BIJLAGE A COMPETENTIES VAN DE OPLEIDING* *Voor de speciale trajecten Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs (AOLB) en International Teacher Education for Primary Schools (ITEPS) geldt aanvullende informatie. Deze is terug te vinden in Bijlage D. Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 1 van 17
Uitwerking programma op basis van visie en uitgangspunten Van eindniveau naar opleidingsniveaus De SBL-competenties en de Dublin Descriptoren (hbo-kwalificaties) definiëren het eindniveau van de opleiding. Dit is het niveau waaraan de beginnende leraar moet voldoen. Vanuit dit niveau continueren de studenten die wij opleiden, een leven lang leren. De competenties en kwalificaties staan centraal gedurende de hele opleiding. Het onderwijsprogramma is zodanig opgebouwd dat de student geleidelijk naar het eindniveau toe werkt. We onderscheiden daarbij drie opleidingsniveaus: Opleidingsbekwaam, Basisbekwaam, Startbekwaam (=eindniveau). De drie niveaus verschillen wat betreft: -
-
-
Beheersingsniveau (diepgang) o Van oriënteren op taken, via het uitvoeren van taken en het kunnen evalueren en aanpassen van processen, naar het maken van keuzes en visieontwikkeling. Verantwoordelijkheid o Geleidelijk toename van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de student en vermindering van de begeleiding. Complexiteit o Van gerichtheid op de eigen taak en de gang van zaken binnen de groep, via samenwerking binnen de school, naar de het functioneren in de volle breedte van de schoolomgeving.
De niveaus zijn richtinggevend voor de opleidingsinhoud (aanbod vanuit de opleiding en keuzeruimte van de student) en bepalen tevens de criteria voor (zelf)beoordeling in de verschillende fasen van de opleiding. Opleidingsbekwaam De student is opleidingsbekwaam wanneer hij voldoende beeld heeft van de beroepspraktijk om gemotiveerd te kunnen kiezen voor het beroep en hij het niveau van de opleiding aan kan. Beheersingsniveau: eenvoudig = oriënterend, observerend, assisterend, actief meewerkend. Verantwoordelijkheid: de student functioneert onder directe begeleiding van de mentor(stage) en wordt intensief begeleid door de studieloopbaanbegeleider van de opleiding. Complexiteit: de student voert deeltaken en lessen uit in een eenvoudige situatie en oriënteert zich op de gang van zaken binnen de groep.
Basisbekwaam De student is basisbekwaam wanneer hij over voldoende vakkennis en vaardigheden beschikt om verantwoord les te kunnen geven en zelfstandig kan analyseren met behulp va n theoretische concepten
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 2 van 17
Beheersingsniveau: zelfstandig en verdiepend = uitvoerend, flexibel, inventief, initiatiefrijk en analyserend, professioneel plannend, zelfevaluerend handelen. Verantwoordelijkheid: de student functioneert onder begeleiding van de mentor(stage) en wordt begeleid door de studieloopbaanbegeleider van de opleiding. De studieloopbaanbegeleiding vanuit de opleiding wordt geleidelijk verminderd en maakt plaats voor zelfstandig functionerende intervisiegroepen. Complexiteit: de student voert onderwijstaken uit binnen de groep, tegemoetkomend aan verschillende niveaus binnen die groep en gedurende meerdere aaneengesloten dagdelen. De student oriënteert zich op het functioneren binnen de schoolorganisatie. Het handelen in de groep is ingebed in de leerlijnen en het schoolconcept.
Startbekwaam De student is startbekwaam wanneer hij een visie op het beroep kan formuleren op grond waarvan hij verantwoorde en kritische keuzes maakt en uitvoert mede gebaseerd op wetenschappelijke informatie, ook internationaal. Beheersingsniveau: professioneel = standpuntbepalend, alternatieven overwegend, zowel individueel als in overleg met anderen handelend, specialiserend. Verantwoordelijkheid: de student functioneert met een toenemende eigen verantwoordelijkheid in de school wat resulteert in een zelfstandige eindstage. Toezicht vindt op dat moment plaats op afstand door de opleidingsschool. Begeleiding vindt plaats op eigen initiatief. Complexiteit: De student voert met begeleiding, op basis van methodologische kennis, een praktijkgericht onderzoek uit en zet gespecialiseerde vaardigheden in voor de school. De student onderhoudt voor het functioneren in de stagegroep contacten met actoren in de schoolomgeving (ouders, externe instanties).
