Bijdrage SUWI -ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
18 april 2005
Inleiding ‘Meer mensen aan het werk’, dat is de missie van de SUWI-keten. Het bewustzijn van onze gezamenlijke missie en van de onderlinge afhankelijkheid die daarbij speelt maakt onze samenwerking steeds natuurlijker. Een rode draad in onze samenwerking is het oogmerk te komen tot geïntegreerde, naadloze dienstverlening tussen ketenpartners met het oog op verbetering van de klantgerichtheid, de effectiviteit van samenwerking en de doelmatigheid in de keten. Oogmerk is dat de klant alleen maar lusten en geen lasten mag ondervinden van het feit dat in ketenverband wordt samengewerkt. Geïntegreerde dienstverlening is wezenlijk anders dan een gestandaardiseerd dienstverleningspad waarin de klant met zijn dossier als een estafettestokje door de keten worden doorgegeven. Uitgaan van de maat van de klant betekent ook dat het grofmazig en stigmatiserend indelen van klanten vooraf ter discussie komt te staan en dat de samenwerking wordt gez ocht op basis van een in de keten gedeeld en gegroeid klantbeeld (klantprofiel). Hierbij zijn wat ons betreft de vraagstukken en kenmerken van de klant bepalend voor het dienstverleningsarrangement dat in een regionale context vanuit de keten wordt aangeboden. Met deze opzet vertrouwen wij er op dat wij, binnen de huidige wetgeving, de SUWI-keten werkend kunnen maken voor al onze klanten (werkzoekenden en werkgevers). Deze bijdrage aan de Tussenevaluatie SUWI biedt ons de gelegenheid aan te tonen en tastbaar te maken dat wij hiermee vooruitgang boeken. Aan te tonen hoe wij gestaag bezig zijn klantgerichtheid en effectieve samenwerking vorm te geven binnen de SUWI-structuur, waar de speerpunten voor de komende periode liggen en hoe wij zeker proberen te stellen dat onze voornemens ook gerealiseerd worden. De investeringen die de afgelopen periode in de eigen organisaties en in de samenwerking zijn gedaan, maken het nu mogelijk de samenwerking naar een volgend en hoger plan te brengen. ‘Willen’ en ‘kunnen’ komen dichter bij elkaar. Onverlet blijft dat wij daarvoor nog veel werk moeten verzetten. 2006 is een belangrijk jaar voor de uitwerking van SUWI, omdat dat ook het jaar is waarin de wet wordt geëvalueerd. Het jaar 2005 is dan ook een belangrijk moment in de planning van veel van onze activiteiten. Wij zien 2006 echter niet als finale bestemming. Dan staat het bouwwerk, maar het continue verbeteren en professionaliseren gaat door. De samenwerking zal landelijk en regionaal verder evolueren om in te spelen op een veranderende klant, een veranderende arbeidsmarkt, veranderingen in wet- en regelgeving en de mogelijkheden van nieuwe informatietechnologie. Deze bijdrage aan de Tussenevaluatie is een gezamenlijke verantwoording die niet los kan en mag worden gezien van de reguliere verantwoordingen die ketenpartners per uitvoeringsorganisatie over de eigen activiteiten leveren. Er gebeurt in de keten immers veel meer dan uit deze bijdrage blijkt. De activiteiten binnen de uitvoeringsorganisaties hebben
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-1-
een belangrijke uitstraling op de samenwerking en op de appreciatie die klanten en andere belanghebbenden daarvan hebben. Fundament gelegd De basis voor de huidige samenwerking en de ambities van het Ketenprogramma 2005 is in de achterliggende periode gelegd. De SUW I-wetgeving definieerde eind 2001 wel (nieuwe) organisaties en ketenrelaties tussen deze organisaties, maar deze moesten in de praktijk nog geheel gerealiseerd worden. In de eerste periode is dan ook hard gewerkt aan het op orde krijgen van de eigen organisaties en het definiëren en realiseren van de raakvlakken en (geautomatiseerde) werkproceskoppelingen tussen de organisaties. Eigen organisatiedoelstellingen waren daarbij soms, mede als gevolg van nieuwe (aanpalende) wetgeving, belangrijker dan die van de keten. Er is heel veel energie gestoken in het waarborgen van de continuïteit van uitkeringsverstrekking. Nu gaat het erom ook de samenwerking rond dienstverlening gericht op werk verder te versterken. Terugblik 2004 De professionalisering van de ketensamenwerking in 2004 was met name gebaseerd op het Programma Keten Resultaten 2003 -2004. Wij stellen vast dat nagenoeg alles wat in dit Programma was afgesproken ook is gerealiseerd en zich verder ontwikkelt. Op een beperkt aantal onderdelen is in goed onderling overleg