Bij het wonen in Amsterdam zijn veel verschillende gemeentelijke diensten betrokken. Naast de Dienst Wonen kunnen dat met name de Sociale Dienst (in 2006 de Dienst Werk en Inkomen), de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, afdelingen van de stadsdelen, de Dienst Persoonsgegevens en de Dienst Advies en Beheer zijn. De burger die gebruik wil maken van de verlening van een bepaalde dienst, zet daarmee onbewust een meedere diensten aan het werk. Wat betreft dienstverlening is een aantal zaken het vermelden waard; met name wordt aandacht besteed aan voorrangsverklaringen, verschillen tussen officiële registraties en feitelijke situaties en aan dakloosheid.
11
Voor het aanvragen van een voorrangsverklaring op medische of sociale gronden en aanvragen van woonruimteaanpassingen op basis van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) dient de burger zich tot verschillende gemeentelijke instanties te wenden. In het eerste geval is de Dienst Wonen de bevoegde instantie. Een medische indicatie wordt verstrekt voor een gelijkvloerse woning of voor een woning die met een beperkt aantal traptreden of een lift te bereiken is. De Gemeentelijke Gezondheidsdienst adviseert de Dienst Wonen over de toe- of afwijzing van de aanvraag. Met een voorrangsverklaring kan de burger reageren op een door een woningcorporatie aangemerkte woning die op Woningnet is geplaatst. Het komt regelmatig voor dat burgers zich tot de Gemeentelijke Ombudsman wenden omdat de dienst niet bereid is een voorrangsverklaring te verstrekken. In bijna alle gevallen blijkt dat de aanvrager niet voldoet aan de vereisten. Zo moet de aanvrager voor een sociale voorrangsverklaring minstens vier jaar in Amsterdam woonachtig zijn en er moet sprake zijn van een aantoonbaar problematische situatie. Als er sprake is van een medische noodzaak om naar een passende woning te verhuizen, kan de burger bij het (niet gemeentelijke maar regionale) Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) een verhuiskostenvergoeding aanvragen. De Dienst Wonen besluit daarna op advies van het CIZ over de toekenning van de aanvraag. Soms is een verhuizing niet nodig, omdat de woning met
een voorziening aangepast kan worden aan de mogelijkheden van de bewoner. Voor kleine aanpassingen (zoals het verwijderen van drempels en het aanbrengen van beugels) moet de burger zich wenden tot de woningbouwvereniging, of het stadsdeel als er een particuliere verhuurder is. Alle andere aanpassingen moeten aangevraagd worden bij het CIZ. De Dienst Wonen neemt dan een besluit na advies van het CIZ en draagt zorg voor de uitvoering. De afstemming met de Sociale Dienst verloopt niet altijd even gemakkelijk, zoals blijkt uit het volgende geval. De woning van een verzoekster is geschikt voor haar fysieke mogelijkheden. Omdat haar huurkosten hoog zijn, verplicht de Sociale Dienst haar om te verhuizen naar een goedkopere woning. Deze moet dan vanzelfsprekend ook geschikt zijn voor de verzoekster. De Dienst Wonen neemt het standpunt in dat de verzoekster na haar verhuizing niet in aanmerking komt voor financiële vergoedingen en aanpassingen, omdat zij een voor haar geschikte woning verlaat. Dit betekent dat de ene gemeentelijke dienst eisen stelt waaraan de verzoekster, door de regelgeving van een andere gemeentelijke instantie, niet kan voldoen. Uiteindelijk bleek dat er nog een nieuwe woningaanpassing nodig was, die technisch onmogelijk was. Daardoor zou de verzoekster toch in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding als zij naar een geschikte, goedkopere woning zou verhuizen.