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 3 van 17
Overzicht competenties en deelcompetenties
1 1
1
Overzicht competenties + Deelcompetenties Stenden Pabo curriculum 2013-2014 Interpersoonlijk competent Ik beschik over goede communicatieve vaardigheden
1
2
Ik heb goed contact met kinderen
1
3
Ik kan mijn handelen baseren op kennis van communicatiepatronen en sociale verhoudingen binnen mijn groep
2 2
1
2
2
2
3
3a 3a 1 3a 2 3a 3 3a 4 3a 5 3a 6
Pedagogisch competent Ik begeleid de leerlingen van afhankelijkheid naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uitdagende leeromgeving Ik kan mijn pedagogische opvattingen en handelen verantwoorden op basis van relevante theoretische en methodische inzichten Didactisch competent Ik weet mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten Ik pas verschillende gesprekstechieken toe Ik pas verschillende differentiatevormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken
3a 7
Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden binnen de kaders van passend onderwijs.
3a 8
Ik verdiep mij op onderwijskundig gebied en pas die kennis toe bij reflectie op mijn eigen onderwijs en op onderwijs in het algemeen
3b 3b 1
Competent in de vak-en vormingsgebieden Ik gebruik zowel de kerndoelen van de vak(gebieden) als de vakoverstijgende kerndoelen als basis voor mijn onderwijs Ik kan de verschillende vakmethodieken toepassen bij het ontwerpen en uitvoeren van onderwijsleersituaties
3b 2
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 4 van 17
3b 3
Ik beschik over een duidelijke visie op de wijze waarop het vak(gebied) didactisch gestalte krijgt (vakconcept, ontwikkelingspsychologie en leertheorie)
3b 4
Ik kan omgaan met specifieke leerproblemen in het vak(gebied)
4 4
1
Organisatorisch competent Ik kan goed leiding geven
4
2
Ik kan het lokaal , een hoek, de schoolomgeving gebruiken en eventueel inrichten als een stimulerende en rijke speel/leeromgeving
4
3
5 5 5
1 2
Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn Competent in het samenwerken met collega's Ik ben in staat collegiale relaties op te bouwen en te onderhouden Ik ben in staat tot constructief collegiaal overleg
5
3
Ik kan in teamverband werken
5
4
Ik heb kennis van relevante informatie, technieken en methodieken die nodig zijn voor het functioneren in de schoolorganisatie en bijbehorende overlegsituaties
6 6
1
6
2
7
Competent in het samenwerken met de omgeving Ik onderhoud goede contacten met de ouders of verzorgers van de kinderen Ik onderhoud goede contacten met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de zorg voor de kinderen Competent in het ontwikkelen van een eigen professionele deskundigheid d.m.v. reflectie, ontwikkeling en onderzoek
7
1
Ik kan reflecteren op mijn eigen handelen
7
2
7
3
Ik laat zien behoefte te hebben aan feedback en weet wat ik ermee ga doen Ik functioneer in systematische intervisie en collegiale consultatie
7
4
7
5
7
6
Ik werk planmatig aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheid, op basis van een goede analyse van mijn competenties Ik stem de ontwikkeling van mijn bekwaamheid af op het beleid van de school Ik heb een onderzoekende houding en kan op systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden verkrijgen op vragen die ontstaan in de eigen onderwijspraktijk en de uitkomsten gebruiken ter verbetering van deze praktijk.
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 5 van 17
Dublin Descriptoren in relatie tot de opleidingsniveaus De SBL‐competenties en de Dublin Descriptoren (hbo‐kwalificaties) definiëren het eindniveau van de opleiding. Dit is het niveau waaraan de beginnende leraar moet voldoen. Vanuit dit niveau continueren de studenten die wij opleiden, een leven lang leren. De competenties en kwalificaties staan centraal gedurende de hele opleiding. Het onderwijsprogramma is zodanig opgebouwd dat de student geleidelijk naar het eindniveau toe werkt. We onderscheiden daarbij drie opleidingsniveaus: Opleidingsbekwaam, Basisbekwaam, Startbekwaam (=eindniveau). De drie niveaus verschillen wat betreft beheersingsniveau, verantwoordelijkheid en complexiteit: Beheersingsniveau
Van
Via
Naar
Oriënteren op taken
Uitvoeren van taken en evalueren en aanpassen van processen
Maken van keuzes en visieontwikkeling
Verantwoordelijkheid Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
Begeleiding
Complexiteit
Gerichtheid op de eigen taak en de gang van zaken binnen de groep
Samenwerking binnen de school
Functioneren in de volle breedte van de schoolomgeving
De niveaus zijn richtinggevend voor de opleidingsinhoud (aanbod vanuit de opleiding en keuzeruimte van de student) en bepalen tevens de criteria voor (zelf)beoordeling in de verschillende fasen van de opleiding.
