Bijlage bij LCR 12-0035 Wouter kan nergens terecht voor werk of dagbesteding:
Geen sluitend aanbod van WWNV en AWBZ Mensen zijn geen modelpoppetjes die in regelingen passen. Sommigen vallen juist overal buiten, omdat door scherpe taakstellingen iedereen zich terugtrekt. De situatie kan onder de WWNV ontstaan dat iemand geen uitzicht heeft op werk, geen scholing kan volgen, maar ook niet binnen de dagbesteding valt. Niet even, maar langdurig. Wouter verlaat na twee extra jaren op 20-jarige leeftijd de VSO ZMLK-school. Het UWV vindt hem niet arbeidsongeschikt en verwijst hem naar de gemeente. De gemeente ziet geen mogelijkheden om hem aan werk te helpen. Wouter en zijn ouders melden zich bij het Wmo-loket voor dagbesteding, maar omdat Wouter betaald kan werken, komt hij hiervoor niet in aanmerking. Alleen thuis blijven is geen optie, omdat beide ouders werken. De ouders proberen ten einde raad Wouter uit huis te plaatsen en melden zich voor een AWBZ-indicatie voor een begeleid wonenplek met dagbesteding. Die indicatie krijgt hij, maar zònder dagbesteding, omdat hij volgens de WWNV betaald kan werken. Geen enkele instelling wil hem opnemen, omdat hij geen dagactiviteiten heeft en wel toezicht moet hebben. De vader van Wouter besluit zijn baan op te zeggen . Wat gaat er mis? Door de aanscherpingen in de Wajong (loonwaarde minder dan 20%) komen mensen in de WWNV terecht, terwijl dagbesteding het beste alternatief is. Tegelijkertijd komen er door de veschuiving van AWBZ naar Wmo gaten in de ondersteuningsmogelijkheden. De verschillende afdelingen binnen de gemeenten trekken zich terug en wijzen op hun kernfunctie en de verantwoordelijkheid van de familie. Wouter wordt heen en weer getost als een hete aardappel, totdat uiteindelijk iedereen hem laat vallen. Ondanks adviezen van Commissie de Vries en de SER om de verbinding met dagbesteding te maken, rept het wetsvoorstel met geen woord hierover. Hoe kan het ook? Er moet een mogelijkheid blijven om (AWBZ-verblijf met) arbeidsmatige dagbesteding toegankelijk te houden voor mensen als Wouter. De stapeling van maatregelen waardoor iedereen zich terugtrekt en iemand tussen wal en schip dreigt te vallen, moet beter worden belicht. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierin een coördinerende taak. Als AWBZ dagbesteding wel mogelijk blijft voor mensen als Wouter, kan de gemeente daarop wijzen.
Wim is visueel beperkt en krijgt geen arbeidsplaatsvoorziening:
Financiële risico’s voor participatiebudget gemeente Mensen met een arbeidshandicap kunnen soms prima werk verrichten, mits er een aanpassing op hun werkplek wordt getroffen. Werknemers - die zijn aangewezen op een arbeidsplaatsvoorziening - en hun werkgever moeten kunnen rekenen op die vergoeding. Of gemeenten de vergoeding van die voorziening kan garanderen, is de grote vraag. Er is geen enkele verplichting in de WWNV opgenomen om werkvoorzieningen te regelen, laat staan te vergoeden. Wim heeft een visuele beperking en leeft al enkele jaren van een WWNV-uitkering. Hem is aangeraden om een indicatie Wsw aan te vragen, maar het UWV oordeelt dat hij niet in aanmerking komt voor Wsw. De aanpassingen die Wim nodig heeft, zo is de toelichting, kunnen ook bij een gewone werkgever worden gerealiseerd. Via de WWNV is er geen garantie dat hij de aanpassingen vergoed krijgt. Was Wim een zieke werknemer of Wajonger, dan zou het UWV de kosten van de aanpassing vergoeden (een slordige 17 duizend euro) op basis van re-integratieartikelen in de WIA. Wat gaat er mis? Het is voor gemeenten moeilijk te garanderen om elke benodigde voorziening te vergoeden. Gemeenten moeten hun voorzieningenbeleid per verordening bepalen, maar kunnen niet voorspellen