Bijlage 1: Hoofdstuk 2: vraag 2.1
Heeft het bedrijf voor alle risicovolle functies een actuele VGM-risico-inventarisatie en -evaluatie? */**/petrochemie
Risicobeheer In vraag 2.1 van de VCA is er sprake van Risico-Inventarisatie en –Evaluatie (RIE), daarnaast wordt de term “Risico-analyse” veel gebruikt. In vraag 2.2 van de VCA is er sprake van Taak Risico Analyse (TRA). In de 2 vragen wordt in feite hetzelfde bedoeld: Risicobeheer Dit wil zeggen: de risico’s van een “werk” of van een “specifieke taak of omgeving”, zodanig beheersen dat alleen nog “aanvaardbare risico’s” zullen genomen worden. Voor vraag 2.1 geldt dit voor alle reguliere activiteiten van het bedrijf. Voor vraag 2.2 geldt dit voor specifieke taken of specifieke omstandigheden die niet zijn opgenomen in het algemeen risicobeheersingssysteem (VCA vraag 2.1).
Stappenplan Om risico’s te beheren, moet men ze beheersen, dus risico’s tot een “aanvaardbaar peil” brengen. Hiervoor moeten een aantal stappen genomen worden (zie schema 1. Stappenplan). Stap 1. Vastleggen omstandigheden
Stap 2. Gevaren identificeren Risico’s inventariseren Stap 3. Risico’s evalueren Lage risicograad
OK
Onaanvaardbaar risico Stap 4. Maatregelen
Plan van aanpak - plannen
Stap 5. Restrisico’s evalueren
- evalueren Lage risicograad
OK
Onaanvaardbaar Andere gevaren/risico’s Stap 6. Onderzoek incidenten
Schema 1. Stappenplan risicobeheer / risicoanalyse
Stap 1. Vastleggen omstandigheden Bij het vastleggen van de omstandigheden wordt rekening gehouden met: - activiteiten (functies en taken) - middelen: producten, materiaal, materieel en middelen die bij de activiteit worden aangewend - omgeving - mensen: zowel operationele medewerkers, leidinggevenden, uitzendkrachten, medewerkers van nevenaannemers, onderaannemers, opdrachtgever Stap 2. Gevarenidentificatie en risico-inventarisatie Uitgaande van stap 1 worden de - gevaren geïdentificeerd: intrinsieke eigenschappen die kunnen leiden tot nadelige gevolgen zowel voor eigen medewerkers als de derden, voor het materiaal en het materieel en voor het milieu - risico’s geïnventariseerd: mogelijke nadelige gevolgen van de “gevaren” en de kans dat het nadelig gevolg optreedt. Alle risico’s worden op een systematische manier geïnventariseerd op verschillende domeinen: - veiligheid: voorkomen van persoonlijk letsel en materiële schade (ook milieuschade) - gezondheid van personen - stress (o.a. door sociale druk) - agressie - pesten - ongewenste seksuele intimiteiten - schade aan materiaal, materieel, middelen, infrastructuur - milieuschade In bijlage 1 vind je een overzicht van alle mogelijke gevaren en risico’s ingedeeld in een aantal gevaren- en risicovelden. Je kan deze bijlage gebruiken om de risico’s en gevaren te identificeren en te inventariseren of als check nadat de identificatie/inventarisatie is gebeurd, om na te gaan of de identificatie/inventarisatie wel volledig is.
Stap 3. Risico-evaluatie (zie bijlage 4) De geïdentificeerde risico’s worden afgewogen zodat een beoordeling kan gegeven worden over de ernst van het risico. Hierbij spelen een aantal parameters een rol (zie bijlage 3).
Risicograad Uit de risico-evaluatie moet blijken of het risico al of niet “aanvaardbaar” is. Indien niet, moeten maatregelen genomen worden om het risico aanvaardbaar te maken.
