25 bibliotheekwerk jaar De Koninklijke Bibliotheek bedankt Gerard van Dijk voor voor zijn harde werken
‘‘Iets waarbij je zo diep betrokken bent, is moeilijk los te laten’’
Gerard aan het woord
Geen roltrapdemocratie
Daar heb je Henk weer
Energie van de regio
Bibliotheken terug bij oorspronkelijke missie
Gerard van Dijk, stafmedewerker van de Koninklijke Bibliotheek, gaat met pensioen.
Erna Winters verdedigt de belangen van de bieb op regionaal, nationaal en internationaal niveau.
Henk Middelveld, bevlogen bibliotheekveteraan, mist de bibliotheekwet en doet zijn verhaal hierover.
Zolang de bieb mensen in Oss en Zeeland aan het lezen krijgt, is Mari Nelissen tevreden.
Bibliotheken moeten veel nadrukkelijker hun bestaansrecht bewijzen, volgens Hans Veen.
Loslaten bibliotheekwerk doet ras-Hagenees pijn Gerard van Dijk, stafmedewerker van de Koninklijke Bibliotheek, gaat met pensioen. Een mooie gelegenheid voor een gesprek in retroperspectief: hoe kijkt Gerard terug op een kwart eeuw landelijk bibliotheekwerk en wat was daarin zijn rol?
“Ja, ik ben een Hagenees”
Tekst: René Vorderman | Fotografie: Casper Cammeraat
2
“Ik heb altijd een heleboel dingen naast mijn werk gedaan en dat zal ik blijven doen’’ Gerad van Dijk heeft geraniums. Hij gaat er alleen niet achter zitten. “Mijn geraniums staan buiten. Dat is een beetje koud.” Maar hij snapt de overdrachtelijke betekenis. “Ik heb altijd een heleboel dingen naast mijn werk gedaan en dat zal ik blijven doen. Ik schilder en doe kerk- en jeugdwerk. Met alleen schilderen kan ik mijn dagen niet vullen, want ik ben nogal productief en maak zo vier, vijf schilderijen per week. Voor je het weet staat het hele huis vol. Ik wil sowieso iets doen waaraan ik betekenis kan ontlenen. Dat was decennialang mijn werk, maar ook nu ik gepensioneerd ben wil ik die maatschappelijke relevantie voelen. Dat kan bijvoorbeeld in het kerkwerk. Ik schrijf voor een parochieblaadje, ben voorzitter van de commissie Kerkbalans en ga voor bij oecumenische diensten in een bejaardenhuis. Ik ben daarnaast secretaris van Stichting Sint Rafaël – waarmee we onder meer kampen financieren voor armlastige kinderen – en penningmeester van Stichting Physci, die mensen uitzendt om psychotherapie te verlenen en projecten te ondersteunen in Bangladesh en Nepal.” Gerard praat met een onversneden Haags accent. Hij is dan ook een kind van de Hofstad, groeit op in het arbeidersgedeelte van Den Haag en ziet van dichtbij de buurtvernieuwing van de Schilderswijk. “Ja, ik ben een Hagenees”, zegt hij niet zonder trots. Zoon van een kruidenier, geboren in 1950. De zevende in een gezin van twaalf kinderen. “We woonden aan de Hoefkade, precies op de grens van het voormalige Hofland, waar de koning op konijnen en hazen jaagde. Tegenover ons werd de nieuwe bibliotheek gebouwd. Dat die zo’n grote rol in mijn leven zou spelen, kon ik destijds niet vermoeden. Toen de bieb in 1975 af was ben ik verhuisd. Hoefkade is overigens een verbastering van Hofkade, de afscheiding tussen het hof en de stad.” Het koninklijke is zo beschouwd nooit ver weg voor Gerard. Het duurt echter tot dit jaar voor hij bij de Koninklijke Bibliotheek terechtkomt. Zijn eerste werkervaring doet hij als jongen op in de winkel van zijn vader. Flessen sorteren en andere hand- en spandiensten. “Zo groeide ik er langzaam in.” Nadat hij in 1972 in dienst is getreden van een boekhoudkantoor, keert hij in 1973 alweer terug in de winkel. “Mijn beide ouders werden ziek. Van al mijn broers en zussen had ik altijd het meest in de winkel geholpen, dus mijn vader vroeg mij om de boel draaiende te houden. Dat heb ik tot 1975 gedaan. Lange dagen, ik was dag en nacht in de winkel. Een erg leuke periode.” In het bezit van onder meer een hbs-diploma, certificaten handelscorrespondentie Nederlands, Engels, Duits en diploma’s voor boekhouden en moderne bedrijfsadministratie, treedt hij in 1975 in dienst bij het ministerie van Onderwijs. Vier jaar later volgt de stap naar de directie van de academische ziekenhuizen in Den Haag, waar hij zich bezighoudt met begrotingen en jaarrekeningen. “Maar ik wilde meer de diepte in.” Die kans geeft het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum (NBLC) hem. Het is inmiddels 1990 en Gerard vindt de baan die hij ambieert. Een baan die over geld gaat, over rekenen, over opbrengsten en kosten en debiteuren en crediteuren. Hij wordt directieassistent financiële zaken, de rechterhand van directeur Dick Reumer.
