Bijlage 3 - Natuurwaardenonderzoek Bureau Waardenburg (20 januari 2014)
Natuurtoets herziening bestemmingsplan van twee bedrijventerreinen nabij Heerewaarden Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur
R.R. Smits R. Lensink
Natuurtoets herziening bestemmingsplan van twee bedrijventerreinen nabij Heerewaarden Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur
R.R. Smits R. Lensink
opdrachtgever: Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht 20 januari 2014 rapport nr. 13-271
Status uitgave:
eindrapport
Rapport nr.:
13-271
Datum uitgave:
20 januari 2014
Titel:
Natuurtoets herziening bestemmingsplan van twee bedrijventerreinen nabij Heerewaarden
Subtitel:
Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur
Samenstellers:
ir. R.R. Smits drs. ing. R. Lensink
Aantal pagina’s inclusief bijlagen:
70
Project nr.:
13-604
Projectleider:
drs. ing. R. Lensink
Naam en adres opdrachtgever:
Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht Vonderweg 14, 5616 RM Eindhoven
Referentie opdrachtgever:
brief 2013.TPS.163 / 22 november 2013
Akkoord voor uitgave:
Teamleider Bureau Waardenburg bv drs. T.J. Boudewijn
Paraaf:
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv. Opdrachtgever hierboven aangegeven vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008.
2
Voorwoord In opdracht van Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht zijn de eventuele effecten in beeld gebracht van veranderingen in bedrijfsvoering op twee bedrijventerreinen nabij Heerewaarden. Op deze twee terreinen zal in de toekomst maximaal milieucategorie 3.2 mogelijk moeten zijn. Een van de onderzoeken die moet worden uitgevoerd is een voortoets Natuurbeschermingswet gericht op de effecten van additionele stikstofdepositie en additionele geluidbelasting. Nabij de bedrijventerreinen ligt Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. Dit gebied is aangewezen voor verschillende habitattypen, habitatrichtlijnsoorten, broedvogels en niet-broedvogels. De berekeningen van de maximale geluidbelasting en stikstofdepositie zijn uitgevoerd door dhr. J. van Rooij (CSO Maastricht). De natuurtoets is uitgevoerd door de volgende medewerkers van Bureau Waardenburg : ir. R.R. Smits rapportage drs. ing. R. Lensink rapportage en projectleiding Vanuit de opdrachtgever is het project begeleid door dhr. W. Leenders. Wij danken hem voor de prettige samenwerking.
3
4
Inhoud Voorwoord .....................................................................................................................................3 1
Inleiding ..................................................................................................................................7
2
Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal............................................................................11
3
2.1
Inleiding .....................................................................................................................11
2.2
Instandhoudingsdoelen voor Uiterwaarden Waal ..................................................11
2.3
Habitattypen en soorten in Uiterwaarden Waal .....................................................13 2.3.1
Habitattypen ............................................................................................... 13
2.3.2
Soorten van Bijlage II ................................................................................ 13
2.3.3
Broedvogels ............................................................................................... 15
2.3.4
Niet-broedvogels........................................................................................ 15
Stikstofdepositie ...................................................................................................................19 3.1
Achtergronddepositie ...............................................................................................19
3.2
Additionele depositie ................................................................................................20
4
Geluid ...................................................................................................................................21
5
Effecten & beoordeling ........................................................................................................23 5.1
6
7
Effecten additionele stikstofdepositie ......................................................................23 5.1.1
Effecten op habitattypen ........................................................................... 23
5.1.2
Effecten op Bijlage 2-soorten .................................................................... 24
5.1.3
Broedvogels en niet-broedvogels ............................................................. 25
5.1.4
Effecten op broedvogels en niet-broedvogels ......................................... 25
5.2
Effecten van additionele geluidbelasting ................................................................25
5.3
Beoordeling ..............................................................................................................26
Nee, tenzij-toets EHS ..........................................................................................................29 6.1
Wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS ..................................................29
6.2
Effecten op de EHS .................................................................................................29
Literatuur...............................................................................................................................31
Bijlage 1
Wettelijk kader.........................................................................................................33
Bijlage 2
EHS .........................................................................................................................38
Bijlage 3
Berekeningen depositie en geluid ............................................................ 39
5
6
1 Inleiding Door de gemeente Maasdriel is een herziening van het bestemmingsplan van twee bedrijventerreinen nabij Heerewaarden voorzien. Hiermee zou een ongewenste onvolkomenheid die met de vorige herziening (2006) is ontstaan, worden verholpen. Op de beide bedrijventerreinen was tot aan 2006 een bedrijfscategorie 3.2 mogelijk. In de herziening van 2006 is vastgelegd dat in de toekomst op beide terreinen maximaal milieucategorie 2 mogelijk is. Dit zou gelden voor nieuw te vestigen bedrijven. De zittende bedrijven konden hun activiteiten voortzetten. Deze verandering in bestemming bracht voor de zittende bedrijven een aanmerkelijke waardevermindering van grond en gebouwen met zich mee. Om dit effect teniet te doen, heeft de gemeente besloten om het bestemmingsplan te herzien, zodanig dat ook in de toekomst maximaal milieucategorie 3.2 mogelijk is op beide terreinen. Anno 2013 zijn op beide terreinen dezelfde bedrijven actief als in 2004. Om dit mogelijk te kunnen maken heeft de provincie er op aangedrongen om de eventuele effecten van deze bedrijfscategorieën op de omliggende natuur volgens het worst case principe in beeld te brengen. Eventuele effecten worden gerelateerd aan de instandhoudingsdoelen voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal en de waarden en kenmerken van de EHS in de omgeving. Daarbij gaat het vooral om de mogelijke effecten van additionele N-depositie en geluidbelasting. Aanpak Om de geschetste problematiek in beeld te brengen zijn de volgende stappen uitgevoerd: beschrijving kader, doelen, Natura 2000 en andere relevante info; berekening maximale geluidbelasting; berekening maximale N-depositie; beoordeling van eventuele effecten op instandhoudingsdoelen van soorten en habitattypen in het nabijgelegen Natura 2000-gebied. De berekeningen zijn uitgevoerd door CSO Maastricht (bijlage 3); beschrijving en beoordeling zijn door Bureau Waardenburg uitgevoerd. Berekening N-depositie De stikstofemissie van de betreffende terreindelen is bepaald voor twee scenario’s te weten: 1) een invulling met bedrijven conform de thans bestemde milieucategorie en; 2) een invulling met bedrijven conform de beoogde milieucategorie 3.2. Voor de emissiebepaling wordt gebruik gemaakt van algemeen geaccepteerde kentallen voor bedrijfsemissies per milieucategorie. Deze kentallen zijn gebaseerd op gegevens van het CBS en de landelijke Emissieregistratie.
7
Voor het berekenen van de stikstofdepositie door bedrijfsgebonden emissies wordt gebruik gemaakt van OPS-Pro model, versie 2013. De stikstofdepositie binnen het nabijgelegen Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal ten gevolge van beide terreindelen (gecumuleerd) is voor beide scenario’s op kaart gevisualiseerd met depositiecontouren (5, 1 en 0,5 mol/ha/jaar). Daarnaast zijn de verschilcontouren gepresenteerd waarmee de netto toename van de depositie ten opzichte van het thans bestemde gebruik in kaart is gebracht. De depositiecontouren vormen de input voor de ecologische beoordeling. Berekening geluidbelasting 2 De geluidemissie van de betreffende terreindelen [dB/m ] is eveneens voor de twee bovengenoemde scenario’s bepaald. Hierbij is de geluidemissie per scenario bepaald volgens de publicatie Bedrijven en milieuzonering (BMZ). De geluidbelasting binnen het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal is berekend volgens de meest recente versie van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Geomilieu rekenmodule IL (versie 2.30). De gecumuleerde geluidbelasting per scenario en de toename van de geluidbelasting ten opzichte van het bestemde gebruik is gevisualiseerd door middel van geluidcontouren. De geluidcontouren zijn op één beoordelingshoogte bepaald. Hiervoor wordt uitgegaan van de voor de ecologische effectbepaling maatgevende hoogte. De geluidcontouren vormen de input voor de integrale ecologische beoordeling Beoordeling effecten Natura 2000 Uiterwaarden Waal zijn aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege het voorkomen van een aantal habitattypen, bijlage 2-soorten, broedvogelsoorten en niet-broedvogelsoorten. Op basis van bestaande gegevens wordt een beeld geschetst van het voorkomen van genoemde typen en soorten nabij het plangebied. Voor de duiding van eventuele effecten van stikstofdepositie wordt een beeld gegeven van: de huidige en verwachte achtergronddepositie (ad); de kritische depositiewaarde van relevante habitattypen (kdw). Op basis van de verwachte additionele depositie in relatie tot de ad en de kdw wordt ingegaan op eventuele effecten. Voor geluid geldt voor broedvogels een kritische belasting van 43 dB(A); voor nietbroedvogels. wordt deze ook aangehouden. Boven deze grens kunnen onder vogels effecten optreden; de omvang van eventuele effecten is gerelateerd aan de gevoeligheid van de soort en de hoogte van de belasting in vergelijking tot de grenswaarde van 43 dB(A). De omvang van eventuele effecten zal, in relatie tot het huidige voorkomen van soorten, worden geduid. Beoordeling effecten EHS In de nabijheid van het plangebied liggen onderdelen van de EHS van Gelderland. Voor de EHS geldt dat plannen en projecten voor zover zij buiten de EHS liggen, niet
8
beoordeeld hoeven te worden. De EHS kent tegenwoordig geen externe werking meer, zulks in tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebieden).
Figuur 1.1
Ligging van de twee bedrijventerreinen (paars).