Stap 4. Maatregelen De beheersmaatregelen moeten uitgevoerd worden: - op korte termijn, dus onmiddellijk (bijv. bepaalde activiteiten stopzetten al of niet voor bepaalde doelgroepen tot de maatregelen op langere termijn uitgevoerd zijn; voorbeelden: persoonlijke beschermingsmiddelen) - op middenlange termijn, mogelijk binnen de week of de maand (voorbeelden: opleiding, bijkomende inspectie, reparaties door producent/leverancier) - op lange termijn, mogelijk binnen het jaar (voorbeelden: verbouwing van de installatie, nieuwe machines bestellen, andere werkmethode uitwerken). Bij het nemen van maatregelen moet rekening gehouden worden met de zogenaamde preventiefilosofie; in volgorde van prioriteit: 1. Preventiemaatregelen die risico’s voorkomen. 2 Preventiemaatregelen die schade voorkomen. 3. Preventiemaatregelen die schade beperken. Bij de preventiemaatregelen is de informatie aan de medewerkers zeer belangrijk. Risico’s voorkomen Hierbij kan ook gebruik gemaakt worden van de zogenaamde preventiefilosofie 1. Bronaanpak • risico uitschakelen Voorbeelden: bepaalde activiteiten verbieden, bepaalde producten verbieden, productie stoppen, productie uitbesteden, activiteiten uitbesteden aan gespecialiseerde firma’s. • risico vervangen - product vervangen (asbest, benzeen) - een ander procédé gebruiken, bv. lassen i.p.v. klinken, bv. pneumatisch gereedschap i.p.v. elektrisch (in petrochemie), - hulpmiddelen gebruiken bij het tillen en dragen, - een elektrische heftruck gebruiken i.p.v. een heftruck op diesel, benzine of LPG; - onbrandbaar i.p.v. brandbaar materiaal gebruiken. Opmerking. Vervangen betekent niet altijd dat het risico uitgeschakeld is. Bovendien kan een ander risico de kop opsteken.
Voorbeeld: drijfgassen van spuitbussen. - Het gebruik van propaan, enkele decennia geleden, hield een risico in omdat dat product zeer licht ontvlambaar is. - Het vervangproduct freon bleek later schadelijk te zijn voor de ozonlaag. - Propaan wordt terug als drijfgas gebruikt. • risico beperken Het aantal blootgestelde personen of de duur van de blootstelling kan beperkt worden door bv.: - taakroulatie (beperking in tijd) - uitvoering door de nachtploeg, weekendploeg…, - weinig product gebruiken of in een ruimte binnenbrengen, - met minder machines werken - in open lucht werken De gevolgen van een brand kunnen bv. beperkt worden door: - de bedrijfshal te compartimenteren - vonkvrij gereedschap te gebruiken, - brandremmende producten te gebruiken. • aangepast arbeidsprocedé Voorbeelden: - de volumeknop van de geluidsinstallatie lager zetten, - plastic i.p.v. metalen tandwielen gebruiken (i.v.m. lawaai) - een verfspuitcabine gebruiken - automatiseren bv. bij industriële reiniging (bediening van buiten de ruimte) - steigers of hoogwerkers gebruiken i.p.v. ladders, - in hoogte verstelbare schaartafels gebruiken. 2. Collectief beschermen Afhankelijk van het risico zijn verschillende collectieve maatregelen mogelijk, bv.: - steigers, platformen, bordessen… voorzien van leuningen, tussenleuningen en plinten/kantlijsten, - machines beveiligen, bv. rond tandwielen en rond het zaagblad (bv. van een cirkelzaag), - plaatselijk droge stofdeeltjes, dampen of vloeistoffen afzuigen, - ventileren, - isoleren (elektriciteit), - machines inkapselen als bescherming tegen lawaai, - geluidsabsorptiemateriaal aan plafond of tegen de muren, - brandveilige kasten gebruiken.