Jonge Koos
Alle organisaties die in Nederland met bibliotheekwerk te maken hebben zijn verenigd in het NBLC, groot gemaakt door Reumer. Samen sterk is de filosofie, “want samen kun je veel meer dan alleen”, vindt ook Gerard. De eerste knauw voor de brancheorganisatie volgt kort na zijn aantreden. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besluit de subsidiekraan dicht te draaien. Daardoor loopt het NBLC ruim een miljoen gulden op jaarbasis mis. Koos Wiltenburg, de voorganger van Gerard, vreest voor de toekomst en geeft de organisatie nog maximaal twee jaar. Aan ‘de jonge Koos’ – zo wordt Gerard genoemd – de schone taak mee te denken over een bezuinigingsoperatie. “Gelukkig was er nog aardig wat bewegingsruimte, dus dat hebben we goed kunnen oplossen. Ik merkte toen al dat het hele bibliotheekwerk in beweging was. Alles werd digitaal, de boekkaartjes van de Nederlandse Bibliotheek Dienst hadden hun langste tijd gehad.” Het NBLC beschikt begin jaren negentig over liefst zes panden, in Den Haag, Utrecht
en Almere. Busjes rijden op en neer tussen de verschillende vestigingen. De organisatie voegt onder leiding van Rudi van der Velde alle locaties samen en verhuist in 1994 naar een gigantisch gebouw aan de Platinaweg in Den Haag. “Dat veroorzaakte wel wat opwinding”, weet Gerard nog, “omdat iedereen eigenlijk vond dat het NBLC eerst moest veranderen voordat het zich ging bezighouden met nieuwe huisvesting. Daar zijn bestuursleden op gesneuveld. Jammer, want er zat best een heel aantal goede mensen in het bestuur. Zoals Henk Middelveld, een man met visie. Dat kantoor aan de Platinaweg – twaalfduizend vierkante meter – was ook wel een iets te grote broek voor ons.”
“Een plek waar iedereen kan leren lezen en leesplezier krijgt en houdt. Dat verrijkt uiteindelijk je leven” Met de verhuizing naar de Platinaweg ontwikkelt het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum een masterplan om de organisatie te ontmantelen. Zij valt uiteen in drie poten: een vereniging voor belangenbehartiging, een stichting voor dienstverlening en Systemen, dat zich bezighoudt met de inrichting van bibliotheken. Gevolg van de vele mutaties zijn twee verliesgevende jaren op rij: 1994 en 1995. “Ik zei: als we zo doorgaan, gaan we volgend jaar het putje in. Door reorganisaties hebben we de zaak weer op de rails gekregen.” Gerard wordt adjunct-directeur van de vereniging. In die functie beleeft hij één van de grootste successen uit zijn carrière. Hij slaagt erin het pand aan de Platinaweg – gekocht voor 16 miljoen gulden – te verkopen voor 21 miljoen gulden. “Daarmee hebben we een aantal problemen opgelost en kunnen werken aan een financieel gezonde situatie.”
Daaraan komt nu een eind. Het SIOB is sinds dit jaar onderdeel van de Koninklijke Bibliotheek, maar Gerards bureau is na vijf maanden alweer leeg. Een vreemd gevoel. “Ik keek in een paar dozen die ik na de verhuizing naar de KB nog niet had uitgepakt. Daar zat een aantal dossiers in dat ik al mijn hele leven meesleep. Een groot deel daarvan gaat de container in. Dan krijg je toch het gevoel dat je een stuk van je leven weggooit.” Bovendien maakt hij het eind van de publiekscampagne voor aangepast lezen niet mee. Een campagne die erop gericht is mensen met een leesbeperking via hun eigen bibliotheek toegang te geven tot 45.000 gesproken boeken op Bibliotheek.nl. “Mijn werk is niet af”, vindt Gerard.
Ziel en zaligheid
Verdriet? Dat niet, maar melancholisch kan hij er wel van worden. “Ik moet min of meer gedwongen mijn werk loslaten. Moeilijk, want ik heb er mijn ziel en zaligheid in gelegd. Ik heb altijd met een grote drive gewerkt; in de winkel, op het ministerie en als bibliothecaris. Iets waarbij je zo diep betrokken bent, is moeilijk los te laten. Dat doet pijn en ik kan er ook wel emotioneel van worden.” Hoe kijkt hij terug op een kwart eeuw landelijk bibliotheekwerk? “Toen ik bij het NBLC kwam werken dacht ik dat een bibliotheek boeken uitleende. In de afgelopen 25 jaar heb ik wel geleerd dat de bibliotheek vooral een organisatie is die ertoe doet en mensen in hun leven verder helpt. Dat heb ik de laatste jaren heel duidelijk gemerkt bij de groep met een leesbeperking. De bibliotheek speelt in het leven van die mensen zo’n grote rol en maakt dat ze volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het zijn natuurlijk ook volwaardige burgers. De bieb voegt waarde toe aan iemands leven. Ze brengt allerlei onderwerpen systematisch bij elkaar en geeft op geordende wijze toegang tot heel veel kennis. Kennis die je zonder de bibliotheek moeizaam zou verwerven. Ik was laatst in de bibliotheek van Leiden en boven de uitleenbalie viel me ineens een bordje op met de tekst: ‘Dit is van al de grootste straf: wie eenmaal lezen heeft geleerd die leert het nooit meer af’. Een regel uit een gedicht, ik weet zo niet van wie. Maar het bevat voor mij wel de essentie van de bibliotheek: een plek waar iedereen kan leren lezen en leesplezier krijgt en houdt. Dat verrijkt uiteindelijk je leven.”
