Bijlage 2 Kennismakingsprocedure BPV
1
Inhoudsopgave bijlage 2 kennismakingsprocedure studenten; Blz. 2 Blz. 3 Blz. 5 Blz. 5 Blz. 5 Blz. 7 Blz. 9 Blz. 9 Blz. 12 Blz. 17 Blz. 18
Inhoudsopgave Gegevens Inleiding Wat neemt de student mee tijdens de introductie en/of kennismaking Doel kennismakingsperiode Voorbeelden van introductieopdrachten Evaluatie, Afsprakenlijst BPV Sociaal Agogisch Werk niveau 3 en 4 Beroepshoudingslijst: waarden en normen BPV Sociaal Agogisch Werk niveau 3 en 4 Soorten gesprekken Regels en afspraken
11 maart 2012
2
Gegevens Naam van instelling
…………………………………………………………………………
Adres
………………………………………………………………………….
Plaats ………………………………………………………………………… Naam werkbegeleider
………………………………………………………………………….
E-mailadres werkbegeleider
………………………………………………………………………….
Telefoonnummer werkbegeleider
………………………………………………………………………….
Naam praktijkopleider
………………………………………………………………………….
E-mailadres …………………………………………………………………………. Praktijkopleider Telefoonnummer praktijkopleider
……………………………………………………………………………
Naam van de student
……………………………………………………………………….
Adres Woonplaats
.……………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………
Telefoonnummer
…………………………………………………………………………
Mobiel-nummer
…………………………………………………………………………
E-mailadres (Gilde)
…………………………………………………………………………
Geboortedatum
………………………………………………………………………..
Bank - of gironummer
……………………………………………………………………….
3
Naam opleiding
………………………………………………………………………
Stageperiode
………………………………………………………………………
Schooldagen ……………………………………………………………………………… Stagedagen ……………………………………………………………………………… Trajectbegeleider ……………………………………………………………………………… E-mailadres …………………………………………………………………………….. trajectbegeleider Telefoonnummer ……………………………………………………………………………... trajectbegeleider Leerbegeleider …………………………………………………………………………….. E-mailadres …………………………………………………………………………….. Leerbegeleider Telefoonnummer ……………………………………………………………………………… trajectbegeleider Telefoonnummer ………………………………………………………………………………. BPV-coördinator
4
Inleiding Kinderopvang heeft de toekomst! De opvang van jonge kinderen is belangrijk en er worden steeds meer en hogere eisen aan de kinderopvang gesteld. Wij werken mee aan het opleiden van goed gekwalificeerde en professionele pedagogisch medewerkers voor de kinderopvang. Voordat studenten aan de stageperiode beginnen, is het belangrijk dat ze algemene zaken weten. Met elkaar kennis maken, kan een grote stap zijn naar vertrouwen in elkaar, dat vervolgens moet groeien. Van groot belang is het samenwerken, zodat de stageperiode zo prettig en soepel verloopt voor alle partijen en de student zich thuis en veilig voelt binnen de instelling. Daarnaast staat voorop dat de student, student kan en mag zijn en kansen en mogelijkheden krijgt aangeboden om te leren. De student is te allen tijde boventallig. Wat neemt een student mee naar de introductie/ kennismaking • Een kopie van een geldig identiteitsbewijs, bijvoorbeeld een kopie van het paspoort • Een kopie van de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) • Gegevens van bank/giro ivm de stagevergoeding (voor 2de, 3de en 4de jaars BOL-studenten) • Een kennismakingsbrief, profielschets, en/of cv, met daarin haar1 sterke punten en haar leerpunten uit de vorige stage (mits van toepassing) Doel introductie/kennismakingsgesprek Tijdens de introductie/ het kennismakingsgesprek wordt aan de student uitgelegd, wat zij van de instelling kan verwachten en besproken wat de instelling van de student kan en mag verwachten. De profielschets is de basis van het kennismakingsgesprek Doel van de kennismakingsperiode • Wat verwacht de instelling van de student? • Weten wie haar collegae zijn • Zicht krijgen op de instelling en haar positie daarin • Kennis maken met de kinderen en de ouders • De manier van werken en de regels, die gehanteerd worden binnen de instelling, leren kennen. • Haar eigen taken en werkzaamheden leren kennen • Weten van er van haar verwacht wordt, als zijnde student pedagogisch medewerker of helpende zorg-welzijn • Eerste aanzet tot samenwerking 1
Daar waar zij of haar gebruikt wordt, bedoelen we ook hij of zijn.