3. Persoonlijk beschermen Er moeten persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt worden, zoals helm, veiligheidsbril of –scherm, oorbeschermers, oorkappen, een valbeschermingsuitrusting, beschermkleding, veiligheidsschoenen, kniebeschermers en adembescherming. Schade voorkomen Hierbij horen een aantal maatregelen als: - hygiënische maatregelen Voorbeelden: mogelijkheden om handen te wassen, te douchen, kleding te wisselen, niet roken, drinken, eten… op de werkplaats; kleding en PBM’s (persoonlijke beschermingsmiddelen) reinigen, onderhouden, crèmes voor bescherming, reiniging, herstel van de handen. - medisch toezicht Afhankelijk van het risico is medisch toezicht nodig voor bepaalde werkzaamheden of functies, in bepaalde omgevingsomstandigheden… - voor de indiensttreding wordt nagegaan of de kandidaat geschikt is, - bij periodiek onderzoek wordt nagegaan of de werknemer geschikt blijft, - elke werknemer heeft de kans om met bedrijfsgerelateerde klachten spontaan op consult te gaan bij de bedrijfsarts. Schade beperken Incidenten en ongevallen zijn nooit 100 % te voorkomen, maar je moet ze wel steeds proberen te voorkomen. Als er zich toch een ongeval, een incident of een ander schadegeval voordoet, moet het bedrijf er snel en met de aangepaste middelen voor zorgen dat de schade zo beperkt mogelijk blijft en snel hersteld kan worden. Enkele voorbeelden: - er moeten blusapparaten beschikbaar zijn - het bedrijf moet een beroep kunnen doen op een interventieploeg, - er moet EHBO verleend kunnen worden, - er moet in revalidatie voorzien worden, - er moeten noodplannen en evacuatieplannen bestaan, - er moet in opvang voorzien worden na agressie, pesten… - slachtoffers, collega’s, familieleden moeten psychologisch begeleid kunnen worden. Supplementaire maatregelen Een aantal personen die ook bij de preventiefilosofie horen, kunnen gekoppeld worden aan verschillende van de bovenstaande beheersmaatregelen; ze
doorkruisen dus de volledige preventiefilosofie: - detectie: metingen, gesprekken, enquêtes…, - motivatie voor het toepassen van de maatregelen, - signalisatie van zowel de risico- als de beheersmaatregelen en andere middelen ter remediëring, - instructie, opleiding en training van degenen die de risico-inventarisatie en –evaluatie zullen moeten toepassen, - instructie, opleiding en training van het personeel in verband met het gebruik van PBM’s (persoonlijke beschermingsmiddelen).
Plan van aanpak De beheersmaatregelen (korte, middenlange en lange termijn) worden verder gepland. De planning houdt in: “Wie doet wat tegen wanneer met welke middelen”? Het plan moet opgevolgd, dus regelmatig geëvalueerd worden: - wordt de planning gevolgd: wat is er al of niet verwezenlijkt binnen de vastgestelde termijnen - bijgestuurd - herzien (dus andere acties). Hierbij wordt het systeem: “Plan - Do - Check - Act” of “Plannen - Doen - Toetsen - Actie” toegepast.
Stap 5. Evaluatie restrisico’s Na het nemen van de maatregelen (zie stap 4) blijft een risico over, dit is het zogenaamde restrisico. Dit risico wordt terug geëvalueerd om na te gaan of het risico tot een aanvaardbaar peil is teruggebracht. Mogelijk is het oorspronkelijke risico gereduceerd tot een aanvaardbaar niveau maar verschijnen er andere risico’s. Deze moeten terug geïnventariseerd (stap 2) en geëvalueerd worden en doorlopen terug het stappenplan. Stap 6. Onderzoek incidenten Niettegenstaande de maatregelen zullen er toch nog ongevallen (met letsel), bijna-ongevallen (door iets andere omstandigheden was er wel een letsel, “men heeft geluk gehad”), incidenten met materiële schade, andere incidenten (bijv. agressie),… gebeuren. Het onderzoek van deze incidenten (ongevallen, bijna-ongevallen, materiële
schade, incidenten) geeft een goed objectief inzicht van de risico’s. Het onderzoek zal mee opgenomen worden in de oorspronkelijke risico-evaluatie. Ook als daarna incidenten voorvallen, worden ze onderzocht en zal indien nodig de risico-evaluatie en de planning moeten aangepast worden.
Uitvoerders Wie werkt mee en/of neemt deel aan deze verschillende stappen van risicobeheer/ risicoanalyse? Meest aangewezen is hiervoor beroep te doen op de personen die de omstandigheden, de installatie en de activiteiten het beste kennen. Uiteraard zijn dat:: - de VG-functionaris - de leidinggevenden - de projectleiders - de medewerkers (een selectie van degenen die er het meest bij betrokken zijn).
Bijlage 1 – Gevaren- en risicovelden 1. Middelen – gereedschappen – machines - installaties Hierbij horen o.a. de middelen voor horizontaal en verticaal transport van personen, motoren, materiaal en de hulpmiddelen als stellingen, ladders, keukenapparaten, verwarmings-installaties, verlichtingsinstallaties, compressoren, … Het gaat hier over de risico’s verbonden aan verplaatsing, werking, controle en onderhoud. - Bedieningsmiddelen - Snijden - Stoten - Knellen - Verbrandingen (aanraking hete delen) - Pletten - Wegslaan / kantelen - Loskomen - Wegvliegende delen - Vallende voorwerpen - Aanrijdingen - Personen - Installaties - Andere - Breuk - Slijtage - Corrosie Noot Voor de potentiële risico’s van machines kan de lijst gebruikt worden die afgeleid is uit de Europese Richtlijn 89/655/EG (zie bijlage 2).