Kwaliteitsslag
In 2003 volgt de verhuizing naar de Grote Marktstraat. De vereniging NBLC gaat verder als de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB). De periode die volgt staat vooral in het teken van het optuigen en almaar uitbreiden van Bibliotheek.nl en het digitaliseren van de catalogus. “De opwinding rondom het organisatorische vlak was tot rust gekomen, we konden gaan werken aan de kwaliteit van het bibliotheekwerk en de inhoud van het vak. Daar moest echt wat aan gebeuren. We hebben kwaliteitsnormen en brancheformules opgesteld. Ook kregen we een uniform rekeningschema en streefden we naar één bibliotheeksysteem. Een goede zaak, want daardoor konden we individuele bibliotheken veel beter met elkaar vergelijken. En van daaruit verder werken aan verbetering.” Gaandeweg ontstaat de wens om van de VOB een klein bureau met een aantal goede professionals te maken – naast een op te richten sectorinstituut en de Stichting Bibliotheek.nl. Voor een adjunct-directeur is in die nieuwe structuur geen plaats meer. Gerard verkast naar het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB), voor een geheel nieuwe uitdaging in zijn loopbaan. Hij wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden. “Een andere invulling van mijn financiële rol. Ik moest ervoor zorgen dat het subsidiebudget van tien miljoen euro goed besteed werd.” Daarnaast wordt hij voor één dag in de week directeur van de Stichting Certificering Openbare Bibliotheken (SCOB). “Al met al een aardige weekinvulling.” 25 jaar bibliotheekwerk
Gerard van Dijk bedankt!
3
Geen roltrapdemocratie, maar samen sterk Als meisje van tien stempelde ze al boeken, Erna Winters, directeur Bibliotheek Kennemerwaard. Winters verdedigt de belangen van de bieb op regionaal, nationaal en internationaal niveau. “De KB moet uitgebreid met de branche in gesprek.”
“Nee, ik zit hier helemaal niet verkeerd”
Het uitzicht kan haast niet beter. Erna Winters heeft haar werkkamer in het hart van de historische binnenstad van Alkmaar. Pal naast de imposante Grote Sint Laurenskerk. Winters zit op de tweede verdieping en kan goed zien wat er allemaal gebeurt op het plein bij de kruisbasiliek. “Een prima werkplek”, constateert ze tevreden. “Nee, ik zit hier helemaal niet verkeerd.” Winters (50) is directeur van de Bibliotheek Kennemerwaard, met vestigingen in Alkmaar, Bergen, Castricum en Heerhugowaard. Zij is daarnaast voorzitter van de innovatieraad van de Koninklijke Bibliotheek en had tot voor kort zitting in de Brusselse lobbyclub EBLIDA. Iemand die zich graag sterk maakt dus voor de bibliotheek, op regionaal, landelijk en Europees niveau. ‘Als ik groot ben, wil ik in de bieb werken’, zei de kleine Erna, die op haar tiende de bibliotheekjuffrouw in Vollenhove hielp met boeken stempelen. Dat werk heeft plaatsgemaakt voor beleidsplannen schrijven, leiding geven, vergaderen en nadenken over vernieuwingen. “Bijna elke bibliotheek in Nederland innoveert, de één sneller dan de ander”, vertelt Winters. “Bij de innovatieraad bekijken we welke projecten in het land kansrijk zijn voor andere bibliotheken. Daar kennen we geld aan toe. Het is een verspilling van middelen als je telkens lokaal het wiel wil uitvinden. Het is goed om over de schutting te kijken en van elkaar te leren. Ik wist bijvoorbeeld dat Friesland experimenteerde met Fablabs, maar kwam erachter dat Apeldoorn daar ook mee bezig is en nog een stuk of vijf andere bibliotheken. Beschik je over die kennis, dan kun je de betreffende bibliotheken met elkaar verbinden zodat ze elkaar kunnen versterken.” Zie hier de meerwaarde van landelijk bibliotheekwerk. In de tijd dat Gerard van Dijk bij het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum komt werken, is Winters 25 jaar en hoofd van de bibliotheek in Maarn. “Drie man personeel en 25 vrijwilligers die allemaal lang en breed mijn moeder konden zijn.” Drie zaken uit het nationale bibliotheekwerk van de afgelopen 25 jaar staan bij haar vers in het geheugen. “Bibliotheken begonnen met computercursussen, maar niet iedere medewerker was capabel om deze lessen te geven. Uit 4
