E-toegang ..................................................................................................................... 2 1. Webrichtlijnen (toegankelijkheid website) ............................................................... 2 2. Samenwerkende catalogi ....................................................................................... 2 3. Antwoord voor Bedrijven (Bedrijvenloket) ............................................................... 2 4. Mijn Overheid.nl (Persoonlijke Internet Pagina, PIP) ............................................... 3 5. Overheid heeft Antwoord © (Klant Contact Centrum, KCC)...................................... 3 E-authenticatie ............................................................................................................. 5 6. Digid Burger........................................................................................................... 5 7. Gemeenschappelijke machtigings- en vertegenwoordigings voorziening (GMV) ....... 5 8. Digid Bedrijven ...................................................................................................... 5 Nummers ...................................................................................................................... 6 9. Burger Service Nummer (BSN) ............................................................................... 6 Basisregistraties .......................................................................................................... 6 10. Gemeentelijke Basisregistratie Personen (en modernisering GBA) .......................... 6 11. Registratie Niet Ingezetenen (RNI) ......................................................................... 6 12. Nieuw Handelsregister (NHR) ................................................................................. 7 13. Bedrijven Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) ..................................... 7 14. Topografie ............................................................................................................. 7 15. Kadaster ................................................................................................................ 7 16. Grootschalige Topografie (BGT) ook bekend als Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) .......................................................................................................................... 8 E-informatieuitwisseling ............................................................................................. 9 17. Overheidsservicebus (OSB) ................................................................................... 9 18. Terugmeldfaciliteit (TMF) ....................................................................................... 9 19. Gemeenschappelijke ontsluiting basisregistraties (GOB) ......................................... 9 Voorbeeldprojecten .....................................................................................................11 1. Het omgevingsloket (Omgevingsvergunning, W ABO) .............................................11 2. Digitaal klantdossier (DKD2) .................................................................................11 3. Landelijk digitaal loket Schoolverlaten ...................................................................12 4. WMO/Regelhulp ....................................................................................................12 5. Landelijke verwijsindex risicojongeren (VIR) ..........................................................13 6. Dienstenloket van de Dienstenrichtlijn ...................................................................14
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
1 van 14
E-toegang 1. Webrichtlijnen (toegankelijkheid website) Uitgangssituatie Een belangrijk communicatie instrument in de verbetering van de dienstverlening is de website. De website dient niet alleen voor het verstrekken van informatie over de producten van de gemeente en voor het communiceren over nieuws, maar zal tevens de toegang zijn tot digitale loketten (bedrijvenloket, omgevingsloket, etc) en andere communicatiemogelijkheden met en tussen burgers. Het is een wettelijke verplichting om de website aan te passen aan de nieuwe webrichtlijnen en deze toegankelijk te maken voor blinden en slechtzienden. De verdere ontwikkeling van de website zal betrokken worden bij de visieontwikkeling rondom het klantcontactcentrum. Doelstelling De Rijksoverheid heeft in het kader van het project Andere Overheid de volgende doelstellingen (transparantieprojecten) geformuleerd: de lokale regelgeving is geconsolideerd via internet beschikbaar; de website dient geschikt te worden gemaakt voor blinden en slechtzienden; alle verbindende voorschriften dienen op de website gepubliceerd te worden; de website dient te voldoen aan nieuwe richtlijnen (transparantie projecten www.overheid.nl). 