monitoren gebruikt waarop vitale parameters continu zichtbaar of opvraagbaar zijn. In de verzorging van de patiënt worden speciale bedden, matrassen, glijplanken, liften, douchestoelen, douchezitjes, in hoogte verstelbare wastafels en toiletten en speciale douchebrancards gebruikt om het functioneren van de patiënt en het werk van de verpleegkundige te faciliteren. In dit hoofdstuk over hulpmiddelen worden echter niet direct de hulpmiddelen van een verpleegafdeling bedoeld. Deze hulpmiddelen zijn erg divers en contextspecifiek en mede afhankelijk van het budget van een instelling. In deze bijlage wordt naar de inzet van hulpmiddelen gekeken vanuit het perspectief van de patiënt. Het gaat daarbij meer over de wijze waaróp de hulpmiddelen worden ingezet bij patiënten die aan onze zorg worden toevertrouwd. Wanneer wordt in welke setting nu welk instrument ingezet? Is dat gebaseerd op een probleem van de patiënt die we moeten verzorgen, wordt het gekozen omdat het de zorgverlening voor de verpleegkundige vergemakkelijkt, of is het om arbo-technische redenen verplicht in de instelling?
Hulpmiddelen voor mensen met functioneringsproblemen De Procesbeschrijving Hulpmiddelenzorg
In de International Classification of Functioning (ICF) is een apart onderdeel ingericht voor hulpmiddelen voor mensen met functioneringsproblemen. Er
P. van Keeken et al. (Red.), Zorg rondom neurologie, DOI 10.1007/978-90-313-6551-7, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
340
Zorg rondom neurologie
is een procesbeschrijving opgesteld voor hulpmiddelenzorg die uitgaat van het perspectief van de patiënt. De procesbeschrijving brengt de gehele keten van activiteiten in de hulpmiddelenzorg in beeld en beschrijft het proces van het signaleren van een probleem tot aan de evaluatie van het gebruik van het geleverde hulpmiddel. Daarnaast zijn de activiteiten om te komen tot het leveren van een hulpmiddel uitgewerkt in acties voor een patiënt en voor een hulpverlener. Per activiteit is weergegeven binnen welke kaders kan worden gewerkt. Het doel van een dergelijke procesbeschrijving is, zoals bij de ICF als geheel, de eenheid van taal om een zo goed mogelijke communicatie en informatie-uitwisseling tussen partijen te bewerkstelligen. De procesbeschrijving creëert eenheid van taal en geeft daarmee professionals en patiënten een leidraad voor een uniforme informatie-uitwisseling over hulpmiddelenzorg. De procesbeschrijving is bedoeld voor iedereen die te maken krijgt met het opstellen en uitdragen van hulpmiddelenzorg en is van belang in alle situaties waarbij hulpmiddelen worden ingezet. Zo kan de procesbeschrijving eveneens gebruikt worden voor het opstellen van protocollen, voor regelgeving en voor het opstellen van bijvoorbeeld verpleegkundige richtlijnen bij transfers en/of verplaatsingen. Tevens kan de procesbeschrijving gebruikt worden bij het opstellen van de aanvraagformulieren en foldermateriaal voor patiënten, dan wel voor het opstellen van scholingsmodules of trainingsmateriaal. De procesbeschrijving gezien vanuit het perspectief van de patiënt volgt de volgende stappen: 1 Ik heb een probleem met mijn gezondheid en/of functioneren. 2 Dit is mijn zorgvraag. 3 Ik heb wel/niet een hulpmiddel nodig en ik weet welk(e) hulpmiddel(en) dat is (zijn). 4 Aan deze eisen moet mijn hulpmiddel voldoen (koppeling tussen verwachtingen en productkenmerken). 5 Dit is de beste keus voor mij; het hulpmiddel is aan mij geleverd en ik begrijp hoe ik het moet gebruiken. 6 Ik gebruik het hulpmiddel. 7 Het hulpmiddel doet wat het voor mij moet doen. Ik ben in staat om problemen tijdig te onderkennen. Vanuit dit perspectief worden diverse acties van de patiënt gevraagd: bijvoorbeeld om het probleem beter te omschrijven dan wel duidelijk te krijgen wat het probleem precies is. Wanneer de patiënt zelf in staat is om deze vragen te beantwoorden, is het aan de zorgverlener om actie te ondernemen zodat er per item een uitkomst voor de patiënt is. Bijvoorbeeld: Als de patiënt het probleem van een functie onderkent, bijvoorbeeld het zich verplaatsen van a naar b, zal hij gaan zoeken naar een oplossing. Aangezien hij niet alle informatie over hulpmiddelen heeft, zal hij bij een zorgverlener/zorgdeskundige te rade gaan. Die zorgverlener zal samen met hem het probleem gaan benoemen en zal voorlichting geven over
Bijlage: De inzet van hulpmiddelen
de wijze waarop het probleem kan worden verholpen. De patiënt kan zich op basis van de informatie van de zorgverlener realiseren dat hij een probleem heeft met het zich verplaatsen van a naar b en weet welke route hij kan volgen om het op te lossen. De acute fase
In de neurologische zorgverlening is de context waarin de patiënt zich bevindt medebepalend voor de acties van de patiënt en de acties van de zorgverlener/zorgdeskundige. In de acute fase zal de zorgverlener voornamelijk voor de patiënt moeten besluiten welke hulpmiddelen nodig zijn voor het oplossen van een probleem. De systematiek om te komen tot het leveren van een hulpmiddel als bijvoorbeeld een tillift zal op dezelfde wijze kunnen plaatsvinden, alleen zal de patiënt hierbij minder betrokken zijn of worden. De revalidatiefase
Met de procesbeschrijving in de hand kan de neuroverpleegkundige, als zorgverlener in de revalidatiefase, zoveel mogelijk in samenspraak met de patiënt het verpleegkundig proces volgen en ook ten aanzien van hulpmiddelen behandeldoelen vaststellen. De neuroverpleegkundige kan vaststellen of het hulpmiddel tillift gebruikt moet worden omdat er anders bij een transfer te veel van een patiënt gevraagd wordt. Daarmee wordt voorkomen dat de patiënt te vermoeid raakt voor andere acties zoals eten, een ADL-training of toiletgang. Of de keuze kan vallen op een glijplank omdat die het maken van transfers vergemakkelijkt zonder dat het te veel energie kost. Het is aan de neuroverpleegkundige om na te gaan welk beoogd functioneren geformuleerd moet worden op basis van wat de patiënt wil, kan en – vanuit het perspectief van de zorgverlener – mag. De chronische fase
Voor de neuroverpleegkundige met een patiënt in de chronische fase is de procesbeschrijving een hulpmiddel om ook weer samen met die patiënt na te gaan welke hulpmiddelen het zelfstandig functioneren kunnen bevorderen. De patiënt zal op basis van de informatie van de verpleegkundige kennis kunnen nemen van de verschillende mogelijkheden en onmogelijkheden en een programma van eisen opstellen dat voorgelegd kan worden aan de instelling die het hulpmiddel kan leveren. Procesbeschrijving en ISO 9999
Door gebruik van de procesbeschrijving en de elektronisch beschikbare classificatie van hulpmiddelen vanuit ISO 9999 kan zowel de patiënt als de zorgdeskundige de juiste hulpmiddelen inzetten op het juiste moment. Het proces geeft richting aan een koppeling tussen ‘mensgerelateerd beoogd gebruik’ en ‘productgerelateerd beoogd gebruik’.
341
342
Zorg rondom neurologie
ISO 9999 bevat een classificatiesysteem van hulpmiddelen voor mensen met functioneringsproblemen. De classificatie is gerelateerd aan de classificatie van de WHO-Family of International Classifications. In ISO 9999 worden hulpmiddelen (inclusief software) geclassificeerd naar hun functie. De classificatie bestaat uit drie hiërarchische niveaus en de codes bestaan uit drie groepen met elk twee getallen. In de classificatie worden voor elk niveau codes, titels, toelichtingen, inclusies, exclusies en referenties gegeven (NEN Mediscope nr.3/2007). ISO 9999 is bedoeld om de onderlinge communicatie te bevorderen over ge- en verbruik van hulpmiddelen voor gehandicapten en ouderen. Het gaat hierbij vooral om het toepassen van de classificatie binnen informatiesystemen over hulpmiddelen, in het kader van het verstrekken van hulpmiddelen vanuit sociale en gezondheidsregelingen, voor de registratie en administratie van hulpmiddelen en vele andere aspecten van hulpmiddelen voor mensen met een handicap. Zowel de ontwikkelaars, leveranciers en verstrekkers als de gebruikers hebben hiermee de beschikking over een gestructureerd overzicht van technische hulpmiddelen.