hoeveel mensen een aanvraag indienen. Dus weten ze niet welk bedrag zij moeten reserveren binnen het krappe participatiebudget en de verwachting is dat zij – op zijn gunstigst – daar beperkte middelen voor vrij maken. Vindt Wim zelf werk dan moeten hij en zijn werkgever erop kunnen rekenen dat de gemeente de werkaanpassingen vergoedt. Dat kunnen ze niet, want misschien staat een brailleaanpassing niet in de verordening of mogelijk is het budget op. De systematiek klopt niet. Hoe meer mensen gaan werken mèt voorzieningen, hoe groter de financiële risico’s voor de gemeente worden, omdat er vaak geen sprake is van uitkeringsbesparing: een perverse prikkel. Wim moet werken, maar kan dat alleen met een arbeidsvoorziening. Als de gemeente die niet kan bieden, vervalt dan de plicht tot werken voor mensen als Wim? En is de stelling van het kabinet juist dat wetgeving van Wsw en WWNV zij gestroomlijnd? Hoe het ook kan! De financiering van de meerkosten voor arbeidsplaatsvoorzieningen in de WWNV moet anders worden geregeld. Het is beter om het budget voor voorzieningen buiten de prikkelwerking van de WWNV te houden en aan te sluiten bij de WIA. Via de WIA is gegarandeerd dat arbeidsplaatsvoorzieningen worden vergoed. Zo weten alle werkgevers en werknemers waar zij aan toe zijn en kunnen zij zelf het initiatief nemen een arbeidscontract aan te gaan.
Toegelicht: wie vraagt welke voorziening aan De werkgever vraagt aan: niet-meeneembare voorzieningen, vergoeding voor aanpassingen aan het gebouw of machines. De werknemer (of werkzoekenden die scholing volgen gericht op arbeid) vraagt aan: meeneembare voorzieningen, vergoeding voor materiële (aangepaste auto, braille) en immateriële voorzieningen (doventolk, jobcoach).
2
Leontien hoort niet in een werkloosheidsregeling:
WWNV schiet doel voorbij voor mensen zonder arbeidsvermogen Sommige mensen die nu nog onder de Wajong vallen, moeten straks een beroep gaan doen op de WWNV. Dat is vanuit het voorstel logisch, zolang zij beschikken over arbeidsvermogen. Maar er komen ook mensen in de WWNV die geen arbeidsvermogen hebben. Dat komt omdat de Wajong alleen toegankelijk is wanneer ook zeker is dat volledige arbeidsongeschiktheid ook duurzaam is. Maar zijn deze mensen wel op de goede plek in een wet die uitgaat van mensen met arbeidsvermogen. Wat kan deze wet dan bieden? Leontien is in 2013 21 jaar en draagt een zwaar verleden met mishandeling met zich mee. Ze is na een aantal opnames nog altijd onder behandeling van een psychiater. Ze vermijdt contacten met anderen, omdat ze dan hevig in paniek raakt. Inmiddels is ze zover dat ze zelfstandig kan gaan wonen met ambulante begeleiding om het overzicht over haar financiën te bewaren en te vermijden dat ze vereenzaamt. Leontien heeft een inkomen nodig om haar huur te betalen. Ze vraagt een Wajonguitkering aan bij het UWV. Het UWV oordeelt dat ze weliswaar op dat moment niet kan werken, maar dat niet zeker is dat deze situatie duurzaam is. Leontien komt bij de gemeente voor een WWNVuitkering. Ondanks haar onvermogen om te werken of scholing te volgen, moet zij vanwege de 4-wekeneis bij jongeren, een maand inkomen missen, terwijl ze al wel de huur moet betalen. Wat gaat er mis? Leontien wordt geconfronteerd met eisen die haar niet helpen haar leven op orde te krijgen. De WWNV is zozeer aangescherpt dat er druk op mensen wordt gelegd die die druk niet aankunnen. Gemeenten zetten al hun geld in op mensen met een grote kans op uitstroom. Zij investeren niet in mensen als Leontien. Er is ook kennis nodig over rehabilitatie of revalidatie waar gemeenten niet over beschikt. Een zeer intensieve begeleiding die Leontien nodig heeft, waarbij volstrekt niet duidelijk is of zij