2. Elektriciteit - Hoogspanning - Laagspanning - Statische elektriciteit - Verbindingen - Verdeelborden en -kasten - Stekkers, snoeren, stopcontacten - Elektriciteit in bijzondere omgevingen - Explosieve atmosfeer (gassen, dampen, stof)
- Water en hoge vochtigheid (elektrocutie) - Besloten ruimten - Open lucht (regen, mist, sneeuw, ijzel,…) - Aanraking delen onder spanning
3. Uitglijden - vallen - Begane grond (afhankelijk van klimatologische omstandigheden) - Uitglijden - Struikelen - Vallen - Oneffenheden - Hoogte (vallen) 4. Uitgravingen / water / besloten ruimten - Instortingen - Water - Diep water - insijpeling - Verdrinking - Bedwelming, verstikking - Brand / Explosie - Bevuilde grond 5. Chemische factoren: gevaarlijke stoffen en preparaten - Categorieën - Ontplofbaar - Oxiderend - Zeer licht ontvlambaar - Licht ontvlambaar - Ontvlambaar - Zeer giftig - Giftig - Schadelijk - Corrosief - Irriterend - Kankerverwekkend - Schadelijk voor het milieu - Hinder (o.a. geur) - Blootstelling - ademhaling
- huid - spijsvertering - Stof - asbest - inert - toxisch - Brand en explosie - Flessen onder druk
6. Fysische factoren - Geluid - geluidshinder - lawaai - Trillingen - Schokken - Verlichting - daglicht - kunstlicht - Klimaat - warmte - koude - buitenwerk (atmosferische omstandigheden / regen, sneeuw, ijzel) - temperatuurverschillen - relatieve vochtigheid - tocht - Straling - niet ioniserende - ultraviolet - zichtbaar - infrarood - radiogolven - microgolf - laser - ioniserende - Overdruk - Onderdruk 7. Biologische factoren - Giftige planten - Giftige dieren (bijv. beet van slang)
- Voedselvergiftiging - Doping - Medicatie - Legionella (o.a.: in douche-ruimtes) - Bacteriën - Virussen - Schimmels - Contaminaties - grond - water - lucht
8. Persoonlijke uitrusting - Kledij - Persoonlijke beschermingsmiddelen 9. Lichamelijke fysieke belasting - Tillen - duwen - trekken - Zware lasten - Klimmen - Repeterende handelingen - Lichamelijke inspanning zonder voldoende voeding of drank - Gebrek aan lichamelijke conditie van deelnemers en begeleiders - Gebrek aan kennis en ervaring door leeftijd van deelnemers of begeleiders - Ziekte van deelnemer of begeleider - Kwetsbaarheid van deelnemer en begeleider (handicap) 10. Visuele informatie - Bedieningsmiddelen - Leesbaarheid - drukwerk - borden - Signalisering 11. Psychosociale en mentale belasting - Tempo - Rustpauzes (recuperatie na inspanning) - Contact met anderen: deelnemers / begeleiders / derden
- Stress - Complexiteit - Pesten - Agressie - psychisch - fysiek - Ongewenste seksuele intimiteiten - Discriminatie - Angst - Gebrek aan kennis van de deelnemers en begeleiders - Psychologische toestand van deelnemers en begeleiders (bijv. personen onder invloed) - Motivatie van de deelnemers - Emoties (euforie, blijdschap…)
12. Hygiëne - voorzieningen - Eetruimte - Verpozingsruimte - Kleedplaats - Sanitaire installaties - toiletten - urinoirs - Gezondheidsvoorzieningen - Wasruimte - Douches 13. Calamiteiten - Risico’s bij calamiteiten - deelnemers - begeleiders - personeel - interventieploeg - Categorieën - ongeval - brand - explosie - toxische emissie - sociale onrust - staking
- bommelding - Evacuatie
14. Extern milieu - Brand - Afval - stroom - verzamelen - verwijderen - Geluidshinder - Bodemverontreiniging - Waterverontreiniging - Luchtverontreiniging - Lichthinder - Transport - hinder door - hinder aan - Parkeerplaatsen - Terreinafbakening
Bijlage 2 - Risico’s met machines en installaties Mogelijke gevaren, risico’s, veiligheidsmaatregelen en aandachtspunten voor machines en installaties. 1. Bedieningsmiddelen - inplanting - veiligheid 2. Inwerkingstelling 3. Tot stilstand brengen 4. Noodstopinrichting 5. Afscherming tegen vallende, wegschietende voorwerpen, lozing 6. Vastzetting 7. Breken, uiteenspatten van onderdelen 8. Afscherming tegen mechanisch contact 9. Verlichting 10. Afscherming tegen hoge en lage temperatuur 11. Alarmsignalen 12. Gebruik 13. Onderhoudswerkzaamheden 14. Loskoppelen krachtbronnen 15. Waarschuwing en signalering 16. Bereikbaarheid 17. Bescherming tegen brand, verhitting, vrijkomen van gas, stof, damp, vloeistof, stralingen 18. Voorkomen van ontploffing 19. Afscherming tegen direct en indirect contact met elektriciteit Deze lijst is afgeleid uit de Europese Richtlijn 89/655/EG: Arbeidsmiddelen.
