DE HAND VAN DE MUSICUS
Rob Nolet* In dit artikel wordt uitsluitend een kijkje gegeven in de fascinerende wereld van het maken van muziek en het gebruik van de handen hierbij in het bijzonder. Er zullen geen pathologieën en therapieën besproken worden. Nederland kent vijfentwintigduizend beroepsmusici en één miljoen amateurmusici. Een topviolist heeft er op zijn eenentwintigste jaar tenminste tienduizend uur formele vioolstudie op zitten, naast de normale schoolopleiding. Een onderzoek in Amerika in 1986 gaf aan dat er meer musici dan sporters waren in dat land. Bijna tachtig procent van de musici heeft gedurende de loopbaan beroepsgerelateerde gezondheidsproblemen, waarbij bijna veertig procent te kampen heeft met belemmerde speeltechniek. Zie ook www.arbopodium.nl Een musicus studeert ongeveer tussen de twee en acht uur per dag. Orkestrepetities duren gemiddeld drie uur. Uitvoeringen duren ongeveer twee uur. Er bestaan vele blessures van het bewegingsapparaat die musici kunnen oplopen door het bespelen van een muziekinstrument. We kunnen ook nog verschillende indelingen maken per instrument. In dit artikel beperken zal ik me echter beperken tot de handen. Tijdens het spelen van een presto uit een pianofantasie van Mendelssohn werden in vier minuten en drie seconden vijfduizendvijfhonderdvijfennegentig noten geteld en tweeënzeventig bimanuele vingerbewegingen per seconde geregistreerd. Het kost vele jaren van oefening om deze behendigheid en precisie te verkrijgen.
Hand en instrument Bij blaasinstrumenten sluiten en openen de vingers kleppen of ventielen om de lengte van de circulerende luchtstroom te veranderen. Alleen bij een trombone worden hiervoor de armen gebruikt. Bij strijkinstrumenten drukken de vingers van de linkerhand met een uiterste subtiliteit de snaren op het aanslagbord met een minimale precieze druk om de trilling van de snaar te beïnvloeden. De opperhuid van de vingertoppen past zich aan en is daarom verhard, waarbij de linkerhand de hoogte van de toon stuurt en de rechterhand de sterkte van de toon. Een Cimbaal wordt met twee hamertjes bediend. Bij plukinstrumenten worden, bij het bespelen van een harp, beide handen en vingertoppen belast en bij gitaar wordt de linkerhand anders gebruikt dan de rechterhand, waarbij de lengte van de nagels van de rechterhand belangrijk kan zijn. In tegenstelling tot andere instrumenten worden de strekkers van de vingers van de rechterhand ook wel gebruikt naast natuurlijk de buigers (bovenstaande geldt voor rechtshandige gitaristen). Bij toetsinstrumenten, zoals piano, accordeon en orgel wordt het mechanisme indirect via toetsen door de vingers aangeslagen. Tijdens de Unvollendete, achtste symfonie, van Franz Schubert (1822), vindt er vierhonderdduizend! keer een dwarse frictie plaats in het DIP gewricht van de middelvinger van de linkerhand bij een violist(e).
De techniek Er bestaat een lange lijst van de meest voorkomende plaatsen waar specifieke spanning bij musici in de hand en vingers kunnen ontstaan, maar ik beperk me nu tot de strijkers. De hoek van het DIP gewricht op de snaar is belangrijk. De hoek wordt grotendeels bepaald door het deel van de vinger dat contact heeft met de snaar. Hoe meer de vinger met de radiaire zijde op de snaar wordt gelegd hoe meer deviatie in de MCP’s. Hoe meer de volaire zijde van de vingertop op de snaar wordt gelegd, des te meer parallel de MCP’s aan de snaar zijn. Een verkeerde plaatsing van de vingertop leidt direct tot een verkeerde hoek van de basisgewrichten van de hand en de elleboog. Dus: welk deel van de vingertop de snaar of toets raakt is cruciaal, omdat het direct invloed heeft op andere gedeelten van de bovenste extremiteit.
(2734)
(2735)
Musici weten dat de rol van de duim belangrijk is. Zij realiseren zich dat de duim feitelijk de langste en niet de kortste vinger van de hand is. De duim heeft ten opzichte van de vingers langere kootjes, maar wel één minder. (Een musicus telt feitelijk de duim niet mee en noemt bij gebruik de wijsvinger de eerste vinger en de pink de vierde vinger). Een buitengewoon belangrijk fenomeen is dat knijpen tussen duim en wijsvinger een onmiddellijk geblokkeerde handfunctie oplevert. De ruimte tussen de proximale falanx van de duim en het MCP gewricht van de eerste vinger moet altijd een vrije ruimte zijn. Dit is van vitaal belang bij bijvoorbeeld de linkerhand van een strijkinstrumentalist. De meeste musici kunnen profiteren van de wetenschap dat de basispositie van de linkerhand en pols meer invloed heeft op de bovenste (1ste) dan op de onderste (4de)vinger. Dit is lastig onder controle te krijgen.
