Bijlage 1: Locatie overzicht
w//
Schaal: Bron:
Versie 2
Vermeer Milieutechniek BV
VERMEER LIGGING LOCATIE
1:25.000 Klic-atlas
Pagina 1 van 1
Bijlage 2: Plattegrond van de inrichting
I
TEKENING
Bijlage 3: Dwarsdoorsnede inrichting
=J
TEKENING
Bijlage 4: Procesdiagrammen slib- en grondverwerking
Slib,- en Grondbank Waterweg 1.0
Procasflow
Slkoarrlj
••
Inname /
Verwerking Specie
DocusMttn
©
MwiWlili hitr StaaftprMvan
Mullrikjl
_Docu«anftn Analysts
Zand a f K M U n g (att> X zand • M X )
@
Af vetran tan locaha ( f f )
iBMordafana. @ m t d i l r t m r vartc*
ZandftS
nBa= ' »•«•• - • • " ••
M.r5tón*
Mdja M M
H
2,4
Projectverantwoordelijke: R.B. Getekend
: SdJ
2 . 0 Procesflow
- ^
I n n a m e Grond
Beoordeling; Grond Partij @ Cat. 1 / Cat. 2
Documenten - Analyses grond
Afwijzing Grond partij
Aanlevering grond (Extern proces)
Per as
Inname grond Cat. 1 / Cat. 2 Steekproef
.Documenten
Kiopt: ^ Ja / Nee.
Grond uit procesflow Iname / verwerking specie
Cat. 2 toepassen als onderlaag
Ana
'yses
Afvoeren van lokatie (£$\
Hergebruik @ op lokatie
[at. 1 toepassen als 3ovenlaag / leef laag
Cat. 1 toepassen voor tallud Projectverantwoordelijke i R.B. Getekend:
SdJ
Bijlage 5: Literatuurlijst
»
Nulonderzoek en aanvullend onderzoek ter plaatse van de Buiten Nieuwlandse Polder West te Hoek van Holland, Ingenieursbureau Milieu van Gemeentewerken Rotterdam, 1999 Marktverkenning gerijpte klei uit baggerspecie, Grontmij, 1996 Handreiking voor Verwerkings- en hergebruiksplannen met betrekking tot de eenvoudige verwerking van baggerspecie, CSO, 1998 Ontwerpprocedure grondwatermonitoring stortplaatsen, Vereniging van Afvalverwerkers, 1995 IBC en nazorg door flexibele emissiebeheersing, Grondmechanica Delft & Grontmij, 1997 Standaard RAW Bepalingen 1995, C.R.O.W., 1995 Handleiding Milieu-effectrapportage, DHV Milieu en Infrastructuur in samenwerking met Twijnstra en Gudde, 1994 Circulaire streef- en interventiewaarden, Staatscourant 39, 2000 Interim sanering waterbodems regionale wateren, Staatscourant 138, 19994 Ministeriele Vrijstellingsregeling grondverzet, Staatscourant 180,1999 Bouwstoffenbesluit, Staatsblad 525, 1997 Wet bodembescherming, Staatsblad, 1994,1997 en 1999 Ontwikkelingsplan Het Nieuwe Westland, IOPW, 1999 Streekplan Rijnmond, interim beleidsnota, Provinciale Staten van Zuid-Holland, 1996 Spitten met kwaliteit 2, Provinciale Staten van Zuid-Holland, 1999 Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid, Provincie Zuid-Holland, Gemeente Rotterdam, Gemeente Den Haag, 1998 Nota Uitwerking Baggerbeleid II, Provincie Zuid-Holland, 1995 Grond grondig bekeken, VROM, 1999 Structuurschema groene ruimte, Ministerie LNV, 1994 Vierde Nota Waterhuishouding, Ministerie LNV, 1998
Bijlage 6: saneringsplan Opgesteld door Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam
SAMENVATTING
LOCATIE-AANDUIDING/RAPPORTGEGEVENS soort rapport projectnaam projectcode GW-IM adres gemeente coördinaten oppervlakte locatie
: saneringsplan : Buiten Nieuwlandse Polder West : 1997-0316 SP : Ten westen van het Nieuw Oranje kanaal : Hoek van Holland : x = 7 1 ; y = 442 : 4 3 ha
opdrachtgever
: Stichting Verwerken Tuinafval Westland en v.o.f. Slib- en Grondbank Waterweg i.o. : Marktgroep Milieu en Industrie : 15 juni 2 0 0 0
opsteller datum rapport
AANLEIDING De in de voorgaande onderzoeken aangetoonde verontreinigingen betreffen een baggerspeciedepot. De Slib- en Grondbank Waterweg is voornemens om de locatie te saneren. Bij het saneren zal rekening gehouden worden met mogelijke plannen van derden met de locatie. Hiervoor dient een saneringsplan opgesteld te worden. DOEL In het saneringsplan is de wijze van saneren dusdanig uitgewerkt dat voldoende inzicht bestaat in het te verwachten saneringsresultaat. Met de sanering worden de verontreiniging en de schadelijke gevolgen daarvan op de volksgezondheid en het milieu opgeheven conform het vigerende beleid. SANERINGSPLAN Van de op de locatie aanwezige verontreinigde grond zal in principe niets worden afgevoerd. De aanwezige ruggen grond worden uitgevlakt. Mogelijk wordt er binnen de locatie grond verplaatst. Dit is echter niet waarschijnlijk gezien de geplande hoeveelheid aan t e voeren grond. Er wordt volgens de huidige planning circa 6 8 8 . 8 0 0 m 3 grond opgebracht. Dit bestaat uit de volgende materialen: • • •
Baggerspecie klasse 0, 1 en 2; Baggerspecie klasse 3 indien deze volgens verwachting na rijping en consolidatie als categorie 1 grond kan worden beoordeeld; Schone, MVR of categorie 1 grond als leeflaag.
