EUROPESE COMMISSIE
Brussel, XXX […](2014) XXX ANNEX 1
BIJLAGE bij het GROENBOEK Veiligheid van toeristische accommodatiediensten
NL
NL
Inhoud 1.
Feiten en cijfers ................................................................................................................... 3 1.1.
Bestaande instrumenten en handhaving ...................................................................... 3
1.1.1.
Nationaal niveau ................................................................................................... 3
1.1.2.
Europees niveau ................................................................................................... 4
1.1.3.
Toezicht en handhaving ....................................................................................... 5
1.2.
Horizontale aspecten.................................................................................................... 6
1.2.1.
Kmo's .................................................................................................................... 6
1.2.2.
Eurobarometer-enquêtes ....................................................................................... 6
1.2.3.
Normen ............................................................................................................... 18
1.3.
Niveau en instrumenten ............................................................................................. 18
1.3.1.
Alternatieve instrumenten .................................................................................. 18
2. Specifieke acties van de Commissie op het gebied van de veiligheid van toeristische accommodaties ......................................................................................................................... 18 2.1.
Eerdere acties (2003-2012) ........................................................................................ 19
2.2.
Meest recente acties (2012-2013) .............................................................................. 21
2
1.
FEITEN EN CIJFERS
In dit deel zijn de beschikbare feiten en cijfers opgenomen over de kwesties die het onderwerp vormen van dit groenboek. Niet alle aspecten die in hoofdstuk 4 ("Vragen") van het document aan de orde worden gesteld, komen in deze bijlage aan bod, aangezien er niet voor alle aspecten ondersteunend materiaal bestaat. 1.1.
Bestaande instrumenten en handhaving
1.1.1.
Nationaal niveau
In algemene zin bestaan er grote verschillen als het gaat om beleid op het gebied van toeristische accommodatiediensten. In 2013 werden de lidstaten verzocht om aan de hand van een vragenlijst de nationale regelgeving op het gebied van de veiligheid van toeristische accommodatiediensten (en andere diensten) te beschrijven. Van de 24 lidstaten die informatie verstrekten, maakten er 21 melding van het bestaan van algemene wetgeving die van toepassing is op diensten als categorie (algemene wetgeving inzake veiligheid van diensten of productveiligheid of consumentenbescherming of veiligheid op het werk), terwijl 17 lidstaten meldden dat er gedetailleerde sectorale wetgeving bestaat voor toeristische accommodatiediensten, in zes gevallen aangevuld met zelfregulering. Twee lidstaten maakten noch melding van horizontaal beleid noch van sectoraal beleid. Aan de hand van een onderzoek van de inhoud van de vermelde sectorale wetgeving was een meer gedetailleerde vergelijking tussen de lidstaten mogelijk. Aan bevoegde autoriteiten werd een lijst van bepalingen op het gebied van veiligheid gegeven (zie onderstaande tabel), en hun werd gevraagd om aan te geven welke daarvan bestaan in hun nationale wetgeving. Een groot deel (13 lidstaten) van de 17 lidstaten waar sectorale wetgeving bestaat (AT, BE, CY, CZ, DE, EL, ES, ET, FR, HR, IT, LT, LU, MT, PL, PT, SK), kent bepalingen ten aanzien van de staat van de gebouwen; in acht gevallen bestaat er een algemene verplichting om uitsluitend veilige diensten te verlenen en in tien gevallen worden er eisen gesteld aan de kwalificaties van de aanbieder van diensten. Anderzijds bestaat slechts in de helft van de lidstaten (DE, EL, CZ, HR, LU, MT, PL, PT, SK) de wettelijke verplichting tot oprichting van een toezichthoudende instantie. Daarnaast bestaan er slechts in vijf lidstaten (LU, MT, PL, CZ, EL) bepalingen inzake het opsporen en beoordelen van risico's, en slechts in twee lidstaten (CZ, PL) is er een verplichting om instanties te informeren over risico's en ongevallen in het kader van de dienstverlening – een instrument dat van essentieel belang is voor het maken van vergelijkende studies in de hele EU. Onderstaande grafiek illustreert de inhoud van de bestaande sectorale wetgeving in de betrokken 17 lidstaten.
3
Inhoud van specifieke wetgeving over TOERISTISCHE ACCOMMODATIEDIENSTEN In 17 van de 24 landen* bestaat sectorale wetgeving
Aantal landen dat specifieke veiligheidsvoorschriften heeft 13 10 8 5
5
4
9
4
5
5
5
2 0
*van de 24 lidstaten + Noorwegen, die informatie hebben verstrekt
1.1.2.