onderzoek kwam naar voren dat bibliotheekmedewerkers onvoldoende werden geprikkeld het beste uit zichzelf te halen. De bieb was een beetje aan het versloffen.” Gevolg is een ‘opwaardering’ van het vak – de scheiding tussen front- en backofficewerk. “Er kwam een splitsing tussen medewerkers die inhoudelijk bezig waren – programma’s maakten voor scholen bijvoorbeeld – en degenen die vooral uitvoerden. De ene bibliotheek paste dit meer rigide toe dan de ander.” Ook noemt Winters de introductie van een landelijk rekenschema. “Daarmee werden de begrotingen van alle bibliotheken op dezelfde manier ingericht, wat benchmarking eenvoudiger maakte. Een goede zaak en ook voor gemeenten interessant. Zij kunnen zich gemakkelijker vergelijken met een buurgemeente en bekijken hoeveel die aan de bibliotheek spendeert. Sommige bibliotheken zijn door het landelijke rekenschema onderling nog meer gaan benchmarken.” Als derde stipt Winters ‘de golf van fusies’ aan vanaf 2000. “Kleine bibliotheken innoveerden te weinig. Op advies van de commissie Meijer zijn deze bibliotheken losgemaakt van provinciale centrales. Met het idee te gaan fuseren met andere bibliotheken. Bijvoorbeeld hier in Kennemerland. Het idee achter die fusies was slagkracht winnen. Meer kunnen ondernemen met hetzelfde aantal mensen. Als grote organisatie ben je minder kwetsbaar. Wordt een medewerker ziek, dan staat er altijd wel iemand anders klaar. Zo hebben we bij Kennemerwaard een pool van twaalf mensen die zich bezighoudt met programma’s voor het voortgezet onderwijs.” Deelt Winters de kritiek van Henk Middelveld dat het NBLC is opgesplitst in een onoverzichtelijke brij aan organisaties en stichtingen? “De splitsing van de VOB naar het SIOB en ook nog Biliotheek.nl heb ik nooit begrepen. Je trekt belangenbehartiging en productontwikkeling uit elkaar. Producten worden ontwikkeld voor de branche dus het is handig dat daar enige knowhow bij komt kijken. Maar vaak zijn de ontwikkelaars slimme jongens en meisjes die niet gebonden zijn aan de branche en er ook geen kennis
van hebben. Daar komen soms producten uit waarvan ik me afvraag: zit ik hier nou op te wachten?” Winters pleit daarom voor goede onderlinge afstemming tussen de VOB en de Koninklijke Bibliotheek. “De KB zal echt uitgebreid met de branche in gesprek moeten gaan. Met als achterliggende gedachte: wat willen we samen bereiken voor de burgers van Nederland? Wat dat betreft ben ik blij met het initiatief van Lily Knibbeler voor rondetafelgesprekken met verschillende bibliotheken. Daar is echt behoefte aan. Bibliotheken maken graag duidelijk wat er speelt en op welke terreinen ze ondersteuning willen.” Afstemming is volgens Winters ook nodig tussen vele toekomstvisies die er liggen. “De VOB heeft een visie op bibliotheekwerk, maar ook het SIOB is met een plan gekomen; het rapport Cohen. Dan heb je nog de visie van de KB en de meerjarenplannen van lokale bibliotheken. Dat zijn drie of vier visies die allemaal over hetzelfde gaan. Het lijkt mij goed één heldere toekomstvisie te hebben.” Waaraan iedereen zich committeert. Winters hekelt de zogenoemde roltrapdemocratie. “Nadat er op een branchevereniging iets is afgesproken, zijn er altijd leden die na de borrel, op de roltrap, zeggen dat ze lokaal niet mee gaan doen. Gezien de manier waarop het bibliotheekwerk is gefinancierd – met lokale overheden als belangrijkste subsidiegevers – begrijp ik sommige van die reacties wel. Als jouw gemeente de plannen van de branche niet ziet zitten, is het lastig die plannen door te voeren. Toch vind ik dat bibliotheken gezamenlijk ergens voor moeten staan.” Maar blijf altijd kritisch op elkaar, benadrukt Winters. Beeldend: “Elke bibliotheekdirecteur is trots op zijn ideeën, zijn kindjes. Terwijl directeuren die er van een afstandje naar kijken misschien zeggen ‘jij kan het wel mooi vinden, maar het schreeuwt te hard en heeft schele ogen’. In het bestrijden van kinderziektes ligt een rol voor de innovatieraad. De raad ziet waar leuke kindjes worden geboren en kijkt naar de mogelijkheid die in een kleuterklas te stoppen. Zodat ze samen een mooi koor vormen.”
‘Henkie Kulturhus’ mist de bibliotheekwet
Op zijn 24ste was hij al bibliotheekdirecteur in Delfzijl. Daarna maakte Henk Middelveld (66) vooral naam als de man die in Overijssel vele bieb-innovaties doorvoerde. Zijn bevlogenheid is de oud-NBLC’er nooit verloren, ook niet nu hij met pensioen is. “Bibliothecarissen, archivarissen, journalisten en programmamakers moeten samenwerken.”
