BIJLAGE A COMPETENTIES VAN DE OPLEIDING*
*Voor de speciale trajecten Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs (AOLB) en International Teacher Education for Primary Schools (ITEPS) geldt aanvullende informatie. Deze is terug te vinden in Bijlage D.
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
De inhoud en het niveau van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs worden bepaald door landelijke kaders. Dat zijn de Dublin-descriptoren voor het bachelorniveau, de competenties zoals bepaald door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SLB), de vakcompetenties van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) en de kennisbases voor de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs.
Dublin-descriptoren De Dublin-descriptoren zijn de eindtermen voor de bachelors en master studies aan hogescholen universiteiten in Europa. De Dublin-descriptoren zijn genoemd naar de plaats waar ze voor het eerst werden opgeschreven. Er zijn vijf generieke onderdelen beschreven om het niveau van bacheloropleiding (hboopleiding) vast te leggen: kennis en inzicht, toepassen kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden. Het niveau dat je moet hebben bereikt aan het eind van je opleiding (bachelorniveau) zie je hieronder. Dublin descriptoren
Kwalificaties bachelor
Kennis en inzicht
Je hebt aantoonbare kennis van en inzicht in een vakgebied, waarbij je voortbouwt op het niveau dat je hebt bereikt in het voortgezet onderwijs en dit overtreft; je functioneert doorgaans op een niveau waarop, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Toepassen kennis en inzicht
Je bent in staat om je kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van je werk of beroep laat zien; je beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Oordeelsvorming
Je bent in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Communicatie
Je kunt informatie, ideeën en oplossingen overbrengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Leervaardigheden
Je bezit de leervaardigheden voor het aangaan van een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt.
SBL-competenties De Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) heeft de bekwaamheidseisen voor alle leraren po en vo/bve beschreven. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO), die per 1 augustus 2006 in werking is getreden. Iedere leraar moet op zeven onderdelen competent zijn: 1. Interpersoonlijk competent Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo’n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. 2. Pedagogisch competent Een leraar basisonderwijs die pedagogisch competent is, creëert een veilige leeromgeving in zijn groep en in zijn lessen. Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
3. Vakinhoudelijk en didactisch competent Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en in zijn lessen. 4. Organisatorisch competent Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas en in zijn lessen. 5. Competent in het samenwerken met collega’s Een leraar die competent is in het samenwerken met collega’s, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch, vakinhoudelijke en didactisch klimaat op school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. 6. Competent in het samenwerken met de omgeving Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving, levert in het belang van de kinderen zijn bijdrage aan een goede samenwerking met mensen en instellingen in de omgeving van de school. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid.
Vakspecifieke competenties SLO De Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) heeft vakspecifieke competenties geformuleerd, die een uitwerking zijn van en aansluiten bij de derde SBL-competentie ’Vakinhoudelijk en didactisch competent’. In de modulegidsen is de beschrijving van de vakken en de vakcompetenties terug te vinden.
Kennisbases Onder andere het vermogen om kennis in de praktijk over te dragen maakt iemand tot een goede leraar. Daarom heeft de HBO-raad kennisbases geformuleerd als fundament voor lerarenopleidingen. Hierin wordt het minimumniveau van kennis beschreven waarover de leraar moet beschikken om professioneel bekwaam en zelfstandig aan het werk te kunnen in het onderwijs. Eind 2009 zijn de kennisbasis Rekenen-Wiskunde en de kennisbasis Nederlandse Taal formeel door de HBO-raad vastgesteld. Begin 2011 zijn nog 13 kennisbases voor de andere vakken opgeleverd en een veertiende kennisbasis ’Generiek’ met een afbakening van de noodzakelijk pedagogisch-didactische kennis. Het volgende kennisprofiel voor de beginnende leraar is gedefinieerd (commissie Meijerink, 2012): -
gedegen kennis van de ontwikkeling van kinderen, indien gewenst met een verdieping in de richting van het jongere of het oudere kind;
-
gedegen kennis van leerprocessen bij taal en rekenen, is zelf professioneel geletterd en gecijferd;
-
tenminste één ander vak diepgaand bestudeerd en in staat voor dat vak een doorlopende leerlijn te maken en praktijkgericht onderzoek te doen;
-
beheerst de basics van de overige vakken.