Europees niveau
De vrijheid van vestiging van dienstverleners en het vrij verkeer van diensten zijn vastgelegd in de artikelen 56 tot en met 62 van het VWEU. Meer in het bijzonder is Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt 1 bedoeld ter vergemakkelijking van de uitoefening van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten, waardoor het EU-aanbieders gemakkelijker wordt gemaakt om diensten te verrichten in een andere EU-lidstaat. Veiligheid van diensten is niet specifiek het onderwerp van de richtlijn. In artikel 18 van de richtlijn zijn echter afwijkingen vastgelegd op het vrij verrichten van diensten (artikel 16) onder specifieke omstandigheden en in bepaalde gevallen, in verband met de veiligheid van diensten. Een ontvangende lidstaat kan onder deze voorwaarden bij wijze van uitzondering zijn voorschriften toepassen op een bepaalde in een andere lidstaat gevestigde dienstverlener als het gaat om het verlenen van een specifieke dienst. Onder de voorwaarden van artikel 23 van de richtlijn kunnen de lidstaten er zorg voor dragen dat dienstverrichters wier diensten een rechtstreeks, bijzonder risico behelzen voor de gezondheid of de veiligheid, een goede aansprakelijkheidsverzekering afsluiten. Verplichting tot wederzijdse bijstand betreft voor de lidstaat van vestiging met name informatie over het risico van ernstige schade aan de gezondheid of veiligheid (artikel 29, lid 3). Artikel 26, tot slot, biedt een kader voor maatregelen op vrijwillige basis om de kwaliteit te verbeteren, onder meer door certificering of beoordeling van de activiteiten van dienstverrichters,
1
PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36-68.
4
ontwikkeling van kwaliteitscodes of keurmerken, alsmede de ontwikkeling van vrijwillige Europese normen voor diensten. Met betrekking tot de veiligheid van aan toerisme gerelateerde diensten, bestaat er geen alomvattende wetgeving op EU-niveau. Het enige instrument met betrekking tot de veiligheid van toeristische accommodaties is aanbeveling 86/666 van de Raad betreffende brandbeveiliging in bestaande hotels, waarin minimale veiligheidsnormen zijn vastgesteld voor alle hotels in de EU (met een capaciteit van ten minste 20 personen) en aanbevolen wordt dat de lidstaten voor zover de bestaande wetgeving nog niet volstaat, de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat aan deze normen wordt voldaan. Bovendien kan een aantal EU-instrumenten en initiatieven op diverse beleidsgebieden (bijv. REACH, bouwproducten, veiligheid op het werk, beroepskwalificaties, milieu en pakketreizen) direct of indirect bijdragen tot de veiligheid van toeristische accommodatiediensten. In het kader van de uitvoering van Verordening (EU) nr. 305/2011 inzake bouwproducten, verzocht de Commissie het CEN/CENELEC om zo spoedig mogelijk een geharmoniseerde norm voor koolmonoxidemelders te ontwikkelen. De norm zal voorzien in certificering van deze producten door derden en voldoende sensitiviteit waarborgen, alsmede een eindelevensduurindicatie. 1.1.3.
Toezicht en handhaving
Het enige bestaande Europese instrument inzake brandbeveiliging in toeristische accommodaties heeft een niet-bindend karakter en kent bijgevolg geen verplichte handhaving. In juni 2001 heeft de Commissie een verslag ingediend over de toepassing van de aanbeveling in de lidstaten 2. In het verslag wordt geconcludeerd dat hoewel de aanbeveling heeft bijgedragen tot het verhogen van het niveau van veiligheid in hotels in de hele EU, de minimale veiligheidsnormen uit de aanbeveling niet volledig worden gehaald. De FTT-ABTA (de Federatie van touroperators samengevoegd met de Britse Travel Association) heeft in 2009 op eigen initiatief een studie uitgevoerd naar de naleving van de bestaande regels inzake brandbeveiliging, met inbegrip van aanbeveling 86/666, door aanbieders van logies 3, door toepassing van de eigen inspectie- en verslagleggingsmethoden van de sector in het VK. 2 123 bedrijven, verspreid over 10 EU-lidstaten, werden geïnspecteerd door ofwel het personeel van de reisorganisatie zelf (d.w.z. speciaal opgeleid personeel of in gezondheid en veiligheid gespecialiseerd personeel) ofwel externe consultants. De studie resulteerde in een overzicht van de beoordelingen per land, waaruit grote verschillen inzake brandbeveiliging in resort-hotels naar voren kwamen. Ter ondersteuning van de betrouwbaarheid van de resultaten, werd in de studie benadrukt dat er geen reden kon zijn dat de gegevens van de reisorganisatie (zelf-gegenereerd dan wel door een consultant vastgesteld) een slechter beeld zouden schetsen van een bedrijf dan daadwerkelijk het geval was.
2 3
COM(2001) 348 definitief, http://ec.europa.eu/consumers/cons_safe/serv_safe/fire_safe/ps06_nl.pdf An analysis of the implementation of existing regulations on fire safety in tourist accommodation, an FTO European tourist accommodation study by Stewart Kidd, 2009.