ICF ICPC, ICD-9/10, DSM IV, WGBO
Cliq/ISO 9999
Zorgplan probleem
zorgvraag
oplossingsrichting
Human related intended use Wensen en mogelijkheden van de gebruiker
progr. van eisen
selectie
levering
gebruik
evaluatie
Product related intended use Eigenschappen van een hulpmiddel
Figuur 1 Procesbeschrijving Hulpmiddelenzorg is de basis voor Cliq.
Informatieve websites
Op de website www.nictiz.nl/ is onder ‘standaardisatie’ een verfijning van de ISO 9999 te vinden, genaamd Cliq. De Cliq-classificatie voegt drie niveaus toe aan de ISO 9999, onder andere gebruikmakend van de Nederlandse vertaling van de ICF. In de Cliq-classificatie wordt de individuele zorgvraag centraal
Bijlage: De inzet van hulpmiddelen
gesteld. Cliq legt namelijk de koppeling tussen de eigenschappen van een hulpmiddel enerzijds en de wensen en mogelijkheden van de toekomstige gebruiker anderzijds, zoals beschreven in de Procesbeschrijving Hulpmiddelenzorg die door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) in samenwerking met het veld is opgesteld (www.nvvs.nl). Op de website www.handy-wijzer.nl staan diverse hulpmiddelen, geclassificeerd volgens de indeling van de ICF, die ingezet kunnen worden in de zorgverlening aan patiënten met een neurologische aandoening, of in de chronische fase gebruikt kunnen worden door de patiënten zelf. Ook staan op deze website verwijzingen naar wet- en regelgeving, bedrijven en organisaties.
Literatuur Technische hulpmiddelen voor personen met een handicap. Classificatie en terminologie. NEN Mediscope nr.3/2007. Delft: Nederlands Normalisatie-Instituut, 2007.
343
Over de redactie
Drs. Paul van Keeken (1956) is als verplegingswetenschapper verbonden aan het Nijmeegs Kenniscentrum Neurorevalidatie van het UMC St Radboud. Hij werkt sinds 1980 in diverse functies in de neuroverpleging met neurorevalidatie als expertise. Hij is gastdocent bij diverse instituten en opleidingen, is vicevoorzitter van de vereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, afdeling Neuro & Revalidatie, en is voorzitter van de European Association of Neuroscience Nurses (EANN). Relevante publicaties van zijn hand verschenen er op het gebied van neurorevalidatie, slikstoornissen bij volwassenen en NeuroBlend (waaronder het Europese Competentieprofiel). Drs. Berna Rood (1966) werkt als verpleegkundig expert en gezondheidswetenschapper bij het Nijmeegs Kenniscentrum Neurorevalidatie en de afdeling neurologie van het UMC St Radboud. Berna werkt sinds 1990 met neurologische patiënten, met als specifiek aandachtsgebied de neurorevalidatie zowel in het ziekenhuis als het verpleeghuis. Ze is docent neurorevalidatie bij diverse instituten en opleidingen. Er staan diverse publicaties op haar naam op het gebied van CVA, cognitie, slikstoornissen bij volwassenen en neurorevalidatie. Dr. J.C. (Hanna) van Hemert-van der Poel (1960) volgde haar opleiding tot neuroloog in het AMC te Amsterdam (voltooid 1994) en was werkzaam als vrijgevestigd neuroloog in het Gelre Ziekenhuis te Zutphen van 1996 tot 2003, gevolgd door verdere specialisatie in de epilepsiezorg en slaapgeneeskunde bij Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) te Zwolle. Daarnaast is zij sinds 1997 werkzaam als consulent neurologie bij Winnock BV, een multidisciplinair re-integratiecentrum voor mensen met chronische klachten. Marria Wester (1955) werkt als freelance verpleegkundig docent voor het Nijmeegs Kenniscentrum Neurorevalidatie van het UMC St Radboud en voor het Netwerk Palliatieve Zorg ’s-Hertogenbosch-Bommelerwaard, Oss, UdenVeghel. Zij heeft haar expertise op het gebied van de neuroverpleegkunde
P. van Keeken et al. (Red.), Zorg rondom neurologie, DOI 10.1007/978-90-313-6551-7, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
346
Zorg rondom neurologie
ontwikkeld tijdens de 15 jaar dat zij als cursusdocent werkte voor de vervolgopleiding neuroverpleegkunde in Vught. Zij heeft een bestuursfunctie bij Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, afdeling Neuro en Revalidatie, waar zij zich inzet voor de ontwikkeling van onderwijs en de erkenning van de verpleegkundige neurologieopleiding. Prof. dr. Jan B. M. Kuks (1955) is neuroloog op het Universitair Medisch Centrum in Groningen met bijzondere aandacht voor neuromusculaire aandoeningen. Zijn expertise betreft vooral myasthenie. Daarnaast is hij in deeltijd werkzaam op het onderwijsinstituut van de medische faculteit in een leidende rol binnen het geneeskundecurriculum. Hij doceert aan de Hanzehogeschool in Groningen voor de opleidingen Physician Assistant en Advanced Nurse Practitioner en is ook betrokken bij de organisatie daarvan. Van zijn hand verschenen bij BSL het leerboek Klinische neurologie (voorheen: Oosterhuis), het Casusboek praktische neurologie en een boek over consultvoering. Drs. Henk C.W. Hoff (1944) is neuroloog en werkte tot zijn pensioen in het Kennemer Gasthuis te IJmuiden en Haarlem. Hij publiceerde diverse artikelen in vaktijdschriften, over halswervelfracturen na trauma capitis, de ziekte van Wernicke en over hypokaliëmische periodieke paralyse als enige uiting van hyperthyreoïdie.
Over de auteurs
Daphna Hoefnagel (1976) (MPA) is werkzaam als Physician Assistant bij de afdeling neurochirurgie van het Erasmus MC te Rotterdam. Sinds 2004 is zij werkzaam op deze afdeling. Ook geeft zij geregeld onderwijs aan intensivecare- en spoedeisendehulpverpleegkundigen. Tevens neemt zij deel aan klinisch-wetenschappelijk onderzoek. Drs. Marjan Hurkmans (1968) heeft gewerkt als neuroverpleegkundige binnen het revalidatiecentrum Tolbrug en op de afdeling neurologie van het UMC St Radboud. Na haar studie gezondheidswetenschappen is ze als adviseur aan de slag gegaan bij het Brabants Ondersteuningsinstituut Zorg (BOZ) voor het Brabants NAH (niet-aangeboren hersenletsel) Netwerk. Tussen 2004 en 2008 heeft ze voor Stichting Voorzieningen Lichamelijk Gehandicapten (VLG) gewerkt als NAH-coördinator. In die periode heeft ze het door haar bedachte concept ‘De Wandeling’ uitgewerkt en uitgevoerd. Sinds 2008 werkt Marjan als projectmanager voor het Zorgnetwerk Midden-Brabant en is ze coördinator van het NAH-netwerk Midden-Brabant. Drs. J.G. (Hanneke) Kalf (1961) is als logopedist en wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan de afdeling Revalidatie van het UMC St Radboud in Nijmegen. Zij heeft zich gespecialiseerd in neurologische stoornissen bij volwassenen, in het bijzonder orofaryngeale slikstoornissen. Na haar masterstudie in de klinische epidemiologie aan de Universiteit van Amsterdam in 2005 startte zij met haar dissertatie ‘Drooling and dysphagia in Parkinson’s disease’. Tevens houdt ze zich bezig met de wetenschappelijke evaluatie van logopedische zorg, onder meer voor parkinsonpatiënten in opdracht van het ParkinsonCentrum Nijmegen (ParC). Karin Kanselaar, MANP (1968), is Nurse Practitioner neurologie op de CVA nazorgpoli in het UMC St Radboud in Nijmegen. Na haar verkorte hbo-V ging ze werken op de afdeling neurologie met als aandachtsgebied de zorg rondom CVA-patiënten. Vanaf 1999 hield ze zich bezig met het opzetten van