Opleidingsniveaus De SBL-competenties en de Dublin Descriptoren (hbo-kwalificaties) definiëren het eindniveau van de opleiding. Dit is het niveau waaraan de beginnende leraar moet voldoen. Vanuit dit niveau continueren de studenten die wij opleiden, een leven lang leren. De competenties en kwalificaties staan centraal gedurende de hele opleiding. Het onderwijsprogramma is zodanig opgebouwd dat de student geleidelijk naar het eindniveau toe werkt. We onderscheiden daarbij drie opleidingsniveaus: Opleidingsbekwaam, Basisbekwaam, Startbekwaam (=eindniveau). Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
De drie niveaus verschillen wat betreft: -
-
-
Beheersingsniveau (diepgang) o Van oriënteren op taken, via het uitvoeren van taken en het kunnen evalueren en aanpassen van processen, naar het maken van keuzes en visieontwikkeling. Verantwoordelijkheid o Geleidelijk toename van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de student en vermindering van de begeleiding. Complexiteit o Van gerichtheid op de eigen taak en de gang van zaken binnen de groep, via samenwerking binnen de school, naar de het functioneren in de volle breedte van de schoolomgeving.
De niveaus zijn richtinggevend voor de opleidingsinhoud (aanbod vanuit de opleiding en keuzeruimte van de student) en bepalen tevens de criteria voor (zelf)beoordeling in de verschillende fasen van de opleiding. Opleidingsbekwaam De student is opleidingsbekwaam wanneer hij voldoende beeld heeft van de beroepspraktijk om gemotiveerd te kunnen kiezen voor het beroep en hij het niveau van de opleiding aan kan. Beheersingsniveau: eenvoudig = oriënterend, observerend, assisterend, actief meewerkend. Verantwoordelijkheid: de student functioneert onder directe begeleiding van de mentor(stage) en wordt intensief begeleid door de studieloopbaanbegeleider van de opleiding. Complexiteit: de student voert deeltaken en lessen uit in een eenvoudige situatie en oriënteert zich op de gang van zaken binnen de groep. Basisbekwaam De student is basisbekwaam wanneer hij over voldoende vakkennis en vaardigheden beschikt om verantwoord les te kunnen geven en zelfstandig kan analyseren met behulp van theoretische concepten Beheersingsniveau: zelfstandig en verdiepend = uitvoerend, flexibel, inventief, initiatiefrijk en analyserend, professioneel plannend, zelfevaluerend handelen. Verantwoordelijkheid: de student functioneert onder begeleiding van de mentor(stage) en wordt begeleid door de studieloopbaanbegeleider van de opleiding. De studieloopbaanbegeleiding vanuit de opleiding wordt geleidelijk verminderd en maakt plaats voor zelfstandig functionerende intervisiegroepen. Complexiteit: de student voert onderwijstaken uit binnen de groep, tegemoetkomend aan verschillende niveaus binnen die groep en gedurende meerdere aaneengesloten dagdelen. De student oriënteert zich op het functioneren binnen de schoolorganisatie. Het handelen in de groep is ingebed in de leerlijnen en het schoolconcept. Startbekwaam De student is startbekwaam wanneer hij een visie op het beroep kan formuleren op grond waarvan hij verantwoorde en kritische keuzes maakt en uitvoert mede gebaseerd op wetenschappelijke informatie, ook internationaal. Beheersingsniveau: professioneel = standpuntbepalend, alternatieven overwegend, zowel Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
individueel als in overleg met anderen handelend, specialiserend. Verantwoordelijkheid: de student functioneert met een toenemende eigen verantwoordelijkheid in de school wat resulteert in een zelfstandige eindstage. Toezicht vindt op dat moment plaats op afstand door de opleidingsschool. Begeleiding vindt plaats op eigen initiatief. Complexiteit: De student voert met begeleiding, op basis van methodologische kennis, een praktijkgericht onderzoek uit en zet gespecialiseerde vaardigheden in voor de school. De student onderhoudt voor het functioneren in de stagegroep contacten met actoren in de schoolomgeving (ouders, externe instanties).