5
Lidstaat
Hotel is niet geschikt voor gebruik of heeft ernstige gebreken
Hotel heeft ernstige gebreken die dringend hersteld moeten worden
Hotel heeft gebreken die zo spoedig mogelijk hersteld moeten worden
Brandveiligheid van hotel voldoet aan aanvaardbare norm; voorkomende gebreken zijn niet ernstig en gemakkelijk te herstellen
Totaal aantal geïnspecteerde hotels
Oostenrijk
43 %
32 %
11 %
15 %
324
Bulgarije Cyprus Frankrijk Griekenland Italië Malta Portugal Spanje TOTAAL
22 % 10 % 31 % 12 % 20 % 16 % 11 % 6%
32 % 19 % 15 % 19 % 22 % 19 % 13 % 19 %
14 % 16 % 27 % 12 % 11 % 14 % 12 % 17 %
32 % 55 % 28 % 57 % 46 % 52 % 64 % 58 %
76 186 199 292 171 64 171 640 2 123
Voorts werd in de studie geconcludeerd dat 38 % van de bedrijven die door de reisorganisatie en hun consultants waren gecontroleerd, waarschijnlijk niet in overeenstemming zijn met aanbeveling 86/666 betreffende brandbeveiliging in bestaande hotels. 1.2.
Transversale aspecten
1.2.1.
Kmo's
Kleine of micro-ondernemingen vormden in de afgelopen vijf jaar ruim 97% van alle logiesverstrekkende bedrijven. Groep I55: Accommodatie Micro 0 - 9 Klein 10 - 49 Middelgroot 50 - 249 Groot 250+ Alle kmo’s Totaal
1.2.2.
2008 196 491 35 563 5 677 614 237 731 238 345
2009 218 843 38 155 6 346 592 263 344 263 936
2010 204 934 37 276 5 883 583 248 094 248 677
2011 205 676 39 920 6 063 624 251 017 251 628
2012 210 742 40 436 6 113 640 256 752 257 378
2013 213 047 40 835 6 163 634 259 346 259 965
2014 219 777 42 081 6 354 656 267 422 268 063
Eurobarometer-enquêtes
In 2012 werd een Flash Eurobarometer uitgevoerd over de veiligheid van diensten 4, waarin ook de veiligheidsaspecten van bepaalde categorieën van betaalde diensten aan de orde kwamen, waaronder die van toeristische accommodaties. Van 7 tot en met 10 mei 2012 werden 25 524 Europese burgers van 15 jaar en ouder in alle 27 EU-lidstaten geïnterviewd. Het doel van de enquête was om de opvattingen van de Europeanen over en hun ervaringen met de veiligheid van specifieke diensten te onderzoeken, met inbegrip van die van toeristische accommodaties. Concreet werden de volgende aspecten onderzocht: •
4
Opvattingen over de veiligheid van deze diensten.
Flash Eurobarometer 350, Safety of Services, http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_350_en.pdf
6
•
Het percentage Europeanen dat gebruik maakt van dit soort diensten en de omvang van het aantal ongevallen met letsels als gevolg.
•
De ervaring met veiligheidsaspecten tijdens het gebruik van elk van die diensten (het gebouw zelf, de kamer en de apparatuur, hygiëne, brandbeveiligingsinformatie en apparatuur, recreatie- en zwembadfaciliteiten, verwarmingssystemen en beveiliging tegen koolmonoxidelekkages).
•
Opvattingen over de oorzaken en gevolgen van ongevallen die tot letsels leiden.
•
Of consumenten een klacht indienen over ongevallen en de redenen waarom zij dat niet doen.
De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek waren: − in grote lijnen waren er weinig meldingen van ongevallen die tot letsels leidden tijdens het gebruik van diensten; − de meeste respondenten (54 %) zeiden dat ongevallen die tot letsels leidden, bij betaalde diensten, door hen zelf/de gebruiker werden veroorzaakt; − met betrekking tot accommodaties maakte 98 % van de respondenten geen melding van een ongeval tijdens hun verblijf in een betaalde accommodatie over de voorafgaande twee jaar.
7
Vraag: Heeft u of een gezinslid in de afgelopen twee jaar gebruikgemaakt van een van de volgende betaalde diensten in (ONS LAND)? Antwoorden: Accommodatie (hotels, campings, etc.); gelieve eten en restaurants buiten beschouwing te laten.
V3: Geef voor elk type betaalde diensten waarvan u of een gezinslid in de afgelopen twee jaar gebruikmaakte in (ONS LAND) aan of een van de volgende incidenten zich heeft voorgedaan. − Accommodatie (hotel, camping, etc.) − Schoonheids- en wellnesscentra (kapper, zonnestudio, kuuroord, etc.) − Pretparken en kermissen − Zwembaden − Georganiseerde buitenactiviteiten (skiën, kanoën, mountainbiken, etc.) Antwoorden: − Geen van deze incidenten heeft zich voorgedaan. − Een ongeval met lichamelijk letsel heeft zich voorgedaan. − Tijdens gebruik van de dienst voelde u dat het niet veilig was en bent u gestopt met deze dienst te gebruiken. − Weet niet Basis: Mensen die de afgelopen 2 jaar gebruikmaakten van een accommodatie = 12 858. Mensen die de afgelopen 2 jaar gebruikmaakten van een dienst op het gebied van schoonheid en wellness = 11 749. Mensen die de afgelopen 2 jaar naar een pretpark of kermis gingen = 9 677. Mensen die de afgelopen 2 jaar naar een zwembad gingen = 12 200. Mensen die de afgelopen 2 jaar deelnamen aan een georganiseerde buitenactiviteit = 6 147
Ten minste negen van de tien gebruikers van betaalde accommodaties beoordeelde het gebouw, de apparatuur en de hygiëne van hun accommodatie als veilig, maar ze waren minder zeker over het zwembad (64 % veilig) en de verwarmingssystemen (61 % veilig).