Bijlage 3 – Gevaren – risico’s Gevaren en risico’s worden beïnvloed door een aantal factoren. Zij bepalen mee het ontstaan en de grootte van de risico’s. Die factoren kunnen ook de preventiemaatregelen mee bepalen en beïnvloeden.
MUOPO Systematisch kunnen die factoren, die ook elkaar beïnvloeden, ingedeeld worden in een systeem. Een systeem dat veel gebruikt wordt is het MUOPO-systeem. MUOPO staat voor: - Mens - Uitrusting - Omgeving - Product - Organisatie Omgeving Organisatie
Mens
Product
Uitrusting
Mens Hierbij spelen gedragsbepalende/persoonlijke factoren van de mens de rol die het individu en/of een groep mensen vervult in het systeem. Niet iedere persoon is zomaar geschikt om eender welk werk/taak uit te voeren. Volgende mens-aspecten hebben invloed op de gevaren en/of de risico’s en op de preventiemaatregelen: - fysieke toestand en afmetingen - psychische toestand - kennis van en ervaring met de vereiste technieken - leeftijd - anciënniteit in het werk of in de taak - interactie tussen de operationelen onderling en met de leidinggevenden.
Uitrusting Bij de uitrusting horen o.a. kledij, PBM, het materieel, arbeidsmiddelen en infrastructuur die nodig zijn om het werk mogelijk te maken. De uitrusting is belangrijk bij het voorkomen van risico’s en bij het beperken van incidenten. Hierbij horen o.a.: - kledij: gewone, signalisatie- en beschermkledij, schoenen, handschoenen, hoofddeksel, - materiaal en materieel, hierbij horen: - persoonlijke beschermingsmiddelen, bijv. beschermhandschoenen, helm, valbescherming, adembescherming, - machines, aangedreven en handgereedschappen - ladders, steigers… - infrastructuur: werkplaats, installaties, enz. Omgeving De omgevingsfactoren hebben te maken met de werkplek zelf. Hier spelen de volgende factoren een rol: - fysische omgevingsomstandigheden: verlichting, lawaai/geluid, trillingen, klimatologische omstandigheden, - inrichting: indeling, doorgangen, orde en netheid, … Product Dit zijn de materialen en producten die gebruikt worden bij het werk of die in de omgeving op de werkplek kunnen aanwezig zijn. Deze zijn te wijten aan de eigenschappen van de producten (gebruikte, afgewerkte, afvalproducten): - toestand: gas, vloeistof, stof, vast, - gevaarlijke producten: brandbaar, explosief, giftig, schadelijk, … - biologische agentia (grond, water, producten) - aard: zwaar, ruw, scherp, glad, bederfelijk Organisatie Bij de organisatie spelen de volgende factoren een rol: - verdeling van de taken: tijdsdruk, toezicht, controle - samenwerken met andere medewerkers en uitzendkrachten van het eigen bedrijf en met de medewerkers van opdrachtgever, nevenaannemers, onderaannemers, … Op verschillende ogenblikken van het werk kunnen deze factoren een rol spelen: - voorbereiding van het werk
- aankomst op de werkplek - tijdens het werk - in noodsituaties - na het werk (evaluatie) - onderhoud en keuring van de middelen, infrastructuur, …
Bijlage 4 - Risico-evaluatie In stap 3 en stap 5 van het risicobeheer is er sprake van “Risico’s evalueren” en “Restrisico’s evalueren”. Voor het evalueren van de risico’s kan gebruik worden gemaakt van verschillende methodes. Drie methodes worden hierna toegelicht: 1. Matrix risico-inschatting en -evaluatie 2. Risicograaf 3. Fine en Kinney