5
•
Welke leerstijl ervaart de student (eventueel leerstijlentest van Kolb afnemen tijdens de introductieperiode), mede ook om de begeleiding indien nodig, daarop aan te passen.
Het streven is, om bovenstaand doel binnen 1 maand bereikt te hebben, zodat de student haar kennis en vaardigheden kan gaan toepassen in het functioneren. De kinderen op deze manier ook de tijd te geven, om aan hun nieuwe “pedagogisch medewerker” te wennen. Zowel de student als de werkbegeleider ervaren in deze kennismakingsperiode of de stageplek geschikt is voor de desbetreffende student. • Kennis maken met collegae - De student weet de namen van de medewerkers, waarmee zij gaat samenwerken - De stagiair stelt zich voor aan haar collegae en andersom - De stagiair houdt een (kennismakings)gesprek met haar werkbegeleider/praktijkopleider, waarin zij het een en ander over zichzelf vertelt en eventueel vragen stelt - De werkbegeleider/praktijkopleider leidt de student rond door de locatie • Kennis maken met de kinderen - De student leert de namen, de persoonlijke aard en het karakter van de kinderen - De student geeft de kinderen de kans aan haar te wennen, door samen met hen te spelen en hen goed te observeren. Door de instelling verder uit te breiden • Voorstellen aan de ouders Voor ouder(s) is het van belang, dat ze weten aan wie ze hun kind toevertrouwen. Voor de student is het noodzakelijk te ontdekken welk kind bij welke ouder(s) hoort - De student stelt zich persoonlijk voor aan alle ouders, door hen een hand te geven en haar naam te noemen. - Ouders worden op de hoogte gebracht dat er een student in de groep is - De stagiair stelt zich persoonlijk voor aan alle ouders, door hen een hand te geven en zijn/haar naam te noemen. - De voorstellingsbrief van de student, wordt op het informatiebord van de groep gehangen Door de instelling verder uit te breiden. • Meelopen met de praktijkopleider/werkbegeleider - De student ontvangt van de praktijkopleider/werkbegeleider, de nodige informatie en kan met vragen bij haar terecht - Het waar, waarom, wat, hoe en wanneer van allerlei werkzaamheden, wordt uitgelegd en voorgedaan. - De student leert al doende de regels en afspraken, in overleg met de werkbegeleider en andere collegae - De student krijgt inzicht in de dagindeling en de werkmethode - De student helpt mee, daar waar dat kan en neemt daarin zelf initiatief Door de instelling verder uit te breiden
6
Voorbeelden van introductieopdrachten Door middel van het uitvoeren van onderstaande opdrachten, leert de student de instelling, haar visie en doelstelling, beter en in een korte tijd kennen. Het zijn praktische opdrachten, die de student tijdens het werken op de groep, kan uitvoeren. Ze helpen hen stapsgewijs kennis te maken met de kinderopvang, de groep, het pedagogisch beleid, de organisatiestructuur enz. Opdracht 1: Opdracht met betrekking tot oudercontacten De student stelt zich voor aan iedere ouder, door hen een hand te geven, haar naam te noemen en te vermelden dat ze stage komt lopen. Kijk goed naar collegae, als zij contact hebben met ouders tijdens de breng- en haalmomenten. • Op welke wijze maken ze contact? Wat doet of zegt de medewerker richting ouders? • Schrijft voor jezelf 3 punten op, hoe je contact kunt leggen met ouders • Wat zou het je kunnen zeggen/vragen en hoe doe kan je dat doen? Opdracht 2: Opdracht