Aan de bovenzijde wordt een leeflaag met categorie 1 grond aangebracht. De dikte van de leeflaag is minimaal 1 meter. Bij een oppervlak van 3 4 ha bedraagt de gemiddelde ophoging circa 2,00 m. De overige 9 ha wordt gesaneerd door de aanwezigheid van verharde vloeistofdichte vloeren c.q bedrijfsgebouwen van de Compostering Westland. Onder de leeflaag is minimaal 0,5 m grond aanwezig met een kwaliteit schoon, categorie 1 of gedroogd slib met een oorspronkelijke kwaliteit klasse 0 , 1 en 2. Er zal dus geen sterk verontreinigde grond of slib aanwezig zijn onder de leeflaag. Er projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1997-0316 SP
„ versie 1
z
v a n z
'
zal daarom geen regulerende laag, met een oppervlakte van 3 4 ha., worden aangebracht. De grondmechanische gevolgen van de ophoging (zetting, stabiliteit, objecten in omgeving) vormen geen probleem. Het grondwater wordt aangetroffen tussen circa NAP + 1 , 9 è 3,79 m, gemiddeld circa NAP + 3 , 0 m. Tijdens het onderzoek van het grondwater is plaatselijk een licht verhoogd gehalte aan arseen aangetroffen in enkele peilbuizen rondom de locatie. Sanering van het grondwater is niet noodzakelijk. De te ondernemen vervolgactie is het opstellen van een monitoringsprogramma waarbij periodiek de grondwaterkwaliteit onder de baggerspecie en buiten de locatie wordt gecontroleerd. Tevens dient rekening gehouden te worden met het vrijkomende consolidatiewater. Afhankelijk van de hoeveelheid grond die wordt opgebracht zal in 12 jaar circa 7 5 . 0 0 0 tot 3 5 0 . 0 0 0 m 3 consolidatiewater naar boven toe tot afstroming komen. Het consolidatiewater wordt opgevangen middels drains die in de lengterichting van de locatie worden aangebracht. In overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland zal worden bezien welke lozingsvoorzieningen aangelegd moeten worden voordat op oppervlaktewater geloosd kan worden. Voor het lozen van dit water wordt een WVO-vergunning aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Delfland.
5.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Indien gesaneerd wordt volgens het saneringsplan ontstaat een situatie waarin een milieuhygiënisch aanvaardbaar resultaat bereikt is. Na het beëindigen van de sanering dient een saneringsverslag te worden opgesteld. Geadviseerd w o r d t de gebruiksbeperkingen in af te sluiten contracten op te nemen.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
3 van 21
INHOUD 1.
SAMENVATTING
2
2.
INLEIDING 2.1 Algemene informatie
6 6
3.
Uitgangspunten en randvoorwaarden 3.1 doelstelling Saneringsplan 3.2 doelstelling Sanering
7 7 7
4.
LOCATIEBESCHRIJVING 4.1 Algemeen 4.2 Historie 4.3 Huidige situatie 4 . 4 Toekomstige situatie 4.5 Bodemopbouw
8 8 8 8 9 9
5.
VERONTREINIGINGSSITUATIE 5.1 algemeen 5.2 Grond 5.3 Grondwater 5.4 relatie verontreinigingssituatie grond en grondwater
10 10 10 10 11
6.
sanering 6.1 keuze saneringsvariant 6.2 Uitwerking saneringsvariant 6.2.1 Grondsanering 6.2.2Grondwater(sanering) 6.3 uitgangspunten en randvoorwaarden sanering 6.4 grondsaneringswerkzaamheden 6.5 Grondwater(saneringS)WERKZAAMHEDEN 6.5.1 Consolidatiewater 6.6 Transport 6.7 Saneringsresultaat
12 12 12 12 12 13 13 13 14 14 15
7.
NAZORG
16
8.
ORGANISATIE 8.1 Algemene organisatie 8.2 Directievoering
17 17 17
9.
VEILIGHEID 9.1 Inleiding 9.2 Organisatorische aspecten 9.3 Standaardpakket
18 18 18 19
LITERATUURLIJST
21
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder
West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
4 van 21
TEKENINGEN 1 9 9 7 0 3 1 6 / 01 1 9 9 7 0 3 1 6 / 11 1 9970316 / 1 2
Situatietekening met boorpunten, historische informatie en profieldoorsnede A-A' Saneringsprincipe, huidige en toekomstige situatie Kadastrale kaart
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
5 van 21
INLEIDING
ALGEMENE INFORMATIE De locatie betreft een voormalige baggerspecie locatie (loswal Buiten Nieuwlandse Polder West) welke is gelegen aan de Nieuwe Waterweg en deels langs het Oranjekanaal. De locatie ligt in de gemeente Rotterdam, deelgemeente Hoek van Holland. De Stichting Verwerken Tuinafval Westland is de eigenaar en gebruiker van het terrein. Tezamen met de v.o.f. Slib- en Grondbank Waterweg i.o. is opdracht gegeven tot onderzoek en opstellen van het saneringsplan. De kosten van de sanering worden betaald uit de opbrengst van het aannemen van de te verwerken grond en baggerspecie: • Schone of MVR grond; • Baggerspecie klasse 0, 1 en 2; • Baggerspecie klasse 3 indien deze volgens verwachting na rijping en consolidatie als categorie 1 grond kan worden beoordeeld. De sanering zal in een drietal fasen worden uitgevoerd te w e t e n : 1. Het gedeelte waar de Slib- en Grondbank zijn activiteiten uitvoert; 2. Het gedeelte waar de beheervoorzieningen worden aangelegd; 3. Het terrein van de Compostering. De verontreiniging bestaat uit de in het verleden opgebrachte baggerspecie. Ter plaatse van het composteringsbedrijf en een klein gedeelte van de locatie zijn een drietal onderzoeken uitgevoerd. In mei 1980 is door Heidemij Nederland een Bodemkundig, hydrologisch, grondmechanisch onderzoek uitgevoerd [lit. 4). In maart 1993 is door De Straat-milieuadviseurs een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het composteringsbedrijf te Hoek van Holland uitgevoerd [lit. 5] en in maart 1996 een nulsituatie bodemonderzoek uitbreiding Composteringsbedrijf ZuidHolland te Hoek van Holland [lit. 6 ] . Op de gehele locatie is in april 1999 door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam een nulonderzoek en aanvullend onderzoek [lit. 3] en een geotechnisch onderzoek [lit. 7] uitgevoerd. In dit saneringsplan zijn de gegevens van deze onderzoeken opgenomen.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder
West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
6 van 21
3.