8
V4: Kunt u mij vertellen hoe veilig u elk van de volgende aspecten van de accommodatie vond, de laatste keer dat u gebruikmaakte van een betaalde accommodatie in (ONS LAND)? − Het gebouw zelf, de kamer en de apparatuur (gezamenlijke ruimten, balkons, badkamers, toiletten, meubilair, elektrische apparaten, etc.) − Hygiënische omstandigheden (kwaliteit van water, schoonmaak, etc.) − Apparatuur en informatie bij uitbreken van brand − De recreatiefaciliteiten (tuin, speeltuin, etc.) − Het zwembad en de ruimte eromheen − Het verwarmingssysteem en de beveiliging tegen koolmonoxidelekkage Helemaal 'veilig' Helemaal ‘niet veilig’ Niet van toepassing Weet niet Basis: Mensen die de afgelopen 2 jaar gebruikmaakten van een accommodatie en geen ongeval meemaakten = 11 792
Onveiligheid van de brandbeveiligingsinformatie en -apparatuur werd het meest genoemd (8 %), gevolgd door hygiëne (7 %). Opvallend is dat bij hygiëne 91 % van de respondenten dit aspect van de accommodatie als veilig beoordeelden, vergeleken met 78 % bij brandbeveiligingsinformatie en -apparatuur. Iets meer dan één op de twintig (6 %) zei dat de recreatiefaciliteiten in hun accommodatie onveilig waren. Ook zwembaden werden door 6 % van de respondenten als onveilig beoordeeld. Van alle aspecten waarnaar gevraagd werd, was het aantal respondenten dat aangaf dat de accommodatie niet beschikte over een zwembad (25 %) of recreatievoorzieningen (17 %) het grootst. Een op de twintig (5 %) zei dat het verwarmingssysteem en de beveiliging tegen koolmonoxidelekkage in de accommodatie onveilig waren. Ruim een op de vijf (22 %) kon echter geen oordeel geven over het verwarmingssysteem van de accommodatie.
9
Van de 12 585 gebruikers van een accommodatie in de EU-27, gaven er 164 aan dat er zich een ongeval met letsels als gevolg had voorgedaan. Hieronder staan de uitkomsten van het Eurobarometerverslag uitgesplitst naar lidstaat.
Vraag: V3.1. Voor elk van de soorten betaalde diensten die u of een gezinslid in de afgelopen twee jaar heeft gebruikt in (ONS LAND): heeft een van de volgende incidenten zich voorgedaan? Optie: Accommodatie (hotel, camping, etc.) Antwoord: Een ongeval met lichamelijke letsels als gevolg heeft zich voorgedaan.
10
Gevraagd naar de aard van het ongeval gaven die 164 burgers de volgende de antwoorden.
V10. Had het ongeval in uw accommodatie te maken met een de volgende zaken? − Algemene veiligheid (gezamenlijke ruimten, slaapkamers, balkons, badkamers, openbare toiletten, meubilair, elektrische apparaten, etc.) − Hygiëne (water, chemicaliën, etc.) − Veiligheid van het zwembad (geen badmeester, slecht onderhoud, etc.) − Koolmonoxidelekkage − Brand − Recreatiefaciliteiten (tuin, speeltuin, etc.) − Andere redenen + geen reden (spontaan) − Weet niet
Bijna alle respondenten (92 %) zeiden dat de staat waarin de gebouwen en apparatuur verkeerden voldoende was, terwijl 82 % zei dat er duidelijke veiligheidsinformatie voorhanden was, en 62 % zei dat het personeel voldoende gekwalificeerd leek te zijn op het gebied van veiligheidsmaatregelen. Het vaakst konden respondenten de vraag naar de kwalificaties van het personeel op het gebied van veiligheid niet beantwoorden: 20 % zei dat ze het zich niet konden herinneren of niet zeker wisten.
11
V5. Kunt u mij zeggen of de laatste keer dat u gebruikmaakte van een betaalde accommodatie in (ONS LAND), ... − de staat waarin gebouwen en/of apparatuur verkeerden voldoende was? − er duidelijke veiligheidsinformatie voorhanden was (waarschuwingen over bepaalde risico's, gebruiksinstructies, nooduitgangen, etc.)? − het personeel voldoende gekwalificeerd leek te zijn op het gebied van veiligheidsmaatregelen?