9
10
2 Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal 2.1
Inleiding In de directe omgeving van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. De uiterwaarden Waal omvatten het winterbed van de Waal en daarmee alle uiterwaardgebieden aan de noord- en de zuidoever van de Waal van Nijmegen tot aan Zaltbommel. De rivier vormt een dynamisch systeem, een samenspel tussen natuurlijke processen en menselijk ingrijpen. De Waal moet in perioden met hoge rivierafvoer 2/3 van de afvoer van de Rijn voor haar rekening nemen en is daarmee de grootste vrij afstromende Rijntak. Het is ook de meest dynamische riviertak van het Rijnsysteem. In perioden met hoog water vinden erosie en sedimentatie plaats en vormt de rivier het landschap. Het karakteristieke rivierenlandschap bestaat uit een breed, voornamelijk laaggelegen, hoogdynamisch winterbed. De reliëfrijke uiterwaarden bestaan voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met enkele akkers, bosjes, bomenrijen, moerasgebiedjes en geïsoleerde oude riviertakken (strangen en geulen). Veel uiterwaarden zijn vergraven voor zand en/of kleiwinning. In het westelijke deel van het gebied liggen twee uiterwaarden, die ook als Habitatrichtlijngebied zijn begrensd, de Rijswaard en de Kil van Hurwenen. Het gaat hier om uiterwaarden met oude meanders en hun oeverlanden en stroomruggen. Daarnaast liggen er enkele grote plassen (ontstaan door zand- en kleiwinning). Deze uiterwaarden bevatten soortenrijke glanshaverhooilanden, stroomdalgraslanden en open water, waar deels verlanding plaatsvindt.
2.2
Instandhoudingsdoelen voor Uiterwaarden Waal De aanwijzing van de vier gebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Nederrijn, Gelderse Poort en Uiterwaarden Waal zal worden samengenomen in een aanwijzing van de Rijntakken die inhoudelijk nauwelijks zal afwijken van de optelsom van de aanwijzing van de vier afzonderlijke gebieden; documenten zijn nog niet beschikbaar. Daarom wordt hier nog gebruik gemaakt van het ontwerp-aanwijzingsbesluit Uiterwaarden Waal. Voor Uiterwaarden Waal zijn de instandhoudingsdoelen samengevat in de tabellen 2.1, 2.2, 2.3, 2.4. Daarnaast gelden voor Uiterwaarden Waal de volgende algemene instandhoudingdoelen. 1. De bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van Natura 2000 zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie.
11
2.
3.
4.
De bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie, die zijn opgenomen in Bijlage I of Bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit behelst de benodigde bijdrage van het gebied aan het streven naar een op landelijk niveau gunstige staat van instandhouding voor de habitattypen en de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, inclusief de samenhang van de ecologische structuur en functies van de habitattypen en van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De op het gebied van toepassing zijnde ecologische vereisten van de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Tabel 2.1
doel omvang
doel kwaliteit
kdw
H3270
Slikkige rivieroevers
behoud
verbetering
>2.400
H6120
Stroomdalgraslanden
uitbreiding
verbetering
1.286
H6510A Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver)
uitbreiding
verbetering
1.429
H91E0A Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen)
behoud
verbetering
2.429
Tabel 2.2
Soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn waarvoor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal is aangewezen en hun instandhoudingsdoelen (Bron: ontwerp-aanwijzingsbesluit, LNV 2009). doel omvang leefgebied doel kwaliteit leefgebied
doel populatie
zeeprik
uitbreiding
verbetering
uitbreiding
rivierprik
uitbreiding
verbetering
uitbreiding
elft
behoud
behoud
uitbreiding
zalm
behoud
behoud
uitbreiding
grote modderkruiper
behoud
behoud
behoud
kamsalamander
uitbreiding
verbetering
uitbreiding
bever
behoud
behoud
uitbreiding
Tabel 2.3
12
Habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal is aangewezen en hun instandhoudingsdoelen (Bron: ontwerp-aanwijzingsbesluit, LNV 2009a). kdw = kritische depositiewaarde (Mol N/ha/j) . groen = niet gevoelig voor depositie, geel = gevoelig, rood = zeer gevoelig (bron: Van Dobben et al. 2012).
Soorten broedvogels waarvoor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal is aangewezen en hun instandhoudingsdoelen (Bron: ontwerp-aanwijzingsbesluit, LNV 2009). doel omvang leefgebied
doel kwaliteit leefgebied
doel populatie
porseleinhoen
uitbreiding
verbetering
10 paar
kwartelkoning
uitbreiding
verbetering
30 paar
zwarte stern
uitbreiding
verbetering
20 paar
2.3
Habitattypen en soorten in Uiterwaarden Waal In deze paragraaf wordt het voorkomen en de betekenis besproken van de habitattypen, soorten van Bijlage II, broedvogels en niet-broedvogels waarvoor Uiterwaarden Waal is aangewezen. Vooral het voorkomen in het plangebied of de invloedssfeer van de ingreep is van belang. Voor de beschrijving van het voorkomen van aangewezen habitattypen en soorten is gebruik gemaakt van het Ontwerpbesluit van Uiterwaarden Waal (LNV 2009).
2.3.1
Habitattypen Slikkige rivieroevers Verspreid door het Natura 2000-gebied komt dit habitattype voor, met name in kribvakken direct langs de Waal. In de nabijheid van het plangebied is dit type niet aanwezig (figuur 2.1) Stroomdalgraslanden Het habitattype stroomdalgraslanden komt in een jonge pioniervorm en als soortenrijk grasland voor in de Kil van Hurwenen op 5 km van het plangebied (figuur 2.1). Glanshaver- en vossenstaarthooilanden Het habitattype glanshaver- en vossenstaarthooilanden komt in de omgeving voor in de Stiftsche Uiterwaarden bij Ophemert en in de Heesseltsche Uiterwaarden, beide aan de noordzijde van de Waal (figuur 2.1). In de uiterwaard nabij het plangebied komt dit type niet voor. Wel is het hier aangetroffen op de noordelijke dijkhelling nabij het plangebied. De grens van het Natura 2000-gebied ligt aan de voet van de dijk in de uiterwaard waarmee de dijkhelling buiten het Natrua 2000-gebied ligt. Vochtige alluviale bossen Het habitattype vochtige alluviale bossen (wilg) komt o.a. op kleine schaal voor in de uiterwaarden nabij Heerewaarden (figuur 2.1).
2.3.2
Soorten van Bijlage II Trekvissen Voor de zeeprik, rivierprik, elft en zalm is de gehele Waal van belang als doortreken/of opgroeigebied. Grote modderkruiper De grote modderkruiper Habitatrichtlijngebied.
komt
beperkt
voor
in
ondiepe
wateren
in
het
Kamsalamander Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal vormt een belangrijk leefgebied en dan met name de Heesseltsche Uiterwaarden en het traject Weurt-Wamel. Het habitat bestaat uit bospercelen, heggen en struwelen in de nabijheid van water. Potenties
13
voor de herstelopgave liggen in met name de verbindingen tussen de verschillende populaties in het rivierengebied. In de uiterwaard nabij het plangebied ontbreekt de soort.
Figuur 2.1
14
Habitattypen in de omgeving van Heerewaarden (bron: geo-portaal provincie Gelderland). De twee bedrijventerreinen zijn weergegeven in de vorm van de blauwe ballen. Het habitattype Meren met krabbescheer en fonteinkruiden is niet meer vermeld in het ontwerp-aanwijzingsbesluit.
Bever De bever komt voor in de open wateren van de Hurwenensche Uiterwaarden. De andere uiterwaarden langs de Waal zijn van belang als verbinding tussen beverpopulaties in de Gelderse Poort, Hurwenen en de Biesbosch. 2.3.3
Broedvogels Kwartelkoning De kwartelkoning komt in jaarlijks wisselende aantallen voor in de uiterwaarden van de Waal, waaronder de Heesseltsche Uiterwaarden en de Stiftsche Uiterwaarden. Uit de uiterwaard nabij het plangebied zijn geen waarnemingen bekend. De soort broedt in laat gemaaide hooilanden en brengt het gehele broedseizoen op en rond de broedlocatie door. In het Natura 2000-gebied zijn potenties voor uitbreiding van de populatie. Porseleinhoen Het porseleinhoen komt in jaarlijks wisselende aantallen voor in geïnundeerde delen van uiterwaarden van de Waal, waaronder in de Heesseltsche Uiterwaarden. De soort brengt het gehele broedseizoen op en rond de broedlocatie door. Mogelijk zijn er herstelmogelijkheden in de Kil van Hurwenen ten behoeve van de herstelopgave. Uit de uiterwaard nabij het plangebied zijn geen waarnemingen bekend van deze soort. Zwarte stern Zwarte sterns broeden op wateren in de Kil van Hurwenen. Een belangrijk deel van de broedvogels foerageert in de uiterwaarden en een klein deel soms ook aan de andere zijde van de dijk boven wateren in de Bommelerwaard zelf. Er zijn uitbreidingsmogelijkheden in de Kil van Hurwenen ten behoeve van de herstelopgave. In de uiterwaard foerageert af en toe een zwarte stern
2.3.4
Niet-broedvogels Alle aangewezen niet-broedvogels komen in de uiterwaarden en op de rivier voor in de omgeving van Heerewaarden. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op gebiedsgebruik van de soorten. Visetende watervogels Onder de niet-broedvogels bevinden zich drie soorten viseters: aalscholver, fuut en nonnetje. Deze soorten leven op de wateren binnen het winterbed van de Waal. Benthos-etende watervogels Kuifeend en tafeleend rusten overdag op wateren in de uiterwaarden, en foerageren ‘s nachts op driehoeksmosselen en ander schelpdieren; naar alle waarschijnlijkheid op de rivier.