UITGANGSPUNTEN EN RANDVOORWAARDEN
3.1
DOELSTELLING SANERINGSPLAN In dit saneringsplan wordt de gekozen saneringsmethode zodanig uitgewerkt dat het bestek, de werktekeningen en de begroting kunnen worden opgesteld. Naast relevante civiel- en milieutechnische aspecten wordt in dit plan ook aandacht besteed aan organisatorische aspecten met betrekking t o t de directievoering, de milieukundige begeleiding en de veiligheid.
3.2
DOELSTELLING SANERING De sanering wordt uitgevoerd conform het gezamenlijk bodemsaneringsbeleid van de provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam en gemeente Den Haag [lit. 1]. Ten doel wordt gesteld de verontreiniging en de schadelijke gevolgen daarvan op de volksgezondheid en het milieu op te heffen op een zodanige wijze, dat een milieuhygiënisch aanvaardbaar resultaat wordt bereikt.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder
West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
7 van 21
4.
LOCATIEBESCHRIJVING
4.1
ALGEMEEN De locatie is gelegen ten westen van het Nieuw Oranjekanaal in de gemeente Rotterdam, deelgemeente Hoek van Holland. De locatie is opgespoten onder de naam loswal 80 en 170 (Buiten Nieuwlandse Polder West). Aan de noordzijde wordt de locatie begrensd door de Bonnenweg en aan de oostzijde door het Nieuw Oranjekanaal. Aan de zuidzijde bevindt zich de Slachthuisweg en de spoorlijn Rotterdam-Hoek van Holland en aan de westzijde de Dwarskulk. De omvang van de Buiten Nieuwlandsepolder West bedraagt circa 43 ha. Hiervan wordt circa 34 hectare gesaneerd d.m.v. een leeflaag. De overige 9 ha wordt gesaneerd door de aanwezigheid van verharde vloeistofdichte vloeren c.q bedrijfsgebouwen van de Compostering Westland. De kadastrale gegevens (zie ook tekening 1 9 9 7 0 3 1 6 / 1 2 ) : • Gemeente: Hoek van Holland • Sectie: A • Perceelnummer: 1 5 4 3 , 1 559 (beide gedeeltelijk)
4.2
HISTORIE Loswal 170 (Buiten Nieuwlandse Polder West) is in de zestiger jaren (1965-1969) door de gemeente Rotterdam gebruikt als baggerspeciedepot. De locatie is opgespoten met circa 4 . 6 1 7 . 1 8 4 m 3 slib, klasse 2, 3 en 4 . Het slib is afkomstig van de Rotterdamse havens. De aanwezigheid van het slib heeft mogelijk invloed op gewassen, drinkwater, lucht en oppervlaktewater. Sinds 1970 hebben vergravingen en afvoer van materiaal plaatsgevonden waarvan de bestemming onbekend is.
4.3
HUIDIGE SITUATIE De totale oppervlakte van de loswal is circa 43 ha. Op het zuidoostelijke deel van de loswal is een composteringsbedrijf gevestigd. Van de totale locatie is een gedeelte onverhard en ligt braak, met uitzondering van een klein gedeelte dat is ingericht als weide. De huidige bestemming is agrarisch gebruik. Het maaiveld ligt op circa NAP + 2 , 5 m (greppels) è + 6 , 0 m (grondhopen). Voor de globale hoogteligging van de locatie wordt verwezen naar tekening 1 9 9 7 0 3 1 6 / 1 1 [lit. 71.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
8 van 21
4.4
TOEKOMSTIGE SITUATIE Volgens planning wordt in een periode van 10 jaar de locatie gesaneerd met slib en grond. Afhankelijk van de plannen met het gebied zal de locatie mogelijk door derden worden ingericht als bedrijfsterrein of recreatie- en/of natuurgebied. Bij het saneren zal rekening gehouden worden met mogelijke plannen van derden met de locatie en zal een minimale leeflaag van 1 meter worden aangebracht. Er wordt volgens de huidige planning circa 6 8 8 . 8 0 0 m 3 grond opgebracht. Bij een oppervlak van circa 34 ha. bedraagt de gemiddelde ophoging circa 2,00 m. De uiteindelijke oplevering vindt plaats op NAP + 7 , 1 m. De optredende zettingen variëren van circa 0,15 è 1,25 m [lit. 7 ] . Gezien de huidige variatie in hoogte en variërende zettingen wordt als volgt opgehoogd: • Ter plaatse van de grote zettingen tot boven de NAP + 7 , 5 m; • Ter plaatse van de kleinere zettingen tot onder de NAP + 7 , 5 m.
4.5
BODEMOPBOUW De bodemopbouw ter plaatse van de Buiten Nieuwlandse Polder West wijkt af van de bodemopbouw in de omgeving omdat in het verleden op het oorspronkelijke maaiveld baggerspecie is aangebracht. De opbouw is als volgt [lit. 3 ] : •
• •
Vanaf maaiveld (circa NAP + 2 , 5 è + 6 , 0 m) tot een diepte van NAP -2,0 m een opgebrachte laag bestaande uit gerijpte baggerspecie (kleiig en plaatselijk zandig materiaal).; Vanaf circa NAP -2,0 tot -5,0 m bevindt zich een zandlaag; Vanaf circa NAP -5,0 tot -15,0 m bevinden zich afwisselend zand- en kleilagen.
De freatische grondwaterstand op de locatie varieert van NAP + 1 , 9 a + 3 , 7 9 m. Gemiddeld ligt de grondwaterstand op circa NAP + 3 , 0 m (2,0 m-mv). Dit is hoger dan de grond-waterstand in de omgeving van de locatie. Daar komt de grondwaterstand overeen met de polderpeilen van NAP -0,3 è -3,3 m [lit. 3 ] . De stijghoogte van het zandpakket direct onder de baggerspecie is circa NAP 0,0 m. De grondwaterstroming is noordoostelijk [lit. 4 ] . Het Pleistoceen ( 1 5 l e watervoerend pakket) ligt op NAP -15 a -20 tot -40 m. De stijghoogte hier bedraagt NAP + 0 , 1 5 m, dit is verwaarloosbaar ten opzichte van het zandpakket direct onder de baggerspecie. Op de locatie vindt inzijging plaats naar (voornamelijk) de omliggende dieper gelegen polder middels de zandlaag op NAP -2,0 tot -5,5 m.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder
West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
9 van 21
5.