met betrekking tot veiligheid • Wie is de BHV-coördinator en wie is/zijn BHV-er(s)op jouw locatie? • Wie is de BHV-coördinator en wie is/zijn BHV-er(s)op jouw locatie? • Ga op zoek naar brandblussers en schrijf op waar ze hangen. • Vraag iemand van de groepsleiding of de Bedrijfshulpverlener( BHVer), hoe de brandblusser werkt en noteer dat. • Vraag naar het brandplan. Schrijf de 6 belangrijkste stappen op, die je moet uitvoeren bij brand. • Ga op zoek naar de EHBO-kist en kijk wat er in zit. Opdracht 3: Opdracht met betrekking tot de instelling • Ga zelf op zoek naar de knutselmaterialen. Kijk en noteer welke spullen aanwezig zijn. • Ga op zoek naar de voorraad levensmiddelen. Kijk en noteer wat allemaal aanwezig is. • Vraag na wie de boodschappen bestelt, wanneer en hoe dat gebeurt. • Ga na waar de dichtstbijzijnde winkel is, om eventueel boodschappen te doen. • Vraag na bij welke huisartsenpraktijk de locatie aangesloten is, in geval van nood • Vraag na waar het buitenspeelgoed staat en hoe daar gebruik van wordt gemaakt. Welke afspraken over het gebruik van buitenspeelgoed, zijn gemaakt. • Vraag na waar linnengoed ligt en hoe vaak beddengoed en handdoeken, theedoeken enz. worden verschoond. • Laat je uitleggen hoe de wasmachine werkt en hoe de taakverdeling is wat betreft wasbeurt.
7
Opdracht 4: Opdracht met betrekking tot de organisatiestructuur • Vraag aan enkele pedagogisch medewerkers wat hun taken zijn. • Kijk in de cao wat de taakomschrijving is van een pedagogisch medewerker. • Noteer de samenstelling van het team van je groep • Welke functies en disciplines zijn er binnen de organisatie nog meer aanwezig: vraag naar het organogram van de organisatie Opdracht 5: Opdracht met betrekking tot het pedagogisch beleid van de instelling Vraag de praktijkopleider of je werkbegeleider naar het pedagogisch beleid van de instelling en neem dit door. Beantwoord aan de hand van het pedagogisch beleid de volgende vragen. • Wat is de doelstelling en de visie van de organisatie? • Waar kun je de protocollen vinden? • Noteer hoe er omgegaan wordt met een ziek kind in het kinderdagverblijf en met medicijngebruik. • Noteer hoe er wordt omgegaan met corrigeren en belonen. • Noteer de samenstelling van het team Opdracht 6: Opdracht met betrekking tot een stappenplan Loop/ kijk met je praktijkopleider/werkbegeleider mee als ze - een fles gaat klaarmaken - een kind de fles gaat geven - een kind gaat verschonen - een kind begeleid naar de wc - een kind naar bedje gaat brengen - fruit gaat schillen en de tafel klaarmaakt voor het eetmoment. - een activiteit aanbiedt aan de kinderen. Kijk goed wat de pedagogisch medewerker doet en hoe ze zich en de kinderen voorbereid. Opdracht 7: Leerstijlentest Bij aanvang van de beroepspraktijkvorming ( de BPV ofwel stage), wordt er gestart met een leerstijlentest. Aan de hand van deze test, krijgt de werkbegeleider/praktijkopleider, inzicht in de manier van leren van de student In deze opdracht is het de bedoeling dat de student die leerstijlentest digitaal uitvoert en het resultaat uitprint en meeneemt naar haar stageplaats. De student kan de test als volgt uitvoeren: www.thesis.nl - Klik de dia Belbin en Kolb aan - De leerstijlentest naar Kolb - Klik in het rechter venster van testen, Kolb test aan - Lees de uitleg van de leerstijlentest van Kolb en print de test uit.