15
Slobeend De slobeend rust overdag op wateren en foerageert vooral ’s nachts op wateren en in de oeverzone. Daarbij zullen de meeste vogels in de uiterwaard blijven. Steltlopers Wulp, kievit en grutto foerageren op bodemdieren; vooral in graslanden. Ook vormen de uiterwaarden een belangrijke rust/slaapplaats. Herbivore watervogels De brandgans, grauwe gans, kleine zwaan, pijlstaart en kolgans zijn herbivore watervogels. Zij leven vooral van plantaardig materiaal (met namen grassen). Zij foerageren in de uiterwaarden en brengen de nacht door op wateren in de uiterwaarden. Een deel van de vogels dat in de uiterwaarden slaapt, foerageert overdag binnendijks. Krakeend en meerkoet foerageren overdag op waterplanten en grazige vegetaties binnen de uiterwaarden; de nacht brengen zij hier ook door. Smienten zijn ook herbivoor en rusten overdag op wateren in de uiterwaarden en foerageren in de nacht, zowel in de uiterwaarden als aan de andere zijde van de dijk. Tabel 2.4
Soorten niet-broedvogels waarvoor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal is aangewezen en hun instandhoudings-doelen (Bron: ontwerpaanwijzingsbesluit LNV 2009). doel
doel
omvang leefgebied
kwaliteit leefgebied
doel populatie
fuut
behoud
behoud
90 ex.
aalscholver
behoud
behoud
260 ex
kleine zwaan
behoud
behoud
9 ex.
kolgans
behoud
behoud
5.500 ex.
grauwe gans
behoud
behoud
2.400 ex.
brandgans
behoud
behoud
610 ex.
smient
behoud
behoud
4.700 ex.
krakeend
behoud
behoud
50 ex.
pijlstaart
behoud
behoud
30 ex.
slobeend
behoud
behoud
90 ex.
tafeleend
behoud
behoud
190 ex.
kuifeend
behoud
behoud
530 ex.
nonnetje
behoud
behoud
6 ex.
meerkoet
behoud
behoud
780 ex.
kievit
behoud
behoud
790 ex.
grutto
behoud
behoud
70 ex.
wulp
behoud
behoud
160 ex.
seizoengemiddelde
Alle genoemde soorten komen geregeld of ongeregeld in kleine aantallen in de uiterwaard en op de rivier nabij het plangebied voor (in vergelijking tot het aantal in het hele gebied (tabel 2.4). De wateren zijn daarbij overdag rustplaats voor de soorten die
16
’s nachts actief zijn en foerageergebied voor de viseters, De graslanden zijn foerageergebied voor herbivore soorten en steltlopers die van bodemdieren leven. Kernopgaven Voor het bereiken van de instandhoudingsdoelen zijn in het Doelendocument (LNV 2006) de volgende kernopgaven geformuleerd. • 3.04 Rivieroevers met pionier-vegetaties: behoud en uitbreiding van slikkige rivieroevers H3270 én grindbanken met pionier-vegetaties. • 3.07 Vochtige alluviale bossen: vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen en essen-iepenbossen) *H91E0_A en *H91E0_B uitbreiden mede ten behoeve van bever H1337. • 3.10 Grasetende watervogels: Behoud voldoende slaapplaatsen- en foerageerterrein voor ganzen, kleine zwanen A037, wilde zwanen A038 en smienten A050. • 3.12 Plas-dras-situaties: Behoud en uitbreiding areaal van plas-dras situaties en ondiep water voor eenden, kwartelkoning A122, porseleinhoen A119 en steltlopers. • 3.13 Droge graslanden: Kwaliteitsverbetering en uitbreiding van stroomdalgraslanden *H6120, glanshaver- en vossestaarthooilanden (glanshaver) H6510_A. De kernopgaven zijn richtinggevend geweest instandhoudingsdoelen, maar vormen zelf geen doel.
bij
het
opstellen
van
de
Sense of Urgency Voor dit gebied geldt een Sense of Urgency ten aanzien van beheer. Ook geldt er een wateropgave. De Sense of Urgency is gebaseerd op diverse kernopgaven.
17
18
3 Stikstofdepositie 3.1
Achtergronddepositie Door het Planbureau voor de Leefomgeving is de emissie van verschillende maatschappelijke sectoren in beeld gebracht in de vorm van grootschalige concentratie- en depositiekaarten. Voor deze rapportage zijn deze grootschalige depositiekaarten van belang (figuur 3.1). In 2012 bedroeg de achtergronddepositie in de directe omgeving van de bedrijventerreinen tussen de 1.600 en de 1.700 mol N/ha/jr. In Heerewaarden ligt deze waarde iets boven de 2.000 mol N/ha/jr.
Figuur 3.1
Achtergronddepositie per vierkante kilometer in 2012 in mol N/ha/jr (bron: geodata.rivm.nl/gcn/).
In de komende jaren zal de achtergronddepositie naar verwachting verder afnemen. In deze regio gaat het om een ordegrootte 10-20 mol N/ha/jr.
19
3.2
Additionele depositie Bij een scenario waarbij in de toekomst een bedrijfsvoering van maximaal milieucategorie 3.2 mogelijk is valt in de directe omgeving van de bedrijventerrein een toename van ruim 5 mol te verwachten (zie figuur 3.2). Buiten een straal van 500 m is de additionele depositie van stikstof 1 mol of lager. Van het beschermde gebied krijgt een klein deel te maken met een toename van 1-2 mol en 0,5-1 mol. Voor de overige delen van het beschermde gebied geldt dat de toename van stikstofdepositie beperkt blijft tot 0,1-0,5 mol of lagere waarden. Bij een opvulling van de bedrijventerreinen met milieucategorie 2 conform de plan herziening uit 2006, is de additionele depositie identiek aan die van een opvulling met categorie 3.2. De normgetallen voor beide categorieën zijn hetzelfde (zie verder De Rooij in bijlage 3). Tussen de additionele depositie volgens plan voor 2006, volgens herziening 2006 en volgens het thans op te stellen plan, bestaat derhalve geen verschil.
Scenrio t/m cat. 3.2 stikstofdepositie [mol/ha/jaar] < 0,051 0,051 - 0,1 0,1 - 0,5 0,5 - 1 1-2 2 -5 >5 UiterwaardenWaal
0 Meters
Figuur 3.2
20
500
1.000
´
2.000
Additionele depositie in mol N/ha/jr bij een scenario van maximaal milieucategorie 3.2 op twee bedrijventerreinen in Heerewaarden. Dit beeld is ook valide voor depositie als gevolg van volledige invulling van de terreinen met milieucategorie 2.
4 Geluid Geluidbelasting bij categorie 2 Voor geluid geldt voor broedvogels en niet-broedvogels een kritische belasting van 43 dB(A). Boven deze grens kunnen onder de meest gevoelige soorten effecten optreden. In de situatie van bedrijven met maximaal categorie 2 ligt de grens van 43 dB(A) op maximaal enkele honderden meters buiten deze terreinen figuur 4.1). Deze grens ligt ruim buiten Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. Zie verder bijlage 3. Geluidbelasting bij categorie 3.2 Bij een scenario van bedrijven met maximaal categorie 3.2 schuift de grens van 43 dB(A) hooguit enkele tientallen meters op (figuur 4.2). Hierbij blijft de grens van 43 dB(A) ruim buiten de beschermde gebieden liggen.
Figuur 4.1
Geluidcontouren voor bedrijven met maximaal categorie 2.
Geluidbelasting totaal In figuur 4.1. en 4.2 is de belasting vanaf de bedrijventerreinen gegeven. Voor een beoordeling van effecten in relatie tot beschermde natuur is de totale geluidbelasting van belang. Het geluid vanaf de bedrijventerreinen tezamen voegt aan het bestaande achtergrondgeluid minder dan 1 dB(A) toe: bedrijfsgerelateerde geluidemissies van categorie 2 bedrijven leiden tot een toename van maximaal 0,4 dB(A) aan het bestaande achtergrondgeluid en de situatie conform het nieuwe bestemmingsplan bedraagt deze toename maximaal 0,6 dB(A). Het verschil van 0,2 dB(A) (milieucategorie 2 versus milieucategorie 3.2) kan in de werkelijkheid niet worden betiteld als een meetbare toename; niet voor meetapparatuur en niet voor dieren.
21
Figuur 4.2
22
Geluidcontouren voor bedrijven met maximaal categorie 3.2.
5 Effecten & beoordeling 5.1 5.1.1
Effecten additionele stikstofdepositie Effecten op habitattypen Een deel van Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal ontvangt volgens berekeningen en additionele stikstofdepositie van 0,5-1 mol N/ha/jr of lagere waarden. Een smalle strook beschermd gebied nabij Heerewaarden krijgt te maken met een toename van 1-2 mol. Deze hoeveelheid staat gelijk aan 14-28 gram N/ha/jr. Ten opzichte van de achtergronddepositie is dit een kleine hoeveelheid. De achtergronddepositie kent een onzekerheid van σ = 100%. (Van Jaarsveld 2004, zie ook www.rivm.nl/nl/themasites/gcn/onzekerheden/) (variantie σ = (standaard2 deviatie) ; Sokal & Rohlf 1995). Bij een achtergronddepositie van 1.500 mol/ha/jr moet dit gelezen worden als 1.500 ± 39 mol N/ha/jr (als volgt berekend: 1 * 1.500 = 1.500 = σ, std = √ 1.500 = 38,7). Het 95% betrouwbaarheidsinterval wordt dan bestreken door de uitersten 1.461 en 1.539 mol N/ha/jr). Bij een additionele depositie van 1 mol N/ha/jr komt het gemiddelde op 1.501 N/ha/jr. Deze waarde wijkt niet (statistisch) significant af van het gemiddelde van de achtergronddepositie. Bij gebrek aan inzicht in de omvang van de steekproef (n) kan niet verder op het betrouwbaarheidsinterval (95%) in relatie tot de precieze grens van statistische significantie worden ingegaan. Tabel 5.1
Relevante habitattypen nabij het plangebied; doelen = handhaven, > toename/verbetering, =(<) handhaven, afname onder voorwaarde ten gunste van andere typen. ). kdw = kritische depositiewaarde (Mol N/ha/j) . groen = niet gevoelig voor depositie, geel = gevoelig, rood = zeer gevoelig (bron: Van Dobben et al. 2012). Voorts de omvang van de achtergronddepositie (geodata.rivm.nl/gcn/). doel
doel
omvang
kwaliteit
kdw
achtergrond maximum
H3270
Slikkige rivieroevers
=
>
>2.400
1.650
H6120
Stroomdalgraslanden
>
>
1.286
1.650
>
>
1.429
1.650
=
?