Antwoorden − Ja − Nee − Herinner ik me niet/Weet ik niet zeker − Weet niet Basis: Mensen die de afgelopen 2 jaar gebruikmaakten van een accommodatie en geen ongeval meemaakten = 11 792
Ook werd de mening van de consument gevraagd over de oorzaak van ongevallen en de gevolgen daarvan en of er kinderen bij betrokken waren. De meeste respondenten (54 %) zeiden het hun eigen schuld was of de schuld van de gebruiker. Een op de vijf (20 %) zei dat het lag aan de slechte staat van het gebouw of de apparatuur, en 16 % zei dat het ongeval was toe te schrijven aan onbekwaamheid van het personeel. Een op de tien schreef het ongeval toe aan gebrekkig toezicht (13 %), gebrekkige waarschuwingen over risico's (12 %) of gebrekkige gebruiksinstructies (8 %). Een op de twintig (5 %) zei dat het ongeval het gevolg was van ontbrekende of gebrekkige noodprocedures. Een op de tien (10 %) noemde een "andere" reden.
12
V12. Werd het ongeval volgens u veroorzaakt door ...? − mijn eigen schuld/de schuld van de gebruiker − de slechte staat van het gebouw/de apparatuur − onbekwaamheid van de organisatie/het personeel − gebrekkig toezicht − gebrekkige waarschuwing over risico 's − gebrekkige gebruiksinstructies − ontbrekende/gebrekkige noodprocedures − andere reden (spontaan) − Weet niet
Over het geheel genomen geven de resultaten van deze enquête informatie over verschillende aspecten van de ongevallen en blijkt dat de beoordeling van de veiligheidsaspecten niet negatief was. Toch vermelden bijna 10 % van de gebruikers algemene veiligheidsgebreken die moeten worden aangepakt (met name scholing en kwalificatie van personeel en het ontbreken van informatie over veiligheidsprocedures en risico's).
13
Daarnaast is de mening van toeristen sinds 2008 regelmatig onderzocht via de "Eurobarometer survey on the attitudes of Europeans towards tourism" 5. Uit vier opeenvolgende enquêterondes tussen 2008 en 2012 bleek dat veiligheid geen enkele rol speelde om Europese reizigers te ontmoedigen om op vakantie te gaan.
Belangrijkste reden voor EU-burgers om niet op vakantie te gaan – EU-27 V4 (2011-2010)/V5 (2009): Wat was de belangrijkste reden dat u niet op vakantie bent gegaan in 2010/2009/2008? %, Basis: respondenten die geen vakantiereis maakten (en respondenten die helemaal niet reisden), EU-27 − Financiële redenen − Persoonlijke/privéredenen − Tijdgebrek − Blijf liever thuis of bij familie/vrienden − Geen zin om op vakantie te gaan − Maak liever alleen korte reizen − Zorgen over de veiligheid − Overige − Weet niet/Niet van toepassing
5
Flash EB 258/2009, 291/2010, 328/2011, 334/2012, 370/2013.
14
V4: Wat was de belangrijkste reden dat u in 2011 niet op vakantie bent gegaan? − Financiële redenen − Persoonlijke/privéredenen − Bleef liever thuis of bij familie/vrienden − Tijdgebrek − Wegens ontoegankelijkheid van het vervoer of de accommodatie − Zorgen over de veiligheid − U wilde in 2011 niet op vakantie gaan (NIET VOORLEZEN) − Andere reden (NIET VOORLEZEN) − Weet niet
15
V4: Wat was de belangrijkste reden dat u in 2012 niet op vakantie bent gegaan? − Financiële redenen − Persoonlijke/privéredenen − Bleef liever thuis of bij familie/vrienden − Vanwege baan/carrière* (nieuw item) − Tijdgebrek − Wegens ontoegankelijkheid van het vervoer of de accommodatie − Zorgen over veiligheid toeristische diensten (bijv. veiligheid hotel, brandveiligheid, vervoer) − U wilde in 2012 niet op vakantie gaan (NIET VOORLEZEN) − Andere reden (NIET VOORLEZEN) − Weet niet
Met de meest recente Eurobarometer-enquête (uitgevoerd in januari 2014) 6 werd onderzocht of er bepaalde zorgen bestonden ten aanzien van de veiligheid van toeristische accommodaties. De uitkomsten daarvan waren: •
•
6
Slechts een klein deel van de respondenten ondervond tijdens hun vakantie in 2013 problemen met de veiligheid van hun betaalde accommodatie. In totaal diende slechts 4 % van de respondenten die in 2013 ten minste eenmaal reisden een klacht in. Het overgrote deel van de respondenten (95 %) was tevreden over de veiligheid van hun accommodatie. Een vergelijkbaar grote groep (95 %) was tevreden over de kwaliteit van hun accommodatie.