“Mensen zullen wel denken: daar heb je Henk weer” Vlakbij de bossen van Hellendoorn woont een wijsgeer die zo nu en dan gevraagd en ongevraagd zijn licht opsteekt in het bibliotheekwezen: Henk Middelveld. De man die de kulturhusen naar Nederland haalde en als directeur van de Overijsselse Bibliotheek Dienst de zelfbedieningsbalie introduceerde. Jarenlang lid van het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum, maar uit protest opgestapt toen het NBLC in 1994 verhuisde naar de Platinaweg. Bij de bushalte wacht hij zijn bezoek op, alert om zich heen kijkend. Voor de protestantse kerk langs lopen we naar zijn witte huis, met een enorm diepe tuin. De buxushagen keurig in het gelid en het gras strak gemaaid. Een hobby, tuinieren, waaraan hij sinds zijn prepensionering in november 2008 veel tijd besteedt. Maar hij is naar eigen zeggen ook nog altijd een type van ‘gooi er een kwartje in en hij praat wel’
Gouden wet
De bevlogen bibliotheekdirecteur in ruste is altijd een groot voorstander geweest van een sterke, landelijke belangen- en serviceorganisatie. “Het NBLC heeft het bibliotheekwerk geweldig gestimuleerd”, brandt hij los. “De bibliotheekwet uit 1975 was een gouden wet. Die zorgde voor een geweldige toename van geldstromen waardoor wij een veel betere dienstverlening aan de burger konden geven. Als je afhankelijk bent van subsidie, heb je een sterke lobby nodig in Den Haag. Dat was het NBLC. Eén van de belangrijkste dingen die we op landelijk niveau tot stand hebben gebracht is de collectieve inkoop van boeken.” Maar het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum is niet meer, al een hele tijd niet meer. Middelveld ziet de afgelopen 25 jaar als een ‘droevige periode’, als de langzame afbraak van het NBLC. “Afbraak in kwaliteit van mensen en in de kwaliteit van de dienstverlening”, verklaart hij zich nader. Maar hij doelt ook op de verminderde politieke invloed van clubs als de VOB en het SIOB. “Met al die opsplitsingen hebben we het in mijn ogen veel te onoverzichtelijk en ingewikkeld gemaakt. We zijn in feite weer terug bij de tijd vóór het NBLC. De Vereniging van Openbare Bibliotheken is met 25 medewerkers klein. Terwijl er in de tijd van Dick Reumer driehonderd man bij het NBLC werkten. Een fantastische club die veel deed
voor de bibliotheken. Reumer heeft een geweldige vitaliteit getoond door op zijn zestigste nog vernieuwingsslagen door te voeren.” Maar onder diens opvolger, Rudi van der Velde, verandert er veel. Henk Middelveld keert het NBLC de rug toe. “Van der Velde kreeg last van megalomanie. Hij wilde naar een nieuw pand van ongeveer tienduizend vierkante meter. Op een gegeven moment had hij zijn oog laten vallen op een gebouw van zeventienduizend vierkante meter, de beroemde Platinaweg. ‘Als jullie dat pand kopen, stap ik op’, zei ik tijdens een bestuursvergadering.” Het NBLC verhuist en Middelveld houdt woord. “Het voorstel om naar de Platinaweg te verhuizen werd met vijf tegen vier stemmen aangenomen. Daarop heeft Van der Velde het erdoor gedrukt. Er was in die tijd ontzettend veel gezeur rond het NBLC. Voor Gerard moet het een rare periode zijn geweest. Hij moet gezien hebben dat de wereldbestormende ideeën van Rudi geen hout sneden.
“Archieven bezitten zo ongelooflijk veel materiaal, als je dat digitaliseert heb je een fantastische informatiebron” ”Het brengt het gespreksonderwerp op de man die afscheid neemt: Gerard van Dijk. “Ik heb Gerard leren kennen als een consistent en serieus man. Hij weet goed waarover hij praat. Over zijn jaarrekeningen stelde ik nauwelijks vragen, want ik wist gewoon dat die goed in elkaar zaten. Gerard heeft ook humor. Bij mijn afscheid gaf hij me een ingelijste foto van een standbeeld, van een man waarop hij mijn hoofd had gemonteerd, die met alle kracht een steen heuvelop duwde. Dat leek hem wel symbolisch; ik wilde soms tegen beter weten in dingen bereiken, alsof ik een hunebed een berg met stroop op probeerde te duwen.”
Nieuwe filosofie
Invloed heeft Middelveld al een tijdje niet meer. “Mijn rol is uitgespeeld.” Wat staat de Nederlandse bibliotheekwereld volgens de éminence grise te doen? “Er moet een nieuwe filosofie komen. Vroeger hadden wij een soort emancipatorische filosofie – de leeszaalgedachte; boeken toegankelijk voor iedereen – nu moet er worden nagedacht over hoe je mensen informeert. Dat is niet alleen een taak van bibliothecarissen, maar ook van programmamakers, journalisten en archivarissen. Zij moeten samen de verantwoordelijkheid voelen voor ongekleurde informatie in een democratie. Ik ben het geweldig met de heer Wilders oneens, maar hij mag zeggen wat hij vindt. Alleen zal ik met informatie aantonen dat wat hij zegt onzin is.” Om goede informatie te waarborgen, moeten de eerder genoemde specialisten zich volgens Middelveld verenigen in een nieuwe, landelijke organisatie. “Kranten verliezen de wereld, omroepen verliezen de wereld, bibliotheken verliezen het en archieven benutten hun potentie niet. Ik hoop dat professionals in deze sectoren over hun eigen schaduw kunnen kijken en het belang van samenwerking inzien. Eerlijk gezegd ben ik er bang voor. Ik vind overigens ook dat de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief moeten fuseren.” Wijze of onwijze woorden van de man uit Hellendoorn; dat mag de lezer van dit stuk bepalen. Ook dat is democratie. Gelukkig kan Middelveld zichzelf relativeren. De man die de bijnaam ‘Henkie Kulturhus’ verwierf – vanwege zijn warme pleitbezorging voor het Scandinavische concept – en menig NBLC-vergadering afsloot met de woorden ‘Voor het overige ben ik van mening dat we een bibliotheekwet moeten hebben’, zegt: “Mensen zullen wel denken: daar heb je Henk weer.” Maar dit is zijn visie en daar zullen ze het mee moeten doen. De enthousiaste verteller zal zijn licht nog geregeld opsteken. Gevraagd of ongevraagd. Laatste gratis suggestie: “Archieven bezitten zo ongelooflijk veel materiaal. Als je dat digitaliseert, heb je een fantastische informatiebron. Goud waard.”