2.429
1.650
H6510A Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver) H91E0A Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen)
Uiterwaarden Waal zijn aangewezen voor vier habitattypen. Binnen de contour van 0,5-1 en 1-2 mol N/ha/jr liggen de habitattypen glanshaver- & vossenstaarthooilanden en vochtige alluviale bossen. Hiervan heeft glanshaver- en vossenstaarthooilanden de laagste kritische depositiewaarde van 1.429 mol N/ha/jr (Dobben et al. 2012). De huidige achtergronddepositie (rond 1.650 mol N/ha/jr) is wat hoger. De kritische depositiewaarde van vochtige alluviale bossen is 2.429 mol N/ha/jr, Deze waarde ligt ruim boven de achtergronddepositie waarmee eventuele negatieve effecten van additionele depositie op dit habitattypen zijn uitgesloten. In figuur 2.1 staat ook nog het habitattype meren met krabbenscheer en fonteinkruiden, welke een kritische
23
depositiewaarde heeft van 2.100 mol N/ha/jr. Het gebied is echter niet aangewezen voor dit habitattype. De additionele depositie van 1-2 mol N/ha/jr komt overeen met circa 0,1% van de kritische depositiewaarde van glanshaver- & vossenstaart hooilanden. Een dergelijke kleine hoeveelheid is bij een achtergronddepositie van 1.650 ± 34 mol N/ha/jr geen aantoonbare toename. Dit moet in ecologische zin als nihil worden beschouwd. Wetenschappelijk gezien, bestaat er geen argument waardoor 1-2 mol additionele depositie tot een ecologisch meetbaar effect zou kunnen leiden. Negatieve effecten zijn daarom uitgesloten. Daarnaast is voor de komende tien jaar een afname voorzien in de achtergronddepositie van ongeveer 20 mol N/ha/jr tegen een toename van 1-2 mol N/ha/jr (zie geodata.rivm.nl/gcn/). De stroomdalgraslanden en de glanshaver- & vossenstaarthooilanden danken hun structuur en samenstelling aan een beheer als hooiland met nabeweiding (of één tot tweemaal hooien) en zonder bemesting. Zou dit uitblijven, dan wordt het bos. Door deze beheersvorm worden ieder jaar voedingsstoffen aan het systeem onttrokken. Een additionele mol stikstof vanuit de lucht wordt ook langs deze weg uit het systeem verwijderd. Veldexperimenten hebben laten zien dat een hooisnede in een glanshaverhooiland (iedere keer) tot 100 kg N/ha/jr aan het systeem kan onttrekken (Schaffers et al. 1998). Dit is ruimschoots voldoende om de load van de achtergronddepositie van 23 kg N (1.500 mol) en de additionele depositie van 14-28 gr N, te verwijderen. Effecten op beschermde habitattypen treden dus niet op. Ook worden herstelopgaven niet belemmerd. Typische soorten De kwaliteit van de habitattypen worden mede bepaald door de ‘typische soorten’. De vogelsoorten kwartel, graspieper, grote bonte specht en kwak behoren tot de typische soorten van de habitattypen van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. Deze soorten kunnen effecten van stikstofdepositie ondervinden via bijvoorbeeld een afname van het prooiaanbod dan wel veranderingen in vegetatiestructuren. Dit is pas aan de orde bij veel omvangrijkere hoeveelheden additionele depositie (tientallen mollen) van een plan of project. Negatieve effecten zijn uitgesloten. 5.1.2
Effecten op Bijlage 2-soorten In deze beoordeling gaan we er vanuit dat diersoorten met instandhoudingsdoelstellingen geen direct effect ondervinden van additionele depositie van stikstof, gezien de minimale hoeveelheden waar het hier om gaat. Een eventueel effect op deze diersoorten zou kunnen optreden via verandering in de structuur of de samenstelling van de (onderwater-)vegetatie. Dit is pas aan de orde bij veel omvangrijkere hoeveelheden additionele depositie (tientallen mollen) van een plan of project. Effecten op de verschillende soorten vissen, bever en kamsalamander zijn dan ook uitgesloten.
24
5.1.3
Broedvogels en niet-broedvogels Broedvogels kunnen effecten van stikstofdepositie ondervinden via bijvoorbeeld een afname van het prooiaanbod dan wel veranderingen in vegetatiestructuren. Dit is pas aan de orde bij veel omvangrijkere hoeveelheden additionele depositie (tientallen mollen) van een plan of project. Effecten op broedvogels zijn dus uitgesloten. Nabij Heerewaarden komen het porseleinhoen en de kwartelkoning voor. De zwarte stern komt op grotere afstand voor in de Kil van Hurwenen. Dat is buiten de invloedsfeer van de bedrijventerreinen te Heerewaarden. Het porseleinhoen en de kwartelkoning brengen het gehele broedseizoen op en nabij de broedlocatie rond. De kwartelkoning komt voor in hooilanden en ruigten die pas laat in de zomer worden gemaaid. Het porseleinhoen komt in de (zeer) natte delen van uiterwaarden (moeras) voor. De enkele mollen additionele depositie zullen de habitatstructuren die beide soorten prefereren, niet veranderen. Directe en indirecte effecten van additionele depositie zijn uitgesloten. Daarmee is ook duidelijk dat de herstelopgave van beide soorten niet wordt belemmerd.
5.1.4
Effecten op broedvogels en niet-broedvogels De niet-broedvogels waarvoor Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal is aangewezen zijn vis-, benthos- en graseters. Deze soorten kunnen effecten van stikstofdepositie ondervinden via bijvoorbeeld een afname van het prooiaanbod dan wel veranderingen in vegetatiestructuren. Dit is pas aan de orde bij omvangrijkere hoeveelheden additionele depositie (tientallen mollen) van een plan of project.
5.2
Effecten van additionele geluidbelasting Verstoring in de vorm van geluid heeft vooral effect op vogels. De mate van effect kent grote verschillen tussen soorten (zie Krijgsveld et al. 2008). Verstoring induceert een stressreactie die zich kan uiten in een verandering in fysiologie of in gedrag. Veranderingen in fysiologie zijn bijvoorbeeld een verhoogde hartslag of wijzigingen in hormoonspiegels (Hüppop & Hagen 1990; Ely et al. 1999; Fowler 1999; Ikuta & Blumstein 2003). Verstoring uit zich tevens in het gedrag van de vogels, met name in verhoogde alertheid of vluchten voor de verstoringsbron. Herhaalde (zware) verstoring kan uiteindelijke leiden tot een afname van de reproductie en/of overleving waardoor de populatieomvang daalt. Verschillende onderzoeken naar de effecten van geluidbelasting op broedvogels komen tot de conclusie dat vanaf 43 dB(A) effecten mogelijk zijn; afnemende dichtheid, verminderde reproductie, lagere overleving (o.a. Reijnen et al. 1995 wegverkeer, Tulp et al. 2002 spoorverkeer, Halfwerk et al. 2011 wegverkeer, Lensink et al. 2011 vliegverkeer). De meest gevoelige soorten vertonen het eerst een effect en bij toenemende belasting wordt het effect groter.
25
5.3
Beoordeling Algemeen Tot aan 2006 was volgens het bestemmingsplan op de beide bedrijventerreinen maximaal milieucategorie 3.2 mogelijk waarbij de zittende bedrijven binnen deze mogelijkheid actief waren. In de herziening van het plan uit 2006 is de mogelijkheid voor toekomstige bedrijven op bede terreinen ingeperkt tot milieucategorie 2, maar zittende bedrijven konden hun activiteit voortzetten in milieucategorie 3.2. Wisselingen in bedrijven hebben niet plaatsgevonden. In het nieuwe plan (2014) wordt de plansituatie weer hersteld naar de mogelijkheden van voor 2006, waarbij de zittende bedrijven nog steeds actief zijn. Dit leidt tot de conclusie dat in werkelijkheid in de belasting op de omgeving de afgelopen 15 jaar niets is veranderd. Waar het gaat om depositie met stikstof zijn de kengetallen voor categorie 2 en 3.2 identiek. De rekensommen voor additionele depositie vanaf deze terreinen zijn in de drie planperiode dezelfde; verschillen hierin zijn niet aanwezig. In geluid liggen de kengetallen voor milieucategorie 3.2 iets hoger dan voor 2. Door de geringe omvang van beide terreinen geven geluidbelastingsbeelden van geluid een vrijwel identiek beeld. Ook hierin kan niet worden gesproken van een verschil in de drie planperioden. Habitatrichtlijngebieden zijn op 7 december 2004 aangemeld. Deze datum geldt als referentie voor beoordeling van effecten voor veranderingen nadien. In het voorgaande is beargumenteerd dat zich sindsdien geen veranderingen in milieubelasting hebben voorgedaan en op papier de situatie van voor de referentiedatum vergelijkbaar is met die in de toekomst. Op basis hiervan zijn effecten van de herziening 2014 op doelen Natura 2000 met zekerheid uitgesloten. Stikstof In de voorgaande alinea’s is betoogd dat naar de aard van de zaak er geen verschil is tussen de situatie in de jaren voor 2006, in 2006-2013 en vanaf 2014. Een van de factoren hierin is ook dat de emissie van milieucategorie 3.2 in rekenmodellen gelijk is aan die in milieucategorie 2. Ofwel de becijferde depositie in deze drie perioden is dezelfde. In de werkelijkheid zijn de bedrijven uit de jaren voor 2006 anno 2014 nog altijd aanwezig. Hierin heeft zich evenmin een verandering in emissie, en dus depositie, voorgedaan. Op basis hiervan zijn effecten van de herziening 2014 op doelen Natura 2000 met zekerheid uitgesloten. In de directe omgeving van het plangebied komen in het Natura 2000-gebied alleen habitattypen voor waarvan de kritische depositiewaarde hoger is dan de huidige achtergronddepositie (Zachthoutooibos, Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden). De geringe hoeveelheid depositie die kan worden toegerekend aan de beide bedrijventerrein, heeft derhalve geen enkel effect op deze typen. Ook het nietvoorkomende type Slikkige rivieroevers kent een kritische depositiewaarde die hoger is dan de huidige achtergronddepositie. Ook hierop is, wanneer het in de toekomst zou voorkomen, ieder effect uitgesloten.
26
In de ruimere omgeving van het plangebied komen stroomdalgraslanden en glanshaverhooilanden voor. Deze ontvangen een geringe additionele depositie vanuit de beide bedrijventerreinen. Deze hoeveelheid wordt jaarlijks via het beheer van deze graslanden (maaien en afvoeren = hooien) afgevoerd. In de Stiftsche Waarden, de Heesseltsche Uiterwaarden en de Kil van Hurwenen vindt een adequaat hooilandbeheer plaats (med. SBB, eigen waarneming). Dit geldt ook voor het dijktalud nabij het plangebied en direct buiten het Natura 2000-gebied. Geluid Habitatrichtlijnsoorten, broedvogels en niet-broedvogels kunnen effecten ondervinden van geluidbelastingen hoger dan 43 dB(A). Geluid dat van de bedrijventerreinen afkomstig is, overschrijdt deze grens in het Natura 2000-gebied niet. Dit geldt zowel voor de jaren voor 2006, in 2006-2013 en vanaf 2014. Ieder effect van geluid van de bedrijven op doelen Natura 2000 is daarmee met zekerheid uitgesloten.