(2731)
De belangrijkste beweging van de vingers van de linkerhand geschiedt in de MCP gewrichten, terwijl de hand praktisch onbewegelijk ten opzichte van de pols blijft. Tijdens het musiceren is de druk van de vingers van de linkerhand op de snaren, vooral bij strijkers, extreem belangrijk waarbij het subtiel loslaten van de snaar misschien wel belangrijker is dan de druk op de snaar. Excessieve vingerdruk is één van de meest voorkomende en op zichzelf staande fouten in de techniek die veel schade kan geven.
Iedere hand is anders Vooral de ruimte tussen de vingers is sterk verschillend. Vaak is er voldoende ruimte tussen de vingers om ze goed los van elkaar te bewegen, maar het komt ook voor dat vingers tijdens het musiceren elkaar constant raken. In dit laatste geval moet voorkómen worden dat het actief stoppen van een noot geschiedt door een zijwaartse druk tegen een andere vinger. Dit fenomeen kan alleen maar gestuurd worden door de positie van de vingertop op de snaar, in feite bepaalt dat de ruimte tussen de vingers.
(2733)
Ook de hoogte van de vingers ten opzichtte van de snaar is belangrijk. Hoe sneller de passage in het muziekstuk hoe dichter de vingers bij de snaren blijven; doet men dit niet dan wordt meer dan het dubbele aan energie gebruikt en wordt snel spelen onmogelijk. Zes uur per dag oefenen van heftige passages in symfonische muziekstukken kan extreme vermoeidheid in de hand en vingers gaan geven, met alle gevolgen van dien. Het spelen met vibrato is wel het meest lastige omdat de musicus slechts in één actieve richting van het vibrato mag bewegen: voorwaarts, richting de opkomende toon, waarbij de vingerdruk in voorwaartse richting groter zal zijn dan in de achterwaartse richting. Het vasthouden van de strijkstok met de rechterhand is eveneens een virtuoos samenspel van de vingers en de hand. De duim staat diagonaal, met de laterale zijde van de eindphalanx op het hout en met de mediale zijde van het eindkootje tegen de daarvoor bestemde uitsparing op de strijkstok. De druk van de duim moet ruim voldoende zijn maar toch minimaal. De wijsvinger staat tegenover de duim. Met de pink houdt men de balans in de stok. Veel violisten maken gebruik van de platte kant van het haar van de strijkstok en verkrijgen zo een twee keer zo krachtige toon met de helft van de inspanning. Voor het spelen van pianissimo vindt een kanteling plaats naar weinig haar op de strijkstok. Daarbij staat de pols in palmairflexie. De uiterst complexe bewegingen die de vingers moeten maken tijdens het musiceren geven aan dat in een eventueel revalidatietraject het erg lastig is om te werken volgens een protocol. De vraag rest immers of herstel van vaardigheden bij een musicus kan worden gevangen in een protocol. Bij revalidatie moet men vanuit de gedachte vertrekken dat de cortex gereorganiseerd dient te worden op basis van nieuwe afferente input, een re-set als het ware. Een ander evenwicht tussen afferentie en efferentie lijkt in bestaande rigide protocollen niet afdoende te zijn en zeker niet bij musici. De input van de cortex via klank is in deze een fantastisch bruikbaar hulpmiddel. Een violist uit een symfonieorkest zei recent het volgende: “Waarom moeten wij toch steeds die tremolo’s repeteren? Dat gaat immers vanzelf als je doodmoe bent”.
De hand van de componist Er zijn diverse componisten geweest die tijdens het componeren problemen met hun handen hadden. Deze gecomponeerde werken hebben tot op de dag van vandaag invloed op de handen van de uitvoerende musicus. Naast Robert Schumann, Franz Liszt, Frederick Delius is Nicolo Paganini de meest bekende met handproblemen. De extreme hypermobiliteit in de vingers van zijn linkerhand maakt dat zijn vioolconcerten zeer lastig te spelen zijn voor violisten met normale handen. Paganini zou aan een milde vorm van Ehlers-Danlos hebben geleden waardoor hij zijn vingers extreem kon spreiden, de duim kon hyperextenderen en bovenal zijwaartse flexie in de DIP gewrichten van de vingers kon bewerkstelligen. Observaties melden dat hij die zijwaartse bewegelijkheid initieerde vanuit de hele arm, gestuurd door de linker schouder.
Warming-up Koude vingers en vochtige handen zijn regelmatig terugkerende verschijnselen in angstdromen van pianisten, omdat het geringste spoortje zweet ertoe kan leiden dat de vingers uitglijden of slippen zodat ze per ongeluk twee toetsen tegelijkertijd raken. Een pianist met aanleg voor zweethanden heeft voortdurend reden tot zorg.