P. van Keeken et al. (Red.), Zorg rondom neurologie, DOI 10.1007/978-90-313-6551-7, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
348
Zorg rondom neurologie
de CVA nazorgpoli en het verpleegkundig spreekuur. Ze is verpleegkundig docent neurorevalidatie en voorzitter van de werkgroep CVA van de V&VNafdeling Neuro & Revalidatie en als gastdocent betrokken bij de vervolgopleiding neurologie en neurochirurgie. Dr. Carlo Leget (1964) is als universitair hoofddocent zorgethiek verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Hij promoveerde in 1997 op een studie naar leven en dood in de theologie van Thomas van Aquino. Daarna werkte hij als universitair docent moraaltheologie in Utrecht en als universitair docent medische ethiek in Nijmegen. Hij specialiseerde zich in ethiek en spiritualiteit van de palliatieve zorg en publiceerde onder meer twee boeken over dit thema: Ruimte om te sterven (2003) en Van levenskunst tot stervenkunst (2008). Bart van Oosteren, MANP (1976), is Nurse Practitioner neurorevalidatie in de Sint Maartenskliniek, Nijmegen en GGZ Oost Brabant, Boekel. Na het hbo-V is hij zich gaan toespitsen op cognitieve en gedragsmatige problemen na hersenletsel. In dat kader heeft hij de master of advanced nursing practice gevolgd. Hij houdt zich bezig met behandeling, begeleiding, coaching, onderzoek en ketenzorg voor deze specifieke doelgroep. Drs. Miebet van der Smagt-Duijnstee (1965) is verpleegkundige op de afdeling neurologie van het ziekenhuis Bronovo te Den Haag. Na haar opleiding tot verpleegkundige (1988) en haar studie verplegingswetenschap in Maastricht (1993) heeft zij onderzoek gedaan naar de behoeften van familieleden van CVA-patiënten in het ziekenhuis (2001). In 2007 rondde ze de neurologieopleiding voor verpleegkundigen in Utrecht af. Will Somers (1956) is sinds 2004 senior verpleegkundige in het UMC St Radboud Ziekenhuis, afdeling neurologie/medium care. Tot die tijd was Somers werkzaam als verpleegkundige specialist neurologie in ziekenhuis Bernhoven Oss-Veghel, waarbij de innovatie en deskundigheidsbevordering van de neurologische zorgverlening centraal stond. Sinds 1995 is Somers lid van de landelijke neurorevalidatiewerkgroep van de NVNV, afdeling N&R. Geert F. Teerling, MMI (1956), van origine verpleegkundige met ervaring in de neurologie, revalidatie en thuiszorg, is momenteel werkzaam als senior adviseur bij het Nederlands Instituut voor Accreditatie Instellingen in de Zorg (NIAZ). Daarvóór was hij coördinator kwaliteitszorg in het ziekenhuis Nij Smellinghe met specifieke aandacht voor de neurologische zorgverlening. Hij is bestuurslid van V&VN-afdeling Neuro & Revalidatie en lid van het bestuur van de European Association of Neuroscience Nurses (EANN). Hij is betrokken bij de opzet van een Europees E-learningprogramma voor neuroverpleegkundigen: NeuroBlend (www.neuroblend.eu). Drs. Go Verheijden (1959) is 25 jaar werkzaam in de LG/MG-sector. Daarnaast werkte ze bij de Stichting Voorzieningen Lichamelijk Gehandicapten (VLG). In 2000 sloot ze de studie Pedagogische Wetenschappen af aan de VU in
Over de auteurs
Amsterdam. Vanaf 2001 werkte ze als orthopedagoog bij Stichting VLG en – na de fusie – bij Stichting Samenwerkende Woon- en Zorgvoorzieningen. In deze functie geeft zij systeemondersteuning aan gezinnen waarvan een van de leden is getroffen door NAH. Renske de Vries (1961) is sinds 1984 werkzaam als logopedist in het UMC Groningen, Centrum voor Revalidatie, waar zij vooral patiënten ziet in de acute fase na een CVA, maar ook andere neurologische patiënten met spraak-, taalof slikproblemen. Daarnaast is zij sinds 2007 werkzaam als docent dysartrie op de opleiding Logopedie van de Hanzehogeschool te Groningen.
349
Register
A
activatieniveau
a. basilaris
49, 50
a. carotis
49, 50
60
activiteiten –, herleren
13
a. cerebelli anterior inferior
50
activiteitencentrum
293
a. cerebelli posterior inferior
50
acute centrale hersenbeschadiging
224
a. cerebelli superior
50
acute fase
a. cerebri anterior
49, 50
–, beroerte
150
a. cerebri media
49, 50
–, CVA
224
a. cerebri posterior
49, 50
a. communicans anterior
–, hulpmiddelen
341
50
–, interventies persoonlijke verzorging
226
a. communicans posterior
50
–, neuroverpleegkundig handelen
a. spinalis anterior
50
–, subduraal hematoom
a. vertebralis
50
aa. lenticulostriatae
50
aandacht –, delen van -
60, 66, 102, 192 66
10 224
–, van een beroerte
11
acute inflammatoire polyradiculoneuritis
148
ademhalingsbewegingen
185
ademhalingsinsufficiëntie bij spierziekten
148
–, flexibiliteit van
67
ademhalingsreflex
–, selectieve
66
ademhalingsstoornissen
–, vasthouden van -
66
afagie
231
–, verdelen van -
66
afasie
6, 76, 169
aandachtsgebied –, veranderen van -
66
aandachtsstoornissen
6, 66, 154, 214, 280
88 65
–, hoofdsyndromen van
170
–, prevalentie
166
–, typen
76
–, en eten en drinken
232
afdeling Neuro & Revalidatie
30
aandrangincontinentie
263
affectieve componenten
70
aangezichtspijn
280
affectieve stoornis
aangezichtsverlamming –, voedingsproblemen bij aanvragen Wmo
155
affectieve vervlakking
63
249
afferente zenuwen
35
291
afonie
85
aanwijssysteem
177
afweerreacties
abdominale massage
270
ageusie
82, 235
acceptatie
13
agnosie
6, 71, 168, 218
actiepotentiaal
34
–, akoestische
actietremoren
90
–, spatiële
89
P. van Keeken et al. (Red.), Zorg rondom neurologie, DOI 10.1007/978-90-313-6551-7, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
72 72, 218
352
Zorg rondom neurologie
–, tactiele
72, 218
arbeidsparticipatie
–, visuele
71, 218
arbeidsre-integratie
agonisten agonistspier agrafie agrammatisme aica
–, rol van gemeenten
185 86
arousal
170
arousalniveau
60
50
–, verhoogd
213 211
–, verlaagd
72
arousalstoornis
alertheid
60
arteriële trombose
77, 169
algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) 209 algemene mentale functies –, recht op –, voedingsproblemen bij amnestische afasie amygdala amyotrofe laterale sclerose (ALS) –, voedingsproblemen bij
articulatie ASIA-schaal –, notatie
60
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) 291 ALS
60, 192
–, verlaagd
195
alexie
283 285
77, 170
akoestische agnosie
akinesie
282
aspiratie –, stille
292 9, 147, 166, 205 247 76, 77 309 9, 147, 166, 205 247
aspiratiepneumonie
232
60 130 85 140 140 238 238 9, 238
associatieve schors
71
asymmetrische tonische nekreflex
89
atactische dysartrie ataxie atelectase
86 6, 89 145
analgesie
84
atrofie
analgetica
153
auditieve agnosie
anartrie
173
auditieve cortex
47
angst
157
auditieve perceptie
70
animale systeem
184
auditieve systeem
191
anomische afasie
169
auerbach-plexus
262
anosmie
72, 82
anosognosie
74
antagonisten
185
automatisch geheugen automatische bewegingspatronen
217
automatische handelingen
233
86
antegraad geheugen
68
–, herleren van