25 jaar bibliotheekwerk
Gerard van Dijk bedankt!
5
“Ik vind dit werk veel te leuk”
‘Ontvlechtingen hebben veel energie gekost’ Mari Nelissen (62), directeur van de Noord Oost Brabantse Bibliotheken, bemoeit zich summier met landelijk bibliotheekwerk. De regio geeft hem energie, elke dag opnieuw. “Zolang wij mensen in Oss en Zeeland aan het lezen krijgen, ben ik tevreden.” Mari Nelissen haalt een origineel woord van stal om Gerard van Dijk te omschrijven: “Een fidele vent.” Zoekend naar meer typeringen tuurt hij naar het plafond van een overlegkamer in de bibliotheek van Oss. Het is een fraaie dag in mei, de zon verwarmt de ruimte via het raam. Aan de muur hangt een kaart van het werkgebied van de Noord Oost Brabantse Bibliotheken (NOBB), waartoe de gemeenten Oss, Bernheze, Landerd, Uden en Veghel behoren. “Ik ken Gerard als iemand die goed nadenkt en nooit primair reageert”, vervolgt Nelissen. “Hij heeft altijd argumenten achter de hand, is zeer open, zoekt het overleg en is in samenwerkingen ontzettend loyaal. Ik heb met hem gewerkt tijdens een certificeringstraject en in de periode dat hij een vergelijking maakte tussen automatiseringssystemen die voor bibliotheken beschikbaar zijn. ”Nelissen is geboren en opgegroeid in Oss, stad van de farmaceutische multinational MSD (voorheen Organon) en bakermat van de Socialistische Partij. Bolwerk van arbeiders. De bibliotheek huist in een pand met rode pilaren aan de Raadhuislaan, vlakbij het gemeentehuis. Maar een verhuizing naar de stadskern ligt in het verschiet. “We zitten nu zo’n zevenhonderd meter buiten het centrum”, vertelt Nelissen. “Op de nieuwe locatie kunnen we onze rol van betrokken bibliotheek – onder de burgers, voor de burgers – veel beter spelen.” Zo ziet Nelissen de bieb graag. Als een instituut waar bewoners terecht kunnen om zich te ontwikkelen. Als emancipatie-instrument, zoals hij zelf zegt. “Wij moeten bijdragen aan de kennisinfrastructuur in deze stad en de regio. Hoe meer kennis mensen hebben, des te weerbaarder en betrokkener ze in de samenleving staan. We moeten een stevige partner zijn van het onderwijs en werken samen met het stadsarchief. Oss heeft geen instelling voor hoger onderwijs en ook geen universiteit, maar tegelijkertijd wonen in deze stad vijf- tot tienduizend hogeropgeleiden. Zij hebben een bepaalde intellectuele behoefte en die niche moeten wij als bibliotheek opvullen. Daarin zijn we tot nu toe redelijk succesvol.” 6
Landelijk bibliotheekwerk is voor Nelissen interessant wanneer het de regionale doelstellingen in Oss ondersteunt. Hetzelfde zegt hij over het SIOB dat bij de Koninklijke Bibliotheek is ingetrokken. “Of dat een goede zet is moet zich bewijzen. Ik heb er niets voor en niets tegen. Zolang het in het belang is van ons werk en het functioneren van de bieb is het wat mij betreft goed. Ik sta daar behoorlijk neutraal in. Als ik krijg wat ik nodig heb om de mensen in Oss of het dorp Zeeland aan het lezen te krijgen en te informeren, ben ik tevreden.”
“Of dat een goede zet is moet zich bewijzen” Want, zo zegt Nelissen: “Als bibliotheek moeten we helder blijven maken dat lezen een belangrijk facet is in het leven. De afgelopen jaren was er een tendens dat als je met laptops kon omgaan en goed was in ict, lezen niet zo belangrijk was. Daarin zie je een kentering, het belang van lezen wordt weer volop erkend. Bibliotheken hebben op dat gebied nog altijd veel gezag. Uit een experiment van ons bleek dat boeken die onze bibliothecarissen goed vonden – deze hadden ze voorzien van briefjes waarop ze uitlegden waarom – zes keer vaker werden uitgeleend. Wij keken er ook van op, maar echt leuk dat het blijkbaar zo werkt. En ik denk dat handgeschreven briefjes in boeken nog beter werken.” Een gesprek met Nelissen over 25 jaar landelijk bibliotheekwerk (1990-2015) is kort maar krachtig. “Ik ben er summier bij betrokken geweest. Tot vorig jaar was ik ook directeur van een muziekschool en een cultuurpodium. Ik had het te druk om me intensief met landelijk bibliotheekwerk bezig te houden. Als ik op nationaal niveau wat deed, waren het heel concrete dingen, die te maken hadden met certificering of automatisering.