VERONTREIIMIGINGSSITUATIE
5.1
ALGEMEEN De mate van verontreiniging wordt in het saneringsplan aangeduid met licht, matig en ernstig verontreinigd. Hiermee wordt het volgende bedoeld: • Licht verontreinigd: gehalte > streefwaarde en Ï4(S + I); • Matig verontreinigd: gehalte > VMS + D e n interventiewaarde; • Ernstig verontreinigd: gehalte > interventiewaarde.
5.2
GROND Slib De gerijpte laag slib, vanaf maaiveld (circa NAP + 2 , 5 a + 6 , 0 m) tot een diepte van NAP -2,0 m is licht tot ernstig verontreinigd met arseen, koper, zink, kwik en minerale olie. Tevens is de laag licht tot matig met cadmium, matig tot ernstig met drins en licht met lood, chroom, nikkel, PAK, hexachloorbenzeen, PCB en alfa-HCH verontreinigd [lit. 3]. Algemeen (overige grond) De laag van maaiveld (circa NAP + 4 , 0 m) tot 0,5 m-mv (circa NAP + 3 , 5 m), bestaande uit zand is plaatselijk sterk verontreinigd met drins en licht verontreinigd met arseen, cadmium, koper, kwik, zink, PAK, hexachloorbenzeen, pcb's en minerale olie. Aan de oostzijde van de locatie wordt in deze laag slechts een licht verhoogd gehalte ten opzichte van streefwaarde van de onderzochte parameters aangetroffen [lit. 3 ] . De laag van 0,5 tot 1,0 m-mv (circa NAP + 3 , 5 è + 3 , 0 m), bestaande uit zand met plaatselijk bijmenging van plastic aan de oostzijde van de locatie, is licht verontreinigd met cadmium, koper, kwik, PAK en minerale olie en licht tot matig verontreinigd met zink [lit. 3 ] . In de laag vanaf 1,0 m-mv (vanaf circa NAP + 3 , 0 m), bestaande uit zand met bijmenging puin en koolas wordt een lichte verontreiniging met cadmium, koper, lood, zink, PAK en minerale olie aangetroffen. In zand met een slibgeur wordt een lichte verontreiniging met cadmium, koper en PCB's, een matige verontreiniging met zink en een ernstig verontreiniging met minerale olie en drins aangetroffen [lit. 3 ] .
5.3
GRONDWATER grondwater Het grondwater in de baggerspecie is [lit. 3]: • Ernstig (plaatselijk) verontreinigd met drins; • Licht tot ernstig verontreinigd met arseen en cadmium; • Licht tot matig verontreinigd met minerale olie; • Licht verontreinigd met koper, nikkel, zink en aromaten.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
10 van 21
Naast peilbuizen volgens NEN zijn een aantal peilbuizen tot 5,0 è 7,0 m-mv (circa NAP 0,0 m) uitgevoerd. Uit de sonderingen, die in het kader van het geotechnisch onderzoek zijn uitgevoerd en de aangetroffen bodemopbouw, wordt geconcludeerd dat de peilbuizen 1001 en 1003 nog in de baggerspecie staan. Het grondwater in deze peilbuizen is nog sterk verontreinigd met drins en plaatselijk met PCB's. Peilbuis 1002 staat gezien de bodemopbouw net onder de baggerspecie. Hierin wordt een overschrijding van de interventiewaarde voor drins in het grondwater aangetroffen. Deze overschrijding is echter gering (interventiewaarde 0,1 //g/l). Derhalve wordt aangenomen dat alleen direct onder de baggerspecie nog een overschrijding van de interventiewaarde aanwezig is [lit. 3]. In de peilbuizen enkele meters onder de baggerspecie (filtersteiling circa NAP -8,0 m) wordt geen verhoogd gehalte ten opzichte van de streefwaarde voor drins en PCB's meer aangetroffen [lit. 3 ] . In de peilbuizen buiten de locatie wordt plaatselijk nog een lichte verontreiniging met arseen aangetroffen. De overige parameters, waaronder PCB's, OCB's en minerale olie, worden niet verhoogd aangetroffen [lit. 3).
5.4
RELATIE VERONTREINIGINGSSITUATIE GROND EN GRONDWATER Het poriewater in de baggerspecie is verontreinigd. Tevens is het grondwater direct onder de baggerspecie tot boven de interventiewaarde verontreinigd met drins. Het grondwater enkele meters onder de baggerspecie is echter niet verontreinigd. Hieruit wordt geconcludeerd dat tot nu toe een geringe verticale verspreiding van de verontreiniging heeft plaatsgevonden. Gezien het feit dat de baggerspecie in de periode tussen 1965 en 1969 is opgespoten, heeft deze zeer geringe verspreiding zich in 3 0 jaar voorgedaan. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat de jaarlijkse verticale verspreiding van de verontreiniging tot dusverre verwaarloosbaar is [lit. 3 ] . De peilbuizen buiten de locatie zijn geplaatst in een zandlaag. Aangenomen wordt dat dit dezelfde zandlaag is als onder de baggerspecie wordt aangetroffen (zie tekening 1). Verspreiding van de verontreiniging zal bij voorkeur via deze zandlaag plaatsvinden. Gezien de verschillen in niveau van het freatisch grondwater zal de grondwaterstroming richting Nieuwe Waterweg zijn. In de peilbuizen buiten de locatie wordt slechts plaatselijk een lichte verontreiniging met arseen aangetroffen. De overige parameters, waaronder PCB's, OCB's en minerale olie worden niet verhoogd aangetroffen. Derhalve kan worden geconcludeerd dat geen horizontale verspreiding van de verontreiniging plaatsvindt [lit. 3 ] .
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
11 van 21
6.