2. Samenwerkende catalogi Uitgangssituatie Samenwerkende Catalogi (SC) koppelt de productcatalogi van alle overheden zo dat de gebruiker gericht wordt doorverwezen naar de juiste plek in de juiste catalogus. De grootste voordelen van dit project zijn voor de burgers en het bedrijfsleven. W anneer catalogi aan elkaar zijn gekoppeld, kunnen burgers/ondernemers bij elke overheid aankloppen en zullen zij snel en eenvoudig die diensten en producten vinden die ze nodig hebben. Voor de betrokken overheden biedt het project Samenwerkende Catalogi een kans om zich als goede dienstverlener richting hun “klanten” te profileren. Zo kan de samenwerkende catalogus ook worden gebruikt om bijvoorbeeld een gemeentelijk callcentrum van antwoorden te voorzien. Ook hoeven overheden voortaan geen informatie meer over andere overheden in hun catalogus op te nemen en bij te houden omdat deze informatie van anderen automatisch via de eigen catalogus wordt ontsloten. Een laatste reden is een extra manier om de eigen informatie uit de catalogus beter te ontsluiten waardoor deze beter vindbaar wordt. Een aansluiting op Samenwerkende Catalogi betekent tevens aansluiting bij Antwoord voor bedrijven en de Persoonlijke Internetpagina (MijnOverheid.nl). Als deelnemende gemeente hoeven geen verdere stappen te worden ondernomen om bij deze twee projecten aan te sluiten. Doelstelling Het project is erop gericht om alle productcatalogi van de overheid te laten samenwerken. Daardoor staan burgers en ondernemers niet meer voor een dichte deur bij de elektronische overheid. Samenwerkende Catalogi is een standaard die overheidsorganisaties implementeren in het Content Management Systeem (CMS) in de Front Office. De standaard is ontwikkeld door Overheid heeft Antwoord en is opgenomen in het pakket van verschillende CMS leveranciers. 3. Antwoord voor Bedrijven (Bedrijvenloket) Uitgangssituatie Om de dienstverlening van de overheid aan ondernemers te verbeteren heeft het ministerie van Economische Zaken het initiatief genomen om het Bedrijvenloket te ontwikkelen. Dé ingang op internet voor alle ondernemers die informatie van de overheid nodig hebben. Het
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
2 van 14
is de bedoeling dat het landelijke Bedrijvenloket gekoppeld wordt aan een lokaal online loket waar ondernemers en bedrijven hun producten, diensten en contacten met de gemeente kunnen afhandelen. Doelstelling Een bedrijvenloket tot stand brengen. In eerste instantie zal dit de koppeling zijn met het landelijke Bedrijvenloket. In een latere fase kan dit gekoppeld worden aan een lokaal online bedrijvenloket en waar mogelijk aan een persoonlijke ingang bij de gemeente in de persoon van een bedrijfscontactfunctionaris. 4. Mijn Overheid.nl (Persoonlijke Internet Pagina, PIP) Uitgangssituatie Een persoonlijke internetpagina (PIP) is een veilige, betrouwbare en gepersonaliseerde omgeving op internet waarin een gebruiker zaken kan doen met de overheid. Met de PIP gaat dit op een overzichtelijke, persoonlijke en makkelijke wijze, 24 uur per dag, 7 dagen per week, vanaf elke plek met een internetverbinding. De Persoonlijke Internet Pagina kan gezien worden als een platform waarop een burger of ondernemer op overzichtelijke wijze zijn relaties met overheden regelt, op maat berichten of informatie van instellingen ontvangt, effectief zoekt naar informatie of diensten die relevant zijn in zijn situatie. Het ondersteunt en ‘is van’ de gebruiker. De gebruiker kan zien welke persoonlijke gegevens in registraties voorkomen. Gebruik van de PIP zal bij invullen van formulieren, het vooringevuld presenteren ondersteunen. Aanvullend zijn er functies als persoonlijke archivering en autorisatie van derden om namens de persoon bepaalde zaken elektronisch af te wikkelen. Doelstelling In de zomer van 2005 is op rijksniveau besloten tot het realiseren van de PIP. In 2007-2008 bevindt de PIP zich in de ontwikkel- en testfase. Een beperkt aantal mensen is dan geselecteerd als proefgebruiker. W anneer de proefsite (ofwel pilot-site) live gaat, medio het vierde kwartaal van 2007, zal het aantal gebruikers (particulieren en ondernemers) worden uitgebreid tot maximaal 30.000 in maart 2008. Vanaf het derde kwartaal van 2008 vindt een uitbreiding van het aantal proefgebruikers plaats en verwachting is dat in 2009 de PIP voor een groter publiek beschikbaar komt. Het ligt in de verwachting dat de PIP in de nabije toekomst wettelijk verplicht gaat worden. 5. Overheid heeft Antwoord © (Klant Contact Centrum, KCC) Uitgangssituatie De VNG-commissie Gemeentelijke Dienstverlening (Commissie Jorritsma) heeft in 2015 een visie ontwikkeld op de gemeentelijke Dienstverlening: “Publieke Dienstverlening, Professionele gemeenten.” Centrale vraag bij de ontwikkeling van de visie was: “Hoe willen de gemeenten over 10 jaar hun dienstverlening georganiseerd hebben?”. In deze visie moet de gemeente in 2015 hét loket zijn voor bijna de gehele overheid. Dit betekent dat de gemeente het portaal wordt voor burgers, bedrijven en instellingen voor de afname van producten en diensten van alle overheidsinstanties. Sommige producten kunnen direct geleverd worden, andere producten zullen door bemiddeling door andere overheden of ketenpartners worden geleverd. De gemeente blijft echter wel het portaal. Doelstelling De doelstellingen die in het advies van de commissie Jorritsma worden genoemd zijn de volgende: • Binnen 10 jaar hebben gemeenten een gezamenlijk servicecenter voor de publieke dienstverlening; • Binnen 10 jaar werken gemeenten aanbodgestuurd en vraaggericht: de klant staat centraal; • Binnen 10 jaar passen gemeenten multichanneling toe om hun klanten te bedienen. Gemeenten sturen er op dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
3 van 14
• • • •
(web)selfservice. Er is één centraal telefoonnummer, maar ook de fysieke loketten blijven bestaan; Binnen 10 jaar is ICT een productiefactor van dienstverlening. Er is kennis en kunde over ICT toepassingen en er wordt volop en noodzakelijk gebruik gemaakt van ICT; Binnen 10 jaar werken gemeenten optimaal samen met zowel publieke- als private ketenpartners; Binnen 10 jaar maken gemeenten gebruik van shared services: er zijn vergaande afspraken gemaakt over standaardprocessen - en producten, over de wijze van samenwerking om te sharen en over gezamenlijk opdrachtgeverschap; Binnen 10 jaar vinden de gemeenten het heel gewoon om zichzelf te normeren over de kwaliteit van de dienstverlening.