27
28
6 Nee, tenzij-toets EHS 6.1
Wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS De begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is vastgesteld in 2009 (Provinciale Staten Gelderland 2009). De provincie Gelderland heeft de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS-gebieden beschreven in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en condities van de Gelderse Ecologische hoofdstructuur' (Provincie Gelderland 2006). De ecologische kernkwaliteiten zijn gelijk aan de vastgestelde natuurdoelen voor de EHS-gebieden. Dit omvat zowel de huidige als de potentiële natuurwaarden. De omgevingscondities zijn de omstandigheden waaraan voldaan moet worden (omgevingskwaliteit in de zin van milieu, water en ruimte) om de ecologische kernkwaliteiten te bewerkstelligen. In bijlage 2 is een kaart opgenomen met de ligging van de EHS-gebieden in de Bommelerwaard.
6.2
Effecten op de EHS Naar de letter van de regelgeving rond de EHS kent deze geen externe werking. Ofwel ingrepen buiten het gebied behoeven niet op hun effecten beoordeeld te worden. Naast het formele standpunt kunnen we ook de werkelijke effecten bezien. Gelijk voor Natura 2000 is beargumenteerd zijn effecten op de EHS uitgesloten omdat de belasting voor 2006, in 2006-2013 en vanaf 2014 in werkelijkheid niet is gewijzigd en de situatie op papier ook geen wijzigingen heeft ondergaan.
29
30
7 Literatuur Ely C.R., D.H. Ward & Bollinger K.S. 1999. Behavioral correlates of heart rates of freeliving greater white-fronted geese. Condor 1999(101): 390-395. Fowler G.S. 1999. Behavioral and hormonal responses of Magellanic penguins (Spheniscus magellanicus) to tourism and nest site visitation. Biological Conservation 90(2): 143-149. Halfwerk W., L.J.M. Hollemand, C.M. Lessels & H. Slabbekoorn 2011. Negative impact of traffic noise on avian reproductive succes. J. Appl. Ecol. 48: 210-219. Hüppop O. & K. Hagen 1990. Der Einfluss von Störungen auf Wildtiere am Beispiel der Herzschlagrate brütender Austernfischer (Haematopus ostralegus). Vogelwarte 35: 301-310. Ikuta L.A. & D.T. Blumstein 2003. Do fences protect birds from human disturbance? Biological Conservation. Krijgsveld K.L., R.R. Smits & J. van der Winden 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels. Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapport 08-173, Bureau Waardenburg, Culemborg. Lensink R., S. Dirksen & S.M.J. van Lieshout 2005. Effecten op fauna, in het bijzonder vogels, als gevolg van verstoring door vliegtuigen en helikopters. Rapport 05190, Bureau Waardenburg, Culemborg. Lensink R. , K.L. Krijgsveld & P.W. van Horssen 2011. Verstorende effecten van groot vliegverkeer op broedvogels; onderzoek op basis van bestaande gegevens verzameld rond de luchthaven Schiphol en op militaire vliegvelden. Rapport 11101, Bureau Waardenburg, Culemborg. LNV 2006. Natura 2000 Doelendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid, Den Haag. LNV 2009. Ontwerp aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. Provincie Gelderland, 2006. Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur. Streekplanuitwerking. Provincie Gelderland, Arnhem. Reijnen R., R. Foppen, C. ter Braak & J. Thissen 1995. The effects of car traffic on breeding bird populations in woodland. III. The reduction of density in relation to the proximity of main roads. Journal of Applied Ecology 32: 187-202. Schaffer A.P., M.C. Vasseur & K.V. Sykora, 1998. Effects of delayed hay removal on the nutrient balance of roadside plant communities. J. Appl. Ecol. 35: 349-364. Sokal R.R. & F.J. Rohlf 1995. Biometry; the principles and practice of statistics in biological research; third edition. Freeman & Company, New York. Tulp I., R. Reijnen, C. ter Braak, E. Waterman, P.J.M. Bergers, S. Dirksen, R.P.H. Snep & W. Nieuwenhuizen 2002. Effect van treinverkeer op dichtheden van weidevogels. Rapport 02-034, Bureau Waardenburg, Culemborg. Van Dobben H.F., R. Bobbink, D. Bal & A. van Hinsberg 2012. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Rapport 2397, Alterra, Wageningen.
31
van Jaarsveld J.A. 2004. The Operational Priority Substances model; description and validation of OPS-Pro 4.1. RIVM rapport 500045001, Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. www.mnp.nl/ops
Websites geodata.rivm.nl/gcn/
32
Bijlage 1 Wettelijk kader 1.1
Inleiding In deze bijlage wordt in het kort beschreven wat de wettelijke kaders zijn voor opstellen van ecologische beoordelingen van ruimtelijke ingrepen en andere handelingen. In de natuurbeschermingswetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet (§ 1.2 van deze bijlage), de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 (§ 1.3). Met deze wetten geeft Nederland invulling aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft sinds 1 oktober 2010 de procedures bij ruimtelijke ingrepen ingrijpend gewijzigd (§ 1.4). Ook wordt kort ingegaan op de betekenis van Rode lijsten (§ 1.5) en de Ecologische Hoofdstructuur (§ 1.6) bij ecologische toetsingen.
1.2
Flora- en faunawet Niet van toepassing in deze rapportage.
1.3
Natuurbeschermingswet 19981 De Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: Nbwet) vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. Aanwijzing van gebieden De Nbwet kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden (oftewel Vogel- en Habitatrichtlijngebieden oftewel Speciale Beschermingszones) en de beschermde natuurmonumenten. De aanwijzingsbesluiten van deze gebieden bevatten een kaart en een toelichting, waarin de instandhoudingsdoelstellingen staan verwoord (zie www.minlnv.nl). In de “oude” aanwijzingsbesluiten van Staats- en Beschermde natuurmonumenten worden de natuurwetenschappelijke waarde en het natuurschoon als grond voor de bescherming aangevoerd. Deze meer abstracte waarden blijven van kracht in de nieuwe Natura 2000-gebieden, voor zover zij voormalige Staats- of Beschermde natuurmonumenten omvatten. Deze waarden dienen bij toetsingen nader te worden geconcretiseerd. Natura 2000-gebieden Voor Natura 2000-gebieden dient een beheerplan te worden opgesteld. Daarin staat o.a. welke maatregelen nodig zijn om de natuurdoelen te halen en welk (bestaand en
1
Op 1 februari 2009 is een wetswijziging van de Nbwet van kracht geworden. Door de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet is de Nbwet per 31 maart 2010 opnieuw gewijzigd. De wijzigingen zijn in deze paragraaf verwerkt.
33
toekomstig) gebruik al dan niet vergunningplichtig is. Voor een groot aantal gebieden is een beheerplan in een ver gevorderd stadium van voorbereiding. Voor het uitvoeren van projecten en handelingen, die negatieve effecten kunnen hebben op Natura 2000-gebieden en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, is een vergunning nodig. Van negatieve effecten is sprake als, gelet op de instandhoudingsdoelen, een habitattype of leefgebied van soorten verslechtert of soorten significant worden verstoord. Deze bescherming geldt alleen voor de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied aantasten zijn in ieder geval vergunningplichtig. Bij een besluit om een plan (bijvoorbeeld bestemmingsplan, streekplan, waterhuishoudingsplan) vast te stellen, moet rekening worden gehouden met de effecten op Natura 2000-gebieden en met het beheerplan. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als die activiteiten negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor het gebied (kunnen) veroorzaken. Dit wordt de ‘externe werking’ van de bescherming genoemd. Bestaand gebruik Bestaand gebruik volgens de Nbwet is gebruik dat bestond op 1 oktober 2005 en sindsdien niet of niet in betekenende mate is gewijzigd. Voor de raad van State lijkt de vraag of het gebruik al bestond op het (eerste) moment van aanwijzen (als Vogelrichtlijngebied) of aanmelden (als Habitatrichtlijngebied) overigens relevanter. bestaand gebruik dat zeker geen significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan vergunningvrij worden voortgezet. Als significante effecten niet kunnen worden uitgesloten is een vergunning nodig, tenzij in het beheerplan anders is bepaald. in het beheerplan moeten dan maatregelen zij voorzien om de effecten te beperken of te niet te doen. Habitattoets 2 Een vergunning kan pas worden afgegeven nadat een ‘habitattoets ’ het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Deze is verwoord in art. 19d t/m 19j van de Nbwet. In de ‘oriëntatiefase’ – voorheen ook wel ‘voortoets’ genoemd – wordt onderzocht of een activiteit, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied en zo ja of deze gevolgen significant kunnen zijn. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten (‘cumulatieve effecten’). Indien de oriëntatiefase uitwijst dat er geen effecten zijn, zijn er vanuit de Nbwet geen verdere verplichtingen of beperkingen voor de uitvoering van de activiteit. Wel kan het
2
34
De termen habitattoets en oriëntatiefase staan niet in de wet. De passende beoordeling wel.
verstandig zijn om met het bevoegd gezag in overleg te treden, om te bezien of men zich in de conclusies van het uitgevoerde onderzoek kan vinden. Als er wel effecten (zoals verslechtering of verstoring) zijn, maar die zijn zeker niet significant, dan kan het bevoegd gezag vragen om een nadere toetsing. In zo’n nadere toetsing worden de effecten gespecificeerd. Daarbij hoeft dan niet meer naar cumulatieve effecten te worden gekeken. Het bevoegd gezag beoordeelt of de effecten aanvaardbaar zijn of niet. Aan de vergunning kunnen beperkende voorwaarden (mitigatie en compensatie, zie onder) worden verbonden. Als er een kans is op significante effecten volgt een ‘passende beoordeling’. De passende beoordeling is veel uitgebreider. Op basis van de beste wetenschappelijke kennis dienen de effecten op de habitats en soorten te worden ingeschat, rekening houdend met cumulatieve effecten. Als de passende beoordeling uitwijst dat aantasting van de natuurlijke kenmerken is uitgesloten, dan kan de vergunning worden verleend. Aantasting van de natuurlijke kenmerken is praktisch gesproken uitgesloten als er geen significante effecten zijn in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen. Als significante effecten niet kunnen worden uitgesloten, dan mag vergunning alleen worden verleend als er voldaan is aan alle drie onderstaande ADC-criteria: Er zijn geen geschikte Alternatieven. Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie. Als er sprake is van aantasting van een gebied dat is aangewezen ter bescherming van prioritair natuurlijk habitattype of een prioritaire soort, dient eerst door de minister van LNV aan de Europese Commissie advies te worden gevraagd. Bovendien is het aantal redenen van groot openbaar belang beperkt. Cumulatieve effecten Volgens de Natuurbeschermingswet 1998 (art. 19d lid 1) is het – zonder vergunning – verboden om handelingen te verrichten die op zich zelf of “in combinatie met andere projecten of plannen significante effecten kunnen hebben”. In het onderzoek naar cumulatieve effecten, wordt het effect van het onderhavige plan of project in combinatie met andere ingrepen in beeld gebracht. De basis hiervoor is art. 6 van de Habitatrichtlijn, die van toepassing is op alle Natura 2000-gebieden. “Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied.”