ooit zal kunnen werken, past niet in een wet die werken naar vermogen moet bewerkstelligen. Hoe het ook kan! Mensen als Leontien horen niet in een werkloosheidsregeling. Er moet duidelijk zijn wat voor mensen zonder arbeidsvermogen ondernomen moet worden zolang de duurzaamheid van hun arbeidsongeschiktheid nog niet helder is. Dit past niet in de Wet werken naar vermogen. Zolang er geen arbeidsvermogen is, past geen werkplicht. Het tijdelijk toekennen van een Wajong-uitkering in combinatie met zorg uit AWBZ of WMO is hier de oplossing. Blijft staan dat, wanneer haar arbeidsongeschiktheid toch duurzaam blijkt, definitieve instroom in de Wajong mogelijk is. Gebeurt er niets, dan is op termijn Wajong in elke geval in beeld.
3
Werkgever Klaas is bang dat medewerkers minder gemotiveerd zijn om te werken:
Meer hindernissen voor welwillende werkgevers Werkgevers die de waarde van jongeren met een beperking in hun bedrijf inzien, hebben de afgelopen jaren goede ervaringen opgedaan. Ze krijgen ondersteuning en hebben goede relaties met jobcoaches. Voor hen verandert alles. Niet alleen wordt de gemeente verantwoordelijk, ze krijgen ook minder begeleidingsuren. En het feit dat jongeren door de huishoudinkomentoets minder aanvulling krijgen, kan ook de werkgevers parten gaan spelen. Klaas heeft als filiaalhouder van een supermarkt 100 medewerkers. Een aantal van hen komt uit de Wajong en werkt al langer dan drie jaar in vaste dienst. Drie Wajongers werken er tussen de 6 maanden en 2 jaar. Door zijn ruime ervaring weet Klaas hoe de procedures lopen, wie hij aan kan stellen en wat hij van de begeleiding (jobcoaches) kan vragen. Zo worden ook de collega’s van de nieuwe werknemer begeleid om de samenwerking soepel te laten verlopen. Klaas hoeft geen subsidies, maar wil wel graag dat de overheid de meerkosten van deze werknemers vergoed. Voor drie van zijn werknemers heeft hij loondispensatie gekregen via het UWV. In 2013 verandert er erg veel voor hem. Hij kan niet langer gebruik maken van de eigen jobcoaches, omdat de gemeente zelf jobcoaches in dienst heeft. Die mogen eigenlijk alleen maar wat nazorg verlenen, meer tijd heben ze niet. De procedure voor aanvraag van loondispensatie duurt erg lang bij de gemeente. Daar komt bij dat jongeren die thuis wonen geen aanvulling krijgen vanwege de huishoudinkomentoets. Klaas is bang dat dit zijn medewerkers uiteindelijk niet voldoende motiveert om aan de slag te blijven. Wat gaat er mis? Werkgevers die openstaan voor het aannemen van jongeren met een verstandelijke, lichamelijke of psychische beperking zijn keihard nodig voor het behalen van één van de doelstellingen van de Wet werken naar vermogen: meer mensen laten meedoen. Toch wordt het hen juist moeilijker gemaakt. Werkgeversorganisaties hebben duidelijk aangegeven hoe zij bereid zijn mee te werken om mensen met beperkingen aan te nemen: uniforme regelingen, meerkosten worden vergoed, risico’s bij ziekte afgedekt en keuzevrijheid wie hen ondersteunt. Hier wordt niet aan voldaan. Werkgevers krijgen juist te maken met méér in plaats van minder regelingen rond no-riskpolis en tegemoetkomingen die een werknemer kan krijgen bij arbeidsplaatsvoorzieningen. De mogelijkheden om mensen aan de slag te helpen, worden hierdoor ingeperkt. Hoe het ook kan! Werknemers en werkgevers moeten per indicatie een beroep kunnen doen op een uniform pakket aan arbeidsmarktinstrumenten, zoals loondispensatie, werkplekaanpassingen (inclusief jobcoaching). Gemeenten en UWV zouden hen daarin moeten ondersteunen in plaats van te bepalen hoe de werkgever het moet doen. Het pakket aan voorzieningen zou juist eenduidige moeten worden. Door de WWNV wordt de verscheidenheid alleen maar groter.