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Overzicht competenties en deelcompetenties
1 1
1
Overzicht competenties + Deelcompetenties Stenden Pabo curriculum 2014-2015 Interpersoonlijk competent Ik beschik over goede communicatieve vaardigheden OB BB Ik communiceer en handel op basis van kennis van de specifieke kenmerken in de ontwikkeling van het kind in de onder- of bovenbouw
1
2
Ik heb goed contact met kinderen, waarbij ik culturele verschillen signaleer en hier respectvol mee omga Ik kan mijn handelen baseren op kennis van communicatiepatronen, communicatieaspecten gerelateerd aan culturele verschillen en sociale verhoudingen binnen mijn groep
1
3
2 2
Pedagogisch competent 1 Ik begeleid de leerlingen van afhankelijkheid naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid OB BB Ik creeer een veilige omgeving waarin op basis van de ontwikkelingsfase een (vast) dagritme houvast biedt en respondeer pedagogisch sensitief op de basisbehoeften en gedragingen van de kinderen in de onder-of bovenbouw
2
2
Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uitdagende leeromgeving waarbij ik heb oog voor verschillende culturele en sociaaleconomische achtergronden van leerlingen
2
3
Ik kan mijn pedagogische opvattingen en handelen verantwoorden op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. Ik heb kennis van basale cultuurverschillen en de effecten daarvan op opvoeding en onderwijs OB BB Ik heb kennis van en inzicht in de holistische visie op ontwikkeling en (concrete) denkstrategieën van het kind in de onder- of bovenbouw
3a 3a 1 3a 2
3a 3
Didactisch competent Ik weet mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren en gebruik culturele diversiteit als verrijking van de leeromgeving Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten OB BB Ik kan een beredeneerd en gedifferentieerd onderwijsaanbod ontwerpen aan de hand van gevarieerde spel- of werkvormen voor de brede ontwikkeling van kinderen in de onder- of bovenbouw
3a 4
Ik pas verschillende gesprekstechieken toe
3a 5
Ik pas verschillende differentiatevormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
3a 6
3a 7
Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken Ik kan op basis van evaluatie groei en/of stagnatie waarnemen en daar naar handelen voor het kind in de onder- of bovenbouw Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden binnen de kaders van passend onderwijs.
3a 8
Ik verdiep mij op onderwijskundig gebied en pas die kennis toe bij reflectie op mijn eigen onderwijs en op onderwijs in het algemeen
3b 3b 1
Competent in de vak-en vormingsgebieden Ik gebruik zowel de kerndoelen van de vak(gebieden) als de vakoverstijgende kerndoelen als basis voor mijn onderwijs en weet hier interculturele competenties aan te koppelen
3b 2
Ik kan de verschillende vakmethodieken toepassen bij het ontwerpen en uitvoeren van onderwijsleersituaties en koppel hieraan regionale, Europese en/of mondiale ontwikkelingen
3b 3
Ik beschik over een duidelijke visie op de wijze waarop het vak(gebied) didactisch gestalte krijgt (vakconcept, ontwikkelingspsychologie en leertheorie)
3b 4
Ik kan omgaan met specifieke leerproblemen in het vak(gebied)
4 4
1
Organisatorisch competent Ik kan goed leiding geven
4
2
4
3
5 5 5
1 2
Ik kan het lokaal , een hoek, de schoolomgeving gebruiken en eventueel inrichten als een stimulerende en rijke speel/leeromgeving Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn OB BB Ik hanteer adequaat klassenmanagement en kan verantwoording afleggen over het eigen aanbod in relatie tot de ontwikkelingsvariabiliteit van het kind in de onder- of bovenbouw Competent in het samenwerken met collega's Ik ben in staat collegiale relaties op te bouwen en te onderhouden Ik ben in staat tot constructief collegiaal overleg en neem initiatieven om met collega's (interculturele) projecten op te zetten OB BB Ik kan met collega's uit de onder- of bovenbouw samenwerken aan de doorgaande ontwikkeling en het onderwijsaanbod van het kind in de onder- of bovenbouw
5
3
Ik kan in teamverband werken
5
4
Ik heb kennis van relevante informatie, technieken, ICTvaardigheden en methodieken die nodig zijn voor het functioneren in de schoolorganisatie en bijbehorende overlegsituaties. Daarnaast kan ik samenwerken in internationale context met buitenlandse collega's en leerlingen
6 6
1
Competent in het samenwerken met de omgeving Ik onderhoud goede contacten met de ouders of verzorgers van de kinderen
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
OB BB Ik onderhoud goede contacten met ouders/verzorgers en kan hen informeren passend bij de ontwikkelingsvoortgang van het kind in de onder- of bovenbouw 6
2
Ik onderhoud goede contacten met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de zorg voor de kinderen OB BB Ik kan constructief participeren in bestaande overlegstructuren van de onderwijsinstelling en ondersteun en verantwoord de eigenheid van de didactiek en methodiek van het onderwijs in de onder- of bovenbouw
7
Competent in het ontwikkelen van een eigen professionele deskundigheid d.m.v. reflectie, ontwikkeling en onderzoek
7
1