antegrade geheugen
68
autonome dysreflexie
–, centrale
–, tekenen bij dwarslaesie
194
autonome ganglia
apneu 65
autonomie
apneutest
160
autonoom zenuwstelsel
appraisal
331
autorijden
apraxie –, en eten en drinken –, ideatoire –, ideomotorische –, mond-
6, 78, 220
143 37 99, 103 35, 36 294
–, recht op -
233
292
220, 233 79, 221, 233 172, 233
B backward chaining
171
aqueduct
37
balans
arachnoidea
37
arbeid –, ICF-definitie
216 143, 313
AWBZ-zorg
bagatelliseren
–, verbale
68 187
automatische geheugenstoornis
antagonistspier
A-one
86 168
276
221 171 200
–, hoofd-
240
–, romp-
240, 268
Balint
Register
353
–, syndroom van -
–, ongecontroleerde
81
barbituraten
124
barthel-index
131, 194
–, automatische
basale ganglia
46, 187, 189, 194
bewegingsreacties
–, functie van -
–, onwillekeurige
189
basale kernen
69
bewuste geheugen
basale stimulatie
212
bewustzijn –, verlaagd
Battle –, teken van –, beginselen van -
bewustzijnsstoornissen 98, 99
Becker –, spierdystrofie van becker-spierdystrofie begeerte beginselen van Beauchamp en Childress
–, wisselend
129
Beauchamp en Childress
205
–, eet- en drinkproblematiek
belbus –, voedingsproblemen bij paralyse van -
blaas –, autonome innervatie –, evacuatiefunctie –, functionele aansturing
98, 99
–, reservoirfunctie –, structuur en functies van -
13
blaaskatheter 232
blaaslediging
270
bloeddrukmeter
–, verstoorde –, automatische
295
bloeddrukschommelingen 249
beroepsdeelprofiel beroepsspecifieke taken
beroerte
254 270 88 151 150
–, intracerebrale
131
–, subarachnoïdale
132
BMI
243
23
Body Mass Index (BMI)
243
6
Boogh
287
25
botlap –, wegnemen
beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
254 254, 255
23
beroepsbeoefenaar –, rol van -
259 254, 256
bloeding
benodigde zorg –, vaststellen van -
224 61, 211 154
64
Bell
60 211
270
bekkenbodemspieren –, biofeedback
89 68
biofeedback bekkenbodemspieren
behoud –, van functies en activiteiten
187
bewustzijnsvermindering
148
beïnvloedende factoren
206
bewegingspatronen
5 129, 199
122
bradykinesie
195
Brief ICF Stroke Core Set
325
–, acute fase
150
brilhematoom
–, seksuele problemen
310
broca-afasie
besluitvorming
106
bronchospasmen
best interest
104
Brown-Séquard
bewegen
183
–, syndroom van -
129 76, 77, 169, 170 145 141
–, en seksualiteit
314
brughoektumor
82
–, geleid actief
216
bulbaire dysartrie
86
bewegingen
bulbaire laesie
231
bulbaire zwakte
150
–, bepalen van sequentie bij complexe
78
–, onwillekeurige
90
–, willekeurige
89
bewegingsarmoede
195
CBF
116
86
CCE
284, 287, 298, 299
bewegingsfuncties bewegingsonrust
C
cellen van Schwann
34
354
Zorg rondom neurologie
Centraal Bureau Rijvaardigheid (CBR)
294
centraal myelumsyndroom
142
centraal zenuwstelsel
37, 38
–, oorzaken gestoorde functie
110
–, onderzoek van -
112
commandoniveau –, centrale zenuwstelsel
188
commotio cerebri
126
central-cord-letsel
311
communicatiehulpmiddelen
177
centrale apneu
65
communicatieschrift
177
centrale zenuwstelsel
110
communicatiestoornis
–, niveaus
187
–, voorlichting
Centrum indicatiestelling zorg
291
communicerende hydrocefalus
Centrum indicatiestelling zorg (CIZ)
294
compensatiestrategie
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
284
284, 287, 298, 299 cerebellaire dysartrie cerebellum
117 216, 217 221
compenseren
Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) cerebellair systeem
–, interne
179, 329
–, van functies en activiteiten
56
complementering
86
complex regionaal pijnsyndroom (CRPS)
44, 85, 187, 189, 200
concentratie
13 71 153 66
116
concentratiestoornissen
cerebral perfusion pressure
116
congruentie
70
cerebrale autoregulatie
150
consequentialisme
96
cerebral blood flow
cerebrale cortex cerebrovasculair accident –, voedingsproblemen bij
69
continentie
245
continentiedagboek
Checklist Individual Strength (CIS)
65
cheyne-stokes-ademhaling
65
Childress –, en Beauchamp
consistentie van voedsel
265
98
chronische fase
6, 280
239 253 268, 272
continentiestoornissen –, diagnostiek
272
–, inventarisatiematrix
269
–, ordening
262
–, verpleegkundig handelen bij
273
–, hulpmiddelen
341
contre-coupletsel
126
–, interventies persoonlijke verzorging
226
contusio cerebri
126
–, rol verpleegkundige
329
conus-caudasyndroom
143
circulus arteriosus van Willis
49
cirkel van Willis
50
coördinatieniveau –, centrale zenuwstelsel
188
CIZ
291
coördinatieprobleem
classificatiesysteem van hulpmiddelen
342
coördinatiestoornissen
clippen
133
coping
331
Cliq-classificatie
342
copingstijlen
332
closed-loopmodel
191
corneareflex
116
corpora mammillaria
coach –, rol van -
22
cortex
cognitief model van Ellis & Young
167
–, auditieve
cognitieve bewegingsstrategieën
198
–, frontale
cognitieve functies –, hogere
47, 66 74
cognitieve problemen
6
–, motorische gebieden –, pariëtale –, visuele
cognitieve stoornissen
201
corticale functiestoornissen
coilen
133
corticobasale degeneratie
coma
61
comapatiënt
90 200
50 37, 69, 186 47 47 186 47 47, 80 80 196
corticosteroïden
124
coup
126
Register CPP
355 116
–, klinische depressie
craniëctomie
242 281
122
depressiviteit
70
credé-manoeuvre
270
desoriëntatie
62, 155, 157
critical-illness-myopathie (CIM)
149
–, in persoon
214
critical-illness-polyneuropathie (CIP)
149
–, in tijd
214
cues
198
–, decompressieve
Curschmann-Steinert –, ziekte van -
148
Cushing –, trias van -
118
deugden
101
diabetische neuropathie
205
diagnose stellen
232
diencephalon
47
diepe gevoel
54
dieptesensibiliteit
CVA
83
–, acute fase
224
diffuse axonal injury (DAI)
127
–, slikproblemen
245
doelgericht handelen
184
cytotoxisch oedeem
116
domeingroep donorprocedure
D
dopamine
dagbehandeling dagbesteding
293 289, 293
dorsale ganglia DOS-schaal
31 159 194, 307 35 156
dagopvang
293
draaiduizeligheid
dagverzorging
293
drainage
–, autonome innervatie
260
driftbeheersing
64
–, evacuatiefunctie
257
driften
64
–, functionele aansturing
254
drinken
–, reservoirfunctie
257
darm
declaratieve geheugen decompressieve craniëctomie decorumverlies decubitus defecatielijst defecatiereflex –, onderdrukking van degeneratieve aandoeningen dehydratie –, opsporen van delier
–, neurochirurgische
68 122 63 145, 313 268 88, 257
–, definitie
82 138
229
droge mond
239
dropped-head-syndroom
248
drukmeting –, intracraniële
120
–, intraventriculaire
120
Duchenne
262
–, spierdystrofie van -
205
63
duchenne-spierdystrofie
148
243
duizeligheid
244
dura mater
37
dwanghuilen of -lachen
70
61, 154
82
–, behandeling van
156
–, klinische verschijnselen
154
–, circulatie bij
156
–, en seksuele problemen
311
–, prognose van
146
delierobservatieschaal dementie
196, 225
–, lewylichaampjes-
316
–, Parkinson-disease-
316
–, taal- en spraakstoornissen bij
166
dementiebeelden denkstoornis deontologisch denken depletie
63 154 96
dwarslaesie
–, pulmonale complicaties dysartrie
140, 266 144
145 76, 85, 172
–, atactische
86
–, bulbaire
86
–, cerebellaire
86
–, compensaties en hulpmiddelen bij
179
–, prevalentie
166
356
Zorg rondom neurologie
–, pseudobulbaire
86
enteroceptie