1. MATRIX: risico-inschatting en evaluatie De matrix bestaat uit twee tabellen en een totaalbeoordeling (zie schema 2). • Tabel A: risico-inschatting In een eerste tabel (A) wordt het risiconiveau ingeschat, afhankelijk van de ernst en de waarschijnlijkheid van een mogelijk letsel of schade. • Tabel B: risico-evaluatie In een tweede tabel (B) wordt het risico gecorrigeerd. Deze correctie is afhankelijk van: - het voorzien van bescherming van de deelnemers, collectief of persoonlijk - het feit of het risico voldoende duidelijk is, dit kan te maken hebben met signalisatie, toelichting, ervaring van de operationele medewerkers en de betreffende risico’s • Totaalbeoordeling Met de matrix wordt de totaalbeoordeling bepaald. Deze beoordeling geeft aan of het gaat om een ernstig risico (onmiddellijke actie is noodzakelijk), een gemiddeld risico (aandacht is vereist) of een laag risico (geen actie noodzakelijk). De aanvaardbaarheid van het risico kan hierbij het “laag risico” zijn.
Tabel A: Risico-inschatting In deze tabel wordt het risico ingeschat door middel van 2 belangrijke factoren, namelijk: • de ernst van de verwonding of de schade • de waarschijnlijkheid dat de verwonding, de psychische of materiële schade voorvalt.
ERNST De ernst is de klasse (code) die de gevolgen weergeeft van een ongeval, veroorzaakt door het risico dat wordt geëvalueerd. Volgende drie klassen kunnen worden toegekend: Code
Benaming
Gevolgen van ongeval
Voorbeelden
2
Zeer ernstig
Dood of zeer ernstige
Dood, verlies van ledematen,
letsels met blijvende
blijvende gehoorschade, blind-
gevolgen
heid, verlamming, zware (open of meervoudige) breuken…
1 0
Kritisch Marginaal
Ernstige letsels zonder Eenvoudige breuken, diepe blijvende gevolgen
snijwonden,…
Beperkte letsels
Blauwe plekken, eenvoudige snijwonden, EHBO-letsels,…
WAARSCHIJNLIJKHEID De waarschijnlijkheid is de klasse (code) die weergeeft in welke mate men kan verwachten dat het risico (letsel, schade) optreedt tijdens het evenement. De volgende vijf klassen kunnen worden toegekend: Code
Benaming
Waarschijnlijkheid op incident of ongeval
4
Bijna zeker
Komt bijna zeker voor gedurende het evenement
3
Te verwachten
Is te verwachten gedurende het evenement
2
Mogelijk
Komt mogelijk wel eens voor gedurende het evenement
1
Onwaarschijnlijk Komt zelden voor gedurende het evenement
0
Nooit
Komt nooit voor
Op basis van deze twee codes kan met de risicomatrix een eerste risiconiveau ingeschat worden (zeer hoog, hoog, gemiddeld, laag, zeer laag, extreem laag).
Tabel B: Risico-evaluatie De code op basis van de risico-inschatting moet bijgestuurd worden. De eerste inschatting van een bepaald risico dient te worden gecorrigeerd (in positieve of negatieve zin) in functie van de omstandigheden, waarin het risico zich voordoet. In bepaalde situaties is een hoger risico aanvaardbaar. MEDEWERKERS Het risiconiveau kan beïnvloed worden door het feit dat een risico al dan niet voldoende duidelijk is.
Risico is voldoende duidelijk (J)
De medewerkers zijn op de hoogte gebracht van het risico en beschikken over voldoende kennis/ervaring om het risico te kunnen inschatten en af te wenden door het nemen van de correcte maatregelen en acties
Risico is niet voldoende duidelijk (N)
De medewerkers beschikken niet over voldoende kennis/ervaring om het risico te kunnen inschatten en de correcte maatregelen te nemen om het risico af te wenden (bijv. pas in dienst, onmiddellijk na een opleiding)
BESCHERMINGSMIDDELEN Het risiconiveau kan ook beïnvloed worden door het feit dat de risico’s voldoende worden opgevangen door gebruik te maken van beschermingsmiddelen. Voldoende persoonlijke beschermings-
De medewerkers beschikken en maken
middelen (PBM) of collectieve bescher- gebruik van de nodige beschermingsmingsmiddelen (CBM) (J)
middelen (bijv. valbescherming).