gekozen voor een afwijkende planning of invulling die ook in het Algemeen Keten Overleg, onder voorzitterschap van het Ministerie van SZW, is vastgesteld. Vermeldenswaard voor 2004 is ondermeer: • De samenwerkingsafspraken, zoals vastgelegd in de Prestatie Niveau Overeenkomsten (PNO’s), zijn eind 2003 voor 2004 herijkt en vastgelegd in nieuwe PNO’s. In de PNO’s met gemeenten zijn de wijzigingen als gevolg van de invoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) opgenomen. Daarnaast is, naar aanleiding van de motie Verburg, in de PNO’s met gemeenten een escalatieprocedure opgenomen die gebruikt kan worden als er een geschil bestaat over de geleverde en te leveren prestaties. De naleving van de prestatieafspraken wordt bewaakt en verantwoord en is onderwerp van periodiek overleg. In het Programma Ketenresultaten 2003-2004 afgesproken prestatie-indicatoren laten in 2004 wederom een duidelijke stijgende trend zien ondanks ongunstige ontwikkelingen in conjunctuur en werkgelegenheid. In de meeste gevallen voldoet de realisatie van de onderlinge afspraken nu aan de normen. Aan verdere verbetering wordt gewerkt. • De ICT-structuur voor de keten (Suwinet), waarmee berichten (mail, meldingen) elektronisch kunnen worden uitgewisseld en inkijk mogelijk is in elkaars (klant)informatie, is qua functionaliteit verder uitgebreid op basis van wensen van gebruikers. Het systeem is een belangrijke informatiebron bij de dienstverlening aan klanten en kent inmiddels zo’n 23.000 gebruikers. • Het Inlichtingenbureau heeft in 2004 het sectorloket voor de gemeenten opgeleverd, zodat ketenberichten tussen gemeenten en CWI kunnen worden uitgewisseld zodra het nieuwe CWI-systeem SONAR operationeel is. De eerste elektronische werkproceskoppeling tussen UWV en CWI (vooraankondiging WW) was per 1 juni 2004 operationeel. Voor de elektronische werkproceskoppeling tussen CWI en sociale diensten is door CWI, de sociale diensten van Ermelo en Harderwijk, het CP -ICT en het Inlichtingenbureau in 2004 in een pilotomgeving gebouwd aan de benodigde ICToplossingen. • Voor een aantal andere elektronische koppelingen zijn de berichtspecificaties vastgesteld en is gewerkt aan de functionele ontwerpen. In 2004 maken de meeste afdelingen van UWV gebruik van de UWV-mailserver waardoor al het verkeer tussen deze UWV-
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-2-
•
•
•
afdelingen en CWI over het besloten Suwinet loopt. Omdat de gegevens in Suwinet privacy gevoelig zijn is voor de beveiliging in 2004 een gezamenlijk normenkader ontwikkeld en geïmplementeerd. In 2004 is ook de aansluiting van de SIOD op Suwinet Inkijk technisch gereed gekomen. Nu wordt gewerkt aan het juridisch kader voor het gebruik van deze aansluiting. In 2004 is, op initiatief van de Landelijke Cliëntenraad, de onafhankelijke arbeidsadviseur geïntroduceerd. Deze functionaris ondersteunt klanten in hun contacten met de instellingen. Met de komst van de arbeidsadviseur is ook de overeengekomen informatiefunctie voor arbeidsgehandicapten gerealiseerd. Ultimo 2004 waren de arbeidsadviseurs op 44 locaties operationeel. Dit aantal wordt nu verder uitgebreid naar 60 in het eerste kwartaal van 2005. UWV heeft met ruim 140 gemeenten overeenstemming over een gezamenlijke aanpak van reïntegratie in samenloopsituaties (WWB-WAO) en/of inzet van sociale activering voor cliënten van UWV. Voor de samenwerking op lokaal niveau hebben UWV en VNG een stappenplan ontwikkeld. Beoogd wordt in 2005 met alle gemeenten tot samenwerkingafspraken te komen. Ruim 35 gemeenten werken met UWV samen in wijkgerichte en arbeidsmarktgerelateerde (zorg-)projecten waarbij ook werkgevers in de regio betrokken zijn. Op 8 plekken zijn initiatieven ontwikkeld om te kijken naar gegevensoverdracht m.b.t. potentiële bijstandsgerechtigden vanuit de WW. Uit die pilots bleek er naast schriftelijke informatie behoefte aan contact over potentiële WWB-cliënten en het maken van afspraken over de reïntegratie-inspanningen voor deze cliënten. Hiervoor zijn voor de diverse locaties contactpersonen aangewezen. Ook heeft dit mede aanleiding gegeven tot het ontwikkelen van een ” WWB toets”. Deze toets heeft tot doel ruim voor het einde van de WW-uitkering vast te stellen of er sprake is van potentiële WWB cliënten, op basis waarvan dan tussen UWV en gemeenten afspraken gemaakt kunnen worden over reeds ondernomen en nog te ondernemen reïntegratie inspanningen.