–, slappe
86
enteroceptieve gewaarwording
–, spastische
86
epiduraal hematoom
dysfonie –, hyperkinetische –, hypokinetische
35 127
epilepsie
dysfagie –, orofaryngeale
49
237
–, erectiele disfunctie bij
317
85
–, litteken-
131
85
–, posttraumatische
129
–, seksuele problemen bij
317
85
dysgeusie
235
episodisch geheugen
68
dysgrafie
170
episodische geheugen
68
dyskinesie
197
epithalamus
47
dyslexie
169
erectie
dysreflexie
269
–, autonome dystonie dystrophia myotonica
313 87, 90 148
E EANN ecologisch model
31 192
–, pathologische
313
–, reflectoire
312
erectiele disfunctie
221
erogene zones
314
ervaren van zelf en tijd
56
–, definitie
35
eten en drinken
63 291
eiwitbehoefte –, verhoogde
242
Ellis & Young –, cognitief model van emotie
79
eten
efferente zenuwen egocentrisch gedrag
317
ergotherapie
effectoren
eigen bijdrage
315, 316
–, bij epilepsie
229
–, hulpmiddelen bij
241
–, lichaamshouding bij
240
–, medicatie en
241
ethiek
93
–, en recht 167
ethisch stappenplan
66, 192
etiologische factoren
97 105
emotiecircuit
306
emotiegeoriënteerde coping
332
eudaimonisme
emotiestoornissen
217
European Association of Neuroscience Nurses
emotioneel motorsysteem
306
emotioneel-motorisch systeem
187
emotionele labiliteit
70
–, eet- en drinkproblematiek
(EANN) Europees Competentie Profiel (ECP) Europees Functie Profiel (EFP)
232 96 31 6 23
emotionele problemen
6
evacuatiefunctie blaas
254, 256
emotionele stoornissen
70
evacuatiefunctie darm
257
emotionele vervlakking
70
evaluatie van de zorg
24
EMV-score
60, 112
encefalitis
138
encefalopathie –, interne oorzaken
evenwicht evenwichtsmotoriek evenwichtsorgaan
53 185 82
135
evenwichtsproblemen
–, metabole
135
evenwichtsreacties
89
–, postanoxische
134
evoked potentials (EP)
49
158
ex-afferentie
endoscopische gastrostomie
195
185
energie
64
executieve functies
74
energieniveau
64
expliciet geheugen
68
–, verlaagd
214
exproprioceptie
190
Register
357
exproprioceptieve informatie
–, vitale
191
6
externe blaasstimulatie bij reflexblaas
270
functies van aan het oog verwante structuren
externe factoren neurologische aandoening
326
functiestoornissen
81
externe stimulus
66
–, algemene mentale
211
externe strategieën
221
–, hogere cognitieve
218
–, sensorische
222
exteroceptie exteroceptieve gewaarwording
35, 49, 190 35
functie-uitval
110 204
exteroceptieve reflex
189
Functionele Ambulante Categorieën (FAC)
exteroceptieve reflexen
189
functioneringsniveau
extinctie
74
extrapiramidaal systeem
85
–, functie van extrapiramidale systeem
189 46, 56
F familie
327
familiezorg –, meer informatie fantoompijn faryngeale fase faryngeale slikstoornis Fatigue Severity Scale (FSS)
336 84 236, 237 231 65
–, optimaal G ganglia –, autonome
37
–, basale
46
–, dorsale
35
gastrocolische reflex
257
gastro-oesofageale reflux
241
GCS gebruikelijke zorg gedrag gedragsmatige problemen gedragsverandering
feces
226
112 292 66 6 330
–, manuele verwijdering
271
gegeneraliseerde spierzwakte
147
–, monitoring
271
gehandicaptenparkeerkaart
296
fecesverlies
271
gehandicaptenparkeerplaats
296
feromonen
316
gehandicaptensport
final common path
186
geheugen
financiële tegemoetkoming
291
flexibiliteit
296 67, 192
–, antegraad
68
–, antegrade
68
–, gestoorde
75
–, automatisch
68
–, van aandacht
67
–, bewuste
68
219
–, declaratief
68
flexiehouding
198
–, episodisch
68
fonologische stoornissen
169
–, episodische
68
formatio reticularis
189
–, expliciet
68
forward chaining
221
–, impliciet
68
freezing
195
–, procedureel
68
Freud
304
–, retrograad
68
Fröhlich, Andreas
212
–, semantisch
68
frontaal systeem
69
–, zintuiglijk
67
–, verstoorde
frontale cortex frontale hersenkwab frontalekwabsyndroom
47, 188
6
74
geheugenstoornis
68, 155, 216, 280
63
–, automatische
217
–, procedurele
217
frozen shoulder
200
führen
233
gehoor gehoorstoornis
functies –, herleren
geheugenproblematiek
13
gehooruitval
52 168 82
358
Zorg rondom neurologie
gekruiste strekreflex
88
hematomyelie
142
geld-teltremor
91
hematoom
126
geleid actief bewegen
216
–, bril-
gemengde incontinentie
263
–, epiduraal
127
gemiddelde arteriële bloeddruk (MAP)
116
–, intracerebraal
128
generalisatie Gespreksboek
13
–, subduraal
177, 178
hemianesthesie hemianopsie
129
127, 224 6 6, 80
gestoord ziekte-inzicht
233
gestoorde zelfcontrole
75
hemi-inattentie
gestoorde zelfcorrectie
75
hemiplegie
6
235
hemisferen
37
geur
70
hemisferische taalstoornis
–, enteroceptieve
35
herleren
–, exteroceptieve
35
–, proprioceptieve
35
geurperceptie
–, rechter
gewaarwording
–, van functies en activiteiten hermeneutische cirkel
73
77 13 318, 319
gewichtstoename
234, 240
herpesencefalitis
138
gewichtsverlies
234, 247
hersenabces
138
gezin
327
–, syndroom van Glasgow Coma Scale (GCS) glia globale afasie gnosis gnostische sensibiliteit grammaticale stoornissen
hersenbeschadiging –, acute centrale
Gilles de la Tourette 90 60, 112, 125 33 76, 169, 170 192 54, 83, 236 170
hersendood
224 61, 159
–, apneutest bij
160
–, neurologisch onderzoek bij
159
hersenen –, vascularisatie
49
hersenfuncties –, uitval van -
110
hersenletsel
grenzen 328
–, penetrerend
128
grijpreflex
112
–, primair
125
grijze stof
39, 46
–, aangeven van -
Groot Klimmendaal grote hersenen
287 46
guillain-barré-syndroom –, voedingsproblemen bij gyri
84 148, 205 248 46
H Haemophilus-meningitis
hersenletselteam hersenoedeem hersenschors
Guillain-Barré –, syndroom van -
–, secundair
137
hersenstam –, onderzoek van de hersenstamreflexen hersentumor
125 297, 335 116 37 43, 187 114 46 225
hersenvliezen
37
hersenzenuwen
44
herstelfase
308
handelen
78
handelingsconcept
78
heterotope ossificatie
handelingsplan
78
hiërarchische organisatie
186
hobby
296
handicap
–, interventies persoonlijke verzorging
226 146
–, visuele
298
Hoehn en Yahr-schaal
194
handmotoriek
179
hoestreflex
238
Heliomare
287
hogere cognitieve functies
74
Register
359 218
hypothalamus
holdingreflex
256
hypothermie
hoofdbalans
240
hoorfuncties
82
–, stoornissen van
hypotone dehydratie hypotonie
hormonen
305
horner-syndroom
115
I
houdingsmotoriek
185
ICF
houdingsreacties huilreflex
3, 59, 165, 192, 209, 229, 276, 289, 325
89 88
–, externe factoren neurologische aandoening 326
276 199, 207, 339
78, 220, 233
ideomotorische apraxie
79, 221, 233
341 241
impliciet geheugen
–, chronische fase
341
impulscontrole
–, classificatiesysteem
342
–, acute fase –, bij eten en drinken
–, Cliq-classificatie –, mobiliteit –, revalidatiefase –, procesbeschrijving hulpverleners –, samenwerking tussen hunkering
342 199
impulsiviteit
341 342
–, obstructie-
–, verhoogde
144 68 235 64 75 220
incentive motivation model
305
incontinentie
279
333
–, gemengde
263
335
–, typen
263
64
individuele voorziening
291
infectie
Huntington –, voedingsproblemen bij ziekte van -
–, verstoorde impulsief gedrag
Hulpmiddelenzorg
116
ideatoire apraxie ileus
–, communicerende
59
ICP
–, ICF-definitie
hydrocefalus
243 6, 185, 200, 223
–, codering in
huishouden hulpmiddelen
47 124
246
–, intracraniële
136
117