Onvoldoende PBM of CBM (N)
De medewerkers beschikken niet over geschikte beschermingsmiddelen of maken geen gebruik van de beschikbare beschermingsmiddelen.
Totaalbeoordeling Wanneer alle factoren zijn bepaald kan via de matrix de totaalbeoordeling gemaakt worden. Deze totaalbeoordeling is een gekleurd gebied: - groene gebied: laag risico (code A); - gele gebied: gemiddeld risico (code B); - rode gebied: ernstig risico (code C). Op basis van de risicoclassificatie (gekleurde gebieden) moeten bepaalde preventiemaatregelen genomen worden.
C
Risicoklasse
Te nemen preventiemaatregelen
Ernstig risico
Onmiddellijk preventiemaatregelen nemen (eventueel activiteit stopzetten)
B
Gemiddeld risico
Verhoogde aandacht
A
Laag risico
Geen maatregelen vereist
2. RISICOGRAAF Deze evaluatie-methode wordt naast de methode Fine en Kinney (zie hierna) vooral toegepast in bedrijven, in de vorm zoals hierna omschreven of aangepast aan specifieke situaties. Deze methode is afgeleid van de EN 1050. Bij deze methode van risico-evaluatie, spelen 4 parameters een rol: - effect of de ernst - blootstelling - afwendbaarheid - waarschijnlijkheid. 1. Ernst De ernst is hier de omvang van de schade. Er is een indeling in 3 klassen voorzien. E
Effect
Definitie
3
Catastrofe
Talrijke doden
2
Ernstig
Zware verwondingen, maximum één dode
1
Licht
Lichte verwondingen
2. Blootstelling De blootstelling, hier ook wel de waarschijnlijkheid van blootstelling genoemd, wordt uitgedrukt in een blootstellingsfrequentie. Wbl
Blootstellingsfrequentie
2
Waarschijnlijkheid op aanwezigheid van persoon(personen) is hoog
1
Waarschijnlijkheid op aanwezigheid van persoon (personen) is laag
3. Afwendbaarheid De afwendbaarheid geeft weer of het risico al of niet kan afgewend worden. Voorbeeld: het fenomeen dat tot het letsel zou kunnen leiden verloopt zodanig traag dat men tijd genoeg heeft om het te ontwijken. De volgende 2 klassen zijn voorzien. A
Afwending van de schade
2
Schade-afwending is onmogelijk
1
Schade-afwending is mogelijk
4. Waarschijnlijkheid De waarschijnlijkheid op een incident geeft weer of een incident zich frequent voordoet of eerder onwaarschijnlijk. Volgende paramaters kunnen worden toegekend.
Wi
Waarschijnlijkheid op een incident of ongeval
3
De waarschijnlijkheid is hoog (incident zal dikwijls optreden)
2
De waarschijnlijkheid is gemiddeld (incident kan optreden
1
De waarschijnlijkheid op een incident is zeer laag (incident zal waarschijnlijk niet optreden)
Nota: bij het bepalen van deze waarschijnlijkheid mag geen rekening gehouden worden met de blootstelling. 5. Risicoklasse Op basis van deze parameters wordt de risicoklasse bepaald via de risicograaf. De risicograaf wordt van links naar rechts ingevuld om te eindigen in de kolom R die de risicoklasse weergeeft. Waarbij
E
: ernst
Wbl
: blootstelling
A
: afwendbaarheid
Wi
: waarschijnlijkheid (kans)
R
: risicoklasse
Op basis van de risicoklasse kan het risiconiveau bepaald worden, waarbij: Risiconiveau 1
R 1 - 4
2
R 5 - 7
3
R 8 - 10
4
R 11 - 14
E
Wbl
A
1
2
1
1
2
2
1
2
3
1
1
2
2
1
2
Wi
R
1
1
2
3
3
5
1
3
2
5
3
7
1
4
2
6
3
8
1
5
2
7
3
9
1
6
2
8
3
10
1
7
2
9
3
11
1
8
2
10
3
12
1
9
2
11
3
13
1
10
2
12
3
14
Op basis van de risicoklasse moet het risico al dan niet aangepakt worden met als doel het risico tot een aanvaardbaar restrisico terug te brengen. Indien het risico groot of zeer groot is, moeten preventiemaatregelen onmiddellijk uitgewerkt worden. De doeltreffendheid van de maatregelen wordt geëvalueerd door opnieuw de risicoklasse te bepalen van het risico, dit nadat de preventiemaatregelen werden uitgevoerd (dus bepalen van het restrisico). Er wordt gewerkt met risicoklassen waarbij niveau 1, met R gelijk aan of lager dan 4 zeker als aanvaardbaar kan beschouwd worden.