De hierboven genoemde doelstellingen zijn nog niet als dwingende beleidsdoelstelling voor de gemeenten vastgesteld. Als vervolg op de visieontwikkeling van de commissie Jorritsma is in 2006 het concept Antwoord© ontwikkeld en vastgelegd in: “Gemeente heeft Antwoord©, het klantcontactcentrum van gemeenten als front-office voor de gehele overheid”. Het klantcontactcentrum (KCC) staat centraal en is op termijn dé ingang voor nagenoeg de gehele overheid. Het KCC moet het organisatieonderdeel worden dat de fysieke, telefonische, papieren en elektronische contacten met de burger aanneemt, en - waar mogelijk- direct afhandelt. Er is vooralsnog geen wettelijk kader of andere besluitvorming die de implementatie van een KCC aan de gemeente kan voorschrijven. De gemeente is nog volledig autonoom bij de inrichting van de publieksbalie of het klantcontactcentrum.
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
4 van 14
E-authenticatie 6. Digid Burger Uitgangssituatie Met DigiD kunnen burgers met één inlogcode bij elektronische diensten van steeds meer overheidsinstellingen terecht. DigiD staat voor Digitale Identiteit. Het is een gemeenschappelijk systeem van en voor de overheid. Overheidsinstellingen kunnen met DigiD de identiteit vaststellen van burgers die gebruik maken van hun elektronische diensten. Doelstelling Aansluiten door de gemeente op de landelijke voorziening. 7. Gemeenschappelijke machtigings- en vertegenwoordigings voorziening (GMV) Uitgangssituatie Burgers en bedrijven willen zich soms in communicatie met de elektronische overheid laten vertegenwoordigen door een ander, een andere burger of een zakelijke relatie die namens hen optreedt: een vertegenwoordiger. Datzelfde geldt ook voor bedrijven: de directeur treedt niet altijd op richting elektronische overheid, maar een door hem of haar gemachtigde en geldt overigens ook voor het verkeer binnen de (semi-)overheid. Doelstelling Doel van het Gemeenschappelijke machtigings- en vertegenwoordigingsvoorziening (GMV) is burgers en bedrijven mogelijk te maken om op een uniforme wijze hun vertegenwoordiging digitaal te regelen. 8. Digid Bedrijven Uitgangssituatie Vanaf 1 april 2010 kan er geen gebruik meer worden gemaakt van DigiD voor bedrijven. Het besluit heeft als gevolg dat er vanaf heden geen nieuwe overheidsinstellingen meer kunnen aansluiten op DigiD voor bedrijven. Overheidsinstellingen die al aangesloten zijn, kunnen tot 1 april 2010 gebruik blijven maken van DigiD voor bedrijven. Het programma eHerkenning voor Bedrijven dat in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken wordt ontwikkeld, komt naar verwachting in de tweede helft van 2010 beschikbaar. Dit is de structurele termijn oplossing voor het authenticeren van bedrijven. Voor de transitieperiode, vanaf 1 april 2010 totdat eHerkenning operationeel is, wordt onderzocht welke oplossingen mogelijk zijn. Doelstelling Een voorziening als DigiD voor burgers, die de daartoe gemachtigde medewerkers van bedrijven en (semi-)overheidsmedewerkers mogelijk maakt zich te identificeren ten behoeve van alle vormen van overheidsdienstverlening. Bij elektronische dienstverlening is gebruikersherkenning (zowel bij burgers als bij bedrijven) in veel gevallen noodzakelijk. DigiD bedrijven is cruciaal omdat in de zakelijke relatie tussen bedrijf en (semi)overheid en onderlinge (semi)overheidsinstellingen een uniforme manier van authenticatie veel tijdwinst in de dienstverlening kan opleveren. Digid Bedrijven wordt afgebouwd.
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
5 van 14
Nummers 9. Burger Service Nummer (BSN) Uitgangssituatie In de gemeentelijke administratie worden op dit moment twee identificatienummers gebruikt, namelijk het A-nummer en het sofi-nummer. Het A-nummer wordt uitgegeven door de gemeente bij geboorte van een persoon, het sofinummer wordt door de Belastingdienst uitgegeven. Vanuit de landelijke overheid is besloten om te zorgen dat elke burger slechts één identificerend nummer krijgt, namelijk het Burger service nummer (BSN). Een adequaat persoonsnummerbeleid is een belangrijke voorwaarde om te komen tot een verbetering van de (elektronische) dienstverlening van de overheid. Ook draagt invoering van het BSN bij aan de bestrijding van identiteitsfraude. Het BSN is het huidige sofinummer. Dit nummer zal dus nu voor meerdere doeleinden, dan alleen belasting gebruikt gaan worden. Op 26 november 2007 is het BSN ingevoerd. De gemeente moest vanaf dat moment, in gevallen waar de gemeente persoonsgegevens uitwisselt met andere gebruikers en met burgers, communiceren aan de hand van het BSN. Doelstelling Bij communicatie tussen gebruikers en naar burgers (indien nodig) het BSN te gebruiken.