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 6 van 17
SBL Competenties
Opleidingsniveaus Opleidingsbekwaam (Propedeutische
Dublin Descriptoren
Basisbekwaam (Hoofdfase)
De student beschikt over voldoende vakkennis en vaardigheden om verantwoord les te De student heeft voldoende beeld van de kunnen geven en zelfstandig kunnen beroepspraktijk om gemotiveerd te kunnen analyseren met behulp van theoretische kiezen voor het beroep en kan het niveau van concepten. de opleiding aan. Beheersingsniveau Beheersingsniveau Zelfstandig en verdiepend = uitvoerend, Eenvoudig = oriënterend, observerend, flexibel, inventief, initiatiefrijk en analyserend, assisterend, actief meewerkend. professioneel plannend, zelfevaluerend Verantwoordelijkheid handelen. De student functioneert onder directe Verantwoordelijkheid begeleiding van de mentor(stage) en wordt De student functioneert onder begeleiding van intensief begeleid door de de mentor(stage) en wordt begeleid door de studieloopbaanbegeleider van de opleiding. studieloopbaanbegeleider van de opleiding. De Complexiteit De student voert deeltaken en lessen uit in een studieloopbaanbegeleiding vanuit de opleiding wordt geleidelijk verminderd en maakt plaats eenvoudige situatie en oriënteert zich op de voor zelfstandig functionerende gang van zaken binnen de groep. intervisiegroepen. Complexiteit De student: ‐ Voert onderwijstaken uit binnen de groep, tegemoetkomend aan verschillende niveaus binnen die groep en gedurende meerdere aaneengesloten dagdelen. ‐ Het handelen in de groep is ingebed in de leerlijnen en het schoolconcept. Oriënteert zich op het functioneren binnen de schoolorganisatie.
fase)
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 7 van 17
Startbekwaam (Afstudeerfase) De student kan een visie op het beroep formuleren op grond waarvan verantwoorde en kritische keuzes gemaakt en uitgevoerd worden mede gebaseerd op wetenschappelijke informatie, ook internationaal. Beheersingsniveau Professioneel = standpuntbepalend, alternatieven overwegend, zowel individueel als in overleg met anderen handelend, specialiserend. Verantwoordelijkheid De student functioneert met een toenemende eigen verantwoordelijkheid in de school wat resulteert in een zelfstandige eindstage. Toezicht vindt op dat moment plaats op afstand door de opleidingsschool. Begeleiding vindt plaats op eigen initiatief. Complexiteit De student: ‐ Voert met begeleiding, op basis van methodologische kennis, een praktijkgericht onderzoek uit en zet gespecialiseerde vaardigheden in voor de school. ‐ Onderhoudt voor het functioneren in de stagegroep contacten met actoren in de schoolomgeving (ouders, externe instanties).
SBL Compenties
Kennis en inzicht
De student is zich bewust van zijn eigen kennis en kan deze kritisch beschouwen. Hij is bereid deze kennis te koppelen aan en te verantwoorden vanuit eigen (stage)ervaringen in heden en verleden. (biografische en autobiografische reflectie) De student is zich bewust dat veel kennis voor hem/haar nog enkel ‘kennis van het verstand’ is; kennis die nog geen betekenis heeft gekregen in de beroepspraktijk.