SANERING
6.1
KEUZE SANERINGSVARIANT De sanering wordt uitgevoerd conform het vigerende bodemsaneringsbeleid [lit. 1]. In hoofdstuk 7 'Saneringsonderzoek en systeemkeuze' van deel 1 [lit. 1.] wordt een uitzondering gemaakt voor onder andere een baggerspeciedepot om een afweging te maken om gemotiveerd af te wijken van de voorkeursvariant (multifunctioneel saneren). Een baggerspeciedepot wordt aangemerkt als een standaardsituatie waarvoor in hoofdstuk 7.2 van deel 2 [lit. 1] een voorbeeld van de gemotiveerde afwijking is weergegeven. Ter onderbouwing worden de onderstaande argumenten aangegeven: • In het onderhavige geval is er sprake van een omvangrijke locatie. Gezien de dikte van de verontreinigde specielaag is er eveneens sprake van een omvangrijke verontreiniging; • Uit de onderzoeksgegevens [lit 3] wordt geconcludeerd dat de mobiele verontreiniging uit de baggerspecie zich nauwelijks horizontaal of verticaal verspreid. Dit betekent dat als saneringsvariant de isolatievariant de voorkeur geniet.
6.2
6.2.1
UITWERKING SANERINGSVARIANT
Grondsanering Op de locaties worden een aantal depots aangelegd waarin baggerspecie wordt gerijpt. De baggerspecie wordt na rijping in de ophooglaag gebruikt. Aan de bovenzijde van het baggerspeciedepot wordt een leeflaag van minimaal 1,0 meter aangebracht. De grond voor deze contactzone mag bestaan uit schone grond of licht verontreinigde grond die minimaal voldoet aan categorie 1 [lit. 2]. Om verspreiding van de verontreiniging met drins, in de onderliggende tussenzandlaag, tegen te gaan worden aanvullende beheersmaatregelen getroffen. De aanvullende maatregelen worden vooraf met het bevoegd gezag besproken.
6.2.2
Grondwater(sanering) Tijdens het onderzoek van het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan arseen aangetroffen in enkele peilbuizen rondom de locatie. Sanering van het grondwater is niet noodzakelijk. De te ondernemen vervolgactie is het opstellen van een monitoringsprogramma waarbij periodiek de grondwaterkwaliteit onder de baggerspecie en buiten de locatie wordt gecontroleerd.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
12 van 21
6.3
UITGANGSPUNTEN EN RANDVOORWAARDEN SANERING De locatie wordt enkele meters opgehoogd en daarmee gesaneerd. Het inrichtingsplan is op dit ogenblik nog niet gereed (zie ook H3.4). De dikte van de ophooglaag zal gemiddeld circa 2,00 m bedragen. De ophooglaag zal bestaat uit de volgende materialen: • Schone , MVR of categorie 1 grond; • Baggerspecie klasse 0, 1 en 2; • Baggerspecie klasse 3, welke na rijping en consolidatie als categorie 1 grond kan worden beoordeeld. Te allen tijde zal de contactzone aan de gestelde dikte en kwaliteitseisen voldoen zoals in hoofdstuk 5.2 genoemd. Onder de leeflaag is minimaal 0,5 m grond aanwezig met een kwaliteit schoon , MVR, categorie 1 of gedroogd slib met een oorspronkelijke kwaliteitsklasse 0, 1 en 2. Er zal dus geen sterk verontreinigde grond of slib aanwezig zijn onder de leeflaag. Er zal daarom geen regulerende laag, met een oppervlakte van 34 ha., worden aangebracht. De grondmechanische gevolgen van de ophoging (zetting, stabiliteit, objecten in omgeving) vormen geen probleem.
6.4
GRONDSANERINGSWERKZAAMHEDEN Van de op de locatie aanwezige verontreinigde grond zal in principe niets worden afgevoerd. Eventueel wordt er binnen de locatie grond verplaatst. Dit is echter niet waarschijnlijk gezien de geplande hoeveelheid aan te voeren grond. Uitzondering vormen de hopen grond welke uitgevlakt worden. Er wordt volgens de huidige planning circa 6 8 8 . 8 0 0 m 3 grond opgebracht. Bij een oppervlak van 34 ha. bedraagt de gemiddelde ophoging circa 2,00 m.
6.5
GRONDWATER(SANERINGS)WERK2AAMHEDEN Het grondwater wordt aangetroffen tussen circa NAP + 1 , 9 è 3,79 m, gemiddeld circa NAP + 3 , 0 m. Sanering van het grondwater is niet noodzakelijk. De te ondernemen vervolgactie is het opstellen van een monitoringsprogramma waarbij periodiek de grondwaterkwaliteit onder de baggerspecie en buiten de locatie wordt gecontroleerd. Tevens dient rekening gehouden te worden met het vrijkomende consolidatiewater.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder
West projectcode : 1997-0316 SP
versie 1
13 van 21
6.5.1
Consolidatiewater Het consolidatiewater dat vrijkomt wordt op de locatie behandeld. Bij het aanbrengen van een ophoging op een sterk samendrukbare ondergrond komen onder gelijktijdig afstromen van overspannen poriënwater (consolidatiewater) zettingen t o t ontwikkeling. Een deel van het consolidatiewater zal naar boven en een deel zal naar beneden tot afstroming komen. Omdat er vanaf maaiveld sprake is van een 4,5 a 8,0 meter dik baggerspeciepakket moet er rekening mee worden gehouden dat het consolidatiewater in meer of mindere mate verontreinigingen kan bevatten. Op basis van de grondwatermonsters is de volgende te verwachten kwaliteit vastgesteld: Tabel 1: Te verwachten kwaliteit consolidatiewater in mg/l [lit. 3,4 en 6] Parameter chem. zuurstof verbruik CZV biol. Zuurstof verbruik BZV N-Kjeldahl N-ammonium N-No, som zware metalen som drins som PCB's Chloride
gehalte 122 2,0 43,7 40,2 1,3 0,3 0,89 0,05 3.900
(onderin de specielaag 340) (onderin de specielaag 8,0)
e3 e3
Afhankelijk van de hoeveelheid grond die wordt opgebracht zal in 10 jaar circa 7 5 . 0 0 0 tot 3 5 0 . 0 0 0 m 3 consolidatiewater naar boven toe tot afstroming komen. Het consolidatiewater wordt opgevangen middels drains die in de lengterichting van de locatie worden aangebracht. In overleg met het hoogheemraadschap van Delfland al worden bezien welke lozingsvoorzieningen aangelegd moeten worden voordat op oppervlaktewater geloosd kan worden. Voor het lozen van dit water wordt een WVO-vergunning aangevraagd bij het hoogheemraadschap van Delfland.