4
Annelies kan potentiële medewerkers geen kansen meer bieden:
No no-riskpolis voor werkgevers Voor werkgevers is het van belang dat zij mensen met een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking aan kunnen stellen, zonder dat zij financiële risico’s lopen. Een no-riskpolis is daarom essentieel voor veel werkgevers. Juist die no-riskpolis komt in de WWNV onder druk te staan: niet alle risico’s zijn afgedekt en slechts een beperkte groep kan er langdurig voor in aanmerking komen. Annelies is HRM-manager bij een groot communicatiebedrijf. Ze heeft goede ervaringen met medewerkers vanuit WSW-begeleid werken en de Wajong. Voor haar tellen sociale vaardigheden van mensen. Het bedrijf komt de medewerkers op veel vlakken tegemoet. Ze krijgen de mogelijkheden om vanuit huis te werken bijvoorbeeld. Het is wel belangrijk om de meerkosten afgedekt te hebben, zoals de vervoersvoorziening van twee personeelsleden. De premiekorting die het bedrijf ontvangt, dekt andere kosten af voor indienstneming van deze mensen. Daarnaast is de no-riskpolis voor haar cruciaal. Er is ooit een medewerker in dienst gekomen die arbeidsongeschikt raakte waardoor het bedrijf ruim een ton aan verhoogde WIA-premie moest betalen. Inmiddels heeft Annelies Aisha leren kennen: een jonge enthousiaste vrouw die goed in het team past. Aisha valt vanwege een chronische darmziekte (die door medicijnen volledig onder controle is) onder de WWNV en daarom vraagt Annelies om een noriskpolis. Het blijkt dat de gemeente maximaal 2 jaar een no-riskpolis afgeeft die niet alles afdekt omdat voor Aisha geen loondispensatie geldt. De kosten van WIA-instroom is ook niet verzekerd. Tot haar grote spijt kan ze Aisha toch niet aannemen. Wat gaat er mis? Gemeenten bepalen zelf hoe werkgevers tegen ziekte van werknemers worden beschermd. Hierdoor kan een werkgever met veel verschillende varianten te maken krijgen in zowel doelgroep als duur. Risico’s tegen arbeidsongeschiktheid geeft de gemeente niet af, UWV wel. Alleen mensen die met loondispensatie hebben gewerkt en dat nier meer nodig hebben, kunnen na 2 jaar werken zonder loondispensatie daarna nog een vijfjarige no-riskpolis van het UWV krijgen. Een no-riskpolis van de gemeente verzekert slechts de doorbetaling van het loon bij ziekte niet het risico op kosten als een werknemer arbeidsongeschikt wordt. Werkgevers zijn bevreesd voor dat risico en nemen mensen met gezondheidsproblemen daarom minder gemakkelijk aan. Soms is dat risico overigens wel reëel, zoals bij Aisha maar voor haar is slechts een beperkte no-riskpolis beschikbaar. Hoe het ook kan! Eenduidige regeling voor de no-riskpolis voor werknemers die feitelijk en door werkgevers ervaren risico’s met zich meedragen. Een no-riskpolis die de kosten van de loondoorbetaling bij ziekte en het risco bij arbeidongeschiktheid afdekt. Dat kan van toepassing zijn voor mensen binnen en buiten de WWNV. Het is te overwegen een werkzaam leven lang een no-riskpolis toe te kennen aan mensen met gezondheidsklachten en die een verwacht hoger ziekteverzuim hebben.