De student werkt aan de uitbreiding van zijn kennis en begrip door zijn kennisbasis regelmatig en ook op eigen initiatief te voeden. Hiertoe raadpleegt hij diverse deskundige bronnen (vakdocent, mentor, literatuur, internet, enz.). De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in actuele en relevante culturele en maatschappelijke ontwikkelingen die invloed zullen hebben op zijn vakgebied en beroep en op hun onderlinge samenhang (systemic understanding)
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 8 van 17
De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen. De student functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
SBL Competenties
Toepasssen kennis en inzicht
SBL Compenties
De student zoekt actief – met name in de stage en in interactie met anderen ‐ naar de wereld achter de (verbale) kennis (ervaringen, handelingen). De uitspraken van de student laten zien dat hij zijn (vernieuwde) kennisbasis betekenisvol in kan zetten, bij de voorbereiding en de evaluatie van zijn onderwijsactiviteiten. De student gebruikt nieuwe ervaringen en nieuwe informatie om zich te verdiepen. Zo komt hij tot nieuwe 'ontdekkingen' die tot ander gedrag kunnen leiden.
De student maakt proactief gebruik van de opleidings‐ en beroepscontext om nieuwe kennis op te doen en zijn handelen te verbeteren. Hij zoekt daarbij de dialoog met opleiders en medestudenten. Bij het analyseren van zijn ervaringen legt de student een relatie tussen theorie en praktijk. Hij komt daardoor regelmatig tot persoonlijke ontdekkingen en vernieuwde inzichten. De benutte leerbronnen (bijeenkomsten, workshops, literatuur, deskundigen, elo’s) klinken ‐ in vooral eigen woorden en beelden‐ hierin door. Bij het uitvoeren van beroepstaken gaat hij eerst na wat in de gegeven situatie de kern van het probleem of het succes is. Hij betrekt de context erbij wanneer hij naar inzichten en oplossingen van een probleem zoekt.
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 9 van 17
De student is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. De student is in staat om zijn kennis en vaardigheden in te zetten voor de beargumentering en onderbouwing van bepaalde keuzes en standpunten De student beheerst onderzoeksmethoden waarmee inzicht verkregen kan worden in relevante onderwijsontwikkelingen, culturele ontwikkelingen en/of maatschappelijke ontwikkelingen. Bij voorbereiding en evaluatie van onderwijsactiviteiten betrekt de student aspecten van de beroepstaak in samenhang. Hij komt tot genuanceerde conclusies over onderwijs(situaties). De student is in staat om uit een groot aantal gegevens een onderbouwde selectie te maken.
SBL Competenties
Communicatie
De student kan zich zowel mondeling als schriftelijk correct en helder uitdrukken. Hij neemt de regels op het gebied van spelling, zinsbouw en tekststructuur in acht. Hij zoekt de dialoog met bijvoorbeeld medestudenten, docenten en mentoren om zo tot kennisdeling te komen. Hij communiceert tijdig en open met relevante personen over voorkomende problemen in zijn beroepspraktijk. De student kan hoofd‐ en bijzaken onderscheiden.
SBL Compenties
De student is in staat teksten bij te stellen op basis van feedback van anderen. Mondelinge of schriftelijke bijdragen van anderen kan hij van adequate en stimulerende feedback voorzien. De student kan mondeling en schriftelijk tot uitdrukking brengen wat relevant is voor het beroep. Hij maakt hierbij op functionele wijze gebruik van multimediale middelen.
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 10 van 17
De student is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal‐ maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. De student is in staat om op basis van persoonlijke, professionele en ethische onderbouwing keuzes te maken. De student verzamelt in een gegeven beroepssituatie relevante gegevens, ordent, analyseert en interpreteert deze adequaat en komt ‐ eventueel door anderen te raadplegen ‐ tot een genuanceerde en onderbouwde mening. De student is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een prikkelende en creatieve manier op een publiek bestaande uit specialisten of niet‐ specialisten. De student is in staat om experts te benaderen en te raadplegen. De student is in staat om zich te verplaatsen in een ander perspectief Het doel van zijn communicatie/presentatie staat hem helder voor ogen en hij stemt daarbij af op zijn publiek (leerlingen, collega's, ouders, externe deskundigen, enz.).
SBL Competenties
In de communicatie met anderen spreekt hij In de stage imiteert de student niet alleen, zelfbewust en respectvol vanuit zijn eigen maar is hij/zij ook creatief op zoek naar eigen kennisbasis en opvattingen. invullingen. De student is bereid zijn uitspraken en Uitspraken van de student hebben handelen van daaruit te verantwoorden regelmatig het karakter van een persoonlijke De student respecteert de kennisbasis en de ontdekking of een vernieuwd inzicht. opvattingen van anderen en hanteert deze De student verwoordt zijn kritiek en zijn als input voor mogelijke verdere verfijning mening op een respectvolle en constructieve van zijn eigen kennis en handelen. manier. De student maakt onderscheid tussen observatie en interpretatie en kan de interpretatie verantwoorden vanuit zijn eigen kennisbasis en opvattingen.