http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_392_en.pdf
16
V9A. Wat betreft uw belangrijkste vakantie in 2013: hoe tevreden was u over...? Onder "belangrijkste vakantie" verstaan we de vakantie die voor u in 2013 de belangrijkste was. − De natuurlijke omgeving (landschap, weersomstandigheden, etc.) − De veiligheid van de accommodatie* (nieuw item) − De kwaliteit van de accommodatie − De kwaliteit van beschikbare activiteiten/diensten (vervoer, restaurants, activiteiten, etc.) − Het algemene prijsniveau − De ontvangst van toeristen (bijv. activiteiten voor kinderen, klantenservice, beleid t.a.v. huisdieren, etc.) − De toegankelijkheid voor speciale doelgroepen (bijvoorbeeld mensen met een handicap, ouderen, kinderen in kinderwagens)
•
De meeste respondenten (92 %) hadden tijdens hun belangrijkste vakantie in 2013 geen problemen ondervonden met de veiligheid van de betaalde accommodatie. Van de 6 % die wel problemen op dit gebied ondervond, ging het in de meeste gevallen om voedselvergiftiging of ziekte (2 %), uitglijden, struikelen of vallen (1 %) of een incident in het zwembad (1 %).
V9B: Heeft u of een van uw medereizigers tijdens uw belangrijkste vakantie in 2013 te maken gehad met een van de volgende veiligheidsproblemen in uw betaalde accommodatie? − Voedselvergiftiging/ziekte-uitbraak − Uitglijden/struikelen/vallen in de accommodatie (met ernstige gevolgen) − Zwembadincident (verdrinking/bijna- verdrinking) − Noodsituatie vanwege brand − Incident met glazen deur/raam − (Bijna) van balkon vallen − Andere veiligheidsincidenten (NIET VOORLEZEN) − Geen (NIET VOORLEZEN) − Weet niet
17
1.2.3.
Normen
In Verordening (EU) nr. 1025/2012 7 betreffende Europese normalisatie, die op 1 januari 2013 in werking is getreden, zijn de voorwaarden vastgelegd voor Europese normalisatie, met een duidelijke verwijzing naar de ontwikkeling van normen op het gebied van diensten, en daarmee is een opening gecreëerd voor Europese normalisatie, hetgeen de toepassing van EUwetgeving en -beleid op het gebied van de veiligheid van diensten kan bevorderen. In artikel 2, lid 4, onder c), wordt bepaald dat de technische voorschriften van een norm voor diensten betrekking hebben op kwaliteitsniveau, prestatie, interoperabiliteit, milieubescherming, gezondheid en veiligheid 8. Daardoor ontstaat mogelijk ruimte voor discussie over de normalisatie van de veiligheid van toeristische accommodatiediensten. 1.3.
Niveau en instrumenten
1.3.1.
Alternatieve instrumenten
In 2008 heeft de Europese overkoepelende horecaorganisatie Hotrec, die een voorkeur blijft hebben voor een aanpak vanuit de bedrijfstak boven een normatieve benadering, een zelfreguleringsinitiatief ontwikkeld, dat bekend staat als de MBS-methode (Management, Building, Systems; beheer, gebouw, systemen), om de brandveiligheid in alle hotels in Europa verder te verbeteren. De diensten van de Commissie namen deel in het Raadgevend Comité van belanghebbenden, dat bij alle fases van de ontwikkeling van de methode betrokken was. De MBS bevat een reeks prestatiegerichte aanbevelingen, die het management van hotels moeten ondersteunen bij de naleving van aanbeveling 86/666 van de Raad, zodat de eigenschappen van de gebouwen en systemen passen bij de doelstellingen die daarin zijn vastgelegd. Het principe van een zelfreguleringsmaatregel vanuit de bedrijfstak heeft brede steun gekregen. In de mededeling van de Commissie inzake toerisme uit 2010 9 werd aangekondigd dat de Commissie met de lidstaten, de toeristische sector en belanghebbende organisaties nauw zal blijven samenwerken om de veiligheid in overnachtingsgelegenheden, met name in verband met brandgevaar, te verbeteren 10. 2.
SPECIFIEKE
ACTIES VAN DE COMMISSIE OP HET GEBIED VAN DE VEILIGHEID VAN TOERISTISCHE ACCOMMODATIES
De Commissie heeft de afgelopen jaren verschillende acties ontwikkeld op het gebied van toeristische accommodatiediensten, zoals hieronder beschreven.
7 8
9
10
PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12. Ten aanzien van veiligheid wordt in overweging (3) benadrukt: "Normen kunnen de kwaliteit op peil houden en verbeteren, informatie verschaffen en zorgen voor interoperabiliteit en compatibiliteit, waardoor de veiligheid en waarde voor de consumenten toeneemt". Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa, COM(2010) 352 definitief In het initiatiefverslag van het Europees Parlement (2010/2206(INI)) naar aanleiding van deze mededeling is het Parlement ten aanzien van zelfregulerende instrumenten "van mening dat het noodzakelijk is overname van de MBS-methode (beheer, gebouwen en systemen) te stimuleren, onverlet de vigerende nationale voorschriften die zijn uitgevaardigd overeenkomstig de aanbevelingen van de Raad van 1986, of alternatieve regelgeving vast te stellen indien zelfregulering niet werkt".
18
2.1.