Ambitie reikt verder De inspanningen van de voorbije periode zoals deels ook overeengekomen in het Programma Ketenresultaten 2003-2004, vormen, als gezegd, het fundament wat nodig was om met elkaar een volgende stap in de samenwerking te zetten. Het regelde de basics in de samenwerking die nodig waren om het met elkaar over de goede dingen te hebben en die ook te kunnen waarmaken. Onze ambitie reikt echter verder. Het oogmerk is de vraagstukken van de klant centraal te stellen in de keten en de gezamenlijke prestaties voor onze klanten verder te verbeteren. Intensieve samenwerking, integrale klantgerichte dienstverlening, doelmatige en effectieve inrichting van de processen (en organisaties) met adequate ondersteuning voor medewerkers. We hebben daarom nieuwe afspraken gemaakt in ons Ketenprogramma voor 2005. Het Ketenprogramma 2005 programmeert langs een vijftal ambities de gezamenlijke prioriteiten in de ketensamenwerking voor de komende periode: 1. Bemiddeling en reïntegratie; 2. Handhaving; 3. Ketenprestatieindicatoren; 4. Lokale samenwerking en bedrijfsverzamelgebouwen; 5. Afstemming ICT-ontwikkelingen en –investeringen. Langs deze ambities willen wij onze klanten – werkzoekenden en werkgevers - beter ondersteunen. De ambities sluiten nauw aan bij de thema’s waarop de Tweede Kamer ons
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-3-
kritisch volgt: klantgerichtheid, ICT, ketenprestatie-indicatoren, bedrijfsverzamelgebouwen en de werkgever als klant. Omdat de dienstverlening aan de klant in de regio plaatsvindt is in dit ketenprogramma voor dat niveau een belangrijke verantwoordelijkheid weggelegd voor het initiëren van verbeteringen en het ontwikkelen van prooven practices met betrekking tot de dienstverlening. De specifieke positie van gemeenten speelt hierbij een belangrijke rol. Op landelijk niveau hebben wij zorggedragen voor een goede borging, ondersteuning en monitoring. Hiertoe is inmiddels een tripartiete Monitorgroep ingericht die tot taak heeft veelbelovende praktijken in de regio op te halen en op merites te beoordelen. Praktijken waarvan wordt vastgesteld dat zij tot een aantoonbare verbetering van de gezamenlijke prestaties en klantgerichtheid leiden worden als bewezen praktijken (prooven practices) breder verspreid. Landelijk willen ketenpartners een bijdrage leveren aan het verder professionaliseren van deze practices met bijvoorbeeld ICT-ondersteuning. Andere regio’s worden aangemoedigd de praktijken over te nemen en daarop verder te bouwen. Alle partners hebben zich gecommitteerd om regionale ketenpartners te stimuleren goede samenwerkingsafspraken te maken. VNG en Divosa zullen daarvoor gemeenten actief benaderen. Eerste resultaten Het Ketenprogramma 2005 is inmiddels onderweg. De wil om de samenwerking verder te verbeteren is sterk aanwezig. In het kader van deze Tussenevaluatie is door de Monitorgroep een eerste oogst aan (tripartiete) regionale initiatieven opgehaald. De projectenlandkaart hierna geeft inzicht in veelbelovende projecten die door de ketenpartners zijn aangedragen. De plaatsnamen staan voor CWI-gebieden waarin CWI en/of UWV en één of meerdere gemeenten met elkaar een project zijn gestart. Door de Monitorgroep van het Ketenprogramma zullen hieruit de prooven practices worden gedestilleerd en verspreid. Daarnaast neemt de Monitorgroep initiatief om periodiek andere en nieuwe projecten te inventariseren om ook daaruit weer de prooven practices te destilleren. De rode stippen geven de regio’s aan waarin een gezamenlijke werkgeversbenadering wordt beproefd. De ketenpartners hebben zich de achterliggende periode in de samenwerking vooral op