Ik kan reflecteren op mijn eigen handelen. Ik ontwikkel bewust eigen interculturele competenties en pas deze toe
7
2
7
3
Ik laat zien behoefte te hebben aan feedback en weet wat ik ermee ga doen Ik functioneer in systematische intervisie en collegiale consultatie
7
4
7
5
7
6
Ik werk planmatig aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheid, op basis van een goede analyse van mijn competenties OB BB Ik ben in staat om op basis van ervaring en theoretische kennis een eigen visie te formuleren t.a.v. het onderwijs aan kinderen in de onder- of bovenbouw Ik stem de ontwikkeling van mijn bekwaamheid af op het beleid van de school Ik heb een onderzoekende houding en kan op systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden verkrijgen op vragen die ontstaan in de eigen onderwijspraktijk en de uitkomsten gebruiken ter verbetering van deze praktijk. Ik gebruik hierbij van een breed arsenaal aan vakliteratuur, al dan niet in het Engels
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Dublin Descriptoren in relatie tot de opleidingsniveaus De SBL-competenties en de Dublin Descriptoren (hbo-kwalificaties) definiëren het eindniveau van de opleiding. Dit is het niveau waaraan de beginnende leraar moet voldoen. De competenties en kwalificaties staan centraal gedurende de hele opleiding. Het onderwijsprogramma is zodanig opgebouwd dat de student geleidelijk naar het eindniveau toe werkt. Er worden drie opleidingsniveaus onderscheiden: Opleidingsbekwaam, Basisbekwaam, Startbekwaam (=eindniveau). De niveaus zijn richtinggevend voor de opleidingsinhoud en bepalen de criteria voor (zelf)beoordeling in de verschillende fasen van de opleiding. De drie niveaus verschillen wat betreft beheersingsniveau, verantwoordelijkheid en complexiteit:
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 9 van 21
Opleidingsbekwaam (Propedeusefase)
De student heeft voldoende beeld van de beroepspraktijk om gemotiveerd te kunnen kiezen voor het beroep en kan het niveau van de opleiding aan.
Van Beheersingsniveau
Verantwoordelijkheid
Complexiteit
Basisbekwaam (Hoofdfase)
De student beschikt over voldoende vakkennis en vaardigheden om verantwoord les te kunnen geven en zelfstandig kunnen analyseren met behulp van theoretische concepten.
Via
Startbekwaam (Afstudeerfase)
De student kan een visie op het beroep formuleren op grond waarvan verantwoorde en kritische keuzes gemaakt en uitgevoerd worden mede gebaseerd op wetenschappelijke informatie, ook internationaal.
Naar
Oriënteren op taken
Uitvoeren van taken en evalueren en aanpassen van processen
Eenvoudig = oriënterend, observerend, assisterend, actief meewerkend.
Zelfstandig en verdiepend = uitvoerend, flexibel, Professioneel = standpuntbepalend, alternatieven overwegend, zowel individueel als in overleg met inventief, initiatiefrijk en analyserend, professioneel anderen handelend, specialiserend. plannend, zelfevaluerend handelen. Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid De student functioneert onder begeleiding van de De student functioneert met een toenemende eigen mentor(stage) en wordt begeleid door de verantwoordelijkheid in de school wat resulteert in studieloopbaanbegeleider van de opleiding. De een zelfstandige eindstage. Toezicht vindt op dat studieloopbaanbegeleiding vanuit de opleiding moment plaats op afstand door de wordt geleidelijk verminderd en maakt plaats voor opleidingsschool. Begeleiding vindt plaats op eigen zelfstandig functionerende intervisiegroepen. initiatief.
Begeleiding De student functioneert onder directe begeleiding van de mentor(stage) en wordt intensief begeleid door de studieloopbaanbegeleider van de opleiding.
Gerichtheid op de eigen taak en de gang van zaken binnen de groep De student: - Voert deeltaken en lessen uit in een eenvoudige situatie. - Oriënteert zich op de gang van zaken binnen de groep.
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Samenwerking binnen de school De student: - Voert onderwijstaken uit binnen de groep, tegemoetkomend aan verschillende niveaus binnen die groep en gedurende meerdere aaneengesloten dagdelen. - Het handelen in de groep is ingebed in de leerlijnen en het schoolconcept. - Oriënteert zich op het functioneren binnen de schoolorganisatie.
Maken van keuzes en visieontwikkeling
Functioneren in de volle breedte van de schoolomgeving De student: - Voert met begeleiding, op basis van methodologische kennis, een praktijkgericht onderzoek uit en zet gespecialiseerde vaardigheden in voor de school. - Onderhoudt voor het functioneren in de stagegroep contacten met actoren in de schoolomgeving (ouders, externe instanties).
Pagina 10 van 21
SBL Competenties Faseniveaus
Kennis en inzicht
Basisbekwaam (Hoofdfase)
Startbekwaam (Afstudeerfase)
Van
Via
Naar
• De student is zich bewust van zijn eigen kennis en kan deze kritisch beschouwen. Hij is bereid deze kennis te koppelen aan en te verantwoorden vanuit eigen (stage)ervaringen in heden en verleden. (biografische en autobiografische reflectie) • De student is zich bewust dat veel kennis voor hem/haar nog enkel ‘kennis van het verstand’ is; kennis die nog geen betekenis heeft gekregen in de beroepspraktijk.