5
Els kan re-integratieproblemen verwachten:
Cliënt en werkgever niet centraal gesteld in WWNV Wordt in de WWNV de optie voor loondispensatie breed uitgemeten, binnen andere regelingen zijn er minder of geen mogelijkheden. Dit beperkt ernstig de reintegratiekansen van mensen die vanuit andere regelingen aan het werk willen gaan. Hoewel de WWNV is gemaakt voor alle mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, wordt dat doel niet bereikt. Bij het ontwerp van de wet is te veel uitgegaan van de gemeente. Er zouden meer mensen aan het werk kunnen komen als cliënten én werkgevers centraal waren gesteld. Els heeft een herseninfarct gehad toen ze gewoon een baan had. Het gevolg van de herseninfarct is een Niet-Aangeboren-Hersenletsel (NAH). Na twee jaar ziekte is ze haar werk kwijtgeraakt. Zij ontvangt nu een WGA-uitkering. Els wil wel graag weer aan de slag, vooral omdat ze zich beter voelt. Ze heeft een stage gevonden bij een werkgever die door zijn zoon weet wat NAH is. De zoon (een Wajonger) werkt ook in zijn bedrijf en voor hem krijgt hij loondispensatie. Omdat Els (door concentratiestoornissen) duidelijk langzamer werkt dan de drie andere collega’s vraagt de werkgever ook voor haar loondispensatie aan. Het UWV legt uit daartoe niet bevoegd te zijn en verwijst door naar de gemeente. Omdat Els een WGA-uitkering krijgt, kan de gemeente geen loondispensatie afgeven. Els krijgt de baan niet. Wat gaat er mis? Mensen die geen uitkeringsrelatie hebben met de gemeente, kunnen niet in aanmerking komen voor loondispensatie. Alleen werkgevers met Wajongers en WSW-Begeleid Werkers kunnen dat nog. Anderen vallen tussen wal en schip. Door de koppeling van instrumenten aan de gemeente en niet aan een indicatie van de noodzaak, zullen regelingen ingewikkeld blijven en is er niet die ene sluitende regeling gekomen. Hoe het ook kan! Het zou een echte hervorming zijn als wordt uitgegaan van een uniform beleid rond voorzieningen zoals loondispensatie en vergoedingen van aanpassingen van de werkplek. Dit kan worden gekoppeld aan de beperkingen en arbeidsmarktpositie van een werkzoekende/werknemer. Daar hebben werkgevers ook een groot belang bij. Zij weten hoe meerkosten worden vergoed en hoe risico’s zijn afgedekt. Deze wettelijke instrumenten kennen genoeg mogelijkheden tot maatwerk.
6
Marjan kan na inwerkperiode wél in een normaal tempo werken:
Loondispensatie alleen onder voorwaarden invoeren Loondispensatie lijkt het nieuwe toverwoord te zijn om problemen aan de onderkant van de arbeidsmarkt op te lossen. Gemeenten bepalen wie de toegangstoets voor loondispensatie moet ondergaan. Prima instrumenten, ware het niet dat werknemers lange tijd onder het WML moeten werken. De toegangstoets mag niet worden geweigerd, terwijl mensen misschien niet eens willen werken met loondispendatie. Aan de andere kant: vraagt iemand de toegangstoets zelf aan, dan kan de gemeente die weigeren. Marjan heeft door tegenslagen in haar leven al 20 jaar niet gewerkt. Ze wil weer aan de slag. De dienst Werk en Inkomen stelt een toegangstoets loondispensatie voor. Marjan denkt erover na. Ze heeft weliswaar een periode nodig om het werkritme weer op te pakken, maar kan daarna op een normaal tempo meedraaien. Ze wil de toets dan ook niet, maar ze krijgt te horen dat ze die niet mag weigeren. Onder protest ondergaat ze de toets. Die wijst uit dat ze in de groep loondispensatie valt. Marjan is het daar niet mee eens. Ze maakt