de klantwerkzoekende gericht en veel minder op de werkgever als klant. In deze projecten wordt gewerkt aan afstemming tussen CWI, UWV, gemeentelijke afdelingen en soms ook scholen om een integrale en gezamenlijke werkgeversbenadering te ontwikkelen waarin voorkomen wordt dat de werkgever vanuit de keten door verschillende partners met (dezelfde) vragen over vacatures, stages en leerwerkplaatsen worden benaderd. De werkgever komt als klant, maar ook als partner in de regionale arbeidsmarkt nu steeds nadrukkelijker in beeld. De samenwerking tussen de keten voor werk en inkomen en de gemeentelijke afdelingen economische zaken, in het kader van de ontwikkeling van werkgelegenheid, is hier ook een belangrijk speerpunt. De gele stippen duiden regio’s aan waarin wordt gewerkt aan nieuwe benaderingen op het terrein van reïntegratie en bemiddeling, zoals projecten rond samenwerking bij reïntegratie, verbetering van de reïntegratieaanpak, A/B-routering, ketenaanpakken voor jeugdwerkloosheid en uitwisseling van arbeidsmarkt informatie. Een rode draad in deze samenwerkingsinitiatieven is het komen tot geïntegreerde en parallelle dienstverlening tussen ketenpartners met het oog op verbetering van de klantgerichtheid, de effectiviteit van samenwerking en de doelmat igheid in de keten. Het gaat er om zo slim mogelijk met elkaar
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-4-
samen te werken en daartoe de middelen zo goed mogelijk te coördineren op basis van een gemeenschappelijk beeld van de klant.
Projectenlandkaart Ketenprogramma Dokkum
Groningen Franeker Leeuwarden = Werkgeversbenadering = Reïntegratie / bemiddeling = Handhaving
Den Helder
Emmen
Emmeloord West Friesland Zwolle Lelystad Nijverdal Almelo
Amsterdam NW Harderwijk Meerlanden Apeldoorn Hilversum Leiden
Alphen a/d Rijn
Amersfoort Leidsche Rijn
Vliethorst
De Liemers Den Haag Capelle a/d IJssel Delft
Nieuwegein Midden Holland
Rotterdam Centrum
Tiel
Spijkenisse
Nijmegen
Hellevoetsluis Dordrecht
Tilburg Bergen op Zoom
Helmond
Weert
Heerlen Maastricht
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-5-
De blauwe stippen duiden de regio’s aan waarin gewerkt wordt aan een nieuwe handhavingsaanpak. De projecten op de landkaart hebben ondermeer betrekking op hoogwaardig handhaven in de keten, risicoprofielen, risicosturing, toetsing en bevordering van nalevingbereidheid en effectieve afhandeling van fraudesignalen in de keten. Risicosturing van de processen, dat wil zeggen dienstverlening op basis van risicoprofielen, is hier een duidelijke trend. Ketenbrede handhaving op maat en een duidelijke communicatie naar de klant zijn belangrijke elementen. Ketenprestatie-indicatoren In het Ketenprogramma is afgesproken dat wij ketenprestatie-indicatoren ontwikkelen op het niveau van processen, klanten en prestaties. Op procesniveau worden de afspraken als vastgelegd in de Prestatie Niveau Overeenkomsten (PNO’s) in kaart gebracht . De kwaliteit van dienstverlening wordt inmiddels in beeld gebracht door middel van een ketenklantonderzoek (gericht op klantwerkzoekenden). Aanvankelijk bestond het voornemen al in 2004 een gezamenlijk ketenklantonderzoek uit te voeren. Door tijd te nemen om het onderzoek goed af te stemmen met betrokkenen als de Landelijke Cliëntenraad en de Inspectie Werk en Inkomen is de uitvoering hiervan over de jaargrens geschoven. Inmiddels is het ketenklantonderzoek als instrument opgeleverd en heeft de eerste meting plaatsgevonden. Het onderzoek is in april 2005 separaat gepubliceerd en geeft aan dat klanten op een aantal punten ontevreden zijn over de dienstverlening. De onvrede heeft met name betrekking op de