6.6
TRANSPORT Het materiaal dat verwerkt wordt op de locatie wordt per as en mogelijk per schip of persleiding aangevoerd. Voor het materiaal dat per schip wordt aangevoerd wordt mogelijk een loswal ingericht nabij het Oranjekanaal. Het materiaal wordt per persleiding of per as naar de Buiten Nieuwlandsepolder West vervoerd. Er worden maatregelen genomen om morsingen bij overslag tegen te gaan. Voor overslag van het materiaal op de loswal wordt een W m - en een WVO-vergunning aangevraagd.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder
West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
14 van 21
De wagens dienen bij het verlaten van de saneringslocatie schoon te zijn. Dit geschiedt door gebruik te maken van een spoelbak. Indien door morsing de bestrating buiten de locatie verontreinigd is, dient deze gereinigd te worden bijvoorbeeld met een veegzuigwagen. Vrachtwagens die worden ingezet voor transport van verontreinigde grond mogen zonder benodigde reinigingsmaatregeien geen schoon materiaal als retourvracht vervoeren. Elke vracht aan te voeren (verontreinigde) grond dient vergezeld te gaan van een genummerd geleidebiljet verstrekt door de directie.
6.7
SANERINGSRESULTAAT Na uitvoering van de sanering conform saneringsplan ontstaat de volgende situatie: (opgegeven in m t.o.v. NAP): + 7,5 tot + 6 , 5 + 6,5 tot + 5 , 0 + 5,0 t o t - 2 , 0 -2,0 tot -5,0 -5,0 t o t - 1 5 , 0
leeflaag; grond ophooglaag; grond baggerspecie baggerspecie zandlaag zand-en kleilagen
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
(schoon, MVR of cat. 1) (schoon, MVR of cat. 1) (klasse 0, 1 en 2) licht tot matig verontreinigd onbekend onbekend
versie 1
15 van 21
7.
NAZORG
Grond Gezien het saneringsresultaat (zie paragraaf 5.7) kan geconcludeerd worden dat een Ieeflaagsanering heeft plaatsgevonden. De risico's voor de volksgezondheid en het milieu zijn in voldoende mate gereduceerd. Op deze locatie gelden na sanering gebruiksbeperkingen te weten de leeflaag dient in stand te worden gehouden. Aandachtspunten hierbij zijn het grondwaterpeil, bestemmingswijziging en grondverzetwerkzaamheden zoals graven, heien etc. Bij wijziging van de leeflaag dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag. Het wordt niet nodig geacht een nazorgprogramma voor de grond op te stellen. Geadviseerd wordt de gebruiksbeperkingen in af t e sluiten contracten op t e nemen. Om verspreiding van de verontreiniging met drins, in de onderliggende tussenzandlaag, tegen t e gaan worden aanvullende beheersmaatregelen getroffen. De aanvullende maatregelen worden vooraf met het bevoegd gezag besproken. De achtergebleven grond valt in de categorie beperkt hergebruik / BA (bedrijfsafval). Er rust een beperking op de afvoer- en verwerkingsmogelijkheden van deze grond. Indien deze grond vrijkomt dient deze hergebruikt, gereinigd of gestort t e worden. Grondwater Voor het grondwater zal een monitoringsplan opgesteld worden waarin monitoring van de verontreiniging in het grondwater wordt beschreven. Hierbij wordt gecontroleerd op verspreiding van de verontreiniging onder de baggerspecielaag en buiten de locatie. Het monitoringsplan wordt opgesteld gedurende de ophoging van het terrein conform de eisen zoals gesteld in het beleid [lit.1]. Indien noodzakelijk worden de nodige maatregelen getroffen in overleg met het bevoegd gezag.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1997-0316 SP
versie 1
. _ 'D
v a n z
„. '
8.
ORGANISATIE
8.1
ALGEMENE ORGANISATIE De Slib- en Grondbank Nieuwe Waterweg of een door hen aangewezen instantie zal de directie voeren tijdens uitvoering van de sanering. Bij specifieke milieukundige problemen wordt de milieukundige begeleiding om advies gevraagd.
8.2
DIRECTIEVOERING De directievoering heeft een gevarieerd takenpakket. Het takenpakket omvat: • toezicht op de civieltechnische werkzaamheden, • controle op uitvoering conform het saneringsplan, • toezicht op dagelijkse gang van zaken op het werk, • controle tijdsplanning, • doorgeven van aanvangs- en einddatum van de lozing aan waterkwaliteitsbeheerder, • verstrekken van analyseresultaten (zo spoedig mogelijk) na bemonstering aan Milieubeleid Rotterdam, • afmelden lozing bij waterkwaliteitsbeheerder, • na afloop van de saneringsperiode opgave doen van de in de periode geloosde hoeveelheid grondwater aan Hoogheemraadschap van Delfland, • informeren eventueel grond ontvangende instanties, • registratie van verrichte werkzaamheden, • het inmeten van de oppervlakte van de saneringslocatie, • het inmeten t.o.v. NAP van het maaiveld voor het ontgraven, na het ontgraven en na het aanvullen, • het verstrekken van revisiegegevens. Naast de hierboven genoemde taken zal tevens gelet worden op: • het schoonhouden van de openbare w e g , • persoonlijke beschermingsmiddelen en EHBO voorzieningen, • algemene veiligheid binnen de werkgrenzen, • persoonlijke veiligheid binnen de werkgrenzen. Na afloop van de sanering wordt een saneringsverslag opgesteld.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
17 van 21
9.