8
De introductieopdrachten worden in de eerste 2 weken uitgevoerd. De praktijkopleider/werkbegeleider geeft aan op welke momenten de student de opdrachten kan gaan uitvoeren. Evaluatie: Om na te gaan of het doel van het introductie/kennismakingsprogramma bereikt is, zal er aan het einde van de introductie/kennismakingsperiode, een evaluatiegesprek plaatsvinden. Hierin zal de student duidelijk moeten maken en laten zien, dat ze het doel van de introductie/kennismaking, heeft behaald. De praktijkopleider/ werkbegeleider zal in het functioneren en aan het maken van de opdrachten, moeten zien en herkennen dat het doel inderdaad is bereikt. Minimaal 1 keer in de 2 weken ( bij de 2de, 3de en 4de jaars) vindt er een begeleidingsgesprek plaats tussen werkbegeleider en stagiair. Bij de 1ste jaars is dat minimaal 1 keer in de 3 weken. Aan de hand van een door de stagiair gemaakte agenda, worden vragen gesteld, ervaringen en informatie uitgewisseld, beroepsprestaties besproken, en onduidelijkheden opgehelderd. De stagiair is zelf verantwoordelijk voor het op tijd inleveren van de agenda en het aanvragen van het begeleidingsgesprek. De stagiair is ook zelf verantwoordelijk voor het op tijd, volgens afspraak, inleveren van het verslag van het begeleidingsgesprek en de BP’s Afsprakenlijst BPV Sociaal Agogisch Werk niveau 3 en 4 •
BPV-coördinator/praktijkopleider -Zij of de werkbegeleider heeft met de student de begeleidingsgesprekken -Zij of de werkbegeleider heeft contact met de traject- of leerbegeleider van de opleiding -Zij heeft contact met de werkbegeleiders van de groepen en coacht en stuurt hen. -Zij regelt de erkenningen met de consulent van Calibris
•
Werkbegeleider -Zij is het vaste aanspreekpunt van de student in de groep en met school -Zij evalueert het functioneren van de student minimaal één keer in de 2 weken d.m.v een begeleidingsgesprek
•
Werktijden De werktijden worden in onderling overleg afgesproken.
•
Ziek -De student meldt zelf ziek bij de werkbegeleider en op schoo -Is de werkbegeleider er niet, dan meld de student zich af bij een andere collega van haar eigen groep. -Ziekmelden gebeurt een half uur vóór aanvang van de werktijd. -Indien nodig neemt de werkbegeleider of praktijkopleider contact op met de student i.v.m afspraken/opdrachten -Het is niet toegestaan dat de student zich ziek meldt d.m.v. een sms-je. 9
•
Roken Volgens afspraak van de instelling
•
Positie van de student De student wordt te allen tijde boventallig ingezet.
•
Verzekering De student is gedurende de stageperiode WA-verzekerd via de instelling waar zij stage loopt.
•
Werkbespreking/ locatieoverleg Aanwezigheid wordt aangemoedigd en in overleg gepland
•
Vrije dagen -Het opnemen van vrije dagen, gebeurt pas na overleg met de leerbegeleider. De student zal op haar stageplaats d.m.v een ondertekend briefje van de leerbegeleider, aantonen dat ze vrij kan nemen. -Het aantal vrije dagen van de opleiding wordt in principe overgenomen. Er wordt geprobeerd rekening te houden met de wensen van de student. -Het kan echter zijn dat in de vakanties toch van de student wordt verwacht één of enkele dagen stage te lopen, o.a. om haar te laten ervaren hoe het is om in vakanties te werken en/of om bij een eventueel tekort aan stage-uren, deze in te halen in die vakantie. Vrije dagen worden verspreid en in onderling overleg met de praktijkopleider/werkbegeleider opgenomen. •
Thema-avond Wanneer de student betrokken is bij een thema-avond, ouderavond of feest van de instelling tijdens haar BPV-periode, wordt het op prijs gesteld en aangeraden, daaraan deel te nemen. De gemaakte uren worden geteld als zijnde stage-uren.
•
Privacy kinderen/ouders en collegae In verslagen mogen niet de volledige namen van kinderen/ouders en collegae ouders en collegae worden genoemd. Tevens geen foto’s en gebruik van media volgens de regels van de instelling. Dit ivm de privacy. Zie privacy-protocol van de instelling
•
Lunchen Volgens de regels van de instelling
•
Pauzetijden Volgens de regels van de instelling. De pauze wordt niet meegeteld als zijnde stage uren.