–, meningokokken-
137
117
informatieverwerking
117
–, tempo van -
67 214
84
initiatiefverlies
75
hyperfunctie
110
inklemming
118
hyperkinesie
6
hyperalgesie
hyperkinetische dysfonie hypersecretie hypertensie hypertone dehydratie hypertonie
–, neerwaartse transtentoriële
119
–, opwaartse transtentoriële
120
145
–, soorten
119
150
–, subfalciene
118
243
–, tonsillaire - in het foramen magnum
120
–, uncale
119
85
6, 185, 223 123
input manager
hyperventilatie
123
inspanningsincontinentie
hypnogram
66
instelreacties
89
317
integratieve taalfuncties
76
244
intellectuele functies
62
hypertoon zout
hypoandrogenisme hypodermoclyse hypofyse hypogeusie hypokinesie hypokinetische dysfonie hyposensibiliteit hyposmie
47, 50 82, 235 195 85 231 82
19 263
intelligentie –, definitieniveaus intensiteit
63 66
intentie
192
interdependentie
335
interdependentiebewustzijn
335
360
Zorg rondom neurologie
intern gegeneraliseerde voorstelling
234
International Classification of Functioning, Disability and Health
59, 165
Internationale Classificatie van het Menselijk Functioneren
3, 192, 209, 229, 276, 289, 325
internationale samenwerking
31
interne compensatiestrategie
221
kokhalsreflex
238
koorts
152
kortetermijngeheugen
200
kunstspeeksel
239
kwaliteit van leven
270
laatste levensfase
interoceptieve reflex
190
labiliteit
interstitieel oedeem
117
intracerebraal hematoom
128, 131
–, emotionele
70 82
langetermijngeheugen
67 54
116
intracraniële drukmeting
120
lemniscale systeem
116
leraar
–, behandeling van
17
labyrint
intracranial pressure intracraniële drukverhoging
13
L
interne sphincter ani –, stimulatie van -
67
krachtsvermindering
–, rol van -
121
22
–, symptomen van
118
letterbord
intracraniële infectie
136
Letterbord
180
levodopa
197
intramurale plexus intraveneuze vochttoediening intraventriculaire drukmeting
260, 262 238
lewylichaampjesdementie
316
120
libido
305
lichaamshouding
inventarisatiematrix –, voor continentiestoornissen
–, handhaven van -
269
invra
287
lichaamshouding bij eten en drinken
ischemisch infarct
130
lichaamstemperatuur
ISO 9999
342
–, handhaving van de
243
–, verhoogde
isotone dehydratie
liggen in bed J
Lightwriter
Jackson
limbisch systeem
–, re-afferentiemodel van -
179
267
K
liquor
185 240 185 152 202 179, 180 47, 69, 187, 307 37
liquorverlies
128
Listeria-meningitis
137
kauwproces
237
littekenepilepsie
131
keelfase
237
locked-in-syndroom
61
Kennisnetwerk CVA
335
loden-pijpfenomeen
195
ketenzorg
335
Logemann
kindercontusie
129
kinderen –, begeleiding van kleden
331 209
kledingapraxie
78
klieren
56
–, vier fasen volgens -
230
longoedeem
145
loopvaardigheidstraining
204
lotgenotencontact
299
lucide interval
127
M
klinimetrie
193
klinisch redeneren
193
maligne media-infarct
klinische depletie
242
Malnutrition Screening Tool (MST)
131 243
klinische neuropsychologie
75
Malnutrition Universal Screening Tool (MUST) 243
kokerzien
80
man in the barrel-syndroom
142
Register mannitol mantelzorg
361 123 197, 292
mond- en keelmotoriek
231
mondapraxie
–, informatie over -
336
mondfase
–, Steunpunt
298
mondhygiëne
172, 233 237 237, 238
–, steunpunten
335
monotoon spreken
–, zorg voor
329
moraal
94
morfinomimetica
153
mantelzorger
294, 298
manuele verwijdering van feces
271
motivatie
MAP
116
motivatiecircuit
171
64 306, 307
motoriek
massage
184
270
–, evenwichts-
MD
249
–, houdings-
185
mean arterial pressure
116
–, onbewuste
184
–, abdominale
185
motorisch neglect
74
–, en eten en drinken
241
motorisch systeem
184
–, invloed op slikfunctie
241
motorische banen
186
motorische hersenzenuwen
231
medicatie
medulla oblongata MEE
43 287
motorische reflexfuncties
88
MEE Nederland
284, 298
motorische schors
188
meesturen
216, 233
meissner-plexus meningen meningitis
motorische schorsgebieden
186
262
motorische stoornissen
183
37
motorische voorhoorn
136, 224
–, Haemophilus-
137
motorische zenuwen
–, Listeria-
137
motorscore
–, tuberculeuze
137
36
motorische voorhoorncellen
186 35
–, bepalen van -
112
137
motorsysteem
306
mentaal neglect
234
MSA
217
Mental Practice
204
M-score
112
74
MST
243
mentale functies
66
multidisciplinaire samenwerking
mentale functiestoornissen
211
multipele sclerose
meningokokkeninfectie
mentale flexibiliteit
26, 334 64, 225, 265, 275
–, en seksuele problemen
314
135
–, symptomen
281
methodisch (be)handelen
193
–, terminaal
Mezzo
298
–, voedingsproblemen bij
mesencephalon metabole encefalopathie
43, 115
mictie- en defecatielijst
273
multipele systeematrofie
mictiecentrum
255
multisysteematrofie
268
Multi-systeemontregeling
mictielijst mictiereflex
88, 256
MUST
260
myalgie
Mini Nutritional Assessment (MNA)
242
myasthenia gravis
MNA
242
mobiliteit
192
myeline
192
myelumsyndroom
–, revalidatie bij -
201
myoklonie
Mobility Milestones
201
myotone dystrofie
–, onderdrukking van
–, observeren van
–, voedingsproblemen bij
–, centraal
mobiliteitsbeperkingen
15 247 196 217, 225 10 243 84 64, 86, 148, 205, 225 248 34 142 90 166
362
Zorg rondom neurologie
–, voedingsproblemen bij myotonie
249
niet-schaden
249
Nijmeegse methode voor moreel beraad nociceptieve pijn
N NebasNsg
296
Nederlandse Branchevereniging Aangepaste Vakanties (NBAV)
55, 84, 152
normen
94
nosoagnosie
171
nystagmus
81
297
neerwaartse transtentoriële inklemming neglect
99 105
119
6, 72, 73, 215, 216, 234
–, bij intern gegenereerde voorstelling
74
O observatieschaal
193
obstructiehydrocefalus
117
–, intern gegeneraliseerde voorstellingen
234
occipitaalkwab
80
–, mentaal
234
oedeem
116
nekhernia
225
–, vasogeen
117
nervus cochlearis
52
oefentherapie
206
nervus facialis
52
oesofageale fase
237
nervus glossopharyngeus
52
omgeving
192
nervus olfactorius
50
onbewuste motoriek
184
nervus opticus
51
onbewuste processen
nervus vestibularis
53
onderkoeling
135
10
ondervoeding
158, 238, 242
neuro-acute zorg
62
neurochirurgische drainage
138
–, screeningsinstrumenten
242
neurodegeneratieve ziekten
224
–, ziektegerelateerde
242
neurogene pijn neurogene shock neurogliacellen
84
ongepast taalgebruik
171
143
on-off-verschijnselen
197
33
onrust
neurologische verschijnselen
155
ontremd gedrag
neuromusculaire aandoeningen
204
ontremming
–, hulpmiddelen
207
ontwerper
–, indeling
205
neuron neuronale circuits
33 187
neuropathie –, diabetische neuropathische pijn neuropsychologische functies neurorevalidatie neurovasculaire aandoening
205 55, 152 47 11 129
neuroverpleegkunde
–, rol van onvoldoende orale intake onwillekeurige bewegingen
114
oorsuizen
82
oppervlaktesensibiliteit
83
oprichtreacties
89
opstaan
203
optimale functioneringsniveau
226 120
opwaartse transtentoriële inklemming
9
opwinding –, seksuele
–, kerncompetenties
26
–, taakgebieden
23
neuroverpleegkundige taken –, acute fase –, seksualiteit niet-aangeboren hersenletsel (NAH)
orale fase
318 277
306 236
orale intake –, onvoldoende orale transportfase
10
89, 90, 185 184
9
327
22 242
oogstand
–, uitgangspunten –, invloed van
63
onwillekeurige systeem
–, domeinen neuroverpleegkundige
154 64, 235
242 237