SBL Compenties
Oordeels‐ vorming
SBL Competenties
Leervaardig‐ heden
SBL Compenties
De student verwoordt zijn opvattingen over De student neemt initiatief om doelgericht, met behulp van andere personen en en motivatie voor de beroepstaak vanuit een informatiebronnen, van stage‐ervaringen realistische eerste indruk hiervan. leerervaringen te maken en om nieuwe De student neemt adviezen ter harte en bekwaamheden in te oefenen. stelt zonodig het eigen handelen bij. De student organiseert feedback, kan dit De student kijkt kritisch naar zijn eigen constructief en respectvol ontvangen en studiehouding en maakt zijn studiehouding geven. bespreekbaar. De student kijkt kritisch naar eigen waarden De student is begeleidbaar. De student vraagt tijdig om hulp bij relevante en normen en legt verbanden met positief personen. voorbeeldgedrag. Een voorbeeld hiervan zijn De student beschrijft zichzelf als lerende en de omgangsvormen, die hij hanteert op de geeft aan waar verbeterpunten liggen. pabo en de stageschool. De student communiceert voortdurend over zijn groeiproces. Hij zoekt de dialoog op met bijvoorbeeld medestudenten, vakdocenten, studieloopbaanbegeleider en mentoren om zo tot kennisdeling én ontwikkeling te komen. De student analyseert zijn ervaringen en zoekt naar verklaringen o.a. door theorie en praktijk te koppelen.
SBL Competenties
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 11 van 17
De student bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. De student is in staat om in samenwerking te leren en daarbij bij te dragen aan en (mede) verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen leerproces en dat van anderen. De student geeft in een gedetailleerde en gestructureerde sterktezwakte analyse aan waar de grenzen en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen. Hij kan deze analyse omzetten in concrete doelen en een plan van aanpak.
SBL Competenties
Studieschema Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Pabo‐curriculum in drie fasen met inhoud, doelstellingen en competenties Dit overzicht is een uitlijning van het programma en de competenties van het curriculum. Studenten die in studiejaar 2010‐2011 gestart zijn met de opleiding volgen het programma zoals dit ontwikkeld en aangeboden is binnen het oude programma’s (van vh CHN of vh HD). In bijlage C is hiervoor de beschrijving van beide curricula opgenomen.
Propedeutische fase 1 jaar ‐ opleidingsbekwaam
Module 1.1 Kijken naar jezelf en kijken naar kinderen
Module 1.2 Module 1.3 Spelen(d) leren en lesgeven Leiding, communicatie en klassenmanagement
Doelstelling en inhoud
Om goed te kunnen lesgeven, zijn er enkele randvoorwaarden. Een van de belangrijkste is dat de student contact kan maken met zijn leerlingen. Hiervoor is nodig dat de student een beeld ontwikkelt van de doelgroep: wat boeit kinderen op de basisschool. Ook is het belangrijk dat de student zichzelf goed kent. De student leert zich in kinderen te verplaatsten, is gericht op contact maken met kinderen, op enthousiasme tonen en op zelfreflectie
Competenties
1.1 Ik beschik over goed communicatieve vaardigheden
De student maakt kennis met de grondbeginselen van goed lesgeven, wat meer is dan kennisoverdracht. Ze krijgen zicht op de benodigde kennis, vaardigheden en attitudes. De ideale les staat centraal. De student gaat aan de gang met ‘spelend leren, lerend spelen’. Voor kinderen is spelen één van de belangrijkste manieren om tot ontwikkeling te komen en te leren. De student richt zich op: kiezen, voorbereiden en uitvoeren van onderwijsleer‐activiteiten, communicatieve vaardigheden, contact met kinderen en samenwerken met collega’s. 1.1 Ik beschik over goed communicatieve
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 12 van 17
Module 1.4 De wereld als speelveld
Dit gaat over leiden, begeleiden en loslaten. Leiding geven heeft te maken met vertrouwen, communicatie, interactie, controle, gezag en overwicht. Studenten worden zich bewust van hun eigen leiderschapsstijl en communicatiestijl, in verschillenden groepen en situaties. Ook maken zij een start met het inzetten en uitbreiden van het arsenaal aan vaardigheden om effectief leiding te kunnen geven. De student richt zich op: communicatieve vaardigheden, contact met kinderen, leiding geven en leiding accepteren. En doelmatig klassenmanagement ondersteunt daarbij.