•
Toedienen medicijnen De student mag geen medicijnen toedienen
•
Voorstellen
10
Bij aanvang van de stage, maakt de student voor haar eigen groep een schriftelijke presentatie, met daarin verschillende gegevens en een foto van zichzelf. Deze presentatie komt bij/op de deur van je groep te hangen. •
BPV-overleg: Minimaal één keer per 2 weken heeft de student een begeleidings-gesprek met de werkbegeleider. Daarnaast wordt er naar gestreefd, dagelijks een kort gesprekje te voeren met de werkbegeleider, of tussendoor (als daar tijd en gelegenheid voor is), of aan het einde van de stagedag; een evaluatie van het functioneren van de student die dag. Tip: laat de student een notitieschrift meebrengen, dat ze gebruikt om bijzonderheden, leerpunten, complimenten, afspraken i.d in te noteren
•
Telefoon/tassen De telefoon staat uit als de student op de groep bezig is. De telefoon zit in de tas/of locker en mag gebruikt worden, tijdens de pauze. Ook de tas wordt niet mee in de groep genomen. Gebruik van mobiele telefoon, bij calamiteit en in overleg met de werkbegeleider/praktijkopleider en locatiemanager Er mogen geen foto’s/films gemaakt worden met de mobiele telefoon; privacy-protocol. Zie verder de regels van de instelling Kledingcode Zie beroepshoudingslijst
•
•
Beoordeling De beoordelings-scorelijsten van de beroepsprestaties (BP’s) worden door de praktijkopleider en/of werkbegeleider ingevuld. Deze beoordelingslijsten worden besproken en ondertekend door de praktijkopleider en/of werkbegeleider, student en trajectbegeleider van school tijdens het beoordelingsgesprek.
•
Oppassen/babysitten Afspraak volgens de regels van de instelling
•
Social Media Hyves/Facebook Afspraak volgens de regels van de instelling; landelijk protocol
•
Traktatie Afspraak volgens de regels van de instelling
•
Waardering stage Aan het einde van de stageperiode, wordt de student gevraagd, een waarderingsformulier in te vullen, betreffende de stageplaats, de introductie/kennismaking, de begeleiding, de leerkansen en dergelijke
11
Beroepshoudingslijst; waarden en normen BPV Sociaal-Agogisch Werk niveau 3 en 4 1. Realisatie van de geplande doelen - Nakomen van gemaakte afspraken in het kennismakingsgesprek en de begeleidingsgesprekken betreffende: • Algemene leerdoelen • Persoonlijke leerdoelen • Afdelings-groepsleerdoelen • Het rekening houden met randvoorwaarden, waaronder al dan niet, afspraken zijn nagekomen 2.
De student is zelf verantwoordelijk voor haar eigen leerproces - Het nemen van initiatief in het eigen leerproces • Alert zijn op voorkomende leermomenten • Kritische en gerichte vragen stellen • Met regelmaat leerdoelen, werkprocessen en beroepsprestaties voorleggen • Gemaakte afspraken nakomen • Rapportageformulieren laten invullen door praktijkopleider/werkbegeleider • Vragen, problemen en ervaringen bespreekbaar maken, teneinde de beroepsprestaties en leerdoelen te behalen en/of eigen werk te organiseren.