35
Het werkdocument “Toepassing begrippenkader” (Ministerie van LNV, 2007) stelt voor om het begrip cumulatie als volgt te definiëren: “De effecten van de voorgestelde eigen activiteit op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied in combinatie met de effecten van andere activiteiten en plannen”. Met andere woorden: in een studie naar de cumulatieve effecten dienen alle activiteiten (bestaand gebruik, nieuwe projecten) en plannen te worden betrokken, die op dezelfde instandhoudingsdoelstellingen negatieve effecten kunnen hebben als het eigen project. Het doet daarbij in beginsel niet ter zake of er een verband is tussen het eigen project en de andere activiteiten en plannen, of dat de effecten tijdelijk zijn of (naar verwachting) slechts beperkt van omvang zijn. Significantie Voor een invulling van het begrip significantie volgen wij de ‘Leidraad significantie’ van het Steunpunt/Regiebureau Natura 2000. Van significante effecten kan sprake zijn als ten gevolge van menselijk handelen het verwezenlijken van de instandhoudingsdoelen sterk wordt bemoeilijkt of onmogelijk wordt gemaakt. Dat is in ieder geval zo, als het oppervlak van een habitattype of een leefgebied of de kwaliteit van habitattype of leefgebied of de omvang van een populatie lager wordt dan genoemd in de instandhoudingsdoelen in het aanwijzingsbesluit. Beschermde natuurmonumenten Het toetsingskader voor beschermde natuurmonumenten is vergelijkbaar, echter de procedure en de speelruimte van het bevoegd gezag wijken op enigszins af. De beoordeling is minder strikt en door het ontbreken van concrete instandhoudingsdoelen vaak ook minder eenduidig. Zorgplicht Artikel 19l legt aan iedereen een zorgplicht voor beschermde natuurgebieden op. Deze zorg houdt in ieder geval in dat ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een handeling nadelige gevolgen heeft, verplicht is die handeling achterwege te laten of, als dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, eventuele gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De nadelige handelingen hebben betrekking op de instandhoudingsdoelen in het geval van een Natura 2000-gebied en op de wezenlijke kenmerken in het geval van een beschermd natuurmonument.
1.4
Wabo en omgevingsvergunning Niet van toepassing in deze rapportage.
1.5
Rode lijsten Niet van toepassing in deze rapportage.
36
1.6
De Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft als doel om van de bestaande en nieuwe natuur een goed functionerend netwerk te maken. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden’ van de EHS. Op plannen, projecten of handelingen binnen de EHS is conform de Nota Ruimte het ’nee, tenzij’-regime van toepassing. Ruimtelijke ingrepen in de EHS met significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied zijn in beginsel niet toegestaan. Tenzij er voor de ingreep geen reële alternatieven zijn èn er sprake is van redenen van groot openbaar belang. De initiatiefnemer is verplicht om de negatieve effecten te mitigeren (voorkomen of beperken) en de restschade te compenseren. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de huidige en potentiële waarden, zoals die zijn beschreven in de streekplanuitwerking kernkwaliteiten EHS, vastgesteld door GS van Gelderland in 2009.
37
Bijlage 2 EHS
38
Bedrijventerreinen Van Heemstraweg en De Hogewaard te Maasdriel Bijdragen geluid en stikstofdepositie Uiterwaarden Waal
Gegevens opdrachtgever: Bureau Waardenburg B.V. Postbus 365 4100 AJ CULEMBORG Tel. 0475-591386 Contactpersoon: De heer drs. ing. R. Lensink Contactpersoon CSO: De heer ing. J.I.J.H. van Rooij Projectcode: 13A085 Rapportnummer: 13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 Status: Definitief
Inhoudsopgave 1 2
3 4
Inleiding ........................................................................................................................................................ 1 Uitgangspunten ............................................................................................................................................ 2 2.1 Beschouwde situatie .............................................................................................................................. 3 2.2 Geluidberekening ................................................................................................................................... 3 2.2.1 Rekenmethode ...................................................................................................................... 3 2.3 Stikstofdepositie...................................................................................................................................... 4 2.3.1 Rekenmethode stikstofdepositie ......................................................................................... 4 Resultaat geluidberekening ........................................................................................................................ 5 Resultaat stikstofdepositieberekening ....................................................................................................... 6
Bijlagen Bijlage I: Invoergegevens rekenmodel geluid Bijlage II: Resultaten geluidberekeningen Bijlage III: OPS-pro Rekenjournaal
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 DEFINITIEF
1
Inleiding
Door de gemeente Maasdriel wordt een herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied, binnendijks deel” voorbereid. De herziening heeft betrekking op de maximaal toegestane categorie bedrijvigheid op de bedrijventerreinen De Hoogewaard en Van Heemstraweg. In het vigerend bestemmingsplan is opgenomen dat wanneer een ter plaatse gevestigd bedrijf van milieucategorie 3 stopt, de vestiging van een nieuw bedrijf enkel is toegestaan als de milieucategorie niet hoger is dan 2. De voorgnomen herziening van het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat na het vertrek van bestaande categorie 3 bedrijven ook nieuwe categorie 3 bedrijven zich kunnen vestigen. Eén van de aspecten die in het kader van de ruimtelijke onderbouwing onderzocht dient te worden is in hoeverre de opschaling van de toegestane milieucategorie voor toekomstige bedrijven kan leiden tot (extra) verstoring van het op korte afstand gelegen Natura2000-gebied Uiterwaarden Waal. Om op dit punt een zorgvuldige beoordeling mogelijk te maken zijn de bijdragen aan stikstofdepositie en geluidniveaus gerelateerd aan toekomstige categorie 3 bedrijvigheid berekend en in kaart gebracht ter plaatse van de Uiterwaarden Waal. Het beoordelingskader voor ecologische effecten vanwege geluid en stikstofdepositie is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna Nb-wet). De berekeningen zijn uitgevoerd in opdracht van Bureau Waardenburg B.V. en vormen de basis voor de ecologische beoordeling in het kader van de Nb-wet die eveneens door Bureau Waardenburg wordt uitgevoerd. In de voorliggende rapportage zijn de uitgangspunten en resultaten van de geluid- en depositieberekening beschreven. De resultaten van de ecologische beoordeling zijn beschreven in een separate rapportage van Bureau Waardenburg B.V.
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 Pagina 1 van 6 DEFINITIEF
2
Uitgangspunten
De bestemmingsplanherziening heeft betrekking op de bestaande bedrijventerreinen Van Heemstraweg (VH) en De Hogewaard (DH). De bedrijventerrein zijn gelegen ten zuidwesten van het dorp Heerewaarden in de gemeente Maasdriel. Ten noordwesten van de bedrijventerreinen bevindt zich het natura2000-gebied Uiterwaarden Waal. In figuur 2.1 is de situering van de beide bedrijventerreinen weergegeven.
Figuur 2.1: Situering bedrijventerreinen DH en VH (paarse kleur)
Het bedrijventerrein DH heeft een bruto oppervlakte van circa 7 hectare en het bedrijventerrein Van Heemstraweg heeft een oppervlakte van circa 2 hectare. Omwille van de situering op korte afstand van bestaande burgerwoningen is in de herziening voor het oostelijke deel van het bedrijventerrein VH voorzien voor categorie bedrijven t/m milieucategorie 3.1. Dit betreft een gebied van circa 0,8 hectare. Binnen de overige delen van beide bedrijventerreinen wordt de vestiging van bedrijven t/m milieucategorie 3.2 mogelijk gemaakt.
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 Pagina 2 van 6 DEFINITIEF
2.1
Beschouwde situatie
De indeling van bedrijven in milieucategorieën is gerelateerd aan de milieubelasting van activiteiten en installaties binnen de grenzen van de desbetreffende bedrijven. Daarbij geldt dat bedrijven die vallen onder een hogere milieucategorie leiden tot een zwaardere milieubelasting dan bedrijven die vallen onder een lagere milieucategorie. In het onderhavige onderzoek zijn de bijdragen aan de geluidniveaus en stikstofdepositie binnen de Uiterwaarden Waal in kaart gebracht voor 2 situaties: invulling conform milieucategorie 2: hiermee wordt de toekomstige situatie van de 2 bedrijventerrein overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan (na stopzetting van de bestaande cat. 3-bedrijven) weergegeven; invulling conform milieucategorieën 3: hiermee wordt de huidige situatie (eveneens overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan) en de toekomstige situatie van het bedrijventerrein overeenkomstig het herziene bestemmingsplan weergegeven. Op basis van de bedrijfsgerelateerde bijdragen aan de geluidniveaus en de stikstofdepositie in deze situaties wordt door Bureau Waardenburg beoordeeld of er een kans is op een toename van de verstoring van het Natura2000-gebied. De hoogte van de milieucategorie heeft geen relatie heeft met de milieubelasting door het verkeer buiten de grenzen van de inrichting: bedrijven van milieucategorie 1 en 2 kunnen tot veel een hogere verkeersaantrekkende werking leiden dan bedrijven van milieucategorie 3 en vice versa. Het effect van het opschalen van de milieucategorie op de verkeersaantrekkende werking is dan ook niet onderscheidend als het gaat om de toename van de verstoring.