12
Per 1 januari 2007 zal in dit traject het nodige veranderen met het in werking treding van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Bij het thema Zorg zal hieraan aandacht worden besteed. Het feit dat een groot aantal (gemeentelijke en niet-gemeentelijke) instanties betrokken is bij het wonen in Amsterdam, maakt het er voor de burger niet eenvoudiger op. Een ander voorbeeld illustreert dit. De afdeling Zorgvoorzieningen van de Sociale Dienst honoreert een aanvraag van een scootmobiel. Er dient dus een geschikte stallings- en oplaadmogelijkheid gerealiseerd te worden. Hiervoor wendt de verzoekster zich in eerste instantie tot het Centrum indicatiestelling zorg, dat een positief advies uitbrengt aan de Dienst Wonen. De woningverhuurder van de verzoekster weigert echter toestemming voor het plaatsen van de scootsafe in de achtertuin. De scootsafe moet dus aan de voorkant van de woning worden geplaatst en hiervoor dient het stadsdeel een bouwvergunning te verlenen. Het stadsdeel wijst de vergunningaanvraag in eerste instantie af. Nadat nieuw beleid omtrent de plaatsing van een scootsafe is vastgesteld, wordt er uiteindelijk toestemming gegeven. Deze procedure heeft zeven maanden in beslag genomen.
Bij klachten over stank- of geluidsoverlast kan de burger zich wenden tot de Dienst Milieu en Bouwtoezicht. Er moet dan sprake zijn van overlast in het kader van de Wet milieubeheer en de overlast moet het gevolg zijn van de uitoefening van beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten. Op het terrein van bouwregelgeving en woningtoezicht heeft de dienst een beperkte bevoegdheid: het toezicht, de handhaving en de vergunningverlening worden uitgevoerd door de afdelingen Bouw- en Woningtoezicht van de stadsdelen. In de Handhavingsnota Bouwregelgeving (november 2005) is een gemeenschappelijk handhavingsbeleid vastgesteld door en voor alle stadsdelen. De nota beoogt een bijdrage te leveren aan uniformering en eenduidigheid op het gebied van de handhaving van bouwregelgeving voor
13 de stadsdelen te formuleren. Goed afgestemd beleid kan, mits de uitvoering serieus ter hand wordt genomen, de kwaliteit van de dienstverlening voor alle burgers verbeteren. Zie ook het hoofdstuk Spiegel van de dienstverlening.
Zelfstandige woningen dienen geregistreerd te staan in de VastgoedRegistratie Amsterdam (VRA). Deze registratie wordt beheerd door de afdeling Geo en Vastgoedinformatie van de Dienst Advies en Beheer. De woning moet dan wel voldoen aan bepaalde vereisten, zoals bijvoorbeeld het aanwezig zijn van een eigen opgang, een eigen keuken, een toilet en een douche. De afdelingen Bouw- en Woningtoezicht van de stadsdelen verrichten de toetsingen op aanvraag van de eigenaar. Het komt voor dat de huurder van een (niet als woning geregistreerd) appartement zich bij de afdeling Burgerzaken van een stadsdeel niet kan inschrijven op zijn woonadres, omdat het appartement volgens het stadsdeel niet bestaat. Tegelijkertijd ontvangt de verhuurder/eigenaar van het ‘niet bestaande’ appartement van de Dienst Belastingen een aanslag op grond van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) en andere heffingen. Dat levert de nodige verwarring en onbegrip op. Burgers worden niet altijd goed geïnformeerd over de oorzaak van de verschillende registraties, zo is de ombudsman gebleken. Zoals hierboven al is aangeduid, komt de feitelijke woonsituatie van een Amsterdammer niet altijd overeen met de juridische. Dat kan leiden tot de cartooneske situatie dat de alleenstaande bewoner van een bepaalde woonruimte van de Dienst Belastingen te horen krijgt dat hij volgens de Gemeentelijke Basisadministratie in gezinsverband leeft. Tegenwerpingen zijn vergeefs, want hij “staat zo geregistreerd”, met alle consequenties van dien. De gemeente is zich bewust van dit probleem en heeft daarom een zogenaamd adressenproject gestart. Meer hierover bij het thema Burgerzaken.