Als zijn handen te koud zijn worden de spieren van zijn vingers stijf, maar zelfs met verkleumde gewrichten is het niet uitgesloten dat de vingertoppen bezweet raken en in het ergste geval worden de vingers van de pianist stroef van de kou en glibberig van het zweet. Veel musici houden, als ze moeten optreden in de wintermaanden, hun handen een uur of langer ondergedompeld in een kom met warm water. Psychologie De mentale focus op de handen tijdens het musiceren is vaak zo overheersend dat welk technisch of fysiek mankement dan ook direct het zelfvertrouwen van de musicus raakt. Mogelijk wordt gemakkelijk snel overdreven en gedramatiseerd, waardoor het een algemeen psychologisch probleem wordt, wat uiteindelijk kan resulteren in een algeheel falen. De angst niet meer te kunnen spelen. Als de handen het af laten weten kan dat angstige gedachten opleveren, soms ook wel catastrofale gedachten. Musici komen dan in een negatieve denk- en gevoelscirkel terecht: ze hebben een zekere klacht, gaan op een bepaalde manier met de klachten om, de klachten hebben negatieve effecten in denken en voelen en de cirkel is rond. Denken en voelen is een belangrijke slechte raadgever hierin. Dit is een onbewust proces. Een ander psychologisch gegeven is hoe de musicus omgaat met zijn muzikale gevoelens (hoe de musicus zijn muzikale verbeelding in de hersenen opslaat). Er zijn musici die vertrouwen op het geluid van het eerste contact met het instrument en die zo hun muzikale interpretatie sturen, zoals jazz-musici vaak doen. De vingers gehoorzamen als het ware het geluid. Klassieke musici vertrouwen routinematig op noten die in het hoofd zijn opgeslagen. Dus hierbij gehoorzamen de vingers de opgeslagen kennis, gevoel en interpretatie. Gitaristen en drummers, bijvoorbeeld, vertalen hun muzikale gevoelens in handposities, vinger- en handbewegingen en hun tablatures weerspiegelen dit. Dus de manier waarop de hand is geprogrammeerd door de hersenen is van wezenlijk belang voor de uiteindelijke kwaliteit van de muzikale uitvoering. Een alom gerespecteerde wijsheid is dat verbeelding de handen aanstuurt, met andere woorden de musicus brengt muzikaal denken ten uitvoer met overbrenging van toon en techniek. Maar de praktijk leert ook dat de handen weldegelijk de hersenen kunnen sturen zowel in positieve als negatieve zin. Lukt een bepaald loopje zonder er al te veel op te studeren dan geeft dat een enorme mentale stimulans. Zijn de vingers echter fysiek niet optimaal dan geeft dat een mentale dreun. Vaak wordt gezegd dat musiceren en met name in een symfonieorkest het bedrijven van topsport is. Er zijn zeker vele argumenten te vinden die deze bewering staven. Het zijn echter veelal buitenstaanders die dit beweren, want een musicus zelf zal nooit met een sporter vergeleken willen worden. Wel is er ooit door een musicus gezegd dat de Bruckner symfoniën zijn geschreven in opdracht van de bond van fysiotherapeuten.
Geraadpleegde literatuur Leijnse Joris,‘Finger exercises with anatomical constraints’. Proefschrift 1995. Nolet Rob 2009 ‘Muziek en Arbeidsomstandigheden’ (Training Academie van het KCO). O’Shea John. ‘Music & Medicine’ 1990 ISBN 0-460-86106-9. Sataloff Robert, Brandfonbrener Alice, Lederman Richard. ‘Textbook of performing arts medicine’. 1991 ISBN 0- 88167. Tubiana Raoul, Thymine Jean- Michel, Mackin Evelyn ‘Examination of the hand and wrist’ 1996 ISBN 1-85317- 544-7. Veen Ruud van de, Mieke Schutten, Hullegie dr Wim. ‘Van contractie naar vaardigheid’ Physios, Prelum Uitgevers 2009. Wagner Christoph, ‘Hand und Instrument’ 2005. ISBN 3-7651-037-6. Winspur Ian, Christopher B. Wynn Parry. ‘The Musician’s Hand’. 1998 ISBN 1-85317-492-0698-5. www.arbopodium.nl
*Rob Nolet, zelfstandig praktijkhouder fysiotherapeut te Amsterdam, o.a. betrokken bij het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Bestuurslid en mede- oprichter van de ‘Stichting Sanitas in Musica, Musicis Sanitas’ en ‘Stichting Harm and Harmony in Musicians’ (1988) E:
[email protected], Web: www.noletfysiotherapeuten.nl
Samenvatting:
In dit artikel wordt aangegeven wat het betekent voor handen om muziekinstrumenten te bespelen. Er wordt een indruk gegeven van de arbeidstijd en studiebelasting. Handfunctie wordt per instrument besproken en daarbij worden technische aspecten als positie van de vingers op de snaren bij violisten expliciet beschreven. Tevens worden individuele verschillen en de invloed van componisten behandeld. Als laatste komen de warming up en de psychische belasting aan bod.