samenwerking in de keten gericht op werk, de doublures in de gegevensuitvraag en het ontbreken van één aanspreekpunt (vooral voor klanten met samenloop van uitkeringen). Klanten zijn in het algemeen wel (redelijk) tevreden over de deskundigheid en bejegening in de keten, de informatievoorziening en de ketensamenwerking rond inkomen / uitkeringsverstrekking. Deze bevindingen sluiten aan bij het in deze bijdrage beschreven ontwikkelingsproces van de SUWI-keten. Veel van de aanbevelingen vallen samen met de koers die nu met het Ketenprogramma 2005 is ingezet en die met name gericht is op het versterken van de samenwerking, in het bijzonder rond werk. Voor een aantal punten zullen wij zien hoe wij in het Ketenprogramma voor 2006 vorm kunnen geven aan verbetering. Wij streven er naar de klant zo snel mogelijk een eenduidig aanspreekpunt in de keten te geven. De bestaande systematiek van prestatie-indicatoren is verder uitgebreid met ketenprestatieindicatoren die inzicht bieden in het resultaat van de samenwerking en de synergie die wij daarin met elkaar kunne n bereiken. Inmiddels zijn op resultaatniveau ketenpreventiequotes en ketenuitstroomquotes voor zowel WW als WWB gedefinieerd. Ook is het mogelijk gebleken de hoogte hiervan vast te stellen op basis van de gegevensbestanden van de ketenpartners en het CBS (voor gemeenten). Voor het berekenen van de ketenpreventiequote WWB moet een convenant tussen CWI en CBS worden gesloten ten aanzien van gegevensuitwisseling en bestandskoppeling. Met de intentie dat dit convenant in het tweede kwartaal tot stand zal komen, wordt met het CBS samen gewerkt om aan het eind van het tweede kwartaal een preventiequote WWB te kunnen genereren. Om die reden kan de ketenpreventiequote WWB, die inzicht biedt in het aandeel mensen dat zich via CWI meldt voor een WWB-uitkering maar uiteindelijk geen uitkering krijgt, hier nog niet worden weergegeven.
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-6-
De ketenpreventiequote WW over het jaar 2004 bedraagt 35%. Dat wil zeggen dat ruim éénderde van alle mensen die zich bij CWI hebben gemeld voor een WW-uitkering deze uiteindelijk niet gek regen hebben. De ketenuitstroomquote WW voor het jaar 2004 bedraagt 72%. Dat betekent dat van de mensen die daadwerkelijk een WW-uitkering hebben ontvangen in 2004, bijna driekwart binnen een jaar weer is uitgestroomd. Voor de WWB zijn de cijfers over het laatste kwartaal van 2004 via CBS nog niet beschikbaar. Om die reden is de periode derde kwartaal 2003 tot en met derde kwartaal 2004 genomen. In die periode bedroeg de ketenuitstroomquote WWB ruim 81%. Dat betekent dat van de mensen die daadwerkelijk een WWB-uitkering hebben ontvangen in die periode, ruim driekwart binnen een jaar weer is uitgestroomd. Het gaat hier om gezamenlijke prestaties waaraan zowel CWI als gemeenten of UWV een bijdrage leveren. De ketenuitstroomquote wordt bijvoorbeeld bepaald door de bemiddelingsinspanningen van CWI, maar ook door de handhavings - en reïntegratieinspanningen van de uitkerende instanties en de samenwerking die daarbij een rol speelt (signalering en advisering). De komende periode zal de methodiek verder worden verfijnd en 1 uitgebreid. Zo zal ook een doorstroomquote WW – WWB worden ontwikkeld. Met deze indicatoren ontstaat inzicht in de mate waarin ketenpartners er gezamenlijk in slagen schadelast te voorkomen of te beperken. Op basis van deze kennis kunnen ketenpartners gericht werken aan verbetering van dit gezamenlijk resultaat. Lokale samenwerking en bedrijfsverzamelgebouwen Partners zoeken lokaal naar de beste vorm om de samenwerking vorm te geven, zoals een bedrijfsverzamelgebouw