Basisregistraties 10. Gemeentelijke Basisregistratie Personen (en modernisering GBA) Uitgangssituatie Afnemers van GBA-gegevens worden steeds kritischer en stellen steeds hogere eisen. De snelheid waarmee de gegevens beschikbaar komen, de toename van flexibiliteit, een hogere kwaliteit van de gegevens en de bevordering van standaardisering en marktwerking zijn de kritische succesfactoren van de moderne GBA. Het programma modernisering GBA (mGBA) omvat zowel de realisatie van de basisregistratie Personen als de (landelijke) verstrekkingvoorziening. Doelstelling Dit project moet leiden tot een efficiënte en betrouwbare manier voor het invoeren, opslaan, beheren en verstrekken van persoonsgegevens. Het programma mGBA draagt bij aan de eoverheid dat als doel heeft om het functioneren van de overheid slagvaardiger, efficiënter en klantvriendelijker te maken. 11. Registratie Niet Ingezetenen (RNI) Uitgangssituatie Zo'n 1,8 miljoen mensen hebben wel een relatie met de Nederlandse overheid, maar wonen niet in Nederland. Een Duitse toerist bijvoorbeeld, die een huis bezit in Friesland. Een Poolse schilder, die steeds voor twee maanden in Nederland werkt. Of een Nederlander, die aan de Spaanse kust van zijn AOW geniet. Deze mensen hebben vaak een relatie met meerdere Nederlandse overheidsinstellingen. Die instellingen houden elk hun eigen registraties van deze 'niet-ingezetenen' bij. De RNI gaat een aantal gemeenschappelijke basisgegevens van niet-ingezetenen gestandaardiseerd en eenduidig vastleggen in één registratie. Een eenduidige informatiebron die straks - net als de GBA - gebruikt kan worden door alle daartoe geautoriseerde overheidsorganisaties. Bij de inschrijving in de RNI wordt aan de niet-ingezetene (mits goed identificeerbaar) een burgerservicenummer (BSN) toegekend. De RNI vormt straks samen met de GBA de basisregistratie personen. Doelstelling Door het uniform vastleggen van enkele basisgegevens van niet-ingezetenen in een basisregistratie wordt de beschikbaarheid en de uitwisseling van de gegevens die nodig zijn
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
6 van 14
voor het uitvoeren van verschillende overheidstaken verbeterd. Overheidsorganen hoeven niet ieder afzonderlijk correcties bij te houden en niet-ingezetenen hoeven niet aan elk van de overheidsorganisaties afzonderlijk wijzigingen door te geven. Dat verhoogt de kwaliteit van de gegevens, vergemakkelijkt de dienstverlening en biedt bovendien mogelijkheden voor een betere en efficiëntere fraudebestrijding. 12. Nieuw Handelsregister (NHR) Uitgangssituatie Dit project is gericht op het gebruiken van het Nieuw Handelsregister (NHR) voor de primaire processen van dienstverlening en bedrijfsvoering in de organisatie. Het NHR bevat alle actuele en accurate gegevens over bedrijven en rechtspersonen, waardoor de gemeente deze niet meer zelf hoeft te registreren. Door aansluiting op de landelijke beheervoorziening heeft de gemeente altijd juiste en actuele bedrijfsgegevens. Doelstelling Voldoen aan de landelijke richtlijn om gebruik te maken van een en dezelfde bron voor bedrijfsgegevens. 13. Bedrijven Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) Uitgangssituatie In het kader van de invoering van het stelsel van basisregistraties heeft het kabinet besloten over te gaan tot de wettelijke invoering van de Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen (BAG) door gemeenten. Beoogde invoeringsdatum is medio 2009. Vanaf dat moment moeten de gemeentelijke BAG registraties gereed zijn. Tot medio 2011 hebben vervolgens afnemers de tijd om voorbereidingen te treffen voor het gebruik van de basisgegevens in hun processen. Doelstelling De gemeente streeft er naar om tussen nu en 2009: • Een basisregistratie in te richten volgens wettelijke grondslagen; • Deze basisregistratie te gebruiken voor diverse gemeentelijke administraties; • Gegevens beschikbaar te stellen voor de landelijke voorziening, zodat deze gegevens landelijk beschikbaar zijn voor andere overheidsinstanties. 14. Topografie Uitgangssituatie In het kader van de invoering van het stelsel van basisregistraties heeft het kabinet besloten over te gaan tot de wettelijke invoering van de Basisregistraties voor Kadastrale (Percelen) en Topografische gegevens door gemeenten. Voor de gemeente wordt afname van de kadaster gegevens een wettelijke verplichting. Het Kadaster zou deze voorziening nu al gereed moeten hebben. Voor de overgang is een ruime termijn gesteld. Voor de basisregistratie Topografie is de beoogde invoeringsdatum 2009/2010. De gemeente zal alleen de afname van de gegevens moeten regelen. Het kadaster blijft de bronhouder van deze gegevens. Doelstelling De gemeente zal rond 2009/2010 gereed moeten zijn om kadastrale en topografische gegevens te kunnen afnemen bij het kadaster en deze te gebruiken in de gerelateerde werkprocessen. 15. Kadaster Zie 14.