Niveau
Risicograad
Omschrijving risico-
Te nemen preventiemaatregelen
klasse 4
11 ≤ R ≤ 14
Zeer groot risico
Activiteit stopzetten
3
8 ≤ R ≤ 10
Groot risico
Onmiddellijk preventiemaatregelen nemen
2
5≤R≤7
Laag risico
Verbetering vereist
1
1≤ R≤ 4
Zeer laag risico
Aandacht vereist
3. FINE & KINNEY Bij deze methode moeten drie parameters vastgesteld worden: - de waarschijnlijkheid dat het risico optreedt (W) - de frequentie van blootstelling aan het risico (B) - de grootte van de schade als het risico optreedt (de ernst) (E). 1. Waarschijnlijkheid De waarschijnlijkheidsfactor W of de (wiskundige) kans dat een incident zich voordoet. De factor geeft de verwachting weer en krijgt een referentiecijfer van 0,1 tot 10 toegekend. W
Waarschijnlijkheid dat een incident of ongeval gebeurt
0.1
Bijna niet denkbaar, virtueel onmogelijk
0.2
Praktisch onmogelijk
0.5
Denkbaar, maar zeer onwaarschijnlijk
1
Onwaarschijnlijk, maar mogelijk in grensgevallen
3
Ongewoon, maar mogelijk
6
Zeer goed mogelijk
10
Kan verwacht worden, bijna zeker
2. Blootstellingsfactor De blootstellingsfactor B geeft een idee van de blootstellingsduur aan het risico. De waardeschaal van de blootstellingsfactor gaat van 0.5 tot 10. B
Blootstellingsfrequentie
0.5
Zeer zelden
1
Zelden (<1% van tijdsduur evenement)
2
Soms, ongewoon ((>1%,<10% van tijdsduur evenement)
3
Af en toe, occasioneel (>10%,<50% van tijdsduur evenement)
6
Regelmatig, frequent (>50, <90 % van tijdsduur evenement)
10
Voortdurend (>90 % van tijdsduur evenement)
3. Ernst of effect De factor ernst of effect E, geeft een aanduiding van de mogelijke schade en de gevolgen wanneer het risico zich voordoet. De schaal gaat van 1 tot 100. E
Ernst of Effect
1
Letsel zonder verlet, eerste hulp kan nodig zijn
3
Letsel met verlet (meer dan 1 dag werkonbekwaam)
7
Ernstige verwonding met blijvende invaliditeit
15
1 dode
40
Meerdere doden
100
Vele doden
4. Risico-index Het product van de voorgaande parameters: WxBxE=R bepaalt de risico-index. Vanuit de risico-index kan het risico in 1 van 5 risicoklassen worden ondergebracht. Klasse
Risico-index
Te nemen preventiemaatregelen
1
R ≤ 20
Zeer beperkt risico (aanvaardbaar)
2
20 < R ≤ 70
Aandacht vereist
3
70 < R ≤ 200
Maatregelen vereist
4
200 < R ≤ 320
Directe verbetering vereist
5
R > 320
Actie (evenement) stopzetten
De methode is zeer populair in de bedrijfswereld maar wordt vaak foutief gebruikt: - blootstelling en waarschijnlijkheid worden regelmatig foutief ingevuld; hoe lager de blootstelling, des te lager is ook de waarschijnlijkheid is vaak de redenering; dit klopt niet: blootstelling of kans op blootstelling wordt enkel in B in rekening genomen en niet in W; - regelmatig wordt de methode toegepast voor 1 activiteit; dit klopt niet: 1 activiteit heeft verschillende risico’s; dus de berekening moet gebeuren per risico en niet per activiteit; - de blootsteling kan de risico-index sterk verlagen; bijv. voor het risico “vallen uit hoogte” wordt aangeraden deze methode niet te gebruiken.