VEILIGHEID
9.1
INLEIDING Voor een bodemsanering is tenminste het zogenaamde standaardpakket aan veiligheidsmaatregelen van toepassing. Afhankelijk van de verontreinigingssituatie is het mogelijk dat aanvullende veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn. De aanvullende veiligheidsmaatregelen zijn noodzakelijk indien sprake is van verhoogde blootstellingsrisico's en/of explosierisico's. De veiligheidsmaatregelen behorende bij het standaardpakket zijn opgesteld in samenwerking met de toxicoloog verbonden aan de Arbo Unie Rijnmond voor de Rijnmond regio. Het standaardpakket is een aangepaste versie van het basispakket, zoals dit is omschreven in de technische bepalingen "Verontreinigde grond en verontreinigd water" van de Standaard R.A.W. Bepalingen 1995 ( hoofdstuk 17 par. 12 - 15 ) en de publicatiebladen P 174 ("Werken met verontreinigde grond") uitgegeven door het Directoraat-Generaal van de Arbeid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en CROW 132. Indien de aard, mate en/of omvang van de verontreiniging hiertoe aanleiding geeft gelden strengere, aanvullende eisen. Voor zowel verhoogde blootstellingsrisico's als verhoogde explosierisico's dient advies van een Arbodienst ingewonnen te worden. Voor deze bodemsanering is het standaardpakket van toepassing. De algemene organisatorische aspecten en de veiligheidsmaatregelen behorende bij het standaardpakket worden hierna in de aangegeven volgorde besproken.
9.2
ORGANISATORISCHE ASPECTEN Aan de volgende algemene organisatorische aspecten dient gehoor gegeven te worden. • De aannemer is primair verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn werknemers en andere aanwezigen op het werkterrein. • De werkzaamheden moeten zoveel mogelijk boven de wind worden uitgevoerd. • De werkzaamheden dienen zodanig georganiseerd te worden, dat de mensen zo min mogelijk in contact komen met verontreinigde grond. • Indien dit toch noodzakelijk is, dienen ze adequate persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken. • De aannemer dient de plaats waar met verontreinigde grond wordt gewerkt aan te geven en af te zetten. • De verontreinigde grond mag slechts op de vooraf door de directie aangewezen delen van het terrein geladen en gelost worden. • Bij het verlaten van het werkterrein moeten eventueel verontreinigd materieel en materiaal worden schoongemaakt. In het veiligheidspakket staan de algemene regels die tijdens de sanering gelden ten aanzien van de veiligheid. Indien zich geen bijzondere situaties voordoen is de veiprojectnaam : Buiten Nieuwlancise Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
'
Q ö v a n
*
ligheid van de werknemers bij het opvolgen van de aanwijzingen met betrekking tot de verontreinigingen gewaarborgd.
9.3
STANDAARDPAKKET De veiligheidsmaatregelen die bij het standaardpakket behoren zijn onderverdeeld in verplichtingen (hoofd)aannemer, persoonlijke bescherming en arbeidshygiëne én technische voorzieningen. Per onderdeel zijn de veiligheidsmaatregelen hieronder aangegeven. Verplichtingen (hoofd)aannemer: • opstellen van een veiligheidsdraaiboek, • bijhouden van een veiligheidslogboek, • regelen van de EHBO, • de bij de sanering betrokken werknemers (laten) voorlichten en instrueren over: • aard en gevaren van de verontreinigingen, • organisatorische aspecten, • werkwijze en procedures, • de te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen. Persoonlijke bescherming en arbeidshygiëne: • eten, drinken en roken is op het werkterrein niet toegestaan, m.u.v. op de daartoe aangewezen plaatsen in de projectaccomodatie, • voor de werkpauzes moeten handen en gelaat grondig gereinigd worden met water en zeep. Hiertoe dient een wasgelegenheid op de locatie aanwezig te zijn, • schone ruimten mogen niet met werkkleding (laarzen, overall, handschoenen) betreden worden, • de werknemers dragen: • schone of ten hoogste oppervlakkig vervuilde werkkleding van dichtgeweven katoen. Deze werkkleding moet overal goed aansluiten, waarbij de broekspijpen over de laarzen gedragen dienen te worden, • veiligheidslaarzen van neopreen of butylrubber en daarin vochtabsorberende sokken, • een veiligheidshelm bij gevaren van mechanische aard (in de buurt van kranen en machines), • katoenen handschoenen. • de werkkleding dient aan het einde van de werkdag uitgedaan te worden, ledere werknemer dient de beschikking te hebben over: • handschoenen met lange schacht, die bestand zijn tegen de stoffen waarmee hij in aanraking kan komen, • werkkleding met capuchon, • een veiligheidsbril, • stofmaskers. • buitenzakken mogen op de werkkleding niet voorkomen, • vuile werkkleding mag niet mee naar huis worden genomen, • de aannemer draagt zorg voor het reinigen van de werkkleding,
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
19 van 21
•
de • • • • •
aannemer dient in voorraad te hebben: vloeistofdichte werkkleding, weggooioveralls van polyethyleen, veiligheidslaarzen van neopreen of butylrubber, veiligheidshelmen, halfgelaatsmaskers met filterbus type A.
Technische voorzieningen: • de cabines van het materieel moeten stofdicht kunnen worden afgesloten, • de cabines van het materieel dienen dagelijks gereinigd te worden, • treeplanken van het materieel dienen uit open roosters te bestaan, • de laadbakken van het materieel dienen, indien noodzakelijk, lekdicht t e zijn. Tijdens vervoer moet de bovenkant stofdicht afgedekt zijn, • indien stofvorming mogelijk is, dient dit voorkomen te worden door het werkterrein daar waar nodig te bevochtigen.