De omgeving biedt tal van aangrijpingspunten voor de lessen. De student bekijkt in dit thema de directe omgeving vanuit diverse invalshoeken en vakken. De wereldoriënterende vakken staan centraal. Niet alleen vanuit de methode, maar juist de om de wereld in de school te brengen en met de school de wereld in te gaan. Dit thema wordt gelet op: didactische kwaliteiten, samenwerken, organiseren en reflecteren.
2.2 Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uidagende
2.2 Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uidagende
1.2 Ik heb goed contact met kinderen 3.2 Ik kan mijn onderwijsactiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 7.1 Ik kan reflecteren op mijn eigen handelen.
vaardigheden 1.2 Ik heb goed contact met kinderen 3.1 Ik weet mijn onderwijsleer‐ activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleer‐ activiteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 7.1 Ik kan reflecteren op mijn eigen handelen. 7.2 Ik laat zien behoefte te hebben aan feedback en weet wat ik ermee moet doen.
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 13 van 17
leeromgeving. 3.1 Ik weet mijn onderwijsleer‐ activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleer‐ activiteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 3.4 Ik pas verschillende gesprekstechnieken toe. 4.1 Ik kan goed leiding geven. 4.3 Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn. 5.1 Ik ben in staat collegiale relaties op te bouwen en te onderhouden. 5.2 Ik ben in staat tot constructief collegiaal overleg. 7.4 Ik werk planmatig aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheid , op basis van een goede analyse van mijn competenties.
leeromgeving. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleer‐ activiteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 4.1 Ik kan goed leiding geven. 5.1 Ik ben in staat collegiale relaties op te bouwen en te onderhouden. 5.2 Ik ben in staat tot constructief collegiaal overleg. 5.3 Ik kan in teamverband werken. 7.4 Ik werk planmatig aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheid , op basis van een goede analyse van mijn competenties.
Hoofdfase 1,5 jaar ‐ basisbekwaam
Module 2.1 Onderwijs voor iedereen
Module 2.2
Module 2.3/2.4
Module 3.1/3.2
Kennis in onderwijs
Onderwijs ontwerpen
Passend Onderwijs
Doelstelling en inhoud
In dit thema staat het omgaan met verschillen en het verzorgen van adaptief onderwijs centraal. Het gaat om verschillen in de brede zin van het woord (sociaal‐ emotioneel, niveau, tempo, organisatie). Studenten leren de verschillen signaleren, zowel in pedagogisch als in didactisch opzicht. Zij leren hier adequaat mee om te gaan en adaptief onderwijs te verzorgen volgens de uitgangspunten: relatie – competentie – autonomie. De student leert zijn activiteiten op de verschillen af te stemmen en vervolgens te verantwoorden.
In dit thema staat de kennis in het onderwijs centraal. Wat zijn de kerndoelen, de leerlijnen en de tussendoelen? Welke didactieken horen bij de vakken. Hoe zit de kennisbasis in elkaar en wat betekent Nederland kennisland in dit geval. Opbrengstgericht werken, evidence based en data‐driven zijn begrippen die bekend worden verondersteld.
Centraal staat de vraag hoe een leerkracht een leeromgeving krachtig en uitdagend maakt voor kinderen. De leerkrachten leren zelf een lesomgeving bouwen, binnen en buiten de school. Ze gaan zich verdiepen in verschillende visies, werkvormen en vormen van klassenmanagement. Kinderen veranderen, de samenleving verandert: vergt dit een aangepaste didactiek? Nieuwe media is daarbij vanzelfsprekend.
In dit thema leren studenten onderwijsbegeleidingsbehoeften van kinderen herkennen en benoemen. Ze kunnen dit uitwerken in een gedifferentieerd groepsplan per vakgebied en ook op sociaal‐ emotioneel gebied. Ook verdiepen ze zich in het zorgsysteem van het primair onderwijs en het handelingsgericht werken. Ze leren een ontwikkelingsperspectief te hanteren en kunnen dit vertalen in een individuele leerlijn. Studenten kunnen dit binnen hun eigen gekozen leeftijdspecialisatie op een goed niveau, maar hebben ook transfer naar alle kinderen in de basisschool.