2.2
Geluidberekening
Voor het bepalen van de geluidsemissie vanuit de bedrijventerreinen is aangesloten bij de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Voor het aspect geluid zijn in de VNG-publicatie per bedrijfstype richtafstanden opgenomen waarop de geluidbelasting vanwege het desbetreffende bedrijf 45 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Op basis van de maatgevende richtafstanden uit de VNG publicatie is het gemiddeld geluidvermogenniveau per bedrijf bepaald. Vervolgens is op basis van een gemiddelde perceelgrootte per bedrijf per milieucategorie het akoestisch bronvermogen in dBA(A)/m2 bepaald zoals weergegeven in tabel 2.1. Tabel 2.1:
Bronvermogens per bedrijfscategorie Richtafstand VNG [m]
Kaveloppervlak [ha]
Bronvermogen dag - avond- nacht [dB(A)/m2]
Bronvermogen 24-uurs [dB(A)/m2]
2
30
0,36
54,4 - 49,4 - 44,4
52,1
3.1
50
1
54,9 - 49,9 - 44,9
52,6
3.2
100
4
56,8 - 51,8 - 46,8
54,5
Milieucategorie
Uitgaande van de bronvermogens uit tabel 2.1 en het beschikbare oppervlakte per milieucategorie zijn met een akoestisch overdrachtsmodel de geluidniveaus bepaald binnen het Natura2000-gebied. De geluidsniveaus zijn berekend als gemiddelde 24-uurs waarde (LAeq,24) op 1,5 m boven het maaiveld. De berekende geluidniveaus zijn grafisch weergegeven als 43, 45 en 47 dB(A) geluidcontouren in hoofdstuk 3 en in bijlage II.
2.2.1
Rekenmethode
De geluidberekeningen zijn uitgevoerd met de module IL van Geomilieu (versie 2.30). De geluidemissies zijn gelijkmatig verdeeld over de bedrijventerreinen op een hoogte van 5 meter boven lokaal maaiveld. Voor de geluidbronnen is uitgegaan van een standaard industrielawaai spectrum.
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 Pagina 3 van 6 DEFINITIEF
In het rekenmodel zijn de wegen, de bedrijfsterreinen en de Waal opgenomen als reflecterende c.q. harde bodemgebieden (bodemfactor 0). Voor het overige modelgebied is uitgegaan van een overwegend absorberende c.q. zachte bodem (bodemfactor 0,8). De afschermende werking van toekomstige bebouwing is niet meegenomen (worst-case). De afschermende werking van de dijk ten noorden van de Van Heemstraweg is wel meegenomen uitgaande van een gemiddelde hoogteverschil van 5 meter tussen de dijkvoet en de bovenkant dijk. Een gedetailleerd overzicht van alle modelparameters en de gehanteerde invoergegevens is opgenomen in bijlage I.
2.3
Stikstofdepositie
Voor de stikstofemissies vanuit bedrijventerreinen zijn kengetallen beschikbaar voor de gemiddelde stikstofemissie per hectare bedrijventerrein per jaar. In het voorliggende onderzoek is aangesloten bij de kengetallen die door Arcadis zijn afgeleid uit de meest recente gegevens van het CBS. 1 Voor bedrijventerreinen met ten hoogste milieucategorie 3 bedraagt de stikstofemissie gemiddeld 200 kg NO x per ha/jaar. Voor de bedrijventerreinen VH en DH resulteert dit in een jaarlijkse stikstofemissie zoals samengevat in tabel 2.2. Tabel 2.2:
Stikstofemissies bedrijventerreinen VH en DH bij milieucategorie 3
Bedrijventerrein
Oppervlakte [ha]
Emissiekental NOx [kg/ha/jaar]
Totale NOx emissie [kg/jaar]
Van Heemstraweg (VH)
2
200
400
De Hogewaard (DH)
7
200
1.400
In de studie van Arcadis is geen relevant onderscheid vastgesteld tussen de gemiddelde emissie van een terrein met bedrijven van milieucategorie 1 en 2 en een terrein met bedrijven tot en met milieucategorie 3. Dit heeft te maken met het veel beperktere ruimtebeslag van kleinere bedrijven waardoor zich binnen dezelfde oppervlak meerdere bedrijven van een lagere categorie kunnen vestigen. Uitgaande van een gemiddelde invulling het bedrijventerrein is emissiekental van 200 kg/ha/jaar derhalve representatief voor beide situaties.
2.3.1
Rekenmethode stikstofdepositie
Voor het berekenen van de stikstofdepositie door bedrijfsgebonden emissies is gebruik gemaakt van OPS-Pro model, versie 2013. Het OPS-Pro model wordt veelvuldig toegepast om depositie in grotere gebieden te berekenen en wordt onder meer gebruikt voor de samenstellingen van de Grootschalige Concentratiekaarten en Grootschalige Depositiekaarten van Nederland, zie verder www.pbl.nl. De stikstofemissies zijn het gevolg van verbrandingsprocessen ten behoeve van de verwarming, industriële installaties en interne transportbewegingen. Deze emissies zijn gelijkmatig verdeeld over de twee bedrijventerreinen waarbij een gemiddelde bronhoogte is aangehouden van 5 meter boven lokaal maaiveld. Als gevolg van de verhoogde temperatuur die ontstaat bij de verbranding kennen deze emissies ook een beperkte warmte-inhoud. Door deze warmte-inhoud treedt een versnelde verdunning op van de emissies hetgeen leidt tot lagere depositiewaarden. In het voorliggende onderzoek is geen rekening gehouden met de warmte-inhoud waardoor de berekende deposities naar verwachting beperkt worden overschat. In voorliggend onderzoek is uitgegaan van een verdeling van de emissies over het etmaal die overeenkomt met gemiddelde industriële activiteiten. Verder is in de berekening uitgegaan van langjarige meteorologische gegevens voor de periode 1995-2004 en locatie specifieke terreinruwheid op basis van LGN6. Een overzicht van de gehanteerde rekenparameters in van het OPS-model is opgenomen in bijlage III.
1
Emissies toekomstige bedrijventerreinen, Abdu Boukich (Arcadis november 2013) 13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 Pagina 4 van 6 DEFINITIEF
3
Resultaat geluidberekening
Onderstaande figuur 3.1 geeft de berekende bijdrage aan de 24-uurgemiddelde geluidniveaus weer uitgaande van milieucategorie 3. Deze bijdrage is representatief voor de toekomstige situatie van het bedrijventerrein overeenkomstig het gewijzigde bestemmingsplan. Gezien de bestaande invulling van de bedrijventerreinen met bedrijven van milieucategorie 3 is deze bijdrage ook representatief voor de situatie op basis van het vigerende bestemmingsplan waarbij bestaande categorie bedrijven worden gehandhaafd. Uit de berekeningen volgt dat de bijdrage aan de 24-uurgemiddelde geluidsniveaus binnen de Uiterwaarden Waal vanwege het totaal aan bedrijfsgerelateerde activiteiten ten hoogste 35 dB(A) bedraagt. De bijdrage aan de geluidniveaus ligt hiermee tenminste 8 dB(A) lager dan de ondergrens van 43 dB(A).
Figuur 3.1: 24-uurgemiddelde geluidniveaus bij milieucategorie 3 - LA,24 in dB(A)
Voor de nadere beeldvorming is de bijdrage aan de geluidniveaus ook bepaald voor de situatie dat beide bedrijventerreinen volledig worden ingevuld met categorie 2 bedrijven. De resultaten van deze berekening zijn opgenomen in bijlage II. Deze bijdrage ligt 2,5 dB(A) lager. Vanwege de ruime marge tussen de berekende geluidniveaus tot de 43 dB(A) grens is significante toenamen van de geluidniveaus boven de 43 dB(A) in beide situaties uitgesloten. Ter illustratie; bij een achtergrondniveau van 43 dB(A) of meer vanwege overige omgevingsbronnen leiden de bedrijfsgerelateerde geluidemissies van categorie 2 bedrijven tot een toename van maximaal 0,4 dB(A) in de bestaande situatie en de situatie conform het gewijzigde bestemmingsplan bedraagt deze toename maximaal 0,6 dB(A).
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 Pagina 5 van 6 DEFINITIEF
4
Resultaat stikstofdepositieberekening
De berekende bijdrage aan de stikstofdepositie binnen de Uiterwaarden Waal uitgaande van bedrijfscategorie 3 is weergegeven in figuur 4.1 en bijlage III. Deze bijdrage is representatief voor de toekomstige situatie van het bedrijventerrein overeenkomstig het gewijzigde bestemmingsplan. Gezien de bestaande invulling van de bedrijventerreinen met bedrijven van milieucategorie 3 is deze bijdrage ook representatief voor de situatie op basis van het vigerende bestemmingsplan waarbij bestaande categorie bedrijven worden gehandhaafd.
Figuur 4.1: Stikdepositie bij milieucategorie 3 in mol/ha/jr
Uit de berekeningen volgt dat de stikstofdepositie binnen de Uiterwaarden Waal het hoogst is direct ten westen van de dijk ter hoogte van de van Heemstraweg. De berekende depositie bedraagt ter plaatse circa 2 mol/ha/jaar uitgaande van het totaal aan bedrijfsgerelateerde emissies van beide bedrijventerreinen. De stikstofdepositie neemt sterk af met de afstand tot de bedrijventerreinen tot minder dan 0,5 mol op circa 1 km afstand. Op basis van de meest recente inzichten met betrekking tot de emissie vanuit bedrijventerreinen bestaat er geen onderscheid tussen de emissies vanuit bedrijventerreinen met milieucategorie 1 t/m 2 en bedrijventerreinen met milieucategorie 1 t/m 3. Dit heeft te maken met het veel beperktere ruimtebeslag van kleinere bedrijven waardoor zich binnen dezelfde oppervlak meerdere bedrijven van een lagere categorie kunnen vestigen. Daarmee is berekende stikstofdepositie uit figuur 4.1 ook de situatie waarbij bestaande categorie 3 bedrijven worden vervangen door categorie 2 bedrijven.