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
7 van 14
16. Grootschalige Topografie (BGT) ook bekend als Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) Uitgangssituatie Als basisregistratie Topografie (BRT) is gekozen voor de Top10 vector - later aangepast naar Top10-NL. In gemeenteland wordt de bruikbaarheid van de GBKN echter hoger geacht dan de Top10-NL. Landelijk worden de gemeenten echter “gedwongen” de Top10-NL als basisregistratie te hanteren. Vanuit gemeenten is er op aangedrongen om (ook) de Grootschalige BasisKaart Nederland (GBKN) als basisregistratie te beschouwen. Dit is inmiddels gehonoreerd en de GBKN komt (onder de noemer BGT) net als BAG, GBA, BRKT etc. onder het gebruik en het beheer van (gemeenschappelijke) voorzieningen. De GBKN kent vele toepassingsmogelijkheden: • raadpleging: hoe loopt een bepaalde weg? W aar staan precies gebouwen? W at ligt er allemaal in een bepaald gebied rond een locatie?; • presentatie: bijvoorbeeld als basis voor thematische weergaven, zoals milieukaarten met geluidszones; • registratie: voor registratie van bijvoorbeeld ondergrondse kabels en leidingen ten opzichte van zichtbare topografie; • ontwerp: voor onder andere civieltechnische en stedenbouwkundige ontwerpen; • basis in geografische informatiesystemen (GIS): aan geografische informatie die de GBKN biedt over bebouwing kunnen bijvoorbeeld administratieve gegevens gekoppeld worden. De GBKN wordt vaak als grafische “onderlaag” gebruikt voor het tonen van allerlei andere objecten. Doelstelling GBKN invoeren als generieke voorziening per 01-01-2011; verplichte afname en gebruik per 01-01-2012.
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
8 van 14
E-informatieuitwisseling 17. Overheidsservicebus (OSB) Uitgangssituatie De Overheidsservicebus (OSB) zorgt ervoor, dat er een veilige en eenduidige set van logistieke afspraken en voorzieningen komt die ook voor veel andere typen berichtenverkeer te gebruiken is. De OSB maakt ook de realisatie van het streven ‘éénmalige gegevensverstrekking, meervoudig gebruik’ mogelijk. Bij de OSB gaat het om de logistiek van het berichtenverkeer, niet om de inhoud. De OSB kan voor bijna alle soorten gegevensuitwisseling binnen de overheid worden gebruikt. Het toepassen van de OSB is kostenverlagend, kwaliteitverhogend en versnelt de implementatie. De standaarden voor de logistiek van elektronische berichtenuitwisseling zijn eind 2007 door het College Standaardisatie vastgesteld voor gebruik door overheidsorganisaties. Het gebruik door semi-overheden en bedrijfsleven wordt onderzocht. Naast deze standaarden levert OSB als ondersteunende voorzieningen: • OSB Compliancevoorzieningen: voorzieningen waarmee organisaties door hen ontwikkelde berichtenheaders kunnen toetsen op het voldoen aan de standaarden; • OSB Service Register: een voorziening waarop organisaties hun webservices kunnen publiceren, zodat zij voor toepassing door andere organisaties vindbaar worden; • OSB Gateway: een voorziening die bij (kleinere) organisaties kan worden geplaatst voor het in- en uitpakken van berichten conform de standaarden. Doelstelling Verplichte toepassing van de standaarden van de OverheidsServiceBus per 1-1-2010. 18. Terugmeldfaciliteit (TMF) Uitgangssituatie Met de TerugMeldFaciliteit (TMF) wordt het mogelijk om bij een vermoeden van onjuiste gegevens in één van de basisregistraties dit te melden op eenduidige wijze via één centraal punt aan de registratiehouder. Op deze manier draagt iedere gebruiker er aan bij, dat de gegevens in de basisregistraties een zo hoog mogelijke kwaliteit hebben en houden. Door één faciliteit te ontwikkelen wordt voorkomen, dat iedere basisregistratiehouder - en afnemer deze faciliteit apart moet gaan ontwikkelen. Ook hoeft een afnemer niet aan iedere basisregistratie op een afwijkende manier terug te melden. Daardoor wordt het terugmelden zo gemakkelijk mogelijk gemaakt. Dit komt ten goede aan de kwaliteit van de basisregistraties. De implementatie van terugmelden bij afnemers van basisregistraties kan zo efficiënt en met minimale inspanning plaatsvinden. Doelstelling Verplicht gebruik van de TMF per 1 januari 2010. 19. Gemeenschappelijke ontsluiting basisregistraties (GOB) Uitgangssituatie Gemeenschappelijke Ontsluiting van de Basisregistraties (GOB) ondersteunt overheidsorganisaties bij het afnemen van gegevens uit de basisregistraties. De GOB geeft antwoord op de vraag waar gegevens die een afnemer nodig heeft beschikbaar zijn. De GOB kan ook aangeven welke stappen een afnemer moet nemen om gegevens uit de basisregistraties af te nemen en kan generieke producten laten ontwikkelen om het afnemen van die gegevens te vereenvoudigen. Daartoe zijn producten ontwikkeld als de Stelselcatalogus, service register, standaarden en producten zoals de abonnementenvoorziening. De Gemeenschappelijke Ontsluiting van de Basisregistraties maakt gebruik van de OSB. Huidige stand van zaken: • Producten als de Stelselcatalogus en Service Register zijn gerealiseerd en worden breed gebruikt;
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
9 van 14
• • •
De startarchitectuur en het programma van eisen zijn nu gereed; Standaardisering van bevragingen van basisregistraties door afnemers is gemeengoed. Basisregistraties hebben daartoe standaarden vastgesteld voor de berichtenstructuur, leveringsvoorwaarden en het autorisatieproces; Voor het ondersteunen van het efficiënt toepassen van bevragingen uit basisregistraties is een brede kennisbank en de nodige ondersteuning beschikbaar.