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
20 van 21
LITERATUURLIJST
1. Provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam en gemeente Den Haag; "Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid", 8 juli 1997. 2. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; De toetsingsprotocollen van het bouwstoffenbesluit, september 1 9 9 8 . 3. Ingenieursbureau Milieu; Nulonderzoek en aanvullend onderzoek ter plaatse van de Buiten Nieuwlandse Polder West te Hoek van Holland; Rotterdam, 29 april 1999; dossiernummer 1 9 9 7 - 0 3 1 6 . 4 . Heidemij Nederland; Bodemkundig-hydrologisch-grondmechanisch drijf; Mei 1980; Projectnummer 7 8 3 - 4 4 1 1 1 .
onderzoek
tuinafvalverwerkingsbe-
5. De Straat-milieuadviseurs; Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het composteringsbedrijf te Hoek van Holland; Delft, maart 1993; Projectnummer B 1 5 2 9 . 6. De Straat-milieuadviseurs; Nulsituatie bodemonderzoek uitbreiding Composteringsbedrijf Zuid-Holland te Hoek van Holland; Delft, 14 maart 1 9 9 6 ; Projectnummer B3024. 7. Ingenieursbureau Geotechniek; Buiten nieuwlandse polder west, geotechnische aspecten bouwrijpmaken; Rotterdam, 6 april 1 9 9 9 ; Rapportnummer 9 8 - 2 9 1 / A .
projectnaam : Buiten Nieuwlandse Polder West projectcode : 1 9 9 7 - 0 3 1 6 SP
versie 1
21 van 21
Bijlage 7: Aan- en afvoerroutes
Bijlage 8: Begrippenlijst
Anorganische verontreinigingen:
Verontreinigingen bestaande koolstofverbindingen.
uit
stoffen
zonder
Bagger(specie):
Materiaal van natuurlijke oorsprong dat zich verzameld op de bodem van de watergang, afkomstig van oeverafslag, door het water meegevoerd slib en plantenbestanddelen.
Bodem:
Het vaste deel van de aarde met de daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen.
Bouwstof:
Materiaal dat bestemd is om in een werk te worden gebruikt en waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10% van dat materiaal bedragen (Bouwstoffenbesluit).
Categorie 1 grond:
Grond waarin de gemiddelde concentraties van verontreinigde stoffen liggen tussen streef- en grenswaarden. Voor zware metalen en arseen zijn de grenswaarden gelijk aan de interventiewaarden en voor organische stoffen zijn deze lager. Categorie 1 grond onderscheidt zich van Categorie 2 grond door een geringe uitloogbaarheid.
Categorie 2 grond:
Grond met eenzelfde samenstelling als categorie 1 grond, maar met een grotere uitloogbaarheid zodat bij toepassing als bouwstof in een werk isolerende voorzieningen noodzakelijk zijn.
DDT:
Groep binnen de organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB's) waaronder ook HCH's en drins (aldrin, dieldrin, endrin en telodrin) worden onderscheiden. Tot de groep behoren insecticiden, herbiciden, fungiciden en bactericiden. Naast de toepassing als bestrijdingsmiddel, zijn veel van deze stoffen ook toegepast als brandvertragende stof, weekmaker, enzovoort. Tegenwoordig is veelal de toepassing ervan verboden.
Drins:
Zie DDT
Ds:
droge stof; gehalte uitgedrukt in een percentage.
Ernstige verontreiniging:
Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging indien voor één of meer stoffen de gemiddelde concentratie in een volume van tenminste 25 m3 grond of teminste 100 m3 grondwater.
FEB:
Flexibele emissie beheersing
Grenswaarde:
Een waarde die aangeeft of grond geschikt is voor toepassing als bouwstof (Bouwstoffenbesluit).
Grond:
Niet vormgegeven bouwstof met een vaste structuur, die van natuurlijke oorsprong is, niet door de mens is geproduceerd en onderdeel van de Nederlandse bodem kan uitmaken.
Interventiewaarde:
De interventiewaarde geeft aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd.
Klasse 1 t/m 4 specie:
Klasse 1 specie heeft een kwaliteit boven de streefwaarde maar onder of gelijk aan de grenswaarde, klasse 2 heeft een kwaliteit boven de grenswaarde maar onder of gelijk aan de toetsingswaarden, klasse 3 heeft een kwaliteit boven de toetsingswaarde en onder of gelijk aan de signaleringswaarde, klasse 4 heeft een kwaliteit boven de signaleringswaarde.
Meest Milieuvriendelijke alternatief:
In het Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA) worden de nadelige effecten voor het milieu zoveel mogelijk beperkt.
m.e.r.:
Milieu-effectrapportage; een hulpmiddel bij de besluitvorming, dat bestaat uit het maken, beoordelen en gebruiken van een milieu-effectrapport en het evalueren achteraf.
MER:
Milieu-effectrapport
Mer-plicht:
De verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapport voor een bepaald besluit of een bepaalde activiteit.
Mv:
Maaiveld; het natuurlijk terreinoppervlak
NAP:
Normaal Amsterdams Peil; in Nederland gebruikt referentieniveau voor het aangeven van alle hoogtes.
Nulalternatief:
In het Nulalternatief wordt de toestand beschreven zoals die momenteel is en zoals die zou worden zonder de geplande activiteiten (autonome ontwikkeling).
Niet vormgegeven bouwstof:
Bouwstof, niet zijnde een vormgegeven bouwstof.
Organische verontreinigingen:
Verontreinigingen bestaande uit stoffen met koolstof verbindingen.
PAK's:
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen; groep van chemische stoffen, die gerekend kunnen worden tot de belangrijkste verontreinigingen in onder andere de waterbodem.
PCB's:
Poiychloorbiphenylen; groep chemische stoffen, die niet van nature in het milieu voorkomen, giftige eigenschappen hebben en behoren tot de belangrijkste verontreinigingen in onder andere waterbodems.
Rijpen:
Verandering in fysisch-chemische eigenschappen door onder andere ontwatering, veroudering en verwering.
Saneren:
Het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging van de bodem.
Startnotitie:
De startnotitie is de eerste stap in de m.e.r.-procedure. In de notitie staat informatie over het wat, waar en waarom van de plannen van de initiatiefnemer.
Streefwaarde:
De streefwaarde geeft het niveau waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit.
Uitloging:
Het oplossen
Uitvoeringsalternatief:
varianten In het uitvoeringsalternatief worden beschreven aangaande de bedrijfsvoering en -processen.
Voorkeursalternatief:
Het voorkeursalternatief beschrijft de voorgenomen activiteit.
Vormgegeven bouwstof:
Bouwstof met een volume per kleinste eenheid van ten minste 50 cm3, die onder normale omstandigheden een duurzame vormvastheid heeft.
Werk:
Grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk
Wm:
Wet milieubeheer
WRO:
Wet ruimtelijke ordening
Wvo:
Wet verontreiniging oppervlaktewater
Zware metalen:
metalen met een soortelijk gewicht groter dan 5 gram per kubieke centimeter