Eerdere acties (2003-2012)
De oudste nog bestaande tekst op EU-niveau met betrekking tot de veiligheid van toeristische accommodaties is de hierboven genoemde aanbeveling 86/666/EEG betreffende brandbeveiliging in bestaande hotels. Toen de EU-wetgever de regels inzake de veiligheid van consumentenproducten moderniseerde, werd de veiligheid van diensten niet meegenomen in dat initiatief. In artikel 20 van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid (RAPV) staat echter: "De Commissie geeft aan welke de behoeften, mogelijkheden en prioriteiten zijn inzake een gemeenschappelijk optreden op het gebied van de veiligheid van diensten en dient bij het Europees Parlement en de Raad voor 1 januari 2003 een verslag in dat zo nodig vergezeld gaat van voorstellen terzake". Daarom initieerde de Commissie een raadpleging en bracht zij in 2003 een verslag uit over de veiligheid van consumentendiensten 11, waarin expliciet gesteld werd dat de aandacht vooral zou "moeten uitgaan naar sectoren waarvan het grensoverschrijdend karakter de consument het meest aanbelangt, bijvoorbeeld diensten voor verblijfstoerisme zoals hotels, campings en andere toeristische voorzieningen". De Raad heeft de uitkomsten van het verslag van de Commissie ondersteund en nam in 2003 een resolutie 12 aan over de veiligheid van consumentendiensten, waarin de Commissie wordt verzocht "na te gaan of er op dit gebied concrete communautaire initiatieven en activiteiten moeten worden ontplooid, die onder meer ook de ontwikkeling kunnen omvatten van een wetgevingskader met bijzondere aandacht voor de geïdentificeerde prioritaire gebieden". Hierin wordt verder van de Commissie gevraagd in samenwerking met de lidstaten onderzoek te doen naar de mogelijkheden, prioriteiten en de meest passende en doeltreffende benaderingen, methodologieën en procedures ter verbetering van de kennis inzake de veiligheid van diensten en van de verzameling van gegevens, alsmede zich te beraden op de wijze waarop Europese normen zouden kunnen bijdragen tot een gemeenschappelijk hoog niveau van veiligheid van diensten. In 2005 initieerde de Commissie een studie 13 om bestaande methodologieën voor het monitoren van ongevallen en het verzamelen van gegevens op het gebied van consumentendiensten in kaart te brengen en te beschrijven, met bijzondere aandacht voor diensten in de toeristische sector en aanverwante activiteiten, alsmede een vergelijkende analyse van deze methoden te maken en voorstellen te doen voor een mogelijke toekomstige regeling op EU-niveau. In het verslag naar aanleiding van de studie werd opgemerkt dat ongevallen gerelateerd aan toerisme en recreatie binnen de lidstaten zeer ongelijk verdeeld zijn over de verschillende regio's (en zelfs over de verschillende plaatsen in toeristische streken). De meeste productgerelateerde ongevallen zijn daarentegen over het algemeen gelijkmatig verdeeld over de plaatselijke bevolking. Er is derhalve een groot verschil tussen de methoden die het meest geschikt zijn voor het verzamelen van gegevens op het gebied van veiligheid en die op het gebied van productveiligheid, en daarmee is de kans klein dat een bepaald gegevensbestand bruikbaar is voor beide doeleinden. Op grond van de studie werd geconcludeerd dat het op de middellange termijn niet haalbaar zou zijn één centraal gegevensbestand te creëren met informatie over alle ongevallen gerelateerd aan toeristische en 11
12
13
Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de veiligheid van consumentendiensten, COM(2003) 313 def. Resolutie van de Raad van 1 december 2003 inzake de veiligheid van consumentendiensten (2003/C299/01) “Methodology for systematic collection of statistics in relation to safety of services”, by Consumer Risk Ltd, http://ec.europa.eu/consumers/cons_safe/serv_safe/datacollect/rep_idb2005_en.pdf
19
recreatieve voorzieningen. De belangrijkste aanbeveling luidde dat er op de lange termijn een gemeenschappelijk verplichting vanuit de EU zou moeten komen voor aanbieders van consumentendiensten om alle ernstige incidenten waarbij consumenten betrokken zijn te rapporteren; de lidstaten zouden daarbij verantwoordelijk zijn voor het genereren van schattingen over het aantal ongevallen per sector van toeristische en recreatieve activiteiten, op basis van een standaardwijze van rapporteren waarmee op eenvoudige wijze vergelijkingstabellenkunnen worden gemaakt op een Europese website. In 2005 heeft de Commissie de lidstaten gevraagd naar hun standpunten over een mogelijke wijziging van aanbeveling 86/666. Op dat moment waren de op Europees en nationaal niveau bestaande voorschriften voor sommige lidstaten toereikend, terwijl anderen positief stonden tegenover een herziening van de brandveiligheidsvoorschriften voor hotels op EU-niveau, met name ter verbetering van brandveiligheidsmanagement, veiligheidsinstructies, scholing van personeel en noodplannen. Destijds kwam men niet tot consensus. De aanbevelingen uit het onderzoek naar systemen voor gegevensverzameling werden verder besproken