of daarvan afgeleide varianten. Landelijk wordt de BVG-ontwikkeling door ketenpartners zo veel als mogelijk omarmd en gestimuleerd. In het vorige Ketenprogramma (het Programma Ketenresultaten 2003-2004) wordt gesproken over uitbreiding van het aantal bedrijfsverzamelgebouwen (BVG’s). Daarmee kan de indruk zijn gewekt dat dit vanuit het landelijk niveau bepaald kan worden. De ontwikkeling vindt regionaal plaats en gemeenten hebben daarin een sleutelrol. Het lokaal bestuur – de gemeenteraad – neemt het besluit om al dan niet een BVG te starten. De afweging vindt plaats in een breder kader van gemeentelijke huisvesting en (toekomstige) gemeentelijke taken, zoals een zorgloket dat gemeenten naar verwachting op grond van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) moeten inrichten. In 2003-2004 kon bij de BVGvorming gebruik worden gemaakt van een stimuleringsregeling voor het doen van noodzakelijk onderzoek en het opvangen van frictiekosten. Om toch gevoel te houden bij de BVG-ontwikkeling rapporteert CWI periodiek over de ontwikkeling van het aantal BVG’s. Deze BVG-monitor is gebaseerd op de gebouwenplanning van CWI en geeft vooral inzicht in de huisvesting en minder in de samenwerking en de inhoud van de dienstverlening. Op dit moment wordt gewerkt aan uitbreiding van de BVG-monitor met aspecten van dienstverlening en samenwerking zodat een totaalbeeld ontstaat. Het overzicht is afkomstig uit de BVG-monitor van CWI, die ook separaat wordt gepubliceerd, en is gebaseerd op de gebouwenplanning van CWI.
1
Zo zullen deze cijfers bijvoorbeeld nader gecorrigeerd moeten worden voor de gevolgen van zijinstroom en sluitende aanpak / samenloop.
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-7-
Het volgende overzicht uit de BVG-monitor geeft inzicht in de (verwachte) ontwikkeling over de periode 2001 t/m 2009.
BVG-ontwikkeling 2001-2009 e.v. 140 120 aantal BVG-en (cum.)
1
100
4 4
80
128
5
60
106 92
40
78
14 60
20
23 6
8
2001
2002
29
0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009 e.v.
op basis van BVG-masterplanning dd. 28-02-2005 BVG
tijdelijke BVG
Wij constateren dat de nu bestaande BVG’s vaak een bron zijn van gezamenlijke initiatieven en van innovatie. Ook zien wij steeds vaker dat gemeenten op het niveau van een BVG de samenwerking met elkaar zoeken in intergemeentelijke sociale diensten. Veel BVG’s bieden ook ruimte aan private partijen als reïntegratiebedrijven, uitzendbureaus en Arbo-diensten en aan dienstverlening die zich specifi ek op bedrijven richt (zoals een ondernemersloket). In een aantal BVG’s organiseren gemeenten ook flankerende dienstverlening zoals kinderopvang en schuldhulpverlening en dienstverlening gericht op vroegtijdige schoolverlaters (zoals RMC’s). Het keteninstrument ‘de BVG-spiegel’ biedt (potentiële) partners in een BVG, en partners die willen samenwerken buiten een BVG om, inzicht in hun samenwerking en doet suggesties voor verdere verbetering. Inmiddels heeft, als uitvloeisel van het huidige Ketenprogramma, een onderzoek plaatsgevonden naar de wensen van ketenpartners ten aanzien van de gezamenlijke BVG infrastructuur. De inventarisatie is gereed en op dit moment wordt gewerkt aan een plan van aanpak om een en ander te realiseren. Het gaat bijvoorbeeld om het creëren van koppelingen om elkaars applicaties te kunnen gebruiken, gemeenschappelijke agenderingen planningssystemen en het gemeenschappelijk gebruiken van de telefonievoorziening van CWI (VOIP). Afstemming ICT-ontwikkeling en –investeringen Rond ICT is, net als in voorliggende jaren, in het Ketenprogramma een zorgvuldige afweging gemaakt tussen wat wenselijk en wat mogelijk is. Bij de implementatie van ICT-initiatieven door de gezamenlijke ketenpartners, speelt met name de tijdsfactor een grote rol. Vanaf het