3. Het onderkennen van eisen en grenzen in eigen functioneren. • Verantwoordelijk handelen en nadenken, voordat er wordt gehandeld. • De ernst inschatten van de gevolgen en de eventuele complicaties van de uitgevoerde handelingen; de student zal eerst overleg dienen te plegen, als ze niet zeker is over het handelen • Tijdig aangeven, wanneer eigen grenzen zijn bereikt, ook als dit niet de grenzen zijn van de instelling en opleiding. 4. Het tijdig om hulp, begeleiding vragen • De deskundigheid en professionaliteit van collega’s inroepen; de student hoeft het niet alleen te doen; samenwerken met en voor elkaar • Sterke en minder sterkte kanten van zichzelf kunnen aangeven in relatie tot haar functioneren
5. Het leerelement uit gedane ervaringen halen • Geleerde vaardigheden ook daadwerkelijk toepassen • Relevante leermomenten kunnen aangeven • Vragen of ze het geleerde in de praktijk mag uitvoeren (onder begeleiding)
12
•
• •
Inzicht hebben in de vorderingen van haar leerproces en deze kunnen hanteren op wisselende momenten en in andere omstandigheden en werkprocessen Theorie en praktijk integreren; het een kan niet zonder het ander. Om kunnen gaan met positieve en negatieve feedback
6. De student dient zich te houden aan de gestelde eisen en doelen van de opleiding • Zich houden aan de voorschriften en regels met betrekking tot de opleiding • Consequenties van het student zijn, bespreken en hanteren • Alleen het e-mailadres van de opleiding gebruiken op stage en op school • Voor verslagen of notities, de formulieren van de opleiding gebruiken. 7. Het samenwerken met anderen • Een samenwerkingsrelatie aan kunnen gaan met collega’s en ouders • Zich houden aan onderlinge afspraken • Vragen om hulp en begeleiding • Kunnen functioneren binnen een teamverband • Betrokkenheid, enthousiasme en interesse tonen in het vak en voor collegae en ouders • Flexibiliteit tonen • Overleg plegen met collega’s en ouders • Zich mede verantwoordelijk voelen voor de gang van zaken op de groep • Binnen de kinderopvang rekening houden met het beleid van de instelling • Haar mening en functioneren ter discussie kunnen stellen • Participeren in een werkoverleg 8. Het tonen van professioneel gedrag naar de doelgroep, ouders/verzorgers, collegae • Respect tonen en rekening houden met de specifieke behoeften en verlangens van de doelgroep • Rekening houden met wensen van de ouders/verzorgers en de kinderen • Rekening houden met het recht op privacy van de doelgroep, ouders/verzorgers • Het zorgvuldig hanteren van het beroepsgeheim • Zorgvuldig omgaan met informatie die door derden zijn toevertrouwd • Informatie inwinnen over nieuwe ontwikkelingen en veranderde omstandigheden. 9. Nauwkeurig werken • Volgens het beleid/ de regels/protocollen/afspraken van de instelling • Zorgvuldig en efficiënt omgaan met artikelen, instrumenten en apparatuur van de instelling 10. Schriftelijke en mondelinge communicatie • Eenduidig en duidelijk taalgebruik 13
• • • • •
Leesbaar en overzichtelijk Respectvol en betrouwbaar Individueel en in groepsverband Gebruik maken van de juiste, door de opleiding geïntroduceerde formulieren voor verslaglegging Mondelinge gesprekken en schriftelijke verslagen in correct Nederlands, zowel qua stijl, spelling als zinsconstructies
11. Het organiseren van eigen werk • Prioriteiten kunnen stellen: hoofd- en bijzaken van elkaar kunnen onderscheiden • Werktempo aan kunnen passen aan de situatie • Beslissingen kunnen en durven nemen voor je zelf en op eigen niveau • Aan de juiste persoon zaken delegeren • Eigen grenzen aangeven; assertiviteit • Zorgen voor een correcte en juiste planning en je daar ook aan houden • Verantwoordelijkheid nemen voor je planning 12. Het dragen van verantwoordelijkheid voor de aan jou toegewezen doelgroep • 1ste en 2de jaars niveau 3-4: onder begeleiding in laagcomplexe situaties 1ste jaars; werkervaring opdoen en ervaren of dit de doelgroep is waar de student mee wilt gaan werken: geen beoordeling 2de