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 Pagina 6 van 6 DEFINITIEF
Bijlage I:
Invoergegevens rekenmodel geluid
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 DEFINITIEF
Overzicht modelitems Rapport: Model:
Lijst van model eigenschappen Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 3
Model eigenschap Omschrijving Verantwoordelijke Rekenmethode Aangemaakt door
Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 3 rooij IL rooij op 5-12-2013
Laatst ingezien door Model aangemaakt met Standaard maaiveldhoogte Rekenhoogte contouren
rooij op 18-12-2013 Geomilieu V2.30 0 1,5
Detailniveau toetspunt resultaten Detailniveau resultaten grids Meteorologische correctie Standaard bodemfactor Absorptiestandaarden
Groepsresultaten Groepsresultaten Toepassen standaard, 5,0 0,8 HMRI-II.8
Clusteren gebouwen Verwijderen binnenwanden Luchtdemping [dB/km] Aandachtsgebied Dynamische foutmarge
Ja Ja 0,02 0,07 0,25 0,76 1,63 2,86 6,23 19,00 67,40 ---
Geomilieu V2.30
18-12-2013 11:51:08
Overzicht modelitems Rapport: Model:
Lijst van model eigenschappen Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 2
Model eigenschap Omschrijving Verantwoordelijke Rekenmethode Aangemaakt door
Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 2 rooij IL rooij op 5-12-2013
Laatst ingezien door Model aangemaakt met Standaard maaiveldhoogte Rekenhoogte contouren
rooij op 18-12-2013 Geomilieu V2.30 0 1,5
Detailniveau toetspunt resultaten Detailniveau resultaten grids Meteorologische correctie Standaard bodemfactor Absorptiestandaarden
Totaalresultaten Totaalresultaten Toepassen standaard, 5,0 0,8 HMRI-II.8
Clusteren gebouwen Verwijderen binnenwanden Luchtdemping [dB/km] Aandachtsgebied Dynamische foutmarge
Ja Ja 0,02 0,07 0,25 0,76 1,63 2,86 6,23 19,00 67,40 ---
Geomilieu V2.30
18-12-2013 11:51:53
Overzicht modelitems Model: Groep:
Naam 001 002 002
Lwr 2,32 dB verlaagd voor omrekening etmaalwaarde naar -> L2
Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 2 (hoofdgroep) Lijst van Oppervlaktebronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. DH - categorie 2 VH - Categotie 2 VH - Categotie 2
Geomilieu V2.30
Opp. 69837,46 8237,26 13088,89
Hoogte 5,00 5,00 5,00
Cb(u)(D) 12,000 12,000 12,000
Lwr 31 75,82 66,54 68,55
Lwr 63 80,82 71,54 73,55
Lwr 125 85,82 76,54 78,55
Lwr 250 89,82 80,54 82,55
Lwr 500 93,82 84,54 86,55
Lwr 1k 94,82 85,54 87,55
Lwr 2k 92,82 83,54 85,55
Lwr 4k 91,82 82,54 84,55
Lwr 8k 89,82 80,54 82,55
Lwr Totaal 100,55 91,27 93,28
18-12-2013 11:55:15
Overzicht modelitems Model: Groep:
Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 2 (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL
Naam 01 02 03 04 05
Omschr. water water water water water
Bf 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
06 07 08 09
verkeer Bedrijventerrein Bedrijventerrein Bedrijventerrein
0,00 0,00 0,00 0,00
Geomilieu V2.30
18-12-2013 11:56:51
Overzicht modelitems Model: Groep:
Naam 01 02 03
Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 2 (hoofdgroep) Lijst van Hoogtelijnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. bovenkant dijk Dijkvoet Dijkvoet
Geomilieu V2.30
ISO H 5,00 0,00 0,00
18-12-2013 11:57:29
Overzicht modelitems Lwr 2,32 dB gecorrigeed voor omrekenen etmaal -> L24 Model: Groep:
Naam 001 002 002
Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 3 (hoofdgroep) Lijst van Oppervlaktebronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. DH - categorie 3.2 VH - Categotie 3.I VH - Categotie 3.2
Geomilieu V2.30
Opp. 69837,46 8237,26 13088,89
Hoogte 5,00 5,00 5,00
Cb(u)(D) 12,000 12,000 12,000
Lwr 31 78,22 67,04 70,95
Lwr 63 83,22 72,04 75,95
Lwr 125 88,22 77,04 80,95
Lwr 250 92,22 81,04 84,95
Lwr 500 96,22 85,04 88,95
Lwr 1k 97,22 86,04 89,95
Lwr 2k 95,22 84,04 87,95
Lwr 4k 94,22 83,04 86,95
Lwr 8k 92,22 81,04 84,95
Lwr Totaal 102,95 91,77 95,68
18-12-2013 11:58:13
Overzicht modelitems Model: Groep:
Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 3 (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL
Naam 01 02 03 04 05
Omschr. water water water water water
Bf 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
06 07 08 09
Bedrijventerrein Bedrijventerrein Bedrijventerrein verkeer
0,00 0,00 0,00 0,00
Geomilieu V2.30
18-12-2013 11:58:58
Overzicht modelitems Model: Groep:
Naam 01 02 03
Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 3 (hoofdgroep) Lijst van Hoogtelijnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. bovenkant dijk Dijkvoet Dijkvoet
Geomilieu V2.30
ISO H 5,00 0,00 0,00
18-12-2013 11:59:11
Overizcht modelitems - situatie categorie 3
CSO Adviesbureau voor Milieu, Ruimte en Water
18 dec 2013, 12:02 Oppervlakte bronpunt Oppervlaktebron Bodemgebied Hoogtelijn Hulpvlak
0m
300 m schaal = 1 : 8390
VH - Categotie 3.I VH - Categotie 3.2
425000
424000
DH - categorie 3.2
154000 Industrielawaai - IL, [BT De Hoogewaard & Van Heemstraweg - Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 3] , Geomilieu V2.30
155000
Overizcht modelitems - situatie categorie 3
CSO Adviesbureau voor Milieu, Ruimte en Water
18 dec 2013, 12:02 Oppervlakte bronpunt Oppervlaktebron Bodemgebied Hoogtelijn Hulpvlak
0m
300 m schaal = 1 : 8390
VH - Categotie 2 VH - Categotie 2
425000
424000
DH - categorie 2
154000 Industrielawaai - IL, [BT De Hoogewaard & Van Heemstraweg - Geluid L24 [dB(A)] - Categorie 2] , Geomilieu V2.30
155000
Bijlage II:
Resultaten geluidberekeningen
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 DEFINITIEF
Bijlage III:
OPS-pro Rekenjournaal
13A085.R002.JVR.GL Versiedatum: 18 december 2013 DEFINITIEF
CategorieIII.lpt Project : 13A085 Heerwwaarden Substance: NOx Date/time: 09-12-2013; 17:15:36 =========================== OPS-4.3.16
21 dec 2012 ===========================
Summary statistics for NOx NOx considered as gaseous Dispersion and deposition of secundary component NO3+HNO3 included ------------------------------------------------------------------------------average NOx concentration
: 0.341E-01ug/m3
average NO3+HNO3 concentration eff. NOx > NO3+HNO3 chem. conv. rate
: 0.181E-03 ug/m3 : 2.748 %/h
average NO3 concentration
: 0.146E-03 ug/m3
average dry NOy deposition (as NO3+HNO3) average dry NOx deposition (as NO3+HNO3) average dry NO3+HNO3 deposition (as NO3+HNO3) effective dry deposition velocity NOx effective dry deposition velocity NO3+HNO3
: 0.298E+00 mol/ha/y : 0.297E+00 mol/ha/y : 0.113E-02 mol/ha/y : 0.127 cm/s : 0.123 cm/s
average wet NOy deposition (as NO3+HNO3) average wet NOx deposition (as NO3+HNO3) average wet NO3+HNO3 deposition (as NO3+HNO3) effective wet deposition rate NOx effective wet deposition rate NO3+HNO3 annual precipitation amount
: 0.255E-02 mol/ha/y : 0.148E-02 mol/ha/y : 0.107E-02 mol/ha/y : 0.064 %/h : 7.426 %/h : 811 mm
average NOy deposition (as NO3+HNO3) : 0.300E+00 mol/ha/y ------------------------------------------------------------------------------!
Project : 13A085 Heerwwaarden Substance: NOx Date/time: 09-12-2013; 17:15:36 =========================== OPS-4.3.16
21 dec 2012 ===========================
Meteorological statistics used: ------------------------------climatological area : type of statistics : climatological period:
The Netherlands (interpolated meteo) normal statistics 950101 - 050101 long term period
Surface roughness (z0) data used: --------------------------------Regionally differentiated z0 values determined by OPS Files used by OPS: -----------------Control parameter file : C:\Applics\OPS-Pro_2013\CategorieIII.ctr Emission data file : C:\Applics\OPS-Pro_2013\CatIIIHeerewaarden.brn Diurnal variation file(s) - pre-defined : C:\Applics\OPS-Pro_2013\Data\dvepre.ops Receptor data file : C:\Applics\OPS-Pro_2013\Data\Receptor\TxTMSdosHW.rcp Climatological data files : C:\Applics\OPS-Pro_2013\Meteo\m095104c.001...006 Pagina 1
CategorieIII.lpt Surface roughness file : C:\Applics\OPS-Pro_2013\Data\z0_jr_250_lgn6.ops Landuse file : C:\Applics\OPS-Pro_2013\Data\lu_250_lgn6.ops Files produced by OPS: ---------------------Plotter output file : C:\Applics\OPS-Pro_2013\CategorieIII.tab Printer output file (this file): C:\Applics\OPS-Pro_2013\CategorieIII.lpt !
Project : 13A085 Heerwwaarden Substance: NOx Date/time: 09-12-2013; 17:15:36 =========================== OPS-4.3.16
21 dec 2012 ===========================
Emission source data: --------------------Applied correction factor: 1.0000 ssn x(m) y(m) q (g/s) hc(MW) h(m) d(m) s(m) tb dgr cat area subst. --- ------- ------- --------- ------ ----- ------ ----- --- --- --- ----------1 154270 423874 0.440E-01 0.000 5.0 265. 0.0 1 0 2 528 NOx 2 154880 425030 0.140E-01 0.000 5.0 146. 0.0 1 0 2 528 NOx
Pagina 2
Scenario t/m cat. 3.2 stikstofdepositie [mol/ha/jaar] < 0,051 0,051 - 0,1 0,1 - 0,5 0,5 - 1 1-2 2 -5 >5 UiterwaardenWaal
0 Meters
500
1.000
´
2.000
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345-512710, Fax 0345-519849 E-mail
[email protected], www.buwa.nl