• De student werkt aan de uitbreiding van zijn kennis en begrip door zijn kennisbasis regelmatig en ook op eigen initiatief te voeden. Hiertoe raadpleegt hij diverse deskundige bronnen (vakdocent, mentor, literatuur, internet, enz.). • De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in actuele en relevante culturele en maatschappelijke ontwikkelingen die invloed zullen hebben op zijn vakgebied en beroep en op hun onderlinge samenhang (systemic understanding)
• De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen. • De student functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
SBL Competenties
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 11 van 21
SBL Competenties
SBL Competenties
Dublin Descriptoren
Opleidingsbekwaam (Propedeusefase)
Faseniveaus Dublin Descriptoren
SBL Competenties
Toepasssen kennis en inzicht
Opleidingsbekwaam (Propedeusefase)
Basisbekwaam (Hoofdfase)
Startbekwaam (Afstudeerfase)
Van
Via
Naar
• De student zoekt actief – met name in de stage en in interactie met anderen - naar de wereld achter de (verbale) kennis (ervaringen, handelingen). • De uitspraken van de student laten zien dat hij zijn (vernieuwde) kennisbasis betekenisvol in kan zetten, bij de voorbereiding en de evaluatie van zijn onderwijsactiviteiten. • De student gebruikt nieuwe ervaringen en nieuwe informatie om zich te verdiepen. Zo komt hij tot nieuwe 'ontdekkingen' die tot ander gedrag kunnen leiden.
• De student maakt proactief gebruik van de opleidings- en beroepscontext om nieuwe kennis op te doen en zijn handelen te verbeteren. Hij zoekt daarbij de dialoog met opleiders en medestudenten. • Bij het analyseren van zijn ervaringen legt de student een relatie tussen theorie en praktijk. Hij komt daardoor regelmatig tot persoonlijke ontdekkingen en vernieuwde inzichten. De benutte leerbronnen (bijeenkomsten, workshops, literatuur, deskundigen, elo’s) klinken - in vooral eigen woorden en beelden- hierin door. • Bij het uitvoeren van beroepstaken gaat hij eerst na wat in de gegeven situatie de kern van het probleem of het succes is. Hij betrekt de context erbij wanneer hij naar inzichten en oplossingen van een probleem zoekt.
• De student is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. • De student is in staat om zijn kennis en vaardigheden in te zetten voor de beargumentering en onderbouwing van bepaalde keuzes en standpunten • De student beheerst onderzoeksmethoden waarmee inzicht verkregen kan worden in relevante onderwijsontwikkelingen, culturele ontwikkelingen en/of maatschappelijke ontwikkelingen. • Bij voorbereiding en evaluatie van onderwijsactiviteiten betrekt de student aspecten van de beroepstaak in samenhang. Hij komt tot genuanceerde conclusies over onderwijs(situaties). • De student is in staat om uit een groot aantal gegevens een onderbouwde selectie te maken.
SBL Competenties
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 12 van 21
SBL Competenties
SBL Competenties
Faseniveaus Dublin Descriptoren
SBL Competenties
Oordeelsvorming
Opleidingsbekwaam (Propedeusefase)
Basisbekwaam (Hoofdfase)
Startbekwaam (Afstudeerfase)
Van
Via
Naar
• In de stage imiteert de student niet alleen, maar is hij/zij ook creatief op zoek naar eigen invullingen. • Uitspraken van de student hebben regelmatig het karakter van een persoonlijke ontdekking of een vernieuwd inzicht. • De student verwoordt zijn kritiek en zijn mening op een respectvolle en constructieve manier.
• In de communicatie met anderen spreekt hij zelfbewust en respectvol vanuit zijn eigen kennisbasis en opvattingen. • De student is bereid zijn uitspraken en handelen van daaruit te verantwoorden • De student respecteert de kennisbasis en de opvattingen van anderen en hanteert deze als input voor mogelijke verdere verfijning van zijn eigen kennis en handelen. • De student maakt onderscheid tussen observatie en interpretatie en kan de interpretatie verantwoorden vanuit zijn eigen kennisbasis en opvattingen.
• De student is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. • De student is in staat om op basis van persoonlijke, professionele en ethische onderbouwing keuzes te maken. • De student verzamelt in een gegeven beroepssituatie relevante gegevens, ordent, analyseert en interpreteert deze adequaat en komt - eventueel door anderen te raadplegen - tot een genuanceerde en onderbouwde mening.