De momenten ook waarop ik Gerard van Dijk ontmoette.” De periode van Van Dijk bij het NBLC en later de VOB, het SIOB en de KB is de periode van ontvlechtingen. Wat heeft dat bibliotheken volgens Nelissen gebracht? “Al die opsplitsingen hebben heel veel tijd en energie gekost”, vindt de Brabander. “Ik kan niet goed beoordelen of het altijd een vooruitgang is geweest. Ik denk wel dat al die kleine organisaties minder effectief zijn dan één grote organisatie.” De pragmaticus accepteert de zaken echter zoals ze zijn en richt zijn aandacht liever op het gebied dat hij van haver tot gort kent: het noordoosten van Noord-Brabant, waar hij een moderne bibliotheek nastreeft. “In de bibliotheek van de toekomst spelen lezen, leren en informeren nog steeds de hoofdrol, maar is de interactie met lezers en je werkgebied veel belangrijker. Lezers komen dan niet alleen meer om een boek te lenen, maar ook voor een lezing, een tentoonstelling of op een avond waar de gemeente plannen presenteert. Met andere woorden: een ontmoetingsruimte met informatie als basis. Dat is wat ik voor ogen heb en wat wij hier proberen te realiseren. Daarbij zullen we elk jaar opnieuw moeten bewijzen dat we een zinvol bestaan leiden waar inwoners rijker van worden. Want de vanzelfsprekendheid van een openbare bibliotheek in een gemeenschap is voorbij.” Eén ding is zeker: Nelissen verveelt zich nog lang niet. De pensioengerechtigde leeftijd is in zicht, maar aan stoppen denkt hij niet. “Ik vind dit werk veel te leuk. De uitdaging is elke dag, met al mijn medewerkers, een bibliotheek te bouwen die ertoe doet voor de stad. Daarom ben ik ook niet zo betrokken bij het landelijke. Hier in Brabant gebeurt het. Onlangs was er in de bibliotheek van Oss een lezing die door zeshonderd belangstellenden werd bezocht. Dat zijn voor mij hoogtepunten. Of de dertien geestelijk gehandicapte kinderen die hier te gast waren en prentenboeken mochten lezen. Eén jongen beschouwde het boek niet meer als van de bieb maar als het zijne. De baliemedewerker moest ervan afblijven. Zulke dingen zijn prachtig en maken dit vak zo mooi.”
Bibliotheken terug bij oorspronkelijke missie Dat bibliotheken van waarde zijn voor de samenleving, staat voor exbibliotheekdirecteur en adviseur Hans Veen vast. Alleen zullen bibliotheken veel nadrukkelijker hun bestaansrecht moeten bewijzen. Enkel het tonen van bezoekersaantallen is daarvoor niet genoeg. “Laat zien dat je mensen echt zelfredzamer en mediawijzer maakt.” Nederland had begin vorige eeuw een achterstand op Engeland tijdens de Industriële Revolutie. Liberalen, socialisten en confessionelen waren het erover eens dat ze geld moesten steken in volksverheffing. Het begin van de bibliotheek. Anno 2015 willen overheden dat burgers ‘participeren’ en ook daar ligt een rol voor de bieb. “De bibliotheek is eigenlijk terug bij af”, zegt historicus Hans Veen, ex-bibliotheekdirecteur en als adviseur nog altijd nauw betrokken bij de branche. “Het heet dan wel geen volksverheffing, maar kreten als zelfredzaamheid en mediawijsheid komen op hetzelfde neer: zijn mensen voldoende geëquipeerd om zich zelfstandig te redden in de maatschappij? Dat vraagstuk speelde rond 1900 en het speelt nu. Openbare bibliotheken zijn weer terug bij hun oorspronkelijke missie.” Dat klinkt bemoedigd uit de mond van een erudiete man die de sector een warm hart toedraagt. Hans Veen, zelfverklaard voetbalhater: “Ik heb een hekel aan koffiepauzes waarin het over voetbal gaat. Bibliotheekpersoneel heeft een brede belangstelling, dat vind ik prettig. Je kunt het eens over een boek hebben of over theater of muziek.” Veen woont in zuidwest Zuid-Holland maar houdt als adviseur van ACTA kantoor in het groene Amersfoort. Als het aan hem ligt is hij zo min mogelijk in de Keistad, want zolang de zaken goed lopen is Veen op pad. Daarvan krijgt hij ook de meeste energie. Met de auto op en neer pendelen tussen klanten in het land.