Competenties
1.3 Ik kan mijn handelen baseren op kennis van communicatiepatronen en sociale verhoudingen binnen mijn groep. 2.1 Ik begeleid de leerlingen van afhankelijkheid naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 3.5 Ik pas verschillende
3.1 Ik weet mijn onderwijsleer‐ activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleer‐ activiteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de
3.1 Ik weet mijn onderwijsleer
2.1 Ik begeleid de leerlingen van afhankelijkheid naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 2.3 Ik kan mijn pedagogische opvattingen en handelen verantwoorden op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 3.5 Ik pas verschillende
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 14 van 17
activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 2.2 Ik zorg voor een veilige, vertrouwde
differentiatevormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs. 3.6 Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken. 3.7 Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden.
juiste manier inzetten. 3.5 Ik pas verschillende differentiatevormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs. 5.4 Ik heb kennis van relevante informatie, technieken en methodieken die nodig zijn voor het functioneren in de schoolorganisatie en bijbehorende overlegsituaties.
en uitdagende leeromgeving. 4.2 Ik kan het lokaal , een hoek, de schoolomgeving gebruiken en eventueel inrichten als een stimulerende en rijke speel/leeromgeving. 4.2 Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn.
differentiatievormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs. 3.6 Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken. 3.7 Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden. 4.3 Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn.
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 15 van 17
Afstudeerfase 1,5 jaar – werkplek‐ en startbekwaam Doelstelling en inhoud
Competenties
Module 3.3/3.4
Module 4.1/4.2
Module 4.3/4.4
Specialisatie en profilering
Minoren
Eindstage
In dit eerste half jaar van de afstudeerfase specialiseert de student zich in één vak binnen de kennisbasis. De student profileert zich in één van de vijf profielen van de Stenden Pabo’s. De student heeft een keuze gemaakt voor onderbouw of bovenbouw van de basisschool.
Door middel van een langdurige Alle studenten volgen de eindstage bereidt de student zich verplichte schoolminor waarin praktijkonderzoek een voor op het beroep. De student belangrijke plaats heeft. rondt zijn onderzoek en Daarnaast kiezen de studenten vakspecialisatie af. De afronding een keuzeminor. Beide minoren van onderdeel hebben een omvang van 15 EC. levensbeschouwelijke vorming Er bestaat een mogelijkheid de vindt hier ook plaats. keuzeminor in het buitenland te Dit alles komt samen in de doen. De afronding van de eindrapportage van de eindstage. schoolminor vindt plaats tijdens de eindstage. De voorlopige conclusie uit het onderzoek worden zo getoetst aan de praktijk. 1.1 Ik beschik over goede communicatieve vaardigheden 1.4 Ik kan mijn handelen baseren op kennis van communicatiepatronen en sociale verhoudingen binnen mijn groep. 2.2 Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uitdagende leeromgeving. 2.3 Ik kan mijn pedagogische opvattingen en handelen verantwoorden op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 3.1 Ik weet mijn onderwijsleer activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.6 Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken. 3.7 Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden. 3.8 Ik verdiep mij op onderwijskundig gebied en pas die kennis toe bij reflectie op mijn eigen onderwijs en op onderwijs in het algemeen. 4.2 Ik kan het lokaal , een hoek, de schoolomgeving gebruiken en eventueel inrichten als een stimulerende
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 16 van 17
en rijke speel/leeromgeving. 5.1 Ik ben in staat collegiale relaties op te bouwen en te onderhouden. 5.3 Ik kan in teamverband werken. 6.1 Ik onderhoud goede contacten met de ouders of verzorgers van de kinderen. 6.2 Ik onderhoud goede contacten met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de zorg voor de kinderen. 7.4 Ik werk planmatig aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheden, op basis van een goede analyse van mijn competenties. 7.5 Ik stem de ontwikkeling van mijn bekwaamheid af op het beleid van de school. 7.6 Ik heb een onderzoekende houding en kan op systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden verkrijgen op vragen die ontstaan in de eigen onderwijspraktijk en de uitkomsten gebruiken ter verbetering van de praktijk
Bijlage A OER 2013-2014 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 17 van 17