bezwaar. Dit wordt afgewezen omdat er geen procedurele fouten zijn gemaakt. Marjan gaat in beroep. Wat gaat er mis? Doelgroep toegangstoets De doelgroep voor loondispensatie omvat een groep die om ‘overige redenen’ niet in staat is het WML te verdienen. Het is onduidelijk wat deze overige redenen zijn. Zij hebben geen lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking. Bezwaar toegangstoets De toegangstoets kan, zoals het voorbeeld laat zien, als stigmatiserend worden beschouwd. Cliënten moeten om die reden de onafhankelijk uitgevoerde toets (door derden) kunnen weigeren. Dat kan niet. Wie het niet eens is met de uitkomst van de toetsing kan geen bezwaar of beroep aantekenen op inhoudelijke gronden. Hoe het ook kan! Toegangstoets niet invoeren: er zijn al voldoende instrumenten Voor mensen met een verstandelijke, psychische of lichamelijke handicap kan nu al door een loonwaardebepaling op de werkplek loondispensatie worden toegepast. Een werkgever die een werknemer aanneemt die om ‘overige redenen’ loondispensatie zou moeten krijgen, ontvangt het eerste jaar loonkostensubsidie. Blijkt daarna dat de werknemer nog altijd een lagere loonwaarde heeft, dan kan loondispensatie worden toegekend. Toegangstoets handhaven: onder voorwaarden Er moet een duidelijke omschrijving komen op welke gronden iemand langdurig niet in staat is om het WML te verdienen. Er moet een bezwaar- en beroepsmogelijkheid komen waarbij niet alleen de procedure, maar ook de inhoud van de beslissing kan worden aangevochten.
7
Wat gaat er mis? Loonwaarde meting Er zijn verschillende methodes om de loonwaarde te bepalen, waarbij diverse aspecten worden meegewogen. Geen van de huidige methodes zijn valide en betrouwbaar. Organisaties die belang hebben bij de uitkomst, kunnen de loonwaarde bepalen. Hoe het ook kan! Loonwaarde moet worden bepaald op basis van arbeidsproductiviteit en dit moet wettelijk worden vastgelegd. Er moet geen keuzevrijheid in methoden zijn en alleen een onafhankelijke organisatie moet de meting uitvoeren. Wat gaat er mis? Werken onder het minimumloon (WML) Wie werkt met loondispensatie krijgt, alleen als hij kostwinner of alleenstaand is, een aanvulling vanuit de uitkering. Hij krijgt méér dan de uitkering, maar minder dan het WML. Pas na 7 jaar niet-aaneengesloten werken bij verschillende werkgevers of 5 jaar aaneengesloten bij één werkgever, kan het loon worden aangevuld tot het WML. Werken onder het WML is mogelijk juridisch aanvechtbaar op basis van de Wet Gelijke Behandeling BH/CZ en VN-verdrag van de Rechten van de mens met een beperking). Hoe het ook kan! Aanvullingsregeling anders (als arbeidsmarkt instrument) invoeren Werken moet lonen en moet tenminste het WML opleveren. De aanvulling op het lagere loon moet worden gezien als individuele compensatie voor een verminderd vermogen en moet een arbeidsinstrument zijn dat geen onderdeel uitmaakt van de Wet werken naar vermogen. Aanvullingsregeling wel invoeren Het aantal jaren waarin onder het WML moet worden gewerkt, moet sterk worden beperkt. Gemeenten en cliënten moeten een wederzijdse verplichting hebben om de ontwikkeling van het arbeidsvermogen te volgen en per half jaar bij te stellen. Uiterlijk na één jaar dient het loon tot het WML te worden aangevuld. De gemeente moet ‘profiteren’ van de lagere uitkeringslasten: dit geld moet beschikbaar blijven voor begeleiding of andere instrumenten om de werknemer aan het werk te houden.