Helaas komt het steeds vaker voor dat burgers uit hun huizen worden gezet wegens huurschuld. Dat kan leiden tot letterlijke dakloosheid: mensen hebben dan een woon- noch verblijfadres. Omdat er geen bijstand wordt verstrekt als mensen niet beschikken over een postadres, verleent de Centrale Eenheid Daklozen van de Sociale Dienst een postadres. Het kan ook zo zijn, dat mensen wel een verblijfadres hebben, maar van de hoofdbewoner geen toestemming krijgen om zich daar in te schrijven. De reden daarvan is vaak dat de logé schulden heeft en de deurwaarder kan dan bijvoorbeeld beslag leggen op de inboedel van de gastheer. Ook kan het voorkomen dat de hoofdbewoner zelf een uitkering heeft en geen nadelige gevolgen van de inwoning wenst te ondervinden. Het kantoor van de Sociale Dienst in de regio waar de burger verblijft, moet dan een postadres verlenen voor drie maanden. In die periode dient de adresloze voor een eigen postadres te zorgen. In het geval waarin niet op één, maar op verschillende adressen wordt gelogeerd, dient de adresloze zich voor een postadres te wenden tot het kantoor van de regio waar hij het meest verblijft. Het is de ombudsman gebleken dat de regiokantoren de werkvoorschriften niet altijd goed uitvoeren.
14
Zo nam een regio een bijstandsaanvraag niet in behandeling omdat de verzoekster geen eigen adres, maar wel een verblijfadres had. Zij werd doorverwezen naar de Centrale Eenheid Daklozen (CED). Omdat er sprake was van een adresprobleem (en feitelijk dus niet van dakloosheid) stuurde het CED de verzoekster terug naar het regiokantoor, omdat de aanvrager wel een verblijfadres had. Gevolg daarvan was dat de bijstandsaanvraag veel later in behandeling werd genomen dan nodig was. Daarbij moet ook bedacht worden dat, als de aanvrager geen bewijs heeft van de eerste aanmelding, de ingangsdatum van de bijstand aanzienlijk kan verschuiven.
Ten slotte kan het voorkomen dat de dakloze na een adrescontrole wordt uitgeschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie. Administratief gezien ‘bestaat’ de dakloze dan niet meer, terwijl hij wel in Amsterdam verblijft. Op dit probleem wordt nader ingegaan bij het thema Burgerzaken. In het verleden heeft de ombudsman in het kader van interventies bij dreigende huisuitzetting veel contact gehad met De Vliegende Hollander. Dit is een samenwerkingsverband van HVO-Querido en het Leger des Heils. De Vliegende Hollander slaagde er vaak in om op het laatste moment tot een vergelijk met de verhuurder te komen. Deze organisatie is opgeheven en inmiddels opgevolgd door ‘Er-op-af’, een samenwerkingsverband tussen onder meer de gemeente Amsterdam, de Dienst Werk en Inkomen en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties. De ombudsman heeft vertrouwen in de voortzetting van de goede samenwerking.
15
Meer dan de helft van alle woningen in Amsterdam is eigendom van de woningcorporaties. Dit zijn geen overheidsinstanties, maar ze hebben wel een wettelijke en sociale taak. Zij spelen een centrale rol bij de woningtoewijzing en het inspelen op urgente zaken. In stadsvernieuwingsgebieden kunnen Burgemeester en Wethouders woningcorporaties mandateren om zogenaamde stadsvernieuwingsurgenties af te geven. De huurder kan zo’n urgentie aanvragen als de woning gerenoveerd wordt. Het Besluit Beheer Sociale Huursector schrijft voor dat de corporaties een interne klachtenregeling dienen te hebben. Er is echter niet voorzien in vormvoorschriften of sanctiemogelijkheden en er is geen tweedelijns klachtinstantie. Wel heeft de gemeente in een convenant afspraken gemaakt met de corporaties over de woonruimteverdeling. Bij klachten hierover kan de burger zich wenden tot de Klachtencommissie Toewijzing Corporatiewoningen Amsterdam. Op de naleving van de afspraken die in het convenant zijn opgenomen, kan de gemeente de woningcorporaties aanspreken. Naar aanleiding van signalen die de ombudsman bij zijn rondgang langs de stadsdelen heeft ontvangen, zal de ombudsman in 2006 een onderzoek instellen naar het functioneren van de klachtenregelingen van de woningcorporaties.