Doelstelling Te bereiken resultaat per eind 2010: • De realisatie van de Stelselcatalogus versie 2.0 is aanbesteed; • Er wordt een permanent proces ingericht voor het monitoren van en toezien op de 'markt van basisregistratiegegevens' en het initiëren van nieuwe ontwikkelingen; • Er wordt een “callcenter” ingericht voor het beantwoorden van vragen; • OSB versie 3.0 en TMF 2.0 worden ontwikkeld.
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
10 van 14
Voorbeeldprojecten 1. Het omgevingsloket (Omgevingsvergunning, WABO) Uitgangssituatie Op dit moment is het zo dat als een burger of een bedrijf iets wil bouwen, verbouwen, oprichten of gebruiken, deze te maken krijgt met veel vergunningen en voorschriften voor wonen, ruimte en milieu. Deze vergunningen hebben elk hun eigen criteria, procedures, ambtelijke loketten, afhandelingtermijnen, leges en toezichthouders. Dit is voor burgers en bedrijven onoverzichtelijk, tijdrovend en kost bedrijven én overheid veel geld. VROM wil de verschillende vergunningen zoveel mogelijk samenvoegen in de omgevingsvergunning. Deze kan bij één loket worden aangevraagd. Er gaat één procedure voor gelden waarop één besluit volgt. Voor beroep tegen dat besluit komt ook één procedure. Met de invoering van een nieuwe W et Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) zal er naar verwachting per januari 2009 één omgevingsvergunning komen, die ongeveer 25 nu bestaande vergunningen gaat vervangen/bundelen. Onderdeel van het invoeren van de omgevingsvergunning is het opzetten en inrichten van een digitaal omgevingsloket, waar inwoner of bedrijf digitaal informatie over de omgevingsvergunning en bijbehorende wet- en regelgeving kan krijgen, digitaal een omgevingsvergunning kan aanvragen en informatie over de vergunning kan raadplegen. Doelstelling Beoogd wordt om door het combineren van deze vergunningen in één omgevingsvergunning de administratieve lastendruk voor inwoners en bedrijven te verlagen. Het digitaal loket moet de toegankelijkheid en het gemak van het aanvragen van een vergunning vergroten.
2. Digitaal klantdossier (DKD2) Uitgangssituatie Het DKD is een digitaal dossier waarmee gegevens over werk en inkomen ontsloten worden voor de klant (via internet) en de professional (via Suwinet-Inkijk). Het DKD maakt eenmalige uitvraag en hergebruik van gegevens mogelijk. CW I, UWV en gemeenten leggen veel gegevens van hun klanten vast in hun geautomatiseerde systemen. Via het Digitaal Klantdossier werk en inkomen worden veel van deze gegevens ontsloten voor de klant (via internet) en de medewerkers van CWI, UWV en de gemeenten (via Suwinet-Inkijk). Het DKD maakt het binnenkort mogelijk dat gegevens van klanten eenmalig worden uitgevraagd en vervolgens worden hergebruikt, bijvoorbeeld via vooringevulde informatie in online aanvraagformulieren zoals e-WWB en e-WW. Ook kunnen klanten hun gegevens via het DKD raadplegen onder de knop ‘mijn gegevens inzien’ op de sites van CWI, UWV en gemeenten. Bovendien kunnen klanten gebruik maken van e-diensten, zoals het aanvragen van een WW-uitkering, een WWB-uitkering of het inschrijven voor werk. Het Digitaal Klantdossier is nog volop in ontwikkeling. Door de koppeling met de databases van andere instanties, zoals de Sociale Verzekeringsbank en de Belastingdienst, zullen de volledigheid en betrouwbaarheid van de klantgegevens en de mogelijkheden van het Digitaal Klantdossier in de toekomst nog verder toenemen. Ook zullen in de nabije toekomst extra klantdiensten beschikbaar worden gesteld zoals bijvoorbeeld het aanvragen van de langdurigheidtoeslag en bijzondere bijstand. Doelstelling Als CW I, UWV en gemeenten de digitale klantdiensten openstellen kan een werkzoekende of een uitkeringsgerechtigde, nadat hij is ingelogd met DigiD: • zich inschrijven als werkzoekende (e-werk); • een WW-uitkering (e-WW) aanvragen; • een WWB-uitkering (e-Werk) aanvragen; • zijn klantbeeld bekijken: o.a. persoonsgegevens, gegevens over uitkeringen;
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
11 van 14
•