jaars; keuze is al gemaakt voor de doelgroep en aan het functioneren zit ook een beoordeling vast. De student begint dit jaar met het uitvoeren van beroepsprestaties, als ze van de opleiding een Go heeft ontvangen • 3de jaars niveau 3: zelfstandig in laagcomplexe situaties en onder begeleiding in complexe situaties de • 4 jaars niveau 4: zelfstandig in laag- en complexe situaties; groeps-overstijgende taken beroepsprestaties 13. Kledingcode • Er wordt belang gehecht aan uitstraling en representativiteit richting onze klanten, tevens in het kader van veiligheid en hygiëne. • Er wordt geen aanstootgevende kleding gedragen ; te korte rok, te bloot • geen badkleding. • De kleding dient fris en schoon te zijn (eventueel wordt er reservekleding meegenomen) • Er wordt geen draagt geen zichtbare onderkleding gedragen • Geen diepe decolleté en te lage broeken • Geen lange en liefst ook geen gelakte nagels • Lange haren liefst vast • Geen te lange, te grote en overdadige juwelen 14
• • •
Piercings en tatoeages zijn toegestaan; echter zoveel mogelijk bedekt; volgens regels van de instelling Draag zorg voor een compleet verzorgd uiterlijk Ben voorzichtig met ringen, tijdens het verschonen van kinderen, zowel wat veiligheid als hygiëne betreft
14. De positie van de student De student wordt boventallig ingezet. Van de student verwachten we dat ze zich opstelt als een beroepsbeoefenaar in opleiding. Gedurende het leerproces, zal de student, afhankelijk van haar capaciteiten, competenties en ervaringen, een verruiming van verantwoordelijkheden toegewezen krijgen: van begeleid, naar geleid, naar zelfstandig. 15.
Stagevergoeding De BOL-(beroeps-opleidende-leerweg)student, krijgt maximaal een vergoeding van 40 euro per week als ze 4 dagen in de week stage loopt. Dat zijn per 4 weken dus 160 Euro. Deze vergoeding geldt voor de 2de, 3de en 4de jaars studenten. De student HZW krijgt geen stagevergoeding.
16.
Vluchtplan: brand/calamiteiten Met de gemeentelijke brandweer is de afspraak gemaakt, dat zij in geval van een brandmelding binnen 5 minuten op de desbetreffende locatie aanwezig zullen zijn. Bij de meeste instellingen is er een coördinator Bedrijfshulpverlener (CBHV) en meerdere bedrijfshulpverleners (BHV-ers) actief. Zij volgen jaarlijks een herhalingstraining. Tevens wordt er jaarlijks een ontruiming geoefend; zij aangekondigd of niet. Ook de student wordt dan geacht te weten wat haar te doen staat, of bij wie zij zich dient te melden. De student stelt zich de 1st week van de stage, op de hoogte van het calamiteitenplan van de betreffende locatie en wat haar taak daarin is. Zie opdracht 2
17. Hoe zijn de randvoorwaarden, waaronder het leerproces plaatsvindt? • Er wordt voldoende tijd en aandacht besteed het leerproces van de student • De werkbegeleider is zoveel mogelijk aanwezig op dagen dat de student stage loopt om haar zo goed en professioneel mogelijk te begeleiden. Er is extra tijd ingeruimd voor de begeleidingsgesprekken (buiten de groepsuren) Minimaal 1 keer per 2 weken vindt een begeleidingsgesprek plaats, dat de student zelf plant met de werkbegeleider. De student zorgt ruim op tijd voor de agenda en maakt, op de daarvoor bestemde formulieren, een verslag van dat gesprek Bij eventuele moeilijkheden of onduidelijkheden, zal de praktijkopleider aanwezig zijn bij het gesprek Vaardigheden en beroepshoudingsaspecten dienen te worden getoetst aan de hand van de beroepsprestaties en scorelijsten
15
• •
Er zal voldoende ruimte en tijd beschikbaar worden gesteld, om de beroepsprestaties te kunnen uitvoeren. De begeleiding van de student door de werkbegeleider, zal gaan van begeleid, naar geleid, naar zelfstandigheid.
16
Soorten gesprekken Soort gesprek Wanneer Kennismaking Voordat de sstagiair gesprek. begint.
Doel Introduceren van de stagiair bij de stichting.
Oriëntatiegesprek/bijeen komst
Eerste week dat de stagiair aanwezig is, of vóór begin van de stage 1 x per 14 dagen.
Onderzoeken wat de beginsituatie is van de stagiair.