organisatie –, verstoorde Organisaties Begeleid Werken
219 284
Register
363
organisatiespecifieke taken
25
–, visuele
organisatiestoornis
75
–, visuospatiële
70
308
perceptiestoornissen
218
orgasme oriëntatie oriëntatiestoornissen orofaryngeale dysfagie orthesen
62
70
persevereren
79
213
persoon
192
237
persoonlijke verzorging
209
204, 207
persoonlijkheid
63 64
outletsysteem
258
persoonlijkheidsveranderingen
OV-begeleidingskaart
295
Persoonsgebonden Budget (PGB)
291
PGB
291
overloopblaas
88
P palliatieve fase –, interventies persoonlijke verzorging palliatieve sedatie
pia mater
38
pica
50
Pick 226 15
–, ziekte van pijn
235 80, 152, 222, 280
palliatieve zorg
13
–, behandeling van
153
pallinopsie
80
–, in het mond- en keelgebied
236
paragrammatisme
170
–, neurogene
parallelle organisatie
187
–, neuropathische
paralyse van Bell –, voedingsproblemen bij parese
–, nociceptieve 249 200, 206
–, verpleegkundige zorg bij pijnbestrijding
84 55 55, 84 153 152, 280
–, slappe
87
pijngevoel
54
pariëtale cortex
47
pijngewaarwording
84
Parkinson
pijnreflex
88
–, problemen bij de ziekte
196
piramidale systeem
55
–, voedingsproblemen bij ziekte van -
246
planning
–, ziekte van -
317
–, verstoorde
–, ziekte van, erectiele disfunctie
316
planningstoornis
–, ziekte van, interventies
196
plateaufase
307
315
plexus vesicalis
260
316
PLISSIT-model
321
Pluryn
288
–, ziekte van, seksuele problemen Parkinson-disease-dementie partner –, als verzorger
328
–, rol als cliënt
330
–, rol als gezinslid
330
partnerrelatie –, wederkerigheid in de -
pneumonie –, aspiratie-
147 148
330
polyneuropathie pons
passief oefenen
207
poppenogenfenomeen
313 299, 310
145 238
polymyositis 327
patiëntenverenigingen
75
poliomyelitis
partnerrollen pathologische erectie
219
84, 205, 225 43 160
postanoxische encefalopathie
134
posttraumatische amnesie (PTA)
126
penetrerend hersenletsel
128
posttraumatische epilepsie
129
penumbra
130
prealabele voorwaarden hersendood
159
perceptie
68, 70, 192
prefrontale cortex
69
–, auditieve
70
–, tactiele
70
preorale fase
230
–, van geur en smaak
70
prestatiegebieden
290
premotorische schors
188
364
Zorg rondom neurologie
priapisme
313
reflectoire erectie
312
reflex
prikkelbaarheid –, verhoogd
70
88, 189
–, defecatie-
257
primair hersenletsel
125
–, exteroceptieve
189
primaire stoornissen
71
–, gastrocolische
257
98
–, gekruiste strek-
principebenadering probleemgeoriënteerde coping
332
88
–, hoest
238
–, interoceptieve
190
procedurele geheugenstoornis
217
–, kokhals-
238
Procesbeschrijving Hulpmiddelenzorg
339
–, proprioceptieve
190
procedurele geheugen
68
professionele rollen
19
Project De Wandeling proprioceptie
334 35, 49, 83, 190
proprioceptieve gewaarwording
35
–, spierrek-
42, 267
–, tonische nek-
89
–, voetzool-
190
–, wurg-
prosodie
86
reflexblaas
prosopagnosie
81
proprioceptieve reflex
42
–, spinale
43 238 88
–, externe blaasstimulatie bij
270
pseudobulbaire dysartrie
86
reflexboog
pseudobulbaire verschijnselen
231
reflexincontinentie
263
reflexmatige bewegingen
184
psychogene prikkels psychomotoriek
184, 190
reflux
psychomotorische stoornis
155
–, gastro-oesofageale
PTA
126
refractaire symptomen
pupilinspectie
114
regelkringen
pupilreactie op licht
114
regisseur
pupilreflex
81
Q Quetelet Index
243
88
241 15 189
–, rol van -
21
rehydratievorm
244
reisorganisaties
297
reksensoren blaas
255
REM-slaap R
65
reservoirfunctie blaas
rabdomyolyse rapid eye movement
148 65
Rea-college
285
Rea-college Nederland
288
re-afferentie re-afferentiemodel van Jackson
185, 236 267
Realiteits Oriëntatie Training (ROT)
20
reboundfenomeen
123
receptoren rechter hemisferische taalstoornis rechterhemisfeerlaesie rechtvaardigheid
33 77 178 99
recombinant tissue-plasminogen activator (rt-PA) rectum
130 257
recurring utterance
76
referred pain
55
254, 255
reservoirfunctie darm respijtzorg
257 292, 294, 329
respiratoire insufficiëntie
145
responsiviteit
102
retrograad geheugen reuk
68 50, 82, 235
revalidatie –, bij mobiliteitsbeperkingen
201
–, bij schedel-hersenletsel
144
–, seksuele
314
revalidatiecentra
283
revalidatiefase –, hulpmiddelen
341
–, interventies persoonlijke verzorging
226
richtreacties
89
rigiditeit
195
rijbroekanesthesie
142
Register Rivermead Mobility Index rolstoel
365 194 291, 295
–, bij epilepsie
317
–, bij multipele sclerose
314 315
–, goede houding
207
–, bij ziekte van Parkinson
–, opbouwen
202
–, dwarslaesie
311
203
–, prevalenties
309
rolstoelrijden
seksuele responscyclus
304
20
seksuele revalidatie
314
routinematige handelingen
217
selectieve aandacht
66
rouwproces
332
semantische geheugen
rompbalans ROT
ruggenmerg –, aandoeningen aan het –, vascularisatie ruggenmergreflex rughernia rusttremoren
240, 268
38, 39, 187
sensibiliteit
35
40
–, diepte-
83
88 225 90
–, gnostische
142
83
–, vitale
84 298
sensomotoriek
190
84
sensomotorische problemen
schedelbasis
82
sensorische functies
128
6, 200, 206, 222, 236
Sensis
schadelijke stimulus
schedel-hersenletsel
54, 83
–, oppervlakte sensibiliteitsstoornissen
schedelbasisfractuur
169
225
S sacral sparing
68
semantische stoornissen
6 80
sensorische functiestoornissen
222
sensorische modaliteit
71
–, op basis EMV-score
126
sensorische stimulatietechnieken
–, revalidatie bij -
144
sensorische stimuli
70
–, traumatisch
125
sensorische systemen
49
sequentie bepalen bij complexe bewegingen
78
schors –, associatieve schouder-handsyndroom schouderpijn
71 200 200, 203
234
Short Nutritional Assessment Questionnaire (SNAQ )
243
Sint Maartenskliniek
288
skew deviation
114
slaap
65
34
slaapcyclus
65
scootmobiel
295
slaap-EEG
65
secundair hersenletsel
125
slaapproblemen
65
sedatie
122
slaapstadia
65
schriftelijk gesprek
175
Schwann –, cellen van -
seksualiteit
slaap-waakritme
–, neuroverpleegkundige taken
318
–, psychogene prikkels
312
slapen
60
–, rol mentale functies
311
slappe dysartrie
86
–, zenuwvoorziening
312
slappe parese
seksueel functioneren
301
slikken
–, zenuwstelsel
304
slikklachten
305
slikproces
seksueel verlangen
–, verstoord
–, verminderd
315
seksuele gezondheid
302
slikprotocol
seksuele opwinding
306
slikreflex
seksuele problemen –, beroerte en
–, indeling
slikscreening 310
slikstoornissen
155
87 231 9 237 230 9 88, 231 238 231, 233, 236, 237
366
Zorg rondom neurologie spraak
–, faryngeale
231
–, na CVA
245
–, monotone
171
–, symptomen
237
–, vloeiendheid van
170
sliktherapie
247
spraak, monotone
sling
203
spraakmelodie
slokdarmfase
237
spraakversterker
257
spreken
sluitercomplex smaak smaakcentrum smaakperceptie
52, 82, 235
171 86 179
–, vloeiendheid en ritme van
235
stabalans
70
stareflex
86 203 88
smaakstoornissen
235
status epilepticus
smaakverlies
235
Steinert
small volume resucitation
123
SNAQ
243
stem
sociaal vervoer
295
stemming
somatoagnosie
79, 222
stemmingsstoornissen
70, 155, 234
somatomotorisch systeem
35, 306
Steunpunt mantelzorg
298
sondevoeding spasmen spasticiteit spastische dysartrie spatiële agnosie
238 6, 314 55, 87, 200, 202 86 72, 218 239