een verzoek tot correctie van gegevens indienen (per gegeven staat vermeld hoe het correctieverzoek kan worden ingediend). Als een klant gebruik maakt van deze elektronische diensten, dan worden de gegevens die al van de klant bekend zijn vooringevuld in de formulieren. De klant hoeft dan alleen de ontbrekende gegevens in te vullen. 3. Landelijk digitaal loket Schoolverlaten Uitgangssituatie Hoe beter we verzuim (vaak een voorloper van uitval!) in beeld hebben, hoe beter we het kunnen aanpakken. Daarom werken OCW en de IB-groep aan een digitaal loket: scholen melden hun verzuimgegevens straks bij één digitaal loket, dat vervolgens de juiste gemeente (RMC en Leerplicht) op de hoogte stelt; dat scheelt scholen veel werk én levert betrouwbare gegevens. Een aantal gemeenten en scholen testen het loket nu uit; bij positief resultaat gaat het digitaal loket landelijk van start (schooljaar 2009). Naast het digitale loket zijn er ook andere manieren om schooluitval tegen te gaan, waaronder het mentorprogramma in Friesland. Dit programma is er om leerlingen, door het inzetten van een persoonlijk begeleider, weer op de juiste route te krijgen binnen hun schoolcarrière. De inzet van scholen, gemeenten, jeugdzorg, bedrijfsleven, ouders, maatschappelijk werk, politie en justitie is onmisbaar. OCW sluit 4-jarige convenanten met gemeenten en scholen en steunt alle partijen om de resultaatafspraken te halen. Doelstelling De staatssecretaris wil het aantal nieuwe schoolverlaters de komende 4 jaar drastisch beneden brengen. Doel van het kabinet is in vier jaar het aantal schooluitvallers terug te brengen naar 35000, een halvering ten opzichte van 2002. Daarnaast geeft het ministerie van onderwijs een beloning aan scholen als ze hun leerlingen op school weten te houden (2000 euro per leerling die volgens de prognose eigenlijk af had moeten vallen, maar die we hebben weten vast te houden). 4. WMO/Regelhulp Uitgangssituatie Regelhulp is een webapplicatie die ervoor zorgt dat gehandicapten, zieken en ouderen op één plek terecht kunnen voor informatie over alle relevante overheidsvoorzieningen. De informatie over deze voorzieningen wordt ontsloten op basis van acht levensgebeurtenissen, bijvoorbeeld “ik heb een chronische ziekte”, of “ik kom net uit het ziekenhuis”. Per levensgebeurtenis krijgt de burger (en alle professionals, die hen begeleiden of wegwijzen) inzicht in alle regelingen en voorzieningen die de overheid voor deze doelgroep beschikbaar heeft. Daarnaast kan een aantal voorzieningen direct en online via Regelhulp worden aangevraagd op een dynamisch aanvraagformulier. Overlappende gegevens voor meerdere aanvragen hoeft men hierbij maar één keer in te vullen en alle gegevens kunnen op de eigen computer worden bewaard voor hergebruik bij een volgende aanvraag. Waarom regelhulp 1. Voor de cliënt Mensen met een beperking zien vaak door de bomen het bos niet meer. Voorzieningen en de informatie daarover worden door verschillende organisaties aangeboden. Het overzicht over beschikbare voorzieningen ontbreekt. Regelhulp biedt uitkomst. 2. W ens van het Kabinet Regelhulp past in de ambitie van het nieuwe Kabinet om in te zetten op ontbureaucratisering ten gunste van burgers, (bedrijven en) instellingen. Regelhulp is het antwoord op de roep uit de samenleving om inzicht en transparantie te krijgen in de formulierenchaos op het gebied van indicatieprocessen binnen de zorg en de sociale zekerheid. Een concreet resultaat dat onnodige bureaucratie en administratieve lasten te lijf gaat.
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
12 van 14
Wat doet Regelhulp Regelhulp helpt de weg te vinden in alle informatie, formulieren en voorzieningen op het gebied van zorg en sociale zekerheid. Ook is het een informatiebron voor mantelzorgers en professionals rondom de cliënt. Kortom, Regelhulp: • Geeft alle informatie over alle (overheids)voorzieningen in zorg en sociale zekerheid; • Biedt de mogelijkheid om voorzieningen direct aan te vragen, met één gecombineerd formulier; • Bundelt wat er al is (een soort navigatiesysteem). Het ondersteunt gemeenteloketten en andere loketten. Wat is er zo bijzonder aan Regelhulp • Het heeft vier functies: de weg wijzen, informeren, toetsen én direct aanvragen; • Het is een paraplu over bestaande informatiebronnen en niet “wéér een nieuwe website erbij”; • Via life events worden 130 voorzieningen op het gebied van zorg en sociale zekerheid ontsloten; • 26 Voorzieningen zijn direct aanvraagbaar op een dynamisch vragenformulier dat gebaseerd is op de bestaande, officiële aanvraagformulieren; • Het is een initiatief van 2 ministeries (VW S en SZW) en 3 ZBO’s (CIZ, UWV en CWI); • De cliënt staat centraal, en niet de organisatie die het (werk)proces uitvoert. Doelstelling 31-12-2008: 40% van de inwoners van Nederland heeft toegang tot de WMO voorzieningen via Regelhulp. 01-01-2011: alle gemeenten aangesloten.