SBL Competenties
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 13 van 21
SBL Competenties
SBL Competenties
SBL Competenties Dublin Descriptoren
SBL Competenties
Communicatie
Van • De student kan zich zowel mondeling als schriftelijk correct en helder uitdrukken. Hij neemt de regels op het gebied van spelling, zinsbouw en tekststructuur in acht. • Hij zoekt de dialoog met bijvoorbeeld medestudenten, docenten en mentoren om zo tot kennisdeling te komen. • Hij communiceert tijdig en open met relevante personen over voorkomende problemen in zijn beroepspraktijk. • De student kan hoofd- en bijzaken onderscheiden.
Basisbekwaam (Hoofdfase)
Startbekwaam (Afstudeerfase)
Via
Naar
• De student is in staat teksten bij te stellen op basis van feedback van anderen. • Mondelinge of schriftelijke bijdragen van anderen kan hij van adequate en stimulerende feedback voorzien. • De student kan mondeling en schriftelijk tot uitdrukking brengen wat relevant is voor het beroep. Hij maakt hierbij op functionele wijze gebruik van multimediale middelen.
• De student is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een prikkelende en creatieve manier op een publiek bestaande uit specialisten of nietspecialisten. • De student is in staat om experts te benaderen en te raadplegen. • De student is in staat om zich te verplaatsen in een ander perspectief • Het doel van zijn communicatie/presentatie staat hem helder voor ogen en hij stemt daarbij af op zijn publiek (leerlingen, collega's, ouders, externe deskundigen, enz.).
SBL Competenties
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 14 van 21
SBL Competenties
Faseniveaus Opleidingsbekwaam (Propedeusefase)
SBL Competenties Dublin Descriptoren
Leervaardigheden
Basisbekwaam (Hoofdfase)
Startbekwaam (Afstudeerfase)
SBL Competenties
Van
Via
Naar
• De student verwoordt zijn opvattingen over en motivatie voor de beroepstaak vanuit een realistische eerste indruk hiervan. • De student neemt adviezen ter harte en stelt zonodig het eigen handelen bij. • De student kijkt kritisch naar zijn eigen studiehouding en maakt zijn studiehouding bespreekbaar. • De student is begeleidbaar. • De student vraagt tijdig om hulp bij relevante personen. • De student beschrijft zichzelf als lerende en geeft aan waar verbeterpunten liggen.
• De student neemt initiatief om doelgericht, met behulp van andere personen en informatiebronnen, van stage-ervaringen leerervaringen te maken en om nieuwe bekwaamheden in te oefenen. • De student organiseert feedback, kan dit constructief en respectvol ontvangen en geven. • De student kijkt kritisch naar eigen waarden en normen en legt verbanden met positief voorbeeldgedrag. Een voorbeeld hiervan zijn de omgangsvormen, die hij hanteert op de pabo en de stageschool. • De student communiceert voortdurend over zijn groeiproces. Hij zoekt de dialoog op met bijvoorbeeld medestudenten, vakdocenten, studieloopbaanbegeleider en mentoren om zo tot kennisdeling én ontwikkeling te komen. • De student analyseert zijn ervaringen en zoekt naar verklaringen o.a. door theorie en praktijk te koppelen.
• De student bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. • De student is in staat om in samenwerking te leren en daarbij bij te dragen aan en (mede) verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen leerproces en dat van anderen. • De student geeft in een gedetailleerde en gestructureerde sterktezwakte analyse aan waar de grenzen en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen. Hij kan deze analyse omzetten in concrete doelen en een plan van aanpak.
SBL Competenties
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 15 van 21
SBL Competenties
Faseniveaus Opleidingsbekwaam (Propedeusefase)
Studieschema Opleiding tot Leraar Basisonderwijs Dit overzicht is een uitlijning van het programma en de competenties van het curriculum.
Propedeutische fase 1 jaar - opleidingsbekwaam Module 1.1 Kijken naar jezelf en kijken naar kinderen
Module 1.2 Spelen(d) leren en lesgeven
Module 1.3 Leiding, communicatie en klassenmanagement
Module 1.4 De wereld als speelveld
Doelstelling en inhoud
Om goed te kunnen lesgeven, zijn er enkele randvoorwaarden. Een van de belangrijkste is dat de student contact kan maken met zijn leerlingen. Hiervoor is nodig dat de student een beeld ontwikkelt van de doelgroep: wat boeit kinderen op de basisschool. Ook is het belangrijk dat de student zichzelf goed kent. De student leert zich in kinderen te verplaatsten, is gericht op contact maken met kinderen, op enthousiasme tonen en op zelfreflectie
De student maakt kennis met de grondbeginselen van goed lesgeven, wat meer is dan kennisoverdracht. Ze krijgen zicht op de benodigde kennis, vaardigheden en attitudes. De ideale les staat centraal. De student gaat aan de gang met ‘spelend leren, lerend spelen’. Voor kinderen is spelen één van de belangrijkste manieren om tot ontwikkeling te komen en te leren. De student richt zich op: kiezen, voorbereiden en uitvoeren van onderwijsleer-activiteiten, communicatieve vaardigheden, contact met kinderen en samenwerken met collega’s.