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-8-
moment van starten van een project tot en met het daadwerkelijk in productie nemen van een ICT-oplossing is, vanwege de complexiteit, een doorlooptijd van één tot twee jaar nodig. Prioriteit is gegeven aan die zaken die er toe bijdragen dat de klant in de dienstverlening centraal kan worden gesteld. Inmiddels is een begin gemaakt met de uitbreiding van Suwinet Inkijk met relevante informatie en overzichten voor de aan werk gerelateerde processen. Daarnaast zal er in het kader van de ambitie Handhaving informatie aan Suwinet Inkijk worden toegevoegd. Op deze wijze groeit Suwinet Inkijk uit tot een systeem waarmee de klant in de keten kan worden gevolgd. De ontwikkelde geautomatiseerde werkproceskoppelingen zullen de komende periode (verder) word en uitgerold en in productie worden genomen. Inmiddels ontstaat in de keten overeenstemming over een zogenoemde referentiearchitectuur. De referentiearchitectuur is bij uitstek het middel om de toenemende ketensamenwerking en de daaruit voortvloeiende projecten tussen de ketenpartners voor een langere termijn te voorzien van een eenduidig kader. In de periode tot april 2005 wordt de referentiearchitectuur verder uitgewerkt. De architectuur vormt voor de ketenpartners ook een toetsingskader voor de eigen ICTontwikkelingen. Daarnaast zijn er verschillende initiatieven om met behulp van moderne ICT het klantgemak te vergroten. Veel van deze ontwikkelingen vinden binnen ketenpartners plaats, maar hebben effect voor de hele keten. Gedacht kan worden aan internet als informatie- en dienstverleningskanaal (E-intake). De belangrijkste gezamenlijke ICT-projecten in het kader van het Ketenprogramma 2005 zijn op dit moment: • Het uitbreiden en op een procesgerichte wijze presenteren van informatie via Suwinet Inkijk zoals: o Het Beroepen en Opleidingenregister CWI; o Het Basisbedrijvenregister met aanvullende kenmerken uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel; o Informatie over cliënten en reïntegratietrajecten uit de UWV-systemen; o Informatie over cliënten en reïntegratietrajecten uit een aantal gemeentelijke systemen; o Informatie over cliënten uit Sonar (enerzijds ter vervanging PGI-aanlevering (gerealiseerd) anderzijds additionele gegevens tbv gemeenten en UWV; o Informatie over reden van beëindiging van een uitkering (melding einde uitkering met reden) uit systemen van UWV en van gemeenten; o Informatie van Kadaster; o Informatie van RDW; o Additionele informatie over status van cliënt (in het kader van ketenprocessen) uit diverse systemen ; o Arbeidsmarktinformatie uit bronnen van CWI en Gemeenten; o Werkgeversinformatie uit werkgeversbestanden van UWV; o Adressenboek ten behoeve van Mail; o 2ZW-informatie ten behoeve van consulenten; • Het uitbreiden en uitrollen van de elektronische werkproceskoppelingen; • Het realiseren van de aanbevelingen als voortvloeiend uit het onderzoek naar een gezamenlijke BVG-infrastructuur; • Het ontwikkelen van gezamenlijke multichannelling formules; • Het verbeteren van de kwaliteit van gegevens ten einde de herbruikbaarheid te vergroten.
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005
-9-
Daarnaast zal het destilleren van prooven practices door de Monitorgroep leiden tot nieuwe of aanvullende ICT-vragen. In de uitvoering van het Ketenprogramma is geborgd dat inhoud en de ontwikkeling van ICT nauw aan elkaar gerelateerd blijven.
---- //// ----
Bijdrage ketenpartners aan Tussenevaluatie SUWI 2005 -
- 10