5. Landelijke verwijsindex risicojongeren (VIR) Uitgangssituatie De Landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR) brengt risicosignalen van hulpverleners over jongeren in een vroeg stadium bij elkaar. Zo kunnen hulpverleners vervolgens eenvoudig contact met elkaar opnemen over de hulpverlening aan de jongere. De verwijsindex risicojongeren komt voort uit het thema registratie en informatieuitwisseling van operatie JONG. Vanuit Jong is geconcludeerd, dat in de jeugdketen de informatie-uitwisseling op dit moment niet altijd toereikend is. In veel gevallen vindt geen systematische informatie-uitwisseling plaats, vooral als er meerdere disciplines betrokken zijn. Dit kan voor de betrokken jongeren tot ernstige gevolgen leiden. Doelstelling De Verwijsindex risicojongeren is een ICT-toepassing voor de jeugdketen om: 1. signalen samen te brengen; dit moet een effectieve en efficiënte hulpverlening (niet langs maar mét elkaar) en een tijdige signalering van (mogelijke) problemen bevorderen; 2. bovengemeentelijke uitwisseling mogelijk te maken; dit moet voorkomen dat jongeren/gezinnen door de hulpverlenende en gemeentelijke instanties uit het oog worden verloren bij een verhuizing en bevordert de samenwerking als de leefwereld van de jongere zich over meerdere gemeenten uitspreid. Zo werkt de verwijsindex: Vanuit de domeinen in de jeugdketen kunnen systemen gekoppeld worden aan de verwijsindex. Doet zich in één van domeinen een risicosignaal voor een jongere voor, dan wordt deze gemeld aan de verwijsindex. Deze melding wordt in de verwijsindex geregistreerd en bevat vier gegevens: identificatie gegevens van de jongere, identificatie gegevens van de meldende instantie (soort instantie), datum van de melding en contactgegevens van de melder. De melding bevat dus geen inhoudelijke informatie. Ontvangt de verwijsindex twee of meer meldingen over één jongere dan is er een ‘match’ en gaat er een (actief) signaal naar de meldende instanties toe. Met dit signaal ontvangen de melders elkaars contactgegevens, zodat elkaar contact op kunnen nemen om de
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
13 van 14
hulpverlening af te stemmen. Doelgroep voor de verwijsindex is de jongere tussen de 0-23 jaar. Rol van de gemeenten De Wet maatschappelijke ondersteuning maakt gemeenten verantwoordelijk voor het lokale jeugdbeleid. De gemeente bepaalt hoe dat gebeurt en wie verantwoordelijk is voor een jongere. Gemeenten maken hierover afspraken met hulpverleners in de jeugdketen. Gemeenten maken ook afspraken over wie in hun gemeente meedoen aan de verwijsindex. Hoe meer instanties worden betrokken, hoe beter. Deze afspraken zijn ook van belang in het kader van de Centra Jeugd en Gezin. 6. Dienstenloket van de Dienstenrichtlijn Uitgangssituatie Locale regelingen zijn niet of niet voldoende afgestemd met de Europese wetgeving. In de huidige situatie is sprake van sterke versnippering - elke overheidsinstantie heeft een eigen “loket” en deze zijn zeer moeilijk toegankelijk voor (buitenlandse) ondernemers. Dit houdt in dat decentrale overheden moeten beoordelen of hun regelgeving in overeenstemming is met de vereisten uit de Dienstenrichtlijn (screenen) en zij moeten deze regelgeving zo nodig aanpassen. Door meer gebruik te maken van modelverordeningen wordt dit al grotendeels bereikt. Belangrijk hierbij is dat aansluiting op samenwerkende catalogi en “Antwoord voor Bedrijven” wordt gezocht. In het vervolg moet alle nieuwe en gewijzigde wet- en regelgeving bij de Europese Commissie worden aangemeld (de notificatieplicht). Maar er wordt meer van gemeenten, provincies en waterschappen verwacht. Zo moeten decentrale overheden zich aansluiten op een landelijk centraal elektronisch loket waar dienstverleners voor al hun informatie over vergunningen en afhandeling van de benodigde procedures terecht kunnen wanneer zij zich willen vestigen of tijdelijk diensten willen verrichten (het Eén-loket). Doelstelling Alle gegevens die een ondernemer nodig heeft om zich hier te vestigen dan wel bedrijfsactiviteiten uit te oefenen zijn via één punt (loket) toegankelijk. Door deze maatregel worden de regelingen inzichtelijker en transparanter en kunnen ondernemers straks via het Eén-loket alle relevante informatie elektronisch vinden en wordt bevorderd dat de locale richtlijnen centraal bekend zijn en dat ze afgestemd zijn met de Europese wetgeving.
Bijlage 2: Beschrijving NUP projecten Versie 1.0
14 van 14