2 weken na het afsluiten van de beroepsprestaties
Bepalen van het wel of niet behalen van een kernactiviteit of beroepsprestati es Voorlopige scorelijsten Bespreken van vorderingen van de stagiair. Voorlopige Scorelijsten Beoordelend of de stagiair de kernactiviteiten/ beroepsprestati es voldoende heeft verwerkt. Definitieve scorelijsten
Begeleidingsgesprek.
Beoordelingsgesprek.
Tussenevaluati 1 of 2 keer e per stageperiod e Eindgesprek
1 keer op het einde van de stageperiod e
Ondersteunen van de stagiair bij leerproces en uitvoeren van beroepsprestati es
Aanpak Wegwijs maken, informatie verstrekken en vragen beantwoorde n. Gerichte vragen stellen.
Rol Informerend en steunend.
Wie Praktijkopleider en/of werkbegeleider
Peilend en leidend.
Praktijkopleider
Stimuleren, doorvragen, uitleggen en informatie geven aan de stagiair.
Ondersteune nd, Controlerend Coachend Reflecterend Feedback verstrekkend Doorvragen Beoornaar, delend toelichten van Reflecde te behalen terend criteria. Coachend, Feedback verstrekkend Onderzoeken Toetsend en leidend. doorvragend.
Voeren van een gesprek n.a.v. evaluatieformulieren.
Toetsend Leidend en Beoordelend
Praktijkopleider en/of werkbegeleider
Praktijkopleider en/of werkbegeleider
Praktijkopleider en/of werkbeleider Praktijkopleider en/of werkbegeleider en stagedocent van de opleiding 17
Regels en afspraken 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Privacy van de student is een waarborg. De student wordt (al naar gelang het aantal uren per opleiding) ingepland in het rooster (terugkomdag school wordt vrijgehouden). Maximaal 9 uur per dag (exclusief pauze). BPV- overleg is over het algemeen inbegrepen in de ingeplande stage-uren. De student geeft gehoor aan calamiteiten. De student is flexibel inzetbaar. De student doet alle voorkomende werkzaamheden. Iedere student heeft een eigen BPV-boek voor de praktijk. Het BPV-stageboek kan gekopieerd worden voor de werkbegeleider/praktijkopleider, zodat zij zich ook kan voorbereiden De student geeft de BPV-handleiding af aan haar werkbegeleider. De student is zelf verantwoordelijk voor het bijhouden van de stage-uren in overleg met de werkbegeleider. Men is verplicht te werken aan de hand van het BPV- beleid, jaarlijkse evaluatie en bijstelling. De BPV-overeenkomst wordt binnen 6 weken na aanvang van de BPV-periode getekend. Streven is binnen 3 weken. Werktijden van de student zijn conform die van de overige personeelsleden. Studenten dragen zelf zorg voor de VOG (verklaring omtrent gedrag) en ID en maken een kopie voor de instelling. Per groep zijn er maximaal 2 studenten geplaatst, die niet gelijktijdig op de groep aanwezig zijn en elk een andere werkbegeleider hebben. De student mag geen kinderen in de auto vervoeren. Het doorgeven van informatie over een kind aan ouders, gebeurt in eerste instantie altijd door een bevoegde kracht. Het doorgeven van informatie van een kind aan ouders door de student, wordt als volgt opgebouwd: • Student gaat erbij staan, als de werkbegeleider met een ouder praat. • De werkbegeleider betrekt de student in het gesprek met de ouder. • De student mag zelf, in overleg met de werkbegeleider, dagelijkse dingen doorgeven. De student mag in overleg met de werkbegeleider, de overdrachtsformulieren van de kinderen invullen. In de babygroep mag de student in overleg met de werkbegeleider in de klappers een verslagje schrijven. ( alleen PW niveau). • De student mag in overleg met de werkbegeleider het dagschriftje van een baby bijschrijven, eventueel eerst in klad. Werkbegeleider kijkt het verslag na op inhoud en Nederlandse taal • Oudergesprekken op afspraak, mag de student bv bijwonen, mits de ouders hiervoor toestemming geven.
18