Dit gaat over leiden, begeleiden en loslaten. Leiding geven heeft te maken met vertrouwen, communicatie, interactie, controle, gezag en overwicht. Studenten worden zich bewust van hun eigen leiderschapsstijl en communicatiestijl, in verschillenden groepen en situaties. Ook maken zij een start met het inzetten en uitbreiden van het arsenaal aan vaardigheden om effectief leiding te kunnen geven. De student richt zich op: communicatieve vaardigheden, contact met kinderen, leiding geven en leiding accepteren. En doelmatig klassenmanagement ondersteunt daarbij.
De omgeving biedt tal van aangrijpingspunten voor de lessen. De student bekijkt in dit thema de directe omgeving vanuit diverse invalshoeken en vakken. De wereldoriënterende vakken staan centraal. Niet alleen vanuit de methode, maar juist de om de wereld in de school te brengen en met de school de wereld in te gaan. Dit thema wordt gelet op: didactische kwaliteiten, samenwerken, organiseren en reflecteren.
Competenties
1.1 Ik beschik over goed communicatieve vaardigheden 1.2 Ik heb goed contact met kinderen 3.2 Ik kan mijn onderwijsactiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 7.1 Ik kan reflecteren op mijn
1.1 Ik beschik over goed communicatieve vaardigheden 1.2 Ik heb goed contact met kinderen 3.1 Ik weet mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen.
2.2 Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uidagende leeromgeving. 3.1 Ik weet mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en
2.2 Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uidagende leeromgeving. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 4.1 Ik kan goed leiding geven. 5.1 Ik ben in staat collegiale
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 16 van 21
eigen handelen.
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 7.1 Ik kan reflecteren op mijn eigen handelen. 7.2 Ik laat zien behoefte te hebben aan feedback en weet wat ik ermee moet doen.
spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 3.4 Ik pas verschillende gesprekstechnieken toe. 4.1 Ik kan goed leiding geven. 4.3 Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn. 5.1 Ik ben in staat collegiale relaties op te bouwen en te onderhouden. 5.2 Ik ben in staat tot constructief collegiaal overleg. 7.4 Ik werk planmatig aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheid , op basis van een goede analyse van mijn competenties.
relaties op te bouwen en te onderhouden. 5.2 Ik ben in staat tot constructief collegiaal overleg. 5.3 Ik kan in teamverband werken. 7.4 Ik werk planmatig aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheid , op basis van een goede analyse van mijn competenties.
Pagina 17 van 21
Hoofdfase 1,5 jaar - basisbekwaam Module 2.1
Module 2.2
Module 2.3/2.4
Module 3.1/3.2
Onderwijs voor iedereen
Kennis in onderwijs
Onderwijs ontwerpen
Passend Onderwijs
Doelstelling en inhoud
In dit thema staat het omgaan met verschillen en het verzorgen van adaptief onderwijs centraal. Het gaat om verschillen in de brede zin van het woord (sociaalemotioneel, niveau, tempo, organisatie). Studenten leren de verschillen signaleren, zowel in pedagogisch als in didactisch opzicht. Zij leren hier adequaat mee om te gaan en adaptief onderwijs te verzorgen volgens de uitgangspunten: relatie – competentie – autonomie. De student leert zijn activiteiten op de verschillen af te stemmen en vervolgens te verantwoorden.
In dit thema staat de kennis in het onderwijs centraal. Wat zijn de kerndoelen, de leerlijnen en de tussendoelen? Welke didactieken horen bij de vakken. Hoe zit de kennisbasis in elkaar en wat betekent Nederland kennisland in dit geval. Opbrengstgericht werken, evidence based en data-driven zijn begrippen die bekend worden verondersteld.
Centraal staat de vraag hoe een leerkracht een leeromgeving krachtig en uitdagend maakt voor kinderen. De leerkrachten leren zelf een lesomgeving bouwen, binnen en buiten de school. Ze gaan zich verdiepen in verschillende visies, werkvormen en vormen van klassenmanagement. Kinderen veranderen, de samenleving verandert: vergt dit een aangepaste didactiek? Nieuwe media is daarbij vanzelfsprekend.