spierdystrofie –, duchenne-
–, ziekte van -
166 85 70, 192
steunreacties Stichting Recreatie Gehandicapten
148
238
stimulatie interne sphincter ani
270
stimulatietechnieken
–, in organisatie
75
–, in planning
75
205
Stop Walking When Talking-test (SWWT)
spierdystrofie van Duchenne
205
strategietraining
–, dwarsgestreepte spierfuncties
56
stressincontinentie
56
stroke unit
86
stroke-protocol
spierkracht
234
stoornis
spierdystrofie van Becker spieren
89 297
stille aspiratie
–, sensorische
speekselsecretie –, verminderde
138
204 13 263 131 7
stroke-service
335 128
202
subarachnoïdaal bloed
spierkrampen
206
subarachnoïdale bloeding
132
spiernecrose
149
subcorticale niveau
187
–, trainen van -
spierrekreflex
42
–, regelen vanspiersterkte spierstijfheid spiertonus
185 86 195 87
spierziekten
204
spierzwakte
223
–, gegeneraliseerde
subduraal hematoom –, acute fase
spierspanning
147
subfalciene inklemming substantia nigra substituted judgement sulci –, rol van supranucleaire aandoening
42, 267
synaps
spinale shock
143, 313
syndroom
–, gehandicapten-
296 296
224 118 44, 194 104 46
supervisor
spinale reflex sport
127, 224
–, man in the barrel syndroom van Balint
22 196 33, 86 142 81
Register syndroom van Brown-Séquard syndroom van Gilles de la Tourette syndroom van Guillain-Barré
367 –, facilitatietechnieken
141, 311
–, inventarisatie beperkingen
90 84, 148
toilettrainingsprogramma
269 272 268
syndroom van Wernicke-Korsakov
159
tonische nekreflex
syntactische stoornissen
170
tonsillaire inklemming in het foramen magnum 120
syrinx
147
tonus
185
systeemtheorie
327
tracheacanule
241
transient ischemic attack (TIA)
130
T
transmitters
taak
192
trauma capitis
–, beroepsspecifieke
25
traumatisch schedel-hersenletsel (TSH)
–, organisatiespecifieke
25
tremor
taakgroep
31
–, actie-
taal- en spraakstoornissen –, bij dementie
166
89
33 126 125 6, 90, 195 90
–, geldtel-
91
–, rust-
90
–, communicatieve problemen door
174
trias van Cushing
118
–, prevalentie
166
trichónum
254
169
trombo-embolieën
taalbegripstoornissen taalexpressie
76
taalfuncties –, integratieve
–, veneuze
146
trombose 76
–, arteriële
taalgebruik
130
–, veneuze sinus-
134
–, ongepast
171
Trunk Control Test
203
taalmodaliteiten
167
TSH
125
taalmodellen
167
tuberculeuze meningitis
137
tumor
249
taalproductiestoornissen taalreceptie taalstoornissen Taalzakboek tactiele agnosie
169, 175 76
–, hersen-
177 72, 218
U uithoudingsvermogen
70
uitvalsverschijnselen
tast
83
uitvoering van de zorg
tastfunctie
72
Uitvoeringsinstituut Werknemers
tactiele perceptie
teamvorming teken van Battle
28 129
Voorzieningen (UWV)
46
teleologisch denken
96
uncale inklemming
temperament
63
uncus
temperatuurzin
84
urge-incontinentie
thalamus tics
305
tijd –, ervaren van -
–, centrale zenuwstelsel
–, monotoring urineverlies
284 189 119 47 263
utilisme
271 271 96
79 V
Timed Up and Go Test
204
toegenomen eetlust
234
V&VN
toiletgang
253
vakkundigheid
272
valneiging
–, coördinatie
24
urine
47, 69, 187 90
64 224
uitvoeringsniveau
telencephalon
testosteron
225
76, 220
5 102 82, 196, 201
368
Zorg rondom neurologie
valsalvamanoeuvre
270
Visueel-Analoge Schaal (VAS)
Valys
295
visuele agnosie
vasculair parkinsonisme
196
visuele cortex
194 71, 168, 218 47, 80
visuele functies
80
49
visuele handicap
298
vasogeen oedeem
117
visuele perceptie
70
VAS-schaal
203
visuele stimuli
80
23
visuele systeem
53, 191
vascularisatie –, van de hersenen
vaststellen van de benodigde zorg vegetatief systeem
184
vegetatieve toestand
61
visuospatiële perceptie
168 149
veiligheid
226
vitale capaciteit (VC)
veneuze sinustrombose
134
vitale functies
veneuze trombo-embolieën
146
vitale sensibiliteit
ventrolaterale systeem
54
verantwoordelijkheid
102
70
visusstoornis
vloeiendheid en ritme van spreken vloeiendheid van spraak
6 54, 84, 236 86 170
vochttoediening
verantwoordelijkheidsgevoel
64
verbale apraxie
171
verbale communicatie
167
vochttoediening, intraveneuze
238
verbale zelfregulatie
215
voeding
158
vergrijzing
5
–, intraveneuze
voedingssonde
158 238
verhoogd arousalniveau
213
voedingstoestand
verhoogde eiwitbehoefte
242
voedsel
verlaagd arousal
232
verlaagd arousalniveau
211
voetzoolreflex
verlaagd bewustzijn
211
voorbereidende orale fase
verlaagd energieniveau
214
voorlichting
verlamming
90
238
–, consistentie van -
voorliggende voorzieningen
239 43 237 292
verminderde eetlust
234
voorziening in natura
291
verminderde speekselsecretie
239
voorzieningen
291
vermoeidheid
–, trein
60, 64, 201, 281, 315
–, en eten en drinken
233
verpleegkundige diagnose
232
verpleegkundige niveaus
5
–, voorliggende vrije tijd Vroege Interventie
295 292 289, 296 283
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
29
W
235
waak-slaapritme
65
verstoorde zelfcontrole
220
waakzaamheid
60
verstoorde zelfcorrectie
220
waarden
94
verstoorde impulscontrole
waarneming
vervlakking –, emotionele
70
vervoer
waarnemingsstoornis
71 155
Wandeling, Project De
334
wassen en kleden
209 238
–, sociaal
295
–, WVG-indicatie
295
watersliktest
295
WCZ
103 330
vervoersregelingen vervolgopleiding
31
wederkerigheid in de partnerrelatie
vestibulaire functies
82
weldoen
99
werkgeheugen
68
werkgroep
30
vestibulaire kernen vibratie
189 84
Register
369 –, efferente
35
werkhervatting
277
wernicke-afasie
76, 77, 169, 170
–, motorische
35
159
zenuwimpulsen
186
103
zenuwstelsel
wernicke-korsakov-syndroom Wet cliëntenrechten zorg (WCZ) Wet maatschappelijke ondersteuning
285, 290
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) –, aanvragen
291
–, autonoom
35, 36
–, centraal
37, 110
ziekte van Curschmann-Steinert
148
ziekte van Huntington
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)
103
WFNN
31
–, voedingsproblemen bij ziekte van Parkinson
246 166, 194, 225, 265, 317
WGBO
103
–, erectiele disfunctie
316
wijkbus
295
–, interventies
196
–, problemen bij de -
196
willekeurige bewegingen
89, 184, 185
willekeurige systeem
184
Willis
–, seksuele problemen bij
315
–, voedingsproblemen bij
246
–, circulus arteriosus van -
49
ziekte van Pick
235
–, cirkel van -
50
ziekte van Steinert
166
wilsbekwaamheid
103
ziektebeleving
39
ziekte-inzicht
witte stof Wmo woningaanpassing woordvindingsproblemen
285, 290 291 76, 170
World Federation of Neuroscience Nurses (WFNN)
31
–, gebrek aan –, gestoord –, stoornis in -
51 37
238
zindelijkheidstraining
295
zintuiglijk geheugen
239
74
zijventrikels
WVG-indicatie voor vervoer
xerostomie
6 233
zien
wurgreflex
X
8
267 67
zitbalans
203
zitten in de stoel
202
zoekend mondgedrag
171
zorg Y Young
167
Z zelf –, ervaren van -
79
zelfcontrole –, gestoorde
75
–, verstoorde
220
zelfcorrectie –, gestoorde –, verstoorde
75 220
–, verbale
215 33
zenuwen –, afferente
24
–, uitvoering van -
24
zorgboerderij
293
zorgethiek
100
–, deugden in de
35
102
–, fasen
101
zorghouding
101
zorgloket
291
zorgnetwerk
335
zorgplanning
24
zuigreflex
88
zure-maltasedeficiëntie
zelfregulatie zenuwcel
–, evaluatie van -
148
zwachtelen –, van de voet
204