en uitgewerkt tijdens een internationale workshop over gegevensverzameling op het gebied van ongevallen en letsel voor non-foodproducten en risicoanalyse van diensten, die in 2006 in Brussel werd gehouden. In overeenstemming met de uitkomsten van het onderzoek werd in de workshop geconcludeerd dat bestaande gegevensbanken en informatie over ongevallen beter toegankelijk moesten worden gemaakt via internet en dat de uitwisseling van bestaande beste praktijken de beste aanpak zou zijn voor de korte en middellange termijn. Daarnaast initieerde de Commissie in 2006 een studie 14 naar mogelijke verbeteringen van de Europese Letseldatabank (European Injury Data Base, IDB) met het oog op het verzamelen van gegevens op het gebied van diensten. De conclusie van de studie luidde dat het in de praktijk moeilijk zou zijn de databank zo te verbeteren dat er ook gegevens over aan diensten gerelateerd letsel in zouden kunnen worden opgenomen, maar dat er gericht aanvullend onderzoek kon worden gedaan op basis van de reeds in de IDB beschikbare gegevens om een beter inzicht te krijgen in aan diensten gerelateerde ongevallen. Zoals aangegeven in de mededeling van de Commissie uit 2007, "Een agenda voor een duurzaam en concurrerend Europees toerisme" 15, is het garanderen van de veiligheid van toeristen en de plaatselijke gemeenschappen waar toeristische diensten worden aangeboden ook van groot belang en een fundamentele voorwaarde voor een succesvolle ontwikkeling van het toerisme. De veiligheid van toeristen is een van de belangrijkste uitdagingen voor de toeristische sector, in overeenstemming met de huidige dynamiek waarin vertrouwen van vitaal belang is. In 2010 heeft de Commissie een ambitieuze studie geïnitieerd om de hotelbranche per lidstaat te beschrijven, met als doel het in kaart brengen van de belangrijkste veiligheidsrisico's (met uitzondering van veiligheidsrisico’s gerelateerd aan levensmiddelen), en om een inventarisatie te maken van het letsel en de ongevallen die zich in de afgelopen jaren hebben voorgedaan in hotels. De doelstellingen van de studie zijn echter niet gehaald, onder andere door de grote verschillen binnen de hotelbranche en het niet registreren van specifiek aan deze diensten gekoppelde ongevallen, mede vanwege het risico van imagoschade. De kwaliteit van de aanbevelingen van de studie was onvoldoende om als basis te kunnen dienen voor 14
15
"Improving the product and service dimension of the IDB – a feasibility study", door het Consumer Safety Institute. COM(2007) 621 definitief
20
beleidsbeslissingen en de studie is daarom niet geaccepteerd door de diensten van de Commissie. In de eerder genoemde mededeling van de Commissie over toerisme, uit 2010, wordt een beleid geschetst dat gericht is op ondersteuning van deze sector van de Europese economie en worden initiatieven voorgesteld ter versterking van het concurrentievermogen en de duurzame en kwaliteitsgerichte ontwikkeling van de sector. In het bijzonder wordt hierin vermeld dat "de Commissie met de lidstaten, de toeristische sector en belanghebbende organisaties nauw [zal] blijven samenwerken om de veiligheid in overnachtingsgelegenheden, met name in verband met brandgevaar, te verbeteren." In de mededeling wordt het belang onderstreept van verbetering van de veiligheid voor de versterking van de toeristische sector. In het initiatiefverslag van het Europees Parlement 16 naar aanleiding van die mededeling, tot slot, wordt "onderstreept hoe belangrijk het is dat aandacht wordt geschonken aan het vraagstuk van de veiligheid in diverse soorten van accommodatie, met name als het gaat om brandbeveiligingsvoorschriften en veiligheidsmaatregelen in verband met koolmonoxide". 2.2.
Meest recente acties (2012-2013)
Een van de mogelijkheden die onlangs door de diensten van de Commissie zijn besproken, was een wijziging van aanbeveling 86/666 betreffende brandbeveiliging in bestaande hotels, met de MBS-methode als basis. In juni 2012 werd met dit doel een raadgevende workshop met belanghebbenden georganiseerd om deze optie te bespreken. Er was consensus over de algemene uitgangspunten van dit initiatief, met name over de noodzaak tot aanpassing en verbetering van de inhoud van de aanbeveling, onder andere met betrekking tot de voorschriften, draagwijdte en toepassing op nationaal niveau. Ook ging een meerderheid van de belanghebbenden een stap verder en stelde ter discussie of het niet-bindende karakter van de aanbeveling wel het meest geschikte instrument was om de kwestie van de brandveiligheid van hotels in heel Europa aan te pakken, gezien het ontbreken van consistente implementatie en handhaving in alle lidstaten. Er was echter geen consensus onder de belanghebbenden over de verdere koers, met name met betrekking tot de inhoud van de MBS-methode. Er werd een aantal suggesties gedaan voor de aspecten die nader zouden moeten worden bestudeerd, en deze zijn meegenomen in het kader van het groenboek.
16
(2010/2206(INI)) - over Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa.
21