In dit thema leren studenten onderwijsbegeleidingsbehoeften van kinderen herkennen en benoemen. Ze kunnen dit uitwerken in een gedifferentieerd groepsplan per vakgebied en ook op sociaalemotioneel gebied. Ook verdiepen ze zich in het zorgsysteem van het primair onderwijs en het handelingsgericht werken. Ze leren een ontwikkelingsperspectief te hanteren en kunnen dit vertalen in een individuele leerlijn. Studenten kunnen dit binnen hun eigen gekozen leeftijdspecialisatie op een goed niveau, maar hebben ook transfer naar alle kinderen in de basisschool.
Competenties
1.3 Ik kan mijn handelen baseren op kennis van communicatiepatronen en sociale verhoudingen binnen mijn groep. 2.1 Ik begeleid de leerlingen van afhankelijkheid naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 3.5 Ik pas verschillende differentiatevormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs.
3.1 Ik weet mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 3.5 Ik pas verschillende differentiatevormen toe
3.1Ik weet mijn onderwijsleer activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 2.2Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uitdagende leeromgeving. 4.2 Ik kan het lokaal , een hoek, de schoolomgeving gebruiken en eventueel inrichten als een
2.1 Ik begeleid de leerlingen van afhankelijkheid naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 2.3 Ik kan mijn pedagogische opvattingen en handelen verantwoorden op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 3.5 Ik pas verschillende differentiatievormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs. 3.6 Ik kan mijn handelen en de
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 18 van 21
3.6 Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken. 3.7 Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden.
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
binnen kaders van adaptief onderwijs. 5.4 Ik heb kennis van relevante informatie, technieken en methodieken die nodig zijn voor het functioneren in de schoolorganisatie en bijbehorende overlegsituaties.
stimulerende en rijke speel/leeromgeving. 4.2 Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn.
leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken. 3.7 Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden. 4.3 Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn.
Pagina 19 van 21
Afstudeerfase 1,5 jaar – werkplek- en startbekwaam
Doelstelling en inhoud
Competenties
Module 3.3/3.4
Module 4.1/4.2
Module 4.3/4.4
Specialisatie en profilering
Minoren
Eindstage
In dit eerste half jaar van de afstudeerfase specialiseert de student zich in één vak binnen de kennisbasis. De student profileert zich in één van de vijf profielen van de Stenden Pabo’s. De student heeft een keuze gemaakt voor onderbouw of bovenbouw van de basisschool.
Alle studenten volgen de Door middel van een langdurige verplichte schoolminor waarin eindstage bereidt de student zich praktijkonderzoek voor op het beroep. De student (onderzoeksplan) een belangrijke rondt zijn onderzoek en plaats heeft. Daarnaast kiezen de vakspecialisatie af. De afronding studenten een keuzeminor. Beide van onderdeel minoren hebben een omvang van levensbeschouwelijke vorming 15 EC. vindt hier ook plaats. Er bestaat een mogelijkheid de Dit alles komt samen in de keuzeminor in het buitenland te eindrapportage van de eindstage. doen. De afronding van de schoolminor vindt plaats tijdens de eindstage. De voorlopige conclusie uit het onderzoek worden zo getoetst aan de praktijk. 1.1 Ik beschik over goede communicatieve vaardigheden 1.4 Ik kan mijn handelen baseren op kennis van communicatiepatronen en sociale verhoudingen binnen mijn groep. 2.2 Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uitdagende leeromgeving. 2.3 Ik kan mijn pedagogische opvattingen en handelen verantwoorden op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 3.1 Ik weet mijn onderwijsleer activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.6 Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken. 3.7 Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden. 3.8 Ik verdiep mij op onderwijskundig gebied en pas die kennis toe bij reflectie op mijn eigen onderwijs en op onderwijs in het
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 20 van 21
algemeen. 4.2 Ik kan het lokaal , een hoek, de schoolomgeving gebruiken en eventueel inrichten als een stimulerende en rijke speel/leeromgeving. 5.1 Ik ben in staat collegiale relaties op te bouwen en te onderhouden. 5.3 Ik kan in teamverband werken. 6.1 Ik onderhoud goede contacten met de ouders of verzorgers van de kinderen. 6.2 Ik onderhoud goede contacten met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de zorg voor de kinderen. 7.4 Ik werk planmatig aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheden, op basis van een goede analyse van mijn competenties. 7.5 Ik stem de ontwikkeling van mijn bekwaamheid af op het beleid van de school. 7.6 Ik heb een onderzoekende houding en kan op systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden verkrijgen op vragen die ontstaan in de eigen onderwijspraktijk en de uitkomsten gebruiken ter verbetering van de praktijk
Bijlage A OER 2014-2015 OLB – Competenties van de opleiding
Pagina 21 van 21