Kunststukje
Zijn klantenbestand bestaat voor een groot deel uit bibliotheken en aanverwante organisaties. Veen was interim-directeur van de VOB ten tijde van de ontvlechting eind 2009. “De ontvlechting kwam in oktober pas goed op gang en was 1 januari rond. Je wilt niet weten hoe snel dat proces is gegaan. Een kunststukje als je het mij vraagt.” Ook Gerard van Dijk had zijn rol in die snelkookpan. Hij moest de ontvlechting financieel goed regelen. “En dat was niet makkelijk”, weet Veen. “Het uit elkaar halen van een club is veel ingewikkelder dan een fusie, optellen gemakkelijker dan in stukken knippen. Maar Gerard had alles in zijn hoofd zitten, wist precies hoe de financiële huishouding in elkaar zat.” Vooral de ‘uitgesproken non-verbale communicatie’ van Gerard blijft Veen bij. “Als Gerard vond dat er onzin werd verkocht – bijvoorbeeld in werkoverleggen of tijdens onderhandelingen met OCW – kon je dat direct aan zijn gelaatsuitdrukkingen zien. De wenkbrauwen omhoog en zijn stem een octaaf omhoog. Vervolgens maakte hij feilloos gehakt van de onzin die op tafel kwam. Wat ik knap vond aan Gerard is dat hij ongelooflijk slim en deskundig heeft meegewerkt aan de ontvlechting terwijl hij die hele operatie onzin vond. Daarvan maakte hij ook geen geheim. Bovendien moest hij maar afwachten waar hij zelf terecht kwam. Toch droeg hij op een integere manier en in het belang van de organisatie bij aan het proces. Heel knap. Gerard was een prettige, superloyale collega die je scherp bij de les hield.” Wat Veen fascinerend vindt aan de man die beroepsmatig altijd met getallen in de weer was, is dat hij een creatieve kant heeft. Gerard schildert en fotografeert. “Hij heeft altijd veel gedaan met geld en zaken tot op de komma nauwkeurig geregeld, maar privé bleek hij een artistieke toets te hebben, dat vond ik wel leuk.” Creativiteit zal ook nodig zijn in het Nederlandse bibliotheekwezen. Veen maakte de periode van zorgeloze tijden naar crisis van dichtbij mee. In zijn tijd als regiodirecteur begin jaren negentig in de regio Rotterdam/ Den Haag – bij het latere Probiblio – was er rust aan het
“Geef het volk handvatten om mee te doen aan deze nieuwe samenleving” front. “De automatisering was achter de rug en in de jaren daarna werden bijna alle fusies tot regionale bibliotheek afgerond. Gemeenten vonden bibliotheken belangrijk en trokken er veel geld voor uit. Zolang je zorgde voor genoeg bezoekers, leden die hun abonnement betaalden en jaarrekeningen die netjes op nul eindigden, was het al snel goed. Rond 2000, ik was directeur in Eindhoven, kwam er een kentering en werden gemeenten kritischer. Negen jaar geleden braken er echt andere tijden aan en sinds de crisis keren gemeenten elk dubbeltje subsidie drie keer om. In het verleden waren er 450 bibliotheekstichtingen, nu 140. Dat heeft de krachtsverhoudingen in het veld enorm veranderd. De leden – directeuren met soms een achterland van 200.000 leden – hebben in de branchevereniging veel meer in de melk te brokkelen.”
‘Back in business’
De bibliotheeksector moet zich volgens Veen opnieuw bewijzen. “Men heeft heel lang verhalen gehouden dat de bibliotheek maatschappelijk van alles betekent. Met enorme claims, zoals mensen een betere burger maken en het kunnen voorkomen van taalachterstanden bij kinderen. Terechte claims, maar bibliotheken zullen geloofwaardig moeten maken, bewijzen moeten etaleren, dat ze zulke zaken ook echt bewerkstelligen. Daar hadden ze eigenlijk al lang mee moeten beginnen. Alleen bezoekersaantallen volstaan niet meer om je bestaan te rechtvaardigen. Daar kwam ik in Eindhoven nog mee weg, dan zei ik bijvoorbeeld dat we meer leden hadden dan de landelijke PvdA en meer bezoekers trokken dan PSV in de toptijd, maar dat soort verhalen is nu niet meer genoeg.” Lichtpunt noemt Veen de VoorleesExpress. “Een briljant project, waarbij bibliotheken met ouders en kinderen thuis aan de slag gaan met leren voorlezen. Dan grijp je in waar het moet gebeuren: thuis en mét de ouders. Onderzoek toont aan dat dit project helpt bij het voorkomen van een taalachterstand. Bibliotheken moeten dat soort onderzoeksresultaten veel nadrukkelijker laten zien.”
in de maatschappij te bewegen, komt er van participatie niet zo veel terecht. Mensen moeten tegenwoordig van alles zelf doen, zoals het inkopen van energie en zorg. Sta je daar hulpeloos in dan heb je echt een probleem. Bibliotheken kunnen mensen op dit gebied helpen steviger in de schoenen te staan, daar hebben gemeenten belang bij. Dus aan het werk zou ik zeggen en geef het volk handvatten om mee te doen aan deze nieuwe samenleving. Ook op het gebied van digitale communicatie, want overheden gaan vanaf 2017 vrijwel uitsluitend digitaal met burgers communiceren. Bibliotheken die helpen bij het bereiken van gemeentelijke doelstellingen zijn back in business.”
Wennen aan ‘eigenwijze branche’
Nu het sectorinstituut is ingetrokken bij de Koninklijke Bibliotheek, zal de KB volgens Veen moeten wennen aan haar nieuwe positie. “De KB is een rijksinstituut maar krijgt nu ook te maken met gemeenten, provincies en provinciale bibliotheekorganisaties. In dat veld moet ze zich roeren en een gezaghebbende positie ontwikkelen. Dat zal niet makkelijk zijn, want de bibliotheeksector is een eigenwijze branche. En als ze bij de KB briljante ideeën hebben – en dat verwacht ik wel – is het de uitdaging andere partijen van die ideeën te overtuigen. Een manier van werken die een beetje moet groeien in de cultuur van de Koninklijke Bibliotheek. Maar volgens mij is Jos Debeij, iemand met aardig wat gezag in de sector, goed bezig de verschillende culturen en achtergronden met elkaar te verenigen. Dat moet snel leiden tot nieuwe verbindingen tussen partijen en een goede relatie tussen de KB en de VOB. Gaat dit proces drie, vier jaar duren dan wordt het spannend. Uiteindelijk moeten bibliotheekdirecteuren zeggen: de KB is ons betrokken, daadkrachtige instituut. Ik ben benieuwd, het zal niet makkelijk zijn.”
Het streven van de overheid naar een participatiesamenleving is kansrijk voor bibliotheken, betoogt Veen. “Als burgers te laag ontwikkeld zijn om zich zelfstandig 25 jaar bibliotheekwerk
Gerard van Dijk bedankt!
7