Toegelicht: uitleg loondispensatie, loonsuppletie en loonkostensubsidie Loondispensatie: een werkgever betaalt een lager loon uit dat gelijk moet zijn aan de arbeidsprestatie die wordt geleverd. Aanvulling tot – normaal gesproken – het Wettelijk Minimum Loon (WML) gebeurt vanuit de uitkering. Loonkostensubsidie: wordt verstrekt aan de werkgever om het verschil tussen arbeidsprestatie en loon te overbruggen. Loonsuppletie: werknemers krijgen een (tijdelijke) aanvulling op hun loon nadat ze na een periode van arbeidsongeschiktheid weer zijn gaan werken en minder verdienen.
8
Jan wil aan het werk maar krijgt hij een kans:
Niet iederéén kan werken naar vermogen onder de WWNV Sommige mensen hebben wel arbeidsvermogen, maar vragen om intensieve en langdurende begeleiding om te kunnen presteren. Mensen met een meervoudige beperking en grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen beter af zijn door de decentralisatie van verantwoordelijkheden in het kader van Wwnv en Wmo. Toch staan er nog veel vragen open. Kunnen gemeenten wel genoeg faciliteiten bieden om via de WWNV deze mensen aan het werk te helpen? Komen mensen met Wmo-zorgvragen zonder WWNV-uitkering nog voldoende aan bod als de Wmo bijspringt (verdringing)? Leidt dit uiteindelijk tot afwenteling op regelingen waar de gemeente niet verantwoordelijk voor is? Jan heeft een lichte verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Hij woont thuis bij zijn moeder met een WWNV-uitkering. Jan wil werken en meldt zich bij de gemeente. De gemeente vindt dat Jan te veel gedragsproblemen heeft en wil hem daarom nog niet begeleiden naar werk. Hij wordt in een (Wmo-)buurtbeheerproject betrokken. Daar vraagt hij te veel begeleiding. Jan klaagt over te weinig geld en wil gewoon werk. De Wmo-afdeling biedt de W&I-afdeling aan mee te betalen aan een traject naar werk. Wordt er geen werk gevonden dan veroorzaakt Jan waarschijnlijk weer overlast. Hij is al eerder het criminele pad opgegaan om aan geld te komen. De Wsw zou een oplossing kunnen zijn: in een beschutte werkomgeving kan er beter worden ingespeeld op de gedragsproblemen en Jan kan intensiever worden begeleid. Maar de wachtlijst is te lang. Inmiddels blijkt Jan ook ADD te hebben, waardoor ondersteuning vanuit de AWBZ mogelijk is. Wat gaat er mis? Mensen met arbeidsvermogen met veel ondersteuningsvragen zijn een financieel risico. Hoe financiert de gemeente de zorg voor intensieve begeleiding naar en op een werkplek? Een combinatie van middelen uit de WWNV en Wmo biedt mogelijkheden. Deze combinatie van WWNV en Wmo werpt de vraag op: Hoe kan worden voorkomen dat mensen met een Wmo-vraag én een WWNV-uitkering meer kans op ondersteuning hebben dan mensen zonder of een andere uitkering (verdringing)? Hoe kan worden voorkomen dat afwenteling plaatsvindt? Wanneer gemeenten niet investeren, nemen problemen toe en dat kan leiden tot structurele lastenverschuiving naar AWBZ en Wajong (afwenteling). De Wsw biedt geen uitkomst meer vanwege de afbouw van het aantal Wsw-plaatsen. Hoe het ook kan! Werken is vaak het beste medicijn voor jongeren als Jan. Ondanks de beperkte middelen, moeten gemeenten gestimuleerd worden samen met de client te zoeken naar maatwerkoplossingen die bij hem passen. Daarbij moet de Wsw niet worden uitgesloten. De afbouw van Wsw-plaatsen mag niet ten koste van mensen voor wie dit de enige mogelijk tot werken is. Om gemeenten te motiveren te investeren en afwenteling naar AWBZ en Wajong te voorkomen, is een activerende poortwachtersfunctie nodig bij CIZ en UWV. Een vorm van de Wet Verbetering Poortwachter, die gemeenten prikkelt tot handelen.
9